Duh i tijelo imaju jedno zajednicko, da oni žele posjedovati dušu, da oni nju nastoje oblikovati, ali na razlicit nacin. Tijelo nastoji dušu oblikovati sukladno svijetu, buduci njemu samome svijet izgleda kao jedino vrijedno stremljenja, i ono tako nastoji prenijeti svoju žudnju na dušu. Duh naprotiv, ima drugi cilj vrijedan stremljenja; on želi duhovno kraljevstvo, i on nastoji oblikovati dušu sukladno ovom kraljevstvu; tako ju on nastoji oblikovati na drugi nacin… u skladu sa Božanskom voljom. Tako je Božanska volja suprotna žudnji tijela… Tijelo teži materiji, namjesto toga, Duh je sasvim otuden od materije.... Njegovo htijenje i nastojanje se odnosi jedino na uskladivanje sa vjecnim Božanstvom, on poznaje samo jednu žudnju, sjedinjenje s Bogom, i vjecno stanje ispunjeno svjetlom. Stoga on takoder nastoji opredijeliti dušu da se pridruži njegovoj žudnji, nastoji ju potaknuti na istu volju, on na izvjestan nacin privlaci dušu preko, k Sebi, i stoga ju odvaja od svijeta, što za tijelo znaci odustajanje od svojih želja, stoga prevladavanje materije, svijeta, koji je protivan duhovnom svijetu. Uspije li Duhu pridobiti dušu za duhovno kraljevstvo, onda je duša savladala ispit njenog zemaljskog života, buduci ovo znaci okretanje volje Bogu, i odvracanje od onoga koji je gospodar svijeta. Tijelo zaista još pripada ovome svijetu, ali, ako se ono pridruži žudnji duše, dakle, dobrovoljno se preda ako se ova žudi sjediniti sa Duhom, onda su i duhovne supstance od kojih je sacinjeno tijelo, zrele za naredno preoblikovanje, i one prolaze razvojni put u formi znatno brže, jer su se odrekle njihovog otpora. Duh u covjeku je nadvladao tijelo, a ono se proglasilo poraženim.... Tijelo je prepustilo dušu Duhu, stoga je Duh potpuno uzeo dušu u posjed, duša se sjedinila s Duhom. I sada ce svo razmišljanje, osjecanje i htijenje biti odredeno jedino Duhom, i posljedicno to mora biti ispravno, buduci je Duh udio Boga, i on ce uvijek dušu opredijeliti tako da cini i misli ono što odgovara Božjoj volji. A, to je stanje kojem duša treba težiti… prema sjedinjenju s Božjim Duhom, te stremiti povezivanju s Njime, kako bi u promatranju (kontemplaciji) Boga tražila i našla vjecno blaženstvo.
TranslatorGeest en lichaam hebben dat ene gemeenschappelijk, dat ze de ziel willen bezitten. Dat ze deze vorm trachten te geven, maar op verschillende manieren. Het lichaam probeert de ziel aangepast aan de wereld te vormen, omdat het zelf de wereld voorkomt als het enige dat waard is om naar te streven, en het dus zijn verlangen probeert over te dragen op de ziel. De geest daarentegen heeft een ander doel dat waard is om naar te streven. Hij wil het geestelijke rijk verdienen en hij tracht de ziel in overeenstemming met dit rijk vorm te geven. Hij tracht haar dus te vormen op een andere manier, volgens goddelijke wil. Dus staat de goddelijke wil het verlangen van het lichaam in de weg.
Het lichaam streeft naar de materie. De geest daarentegen is volledig onttrokken aan de materie. Zijn willen en streven geldt alleen de aanpassing aan de eeuwige Godheid. Hij kent alleen één verlangen: de aaneensluiting met God en de eeuwige staat vol van licht. Dus probeert hij ook de ziel te bewegen zich bij zijn verlangen aan te sluiten. Hij tracht haar ertoe te brengen hetzelfde te willen. Hij trekt de ziel in zekere zin naar zich toe en maakt haar bijgevolg los van de wereld, wat voor het lichaam het opgeven van zijn wensen betekent, dus een overwinnen van de materie, de wereld die het tegenovergestelde is van de geestelijke wereld.
Lukt het de geest de ziel te winnen voor het geestelijke rijk, dan heeft de ziel de proef van haar aardse leven doorstaan. Want dit betekent een toekeren van de wil naar God en een afkeren van diegene die heer van de wereld is. Het lichaam behoort weliswaar nog toe aan deze wereld, doch als het zich aansluit bij het verlangen van de ziel, dus gewillig toegeeft als deze zich met de geest wil verenigen, zijn ook de geestelijke substanties waaruit het lichaam bestaat, rijp voor de volgende vormverandering en ze leggen de ontwikkelingsgang in de vorm aanzienlijk sneller af, omdat ze hun weerstand hebben opgegeven. De geest in de mens heeft het lichaam overwonnen en dit heeft zich overwonnen verklaard.
Het lichaam heeft de ziel aan de geest toevertrouwd, dus de geest heeft geheel bezit genomen van de ziel. De ziel heeft zich verenigd met de geest en nu wordt al het denken, voelen en willen alleen door de geest bepaald. En het moet dus juist zijn, want de geest is een deeltje van God en hij zal de ziel er steeds toe brengen dat te doen en te denken, wat overeenstemt met de wil van God. En dit is de staat waar de ziel naar moet streven: in vereniging met de geest God tegemoet treden en de aaneensluiting met Hem nastreven, om in het aanschouwen van God de eeuwige gelukzaligheid te zoeken en te vinden.
Amen
Translator