Vous les hommes vous êtes passés à travers beaucoup de formes, c'est-à-dire que votre vrai Je – l'âme – a dû passer par un processus de développement infiniment long avant qu'elle eut la permission de s'incarner dans un corps humain. Et ce parcours de développement était le parcours à travers toutes les Œuvres de Création. L'âme dissoute en d’innombrables particules devait vivifier ces Œuvres de Création et avec cela mûrir lentement, elle devait toujours de nouveau demeurer dans des formes nouvelles où étaient recueillies différentes particules, et donc toutes les formes, les innombrables Œuvres de Création ont contribué au mûrissement de ces particules de l'âme ; jusqu'à ce qu’à la fin toutes les particules puissent de nouveau s'unir et entrer comme âme humaine dans la dernière forme, le corps humain et vivifier celui-ci. Donc vous tous avez dû parcourir ce chemin de développement, parce que la distance de Dieu du fait de votre chute du péché primordial d'autrefois était trop grand et l'âme n'aurait jamais pu dépasser cette grande distance de Lui du fait de son état mort que lui avait procuré la chute. Elle devait d'abord être portée à la vie. Mais à ces êtres devenus coupables il ne pouvait pas être offert la Vie qu'ils devaient conquérir au travers du service. Mais l'être n'aurait jamais servi volontairement, parce que l'adversaire de Dieu qu’il avait autrefois suivi dans l'abîme le lui empêchait. Mais il ne devait pas rester éternellement dans la mort, il devait lui être offert l'opportunité d'arriver à la Vie. Et cette opportunité était donc la Création. Dieu a soustrait à Son adversaire le spirituel mort et il l'a rendu serviable à Lui Même. Il a assigné à chaque Œuvre de Création une destination selon la loi de la nature et lui a fait accomplir cette destination dans l'«état d'obligation». Par conséquent il devait servir et avec cela il s'est conquis, même si c’est seulement après un temps infiniment long, de nouveau une faible vie, qui cependant le rendait apte à une activité constante plus haute. Parce que tout ce qui a autrefois été procédé de l'Amour de Dieu comme essentiel est issu de Sa Force rayonnée, qui poussait à l'activité. Mais l'essentiel qui a suivi l’adversaire, s’est opposé au Rayonnement de l'Amour de Dieu qui est nécessaire pour la Vie, donc à l'activité d'un être. Et donc il tomba dans l'état de mort. Et il ne trouverait jamais éternellement la voie du retour à la Vie s’il était laissé à lui-même, parce qu'il est devenu totalement faible à travers la chute dans cet abîme. Pour cela Dieu a appelé à la vie une Œuvre qui d'abord a ouvert la volonté de l'être à l'activité, parce que celui-ci était seulement subordonné à Sa Volonté et il a exécuté selon la «loi de la nature» la destination qu'Il a attribué à cette Œuvre – l'entière Création. Son Plan consistait dans le fait de porter lentement ce qui était mort à la Vie, de lui donner la possibilité de s'activer. Et ainsi les minuscules particules ont été assignées aux différentes Œuvres de Création, et stimulées à l'activité selon la loi de la nature. Être lié dans ces Créations ne devait pas s'opposer au fait de servir, mais ainsi elles pouvaient atteindre un degré de développement qui leur procurait toujours une plus grande liberté et à la fin transportait l'être lui-même de nouveau dans un état de libre volonté, dans lequel maintenant cependant il peut se décider librement s'il veut de nouveau tendre vers le haut, ou bien s’il veut de nouveau choisir l'abîme. Parce que Dieu aide certes l'être à monter en haut, mais il ne le force pas à cela, lorsque sa volonté demande de descendre vers le bas. Maintenant la décision dans la libre volonté se déroule dans le dernier stade de développement sur la Terre, lorsque l'âme est incorporée comme homme et peut de nouveau employer sa libre volonté selon son consentement. Alors l'homme doit reconnaître la grande Grâce du parcours de développement effectué et évaluer consciemment la vie terrestre, il doit s’en montrer digne et vouloir que la dernière période de temps outre mesure brève le porte au but, il doit tendre à la dernière perfection avec tous ses sens et montrer donc son appartenance à Dieu, il doit se donner du mal pour ne pas tomber de nouveau dans les mains de l'adversaire, desquelles l'Amour de Dieu l'a aidé à se détacher pendant des temps infinis. Il ne doit pas vivre avec légèreté ce bref temps, il doit toujours seulement se rappeler le but du spirituel, qui est la libération de chaque lien, ce qui signifie la réunification avec Dieu dans la Lumière, la Force et la Béatitude. Et pour cela il vous a été donné la vie terrestre, pour que vos âmes deviennent libres d'une chaîne qui, depuis des temps primordiaux, a été mise sur vous par l'adversaire de Dieu, mais qui était de votre propre faute et donc vous-même devez en porter une part pour devenir libres et pouvoir vivre dans l'Éternité.
Amen
TraducteursU mensen bent door vele omvormingen heengegaan. Dat wil zeggen: uw eigenlijke ik - de ziel - moest een eindeloos lange ontwikkelingsgang afleggen, voordat ze zich als mens mocht belichamen. En deze ontwikkelingsgang dus was de gang door een verzameling van scheppingswerken. De ziel moest, in talloze partikeltjes opgelost, elk van deze werken der schepping bewonen en daardoor langzaam rijp worden. Ze moesten steeds weer nieuwe vormen betrekken, zodra verschillende deeltjes zich hadden aaneengesloten. En alle vormen - de ontelbare werken der schepping - droegen dus bij aan het rijp worden van deze zielenpartikeltjes, tot op het laatst weer alle deeltjes zich aaneen mochten sluiten en als menselijke ziel de laatste vorm, het menselijk lichaam, betrokken en deze bewoonden.
Deze ontwikkelingsgang hebt u dus allen moeten gaan, omdat de afstand tot God door uw vroegere zondenval te groot is geweest en de ziel deze verre verwijdering van Hem nooit zou hebben kunnen overwinnen, wegens hun dode toestand die de afval hen had opgeleverd. Ze moest eerst tot leven worden gebracht. Maar het leven kon die zondig geworden wezens niet worden geschonken. Ze moesten het verwerven door dienstbaar te zijn. Maar vrijwillig zou het wezen nooit dienstbaar zijn geweest, omdat de tegenstander van God, die het eens gevolgd is in de diepte, het wezen bij het dienstbaar zijn zou hebben gehinderd.
Het mocht echter ook niet eeuwig aan de dood zijn vervallen, het moest de mogelijkheid worden geboden levend te worden. En deze "mogelijkheid" was dus de schepping. God ontworstelde Zijn tegenstander het gevallen geestelijke en maakte het dienstbaar aan zich zelf. Hij wees elk scheppingswerk naar de natuurwet een bestemming toe en liet het gevallene deze bestemming in gebonden toestand vervullen. Bijgevolg moest het dienen en het verwierf daardoor - ofschoon pas na eindeloze tijd - weer een gering leven, dat het echter gestaag tot vergrote activiteit in staat stelde. Want alles wat uit Gods liefde eens als wezenlijk is voortgekomen, was door Hem uitgestraalde kracht die aandringt op werkzaamheid. Maar het wezenlijke dat zich bij de tegenstander van God aansloot, verweerde zich tegen de bestraling door Gods liefde die voor het leven - dus voor het actief zijn van een wezen - noodzakelijk is en daarom verviel het in de toestand van dood zijn. En het zou ook eeuwig niet meer de weg naar het leven terugvinden als het aan het wezen zelf was overgelaten, omdat het totaal krachteloos werd door zijn val in de diepte.
Daarom heeft God dus een werkstuk in het leven geroepen, dat de wil van het wezen om actief te zijn, tevoren uitsloot, dat nu alleen aan Zijn wil ondergeschikt werd, dat volgens de wetten der natuur de bestemming vervulde die Hij dit werk, de gehele schepping, had toegewezen. Zijn plan bestond alleen daarin, het dode weer langzaam tot leven te brengen, het de mogelijkheid te geven werkzaam te zijn. En zo werd het in nietige partikeltjes aan de afzonderlijke scheppingswerken toegevoegd en volgens de wetten der natuur aangezet tot werkzaamheid. Het was gebonden in die scheppingen en kon zich niet verzetten. Het moest dienen, maar kon daardoor ook een graad van ontwikkeling bereiken, die het steeds meer vrijheid opleverde en die ook het wezenlijke uiteindelijk verplaatst in de toestand van vrije wil, waarin het nu echter vrij moet beslissen of het verder ernaar wil streven omhoog te gaan of de diepte weer wil kiezen. Want God helpt het wezen wel opwaarts te gaan, maar Hij dwingt het er niet toe, wanneer zijn wil verlangt naar beneden te gaan.
De beslissing in vrije wil heeft nu plaats in het laatste ontwikkelingsstadium op deze aarde, wanneer de ziel als mens is belichaamd en weer de vrije wil kan gebruiken naar eigen goeddunken. Dan moet de mens de grote genade van de ontwikkelingsgang tot nu toe inzien en het aardse leven bewust ten volle benutten. Hij moet zich deze genade waardig tonen en willen, dat ook de laatste uitermate korte periode hem naar het doel zal voeren. Hij moet met al zijn zinnen de laatste voltooiing nastreven en dus het toebehoren aan God bewijzen. Hij moet alles doen om niet weer in handen te vallen van diegene, van wie Gods liefde hem eindeloos lange tijden door heeft geholpen zich los te maken. Hij mag niet lichtvaardig van deze korte tijd genieten, hij moet steeds maar aan het geestelijke doel denken, dat hem het vrij worden van elke gebondenheid oplevert, dat hereniging met God betekent in licht en kracht en gelukzaligheid. En daartoe is u mensen het aardse leven gegeven, opdat uw ziel vrij zal worden van een keten die haar lange tijd geleden werd aangedaan door de tegenstander Gods, waaraan ze echter ook zelf schuld had en daarom ook zelf haar deel moet aflossen om vrij te worden en te kunnen leven in eeuwigheid.
Amen
Traducteurs