• Retour

Servir dans l’amour est le but ultime – l’humilité – la Béatitude

La substance animique originelle s'acquitte de sa destination si elle se décide à servir : parce que servir dans l'amour est le but ultime de tout ce qui est procédé de Dieu. Servir n'est alors plus un état conditionné par l'humilité, mais l'amour met maintenant celui qui sert dans un état de la plus sublime Béatitude. Tous les êtres de Lumière ont besoin de l'apport de la Force divine pour pouvoir maintenant donner aux êtres ce qui leur manque cela rend outre mesure heureux ces êtres dont l'état de perfection les a faits devenir recevant et porteurs de l'Afflux divin et dans leur amour ils veulent toujours seulement Le retransmettre et donc servir dans un très grand amour. Toutes les créatures qui sont confiées à leur protection, et qu’ils peuvent inonder avec leur Force d'amour, les remplissent de bonheur. Ils prennent soin particulièrement affectueusement des fils terrestres qui ont annoncé leur volonté de vouloir accueillir la Force de Dieu. Ils sont toujours prêts pour eux, ils ne laisseront jamais inécouté aucun appel, leur volonté de servir ne finit jamais, ils veulent donner sans interruption et aider ceux qui ont besoin d'aide. Parce que c’est l'amour qui voudrait libérer, qui voudrait libérer quelque chose de lié, et ainsi ils servent l'être lié pour que celui-ci soit libéré du pouvoir de son dominateur. L'amour ne demande pas de récompense ou d’honneurs, il est seulement prêt à servir, et c’est le service qui montre la plus profonde humilité sur la Terre, et dans l'Éternité une indicible douceur ; ce n'est pas un état qui rend indigne, il est exaltant de s’abaisser dans un profond amour car cela élève ce qui git au sol en le menant en haut. Servir est comme régner, parce que l'amour est la force de poussée. Donc sur la Terre servir dans l'amour sera l'unique voie vers la Perfection, bien que sur la Terre on doive assujettir l'humilité pour vivre dans la Grâce de Dieu. L'homme doit descendre dans la profondeur la plus profonde par sa poussée, pour arriver à la Hauteur la plus élevée. Mais toutes les entités percevront d’autant moins l'état de servir comme humiliant, qu’elles progressent dans leur développement vers le Haut, parce que plus l'être se forme dans l'amour, plus la conscience de pouvoir aider le rend heureux, parce qu'il reconnaît la misère de la substance animique originelle non libérée comme il connait aussi l'indicible bonheur de l'être qui reçoit la Force divine et qui peut la prodiguer continuellement.

Amen

Dienen in liefde is het hoogste doel – Deemoed – Gelukzaligheid

Het wezenlijke vervult zijn doel voor zover het tot dienen besluit. Want een dienen in liefde is het hoogste doel van alles, wat uit God voortgekomen is. Dat dienen is dan niet meer een door deemoed veroorzaakte toestand, maar de liefde maakt het dienen nu tot een staat van de hoogste gelukzaligheid.

Alle lichtwezens hebben de aanvoer van goddelijke kracht nodig en nu de wezens te kunnen doen toekomen wat hen ontbreekt, is mateloos gelukkig makend voor de wezens, wier volmaakte staat hen in staat stelde tot de ontvangers en dragers van de goddelijke aanvoer te laten zijn en die in hun liefde steeds alleen maar uit willen delen en zodoende uit enorme liefde willen dienen.

Elk schepsel dat ze met hun liefdeskracht mogen doorstromen is voor hen als het ware tot hun gelukkig making en het schepsel is aan hun bescherming toevertrouwt. En ze accepteren heel bijzonder liefdevol de mensenkinderen, die hun wil om kracht uit God in ontvangst te willen nemen, bekendgemaakt hebben. Voor hen staan ze steeds klaar. Ze zullen geen roep ongehoord weg laten sterven. Hun wil om te dienen eindigt nooit. Ze willen onophoudelijk geven en degenen helpen, die hulp nodig hebben.

Want het is de liefde, die zou willen verlossen. Die iets, wat gebonden is, bevrijden wil. Die zodoende het gebonden wezen dient en daarmee uit de macht van zijn overwinnaar bevrijdt. De liefde vraagt niet naar loon of resultaat. Ze is louter tot dienen bereid en het dienen, dat op aarde de diepste deemoed bewijst, is in de eeuwigheid van onnoemelijke zoetheid. Het is geen vernederende toestand. Het is een koninklijk neerbuigen in diepe liefde, opheffend wat op de grond ligt om het naar boven te leiden. Dit dienen staat gelijk aan heersen, omdat diepe liefde de drijfveer is.

Daarom zal op aarde het dienen in liefde de enige weg naar volmaaktheid zijn, ofschoon op aarde de deemoed erbij moet komen om binnen de genade van God te leven. De mens moet uit eigen beweging afdalen naar de diepste diepten om de hoogste hoogten te bereiken. Maar alle wezens zullen de dienende toestand des te minder als vernederend ervaren, naarmate ze zich verder opwaarts ontwikkelen, want hoe meer het wezen zich tot liefde vormt, des te gelukkiger makend is voor dit wezen het bewustzijn om te kunnen helpen, omdat het zowel de nood van het niet-verloste wezenlijke herkent, alsook het onnoemelijke geluk van het wezen, dat goddelijke kracht ontvangt en voortdurend uit mag delen.

Amen