Comparer communication avec traduction

Autres traductions:

Le réveil de la foi – une foi profonde et inébranlable

Toute foi impose des exigences à l'homme, et si celui-ci s'acquitte de ces exigences, il reconnaît sa foi, c'est-à-dire qu’il l’expose d’une manière affirmative. Donc il est croyant s'il exécute ces exigences, mais il repousse la foi s'il la laisse inaperçue. Maintenant celui qui croit en Dieu cherchera aussi à s'acquitter de ce que Dieu exige de lui, pour autant qu’il aime l'Être qui représente pour lui le Concept Dieu. Mais foi et amour sont inséparablement unis ensemble, parce que croire en Dieu signifie aussi Le reconnaître comme un Être qui est le symbole de l'Amour le plus profond, qui est le summum de la Perfection de la Puissance et d’une Sagesse inimaginable. Et l'homme doit aimer Quelqu'un d’aussi parfait, et à cause de cet Amour il fera aussi tout ce que Dieu exige de lui. La foi est donc la première condition pour un chemin de vie terrestre réussi. Mais l'homme sans foi ne peut jamais enregistrer seulement le moindre succès pour son âme. Parce que seulement la foi en Dieu fera reconnaître à l'homme son Origine, et la conscience d'être procédé justement de cette Divinité fait de nouveau aspirer à l'unification. Et cette tendance à l'unification avec Dieu est le vrai but de la vie terrestre. Sans foi cependant l'homme n'est prêt pour aucun travail spirituel. Il n'ouvre pas son cœur à la Force spirituelle qui voudrait lui venir en aide, parce qu'il tient en général pour rien une telle Force. Mais d'autre part la foi dans l'homme ne peut pas être réveillée par contrainte, celle-ci doit se manifester d’une manière affirmative vers Dieu par libre conviction intérieure. Et seulement ainsi Dieu peut venir en Aide à l'homme tandis qu'Il stimule ses pensées, et maintenant l'homme se pose des questions sur quelque chose qui, pour lui, est inexplicable. Si l'homme ne veut pas reconnaître son origine en Dieu, une autre explication de Son Existence le contentera bien moins, de sorte que maintenant il pose cette question à l'infinité, pour que de n’importe où lui soit donnée la réponse. Maintenant différents pensées afflueront en lui, et de nouveau il dépend de sa volonté de choisir à quelles pensées il donne écoute. La foi doit devenir lentement vivante en lui. Mais cela dépend de nouveau du fait de savoir si l'homme est actif d’une manière aimante. L'homme peut aussi être sans foi, tendre au Bien involontairement, mais un tel homme trouvera indubitablement la foi. Un homme sans amour ne concédera par contre jamais l'accès à de telles pensées qui le guident à la foi. L'absence d'amour a toujours pour conséquence un grand obscurcissement de l'esprit, et l'homme est encore ainsi loin de la vraie foi. La fermeté et la profondeur de la foi est à nouveau un Cadeau de la Grâce de Dieu, qui est transmise au fils terrestre croyant, lorsqu’il la demande intimement, parce qu'au travers d’une foi profonde et inébranlable l'homme a à sa disposition des Forces inimaginables, et une telle mesure de Grâce doit être demandée consciemment, avant que l'Amour de Dieu ne la transmette au fils terrestre. L'homme doit donc être déjà croyant, reconnaître Dieu et vouloir s'acquitter de Ses exigences et ensuite déclarer sa disponibilité pour accueillir un extraordinaire apport de Grâce. Il doit faire davantage que ce qui est exigé de lui. Il doit être dans la complète conviction qu'à Dieu aucune chose n’est impossible, et maintenant transmettre la foi en faisant ce qui est la Volonté de Dieu, il ne doit pas considérer son absence de force humaine, mais désirer la Force de Dieu, pour fournir aux hommes mécréants la preuve de l'Existence d'un Être Divin, qui est rempli d'Amour, de Sagesse et d'Omnipotence.

Amen

Traducteurs
Traduit par: Jean-Marc Grillet

Opwekken van het geloof – Diep, onwankelbaar geloof

Elk geloof stelt eisen aan de mens en als hij deze eisen vervult, stemt hij in met het geloof. Dat wil zeggen dat hij zich positief instelt ten opzichte van het geloof. Hij is dus gelovig, als hij aan de eisen voldoet, maar hij wijst het geloof af, als hij geen acht slaat op de eisen. Wie nu in God gelooft, zal zich er ook aan gelegen laten liggen om dat te vervullen, wat God van hem verlangt, voor zover hij het Wezen ook liefheeft, dat voor hem het idee van God is.

Maar geloof en liefde zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, want in God geloven, betekent ook Hem als een Wezen erkennen, dat het toonbeeld van de diepste liefde, de hoogste macht zonder beperkingen en onvoorstelbare wijsheid is. En iets, wat zo volmaakt is, moet de mens liefhebben en hij zal vanuit deze liefde ook alles doen, wat God van hem verlangt.

En daarom is het geloof de eerste vereiste voor een succesrijke levenswandel op aarde. En zonder geloof kan de mens ook nooit maar het geringste succes voor zijn ziel boeken. Want het geloof in God laat de mens pas zijn oorsprong herkennen en het bewustzijn om juist van deze Godheid uitgegaan te zijn, laat hem weer de vereniging met Hem nastreven. En dit streven naar de vereniging met God is het eigenlijke doel van het aardse leven.

Maar zonder geloof is de mens voor geen enkel geestelijk werk klaar. Hij opent zijn hart niet voor de geestelijke kracht, die hem behulpzaam zou willen zijn, want hij staat helemaal niet positief ten opzichte van zo’n kracht. Maar het geloof kan weer niet gedwongen in de mens opgewekt worden, maar deze moet zich uit vrije, innerlijke overtuiging positief tegenover Hem opstellen. En zo kan God de mens alleen indirect te hulp komen, doordat Hij zijn gedachten aanspoort en de mens zichzelf nu vragen stelt over het voor hem onverklaarbare.

Als de mens zijn uitgaan uit God niet beseffen wil, zal een andere verklaring voor zijn bestaan hem net zo weinig tevredenstellen, zodat hij deze vraag nu de oneindigheid in stuurt, vanwaar ze hem nu ook beantwoord wordt. Hem zullen nu verschillende gedachten toestromen. En weer is het van zijn wil afhankelijk aan welke gedachten hij gehoor schenkt. Het geloof moet langzaam in hem tot leven komen. Maar dit is er weer afhankelijk van, of de mens liefhebbend werkzaam is. De mens kan, ook zonder gelovig te zijn, onbewust het goede nastreven en zo’n mens zal ook zonder twijfel het geloof vinden. Een liefdeloos mens daarentegen, zal nooit en te nimmer zulke gedachten, die tot het geloof leiden, toegang verlenen. Liefdeloosheid heeft een steeds grotere verduistering van de geest tot gevolg en de mens staat dus nog ver van het juiste geloof af.

De sterkte en diepte van het geloof is weer een genadegeschenk van God, dat het gelovige mensenkind dan gegeven zal worden, wanneer het daar innig om vraagt. Want door een diep, onwankelbaar geloof staat de mens onvoorstelbare krachten ter beschikking en om zo’n mate van genade moet bewust gevraagd worden, voordat de liefde van God het aan het mensenkind geeft. De mens moet dus al gelovig zijn. Dat wil zeggen dat hij God moet erkennen en aan Zijn eisen moet willen voldoen en dan zijn bereidwilligheid om de buitengewone genadegaven aan te nemen kenbaar maken.

Hij moet meer doen, dan van hem geëist wordt. Hij moet de volste overtuiging hebben, dat voor God geen ding onmogelijk is en dit geloof nu in de daad omzetten. Om dat te doen, wat de wil van God is, ongeacht zijn menselijke krachteloosheid. Hij moet de kracht uit God verlangen om de ongelovige mensen het bewijs te leveren van het bestaan van een Goddelijk wezen, dat vol liefde, wijsheid en almacht is.

Amen

Traducteurs
Traduit par: Peter Schelling