• Retour

État sans ressources dans l'au-delà - L'aide d'autres êtres

C’est encore un état bénit, auquel tous les hommes devraient aspirer, que l'esprit en vous puisse se rendre libre, parce que vous demeurez encore sur cette Terre et donc vous êtes libre, c'est-à-dire qu’il est laissé entièrement à votre volonté de dénouer les chaînes de l'esprit ou bien de le tenir captif. Mais lorsque vous avez terminé cette vie, vous-mêmes êtes sans force et sans pouvoir et vous êtes subordonnés à des Lois. Vous avez seulement encore votre volonté, mais vous dépendez de l'aide d'autres êtres, et cela signifie pour vous un état atroce, si vous vous trouvez encore à un niveau bas de votre développement spirituel. Compte tenu de votre état sans ressources, il doit vous être prêté assistance, pour vous faire monter marche après marche dans votre développement vers le Haut. Vous dépendez totalement de cette aide, vous ne pouvez rien sans le soutien des Forces spirituelles supérieures, et même celles-ci vous devez les conquérir, pendant que vous-mêmes offrez volontairement vos services à ceux qui sont entrés encore plus pauvres dans l'au-delà, parce que même là chaque œuvre d'amour aura pour effet de recevoir justement ce qui est donné. Et ainsi un homme décédé dans un état imparfait de cette Terre, ne peut plus rien avec sa force. Il serait ainsi sans ressources et abandonné si des êtres supérieurs ne le soignaient pas ou bien si la force ne lui était pas transmise au travers de l'affectueux souvenir et de la prière d'hommes encore sur la terre. Et dans cette triste situation il devra reconnaître quel apport de Grâce il a laissé passer tout seul dans la vie terrestre, et c’est un état de repentir indiciblement amer qui génère des tourments que vous les hommes ne pouvez pas mesurer. (23.10.1939) L'état de souffrance de telles âmes a été provoqué par elles-mêmes, et il charge tellement l’être que celui-ci voudrait lui échapper et donc il est reconnaissant pour chaque aide qui lui est concédée dans cette situation. Pour aider à diminuer cette peine, il est offert à ces âmes l'occasion d'être actives affectueusement. Le besoin dans les sphères de l'imperfection est si grand que seulement des prestations d'aide dans l'au-delà l’adoucissent, et cette aide est exercée avec une grande ferveur et reconnaissance, avec la volonté de se rendre mutuellement la situation supportable. Et seulement ainsi, l'obscurité autour de telles âmes est parfois interrompue par un rayon de Lumière qui leur montre de nouveau qu'elles pourraient améliorer leur situation. Les âmes qui suivent un tel rayon de Lumière, viennent souvent dans la proximité d'hommes qui sont dans le savoir spirituel et ce dernier est maintenant rendu accessible aux âmes de bonne volonté dans l'au-delà. Mais les conditions préalables pour l'acceptation de ce savoir sont les mêmes que dans la vie terrestre. L'être doit avoir une bonne volonté et être actif affectueusement, c'est-à-dire percevoir la souffrance de ceux qui partagent avec lui le même sort misérable. L'âme qui pense seulement à sa souffrance, acceptera difficilement la Nourriture spirituelle et donc elle sera aussi insensible à un échange spirituel de l'au-delà avec la Terre, elle se cantonnera dans le refus, vraiment comme le font les hommes terrestres qui vivent dans l'amour d’eux-mêmes, et pour qui la Nourriture spirituelle reste aussi incompréhensible, parce que celle-ci doit être reçue par le cœur, mais en celui-ci la Vie n'a pas été encore réveillée.

Amen

Hulpeloze toestand in het hiernamaals – Hulp van andere wezens

Dat de geest in jullie zich vrij kan maken, is een gezegende toestand, waar alle mensen vurig naar zouden moeten verlangen, want jullie verblijven nog op deze aarde en zijn in zoverre vrij, dat het geheel aan jullie wil overgelaten is om de boeien van de geest los te maken of hem gevangen te houden. Maar als jullie dit leven beëindigd hebben, zijn jullie zelf aan wetten onderworpen en zonder kracht en macht. Jullie hebben alleen nog maar jullie wil, jullie zijn echter op de hulp van andere wezens aangewezen. En dit betekent een kwellende toestand van jullie als jullie nog laag in jullie geestelijke ontwikkeling staan.

Met het oog op de hulpeloze toestand moet jullie hulp verleend worden om trede voor trede naar de hoogte te klimmen. Jullie zijn volledig op hulp aangewezen, jullie kunnen niets zonder de hulp van hogere geestelijke krachten en jullie moeten deze ook weer verwerven, doordat jullie zelf bereidwillig ook jullie diensten aanbieden aan degenen, die nog armoediger het hiernamaals zijn binnengegaan, want elk werk van liefde zal ook daar zo’n uitwerking hebben, dat degene die geeft, ontvangt. En zo is een onvolmaakt van deze aarde gescheiden mens uit eigen kracht tot niets meer in staat. Hij is hulpeloos en verlaten als de hogere wezens zich niet over hem ontfermen of als hem geen kracht gegeven wordt door het in liefde gedenken en het gebed van een mens op aarde.

En in deze treurige toestand te moeten beseffen welk genadegeschenk hij in het aardse leven aan zich voorbij liet gaan, is onuitsprekelijk bitter en dus een berouwvolle toestand, die kwellingen veroorzaakt, die jullie mensen niet kunnen overzien. De staat van lijden van zulke zielen is door henzelf veroorzaakt en daarom belast hij het wezen ook zodanig, dat het er graag aan zou willen ontsnappen en het is daarom dankbaar voor elke hulp, die hem in deze toestand verleend wordt.

Om nu de pijn te helpen verminderen, wordt deze zielen gelegenheid geboden om van hun kant liefhebbend werkzaam te zijn. De armoede in de sferen van de onvolmaakte zielen is zo groot, dat alleen de hulpverlening uit het hiernamaals verzachtend is. En deze wordt door degenen, die het beseffen het ijverigst beoefend met de intentie om de toestand wederzijds draaglijk te maken.

En alleen daardoor wordt de duisternis rond zulke zielen dan ook af en toe door een lichtstraal onderbroken, die hun weer de weg wijst, die hun toestand zou kunnen verbeteren. De zielen, die zo’n lichtstraal volgen, komen vaak in de nabijheid van mensen, die geestelijke kennis hebben, die nu ook voor de bereidwillige zielen in het hiernamaals toegankelijk gemaakt wordt.

Maar de voorwaarden voor het aannemen van deze kennis zijn dezelfde als in het aardse leven. Het wezen moet de goede wil hebben en in liefde actief zijn, dat wil zeggen meevoelen met het leed van degenen, die het zware leed met hem delen. De ziel, die alleen maar aan haar eigen lijden denkt, zal moeilijk geestelijk voedsel aannemen en daarom ook niet onder de indruk zijn van een geestelijke uitwisseling van het hiernamaals naar de aarde. Ze biedt hem net zo afwijzend tegenstand, als dat zelfzuchtige aardse mensen dat doen, degenen voor wie geestelijk voedsel eveneens onbegrijpelijk blijft, omdat dit voedsel in het hart ontvangen wil worden, maar dat hart is bij hen nog niet tot leven gewekt.

Amen