Todos Mis cuidados les pertenecen a ustedes que quieren servirme en los últimos días antes del fin. Porque aún deben corregir muchos errores que les revelo y, por tanto, les doy los medios para actuar contra ellos, lo que nunca podrían hacer sin la transmisión de Mi Palabra desde lo alto. Sé dónde el pensamiento de las personas sigue siendo confuso, sé dónde se han arraigado en ellas opiniones a las que no quieren renunciar de buen grado y que, sin embargo, no se corresponden con la verdad. Pero Yo quiero dar una luz a todos, quiero iluminar el pensamiento de los que están comisionados por Mí para difundir la verdad. Sólo puedo darles la misma explicación de que son seres que una vez fueron emanados por Mí y que no cumplieron su propósito porque se opusieron a Mí. Lo que entonces he emanado como fuerza eran criaturas conscientes de sí mismas, capaces de pensar y dotadas de libre albedrío.... por lo tanto, no eran obras muertas, sino que tenían vida en ellas, porque Mi fuerza, que era su sustancia original, es y sigue siendo algo vivo que impulsa a actividad constante.... Así di a esta fuerza la forma de seres, lo que, sin embargo, debe entenderse espiritualmente, pues pudieron contemplarse entre ellos, unos a otros, como criaturas gloriosísimas en la luz más radiante.... Cada ser emanado era también un ser para sí mismo.... fue colocado fuera de Mí como ser independiente y fue constantemente irradiado por Mi fuerza de amor.... Eran imágenes a semejanza de Mí mismo, eran miniaturas de Mi propio Ser que eran capaces de trabajar independientemente en la fuerza y la luz y se encontraban en la más alta perfección, ya que sólo la perfección podía surgir de Mí. Y estos seres se alejaron de Mí, por su libre albedrío se convirtieron en lo contrario, perdieron su perfección, se volvieron imperfectos y miserables, pues rechazaron la luz divina del amor que brillaba a través de ellos y en consecuencia se despojaron de lo divino. Pero los seres siguieron existiendo, sólo renunciaron al amor, y esto fue posible porque, como prueba de su origen divino, también poseían libre albedrío que podía desarrollarse en cualquier dirección y que se expresó en sentido contrario a Dios. El ser se limitó a rechazar la fuerza del amor de Dios, por lo tanto Mi iluminación constante del amor, y esto significó su caída en el abismo más profundo porque se volvió incapaz de actividad y se endureció en su sustancia.... Así, el ser que una vez fue creado por Mí en toda su perfección se alejó voluntariamente de Mí y se esforzó cada vez más hacia el abismo.... Esta apostasía de los espíritus con respecto a Mí les ha sido explicada una y otra vez, y saben en qué consistió la apostasía con respecto a Mí: en que Mi amor fue rechazado.... De este modo, el ser se hizo incapaz de actividad.... Pero como el ser en sí mismo era una fuerza emanada de Mí que no podía permanecer inactiva, esta fuerza tenía que ser activa de otra manera, y esto se hizo posible al ser transformada esta fuerza en creación.... y ser ahora activa según Mi voluntad.... Así, el ser caído llevó a cabo una actividad de servicio en una forma diferente en la ley de compulsión.... Aquello que pasa atado a través de las obras de la creación con el propósito de ascender lentamente a la altura es la criatura espiritual caída que una vez salió de Mí.... Es el ser que creé como supremamente perfecto, que puse en existencia independiente como Mi imagen y que ahora, en un agónico camino de retorno en un tiempo infinitamente largo, ha de volver a ser lo que era al principio.... No se puede dar una respuesta más clara cuando ustedes preguntan dónde quedó el "espíritu" cuando el ser cayó.... ¿De qué espíritu están hablando?.... Yo he creado seres espirituales y estos se han alejado de Mí. Por lo tanto, el alma no es el "alma de un espíritu", sino que el alma misma es el espíritu original una vez caído que se encarna en el ser humano para el último perfeccionamiento.... Y si un espíritu no caído se encarna en un ser humano, entonces su alma es precisamente este espíritu original, pero no sólo una parte de él.... El hecho de que todos los espíritus caídos sean constantemente atendidos durante todo el proceso de retorno por seres de luz que han entrado completamente en Mi voluntad durante su prueba, les es explicado una y otra vez, pues esos seres de luz encuentran su felicidad en contribuir al retorno final del ser caído, y su amor desbordante cuida constantemente de todas las criaturas y proporciona siempre nuevas coberturas (Nota del traductor. Formas. Fin de la nota) que posibilitan la ascensión del ser caído. Porque el amor siempre estará activo en Mi voluntad y por lo tanto también fluirá constantemente hacia lo imperfecto, para que cambie conscientemente durante la vida terrenal y vuelva a ser lo que era al principio. Y esta transformación, por tanto, sólo se consigue mediante el amor, que el ser, como ser humano, tiene que encender para volver a encontrar la unidad conmigo, lo que le convierte en un ser dichoso para toda la eternidad....
Amén
TraductorAl mijn zorg behoort toe aan jullie, die Mij willen dienen in de laatste tijd voor het einde. Want jullie moeten nog veel dwalingen rechtzetten, die Ik voor jullie blootleg, en daarom geef Ik jullie de middelen in handen om er tegen op te treden, wat jullie nooit zouden kunnen doen zonder de toevoer van Mijn woord van boven. Ik weet waar het denken van de mensen nog verward is, Ik weet waar opvattingen in hen wortel hebben geschoten, die zij niet gaarne opgeven maar die niet met de waarheid overeenstemmen. Maar Ik wil een licht geven aan allen, Ik wil het denken verlichten van hen die van Mij de opdracht hebben gekregen de waarheid te verspreiden. Ik kan jullie altijd slechts dezelfde verklaring geven, namelijk dat jullie eens door Mij uitgestraalde wezens zijn, die niet aan hun doel beantwoordden, omdat zij zich tegen Mij verzetten.
Wat Ik nu als kracht heb uitgestraald, dat waren zelfbewuste wezens, in staat tot denken en uitgerust met een vrije wil, dus geen dode werken, maar zij hadden leven in zich, want Mijn kracht, die hun oorspronkelijke substantie was, is en blijft iets levends, dat tot voortdurende activiteit aanspoort. Aan deze kracht gaf Ik dus de gedaante van wezens, die echter geestelijk moet worden opgevat, omdat zij naar elkaar konden kijken als de heerlijkste schepselen in het stralendste licht. Elk uitgestraald wezen was ook een wezen voor zichzelf.... het was onafhankelijk buiten Mij geplaatst en was constant doordrongen van Mijn kracht van liefde. Het waren beelden van Mijzelf, het waren miniaturen van Mijn eigen wezen, die zelfstandig konden werken in kracht en licht en in hoogste volmaaktheid stonden, want alleen volmaaktheid kon uit Mij voortkomen.
En deze wezens vielen van Mij af, door hun vrije wil veranderden zij in het tegendeel. Zij verloren hun volmaaktheid, werden gebrekkig en ellendig, omdat zij het goddelijke liefdeslicht, dat hen doorstraalde, verwierpen, en daardoor ontdeden zij zich van het goddelijke. Maar de wezens bleven bestaan, alleen de liefde gaven zij op, en dit was mogelijk omdat als bewijs van hun goddelijke oorsprong ook de vrije wil aan hen eigen was, die zich in alle richtingen kon ontwikkelen en die zich in de tegenovergestelde richting van God uitte. Het wezen verwierp alleen de liefdeskracht van God, dus de voortdurende bestraling met Mijn liefde, en dat betekende zijn val in de diepste diepte, want het werd onbekwaam tot activiteit en verhardde in zijn substantie. Zo verwijderde het eens door Mij in alle volmaaktheid geschapen wezen zich vrijwillig van Mij en streefde steeds meer naar de afgrond.
Dit afvallen van de geesten van Mij is jullie steeds weer uitgelegd, en jullie weten waarin het afvallen van Mij bestond: dat Mijn liefde verworpen werd. Daardoor maakte het wezen zichzelf onbekwaam tot activiteit. Maar omdat het wezen in zichzelf van Mij uitgestraalde kracht was, die niet inactief kon blijven, moest deze kracht elders een uitwerking hebben, en dit werd dus mogelijk gemaakt doordat deze kracht werd omgezet in creatie en nu volgens Mijn wil actief was. Dus het gevallen wezen verrichtte een dienende activiteit in een andere vervorming in de wet van dwang. Wat gebonden door de werken van de schepping gaat om langzaam op te stijgen naar de hoogte, dat is het gevallen geestelijke schepsel, dat eens van uit Mij is uitgegaan. Het is het wezen, dat Ik als het volmaaktste heb geschapen, dat Ik als Mijn evenbeeld onafhankelijk heb gemaakt en dat zich nu op een smartelijke weg van terugkeer in eindeloos lange tijd weer moet vormen tot dat, wat het in het begin is geweest. Een duidelijker antwoord kun je niet krijgen als je vraagt waar de "geest" bleef toen het wezen viel.
Over welke geest heb je het? .... Ik heb geestelijke wezens geschapen, en deze zijn van Mij afgevallen. De ziel is dus niet de "ziel van een geest", maar de ziel zelf is de eens gevallen oorspronkelijke geest, die zich in de mens belichaamt voor de laatste vervolmaking. En als een geest die niet gevallen is zich in een mens belichaamt, dan is zijn ziel juist die oorspronkelijke geest, maar niet slechts een deel ervan. Dat nu ook alle gevallen geesten gedurende het gehele proces van terugkeer voortdurend worden verzorgd door wezens van licht, die tijdens hun beproeving geheel in Mijn wil zijn opgegaan, dat wordt jullie steeds weer uitgelegd. Want deze vinden hun bevrediging in het bijdragen aan de uiteindelijke terugkeer van het gevallene, en hun buitengewoon grote liefde zorgt voortdurend voor alle schepselen en voor steeds weer nieuwe omhullingen, die de opgang voor het gevallene mogelijk maken. Want de liefde zal altijd in mijn wil werkzaam zijn en daardoor ook voortdurend naar het onvolmaakte stromen, opdat het tijdens het aardse leven bewust verandert en weer wordt wat het was in het begin. En deze verandering brengt dus ook alleen maar liefde teweeg, die het wezen als mens nu zelf moet ontsteken om weer de eenwording met Mij te vinden, die het tot in alle eeuwigheid tot een gelukkig wezen maakt.
Amen
Traductor