Comparar anuncio con traducción

Otras traducciones:

Para franquear el abismo en el Más Allá: Jesucristo...

En el Mundo espiritual existe un enorme abismo entre aquellos que en su vida terrenal se habían mantenido lejos de Mí, y aquellos que ya habían encontrado el camino hacia Mí, los que con un vestido de Luz podían entrar en el Reino espiritual. Estos mismos pueden muy bien ver a los otros y darse cuenta de su estado desgraciado. Pero estos otros se hallan en un reino donde no ven más que a sí mismos y a otros seres espirituales de la misma índole que riñen y disputan, con lo que ellos mismos se fastidian su existencia y no pueden experimentar la menor bienaventuranza.

Estas almas nunca ya podrán volver a ver a antepasados, a los que querían, si estos al dejar la Tierra atrás ya habían logrado un grado de maduración más elevado; de modo que también estas almas antes tienen que alcanzar cierto grado de maduración antes de que pueda realizarse un reencuentro feliz...

De modo que se trata de dos mundos habitados por tales almas, aunque se trate de un Reino espiritual en el que todas las almas entran después de la muerte del cuerpo... pues se trata de dos mundos que se hallan muy lejanos entre ellos - lo que no se debe entender como una gran distancia sino sólo referente el estado de cada uno de estos mundos.

Se trata de un abismo enorme, pero aun así alguna vez hay que franquearlo. Para eso cada vez de nuevo deben descender seres del Reino de Luz –sin ser reconocidos– para que intenten a realizar en estas almas su tarea de Salvación, la que consiste en inducirles que deseen a soltarse de su ambiente y, con su libre voluntad, sigan a estos seres de Luz que entonces procurarán acercarlos más y más a su propio entorno.

Es decir, los seres de Luz deben informar a las almas de las tinieblas sobre el Redentor divino Jesucristo y su gran Obra de Gracia que también está realizada para ellas, si ellas mismas tan sólo lo desean... Sólo entonces el abismo entre ellas y Yo, entre el reino de las tinieblas y el Reino de la Luz se disminuirá... y sólo entonces el alma procede en el camino que sale de las profundidades para llevar a las Alturas. Porque sólo entonces la Gracia de la Obra de Redención surtirá su efecto en ellas, y también contribuyen para que poco a poco entren en un estado de maduración en el que ahora ellas mismas pueden y quieren contribuir para trabajos de redención porque de esta manera luego quieren “pagar” su culpa de gratitud, la que a ellas mismas incita a que estén disponibles para ayudar a aquellos seres desgraciados que todavía languidecen en las profundidades.

De modo que hace falta franquear el abismo, y no hay más que un solo puente: Jesucristo, el Redentor divino... Cada uno que se pone en camino a Él, también se pone en camino a Mí, aunque en la Tierra no me quería reconocer o todavía se hallaba muy lejano de Mí. Únicamente vía Jesucristo puede regresar a Mí, por lo que Él es el Puente que de la parte oscura lleva al Reino de Luz...

De esto deberían ser conscientes todos los seres humanos que en la Tierra se imaginan que están en contacto conmigo pero que aun así no han encontrado la actitud correcta ante Jesucristo... los que sólo según el nombre se llaman cristianos pero que en realidad no han establecido una conexión íntima conmigo en Jesucristo; de modo que aún no se han servido de la Gracia de la Obra de Redención, por lo que tampoco pueden hablar de una Redención de su culpa original... Estos, cuando hayan entrado en el Reino del Más Allá, también se encontrarán ante un abismo profundo, porque antes deben buscar y encontrar al Redentor divino para que también a estos los libere de su culpa. Pues en la Tierra estos le profesaron solamente con los labios, mientras que el corazón no participaba.

Pero Yo observo únicamente el corazón, y por muy alto y muchas veces que la boca pronuncie mi Nombre, con eso no permito que se me engañe porque no puedo colocar el alma allí donde en realidad no le corresponde, pues cuando entrará en el Reino espiritual ella verá delante de sí el enorme abismo... o también: no verá nada sino lo que le hacen creer sus sentidos orientados hacia lo terrenal. Y sólo será una ventaja para el alma si lo antes posible puede soltarse y no se opone a las recomendaciones de los ayudantes, de modo que lo antes posible el Redentor divino le puede estar presentado como único Salvador de su situación...

Hay que tender el puente pues el alma debe ponerse en camino a Mí, vía Jesucristo, y mediante Él pasará de manera segura por la Puerta del Reino de Luz - si antes de todo ha franqueado el ancho abismo... si la voluntad la empuja hacia Jesucristo, y si ahora desea la redención, la que encontrará mediante Él. Entonces también ha elegido el camino hacia el Padre... pues Yo acogeré el alma en mi Reino de Luz y de Bienaventuranza.

Amén.

Traductor
Traducido por: Ion Chincea

Overwinning van de kloof in het hiernamaals: Jezus Christus

Er bestaat nog een grote kloof in de geestelijke wereld tussen diegenen die zich verre hielden van Mij in het aards bestaan en diegenen die de weg naar Mij al vonden en met een lichtgewaad binnen konden gaan in het geestelijke rijk. Dezen kunnen wel naar de eersten kijken en hun ellendige toestand overzien, maar die vertoeven in een rijk waar ze niets zien dan zichzelf of gelijkgezinde geestelijke wezens, met wie ze in onvrede en strijd zichzelf het bestaan vergiftigen en geen enkele gelukzaligheid kunnen voelen. Deze zielen zullen ook nooit hun lieve vrienden die eerder waren gegaan kunnen weerzien, wanneer dezen al in een hogere graad van rijpheid gestorven zijn. Veeleer moeten zij eerst een bepaalde graad bereiken, voordat er een gelukkig weerzien kan plaatsvinden.

Er zijn dus twee werelden die door zulke zielen worden bewoond, ofschoon het één geestelijk rijk is dat alle zielen betreden na de dood van het lichaam.

Het zijn twee werelden die heel ver uit elkaar liggen, wat niet ruimtelijk is te verstaan, maar alleen in de gesteldheid van elke afzonderlijke wereld.

Er is een grote kloof en toch moet deze kloof eenmaal worden overbrugd. Er moeten uit het lichtrijk steeds weer wezens afdalen, zonder herkend te worden en proberen hun reddingswerk uit te voeren, dat daarin bestaat dat die toch moeten worden aangespoord zich uit hun omgeving los te maken en in vrije wil de lichtwezens te volgen die ze dan steeds dichter bij hun eigen domein trachten te brengen. Dat wil zeggen: ze moeten de zielen van de duisternis tijding brengen van de goddelijke Verlosser Jezus Christus en Zijn groot werk van erbarmen, dat ook voor die zielen is volbracht, wanneer ze het zelf willen. Dan pas zal de kloof smaller worden tussen hen en Mij, tussen het rijk van de duisternis en het rijk van het licht.

Dan pas betreedt de ziel de weg die uit de diepte omhoog leidt. En dan pas zijn de genaden van het verlossingswerk werkzaam en brengen deze hen geleidelijk ook in een toestand van rijpheid, waarin ze nu zelf weer verlossingsarbeid kunnen en willen verrichten, omdat ze hun verplichting om dank te betuigen zouden willen aflossen, die hen zelf aanzet tot hulpvaardigheid aan de ongelukkige wezens die nog in de diepte vertoeven. De kloof moet overwonnen worden en er is maar één brug: Jezus Christus, de goddelijke Verlosser.

Wie de weg naar Hem inslaat, die kiest hem nu ook naar Mij, hoewel hij Mij op aarde niet wilde erkennen of nog op zeer grote afstand van Mij heeft gestaan. Alleen via Jezus Christus keert hij terug naar Mij. En daarom is Hij de brug die uit het duistere gebied naar het rijk van licht voert.

En daaraan zouden alle mensen moeten denken die op aarde wel menen met Mij in verbinding te staan en die toch nog niet de juiste instelling tegenover Jezus Christus hebben gevonden. Die zich alleen in naam christenen noemen en in waarheid geen innige band met Mij in Jezus Christus tot stand hebben gebracht. Die dus zelf nog geen beroep hebben gedaan op de genaden van het verlossingswerk en daarom ook niet kunnen spreken van een verlossing uit hun oer-schuld.

Dezen zullen eveneens voor een diepe kloof staan, wanneer ze in het rijk hierna zijn aangekomen. Want ze moeten Hem eerst zoeken en vinden, de goddelijke Verlosser, opdat Hij ook hen vrij zal maken van hun schuld. Want hun belijden op aarde geschiedde alleen met de mond, terwijl het hart daar niet bij betrokken was. Maar Ik kijk in het hart. En al spreekt de mond nog zo luid en vaak mijn naam uit, Ik laat Me daardoor niet misleiden en kan de ziel niet daarheen verplaatsen waar ze in werkelijkheid niet thuishoort.

Ze zal de grote kloof voor zich zien wanneer ze naar de andere kant komt, in het geestelijke rijk. Of ook: ze zal niets zien dan wat haar aards gerichte zinnen haar voorspiegelen. En het zal alleen in haar voordeel zijn, wanneer ze spoedig in staat is zich los te maken en zich niet verzet tegen de waarschuwingen van de helpers, zodat haar zeer spoedig de goddelijke Verlosser als enige Redder uit haar situatie kan worden bekend gemaakt.

De brug moet worden geslagen. De ziel moet via Jezus Christus de weg nemen naar Mij. En ze zal zeker door Hem worden binnengeleid door de poort naar het lichtrijk, wanneer ze maar eerst de wijde kloof heeft overbrugd. Wanneer haar wil haar naar Jezus Christus toe drijft en ze nu verlossing begeert en vinden zal door Hem. Dan heeft ze ook de weg naar de Vader genomen.

Ik zal ze opnemen in Mijn rijk van licht en gelukzaligheid.

Amen

Traductor
Traducido por: Gerard F. Kotte