Comparar anuncio con traducción

Otras traducciones:

“Al humilde le regalo mi Gracia”

En el débil mi Espíritu es poderoso... Pero esto no quiere decir que la fe del hombre puede ser débil, sino se trata únicamente de la humildad del corazón... que el hombre reconoce ante Mí su debilidad y su indignidad, y que me ruegue por mi Gracia, la que entonces le hago llegar en abundancia.

Únicamente en un hombre verdaderamente humilde mi Espíritu puede surtir Efecto porque únicamente este también se entrega completamente a Mí... pues no exige nada para sí mismo y me deja a Mí que decida qué le regalo. Un ser humano verdaderamente humilde también estará ricamente bendecido de Gracia - y la utilizará. Pues por su propio impulso interior actuará en el amor porque el fenómeno concomitante de la verdadera Gracia es que en el corazón se encienda el amor a Mí y al prójimo.

Un hombre humilde ya se ha liberado del dominio de mi adversario cuya propiedad principal es la soberbia... para el hombre humilde únicamente la aproximación a Mí es deseable - un deseo que Yo apoyo... O también: La Chispa del Espíritu en el hombre anhela la unión con su Espíritu paternal desde toda eternidad, de modo que Yo también puedo derramar mi Espíritu sobre ella.

Nunca mi Espíritu podrá surtir efecto donde todavía se halle la señal de mi adversario: la soberbia. Porque sería como si actuásemos juntos - Yo y él. Pero el hombre debe haber pasado por la humildad antes de que Yo pueda surtir efecto en él. ¿Pero qué se debe entender por verdadera humildad? La verdadera humildad no debe ser reconocible a nadie mediante gestos, expresiones de la cara o por un comportamiento exterior ante el prójimo. Porque Yo me fijo únicamente en la humildad del corazón, en el reconocimiento íntimo de la debilidad y de la propensión al pecado... me fijo en el reconocimiento de la indignidad del ser ante su Dios y Creador, de modo que también en el reconocimiento de su culpa por el pecado de la caída en aquellos tiempos remotos.

Pues en aquellos tiempos remotos todos los seres eran retratos bien fieles de Mí, que con su belleza radiante también me habían deleitado a Mí mismo, a su Creador... Pero ellos no siguieron siendo lo que eran... Todo su ser se convirtió en lo contrario - un estado en que ya no podían persistir ante mis Ojos. Pero en su ofuscación aun se rebelaron contra Mí porque habían adoptado la naturaleza de mi adversario que rebosaba de soberbia.

Por eso el regreso a Mí no es posible antes de que el ser haya abandonado su soberbia... antes de que la haya convertido en profunda humildad... antes de que haya reconocido su enorme depravación y su gran lejanía de Mí, y ahora me extienda las manos rogando Piedad.

Entonces verdaderamente no tardaré mucho en tomar las manos del ser y lo acercaré a Mí, porque en su humildad llega a ser niño Mío, al que el Padre acerca a su Corazón y lo colma con pruebas de Misericordia, y al que puede volver a enfocar con su Espíritu. Ahora la Fuerza del Espíritu se hará visiblemente manifiesta pues el hombre tendrá dones aparentemente sobrenaturales, pero que en realidad son solamente las facultades que el ser ya poseía en tiempos primarios, sin las cuales un ser perfecto sería inimaginable: El hombre será lleno de Luz y de fuerza, es decir, tendrá un saber y facultades extraordinarios, las que normalmente no posee.

Pero a pesar de su conexión con Dios ahora evidente permanecerá en profunda humildad, porque esta es una de las propiedades divinas que únicamente por la caída quedó pervertida en lo contrario. De modo que si vosotros los seres humanos queréis que mi Espíritu llegue a ser activo en vosotros, siempre tendréis que aspirar a la verdadera humildad, porque el que todavía lleva la menor chispa de soberbia en sí, aún no se ha soltado de mi adversario que continuamente se esforzará a mantenerle en sus ataduras.

Para esto el mundo le ofrece muchas ocasiones, con lo que el hombre busca cada vez más gloria y honor, y todo que es pequeño y humilde lo mira con desprecio. Esto también es una prueba cierta que él pertenece al adversario al que no debéis perder de la vista, pues debéis guardaros de tales posturas íntimas que realmente todavía están muy lejos de verdadera humildad.

Pero si queréis que Yo mismo me haga poderoso en vosotros, entonces también tenéis que ser conscientes de vuestra debilidad, porque únicamente al humilde le regalo mi Gracia.

Amén.

Traductor
Traducido por: Ion Chincea

„De deemoedige schenk Ik mijn genade“

Mijn geest is machtig in de zwakke.

Maar dat wil niet zeggen dat het geloof van de mens zwak mag zijn, het gaat veeleer alleen om de deemoed van het hart, dat de mens inziet en voor Mij belijdt dat hij zwak en onwaardig is, en dat hij Mij om genade vraagt, die Ik hem dan ook rijkelijk doe toevloeien. Mijn geest kan alleen werken in een waarachtig deemoedige mens, want deze geeft zich totaal over aan Mij. Hij vraagt niets voor zichzelf, maar laat het aan Mij over wat Ik hem schenk. En een waarachtig deemoedige mens zal ook rijk met genaden worden gezegend. Hij zal deze benutten en hij zal ook innerlijk worden aangedreven in liefde werkzaam te zijn, omdat dit de bijkomstigheid is van ware deemoed, dat de liefde voor Mij en voor de naaste in het hart ontbrandt. Een deemoedige mens heeft zich al bevrijd van de heerschappij van mijn tegenstander, wiens oer-eigenschap de hoogmoed is. Dus is ook het dichter bij Mij komen voor hem alleen waard om naar te streven en een dergelijk verlangen wordt ook mijnerzijds ondersteund. Anders gezegd: de geestvonk in de mens streeft naar de vereniging met zijn Vadergeest van eeuwigheid en dus kan Ik mijn geest ook uitgieten over hem. Maar nooit kan mijn geest daar werken waar nog het kenmerk van mijn tegenstander, de hoogmoed, is aan te treffen. Want dan zou dat als het ware een samenwerking zijn van Mij met hem.

De mens moet deemoedig zijn geworden, voordat Ik in hem werkzaam kan worden.

Maar wat dient onder ware deemoed te worden verstaan?

Geen mens hoeft openlijk de ware deemoed te laten zien door uiterlijke gebaren, door gelaatsuitdrukkingen of uiterlijk gedrag tegenover de medemens. Ik kijk alleen naar de deemoed van het hart, naar het innerlijk toegeven van zwakheid en zondigheid, naar het inzien van de onwaardigheid van het geschapen wezen tegenover zijn God en Schepper, en dus ook naar het bekennen van zijn schuld door de vroegere zonde van afval. Eens waren alle wezens wel evenbeelden van Mij, die in stralende schoonheid ook Mij zelf als hun Schepper blij maakten.

Maar ze bleven niet wat ze waren. Hun hele wezen veranderde in het tegendeel en in deze toestand konden ze zich niet meer voor mijn ogen staande houden. Maar in hun blindheid wierpen ze zich op als hoger dan Ik, omdat ze het wezen van mijn tegenstander hadden aangenomen, die vol hoogmoed was. De terugkeer naar Mij is daarom niet eerder mogelijk dan wanneer het wezen zijn hoogmoed heeft afgelegd. Wanneer het hem heeft veranderd tot diepste deemoed, wanneer het zijn grote verdorvenheid en de verre verwijdering van Mij inziet en nu verlangend de handen naar Mij uitstrekt om erbarmen. Dan zal Ik waarlijk niet lang talmen, Ik zal zijn handen vastpakken en het wezen naar Mij toe trekken, want in zijn deemoed wordt het tot mijn kind dat door de Vader liefdevol aan Zijn hart wordt getrokken en dat Hij nu ook overstelpt met bewijzen van Zijn liefde, met genaden in overvloed en dat Hij nu ook weer kan aanstralen met Zijn geest. En nu zal ook de kracht van de geest duidelijk aan het licht komen. De mens zal gaven vertonen die schijnbaar bovennatuurlijk zijn maar die eigenlijk alleen die eigenschappen zijn die het wezen in het allereerste begin bezat, zonder welke een volmaakt wezen ondenkbaar is. De mens zal vol licht en kracht zijn, dat wil zeggen: over een ongewoon weten beschikken en ook over vermogens die anders een mens niet eigen zijn. Maar hij zal ook, ondanks zijn nu duidelijk zichtbare band met God, ten diepste deemoedig blijven, want de deemoed is een van de goddelijke eigenschappen die alleen door de afval omsloeg in het tegendeel. En zo zult u mensen ook steeds naar de ware deemoed moeten streven, als u wilt dat mijn geest werkzaam zal worden in u. Want wie nog een vonkje hoogmoed in zich draagt, die heeft zich nog niet losgemaakt van mijn tegenstander en diens voortdurende inspanning zal het zijn, hem verder in zijn ketenen te houden. En de wereld biedt hem daartoe vele mogelijkheden, zodat de mens steeds meer roem en eer zoekt en op alles neerziet wat klein en gering is. Maar dit is ook een zeker bewijs van zijn toebehoren aan de tegenstander, dat u mensen niet buiten beschouwing zult moeten laten en u moet hoeden voor een dergelijk innerlijke gezindheid, die waarlijk nog ver verwijderd is van ware deemoed. Maar wilt u dat Ik zelf machtig in u zal worden, dan zult u zich ook bewust moeten zijn van uw zwakheid, want alleen de deemoedige schenk Ik mijn genade.

Amen

Traductor
Traducido por: Gerard F. Kotte