Innumerables seres surgieron del poder de aquel que se dirige en contra de Dios. Sin embargo, la fuerza proviene de Dios, porque él también es el destinario de la fuerza divina. Reclamó el derecho de crear según su voluntad porque Dios lo dotó de todos los dones y, por lo tanto, fue creado por Dios Mismo como un ser perfecto. Y usó todos estos dones, que eran propios de un ser perfecto, para la apostasía de Dios, uso rodas sus capacidades de una manera contraria a la voluntad de Dios. La voluntad de Dios sería suficiente para destruir todo lo creado por este poder, pero esto no está en Su voluntad. Lo que está hecho por Él tiene que seguir existiendo hasta toda la eternidad y volver a ser lo que era originalmente.... una fuerza que actúa en la voluntad divina....
Al oponente de Dios se le concede una fecha límite para su obra en la que puede desarrollar todo su poder; y él aprovecha al máximo esta fecha límite. Busca destruir todo lo que es divino, lo que ya empieza a cambiarse en el camino hacia la luz. Afirma su influencia allí donde encuentra el menor atractivo; trabaja con astucia y engaño para volver a poner bajo su poder a estos seres que quieren escapar de él; No rehúye ningún golpe violento si sólo conduce al objetivo de hacer de lo que ha surgido de él se aparte de la Deidad eterna. No tiene miedo de oponerse abiertamente a Dios esforzándose en quitarles todo a sus seres.... la creencia en un Dios, en un Poder Que lo controla todo y Que subordina todo lo que existe....
Por lo tanto, trabaja conscientemente contra Dios.... y lucha con un medio que Dios no le ha concedido. Porque los seres deben saber acerca de una Deidad Eterna y decidirse a favor o en contra de Ésta por su propia voluntad. Sin embargo, si se les niega el conocimiento de una Deidad Eterna, no tienen otra manera de tomar una decisión que el camino hacia él, al oponente de Dios. Y eso es por lo que se esfuerza el adversario, por eso lucha con un medio completamente opuesto a la voluntad de Dios, de modo que la justicia de Dios debe impedir que el adversario lleve a cabo su plan. Debido a que el adversario ahora está excediendo los límites de su poder, está interfiriendo ilegalmente en las leyes divinas y arrogándose un derecho que jamás le ha correspondido en absoluto.
En su arrogancia cree que puede desplazar a Dios y convertirse en amo de toda la creación. Y Dios le da gran libertad, ya que no toca el libre albedrío de este oponente, aunque Le sería fácil destruirlo. Pero evita que los seres ignoren por completo al Ser Divino Supremo, porque esto conduciría a una apostasía total de Dios. Por lo tanto, los seres tienen que volver a conocer un Poder Que lo domina todo, tienen que reconocer la impotencia de quien quiere ser su amo.... por lo tanto, se les debe dar nuevamente la opción de decidirse a favor de uno o en contra de otro poder.
Tienen que saber acerca de ambos poderes para poder decidirse. Pero no se les debe privar del conocimiento del mayor Poder, como es la voluntad del adversario, para poder lograr la victoria final. Y así, la arrogancia del adversario resultará en un poderoso contraataque. Dios está tomando una medida contraria que obstaculizará enormemente sus planes. Innumerables seres reconocerán la Deidad Eterna y querrán esforzarse hacia Ella, y también recibirán la fuerza para liberarse de un poder que quiso lograr la apostasía definitiva de Dios....
El propio adversario será atado, se le quitará su poder, es decir, se le limitará, de modo que ya no podrá obrar en la misma medida que antes, porque abusó del poder que le llegaba y adquirió un poder que no le había sido concedido de Dios.... El hecho de que pretenda luchar abiertamente contra Dios Mismo es el motivo de la intervención de Dios, que ahora se hace visible para todo el mundo, Que quiere evitar el terrible peligro de una apostasía total de Dios de los seres que han surgido de Él y de Su poder....
amén
TraductorOntelbare wezens kwamen voort uit de macht, die God tegenstreeft. Maar de kracht komt uit God, want ook deze macht is de ontvanger van goddelijke kracht. Hij eiste zijn recht op om volgens zijn wil te scheppen, omdat hij door God met alle gaven uitgerust was, dus door God Zelf als een volmaakt wezen geschapen werd. En al deze gaven, die een volmaakt wezen eigen waren, gebruikte hij voor de afvalligheid van God. Hij gebruikte al zijn vaardigheden op een manier, die tegen God gericht was.
De wil van God zou weliswaar voldoende zijn om alles, wat door deze macht ontstaan was, te vernietigen, maar dat was niet Zijn wil. Wat uit Hem komt, moet tot in alle eeuwigheid blijven bestaan en weer worden, wat het oorspronkelijk was: een binnen de goddelijke wil werkende kracht.
Er is de tegenstander van God voor zijn werkzaam zijn een vastgestelde tijd toegekend, waarin hij alle macht kan ontplooien. En hij gebruikt deze periode op de uitvoerigste manier. Hij probeert alles te verwoesten wat goddelijk is, wat reeds op de weg naar het licht begint te gaan. Hij laat zijn invloed gelden, waar hij maar de geringste weerklank vindt. Hij werkt met listen en lagen om deze wezens, die zich aan hem willen ontrukken, weer in zijn macht te krijgen. Hij schuwt niet terug voor machtsgrepen, als het maar tot het doel, om hetgeen uit hem voortkwam afkerig te maken van de eeuwige Godheid, leidt.
Hij schrikt er niet voor terug om geheel openlijk stelling te nemen tegen God, omdat hij ernaar streeft om zijn wezens alles te ontnemen: het geloof in een God, in een macht, Die alles beheerst en waaraan alles, wat bestaat, onderworpen is. Hij werkt dus bewust tegen God. En strijdt dus met een middel, dat hem niet door God gegeven werd. Want de wezens moeten van de eeuwige Godheid weten en uit eigen wil beslissen of ze voor of tegen deze Godheid zijn. Maar als de kennis over God hun onthouden wordt, blijft er voor hen geen andere beslissing meer over, dan de weg naar hem: de tegenstander van God.
En dit streeft de tegenstander na. Hij strijdt dus met een middel, dat volledig tegen de wil van God gericht is, zodat de rechtvaardigheid van God de tegenstander in de uitvoering van zijn voornemen moet hinderen. Want de tegenstander overschrijdt nu de grenzen van zijn macht. Hij grijpt wederrechtelijk in de goddelijke wet in en meet zichzelf een recht aan, dat het nooit toekomt. En God laat hem grote vrijheid. Hij tast immers de vrije wil van deze tegenstander niet aan, ofschoon het gemakkelijk voor Hem zou zijn om hem te vernietigen.
Maar Hij verhindert, dat de wezens geheel zonder kennis van het hoogste Godwezen zijn, want dit zou tot een volledige afvalligheid van God leiden. Daarom moeten de wezens opnieuw tot kennis over een alles beheersende macht komen. Ze moeten de machteloosheid van degene, die hun heer wil zijn, herkennen. Ze moeten dus weer voor de keuze gesteld worden, een besluit te nemen om voor de ene of voor de andere macht te zijn. Ze moeten beide machten kennen om een beslissing te kunnen nemen. Maar hen mag niet de kennis van de hoogste macht ontnomen worden, zoals het nu de wil van de tegenstander is om de uiteindelijke zege te kunnen behalen.
Daarom zal zijn arrogantie de tegenstander een geweldige tegenaanval opleveren. Er wordt een tegenactie ondernomen door God, die de tegenstander geweldig zal hinderen bij zijn voornemen. Talloze wezens zullen de eeuwige Godheid herkennen en naar Haar willen streven. En hun zal ook de kracht toegestuurd worden om zich vrij te maken van een macht, die de uiteindelijke afvalligheid zou willen bereiken.
De tegenstander zal zelf geboeid worden. Hem wordt de macht ontnomen, dat wil zeggen, dat het beperkt wordt, zodat hij niet meer in die mate kan werken als tot nog toe, omdat hij de hem toestromende kracht misbruikte en zich een macht toe-eigende, die hem niet door God verleend was. Dat hij zich aanmatigt om openlijk tegen God Zelf te strijden, is de aanleiding tot het nu voor de hele wereld zichtbaar wordende ingrijpen van God, Die het vreselijke gevaar van de volledige afvalligheid van God van de uit Hem en Zijn kracht voortgekomen wezens af wil wenden.
Amen
Traductor