Los seres espirituales en el más allá están en la conexión más íntima con los seres humanos, por eso conocen cada impulso del corazón, y su tarea ahora consiste en fortalecer lo más posible cada impulso que se dirige hacia Dios, así como intervenir donde el impulso del corazón puede llevar a una recaída de Dios. Sólo eso es crucial y, por tanto, determina el destino. Mientras todos los pensamientos del ser humano en la tierra se muevan de una manera que agradan a Dios, el curso de la vida también responderá a los deseos más íntimos, porque ya no es el mundo lo que se desea, sino Dios, por lo que el camino tranquillo de la vida en la tierra ya no puede ser un obstáculo para un mayor desarrollo del alma. Ahora es responsabilidad de estos seres espirituales comprobar hasta qué punto las alegrías terrenales podrían ser todavía un obstáculo para los hombres, y por eso dirigen los acontecimientos individuales según la magnitud del deseo por Dios.
Todo lo que reduzca o pueda limitar este deseo debe ser negado al niño terrenal hasta que la voluntad hacia Dios excluya todo lo demás en el corazón. Dios Mismo es el amor, y por eso el amor más profundo del hombre debe dirigirse también hacia Dios. Todos los deseos terrenales tienen que tener como objetivo la unificación con Dios; solo hay que esforzarse por aquello que promueva esta unificación con Dios. Entonces todos los deseos humanos-terrenales han perdido significado y ya no pueden ser incorrectos ante Dios.
Y a una persona que aspira a las alturas, los seres del otro mundo sabrán impedir lo que pueda poner en peligro la unión final con Dios, porque el deseo de la felicidad mundana es espumoso, aunque a la persona parezca deseable por un corto tiempo. Si ahora ha superado completamente esto, es decir, que ha fijado la unión con Dios como único objetivo deseable, esto también trae consigo una flexibilización de las restricciones terrenales; Al hombre se le conceden muchas cosas que antes anhelaba, pero que sabiamente le fueron negadas.... pero ahora ya no hay peligro para el niño terrenal de que esto pueda resultar en la separación del Padre.
Por lo tanto, la vida terrenal de una persona que piensa en Dios no tiene por qué ser en absoluto triste, siempre que estas alegrías ya no pongan en peligro el deseo de ascender, es decir, no se busquen por sí mismas. Sin embargo, si el peligro aún no se ha superado por completo, los seres del otro mundo se encargan de aclarar primero el deseo humano y matar todos los deseos terrenales, para que el alma no corra el riesgo de aplanarse en su esfuerzo. Sin embargo, cualquiera que busque seriamente a Dios no debe temer ningún peligro si confía todos sus caminos a Dios y le pide su guía.... Entonces será guiado correctamente y logrará su objetivo....
amén
TraductorDe geestelijke wezens in het hiernamaals staan in de innigste verbinding met de mensen en zijn dus op de hoogte van elke opwelling van het hart. En het is nu hun taak om elke opwelling, die op God gericht is, zo veel mogelijk te versterken, alsook daar belemmerend in te grijpen, waar de opwellingen van het hart tot een terugval van God zouden kunnen leiden. Alleen dat is doorslaggevend en dus bepalend voor het lot. Wanneer alle gedachten van de mens op aarde voor God welgevallig zijn, zal ook de levensloop met de diepste verlangens overeenstemmen, want het is niet meer de wereld, waarnaar verlangd wordt, maar God, dus kan ook de rustige weg tijdens het aardse leven niet belemmerend meer zijn voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel.
Deze geestelijke wezens hebben nu de taak om te onderzoeken in hoeverre aardse vreugden nog belemmerend voor de mensen zouden kunnen zijn en derhalve leiden ze de afzonderlijke gebeurtenissen al naar gelang de grootte van het verlangen naar God. Wat dit verlangen zou kunnen verminderen of beperken, moet het mensenkind net zo lang onthouden blijven tot de wil tot God al het andere in het hart uitschakelt. God Zelf is de liefde en dus moet ook de diepste liefde van de mens God betreffen.
Alle aardse verlangens moeten de vereniging met God tot doel hebben. Alleen dat, wat deze vereniging met God bevordert, moet nagestreefd worden. Daarna heeft al het menselijk aardse verlangen aan betekenis verloren en het kan dan ook niet meer verkeerd zijn voor God. En bij een opwaarts strevend mens zullen de wezens in het hiernamaals alles weten te verhinderen, wat de definitieve vereniging met God in gevaar zou kunnen brengen, want het verlangen naar werelds geluk is slechts schijngeluk, ook als het voor korte tijd begerenswaardig lijkt voor de mens.
Als hij nu geheel en al overwonnen heeft, dus zich de vereniging met God als het enige begerenswaardige ten doel gesteld heeft, dan brengt dit ook een versoepeling van de aardse beperkingen met zich mee. Er wordt de mens veel gegeven, waar hij voorheen hartstochtelijk naar gestreefd heeft, hetgeen hem echter heel wijs ontzegd werd. Maar nu is er voor het mensenkind geen enkel gevaar, dat de scheiding van de Vader tot gevolg zou kunnen hebben. En dus hoeft het aardse leven van de God gezinde mens absoluut niet zonder vreugde te zijn, als deze vreugden niet meer het opwaartse streven in gevaar brengen, dus niet voor zichzelf gezocht worden.
Maar als het gevaar nog niet geheel overwonnen is, dan zorgen de wezens in het hiernamaals ervoor dat het verlangen van de mens eerst gezuiverd wordt en dat al het aardse verlangen gedood wordt, opdat de ziel niet het gevaar loopt om te oppervlakkig te worden. Maar degene, die God ernstig zoekt, heeft geen gevaar te duchten als hij al zijn wegen aan God overgeeft en Hem om Zijn leiding vraagt. Dan zal hij juist geleid worden en het doel bereiken.
Amen
Traductor