Comparar anuncio con traducción

Otras traducciones:

Lucha contra la materia en el más allá.... Ayuda desde arriba....

Tienen derecho a entrar en el reino de la paz aquellas almas que han cultivado relaciones puramente espirituales durante su vida terrenal y, por lo tanto, han cumplido todos los requisitos previos para una vida de bienaventuranza en la tierra. Todo lo que se dedica a lo espiritual nunca ha de temer un estado agónico en el más allá, porque se ha separado conscientemente del mundo material.... y por tanto no ha de temer volver a estar en estrecho contacto con la materia, como es el caso. Sin embargo, con los difuntos que se han ido de forma completamente imperfectos o con las almas demasiado apegadas todavía a lo terrenal. Estos aún no se han liberado completamente de la materia y como su amor todavía está dedicado a la materia, también tendrán que soportar las mismas luchas y pruebas en la vida del más allá, para poder alcanzar la liberación final de eso.

Aunque toda materia sólo existe en la imaginación de tal alma, sin embargo, la lucha también está encaminada para vencerla, y el alma sufre como en la tierra por la codicia de poseer todo lo que le era deseable en la tierra y no dará rienda suelta a los sentidos del alma hasta que ésta haya combatido todos los deseos en sí misma y, por tanto, se hay vuelto libre, es decir, haya vencido a la materia. El estado en el más allá no es envidiable. El alma está contantemente atormentada por la sed de bienes, ella es, como en la tierra, no libre, tan pronto como surge un deseo en ella; ella también cree que tiene pleno derecho de disposición sobre todo lo material, y es increíblemente dominante y egoísta mientras no se encuentre en el conocimiento. Y además, este conocimiento no puede ser impartido al alma si ella no echa una mano voluntariamente, es decir, que se sacude todo lo que la ataba en la tierra y, por otro lado, y está decido a dar.

La única posibilidad de liberación completa es nuevamente solo la oración de un ser humano que piensa en el alma con amor o el amor de las almas que se le acercan desde arriba. Tratan de hacer entender al alma cuán poco valor tiene para el alma en el más allá la acumulación de bienes terrenales.... si esto se le presenta con tanto detalle muchas almas aún pueden liberarse del caparazón que les tormenta, porque los bienes tan anhelados se ponen.... que, sin embargo, en verdad no existen en absoluto.... como grilletes alrededor del alma y la cargan y gravan indescriptiblemente, y no sienten la benevolencia de la ayuda que les otorgan los seres espirituales superiores hasta que renuncian voluntariamente a todos los bienes de la tierra.

Incontables almas aún languidecen en los lazos de la materia.... incontables seres tienen que expiar amargamente al haber desperdiciado sus corazones en baratijas terrenales, en bienes mundanos, y sólo cuando se dan cuenta de que todo lo que les parece atrayente sólo está presente en su imaginación, sólo cuando sienten que en el más allá la verdadera felicidad sólo puede lograrse sacrificando o entregando todos los deseos terrenales o posesiones terrenales, el alma encuentra el contexto adecuado entre las cosas y se acerca gradualmente a la cognición correcta. Pero entonces avanza rápidamente, pero antes de que haya alcanzado la cognición correcta su estado es lamentable y está extremadamente agradecida por cualquier ayuda que le es brindada por parte de semejantes amorosos o seres espirituales superiores, y por eso el hombre siempre debe pensar en estas almas en la oración....

amén

Traductor
Traducido por: Hans-Dieter Heise

Strijd tegen de materie in het hiernamaals – Hulp van boven

Die zielen, die zich in het leven op aarde hebben beziggehouden met een zuiver geestelijke omgang en die dus alle voorwaarden voor een leven in gelukzaligheid op aarde vervuld hebben, hebben er recht op om het rijk van de vrede binnen te kunnen gaan.

Alles, wat zich aan het geestelijke overgeeft, hoeft nooit te vrezen voor een kwellende toestand in het hiernamaals, want het heeft zich immers bewust van de aardse wereld gescheiden. En het hoeft dus niet te vrezen weer nauw met de materie verbonden te worden, zoals dit echter wel het geval is bij geheel onvolmaakte overledenen of zielen, die nog al te zeer aan het aardse vastkleven. Deze zijn nog niet volkomen vrij geworden van de materie en omdat hun liefde dus nog de materie betreft, zullen ze ook in het leven in het hiernamaals dezelfde strijd en beproevingen moeten doorstaan, om daar uiteindelijk van bevrijd te worden.

Alle materie is weliswaar slechts in de verbeelding van zo’n ziel aanwezig, de strijd betreft echter juist de overwinning ervan. En de ziel lijdt dus net als op aarde onder de begerigheid naar het bezit van dat, wat op aarde voor haar begerenswaardig was en het laat niet eerder het denken van de ziel vrij, totdat deze al het verlangen in zich bedwongen heeft en dus vrij geworden is. Dat wil zeggen, dat ze de materie overwonnen heeft.

De toestand in het hiernamaals is weinig benijdenswaardig. De drang naar goederen kwelt de ziel voortdurend. Ze is, net als op aarde, niet vrij, zodra een verlangen in haar opduikt. Ze gelooft ook het volste beschikkingsrecht te hebben over alle materie, en ze is ongelofelijk heerszuchtig en zelfzuchtig, zolang ze het inzicht niet heeft. En dit besef kan de ziel weer niet gegeven worden, wanneer ze niet bereidwillig zelf de handen uit de mouwen steekt, dat wil zeggen, ze alles van zich afschudt, wat haar op aarde bond en bereid is het op te geven.

De enige mogelijkheid tot volledige bevrijding is weer alleen maar het gebed van een mens, die in liefde aan de ziel denkt of de liefde van de haar tegemoetkomende zielen van boven. Deze proberen de ziel te laten begrijpen, hoe weinig waarde het verzamelen van aardse goederen voor de ziel in het hiernamaals heeft.

Als dit hun zo heel nauwkeurig bekend gemaakt wordt, zijn menige zielen nog in staat om zich te verlossen uit het hen kwellende omhulsel, want de zo verlangend nagestreefde aardse goederen, die in waarheid echter helemaal niet bestaan, liggen als ketenen rond de ziel en bezwaren en belasten haar onbeschrijflijk. En ze wordt de weldadigheid van de hulp, die haar door hogere geestelijke wezens verleend wordt, niet eerder gewaar dan tot ze bereidwillig afziet van de goederen van de aarde.

Nog talloze zielen kwijnen weg in de boeien van de materie. Talloze wezens moeten bitter boeten, omdat ze hun hart aan aardse kitsch, aan wereldse goederen verspilden. En pas wanneer ze beseffen dat alles, wat hen als bekoorlijk toeschijnt, alleen maar in hun verbeelding aanwezig is, pas wanneer ze merken, dat in het hiernamaals de ware gelukzaligheid alleen maar met inspanning door opoffering of opgave van alle aardse goederen of aards bezit te verwerven is, vindt de ziel de juiste samenhang van de dingen en nadert langzamerhand het juiste inzicht.

Maar dan gaat ze snel voorwaarts. Voordat ze echter tot het juiste inzicht gekomen is, is haar toestand betreurenswaardig en ze is uiterst dankbaar voor elke hulp, die haar van de zijde van liefhebbende mensen of hogere geestelijke wezens gebracht wordt. En daarom moet de mens steeds weer deze zielen in het gebed gedenken.

Amen

Traductor