Todo el sistema solar está en armonía con la gran Obra de la Creación. Si intentaseis haceros una idea del conjunto de todos los mundos solares, vuestra inteligencia se paralizaría pues las dimensiones a tener en cuenta superan vuestra facultad de pensar. Ya sólo la Tierra con las suyas y con sus particularidades sobrepasa los límites de vuestro horizonte mental. Ahora bien, la Tierra resulta diminuta si la comparáis con el más pequeño de los mundos solares. En el espacio infinito hay incontables mundos solares, todos distintos por lo que se refiere a tamaño, composición y características, aunque todos sirvan a la misma finalidad: el desarrollo continuo y la perfección de todos los seres que surgieron de Dios, que se separaron de Él y que deben encontrar el camino de regreso a Él. En este sentido cada mundo solar es una inmensa ampliación de la misma Obra de Creación en la que consiste la Tierra.
Pocos pueden imaginarse que se puede comparar el Sol con un volcán1. Para ello hay que tener presente que el Creador, por buenas razones, ha organizado incluso el interior de los volcanes de manera tal que incontables seres tienen en ellos su morada y su campo de actividad, actividad que consiste en producir erupciones, resultando de ello que la constitución íntegra de la montaña está en continuo cambio. Pues, mediante este proceso, también aquí parte de los seres pueden liberarse de su envoltura, con lo que tiene el camino libre a otras regiones de la Tierra o sobre ella. Por este mismo motivo esas erupciones se producen con la conformidad del Creador; y si en tales ocasiones alguien pierde su vida física, es porque su actividad en la Tierra estaba limitada y para poder entrar posteriormente en otra etapa de desarrollo. Los mundos solares son creaciones que el Señor ha colocado en el universo, para producir más cuerpos celestes. Cada Sol está en actividad continua. En su interior actúan desencadenadas fuerzas inimaginables que continuamente lanzan grandes cantidades de materia al espacio, las cuales son utilizadas por seres espirituales para formar nuevos astros con una existencia totalmente autónoma. Otros seres espirituales creativos proveen estos astros con todo lo necesario para permitir una futura población de criaturas. Aun siendo autónomo, cada astro mantendrá una cierta relación con el Sol del cual surgió. Así como las erupciones de un volcán vuelven a caer sobre la superficie de la Tierra por la fuerza de la gravedad, también el astro que surgió de un Sol permanecerá siempre en su ámbito a causa de la fuerza de atracción de ese Sol. Y el mismo Sol también le suministrará la luz y calor sin las cuales no podría subsistir ni un solo astro en todo el universo. La finalidad de cada astro es distinta y, según las condiciones de vida fijadas, los resultados son diferentes. Así cada astro es preparado de la manera adecuada para que en él puedan hospedarse seres que necesitan precisamente esas condiciones de vida para poder lograr un desarrollo específico.
El universo es infinito y hay incontables seres espirituales, a todos los cuales hay que darles la posibilidad de poder alcanzar la finalidad que le es propuesta en cada una de sus etapas de purificación. Por eso, ¡no creáis que el espacio se limita a aquello que está al alcance de vuestra vista!
Infinito es el espacio.
Infinito es el Poder del Señor.
Infinito es su Amor hacia sus criaturas.
Por esto, todo está creado por el Amor y el Poder de Dios.
Amén.
TraductorOok het gehele systeem van zonnestelsels stemt overeen met het grote scheppingswerk. Als jullie je alle zonnestelsels voor de geest willen halen, dan blijft jullie verstand werkelijk stilstaan, want dit zijn dimensies die het denkvermogen van de mens overstijgen. Reeds de aarde in haar afmetingen komt jullie wezenlijk omvangrijker voor dan jullie verstandelijk kunnen opnemen. Toch is de aarde maar minuscuul te noemen, als men aan haar de omvang van de kleinste zonnestelsels zou willen afmeten.
In het oneindige heelal zijn er wederom ontelbare van deze zonnestelsels die in hun omvang, hoedanigheid en aard weer van elkaar afwijken, maar in hun eindbestemming toch alle hetzelfde doel dienen: het voortdurend verder ontwikkelen van de wezens die uit God ontstaan zijn en zich van God losgemaakt hebben en opnieuw de weg naar God moeten vinden. Elk zonnelichaam is op oneindig grote schaal een gelijkaardig scheppingswerk als de aarde.
Het is maar voor weinigen begrijpelijk dat men de zon kan vergelijken met een vuurspuwende berg. Deze vergelijking zal echter pas duidelijk zijn, wanneer men bedenkt dat de Schepper ook het binnenste van zo’n berg wijselijk op zodanige manier gestalte heeft gegeven, zodat ontelbare wezens hierin verblijven en dat de werkzaamheid van deze wezens erin bestaat onbegrensde erupties tot stand te brengen waardoor wederom de gehele hoedanigheid van de berg aan voortdurende veranderingen onderhevig is. Zodoende kan een deel van de wezens zich van zijn onthulling ontdoen en de weg wordt voor hem vrij naar andere regionen op en boven de aarde.
Bijgevolg laat de Schepper zulke uitbarstingen met Zijn gehele wil toe. En wie door zulke gebeurtenissen zijn aardse leven verliest, diens werkzaamheid op aarde was begrensd en hij gaat een andere ontwikkelingsmogelijkheid tegemoet. Geheel op dezelfde wijze zijn ook de zonnestelsels scheppingen die de Heer in het heelal geplaatst heeft met de bedoeling steeds nieuwe wereldlichamen te laten ontstaan. Elke zon is voortdurend werkzaam. In haar innerlijk gaan ongekende krachten tekeer die door hun oerkracht voortdurend delen uit het binnenste het heelal in slingeren, die daar weer door geestelijke wezens gegrepen worden en tot volledig vrije, zelfwerkzame hemellichamen gevormd worden en door scheppende geestelijke wezens voorzien worden van alles wat wederom nuttig is voor de schepselen die erop zullen leven.
Elk van die hemellichamen zal echter steeds in een bepaalde samenhang staan met de zon waaruit het is voortgekomen. Net zoals dat wat de vuurspuwende berg uitwerpt, vanwege zijn zwaartekracht weer op het aardoppervlak valt, zo zal ook het lichaam dat uit de zon losgemaakt is, door de aantrekkingskracht van deze zon steeds binnen het bereik van deze zon blijven en zal het ook voortdurend door deze zon gevoed worden met licht en warmte, zonder welke geen enkel hemellichaam in het heelal zou kunnen bestaan.
Alleen zal de bestemming van elk hemellichaam verschillend zijn, doordat steeds andere levensvoorwaarden ook steeds andere resultaten veroorzaken. En precies de geestelijke wezens die zich in bepaald opzicht verder moeten ontwikkelen hebben zo’n verblijfplaats nodig en daarom worden ze er door de Schepper van hemel en aarde, die inzicht heeft in wat hun ontbreekt, naartoe gestuurd.
Het heelal is eindeloos. De geestelijke wezens zijn ontelbaar en er moet hun allen steeds weer de mogelijkheid geboden worden het doel dat hun gesteld is, te bereiken. Geloof daarom niet dat in het heelal alleen datgene bestaat wat voor jullie ogen zichtbaar is. De ruimte is eindeloos. Eindeloos is de macht van God en eindeloos is Zijn Liefde voor Zijn schepselen. Daarom is alles geschapen uit de Liefde en de macht van God.
Amen
Traductor