La meta del ser humano es la perfección de su alma en la tierra.... A ustedes, los humanos, se les ha fijado la meta de la madurez espiritual, por la que deben esforzarse y la que deben alcanzar por su propia voluntad para ser aptos para el reino espiritual al final de su vida terrenal. Sin embargo, esta verdad irrefutable es aceptada por muy pocas personas y correspondiendo a esto llevan su vida terrenal. La mayoría de la gente sigue cegada en su forma de pensar, están espiritualmente ciegos y no se dejan tocar cuando se les presenta la verdad.... Sólo pueden mostrar un bajo grado de desarrollo de su alma pero no hacen nada para elevarla.... no creen.... ni en un propósito de la vida terrenal ni en una responsabilidad. Tampoco creen en una conexión entre lo creado y el Creador.... y tampoco buscan una aclaración sobre algo que es tremendamente importante: qué pasará con ellos después cuando hayan dejado el cuerpo terrenal.... Porque tampoco creen en la supervivencia después de la muerte....
Sin embargo, su incredulidad no les protege de la responsabilidad, pues tienen libre albedrío, no están obligados a su incredulidad, a su actitud hacia Dios.... A quien podían dedicarse en libre albedrío para ahora estar siempre y constantemente guiados en sus pensamientos y acciones por la actitud correcta hacia Dios.... Porque todo ser humano puede volverse hacia Dios, y no tiene otra excusa válida para alejarse de Él que la de no querer.... Porque en cuanto quiere conocer la verdad, ésta le es transmitida por Dios, y entonces el propio ser humano establece la relación correcta con Dios.... El hecho de que las personas piensen y quieran de forma diferente depende de ellas, ya que la voluntad por la verdad garantiza el pensamiento correcto, y por lo tanto cada uno debe examinarse a sí mismo hasta qué punto él mismo desea la verdad.... Si acepta con indiferencia como creíble todo lo que se le dice, entonces él mismo no tiene ningún deseo por la verdad, pues de lo contrario lo examinaría.... Y si rechaza todo lo que se le ofrece, esto también puede ser indiferencia hacia la verdad, que no busca y que, por tanto, nunca puede reconocer como verdad. Si el ser humano es ignorante, si está espiritualmente ciego, es su propia culpa porque no tiene deseo de la verdad.... Y ningún ser humano puede excusarse diciendo que no sabe lo que es la verdad, que nunca podrá juzgarla por sí mismo.... y que por eso lo rechaza todo. Ciertamente, no le es posible por sí mismo probar la veracidad de un conocimiento, porque tiene que solicitar el apoyo de Dios para ello.... ya que su intelecto por sí solo no puede llevar a cabo tal prueba. Pero en cuanto se dirija a Dios mismo en busca de apoyo, de la iluminación del espíritu, reconocerá claramente y podrá distinguir la verdad del error..... Pero para eso es necesaria la fe en Dios.... El intelecto puede validar afirmativamente esta fe si la voluntad del ser humano es buena.... pues toda la creación atestigua la existencia de un Creador sabio y omnipotente, y pedir ayuda a este Espíritu Creador Eterno debería ser, por tanto, posible para toda persona sabia que desee penetrar en la verdad.... Y ésta también se iluminará pronto sobre su propósito en la tierra, y dará el significado correcto a su vida terrenal y ya no caminará a la ligera, será consciente de su responsabilidad para con su alma y la ayudará a alcanzar la mayor perfección posible....
Amén
TraductorDe bestemming van de mens is het rijp worden van zijn ziel op aarde. Een geestelijk rijp worden is u als doel gesteld waar u in vrije wil naar moet streven. U kunt dit ook volbrengen om aan het einde van uw aardse leven geschikt te zijn voor het rijk hierna. Heel weinig mensen nemen echter deze onweerlegbare waarheid aan en stellen hun levenswijze daarop in. Het merendeel van de mensen is nog geestelijk blind en zij laten zich niet overhalen wanneer ze nader tot de waarheid worden gebracht. Hun ziel heeft nog een lage ontwikkelingsgraad maar ze doen niets om deze te verhogen. Zij geloven noch aan een levensdoel van het geschapene op aarde noch aan een Schepper, en trachten ook geen opheldering te verkrijgen over wat heel belangrijk is, bijvoorbeeld wat met hen zal gebeuren wanneer zij het aardse lichaam verlaten hebben. Zij geloven dus ook niet aan een voortleven na de dood.
Maar hun ongeloof neemt hun verantwoording niet weg. Want zij hebben een vrije wil, ze zijn niet gedwongen tot hun ongelovigheid, tot hun instelling tegenover GOD, aan WIE zij zich konden overgeven om dan door een juiste houding tegenover GOD gestadig door HEM geleid te worden in hun denken en handelen. Want ieder mens kan zich tot GOD keren en heeft voor zijn afwenden van HEM geen andere verontschuldiging dan die, dat hij niet wil. Want zodra hij de waarheid wil weten wordt ze hem ook gegeven, en dan brengt de mens zelf weer de juiste verhouding tot GOD tot stand.
Dat de mensen zo verschillend denken en willen ligt aan hen zelf, want het verlangen naar de waarheid waarborgt ook het juiste denken. Daarom moet ieder zich afvragen hoezeer hijzelf naar de waarheid verlangt. Neemt hij alles onverschillig als geloofwaardig aan wat hem geboden wordt dan heeft hij zelf geen verlangen naar de waarheid, want anders zou hij die onderzoeken. En weert hij alles af wat hem aangeboden wordt dan kan dat eveneens onverschilligheid zijn tegenover de waarheid die hij niet zoekt, en daarom ook nooit als waarheid zal inzien.
Wanneer de mens onwetend is en geestelijk blind voortgaat, is dat zijn eigen schuld, omdat in hem geen verlangen naar de waarheid is. En geen mens kan zich verontschuldigen dat hij niet weet wat waarheid is en dat hij die zelf niet beoordelen kan, om welke reden hij alles afwijst. Wel is het hem uit zichzelf niet mogelijk kennis op waarheid te onderzoeken omdat zijn verstand alleen zo'n onderzoek niet kan ondernemen, en hij daartoe GOD's hulp vragen moet.
Maar zodra hij zich tot GOD Zelf wendt om hulp en om geestelijke opheldering, zal hij ook duidelijk waarheid van dwaling kunnen onderscheiden. Daar is echter het. geloof in GOD voor nodig, en dit geloof kan zelfs het verstand accepteren wanneer de wil van de mens goed is. Want de gehele schepping getuigt van de aanwezigheid van een wijze en almachtige GOD en Schepper, en deze scheppende GEEST van eeuwigheid om hulp te bidden zal voor ieder wijs en denkend mens mogelijk zijn die in de waarheid binnen wil dringen. Die mens zal ook spoedig opheldering ontvangen over zijn bestemming op aarde en hij zal dan zijn levensloop de juiste betekenis toekennen, en niet meer lichtvaardig verder leven. Hij zal zich dan de verantwoording voor zijn ziel bewust zijn en haar tot de hoogst mogelijke volmaaktheid trachten te brengen.
Amen
Traductor