Comparar anuncio con traducción

Otras traducciones:

En el principio era la Palabra....

En el principio era la Palabra.... y será por toda la eternidad, porque la Palabra soy Yo Mismo, Quien soy sin principio y sin fin y sin embargo pronuncié la Palabra al principio de todo lo que salió de Mí en el que Mi fuerza se expresó. Mi Palabra sonaba por lo que creé, es decir, escuchó Mi dirección en sí misma, reconoció su capacidad de pensar, fue capaz de intercambiar ideas con las mismas criaturas creadas, y lo que cobró vida como pensamiento en ella fue Mi Palabra, la transmisión de Mi voluntad, Mi saber y Mi amor al ser esencial que había comenzado en Mí....

Yo era de eternidad, para Mí no había limitación, luz inimaginable y fuerza brillaba de Mí, pero Mi Palabra, la expresión de Mi plenitud de pensamiento no encontró eco, porque a parte de Mí no había nada esencial que fuera capaz de absorber lo que fluía fuera de Mí, lo que formaba, como quien dice, la resonancia de Mi Palabra, que a su vez no podría haber sido diferente de cómo Yo Mismo era porque de otra manera no habría podido soportar Mi amor resplandor que irradiaba de Mí.

El acto de crear un ser como Yo era, por tanto, una necesidad correspondiente a Mi ser original, porque el amor, el epitome de Mi ser, quería dar, hacer feliz, regalar Su fuerza inherente. Y por eso el amor se creó un recipiente en el que podía fluir.... Mi amor creó un ser, en igual perfección, ahora Me despojé transfiriendo Mi voluntad, Mi pensamiento y Mi amor a este ser, y la transmisión de lo que tenía su origen en Mí fue “Mi Palabra....” Yo Mimo entré al ser creado por Mí, y este ser ahora podía pensar, querer y actuar como Yo, porque Mi Palabra lo enseñó, porque Mi ser se reencontró en este ser creado por Mí.

En el principio era la Palabra.... Sólo a través de Mi Palabra el primer ser creado se reconoció a sí mismo, y también me reconoció a Mí; por lo general era sólo a través de Mi Palabra, a través del vaciamiento de Mi Mismo, capaz de reconocerse a sí mismo como un ser, era capaz de formar propios pensamientos, que sólo le fueron nuevamente enviados por Mí Mismo, que fue la Palabra que hablé en él y que expresó nuestra unión. Debido a que Yo era la fuerza creadora, Que podía crear seres a Mi imagen, Yo era el centro original, Que irradiaba Su fuerza al infinito y podía utilizarla según su voluntad.

Por tanto, el principio de “dar” en Mí requería un ser “receptor” para poder hacerlo feliz. Este ser, sin embargo, tenía que ser capaz de reconocerme, y Yo Me di a conocer a él a través de la Palabra.... que era lo mismo que Mi irradiación de amor, que daba vida a lo creado, que lo permitía obrar con sabiduría y fuerza como esencia libremente expuesta.... para reconocerme a Mí Mismo y a partir de este reconocimiento llevar también Mi voluntad dentro de uno mismo.... Porque la Palabra es el pensamiento estampado que procede de Mí y se transmite al ser que lo determina para su obrar....

La Palabra estaba al principio.... Sólo lo que Yo creé requería la Palabra, la transmisión de Mis pensamientos en una forma que el ser pudiera absorber, a través de la cual ahora permanecía en constante contacto conmigo y también en constante bienaventuranza. Y como lo que he llamado a la vida ya no puede perecer en la eternidad, Mi palabra tampoco perecerá.... Siempre será la expresión de Mí Mismo frente a Mis criaturas, nunca jamás cambiará.... el cielo y la tierra pasarán, pero Mi Palabra permanecerá hasta toda la eternidad....

Amén

Traductor
Traducido por: Hans-Dieter Heise

In het begin was het Woord

In het begin was het Woord en het zal er zijn tot in alle eeuwigheid. Want het Woord ben Ik zelf, die zonder begin ben en zonder einde en nochtans in het allereerste begin het woord uitsprak van al datgene wat uit Mij, buiten Mij werd geplaatst, waarin mijn kracht zich openbaarde. Voor dat wat Ik schiep, weerklonk mijn woord. Dat wil zeggen: het vernam in zich mijn aanspreken, het besefte zijn denkvermogen. Het kon van gedachten wisselen met het gelijke geschapene, en dat wat als gedachte in hem levend werd, wat mijn woord, het overbrengen van mijn wil, mijn weten en mijn liefde op het wezenlijke dat in Mij zijn oorsprong had.

Ik bestond sinds eeuwigheid. Voor Mij was er geen begrenzing. Uit Mij straalde onvoorstelbaar licht en kracht. Maar mijn woord, het uitstralen van de rijkdom van mijn gedachten, vond geen weerklank. Want buiten Mij was er niets wezenlijks dat in staat was, dat, wat uit Mij wegstroomde, op te nemen, dat als het ware de respons vormde op mijn woord, maar dat wederom niets anders zou hebben kunnen zijn dan zoals Ik zelf was, omdat het anders mijn, de van Mij uitstralende liefdesgloed, niet zou hebben kunnen verdragen. Daarom was de daad van het scheppen van een aan Mij gelijk wezen een aan mijn oerwezen beantwoordend verlangen. Want de liefde, de essentie van mijn wezen, wilde geven, gelukkig maken, de in haar aanwezige kracht schenken. En de Liefde schiep zich daarom een vat waarin ze kon uitvloeien. Mijn liefde schiep een wezen in dezelfde volmaaktheid en nu gaf Ik Me helemaal weg doordat Ik mijn wil, mijn denken en mijn liefde op dit wezen overdroeg. En het overdragen van datgene wat in Mij zijn oorsprong had, was "mijn woord". Ik nam zelf mijn intrek in het door Mij geschapen wezen. En dit wezen kon nu denken, willen en handelen net als Ik omdat mijn woord het onderrichtte, omdat mijn wezen zich in dit door Mij geschapen wezen terugvond.

In het begin was het Woord. Pas door mijn woord herkende het eerst geboren wezen zich en het herkende ook Mij. Het was eigenlijk door mijn woord, door het uiten van Mij zelf, pas in staat zich als een wezen te onderkennen. Het was in staat eigen gedachten te vormen, die hem echter weer eerst door Mij zelf werden toegevoerd, die het door Mij in hem gesproken woord waren, dat blijk gaf van onze saamhorigheid. Want Ik was de scheppende kracht die wezens kon scheppen naar mijn evenbeeld. Ik was het Oercentrum dat zijn kracht uitstraalde in de oneindigheid en deze kon gebruiken naar Zijn wil.

Het "gevende" principe in Mij verlangde dus naar een "ontvangend" wezen om het gelukkig te kunnen maken. Maar dit wezen moest Mij kunnen herkennen en Ik maakte Me aan hem kenbaar door het woord, dat hetzelfde was als de uitstraling van mijn liefde die het geschapene het leven gaf. Die het in staat stelde als vrij, buiten Mij geplaatst wezenlijks werkzaam te zijn in wijsheid en macht, Mij zelf te herkennen en vanuit dit inzicht ook mijn wil in zich te koesteren. Want het woord is de gevormde gedachte die van Mij uitgaat en aan het wezen wordt overgebracht en die het tot zijn werkzaamheid aanzet.

Het woord was in het begin. Pas het door Mij geschapene had het woord nodig, het overbrengen van mijn gedachten in een door het wezen op te nemen vorm, waardoor het nu in voortdurend contact bleef met Mij en ook in voortdurende gelukzaligheid. En omdat het door Mij in het leven geroepene in eeuwigheid niet meer kan vergaan, zal ook mijn woord niet vergaan. Het zal steeds de uiting van Mij zelf zijn tegenover mijn schepselen. Het zal nooit ofte nimmer veranderd worden. Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijn woord zal blijven bestaan tot in alle eeuwigheid.

Amen

Traductor
Traducido por: Gerard F. Kotte