No hay manera a hacer a los seres humanos en la Tierra ni aproximadamente comprensible lo que Jesucristo ha sufrido en la cruz porque ellos en su imperfección no perciben lo que para un Ser humano perfecto significa el llegar a ser víctima del pecado, porque en cierto sentido la maldad de los hombres logró la victoria sobre Él - El que no les había causado mal alguno.
El Alma de Luz del Hombre Jesús se estremeció ante los engendros del infierno, pero no se defendió... pues permitió que le hiciesen lo que fuera... Pero se apoderó de ella un horror por tamaña asquerosidad y maldad de los seres humanos. El Alma sufrió indeciblemente - más aun que el cuerpo sufrió por todo el mal que le hicieron. El Alma se halló en medio de la oscuridad, la que su Luz no soportaba; sin embargo no la rehuyó porque quería apurar el cáliz hasta el final, para la redención de los seres humanos.
El Alma misma se privó de la Luz, porque de lo contrario no habría podido suceder con ella lo que el Amor del Hombre Jesús quería que sucediera... para ofrecer a Dios un sacrificio por los pecados de la humanidad. De modo que ella hizo que su Luz no entrara en función, con lo que se encontró en plena oscuridad la que la atormentó y angustió sobremanera, y que aumentó su sufrimiento mil veces; porque los tormentos del Alma excedieron los corporales - lo que únicamente un hombre perfecto podría comprender.
Pero Jesús era Perfecto como su Padre en el Cielo es Perfecto, y eso encontrándose en medio del pecado... Su Reino era el Reino de Luz, mientras que la Tierra era el reino de Satanás - reino en el que el Alma de la Luz permitió que la violentaran. De modo que de ella –del Ser más puro y traslúcido que alguna vez ha vivido en la Tierra– se apoderó un horror indecible. Tuvo que permitir que la tocasen manos que la espantaban porque se extendieron hacia ella desde el infierno y la asieron... tuvo que dar oídos a palabras que la hirieron profundamente... estaba, en cierto modo, separada de su Mundo e, indefensa, abandonada a las tinieblas... lo que sí desde la eternidad fue su propia Voluntad para llevar a cabo la Obra de Redención - aunque por eso no resultaba menos horroroso porque la angustiaron y atormentaron hasta el extremo...
Por eso Jesús exclamó las Palabras: «Dios Mío, Dios Mío, ¡por qué me has abandonado!». En estos momentos el Alma ya no sabía de su Misión... sólo sintió la separación de Dios –de la Luz– del que tenía nostalgia y por eso en sus apuros gritó por Él...
Se trataba de lo más cruel que jamás un hombre en la Tierra tenía que sufrir, porque Él no tenía que sufrir solamente las penas del cuerpo, sino porque el Alma tenía que sufrir considerablemente más, para lo que la humanidad no tiene comprensión. Y por eso no habrá hombre alguno que, con mucho que sufriera, llegará a la medida en que el Hombre Jesús ha aguantado - El que ya mucho antes lo sabía y en su existencia como Hombre oraba: «Padre Mío, si es posible, que pase de Mí este cáliz, mas no sea como Yo quiero, sino como quieres Tú».
A la vez también fue la Voluntad de su Alma –la que se había subordinado completamente a Dios– el llevar a cabo la Obra de Redención. De modo que el Alma se entregó a su destino porque su Amor a la humanidad sufriente era inmenso. Por otra parte la culpa del pecado era tan grande que únicamente los tormentos y sufrimientos extremos podían valer como Sacrificio de Expiación - por lo que el Hombre Jesús lo llevó a cabo...
Pero la profundidad de los sufrimientos es inmensa... como también su Amor era inmenso - el que hizo que se cargase con todo sufrimiento del cuerpo y del Alma... para redimir la humanidad de la muerte eterna...
Amén.
TraductorHet lijden van Christus aan het kruis is de mensen op aarde niet bij benadering begrijpelijk te maken. Want in hun onvolmaaktheid begrijpen ze niet, wat het voor een volmaakte mens betekent om slachtoffer van de zonde te worden. Want de slechtheid van de mensen zegevierde in zekere zin over Hem die hun geen leed had berokkend. De lichtziel van de mens Jezus huiverde voor de gedrochten van de hel, maar ze verweerde zich niet.
Ze liet alles met zich gebeuren, maar een afgrijzen maakte zich van haar meester over zoveel vuiligheid en boosaardigheid van de mensen. Ze leed onbeschrijflijk, nog veel meer dan het lichaam, door datgene wat dit werd aangedaan. De ziel bevond zich in de duisternis en haar licht verdroeg de duisternis niet. Toch vluchtte ze hier niet voor, omdat ze de kelk tot de laatste druppel wilde leegdrinken om de mensen te verlossen. Ze zag af van het licht daar anders bij haar niet dat zou hebben kunnen gebeuren wat de liefde van de mens Jezus wilde laten gebeuren, om God een offer aan te bieden voor de zonden van de mensheid. Ze liet dus haar licht werkeloos worden en bevond zich te midden van de duisternis die haar bovenmate kwelde en beangstigde, die haar leed nog duizendvoudig versterkte, want de kwellingen van de ziel overtroffen het lichamelijk lijden, wat alleen een volmaakt mens zou kunnen begrijpen. Maar Jezus was volmaakt, zoals Zijn Vader in de hemel volmaakt is, en toch nog op de aarde te midden van de zonde.
Zijn rijk was het lichtrijk. De aarde was het rijk van de satan en in dit rijk liet de ziel van het licht zich geweld aandoen. En een mateloos afgrijzen vervulde haar, het reinste en helderste wezen dat ooit op de aarde geleefd heeft. Ze moest zich laten aanraken door handen die haar deden gruwelen, omdat ze zich uit de hel naar haar uitstrekten en haar vastgrepen. Ze moest woorden aanhoren die haar ten diepste kwetsten. Ze was in zekere zin afgescheiden van haar wereld en zonder bescherming aan de duisternis overgeleverd, wat wel sinds eeuwigheid haar eigen wil was om het verlossingswerk te volbrengen, maar daarom niet minder vreselijk. Want ze werd tot uitputting toe bang gemaakt en gepijnigd.
Daarom slaakte Jezus de woorden: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten". Op dit ogenblik wist ze niets meer van haar missie. Ze voelde alleen de scheiding van God, van het Licht waarnaar ze vurig verlangde en waarnaar ze riep in haar nood.
Het was het meest onmenselijke wat ooit een mens op aarde moest verduren, omdat niet alleen het lijden van het lichaam door Hem moest worden verdragen, maar omdat de ziel nog aanzienlijk meer had geleden, waarvoor de mensheid geen begrip heeft. En daarom zal ook geen mens, al zou hij nog zo zwaar moeten lijden, dit niveau bereiken dat de mens Jezus had verdragen. Die al lang tevoren daarvan op de hoogte was en in Zijn menselijkheid bad: "Vader, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan - doch niet mijn wil, maar Uw wil geschiede". Het was ook tegelijk de wil van Zijn ziel die zich geheel aan God had onderworpen om het verlossingswerk te volbrengen. En ze schikte zich in haar lot, want de liefde voor de lijdende mensheid was overgroot, zoals echter ook de zondeschuld zo groot was, dat slechts uiterste kwellingen en lijden als zoenoffer konden gelden, dat de mens Jezus daarom heeft aangeboden. Maar de omvang van het lijden is onmetelijk, zoals ook Zijn liefde onmetelijk was, die Hem al het leed van het lichaam en de ziel op zich liet nemen om de mensheid te verlossen van de eeuwige dood.
Amen
Traductor