Cualquiera que una vez sea aceptado en el círculo de los que saben, nunca podrá escapar de las bendiciones de estas revelaciones porque su espíritu reconoció la verdad de Dios y ahora también se esfuerza hacia la unificación más plena con Él, y todo lo que el hombre hace inconscientemente es el ajetreo de su espíritu y, por lo tanto, permanece también en contacto constante con el poder espiritual en el buen sentido, porque aquello por lo que el ser humano se esfuerza está escondido en sus más profundas profundidades.... El ser humano mismo no es capaz de reconocerlo, pero el espíritu no tiene impedimentos para reconocerlo y sabe de cada impulso más pequeño, acerca de su tarea real y la persigue sin vacilación.
Por lo tanto, las influencias del exterior puede tener un efecto sobre el ser humano de una manera que a menudo parece ser un obstáculo, pero esto no impone ninguna restricción al espíritu en él, ninguna influencia del exterior le toca, ya que puede liberarse en cualquier momento el mismo y separarse de su caparazón. Los fenómenos más extraños son señales de esta separación del cuerpo.... El cuerpo se vuelve cansado y apático, mientras que el espíritu está en tremenda actividad lejos del cuerpo y esto entonces sale a la luz en la conciencia humana como un estado completamente apático.
Cualquiera que sepa que ha sido aceptado en el círculo de los que saben, su experiencia está constantemente controlada por seres espirituales, y por eso se han hecho arreglos excesivos en la relación espiritual, que ya no hay temer de perderse o desviarse del conocimiento adquirido, ya que el espíritu mismo sólo ahora está libre de poder desarrollarse sin obstáculos y ahora también el mismo se ocupa de que el hombre permanezca en el orden divino.
Es cierto que las fuerzas espirituales que sirven al adversario también querrán probar ahora su poder sobre las personas que ahora están en el conocimiento, y esto se notará a través de tremendas resistencias que se opondrán a una persona que se esfuerza seriamente.... Estas so objeciones y contradicciones de fuera que dejan surgir dudas en el hombre, son expresiones notables de estas fuerzas, pero el poder de estas es pequeño, en contraste con las buenas fuerzas espirituales que se ocupan por el niño terrenal, y en caso de duda, una y otra vez recibirá iluminación a través del espíritu despierto de Dios. Sólo hay un cierto peligro cuando el ser humano decide detenerse.... cuando se cansa, por así decirlo.... cuando se cree perfecto....
Sin embargo, esto sigue siendo una señal de que el espíritu aún no se ha liberado por completo y, por lo tanto, este peligro solo puede amenazar al comienzo del esfuerzo espiritual y, en cierto sentido se debe a los esfuerzos de las fuerzas malignas, a las que no se ofreció la resistencia suficiente, ya que sus insinuaciones malvadas, que trataban de ensoberbecer al hombre, eran muy fácilmente escuchadas y por lo tanto el niño terrenal sucumbía. Pero si un ser humano solo se encomienda a la misericordia y al amor divino en la oración sincera, nunca sufrirá un naufragio.... El ser humano nunca debe confiar demasiado en su propia fuerza, sino siempre y en todas partes implorar la ayuda de Dios y ya no necesita temer nada y lograr su objetivo con la ayuda divina....
amén
TraductorWie eenmaal in de kring van degenen, die weten, is opgenomen, zal zich nooit aan de zegen van deze openbaringen kunnen onttrekken, want zijn geest herkent de waarheid uit God en streeft nu ook naar volledige vereniging met Hem. En alles, wat de mens nu onbewust doet, is de bedrijvigheid van zijn geest. En daarom blijft hij nu ook in de goede zin in voortdurende verbinding met de geestelijke kracht, want waar de mens naar streeft, is in zijn diepste diepten verborgen.
De mens zelf is niet in staat om het te herkennen. De geest wordt echter niet in dit besef gehinderd en weet van elke fijnste opwelling aangaande zijn eigenlijke opdracht en vervult deze zonder dralen. Daarom mogen de invloeden van buiten op vaak hinderlijk lijkende manier op de mens afstormen, deze leggen de geest in hem geen enkele beperking op. Hem raakt geen enkele invloed van buiten, omdat hij zichzelf altijd vrij kan maken en kan scheiden van zijn omhulsel.
De vreemdste verschijnselen zijn tekenen van deze scheiding van het lichaam. Het lichaam wordt moe en apathisch, terwijl de geest zich in buitengewone activiteit op verre afstand van het lichaam bevindt en dit treedt dan in het bewustzijn van de mens als een volledige apathische toestand aan de dag.
De beleving van degene, die zich in de kring van degenen, die kennis hebben, opgenomen weet, wordt voortdurend door geestelijke wezens gecontroleerd. En er zijn in geestelijk opzicht dus mateloze voorbereidingen getroffen, zodat een vergissen of afdwalen van het verkregen inzicht niet meer te vrezen valt, omdat de geest zich juist nu pas ongehinderd kan ontplooien en er nu ook zelf voor zorgt, dat de mens in de goddelijke orde blijft.
Weliswaar zullen nu geestelijke krachten, die de tegenstander dienen, eveneens hun macht willen beproeven op de mens, die kennis heeft. En dit zal voor hem waarneembaar zijn door de enorme tegenstand, die de ernstig strevende mens geboden wordt. Merkbare uitingen van deze krachten, die de twijfel in de mens laat ontstaan, zijn bezwaren en tegenwerpingen van buiten. Maar de macht van deze krachten is gering, in tegenstelling tot de om het mensenkind bezorgde goede geestelijke krachten. En dit mens zal bij twijfel verlichting gebracht worden door de gewekte geest van God.
Een zeker gevaar bestaat alleen dan, wanneer de mens een stilstand laat optreden. Wanneer hij als het ware moe wordt van het werk aan zichzelf. Wanneer hij gelooft volmaakt te zijn. Dit is echter steeds een teken van een nog niet volledig bevrijde geest. En dus kan dit gevaar alleen maar in het begin van het geestelijke streven dreigen en in een zeker opzicht is dit tot de inspanning van de slechte krachten terug te voeren, waaraan niet genoeg tegenstand geboden werd, doordat aan hun boze influisteringen, die probeerden om de mens aanmatigend te maken, al te gemakkelijk gehoor geschonken werd en dus het mensenkind hieraan onderworpen was.
Maar als de mens zich in innig gebed steeds alleen maar aan de goddelijke genade en liefde toevertrouwt, zal hij nooit schipbreuk lijden. De mens moet nooit te veel op zijn eigen kracht vertrouwen, maar altijd en overal de hulp van God afsmeken, en hij zal nooit hoeven te vrezen en hij zal met goddelijke hulp zijn doel bereiken.
Amen
Traductor