Alle proclamaties waarvan het B.D.-getal een priemgetal is, d.w.z. alleen deelbaar door 1 en zichzelf zonder rest
Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamations/special/primes
0191 Geleerden - Arm en rijk - Pond
20 november 1937: Boek 5/6
Met goedkeuring van onze Heer en Heiland bereiden we je vandaag een boodschap, die je in staat moet stellen, ook tegenover geleerden te getuigen, dat jouw streven door God gewenst is en in Zijn welbehagen.
Sommige mensen worstelen met pijn en moeite om hun bestaan, en weer anderen krijgen het geluk in de schoot geworpen, en ze hebben weinig begrip voor de nood en het lijden van de anderen. Wanneer jullie nu menen, dat de Heer deze verlaten heeft, kijk dan wat beter en zie, dat daar, waar de mens moet vechten voor zijn dagelijks leven, veel sneller Zijn geboden worden nageleefd dan daar, waar de mensen een gemakkelijk lot beschoren is. En merk daardoor, dat de mens met zorgen veel eerder op gedachten is gericht, die tot zijn heil leiden, maar dat de mens, die onbekommerd door het leven gaat, iedere gedachte aan een rechtvaardiging voor de hemelse Vader onaangenaam is en hij deze snel afwijst, wanneer hij zijn innerlijk eenmaal invulling geeft.
Vergelijken jullie nu, hoe Christus ook Zijn lijden gewillig op Zich nam, uit liefde voor de mensheid, omdat hij daarmee voor de kinderen op aarde de levensweg wilde vergemakkelijken. Zo vloeit hieruit voort, met hoe weinig lijden de Heer jullie wilde opzadelen en hoe Hij Zijn best deed om deze last te verlichten, doordat Hij geduldig het leed van de mensheid op Zich nam. Door de grootsheid van Zijn Liefde is Hij in staat geweest het leed van andere wezens te dragen. En om Zich voor anderen op te offeren, heeft de Heer Zich aan het kruis laten slaan. Derhalve nemen allen, die op aarde hun leed dragen, berustend en verdraagzaam deel aan het verlossingswerk van Christus. Want alleen door leed bereikt de mens volmaaktheid. Door lijden worden duizenden en nog eens duizenden zielen gered voor het eeuwige rijk. Maar voor de ander, die niet belast is, zal weinig zegen voortvloeien uit zijn wandel op aarde. Want hij sluit zich af voor alle vermaningen, die op zijn hart toekomen, en blijft ver op deze achter.
Wanneer jullie nu vragen, waarom de Heer zo verschillend voor de Zijnen zorgt, waarom Hij de één in nood en treurnis rijp laat worden, maar de ander behoedt voor hartzeer en zorgen, dan zal de Heer Zelf daarop antwoorden: “Ik heb ieder het pond gegeven, opdat hij het te gelde maakt.” Zoals de mens zich instelt op God, zo zal hem gegeven worden.
“En is er iemand onder jullie, aan wiens hart Ik niet geklopt zou hebben? Is er iemand onder jullie, die Ik niet benaderd zou hebben, om door hem opgenomen te worden?”
De arme geeft van het weinige dat hij heeft, maar de rijke laat tevergeefs smeken, die tot hem komen. En zo wordt ook de Heer opgenomen door de arme, maar afgewezen door de rijke, zo vaak Hij toegang tot hem verlangt. En nu kiest de Heer uit, die Hem trouw heeft gediend, en blijft Hij verre van degenen, die in hardnekkigheid Zijn roepen niet wilden aanhoren. Binnenkort zullen jullie echter meemaken, hoe de Vader de Zijnen beschermt en aan hen Zijn liefde bekend maakt. Dan ontwaken ook jullie, die lang geaarzeld hebben, de Heer op te nemen in jullie hart. Want jullie is nog weinig tijd beschoren op aarde. (onderbreking)
Vertaald door Gerard F. Kotte
0193 Vijanden van de mensheid – Strijd - “Jullie is de overwinning”
21 november 1937: Boek 5/6
Breng offers aan de Heer en Hij zal het je duizendvoudig vergoeden. Onder de mensen verbergen zich talloze vijanden van de geestelijke leer. Niets is hen heilig, wat buiten menselijke kennis en kunnen ligt, en ze zouden al het streven naar geestelijk goed onder de mensen willen vernietigen. En waar het hen maar mogelijk is, onderwijzen zij, dat alle leven, alles wat bestaat voor de mensen met hun lichamelijke dood is uitgedoofd. En daardoor beroven ze hem van ieder geloof. Ze verhinderen iedere geestelijke instelling op een hoger wezen. Ze vernietigen het geloof in een hiernamaals, in een rechtvaardiging, over het algemeen alles, wat de eigenlijke zin en het doel is van de korte tijd, waarin de mens de genade heeft op aarde belichaamd te zijn.
Met een dergelijke, al het goddelijke afwijzende houding, bereikt de mens echter nog minder dan niets in het leven. Want niet alleen is zijn tijd van leven voor hem volledig nutteloos verstreken, bovendien is hij daardoor in de macht der duisternis gevallen, die hem steeds verder meetrekt naar beneden in het verderf. Deze vijanden van de mensheid moet met alle wilskracht en met alle middelen de strijd aangezegd worden, nu en te allen tijde. Bedenk toch, hoe zij het wel en wee van de menselijke ziel in handen houden. Waar geen eigen prikkel is, aan deze macht te ontsnappen, is het slecht met de mensheid gesteld. Want goed en kwaad zal zij nimmer uit elkaar kunnen houden. Ze zal zonder te beoordelen alles aannemen en goed achten, wat deze vertegenwoordigers van de tegenstander in mooie redevoeringen voor de mensen aanlokkelijk willen maken. En er zal van dit alles niets overblijven dan een volk, dat in dwaling wandelt en dat God en Zijn leer afwijst. En wederom zal dit volk zich ook nog opdelen in vele partijen, en het zal aan alle kanten een zoeken en dwalen in het duister zijn.
Wat God onderwezen heeft en wat Christus op aarde aan de mensen gaf, probeert men te vernietigen en geeft men onjuist en vertekend door. Maar jullie, Zijn getrouwen, mogen dit hoogste goed niet verloren laten gaan. Jullie moeten werken in liefde en eendracht, opdat de mensen de verbondenheid met God blijven behouden, en hierdoor en door het gebed ook de waarborg, dat de Heer en Heiland te gelegener tijd iedereen zal helpen die Hem aanhangt. Van de zielen blijven er veel achter, die God als hun Heer en Schepper erkennen. En het is jullie taak op aarde om deze zielen in het geloof te bevestigen en goddelijke genade op hen te richten. Toch zal nog harde strijd aan jullie werk voorafgaan, want waar men vijandig staat tegenover de leer van Christus, daar zal men ook maatregelen nemen tegenover hen, die zich tot deze leer bekeren en strijden voor Jezus Christus. En om voor deze strijd toegerust te zijn, zullen jullie de hemelse Vader nog om veel genade en kracht moeten vragen. Maar de Heiland Zelf staat jullie bij, en “Jullie is de overwinning”, spreekt de Heer. Want Hij zegent allen die Zijn woord verkondigen en leidt hen naar de overwinning.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0197 Aardbol - Donderstem
23 november 1937: Boek 5/6
Zo is het volgens de wil van de Heiland, dat jouw kennis steeds vergroot wordt. Je hebt weinig te vrezen in deze dagen en kunt je onbezorgd overgeven aan je geestelijk streven. Er wordt jou veel kracht en ook vreugde gegeven, de woorden van de Heer te ontvangen. Alle lessen hebben slechts dit ene doel, dat jij in verbinding blijft met de hemelse Vader. Daarom sporen wij je steeds meer aan, trouw te volharden en niet na te laten. Want het brengt je toch geestelijke goederen, dat je van nut moeten zijn voor de eeuwigheid. Zie, mijn kind, wij zijn allen gelukkig met jouw ijver en brengen je vol vreugde de gaven, die de Heiland voor jou bereid heeft. Weliswaar zul je nog vaak strijd moeten leveren, voordat je geheel doorgedrongen bent in Gods wijsheid, maar des te inniger zul jij je bij de Heiland aansluiten. Want Zijn liefde laat niet los, die Hem trouw zijn. Heeft God je in vol vertrouwen zo begenadigd, je Zijn leren te doen toekomen, zo moet jij dit vertrouwen ook rechtvaardigen, door Zijn wil te vervullen en Hem te allen tijde te dienen.
Binnenkort begint het al te dagen op de aardbol. De heer zal door alle landen gaan en Hij zal tot troost en hoop zijn voor de Zijnen. En de mensheid zal Zijn donderstem horen, wanneer Hij alle ongelovigen en hen die geestelijk slapen wakker zal roepen. Maar jullie allemaal, die troost zoeken bij de Heer, zullen veilig geborgen zijn in Zijn Liefde. Hij zal Zijn kinderen beschermen tegen ongemak, en zij zullen de nabijheid van hun Heer en Heiland voelen en gelovig op Hem vertrouwen, dat Hij hen redt uit alle gevaar. Wend jullie daarom allemaal in kinderlijk vertrouwen tot jullie Vader in de hemel, opdat hij jullie behoede, nu en altijd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0199 Strijd van het licht met de duisternis (Voortzetting van nr. 198)
24 november 1937: Boek 5/6
Waar jouw wil zich richt op het geestelijke, zal jou ook de kracht gegeven worden, je doel na te streven. In jouw hart ligt de waarborg voor je streven. In het hart zul je voelen, dat de verbinding met de Heiland je goddelijke genade doet toestromen. En je zult in geluk en innerlijke vrede de toekomst tegemoet kunnen zien. Waar zich de Heiland om de Zijnen bekommert, brengt elke dag jou zegen. Maar dank de Heer ook voor elke dag, waarop Zijn Woord jou onderwijst.
En begin nu: Waar de wezens van het licht met de duisternis strijden, zal geen graankorrel verloren gaan. Alles verrijst opnieuw, steeds naar het licht strevend. De kleinste wezenlijkheden blijven bestaan in het heelal en vormen zich al naar gelang de duur van hun leven steeds opnieuw om. Ze bereiken eindelijk een toestand, waarin zij naar eigen goeddunken over zich zelf kunnen beschikken, maar steeds onderdanig aan de wil van de Schepper. Waar dan hun eigen wilsvrijheid begint, dragen zij nu ook de verantwoording voor de verdere ontwikkelingsgang, voor de rijpheid van hun ziel. Het is hun bestemming, terug te keren naar het eeuwige licht, vanwaar zij uitgegaan zijn. Maar in welke tijd zij deze bestemming bereiken, wordt aan hen zelf overgelaten. Daarom worstelen deze lichtwezens onafgebroken tegen de macht der duisternis. Wie uit deze strijd als winnaar naar voren komt, draagt nu van zijn kant eraan bij, de zwakken te helpen. En het scherpste wapen in de strijd tegen de tegenstander is de liefde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0211 Waarschuwing - Liefde van de Heiland
2 december 1937: Boek 5/6
Op een stil moment zul je de genade van de Heer ondervinden, die je Zijn wil bekendmaakt en jou je verdere werkzaamheden zal toebedelen. Lief kind, wees er steeds op bedacht dat je hart rein blijft. Want alleen dan zul je de kracht ontvangen om je plicht op aarde met alle ijver na te kunnen komen. Wanneer de Vader je waarschuwt, dan sta je voor een moeilijkheid. En probeer dan door middel van rechtvaardig denken jezelf te doorgronden en werk ijverig aan jezelf, opdat je jouw Schepper foutloos onder ogen kunt komen, om heldere, reine woorden der waarheid zuiver te ontvangen.
In dit leven begaat iedereen de grote fout dat hij zich de Heiland zo weinig toevertrouwt, die hem toch graag Zijn ganse liefde wil geven, die hem graag heel het aardse leven lang wil verzorgen en juist leiden. Wie smeekt om de liefde van de Heiland, gaat immers samen met Hem de lange weg door het aardse dal. Is dit besef niet uitermate zaligmakend? Bestaat er iets mooiers dan door Hem te worden geleid om de moeilijkheden des levens te omzeilen?
Onderbreking
Vertaald door Gerard F. Kotte
0223 Schatten
12 december 1937: Boek 5/6
Het begint te dagen op aarde. In een tijd waarin jullie allemaal moeten strijden, geeft de Heer jullie genade na genade. In overeenstemming met Zijn wil zijn alle geestelijke krachten die zich ter beschikking kunnen stellen, met de aarde verbonden. Het wordt alleen nog aan jullie overgelaten om van dit liefdevol tegemoetkomen van de Vader gebruik te maken. Geef je alleen steeds vol vertrouwen over aan de opwellingen van het hart. De Heer probeert er steeds in binnen te dringen. En als jullie bereid zijn te ontvangen, zal de hemelse Vader jullie zegenen.
Jullie vergeten bij al jullie streven op aarde steeds dat ene: het bewust werken aan jullie ziel. Jullie plaatsen steeds het aardse streven op de voorgrond en slaan geen acht op de aanwezigheid van het meest verhevene in jullie: de ziel, die toch een deel van God is en met behulp waarvan jullie gedurende jullie aardse bestaan de weg naar de Vader zouden moeten effenen. Laat jullie ziel toch geen gebrek lijden vanwege het lichaam. Offer je op om met een blik die onafgewend op het hiernamaals gericht is, te ijveren voor een andere manier van denken. Grijp naar de hand van de Vader die zich naar jullie uitstrekt en verberg je niet voor de Heiland.
Een kind dat ijverig aan het werk is, ziet de ochtend van deze dag. En zo is het ook jullie opdracht om dag na dag jullie arbeid na te trekken. Weten jullie of de avond jullie nog te beurt zal vallen? Weten jullie hoe lang jullie nog op aarde zullen rondlopen?
Oh, luister toch naar de stem die je waarschuwt! Gouden deuren zullen zich voor jullie openen, als jullie maar bereid zijn tot inzicht te komen. Want al je denken zal in deze periode veranderen. Jullie zullen je moeten realiseren waarom het gebeuren op aarde door de Vader geduld werd en dat alles wat jullie heden treft, in overeenstemming met de goddelijke wijsheid slechts als middel voor jullie voltooiing wordt toegelaten. Begrijp dit en onderwerp je deemoedig aan de ordening van de Heer, opdat er zich uit al het gebeuren rondom en in jullie een nieuwe werkzaamheid mag ontvouwen, het werk aan jullie ziel.
De middelen die de hemelse Vader aanwendt om de zijnen te winnen, zullen jullie onbegrijpelijk toeschijnen. Maar de Heer kijkt in het hart van ieder mens. Hij moet daar ingrijpen waar de wortel van al het kwaad zich bevindt en waar de ziel het meest in gevaar verkeert de afgrond tegemoet te gaan. De uiterlijke levensomstandigheden geven de mens vaak de aanleiding zich van de Heer te verwijderen in plaats van zich naar Hem toe te keren. Daar grijpt de Heer dan in met middelen die het mensenkind wakker moeten schudden uit de geestelijke slaap. Besef wat jullie bestemming is. Ze bevindt zich op een andere plaats dan jullie in blinde ijver vermoeden.
Als de Heer jullie in liefdevol erbarmen naar het inzicht in de waarheid voert, wees dan dankbaar en schik jullie gewillig. En houd niet benepen vast aan grote problemen die jullie met je huidige instelling niet kunnen oplossen. De Heer wil daden zien die de vooruitgang van de ziel dienen. Jullie zullen de aardse plichten die jullie opgelegd zijn, met Gods hulp vervullen, wanneer jullie eerst het heil van jullie ziel maar voor ogen houden. Jullie hart zal in moeilijke tijden vrede vinden, indien jullie met de Heiland samenwerken, echter niet wanneer jullie tegen Hem en Zijn leringen werken. Want als jullie op veredelende wijze willen inwerken op jullie medemensen, dan zullen jullie dat niet kunnen wanneer jullie de Heiland en Zijn genade die jullie ter beschikking staat, afwijzen. Alleen, zonder de Heiland, blijft jullie streven zonder resultaat. Want “niemand komt tot de Vader, dan door Mij”.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0227 Het uur van de geboorte van Christus - Geestelijke wedergeboorte
15 december 1937: Boek 5/6
Lief kind, met onvermoeibaar geduld verkwikt de Heer allen die naar Hem verlangen. Zijn woorden zullen je toestromen en je zult ze elke dag ontvangen. Want wijs is degene die kracht en troost uit Zijn Woord haalt. Ieder van ons doet moeite om je terug te voeren naar een toestand van innige bereidwilligheid. Zulke dagen zijn heel erg nodig, want de Heer wil jullie ziel steeds opnieuw in bezit nemen, totdat ze zo vast verankerd is met de Heiland dat ze Hem door alle gevaar heen trouw blijft en inwerkingen van buiten niet in staat zijn jullie hart van Hem los te maken. Daarom eist Hij steeds weer je overgave en als je hierover nadenkt, zul jij je gewillig schikken. Want de Heer heeft bepaald dat van nu af aan elk gebeuren, hoe klein ook, geestelijk een bevorderlijke uitwerking zal hebben en je vrede zal brengen. Waar je dan ook op aanstuurt, de Heer behoedt je en kiest steeds alleen het juiste. Zijn zegen leidt je en het oog van de Vader waakt over je.
Volg nu onze gedachten: Wanneer het feest van de liefde op zijn einde loopt, ervaar je wederom een sterke inkeer naar binnen, net zoals elk kind van de aarde dat God zoekt. Dit zijn de uitwerkingen van de oneindige liefde van de Heiland, die zich in de zielen uitgiet van hen voor wie het feest openbaring gebracht heeft, die het uur van de geboorte van Christus met hun hart opnamen. Voor hen weerklinkt uit de hoogte het lied van de liefde. Het weerklinkt in hun harten en een zacht verlangen naar de Heiland blijft achter, dat vervulling vindt. Want de Heer doet zijn intrede in die harten en deze zielen wenden zich naar de eeuwigheid. Alle engelen zingen het lied van de liefde mee en als jullie goed luisteren naar deze stem in je hart, dan zal het uur van de geboorte van Christus ook voor jullie het uur van de geestelijke wedergeboorte zijn. Jullie begrijpen Zijn leer en jullie wandelen voortaan in Zijn liefde. En zo wenden jullie je tot de goddelijke genade die jullie naar het licht voert. Nu zal jullie leven op aarde zonnig zijn. Zonnig van geest zullen jullie van nu af aan niet meer rusten totdat jullie de weg naar boven beklommen hebben.
Mijn lief kind, wees er in deze tijd steeds op bedacht dat geen enkele twijfel je innerlijk vertroebelt. Ontvang steeds in diep geloof, laat al het aarzelen terzijde en geef je steeds vol vertrouwen over aan onze woorden. Er zal je zoveel gegeven worden. Met steeds kortere tussenpauzes zal je bekendgemaakt worden hoe innig de Heiland zich met jou verbindt met behulp van je overgave, hoe je zonder onderbreking geestelijke leringen toebedeeld worden. Want alleen het geloof is het fundament waarop de Heer Zijn rijk bouwt. En het moet je heiligste streven zijn steeds dieper binnen te dringen in de goddelijke leringen. Verneem zonder onderbreking en zonder aarzelen de stem van de Heer. Maak steeds een hart voor Hem gereed dat gewillig is op te nemen. Geef je volledige wil aan Hem over en smeek de Heiland innig om Zijn genade.
Duizenden die Zijn Woord ontvangen, zullen de Heer aanhangen. Want Zijn Woord is genade, verkwikking en versterking en niemand kan daaraan voorbij gaan als hij de stem van het hart in acht neemt. Laat horen, wie oren heeft om te horen. En voor hem die naar de Heer verlangt, zal de stem weerklinken en hij zal haar ontvangen in zijn hart. Beëindig dus deze regels en bereid je voor. Het gaat erom een eeuwig Woord te verkondigen en eenieder die de Heer nabij is, zal het ontvangen en over heel de wereld bekendmaken. Op dit moment maakt de Heer gereed wat allen die Hem willen horen, tot zegen zal zijn en drukt de Heiland je op het hart te strijden om met Zijn genade te zegevieren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0229 Het aardse leven ter vooruitgang - Leed van geestelijke vrienden
17 december 1937: Boek 5/6
Lief kind, ontvang onze leringen en lever je getroost over aan onze inwerkingen: Met onvermoeibaar geduld spreekt de Heer tot de zijnen en Hij laat hen voor hun heil een blik werpen in de door God gegeven wetten waaraan al het werkzaam zijn en scheppen in het hiernamaals, in het ganse heelal, ondergeschikt is. Het aardse leven met zijn strijden is voorbehouden aan degenen die onder de hoede van de hemelse Vader hun ziel vooruit willen laten gaan en aan de Heer de genade van de belichaming gevraagd hebben met het doel hun ziel te voltooien. In dit stadium is het voor de ziel mogelijk een hogere graad van volmaaktheid te bereiken. Maar tijdens het leven op aarde keert de ziel zich vaak van haar eigenlijke doel af en blijft ze ofwel in een bepaalde stilstand, ofwel ze keert zich vanuit een verblind denken naar de machten van de duisternis.
De ziel treedt een toestand binnen waarin ze zich, onbewust van haar doel, uit eigen beweging tot de Vader moet bekennen. Maar de ziel wordt in dit stadium van belichaming door vele geestelijke wezens begeleid die in liefde om haar bezorgd zijn. Ze willen inwerken op het denken van het kind van de aarde en ze willen het graag naar de hemelse Vader leiden in eeuwigheid. En menige gedachte die door deze geestelijke wezens aan de mensen wordt overgebracht, bevat een verwijzing naar de eeuwige goddelijkheid. En als de mens zich volledig bewust zou zijn van de grote verantwoordelijkheid, van wat de gevolgen van zijn leven op aarde zijn, dan zou hij hardnekkiger zijn doel nastreven. Zou dan echter het doel van het leven werkelijk vervuld zijn? De mens moet geloven, zich in vol vertrouwen tot de Heer wenden, al het goddelijke in zich opnemen, steeds in geloof aan de Heer. Dat is zijn opgave, ter vervulling waarvan hem het aardse leven geschonken is.
Als jullie het enorme aantal kinderen op aarde beschouwen die volkomen nutteloos door het leven gaan, dan zullen jullie begrijpen hoe erg hun lot ons bedrukt. Want wij moeten door het inzicht in de goddelijke waarheid moeten aanzien hoeveel genade hen gegeven werd en hoe ze in onwetendheid over hun levensopgave daar achteloos aan voorbijgaan. En dat is ons leed. Want in liefde willen werken voor anderen en afgewezen worden is onzegbaar droevig voor ons, die de zorg om deze zielen als taak hebben. Allen worden door tekenen aangemaand, allen vernemen de stem van de Heer, maar of ze haar op zich laten inwerken, ligt alleen aan hun wil. En de barmhartigheid van de Heer vindt steeds weer middelen en wegen om de mensen kennis te geven van Zijn wil en Zijn liefde. Maar de mens schat zich in zijn onwetendheid zo hoog in, dat hij meent zonder de zegenende hand van de Vader net zo zeker door het leven te gaan. Door zijn instelling bezorgt hij zichzelf een hindernis, die zo onvatbaar groot is dat hij moeite heeft om over deze hindernis heen te geraken. En door zijn verblinding benut hij niet het goddelijke genademiddel dat het leven op aarde voor hem veel gemakkelijker en zegenrijker zou kunnen maken.
Maar het erbarmen en de liefde van de goddelijke Vader zijn oneindig. Groot is Zijn wijsheid en Zijn goedheid, want Hij dringt steeds weer met nieuwe bewijzen van Zijn werken de harten van de mensheid binnen. Hij laat wonderen gebeuren om Zijn kinderen te onderwijzen. Hij giet voortdurend Zijn genade uit over de kinderen van de aarde die Hem toegewend zijn. En Hij probeert hierdoor diegenen terug te winnen die zich door onwetendheid in dwaalleren verloren hebben. De Heiland zegent degenen die voor Hem werken en ook zal het ondernemen van ieder die voor de Heer strijdt gezegend zijn. En zo bedeelt de Heer ook diegenen aan wie de zielen van de aardse kinderen zijn toevertrouwd. Hij geeft hun hulpkrachten en wanneer er wederzijds in liefde gewerkt wordt, ontstaat uit dit werken ook de zegen zodat elke goede daad haar vruchten draagt.
Het is de Heer aangenaam dat het mensenkind op aarde voor het eeuwige leven werkt. Dit heeft zowel op aarde als in het hiernamaals effect. Want er moet op aarde niet aan het lichaam gedacht worden, maar aan de geest, aan de menselijke ziel die van God is uitgegaan en het aardse leven slechts doorloopt om dichter bij de Heer te komen. In een tijd als deze is het strijden om de geestelijke ontwikkeling dubbel nodig. Geen enkel wezen blijft stilstaan, het gevaar is veel groter dat het zakt, wanneer het zelf geen moeite doet om de weg naar boven te vinden. En om de vijandelijke machten tegen te houden, om de zielen naar de weg van inzicht te voeren, moeten jullie - Zijn dienaren - je met alle kracht inzetten. Want de Heer is midden onder jullie, die in liefde tot de Heiland jullie opgave vervullen en Hem trouw dienen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0233 Geloof - Hoop - Liefde - Zorg om hen die zwak zijn en dwalen
21 december 1937: Boek 5/6
Zie mijn kind, wij allen hopen dat het je mag lukken je hart te bevrijden van alles wat hinderlijk voor je zou kunnen zijn op de weg naar boven. De Heer stelt je steeds Zijn leringen ter beschikking en waar jij het je eraan gelegen laat liggen om Zijn woorden met ijver op te nemen, zul je de goddelijke genade niet kwijtraken. Want voor jou geldt toch steeds dat ene: je verlangt naar de Vader en daarom zal je streven nooit vergeefs zijn.
Wanneer je hart ontsteekt aan de goddelijke vlam die je opheldering zal brengen, dan vergaat er geen dag in je leven zonder dat jij je gedachten innig op je Heiland en Verlosser richt. En dan draagt elke gedachte zoveel zegeningen in zich. Geloof, hoop en liefde verenigen zich. Want het geloof verheft je gedachten naar Hem. Je mag steeds hopen op Zijn genade en je vertoeft steeds in Zijn Liefde. Oh mijn kind, voltooi het werk dat je begonnen bent. Want er zal je nog veel aangeboden worden en je zult gelukkig zijn vanwege hetgeen je ontvangt. Aan je kracht, die je toestroomt door je werkzaamheden, zullen zich nog zo vele aardse kinderen sterken die tot dusver zinloos en zonder houvast door het leven gingen. Wanneer de Heiland je deze toevoert, dan gebeurt dat wederom uit liefde voor alle mensen. Want de Heer probeert allen te winnen om hen het rijk Gods te bezorgen.
God heeft elk wezen lief en Zijn zorg gaat voortdurend uit naar hen die zwak zijn en dwalen om hen van de ondergang te redden. In elk uur van nood leidt Hij hen zichtbaar om hen attent te maken op de eeuwigheid. En dan laat Hij hun Zijn leringen toekomen. Want de Heiland weet immers wat voor elkeen het juiste is om de harten van iedereen te winnen. Wanneer Hij nu Zijn woorden overbrengt via jou, dan worden voor hen de stappen naar de eeuwigheid gemakkelijker. En de mens bevrijdt zich steeds meer uit de macht van de duisternis, des te meer hij zich innerlijk beamend opstelt tegenover de eeuwige God. Hij wil graag allen het inzicht verschaffen, dat ze zich immers zelf het eeuwige leven gereedmaken, dat ze zelf ook de verantwoordelijkheid te dragen hebben voor al hun doen en laten in het aardse leven. Dat ieder zich naar Zijn genade moge richten. Hij kan haar toch zo gemakkelijk verwerven, hij hoeft de Vader er toch alleen maar vurig om te bidden. Dan zal ze hem onophoudelijk gegeven worden.
En wanneer jullie steeds weer onderwezen worden dat jullie het hemelrijk verwerven als jullie in de Liefde blijven, dan gaat de waarschuwingsroep naar jullie allen uit: Hebt elkaar lief. Handel niet liefdeloos tegenover elkaar, maar probeer steeds elkaar slechts liefde te geven. Zo wordt jullie levenswandel gezegend en jullie zullen je hart openen voor alles wat van de Vader komt. Want God Zelf is immers de Liefde en God zal jullie steeds nabij zijn als jullie in de Liefde leven. In elk menselijk hart heeft God het verlangen naar liefde gelegd en daarom zal de liefde jullie ook verlossen en jullie later eeuwige zaligheid bezorgen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0239 Werkzaam zijn in het hiernamaals - Inwerking op onwetenden
27 december 1937: Boek 5/6
Ieder zal gegeven worden wat hij nodig heeft. Geloof me, mijn kind, het ligt alleen maar aan jou. Als je in vertrouwen op God je dagen volbrengt, zal je gelegenheid gegeven worden zodat je steeds weer de weg naar de Heiland vindt. En wat je ook geboden wordt aan vermaningen en leringen, het zal je er steeds toe aansporen zelf je geest en ziel te veredelen. Op geen enkele wijze mag jij je aan misnoegde gevoelens overgeven. Je moet daar steeds tegen vechten en proberen je ten opzichte van iedereen liefdevol op te stellen. En het zal steeds gemakkelijker voor je worden om zulke dagen die je gemakkelijk terug kunnen werpen, meester te worden.
Elke graad moet verworven worden. Niemand bereikt zonder moeite het doel en slechts een aanhoudende strijd leidt naar de overwinning. Het zal je veel meer voldoening geven wanneer het je gelukt is en jij je weer vol liefde en overgave naar de Heiland kunt toekeren. De kracht en hulp van de Heer zal steeds sterker zijn, des te inniger je tot Hem bidt. Verlies nooit het vertrouwen en vecht tegen de vermoeidheid van de geest.
Lief kind, we geven je nogmaals kennis van het werkzaam zijn in het hiernamaals: aan de overkant, in de wereld die voor jullie nog gesloten is, vertoeven veel zielen in een toestand waaruit ze zich moeilijk kunnen verlossen. En dit is vooral het geval wanneer het hun noch op aarde noch in hun huidige positie duidelijk geworden is dat ze zelf verandering in hun positie kunnen brengen. Zolang dit besef nog niet in hen ontwaakt is, dwalen ze radeloos en werkeloos door het heelal, steeds vol verlangen naar de aarde en de door hen verlaten omgeving. Het duurt vaak lange tijd voordat ze eindelijk tot het besef komen dat ze kunnen en moeten streven.
En we willen je er opnieuw op attent maken dat deze aardgebonden wezens zich vaak in je nabijheid ophouden. Ze moeten veel observeren voordat ze de betekenis en de waarde van je geestelijke arbeid begrepen hebben en je bent voortdurend door dergelijke dwalende zielen omgeven. Dat alleen al moet voor jou een aansporing zijn niet te verzwakken. En ook het werken aan jezelf wordt door hen gevolgd en blijft niet zonder indruk. Pas als ze begrepen hebben hoe zegenrijk de uitwerking is van de verbinding van het hiernamaals met de aarde, dan ontwaakt ook in hen de sterke drang om deel te nemen, om te helpen waar het hun mogelijk is. En vol verlangen keren ze zich naar iedere lichtstraal toe in de hoop in een lichtere, van licht doorstraalde omgeving terecht te komen. Dit is altijd gemakkelijker voor diegenen die zich niet volledig afwijzend hebben opgesteld tegenover de geestelijke gedachten.
Maar voor hoe velen was op aarde al het geestelijke vreemd. Hoe velen stelden zich steeds ontkennend op tegenover deze vragen. Er vergaat vaak lange tijd vooraleer dezen in het hiernamaals tot inzicht komen. En hoe gelukkig zijn wij wanneer ook zulke zielen je activiteit volgen, ook al trekken ze daar voorlopig nog geen nuttige lering uit voor zichzelf. Zie, mijn kind, daarom moet je trouw volhouden uit liefde voor de Heiland. Elk wezen, elke ziel die nog in de duisternis van de geest vertoeft en dwaalt, ligt Hem na aan het hart. Een enkel mens van goede wil en met liefde voor de Heiland kan zo oneindig veel zegen brengen voor zulke wezens. Hij brengt zichzelf tot grote genade. Hij kan de mensen op aarde helpen. Hij wijst talloze arme zielen de goede weg. In het aardse dal lukte het hen niet, maar nu is elke ziel zeer dankbaar voor de hulp die haar uit het aardse dal toekomt, want haar strijd in het hiernamaals is veel zwaarder dan op aarde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0241 Aan Zijn zegen is alles gelegen
29 december 1937: Boek 5/6
En wederom willen we je openbaren naar de wil van de Heer: Jullie allen die op aarde wandelen, moeten in Zijn naam eensgezind zijn. En jullie zullen ontvangen zoals voorheen. Aan ieder zal naar behoefte geboden worden, want de Vader weet waar er iets ontbreekt en Hij is een liefdevolle, zorgzame Vader voor Zijn kinderen. En daarom luister: Aan Zijn zegen is alles gelegen. Willen jullie goed tot deze woorden doordringen, dan zal de Vader jullie een gelijkenis geven. Want het is Zijn streven Zijn woorden diep in jullie hart te schrijven. Een vader heeft zijn kind met zijn zegen vrijgelaten en zo gaat dit kind zijn weg, steeds met het gevoel dat de liefde van de vader hem begeleidt. En in alle ellende is het daarom niet verlaten. Jullie allen die de hemelse Vader om Zijn zegen vragen, hebben eveneens deel aan Zijn grote Liefde. Want als de Vader jullie zegent, geeft Hij jullie ook alles wat jullie nodig hebben. En vraag daarom voortdurend aan de Vader in de hemel dat Hij jullie zegent en jullie zullen in rijkdom door het leven gaan.
Het zal jullie aan niets ontbreken wat nuttig is voor jullie zielenheil. En elke dag zal op zodanige wijze voorbijgaan dat jullie de Liefde van de Heer gewaarworden en jullie je in deze Liefde geborgen voelen. En wanneer de aardse moeilijkheden jullie dan bedrukken, wanneer jullie aards leed te dragen krijgen, dan zal dit jullie niet afschrikken, want de zegen van de Vader beschermt jullie tegen alle kwaad. Jullie ziel komt onbeschadigd uit deze sombere aardse dagen tevoorschijn en zal helder licht uitstralen, ook in de donkere dagen op aarde die jullie slechts voor de ontwikkeling van de ziel toegezonden zijn.
Als jullie de zegen van de Vader vragen, dan groeit daaruit voor jullie een onvermoede overvloed aan genade. Want jullie ontvangen voortdurend de kracht om aan jezelf te werken en nooit zal dit werken zonder resultaat zijn, maar het zal jullie dichter bij jullie doel brengen. Jullie zullen jezelf vervolmaken en de weg door het aardse leven gaan zoals het jullie opgave is. Gods zegen vragen betekent om Zijn Liefde vragen en deze zal jullie nu en altijd gegeven worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0251 Nood van de zielen op aarde - Hulp door deze verbinding
8 januari 1938: Boek 5/6
Mijn lief kind, hoor dan dat de Vader van alle heil je het eeuwige leven belooft, als je trouw volhoudt tot zegen van jou en de mensen. Want er is over jullie een tijd van onzegbare nood gekomen. Talloze zielen wier geest verblind is en wier denken vol vergissingen is, strijden met de duisternis. Daarom heeft God de Heer zich ook nu weer op de aarde onder de mensen belichaamd in de geest van hen die bereid zijn Hem te dienen, om al dezen die strijden te hulp te komen en om hen bij te staan in de nood van hun ziel en hun de goede weg te wijzen.
Want de tijd van genade, die jullie mensen gegeven is, is weldra voorbij. Wanneer de Heer van de geesten deze opdraagt zich aan de mensen op aarde bekend te maken en zich met de aarde te verbinden, dan is dit zichtbare werken van de hemel een onuitsprekelijke genade voor de mensenkinderen, die jullie allemaal wel zouden moeten herkennen. Doch de grote omvang van de nood op aarde brengt de Vader ertoe, die in Zijn Liefde geen enkel wezen wil laten ondergaan. Werk aan jullie ziel. Verhef jullie gedachten naar de Heer en jullie zullen duizendvoudig zegen ontvangen, nu en voor altijd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0257 Besturen van het levensscheepje zonder roer - Gods Woord - Heerlijkheid
13 januari 1938: Boek 5/6
Zoek jullie levensdoel in het innerlijke besef van de eeuwige waarheid. Het is een roekeloze onderneming als jullie zonder Gods hulp de taak op aarde willen volbrengen. Jullie kunnen het scheepje des levens zonder roer niet besturen. Jullie zullen op elk moment de hulp van de Heer moeten vragen. Maar als jullie Zijn geboden nakomen, dan komen jullie alle stormen van het leven ongedeerd te boven. Er kan jullie geen haar gekrenkt worden buiten de wil van de Vader om.
Probeer daarom jullie nood niet voor Hem te verbergen, maar vertrouw jullie aan Hem toe. Er valt geen sterretje uit de hemel als het Zijn wil niet is en zo staan ook jullie onder Zijn hoede. De Heer zorgt voor jullie. Hij dingt naar jullie ziel. En als jullie naar Hem willen luisteren, dan is jullie geest voor eeuwig gered. Want Zijn Woord zal jullie steeds Zijn Liefde, Zijn almacht en Zijn wijsheid bekendmaken. En als jullie Hem willen horen, dan geeft Hij jullie alles, telkens naar behoefte.
Hij zegent degenen die Hem navolgen, Hij geeft Zijn genade aan degenen wiens leven op aarde een wandelen in liefde is. Laat jullie daarom attent maken op de eeuwigheid, want alleen het leven dat hierop gericht is heeft waarde. Alleen de daden van liefde zijn van belang. Maar de aardse wereld is als schuim. Ze vergaat en er blijft niets achter behalve de daden van de geest. Streef naar boven met het aangezicht steeds op God gericht en met het hart de Heer in liefde en trouw toegenegen. Zo komen jullie Zijn leringen na en schenken jullie jezelf aan de Heer.
En toch zullen jullie slechts in staat zijn een deel van de goddelijke waarheid te onderscheiden, want de Heer heeft jullie deze waarheid in haar gehele reikwijdte voor de eeuwigheid toegedacht, als jullie in het licht zullen staan en met geestelijke ogen de heerlijkheid van God zullen aanschouwen. Want dan vatten jullie pas hoe groot de Liefde en goedheid van de Vader is. Pas wanneer jullie het Woord Zelf in Zijn heerlijkheid zien, verlangen jullie er steeds dieper in door te dringen en dan zal de Heer jullie verlichten.
Pas op voor de aarde, want daar dreigt jullie alleen onheil. En om daaraan te ontsnappen moeten jullie je blik op het hiernamaals richten. Jullie worden gewaarschuwd opdat jullie blik niet troebel wordt en opdat jullie het lichtje gewaarworden dat de goedheid van de Vader ontstoken heeft om jullie uit de duisternis te redden. Alles is door Zijn wil geschapen en niets is zonder doel. En als God jullie Zijn stem laat vernemen, zie dan ook daarin Zijn wil. Het doel van Zijn woorden is om jullie voor de ondergang te behoeden. “Want alleen degene die Mijn Woord heeft, zal leven in eeuwigheid.”
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0331 Wonderbaarlijke bewijzen - Hetzelfde doel voor ongelovigen
14 maart 1938: Boek 8
God zendt je Zijn Geest en in de belichaming van deze Geest in je hart legt de goddelijke wil een grondsteen voor nieuwe wonderbaarlijke bewijzen van Zijn overgrote Liefde voor de mensen. Wie eenmaal in het bezit komt van deze goddelijke genade, kan zelfs in onafzienbare tijd goddelijke leringen in overvloed ontvangen, zonder dat de goddelijke Geest ooit uitgeput geraakt. Dit is een proces dat slechts weinigen geheel en al op waarde kunnen schatten, vandaar de ongelovigheid ten opzichte van dergelijke waarlijk wonderbaarlijke gebeurtenissen. De grond ervan is alleen te zoeken in het zwakke onderscheidingsvermogen van de ongelovige mensen op aarde die echter ook in samenhang met de overhand toenemende alleenheerschappij liever alles willen afwijzen, dan zich in kinderlijk geloof met een dergelijk wonder bezig te houden.
Toch zullen de bewijzen van zulke buitengewone liefdesbetuigingen van de kant van de Heer en Heiland binnen een aantal jaren zo wijdverbreid zijn, dat zelfs de ergste tegenstander verbaasd zal zijn en de verklaring daarvoor niet meer op ondiepe bodem zal zoeken. Dan pas beginnen de inspanningen en de volharding van Gods dienaren rijke vrucht te dragen. En het Woord van God zal verwelkomd worden door degenen die hun God in hun hart zoeken en een innig kindschap van God nastreven. De Heer zet de kroon van Zijn Liefde op alles wat tot dusver geboden is en Hij zal de ongelovigen nog meer bewijzen van Zijn almacht en goedheid geven. Waar de mens zelf tegenover het onbegrijpelijke geplaatst is, daar zal het trage denken door elkaar geschud worden. Daar zal hij op opvallende wijze attent gemaakt worden op een bovenaardse macht. En dan zal hij proberen het raadsel met zijn verstand op te lossen, maar het zal hem niet lukken.
Deze duidelijke onderrichtingen zullen echter een onzegbaar zegenrijke uitwerking hebben op vele kinderen van de aarde en er zullen zich velen bereidwillig door de goddelijke Vaderhand naar de juiste weg laten leiden. Want dit is het doel van de wonderen die God op aarde voor het heil van de mensheid tot stand brengt. En daaraan zullen jullie steeds de Geest van God herkennen, die het hart van elk mens in bezit wil nemen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0337 Gestage vooruitgang - Verzuimd levensstadium
18 maart 1938: Boek 8
Zoals de schepselen op aarde een gestage vooruitgang moeten doormaken, zo ondervindt ook de mens een steeds voortschrijdende ontwikkeling aan zichzelf. En dat moet eeuwig zo doorgaan, wil alles in de goddelijke ordening blijven. Daarom is een stilstand of een achteruitgang in geestelijk opzicht in strijd met een goddelijke ordening. En daaruit kunnen jullie begrijpen hoe ernstig de gevolgen van een dergelijk volharden in geestelijke duisternis voor zo’n schepsel moeten zijn en hoe bitter en zwaar het dit zelf moet dragen, zodra de ziel tot het besef komt van haar verzuimde leven. Wanneer ze moet erkennen hoeveel stadia ze al moest strijden, zij het ook onbewust, om dan ook het stadium van de belichaming als mens te bereiken, waarin ze zich dan zelf volgens haar eigen wil kon vormen en dat ze nu tegenover een resultaat staat dat niet in het minst met de goddelijke eis overeenkomt.
Zie, het is onvergelijkelijk beter dat jullie je krachten niet eerst beproefd hebben in het aardse leven. Want dan zijn jullie lang niet zo te veroordelen dan wanneer jullie de genade van de belichaming aangenomen, maar misbruikt hebben. Zolang jullie nog waarschuwingen toekomen, is de weg naar het licht voor jullie nog open. Maar wee degenen die verstokt alle waarschuwingen aan zich voorbij laten gaan. Daarom is het erbarmen van God zo groot en Zijn Liefde zo oneindig, want Hij wil graag al deze wezens naar de stralende, lichtdoorstroomde eeuwigheid brengen.
Daarom denkt Hij aan elke ziel en wil Hij haar door lijden en beproevingen op de eeuwigheid attent maken. Want op een andere manier is een mens niet opmerkzaam te maken op het feit dat er een hoger Wezen is dat zijn leven, zijn bestaan en wording in de hand houdt. Het inzicht hoe zwak en machteloos de mens op zichzelf is, zou moeten volstaan om hem de ogen te openen voor het feit dat hij dan ook niet de bestuurder van zijn eigen lot kan zijn, maar dat hij aan een hoger wezen ondergeschikt moet zijn. Dan zou toch elk mens zijn uiterste best moeten doen om alles te vervullen wat door dit hogere Wezen geëist wordt.
Is het dan zo moeilijk zich gewillig te onderwerpen aan de hemelse Vader, die toch in Zijn goedheid en liefde zo oneindig veel goeds doet voor jullie en wiens enige zorg het is jullie voor het eeuwige rijk te winnen? Bid om verlichting van jullie geest en jullie zullen in dezelfde mate kunnen begrijpen als de mate waarin jullie gebed vanuit het hart naar de Vader opstijgt. Hoe inniger jullie bidden, des te uitputtender de Heer jullie zal onderwijzen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0347 Maar het grootste wonder is de liefde
27 maart 1938: Boek 8
Het grootst van alle wonderen is echter de liefde. En haar kracht gaat ver boven de grenzen van het menselijke denken uit. De allesomvattende liefde van God zal jullie steeds geven wat jullie ontbreekt. Daarvan getuigt Gods Woord dat jullie uit hoogten vol van licht wordt geopenbaard, om jullie te troosten en te verheffen tot levendige vernieuwing. Want dit alles doet de Heer uit overgrote liefde voor de kinderen die Hij graag een eeuwig rijk in hemelse gelukzaligheid wil bieden. En toch hecht de mensheid zo weinig belang aan de bewijzen van Zijn liefde. De wil van de mens om te leven is zo sterk dat hij slechts met onbehagen aan het uur van de dood denkt. En waar opnieuw de lichamelijke nood of zorgen de mens zwaar belasten, daar snakt de mens naar het moment van de dood in de stille hoop daarmee aan al het lijden te kunnen ontsnappen en het leven beëindigd te hebben. Als de goddelijke liefde er nu niet zo lankmoedig voor zorgde dat de mensen steeds opnieuw attent werden gemaakt op de eeuwigheid, wat voor nut zou het leven van zo een mens dan hebben? En voor degene die zijn leven niet graag opgeeft, zou het leven net zo goed nutteloos verstrijken, als de Heer hem niet steeds opnieuw bewijzen van liefde liet toekomen.
Maar de wereld kan de liefde van de hemel niet in haar volle omvang vatten. De aardse mens weet wel dat de liefde alles tot leven wekt, maar in zijn aardse toestand is het begrip van de goddelijke liefde begrensd. Als hij er de wil voor opbrengt, kan hij alleen maar inzien dat de kinderen van de aarde voortdurend begeleid worden door de hemelse Vader en dat ze tot Hem kunnen bidden en altijd verhoord worden, wanneer dit verzoek betrekking heeft op hun zielenheil. Toch zijn er slechts weinigen in staat de onzegbaar grote liefde te vatten, die de Heer bewoog zich Zelf voor de mensen en hun zonden op te offeren. Om dit enorme gebeuren in zijn volle omvang te kunnen waarderen, moet er voor het kind van de aarde al een helder licht van inzicht schijnen. Het moet vatten dat elk aards wezen eens de heerlijkheid van de hemel gegund zal zijn en dat Gods wijsheid in eindeloos lange tijden alle middelen en wegen aanwendt om deze heerlijkheid voor dit wezen toegankelijk te maken. Want wat in het rijk van God binnengaat, moet volmaakt zijn en gelijk aan God. En er is weer veel geduld en liefde voor nodig om de schepselen die zich vaak verzetten, de weg te wijzen die als enige kan leiden naar de plaats waar de eeuwige gelukzaligheid hen opwacht.
In tijden van nood gelooft de mens vaak verlaten te zijn door de hemelse Vader en toch is Hij dan dichter bij hem dan ooit. Elke diepe nood is een teken van Gods barmhartigheid en liefde, hoewel jullie dat niet als zodanig kunnen of willen bekijken. Want als jullie je gedwongen door deze nood van het hart naar de eeuwigheid keren, dan is de liefde van de hemelse Vader niet zonder sporen aan jullie voorbijgegaan. Jullie hebben de roep van de liefde gehoord en jullie zijn hem gevolgd. En zo werkt de liefde van de Heer en Zijn oneindige geduld sinds eeuwigheden en Hij zal nooit ophouden de wezens door middel van deze liefde naar zich toe te trekken. In Zijn meest pijnlijke ogenblik, toen de Heer voor de mensheid aan het kruis geleden heeft en gestorven is, daalde de goddelijke liefde neer over het ganse heelal. Ze omvatte elk wezen en liet in alle zielen de goddelijke vonken ontstaan om zo iedere ziel die van goede wil is en die uit de liefde wedergeboren werd in de geest, de mogelijkheid te geven zich te verenigen met God, de eeuwige Liefde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0349 Mysterie van de menswording - Gods genade en kracht
27 maart 1938: Boek 8
Mijn lief kind, er ligt een overweldigende gedachte ten grondslag aan het mysterie van de menswording. De Heer kan het je in al Zijn diepste onderrichtingen niet duidelijk maken, aangezien de natuur van de mensen niet over het nodige vermogen beschikt, dat voor een begrip noodzakelijk is. De mensheid wordt beheerst door die ene gedachte dat de wezens van het heelal voor tijd en eeuwigheid verloren zouden zijn zonder de belichaming van de Zoon van God op aarde. En deze gedachte is wel zuivere waarheid, maar geeft toch niet afdoende weer in hoeverre de liefde van de Heiland zich door deze menswording opgeofferd heeft voor de mensheid.
Er bestaat geen mogelijkheid tot vergelijking die jullie bij benadering zou laten inzien welke kracht door dit goddelijke werk van liefde op het gehele heelal werd overgedragen, op alle wezens, in het bijzonder op de kinderen der aarde en hun zielen. Elke ziel ontving zo enorm veel genade, dat de mens zich, wanneer hij dit benut, tot een wezen gelijkend op God kan vormen. Want de liefde die in God woont, neemt dan bezit van het hart van elke mens. Ze zorgt ervoor dat zich uit de liefde volkomen wezens ontwikkelen en voor dit alles heeft God de Heer Zelf door de menswording de poorten geopend. Hij effende de weg tot eeuwige gelukzaligheid voor de kinderen op aarde. Hij verloste hen van de eeuwige dood.
Dit eeuwige leven echter ligt in jullie handen. Zoals jullie het voor jezelf op aarde creëren, zo zal het jullie eens opwachten. De Heer heeft Zelf de grondsteen gelegd waarop jullie het eeuwige rijk kunnen bouwen. Maar blijf jullie er steeds van bewust hoe innig de Vader jullie liefheeft, dat Hij voor jullie en om jullie van de eeuwige verdoemenis te redden zich Zelf ten offer heeft gebracht en zo voor jullie het grootste werk van liefde heeft volbracht. Probeer in dit besef deze liefde waardig te worden, opdat de Heer voor ieder van jullie een ware Verlosser van de eeuwige dood zal worden en jullie Hem zullen danken tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0353 Gevaar voor het zielenheil van de wereld
29 maart 1938: Boek 8
Niets is voor jullie gevaarlijker dan de wereld met haar verzoekingen, die jullie steeds weer in de maalstroom van het leven willen trekken, waar jullie dan de Heer en jullie eigenlijke bestemming vergeten. Binnen afzienbare tijd is er een tijdperk voltooid dat jullie in genade gegeven is en waarin jullie door beproevingen en kwellingen voldoende kennis werd gegeven van de wil van de Schepper. Later, aan het einde van jullie leven, zal de Heer jullie de vraag stellen of jullie deze tijd juist hebben benut. Aangezien geen enkele gebeurtenis vergeefs plaatsvindt, zal jullie verdere leven op aarde jullie nog genoeg aanwijzingen brengen. Maar de mens pleegt zijn ganse werkzaamheid slechts op wereldlijke dingen te richten en van de goddelijke zorg weinig notie te nemen. Daarom zal het ook steeds moeilijker voor hem worden in verbinding met de goddelijke Geest te treden.
Een mens zal vanuit zichzelf nooit het wonder van de schepping kunnen vatten. Hoeveel minder echter zal hem duidelijk worden dat hij zichzelf tot het hoogste kan ontwikkelen, tot evenbeeld van God, wanneer hij zelf alleen maar de wil daartoe koestert. Wanneer jullie dienaren van de wereld worden, dan zijn jullie daar nooit ofte nimmer toe in staat, maar als jullie van de wereld en haar verzoekingen afzien, dan gaan jullie een lichte toestand binnen die jullie onvergelijkelijk meer biedt dan wat de wereld jullie ooit kan bieden. Wees daarom bedacht op het heil van jullie ziel, neem kennis van Gods aanwijzingen en neem ze voor alles op in jullie hart, dan zal jullie ziel zich ongemerkt losmaken van al het aardse dat jullie nu nog begerenswaardig lijkt. Ze zal vrij worden van de boeien van de aardse verlangens en ze zal zich vanzelf overgeven aan een hogere wil. En de geestelijke genietingen die haar dan aangeboden worden, vervangen die van de wereld duizendvoudig. Ja, alleen de gaven van de geest zullen jullie nog nastrevenswaardig toeschijnen. Jullie maken je van alles los waardoor jullie ziel nog vastgehouden wordt en jullie maken voor haar de weg vrij naar boven.
In gedachten over het hiernamaals, in een goede en edele levenswijze, in het nastreven van de waarheid en het beoefenen van de liefde zullen jullie voortaan jullie leven op aarde doorbrengen. Jullie zullen - aan de zorgen van alledag onttrokken - velerlei geestelijke boodschappen ontvangen, direct en indirect, als jullie slechts acht slaan op jullie gedachten, op de innerlijke stem en op alles wat voor jullie getuigenis aflegt van het scheppingswerk van de hemelse Vader. Want geen enkel van Zijn kinderen is door de Vader geschapen zonder de bekwaamheid om tot inzicht te komen. De eeuwigheidgedachte kan gewekt en tot leven ontwikkeld worden in iedereen die zijn hart opheft naar de Vader van het heelal en zich tot Hem richt, biddend om genade. En iedereen die slechts de goede wil heeft om te doen wat juist is en met de wil van de hemelse Vader overeenkomt, zal tot inzicht komen. De Heer voert deze mensen Zelf uit de bedrijvigheid van de wereld tot Hem in Zijn hemelse rijk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0359 Geduld en zachtmoedigheid van de Heer - Zijn goedheid duurt eeuwig
2 april 1938: Boek 8
We hebben voor jou altijd leringen van de Heer gereed en onverstoorbaar geven we ze jou in Zijn naam. En zo willen we je vandaag iets bekend maken over de lankmoedigheid en het geduld van de Heer. Zijn goedheid duurt eeuwig. Met deze woorden is alles gezegd. Wanneer het de wil van de Heer was, zou een minimale fractie van een seconde voldoende zijn om alles te vernietigen wat jullie in het heelal zien. En miljoenen wezens zouden hun ondergang vinden in een ogenblik. De schepping van de Heer bestaat echter al sinds eeuwigheid en ook de schepselen, de wezens van allerlei soort, zullen eeuwig bestaan. Maar totdat al deze wezens de toestand bereikt hebben dat ze volledig één zijn met het eeuwige licht, de goddelijke Vader, moeten ze voor jullie oneindige tijden in het heelal verblijven in steeds nieuwe vormen en steeds andere ontwikkelingsmogelijkheden.
De eerste stadia voltrekken zich in een door God gewilde regelmaat en de wezens, of eerder hun zielen, bereiken langzaam de graad die uiteindelijk voorwaarde is voor de belichaming als mens. Maar dan, na een duizenden jaren lange voorafgaande gang van de ziel door steeds weer andere uiterlijke vormen, moet ze zich eigenmachtig vormen tot dat wat haar bestemming is. Het is volledig aan haar overgelaten het licht van het inzicht aan te nemen of af te wijzen. Maar aangezien ze zonder terugblikkend bewustzijn zeer vaak haar bestemming niet herkent, is de hemelse Vader in eindeloze liefde en geduld begaan om haar te helpen en haar zo door bewijzen van Zijn liefde attent te maken op de weg die voor haar moeilijk wordt om te gaan.
Maar de lankmoedigheid van de Heer, Zijn goedheid en liefde duren eeuwig. Zolang zich slechts een vonkje van de ziel van de mens zich over zichzelf bezint, zolang dit vonkje de verbondenheid met de Godheid, hoe gering die ook is, in zich voelt, zolang is ook de liefde van de Vader met deze ziel begaan en staat ze haar behulpzaam terzijde totdat ze eindelijk tot inzicht is gekomen en uit zichzelf, uit eigen beweging, de genade van de Heer afsmeekt. En dan is de weg naar boven veel gemakkelijker. Dan is het inzicht er, dan verlangt de mens of diens ziel vanzelf naar boven, naar de Vader. En de hemelse Vader is een verlangend kind steeds nabij en Hij zal het met zekerheid naar het eeuwige Vaderland voeren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0367 Boodschappen door God Zelf gegeven zijn onvernietigbaar
6 april 1938: Boek 8
Alles wat het begrip heelal omsluit, is door Gods wijze raadbesluit zo samengevoegd dat het nuttig is voor de ontwikkeling van de afzonderlijke wezens die met vele miljoenen door het heelal zwermen. De meest verheven leringen zijn niet in staat over het scheppingswonder in zijn ganse diepte uitsluitsel te geven. Want waar het natuurlijke denken van de mensen begrensd is, laten wijsheden zich niet onbegrensd overbrengen.
De Heer van de schepping zij dank dat Hij jullie mensen de buitengewone genade geeft een blik te werpen in een deel van de schepping om jullie het wonderbaarlijke werken van de Godheid duidelijk te maken. De zegen van deze openbaringen zal niet uitblijven. Een nieuw fris denken zal de mensen doen opleven. Men zal de oren spitsen en gemakkelijker en duidelijker de goddelijke Geest herkennen dan tot nu toe het geval was. De weinige onvernietigbare waarden van deze aard, die God de mensen direct heeft overgebracht, leggen getuigenis af van het goddelijke werkzaam zijn en van de Liefde waarmee het hoogste Wezen alle andere wezens in het heelal omgeeft.
Deze werken zullen blijven bestaan, geen menselijk vernietigingswerk zal macht hebben over de boodschappen die God Zelf aan Zijn kinderen op aarde heeft gegeven. Laat de tijd erover heengaan en jullie zullen je realiseren hoe wijs al Zijn kinderen geleid worden opdat ze zich met elkaar verbinden en in gezamenlijke werken de wil van de Heer uitvoeren. Alleen zo zal de aarde gereinigd kunnen worden van de leringen die hen verkeerd leiden, maar nooit zal een macht er invloed op hebben, die zich tegen deze woorden verzet. Want zonder toedoen van de Heer zou de wereld een rouwkleed moeten aantrekken. Ze zou in de diepste duisternis ondergaan en grenzeloos zielenleed zou de kinderen der aarde overvallen, wanneer de Heer zich niet in Zijn grenzeloze Liefde over hen zou ontfermen en er door steeds weer nieuwe gebeurtenissen een weg zou worden geschapen die vanuit al dit zielenleed opnieuw naar lichtvolle wegen zou voeren.
Met de kennisname van Zijn Woord verlaten jullie de duisternis, want door het Woord dat jullie in goede wil opnemen, zal jullie zo veel kracht gegeven worden, dat jullie van nu af aan voortdurend om de genade zullen worstelen en bidden. En dan bevrijdt jullie ziel zich steeds meer uit haar boeien. Ze wordt licht en helder. Ze herkent en neemt in dankbare vreugde alles aan wat haar ter sterking en ontwikkeling geboden wordt. En dan is de grote nood overwonnen. De weg naar de Vader is geëffend en Zijn Liefde trekt de ziel voor eeuwig naar zich toe in Zijn Vaderhuis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0373 Het doel van het lijden - Beproevingen - Traagheid van de geest
11 april 1938: Boek 8
Er zijn zoveel gebeurtenissen in het leven die de mens moedeloos maken, het is als een band die het hart van zo'n mens omspant. Steeds weer komt er twijfel op over de goedheid en barmhartigheid van God wanneer zorgen en verdriet te vaak opduiken. En toch geven alleen deze jullie de innerlijke rijpheid, die jullie anders in een veel langere tijd zouden moeten verwerven.
En omdat het aardse leven maar een korte tijd duurt, zullen zich zulke kwellende of pijnlijke gebeurtenissen des te vaker en soms snel na elkaar moeten voordoen, opdat er voor jullie zegen uit kan voortkomen. Opdat jullie ernstig en bezonnen het leven vastgrijpen en je verlangen zich steeds meer afwendt van de wereld en haar bekoringen, die voor jullie tegelijkertijd een ernstig gevaar betekenen.
Voor sommigen schijnt het leven vaak ondraaglijk. Soms raakt het mensenkind zelfs vermoeid en laat het de moed zakken, het laat zich drijven zonder zelf iets te doen om dit moedeloze leven te veranderen. En toch zou het voor jullie zo eenvoudig zijn, zodra de juiste instelling tot God jullie de weg toont die jullie moeten gaan. Let toch eens op de vele schijnbaar onoverwinnelijke hindernissen in je leven. Zouden jullie daar wel aan ontsnapt zijn, wanneer de hulp van boven niet telkens weer tussenbeide was gekomen?
Weliswaar herkennen jullie deze hulp niet altijd als van boven gezonden, en toch is ieder gebeuren een uitvloeisel van de genade van God. Of het goed gaat of verkeerd, het heeft altijd hetzelfde doel, namelijk veredelend in te werken op jullie, mensenkinderen. En als jullie in staat zijn in iedere beproeving een middel te zien tot verbetering, dan is er ook reeds de erkenning van eigen tekortkomingen en zwakheden, en met het besef komt ook de stille wens die te bestrijden.
Dan heeft iedere beproeving reeds haar doel bereikt. En daarom moeten de gedachten in alle moeilijke omstandigheden erop gericht worden dat deze beproevingen nodig zijn om een hogere graad te bereiken. Dat zij als het ware de treden op de ladder zijn die tot de volmaaktheid van de ziel leiden. Een leven zonder strijd zou slechts betekenen dat jullie stil blijven staan op steeds dezelfde trede. Alleen is de strijd tegen zichzelf veel moeilijker te voeren dan tegen vijanden die van buitenaf op de mens toekomen.
Ieder ontwaken uit de traagheid van geest is een vooruitgang, want de waakzame mens zal ook aan zijn geest denken, hij zal hem geen gebrek laten lijden. Doch de traagheid is een achteruitgang en is in geen geval stimulerend te noemen. Zij zal iedere drang tot werkzaamheid verstikken, en daarom kan ze nooit bevorderend op de ziel inwerken.
Laat jullie daarom niet afschrikken als de last van het leven jullie zwaar te dragen lijkt. Als jullie hierdoor jullie fouten hebben ontdekt en daartegen hebben gestreden, dan zal de last in niet al te lange tijd weer van jullie wijken. Want de Heer laat zulke beproevingen slechts zolang toe tot zij hun doel bereikt hebben en verbeterend op het hart van de mens hebben ingewerkt, want Zijn wil is niet dat jullie moeten lijden, maar alleen dat jullie je hierdoor waardig maken voor de eeuwige vreugde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0379 Goddelijke krachten - Uitstroming van de Liefde van God
16 april 1938: Boek 9
Voor je levensweg zal steeds gelden, de wetten die je hart je voorschrijft na te komen. Je moet dezelfde weg gaan als al diegenen die Ik geboden heb voor Mijn leringen op te komen. In dezelfde betekenis moet jij ook voor Mij werken. Laat alleen steeds de zorg om het zielenheil overheersen. Waak ervoor zelf te oordelen wie deze zorg nodig heeft. Ik heb al Mijn kinderen voorbestemd voor de eeuwige zaligheid. Zodra ze zich van Mij afwenden, spant Mijn Liefde zich dubbel voor hen in. En voor deze wereld is de strijd om deze zielen onmetelijk groot.
En als jullie op de weg van het inzicht voorwaarts zijn gegaan, dan moeten jullie het ook voelen hoe Mijn Liefde jullie koestert. Want Ik laat alleen maar de ene gebeurtenis op de andere volgen, opdat jullie geest zich verheft boven al het aardse. Als er rondom jullie goddelijke krachten werkzaam zijn die niets met de aarde gemeen hebben en jullie laten hun zegeningen aan jullie voorbij gaan, dan zullen jullie weer lang moeten strijden, voordat zulke genade jullie toevloeit. Want wat is er van waarde buiten datgene wat van boven komt en ernaar verlangt jullie hart binnen te gaan?
In zulke nood van de ziel heeft de Heer erbarmen. Hij geeft, waar jullie maar willen ontvangen. Hij vervult het vurige verlangen van jullie hart en Hij laat de Geest ontwaken. Zo is alles wat jullie Geest doet opleven, een uitstroming van Mijn Liefde voor jullie. En als jullie de diepe betekenis van Mijn gave vatten, dan zijn jullie vrij van alle zorgen. Verlaat nooit de weg, aangezien Ik Zelf onder jullie wandel. Jullie zullen in Mijn kracht gaan en waar deze werkt, hoeft jullie hart niet te vrezen. De daad moet voor jullie belangrijk zijn, want door de daad bewijzen jullie Mij, dat jullie in Mij de Hoogste erkennen.
Wanneer jullie Mijn woorden opvolgen, bekennen jullie je tot Mijn leer. Dan is jullie werkzaamheid op aarde enkel een zichtbare uitoefening van Mijn wil. Breng jullie levensopdracht in overeenstemming met Mijn wil, dan zal niets jullie meer bang maken. Want Ik wil op zo’n manier onder jullie vertoeven, dat jullie je goddelijke Meester moeten herkennen. Wie enkel voor zichzelf streeft, benut niet de kracht die hem gegeven is. Hij vorst naar dingen die voor hem verborgen zijn, zolang de liefde niet werkzaam is. Maar als de liefde de drijfveer is, kan hij zichzelf vormen. Hij zal tijdens dit aardse bestaan zijn kennis op zaligmakende wijze kunnen gebruiken. Hij zal zich gewillig in een ban laten doen die hem opnieuw verlost. Hij zal zijn Schepper voor tijd en eeuwigheid dankbaar zijn. Want voor hem is reeds op aarde zijn vurig verlangen in vervulling gegaan om onmetelijke genade te putten uit de bron van de eeuwigheid, de goddelijke Liefde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0383 Zuiverheid van het hart - Innerlijke deemoed - Zelfkennis
20 april 1938: Boek 9
Voor jouw gang over de aarde valt je alle volheid ten deel. Des te ijveriger moet jij je inspannen om te bewijzen dat je deze volheid waardig bent. En daarom moet alles wat van je liefde moet getuigen, ook aangewend worden waar de geest van tweedracht heerst. Want kan een kind dat in de genade van God staat, deze wel waard zijn, wanneer het zich niet steeds inspant een zuivere klank van zich uit te laten gaan, ook daar waar het begrip ervoor ontbreekt?
De geestelijke verbondenheid wordt iedereen gewaarborgd, die ernaar streeft. Maar alleen degene die rein van hart is, is toegelaten tot de kennis van de diepe waarheid. Het is van zeer grote waarde voor jou om in grenzeloze overgave te kunnen ontvangen, waar anderen nog uitermate moeten strijden. En ondanks alles moet de innerlijke stem ook jou laten weten, wanneer je gefaald hebt. Anders zou een rijpen, een vervolmaken van je ziel niet mogelijk zijn. Onophoudelijk aan zichzelf werken is de enige mogelijkheid om de toestand te bereiken, waar de vereniging met de eeuwige Godheid jullie gegund is.
Er mag echter nooit een verwaandheid in de plaats komen van het besef van de eigen ontoereikendheid. Het gevaar voor elk wezen dat door God buitengewoon begenadigd is, is dat het zeer snel de innerlijke deemoed verliest en dat dan de genade verloren gaat. Pas daarom op voor alle dingen, want de Vaderliefde van God heeft je zo een heerlijke opdracht gegeven, dat je er alles voor moet doen om in Zijn genade te blijven. Pas wanneer jij je gering en klein voelt, zal de kracht in je boven je uit groeien. Dan vervul je dat waarvoor je uitgekozen bent, volgens de bedoeling van de Heer.
Schik je volledig in Gods wil, dan zal Zijn zorg je steeds begeleiden en je zult voor de jouwen nog zegenrijk kunnen werken, omdat immers alles wat de Vader voor de zijnen doet, vanuit een wijs vooruitzien geordend is om juist hen tot licht en tot inzicht te brengen. Zo zullen de vruchten van je werk je reeds hier op aarde gegund zijn en later in de eeuwigheid. Maar ken steeds jezelf en span je in voor de zuiverheid van je hart, die je te allen tijde verzekert van de Liefde van de hemelse Vader.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0389 Mijn leider en beschermer - Controlegeest - Leerling - Leraar
26 april 1938: Boek 9
Verneem de woorden van de Heer. Je verdere leven is geregeld. Een zuiver geestelijke uitwisseling zal steeds plaatsvinden wanneer je hart ernaar verlangt. Je zult goddelijke leringen ontvangen en de genade van de Heer zal je het volle inzicht geven in wat je opneemt. Want het zijn er niet weinig die bereid zijn aan jou te geven en die allen graag zouden willen bijdragen aan je geestelijk werk. Ze realiseren zich steeds meer de opdracht die je gesteld is en in ijverig streven zijn ze erop bedacht je in innige verbinding het geestelijke goed over te dragen.
In de groep van de leraren en de gemachtigde boodschappers die jou omringen is er iemand die met geheel je wezen overeenstemt en die je zeer is toegedaan. Met volle belangstelling wendt hij zich steeds weer tot jou. Hij schenkt aandacht aan je werk en moedigt je aan in je streven. Want zijn grootste opgave in het hiernamaals betreft degenen die hun diensten gewillig aan de Heer wijden. Hij spant zich voortdurend in om hen vooruit te helpen. Wat je nu aan geestelijke leringen toekomt, wordt gewetensvol door hem gecontroleerd. En als hij jou en je werk begeleidt, ben je onder goede bescherming.
De verschillende wezens die je omgeven, spannen zich met dezelfde zorg in. Want elk van hen wil toch door jou werken, om door een mensenkind dat ten opzichte van hen gewillig is, hun liefdeswerken aan de onwetende, aan hen toevertrouwde zielen te volbrengen. De geestelijke hoedanigheid van de mensen heeft zeer dringend ondersteuning van lieve geestelijke wezens nodig, maar ze vinden zeer weinig geloof bij de mensen en nog veel minder directe hulp van bereidwillige mensenkinderen. Als er zich nu een ziel met het hiernamaals verbonden heeft zodat ze gewillig en bekwaam geworden is om geestelijke leringen te ontvangen, dan willen talrijke geestelijke wezens graag die bereidwilligheid in beslag nemen. Ze willen zich allen bekendmaken en daarom zijn ze voortdurend in je nabijheid.
Maar je controlegeest, je leider en beschermer, moet naargelang je krachten aan je geven. Je wil is wel goed, maar je krachten zijn nog niet sterk genoeg. De Liefde van de Heer laat je onophoudelijk Zijn Woord toekomen en zo zul je opgeleid en ontvankelijk worden voor goddelijke leringen en wijsheden, die je weldra gemakkelijk en moeiteloos zullen toekomen, wanneer jij je maar steeds vol liefde aan jouw arbeid overgeeft en je vol vertrouwen aan je geestelijke beschermer overlaat. Hij heeft het op zich genomen je in alle leringen van de Heiland te onderwijzen en hij zorgt steeds voor jou. Op grond van zijn overgrote liefde voor de Heiland is ook zijn liefdeswerkzaamheid buitengewoon bedrijvig en omvat hij al de zielen die hun wil geheel aan de Heer onderwerpen. Hij kan daar inwerken op de harten en in hen de liefde voor de goddelijke Heiland doen ontvlammen, totdat de beschermer en de beschermeling elkaar in deze liefde zo aanvullen dat het overdragen van al het geestelijke steeds maar gemakkelijker wordt en het aardwezen heel gemakkelijk de overdracht vanuit het hiernamaals leert verstaan en het zich in vurige liefde voor de Heiland met steeds meer overgave aan zijn opdracht wijdt.
Want steeds is de graad van liefde doorslaggevend in hoeverre de goddelijke leringen in de menselijke harten worden opgenomen. En wanneer de overdrager van al het geestelijke zijn liefdeswerk overbrengt op een kind dat tot liefde bereid is, zal het steeds vuriger ontvlammen in de liefde voor de Heer. En in zulke liefdesgloed zullen steeds alle goddelijke wijsheden, alle leringen en onderwijzingen in het hart worden opgenomen. En zo moet een dergelijk mensenkind zich nu vormen en ontwikkelen. De leerling moet gelijk worden aan de leraar. De enige opgave die een leraar zijn leerling stelt, moet naar tevredenheid van de goddelijke Leermeester worden volbracht. En daarom word je onvermoeibaar begeleid en onderwezen door de geestelijke kracht die je als leider en beschermer toebedeeld werd en die met grote vreugde zijn taak uitoefent. Het wezen dat je voortdurend omgeeft, dat je gedachten stuurt, is je welgezind. Het is de liefste dienaar van de Heer, Johannes.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0397 Boze gedachten - Bewuste herkenning van God - Graad van rijpheid
4 mei 1938: Boek 9
Wijk van mij, jullie slechte gedachten! Wend deze verzuchting aan wanneer je geplaagd wordt door dergelijke gedachten, wanneer je innerlijke rust begint te wankelen. Dan zul je onmiddellijk bevrijd zijn en je zult je vol vertrouwen tot de Heer kunnen wenden. Het ontgaat je dat een huidig volharden in zulke gedachten je aan de vijandige macht uitlevert en dat jij je daarom heel ernstig moet inspannen om hieraan te ontsnappen. De middelen die de vijand aanwendt om jullie te winnen zijn zo veelzijdig dat jullie werkelijk niet genoeg kunnen bidden en vechten om de aanvallen te weerstaan. Een klein woordje of een daad van liefde, hoe klein ook, bevrijdt jullie van een dergelijke macht, want de liefde is het sterkste wapen tegen al het kwaad.
Richt dus nu je volle aandacht op ons en luister: het wezen dat God geschapen heeft, blijft eeuwig onvergankelijk. Als de Geest van God dit wezen nu geheel en al wil beheersen, dan moet dit wezen niets anders zijn dan een pure lichtgestalte. Dan moet het wezen in zo’n graad van volkomenheid staan, dat de goddelijkheid daar nu bezit van kan nemen. Elk wezen is echter onderhevig aan dezelfde vrijheidswet, d.w.z.: het heeft volkomen vrijheid over zichzelf en het is in staat deze vrijheid juist te gebruiken en zich uit volledige vrije wil naar boven te wenden. Dan zal het van boven de hoogst mogelijke ondersteuning krijgen en zich zo tot een godgelijk wezen kunnen vormen.
Maar de godheid die over alles in het wijde heelal regeert, laat weer oneindig veelvormig die opwellingen op de mensen inwerken, die het bewustzijn en de drang naar het goddelijke in de mensen opwekken. Want er begint reeds een onbewuste werkzaamheid voordat het wezen zich op aarde belichaamt. De ziel vormt zich in zekere mate voordien in zoverre dat ze dan een lichamelijk omhulsel kan aannemen. En hierin begint nu pas de bewuste strijd met de vijandelijke machten.
Maar hoe meer de mens nu van het bewustzijn van een goddelijke kracht vervuld wordt, des te gemakkelijker zal hem de strijd tegen zijn tegenstanders vallen. En om nu op aarde een buitengewone graad van rijpheid te bereiken moet de mens zich van de goddelijke genade bedienen, die hem geboden wordt en hem onophoudelijk toevloeit, als de mens zich daarvoor inspant.
Allereerst moet alles door de menselijke ziel gewild worden, dan kan het pas in haar werken. Het staat de mens volkomen vrij om datgene aan te nemen wat het hoogste Wezen zelf aanbiedt ter ondersteuning van de strijd op aarde, of om het af te wijzen en er geen gebruik van te maken. Jullie zullen begrijpen hoe weinig zegen dit laatste voor jullie mensenkinderen met zich meebrengt. Want niemand is in staat uit eigen kracht een dergelijke graad van rijpheid, een stadium van volmaaktheid te bereiken, zodat de eeuwige godheid zich in dit wezen zou kunnen bergen.
Daarom wordt het jullie steeds weer opgedragen te strijden en de goddelijke genade af te smeken die jullie mateloos wordt toebedeeld en onzegbaar bevorderlijk voor jullie is, als jullie je willen ontwikkelen om de eeuwige zaligheid te bereiken, om met de geest van de goddelijke Vader verenigd te zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0401 Beslissing - Liefde op aarde of offer
6 mei 1938: Boek 9
De mijnen zullen te allen tijde getroost worden. Dit heb Ik jou verkondigd en Ik leid je zonder gevaar door alle beproevingen van het leven heen. Zij die acht slaan op Mijn Woord, plaatsen zich onder Mijn bescherming. En de Vader zal nooit toelaten dat leed hun ziel treft. Volhard daarom steeds in de liefde voor Mij. Daarop volgt alles vanzelf, omdat immers steeds slechts één kracht het heelal onherroepelijk beheerst, Mijn wil. En waar Ik liefheb, wil Ik dat iedereen die naar Mij verlangt, beschermd is.
Welke waarde zou het leven anders nog hebben, buiten dat Ik welbehagen heb aan Mijn kinderen? Alles bestaat en ontstaat toch alleen hiervoor. En wanneer de eigenlijke bedoeling van het leven eerst eenmaal erkend werd in zoverre dat de ziel zich liefdevol naar Mij toewendt, dan zal Ik toch niet toelaten dat deze ziel ooit opnieuw de weg kwijtraakt.
De wil van het kind ten opzichte van de Vader is doorslaggevend. Dan doorstroomt jullie alle kracht om deze wil trouw te blijven. Ik laat dan ook niet meer toe dat deze ziel die naar Mij toegekeerd is, door duistere krachten in beslag genomen wordt. Wat de ziel nog aan sombere dagen toebedeeld is, dient enkel om een sterkere liefde te ontwikkelen en om een vurig verlangen naar de goddelijke Vader op te wekken. En neem, nu je dit weet, steeds geduldig aan wat je verder nog ten deel valt.
Je bent je nog niet bewust van de liefde, anders zou je het verlangen van het hart kunnen stillen. Elk werk van de ziel heeft zijn tijd nodig. Het is aan jou overgelaten om nog op aarde in vurige liefdesgloed op te gaan of je aardeleven aan de Heer op te offeren en in het hiernamaals te genieten van onzegbaar geluk. Je liefde zal in ieder geval geen halt toegeroepen worden, maar voor het aardse leven zou je met de alles verterende liefde in je hart onbekwaam worden. Dit is de opgave waarvan de oplossing aan jou zelf is overgelaten.
Ik kijk met oneindige Liefde naar jou, Mijn kind, en Ik moet deze beslissing toch aan jou zelf overlaten. Wat het mensenkind aan aards geluk gegeven kan worden, is steeds een hindernis op de weg naar Mij. Ik Zelf ben de Liefde en het Leven. Wie in Mij blijft en Ik in hem, die heeft het eeuwige leven. Als je nu wilt binnengaan in Mijn rijk, dan moet de liefde voor Mij je beheersen en je moet bereidwillig al het andere opgeven. De wereld is hard in haar ontberingen en beslommeringen. Het zou zonder verdienste zijn om het eeuwige leven te bereiken zonder weerstand. En zeer velen struikelen over deze tegenwerkingen.
Mijn kind, Mijn engelen behoeden je en leiden je geest steeds naar Mij. Maar je wil mogen ze niet beïnvloeden en derhalve is het helemaal alleen jouw taak de hemelse kroon te verwerven. Wie in Mijn Liefde leeft, zal ook Mijn wil vervullen. Probeer dus eerst deze Liefde in je te verstevigen. Een rein hart vol geloof en een geduldig, steeds zachtmoedig wezen verzekeren je Mijn Liefde en deze trekt onvermijdelijk jou weer aan.
Wanneer alles gebaseerd is op de liefde voor Mij, dan is je levensloop op aarde gezegend. De heerlijkheid van God te aanschouwen is het hoogste en het voor jullie meest onvatbare geluk dat jullie in het hiernamaals opwacht. Om aan dit geluk deel te hebben, moet je elke minuut van het leven benutten en steeds Mijn gebod van de liefde naleven. Want alleen ware liefde effent voor jullie de weg naar de eeuwige gelukzaligheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0409 Verwijzing naar aardbevingen en rampen
10 mei 1938: Boek 9
Nog een tijdje en de Heer voorziet de zijnen van grote kracht en Hij geeft hun volmacht te werken in Zijn naam. Op dezelfde wijze zullen degenen wier harten in liefde voor Hem slaan, in ongekende mate door wijsheid overvallen worden. Er zullen duizenden te bekeren zijn en om hun een sprankje te geven van het licht van God, moet God buitengewone tekenen laten plaatsvinden, want de verblinding onder de mensen is te groot.
En in één verschrikkelijke nacht zullen velen ten prooi vallen aan het geloof dat de natuurkrachten een einde aan hun bestaan hebben gemaakt. Dan is het nog altijd mogelijk om in zulke zielen een inzicht teweeg te brengen. Want alleen dat wat buiten de aarde gebeurt, waarbij geen mensen betrokken zijn, kan een verandering veroorzaken die naar het goede leidt. Het werkzaam zijn van de elementen zal hen doen inzien dat elk wezen onder een hoger gezag staat. Uren van uiterste nood en benauwenis moeten aan dit geestelijke inzicht voorafgaan en daarom is ook dit slechts een werk van erbarmen van de goddelijke Heiland.
Zoals de natuurkrachten door hun werkzaamheid ook in de lucht reinigend werken, zo zal een grote aardbeving ook slechts in gunstige zin op de mensen inwerken. Want al het aardse verval is weer goed te maken, maar het verval van de ziel niet. Wat aan waardevolle aardse voorwerpen vernietigd wordt, zullen vele duizenden handen opnieuw proberen op te bouwen. Maar aan de opbouw van de ziel zal niet zo snel begonnen worden.
Er zal zich slechts een klein deel van de mensheid op iets beters bezinnen en voor dit deel zal het gebeuren in de natuur en haar verwoestingen tot grote zegen strekken. Zo zal de onverzettelijke stem van de Heer overal weerklinken en diegene die haar hoort en zich inspant de wil van de Heer te vervullen, is wijs. Het aardse dal dat voor jullie zo lieflijk is, kan een dal van verschrikkingen worden wanneer jullie de genade, hierin te mogen verblijven, niet naar waarde schatten en jullie alleen jullie zinnelijke begeertes proberen te vervullen.
Waarheen zal het leiden, erop los te leven, zonder jullie eigenlijke werkzaamheid die voor jullie bestemd is en die toch bestaat uit de ijverige ontwikkeling van jullie ziel? Gods lankmoedigheid en geduld duurt weliswaar eeuwig, maar ook in eeuwigheden zouden jullie niet jullie doel bereiken, wanneer jullie daar zelf nooit de wil toe hebben. En daarom maakt God met aandrang Zijn wil bekend. Wie oren heeft om te horen, die hore. Want de Heer waarschuwt een ieder opdat niet de eeuwige duisternis hem zal omringen, maar hij zich zal verheugen in het goddelijke licht.
Houd je gereed voor deze tijd, jullie die Mij willen dienen, want dan zullen jullie je taak moeten uitoefenen en overal het Woord van God verkondigen dat ontelbare mensen tot troost en verheffing zal zijn in een moeilijke tijd, maar dan ook gewaardeerd en gevolgd zal worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0419 Wenk naar werkzaamheid als leraar - Wijze - Onwetende
15 mei 1938: Boek 9
Wie trouw is aan de Heer, vervult zijn plicht. Als je de opdracht gegeven werd om een goede strijder voor Christus te zijn, dan is elk woord dat je ter ere van Hem spreekt juist. En je zult in deze opgave de vervulling van het aardse leven vinden. Zo is een woord voor Christus beslist beter dan een daad zonder de zegen van de Heer. Want deze daad zal beoordeeld worden naar de geest die haar beheerst. Het wordt je echter nooit voorgeschreven wat je ter ere van God moet doen, maar het hart moet je leiden en het zal ook steeds de juiste vorm vinden om te pleiten voor de Heer. Sla er daarom enkel acht op dat de liefde voor de Heer je leidt, dan zal je wil ook steeds volbrengen wat je hart verlangt.
Het is een traditie dat de wijsheid zich niet nog slimmer laat vormgeven. Daarom zal het Woord van God alleen ontvangen worden waar de mens zoekt, maar niet waar hij reeds gelooft de kennis te bezitten. Daar zal op je spreken slechts een schouderophalen volgen. Maar waar het kind door overeenkomstige vragen beziggehouden werd, zal het proces aanvangen dat door de Heer en ook de geestelijke wezens gewenst is. Dan begint er een bedrijvige denkactiviteit over problemen die anders gemakkelijk afgewezen worden.
En daarom vinden de wijzen niet zo gemakkelijk de sleutel tot de waarheid, maar de onwetenden nemen graag een wenk naar de goddelijke Schepper aan. En er is al veel gewonnen wanneer een mensenkind zich aan deze gedachten overgeeft. Voor jou blijft niet verborgen waardoor deze gedachteactiviteit vaak bereikt wordt. Vaak is het een geringe verwijzing naar het voortleven na de dood die de mensen tot nadenken stemt. En als in iemand die echt God zoekt het gevoel voor de eeuwigheid opkomt, dan is het voor hem niet moeilijk inzicht te verwerven.
De genade om in de Heer te vertoeven, wordt iedereen in rijke mate aangeboden, maar ontelbaar velen slaan geen acht op deze genade. Het is voor de mensen alleen maar heilzaam en van nut om daar een kleine waarschuwing te uiten. De wereld maakt haar leringen op zoals ze deze nodig heeft en zoals deze bevorderlijk zijn voor de aardse verlangens. Maar deze leringen zullen zich wel moeilijk met de goddelijke leer laten verenigen.
Ze oordelen waar hun elke kennis en ook elk begrip ontbreekt. Ze maken zich ook vaak de opvattingen van anderen eigen zonder zelf het juiste beoordelingsvermogen te bezitten en in dat geval willen ze wederom belerend inwerken op anderen. Het is prijzenswaardig en de Heer welgevallig dit te verhinderen. En waar de liefde voor de goddelijke Heer en Heiland aan dit streven ten grondslag ligt, zullen de woorden niet op onvruchtbare bodem vallen, maar zachtjes beginnen te kiemen. En door persoonlijke gebeurtenissen ondersteund zullen ze steeds weer doordacht en uiteindelijk ter harte genomen worden, zodat je moeite beloond wordt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0421 Resultaat van de onderzoeker en innerlijke stem - Schakel - Voorspellingen
16 mei 1938: Boek 9
Erken de goddelijke Geest. In verbinding met de alles omvattende goddelijke Liefde verwerf je door het opnemen van geestelijke waarheden een schat aan geestelijk goed, die boven alle menselijke kennis uitreikt. Het diepe ingrijpen van de goddelijkheid in het aardse leven laat zich nooit door het aardse verstand onderscheiden. Alleen degene die aandachtig met het hart luistert en het overweegt, zal daar geraken waar de waarheid zich verbergt.
Mijn kind, verplaats je in de positie van een mens die ernstig onderzoekt en opheldering verlangt, maar die in alle liefde voor de waarheid het eenvoudige weerklinken van de stem van het hart niet juist begrijpt. Er werd hem een overvloed aan leringen geboden en zijn inspanningen waren gewijd aan de totale doorgronding hiervan. Wat er ontbreekt bij al deze vorsers naar waarheid, is de meest kinderlijke vorm, het dringende hartelijke smeken tot de hemelse Vader. Jarenlange arbeid kan hun niet het resultaat opleveren dat de innige overgave aan de Heiland het mensenkind in korte tijd bezorgt.
Ach, zulke wijsheidsvorsers! Ook als jullie instelling en streven goed is, hoe eenvoudig zouden jullie dat alles kunnen bereiken en via welke omwegen proberen jullie het doel te bereiken? Alleen de liefde is steeds voorwaarde voor de geestelijke werkzaamheid. Trek je terug uit het aardse leven en verlang ernaar deel te nemen aan het geestelijke leven. En voor jullie worden poorten geopend en jullie kunnen een gebied aanschouwen dat jullie veel meer voldoening kan geven dan de lege wetenschap die slechts op verstandelijke kennis gebouwd is en met het verstand werd verklaard.
Zo begint de geestelijke rijpheid zich veel eerder in jou te ontwikkelen dan dit door wijze en geschoolde krachten ooit kan plaatsvinden. De Heer deelt daar uit waar het geloof diep is en alleen dit innerlijke geloof waarborgt voor jullie ook het begrip van Zijn leringen. Voor al degenen voor wie dit gebied vreemd is, die zich streng aan aardse grenzen houden en van een buitengewoon werkzaam zijn van de Godheid nog niets in het hart kunnen gewaarworden, zal er ook een dag komen waarop hun de waarheid onthuld wordt. Een dag dat al het normale zich anders laat zien, een dag waarop hun denkactiviteit ophoudt en ze slechts zullen schouwen en het niet kunnen begrijpen. En dan zal de geest van de mens zich gaan bezighouden met deze problemen en plotseling begint er dan een wonderlijk meebeleven in zijn hart. De zoekende zal bedeeld worden en hij zal vinden. De onderzoeker zal tot inzicht komen en dit alles vanuit de liefde.
En de Heer nadert degenen die liefhebben en leidt hen op de meest wijze manier. Ze geraken in Zijn ban, waaruit ze zich niet meer kunnen losmaken, omdat ze moeten liefhebben wanneer de Liefde van de Heer hen omvat. Woorden van onvergelijkbare kracht en werking zullen uit de mond stromen van degene die zich zonder aarzelen door de Liefde van de Heer laat leiden. En deze mens moet dan volledig handelen zoals de Heer het hem voorschrijft. Waarom willen jullie dan twijfelen, als jullie de kracht van de Liefde dan zelf zullen ervaren?
Het is de edelste opdracht van de mens om een schakel te zijn tussen hemel en aarde, geen eigen wil te hebben buiten de wil die naar de Godheid verlangt. Dit zijn de vingers van de Heer. Zij brengen het Woord over dat de Heer Zelf aan de mensenkinderen geeft. Zij zijn de geestelijke handlangers voor de bouw aan de eeuwigheid. Het leven op aarde zou zonder goddelijke vertegenwoordigers van de hoogste wil veel moeilijker te leven zijn. De Heer heeft de bemiddelaars tussen hemel en aarde wijselijk uitgekozen om door hen tot de zijnen te spreken. Degene die zich in alle tederheid rechtstreeks tot de hemelse Vader wendt, krijgt ook de opdracht de buitengewone genade die hij ontvangen heeft aan de lieve naaste over te brengen.
Maar het is juist deze opdracht die zo zelden herkend wordt. Daar moet de wil van de Heer zichtbaar ingrijpen en dit zal binnenkort gebeuren. Er zullen krachten tot uiting komen die voor de mensen onverklaarbaar zijn, maar voor de geestelijk zoekende opheldering zullen brengen. Degenen die Mij dienen, zullen werkelijk niets anders vernemen dan Mijn hoogsteigen stem en geen enkele macht van de aarde zal Mijn stem kunnen overstemmen. En omdat deze tijd nabij is, maan Ik jullie allen wederom dringend aan acht te slaan op alles wat van boven komt en niet te verzwakken in het strijden en bidden. Want dit zal jullie kracht geven om Mij trouw te blijven en elk gebeuren als Mijn wil te herkennen.
Degenen die de Heer toegenegen zijn, zijn werkelijk met weinigen. Maar waar ze in Mijn naam werken, zullen ze grote dingen bereiken en licht verspreiden dat in de wijde omtrek zal schijnen. Er zal hun versterking gegeven worden als ze die nodig hebben. Want wie voor Mijn rijk strijdt, zal sterk zijn tegen de vijand. De kracht zal hem voortdurend toestromen totdat het boze bedwongen is en het goede heeft gezegevierd. En jullie moeten luisteren naar degenen die Ik jullie toezend en jullie zullen in je hart voelen wie de mijnen zijn. Want waar Mijn kracht zich met de aarde verbindt, daar brengt het mensenkind door Mij het buitengewone tot stand. Verneem deze kracht, als jullie willen binnengaan in Mijn rijk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0431 Verschijnen van de Heer - Versterking tijdens het lijden - Zweefbaan
24 mei 1938: Boek 9
Zie, Mijn kind, Mijn kracht heerst overal. In elke seconde zijn ontelbare geestelijke wezens werkzaam die Mij dienen voor het zielenheil van de mensen op aarde. En Ik sta met Mijn wil boven hen allen, leidend en ingrijpend in alle gebeurtenissen. Wie Mijn stem hoort, is een kind dat door Mij begeleid wordt en dat op elk moment zeker kan zijn van Mijn hulp.
Je leeft in een tijd van innerlijke ontreddering op aarde en deze tijd vraagt veel strijdkrachten die zich voor Mij inzetten. En alleen de grootste liefde voor Mij maakt deze strijders bekwaam alle onrecht op zich te nemen, dat het lot is van Mijn aanhangers. Dan zal Ik Zelf verschijnen, want zij hebben buitengewone kracht nodig die alleen Ik Zelf hun kan en wil geven.
Wees niet bang, jullie die Mij willen dienen. Jullie lot zal voor de wereld wel zwaar lijken, maar Ik houd jullie ver van smart en leed. Jullie hebben Mij. En wie Mij in het hart heeft, voelt geen lijden en vreest de lichamelijke dood niet. Hij verlangt alleen vurig naar Mij en hij kan in deze Liefde het ongelooflijke presteren. Dat zal Mijn troost voor jou zijn en voor je hart dat naar liefde verlangt. De tijd is nabij en je hart zal jubelen als deze vervuld wordt.
Het hele leven lijkt op een zweefbaan. De mensen worden moeiteloos hoog boven de aardbodem gevoerd, waar de mens vaak geen voet kan zetten op de oneffen hellingen vol kloven. Dit wil zeggen dat de wil van de Vader ook de geest leidt van diegenen die zich aan Hem toevertrouwen, waar er langs natuurlijke weg een versperring is, waar de geest gekneveld is en moeilijk de weg omhoog kan vinden.
Laat de hemelse Vader zorg dragen voor alle dingen. Zijn Vaderliefde verschaft jullie overal wegen die naar Hem leiden, wanneer jullie maar acht slaan op deze wegen en geen gevaar schuwen. Het Wezen van de godheid zal voor niemand verborgen blijven die maar in het hart Mij aanroept. Voor hem zal het tot zijn hoogste zaligheid zichtbaar worden. En degene die Mijn beeld in zich heeft opgenomen, strijdt voortaan voor de Heer en Heiland. En deze strijd zal zegenrijk zijn omdat Mijn strijders door Mij gezegend zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0433 De nabijheid van God - Aardse goederen - Onthouding en offer
25 mei 1938: Boek 9
Breng de Heer alles ten offer wat jullie lief en waardevol is. En jullie zullen het voor iets veel mooiers mogen inruilen en uit Zijn hand mogen ontvangen. Maar degenen die zich in de aardse dingen verheugen en niets willen opgeven, worden ook als het ware met ketenen aan de materie vastgeklonken. Ze leven er dag na dag op los, maar ze vinden nooit de zoete vrede in hun hart die enkel en alleen die mensenkinderen gegund is, die zich gewillig losmaken van alles wat aards is.
Het is een zo onschatbaar goed om de nabijheid van God waardig te worden, dat alle aardse goederen tezamen hier tegenover in een niets vallen. Aangezien de mensen verblind zijn door de schijngoederen van de aarde, kunnen ze zich er moeilijk van losmaken. Ze streven er steeds maar naar deze goederen te vermeerderen en ze zien daarbij niet dat de geestelijke dood hiermee gepaard gaat, dat ze door een lange, duistere tunnel gevoerd worden waaraan vaak geen einde wil komen gedurende hun tijd op aarde.
De zon, het helder stralende daglicht, houden ze lichtvaardig voor een zinsbegoocheling, die hun geest echter in de duistere nacht voert. En dit leidt bijgevolg tot de geestelijke dood, wanneer de mens niet meer tot het geestelijke inzicht komt en dit alles opoffert om daarvoor het licht van de goddelijke genadezon te verwerven.
Degenen die op aarde nooit naar eer gestreefd hebben, hun valt de hoogste eer van de hemel ten deel. En degenen die zich op aarde gewillig om Gods wil van begeerten onthielden, hun zal het hoogste genot van de hemel ten deel vallen. Zo betaalt de Heer duizendvoudig terug wat voor Hem uit liefde opgeofferd wordt. En Hij bedenkt ieder naar zijn daden op aarde.
Toch zal eenieder zich moeten bezinnen, opdat hij niet de voorkeur geeft aan de goederen van de aarde boven die van de eeuwigheid. Want aardse goederen dragen slechts bij aan het welzijn van jullie lichaam en verschaffen jullie louter lichamelijke genietingen. Het geeft jullie slechts aanzien bij de mensen. Maar voor de eeuwigheid is dit totaal waardeloos, ja veel eerder hinderlijk. Want het zal voor jullie de weg naar boven moeilijker maken.
Maar een hart dat alles opgeeft en geen vreugde heeft aan aards bezit en alleen de Heer erkent als bezit dat het nastreven waard is, zal in alle overvloed in de eeuwigheid bedacht worden. En dit hart zal zijn geestelijk bezit doen toenemen en wijselijk zorgen voor alle behoeften van de ziel. En omdat hij alles opgaf, zal hij mateloos ontvangen, wat hem de hoogste zaligheid zal bezorgen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0439 Gevaar van wereldlijke vreugden
28 mei 1938: Boek 9
Het beste wapen tegen het boze is het gebed. Want reeds het verzoek om kracht behoedt jullie ervoor dat jullie het onderspit delven. Alles op aarde is beslist een gevaar voor de mensen, omdat het de gedachten gemakkelijk afleidt van het streven naar de eeuwigheid. De wereld moet echter met al haar aantrekkingskracht op de zintuigen van de mens inwerken, zodat deze hieraan zijn weerstand kan beproeven. Maar hoe gemakkelijker de wil de weg naar het geestelijke terugvindt, des te minder uitwerking de macht van het aardse heeft.
Helemaal afgesloten van de wereld kan de mens vaak veel minder gemakkelijk zijn waarde bewijzen dan wanneer de gevaren van alle kanten op hem afstormen. Want de geestelijke kracht kan zich niet zo goed ontwikkelen en versterken wanneer haar maar weinig weerstand gegeven wordt. Een gemakkelijk ingaan op alle verlokkingen van het leven is daarentegen een ernstig gevaar voor de geestestoestand van de mens. Want dit zal steeds een vervlakking van het zielenleven tot gevolg hebben, omdat de zin nooit tegelijk op het aardse en het geestelijke leven gericht kan zijn.
Maar in het waarachtige streven naar de geestelijke rijpheid zal het mensenkind zich steeds toevertrouwen aan de Heer die het zeker en liefdevol door alle gevaren heen voert. En een overwonnen verzoeking is steeds een geestelijke trede hoger. Daarom laten we jullie zo vaak waarschuwingen en aansporingen toekomen, om jullie af te houden van alles wat jullie zou kunnen hinderen op de weg naar boven. En jullie zullen daaruit steeds alleen maar Zijn liefdevolle zorg voor jullie moet opmaken, omdat er niet één van jullie zonder de kracht van het gebed aan deze verzoekingen voorbij kan gaan.
De gehele wereld met haar bekoringen zal jullie daarentegen niet meer deren, als jullie in liefde voor de goddelijke Heer zodanig zijn ontvlamd dat jullie voor jezelf niets meer op aarde verlangen, maar jullie alleen in deze liefde vervulling zoeken en vinden. Dan is voor jullie het gevaar van de wereldlijke vreugden voorbij, want dan kennen jullie slechts nog het ene verlangen om in Zijn nabijheid te zijn. Elk kind verlangt naar de Vader en Zijn grote Liefde trekt jullie naar Zijn hart toe. De wereld met haar vreugden is dan voor jullie niet meer het nastreven waard. Bid daarom dat jullie alle verzoekingen overwinnen. Bid onophoudelijk om kracht en om de goddelijke genade.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0443 Hartstochten
31 mei 1938: Boek 10
De hartstochten van de mensen brengen vaak zo sterke vertroebelingen van de ziel tot stand, dat er weer dagen voorbijgaan totdat ze zich weer vrij heeft gemaakt van de effecten hiervan. En dan is het lot van deze ziel dat ze moet worstelen om kracht. Jullie mensen op aarde, vergeet niet dat jullie er zelf aanzienlijk toe kunnen bijdragen jullie gevoelens in gelijkmatigheid te bewegen, wanneer jullie je steeds maar deze toestand van de ziel voor ogen houden, die jullie pijn en lijden veroorzaakt. In de opgewondenheid van de mens maken de kwaadwillende machten zich hier meteen meester van en proberen alle haat en bitterheid aan te wakkeren om de ziel van de mens zo ver mogelijk van de huidige weg af te brengen. En alleen het gebed om hulp uit deze verzoekingen zwakt hun kracht af.
Elke minuut van jullie leven moet ertoe dienen om jullie aan de heerschappij van deze machten te ontrukken, doordat jullie je onophoudelijk oefenen in zachtmoedigheid, deemoed en geduld. Wie echter zijn hartstochten de vrije loop laat, slaat hier geen acht op. Hij moet alleen weer vechten om in de voormalige toestand terug te keren, wat hem met een goede wil ook zal lukken, maar wat de ziel toch een stap achteruit heeft gebracht. Probeer daarom jullie eerst van alle onbeheerstheid te ontdoen om die verzoekingen waar jullie mee geconfronteerd worden, in alle zachtmoedigheid af te slaan en er daardoor aan te ontsnappen. Want hoe klein zijn vaak de oorzaken van grote dwalingen van de ziel.
Elke aardse macht is de mogelijkheid gegeven te beschikken naar eigen goeddunken. Als haar handelen nu niet goed en wijs is, dan zal ze zich later zelf moeten verantwoorden. Maar jullie die aan deze macht ondergeschikt zijn, volg alles naar beste vermogen, dan zal hieruit voor jullie toch nog zegen voortvloeien. En jullie zullen ook kunnen volbrengen wat er geëist wordt, wanneer jullie de Heer om de nodige kracht smeken. De Godheid is immers voortdurend met jullie begaan en Hij grijpt behulpzaam in waar jullie om hulp vragen.
De aardse wet moet een richtsnoer blijven zolang het niet tegen de geboden van God en tegen de totale goddelijke ordening indruist. Want dan grijpt de Heer Zelf in om allen die verkeerd gaan, in de juiste richting te plaatsen en moed in te spreken. De stem van de Heer is doordringend en zal zich laten gelden wanneer het tijd is. Maar jullie die over de aarde gaan, houd je aan de geboden van God en het zal jullie gemakkelijk vallen alles te vervullen en na te komen wat op aarde van jullie geëist wordt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0449 Boek des levens - Samenvattende geboden
3 juni 1938: Boek 10
De Heer laat elke minuut van je leven bepalend voor de eeuwigheid aan je voorbijgaan. Alles wat je doet en denkt, wordt in het boek des levens opgetekend, daarom moet je er met wakkere geest steeds op bedacht zijn dit boek bladzijde na bladzijde met goede werken en goede gedachten te vullen. Je bent voor al je doen en handelen verantwoordelijk. Maar wanneer dit steeds met de wil van God overeenkomt, dan zal een onvermoede gelukzaligheid het loon zijn van je daden en je levensloop op aarde.
Let daarom op: Laat je naasten niet vergeefs vragen, maar geef en vervul elk verzoek dat je oor beroert in zoverre het voor jou mogelijk is. Acht geen mens te gering, van welke lage stand hij ook is, en geef hem het respect dat hem voor God toekomt. Wees voor je medemens een raadgever in lichamelijke en geestelijke nood, wanneer hij van zijn levensweg afdwaalt of moeilijk de weg vindt naar God de Heer. Vergeef hun steeds van harte het onrecht dat ze je aandoen wees niet uit op vergelding, want dit is alleen de Heer voorbehouden. Jullie moeten echter ook jullie vijanden liefhebben. Blijf nederig van hart en erken steeds de oneindige grootsheid en Liefde van de hemelse Vader die zich naar het kleinste wezen van de schepping toe neigt en dus ook naar jou om je naar Hem toe te trekken.
Blijf in innigste Liefde met je hemelse Schepper verbonden en smeek Hem in gebed om Zijn genade en Zijn zegen op al je levenswegen, opdat daardoor de kracht in je groeit om volgens Zijn wil werkzaam te zijn. Oefen je in zachtmoedigheid, in vredelievendheid en in barmhartigheid. Want alleen daardoor kun je een kind van God worden en als zodanig bekwaam worden de stem van de Heer te horen. Besef hoe alles om je heen naar verlossing verlangt en wees bereid te helpen waar het erom gaat de harten te openen voor het heil dat alleen uit het Woord van God komt. Gedenk met alle liefde de overledenen die net als jij strijden voor volmaaktheid. Geef hun door het gebed de nodige kracht en ondersteuning waar ze behoefte aan hebben.
Dit alles kan je in een geestestoestand brengen waarin de werkzaamheid van de Heer zichtbaar aan jou geopenbaard wordt. Want alleen degene die in alle volheid de goddelijke genade kan ontvangen, omdat hij zich hiervoor waardig maakt, ontvangt ook de genade van een zichtbaar werken van de Heer. Dit gebeurt wanneer de Heer Zijn intrek kan nemen in een hart dat door de liefde voor God en de medemensen zodanig gevormd is dat er op de bladzijden van het levensboek alleen maar edele en goede daden en gedachten opgetekend staan.
De Heer zal de schuld kwijtschelden of vergelden naargelang het mensenkind zich naar Hem toe of zich van Hem af heeft gewend. Probeer daarom jullie te veredelen, waar jullie maar kunnen, om de weg op aarde zo te bewandelen dat het welgevallig is voor de Heer, opdat jullie niet zullen worden geoordeeld, maar het eeuwige leven hebben.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0457 Wilskracht
9 juni 1938: Boek 10
Zie, mijn kind, in eindeloos lange tijden heeft de menselijke ziel het recht verworven, voor de duur van haar verblijf op aarde over een wilskracht te beschikken die geheel naar eigen goeddunken ontplooid kan worden. Daarom heeft die ziel ook de mogelijkheid zich in de tijd op aarde zelf te vormen, wanneer ze deze wilskracht wijselijk benut en aanwendt om een rijpe toestand te bereiken.
Er worden haar vele mogelijkheden geboden om een werkzaamheid aan te vangen die een weldadige en bevorderende invloed heeft op de ziel. Er moet op elke uiting van de gezindheid van de ziel worden gelet en als deze uiting zich volledig naar goddelijke wijsheid beweegt, moet er zoveel mogelijk gevolg aan worden gegeven. De wilskracht zal dan steeds uitvoeren wat de wil op dat moment nastreeft, want door deze kracht kunnen er ongelooflijk grote dingen bereikt en teweeggebracht worden.
De ziel kan zich volledig losmaken van de materie die haar omgeeft, en een vat worden om de goddelijke Geest op te nemen. Een zodanig verloste ziel bereikt ook haar doel, dat met het doel van haar belichaming overeenstemt. Het hele doel van het bestaan is vervuld wanneer de ziel na het afleggen van het lichaam volledig vrij is van de materie, wanneer ze geestelijk door en door tot leven gewekt is en zo tot drager van de Geest van God geworden is. En deze Geest van God zal juist intrek nemen in een ziel die door haar eigen wil vrij geworden is. En de vereniging met de goddelijke Schepper zal plaatsvinden. En dit alles wordt teweeggebracht door de wilskracht, die aan elk schepsel voor de periode op aarde gegeven is, maar veel te weinig erkend en benut wordt.
Wanneer een wezen al de wilsvrijheid heeft om te kiezen welke inhoud het aan het aardse leven wil geven, dan is daaruit af te leiden dat de Liefde van de Heer aan iedereen toebedeelt, iedereen begeleidt en dat Hij toch ook weer iedereen voor zichzelf laat beslissen om zich tot een hoog goddelijk wezen te ontwikkelen of om de kracht toch niet te benutten en steeds op hetzelfde lage niveau van ontwikkeling te blijven en de tijd van de belichaming volledig onbenut voorbij te laten gaan.
Er is hier een strijd, waarin het schepsel zich moet handhaven. Maar als het zich met heel zijn wil aan deze strijd onttrekt, dan blijft de ziel steeds hetzelfde als ze in het begin van haar belichaming was en kan ze zich nooit hoger ontwikkelen. Want de wilskracht is gebroken, aangezien de innerlijke drijfveer naar boven niet sterk genoeg is.
En binnenkort is de genadetijd voorbij. Bedenk daarom hoe jullie haar kunnen benutten en hoe de vrije wil zich in actieve liefdeswerkzaamheid kan uiten en zich zodoende tot volle kracht kan ontwikkelen. Dan zal jullie levenswandel op aarde zinvol en voor de Heer welgevallig zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0461 Goddelijke genade - Noodzaak van het gebed
11 juni 1938: Boek 10
Wat jullie aan genade toestroomt, is alleen al een bewijs van de Liefde van de Heer. Want jullie zouden zonder de goddelijke hulp zelf niet in staat zijn je uit de ketenen van de materie te bevrijden. Maar het voortdurend worstelen en bidden om kracht voert jullie geleidelijk weg van de aarde en haar begeertes.
Zoals een vogel zich hoog in de lucht begeeft en alles wat aan de aarde kleeft, ver onder zich laat, zo zal ook de ziel zich meer en meer in sferen verheffen waar de zwaartekracht van de aarde niet meer zo zwaar op haar drukt. Het lichaam verblijft weliswaar nog op aarde en moet de aardse activiteit vervullen, maar deze activiteit is niet meer de hoofdzaak van het leven. Deze zal als vanzelf uitgevoerd worden, voelbaar ondersteund door de geestelijke beschermwezens die bij de mens zijn gevoegd en die er alles aan doen om de ziel van het mensenkind in deze sferen te houden en die de terugkeer naar de aarde graag met alle kracht willen verhinderen.
Ten tijde van innerlijke rijpheid zal de ziel zich afzonderen en steeds alleen maar naar een geestelijke omgeving verlangen. Ze verlaat het lichaam vaak en ze houdt zich overwegend in geestelijke regionen op. Dat wil zeggen: de denkwereld waarin dit kind zich liever ophoudt, zal van nu af aan zuiver geestelijk zijn. En van de aarde en haar eisen wil het weinig of helemaal niets weten, want het verlangt er steeds naar geestelijk voedsel in de vorm van geestelijke waarheden op te nemen. Het zekerste gevoel van een positieve ontwikkeling is steeds het verlangen naar geestelijk voedsel.
Wie op de aarde nog wordt vastgehouden, verlangt hier niet naar. Hij heeft zijn zin op andere geneugten gericht en alleen waar de ziel zich reeds veredeld en gelouterd heeft, spant ze zich in om het ondoorgrondelijke te doorgronden. Een dergelijk verlangen zal dan ook bevorderd en ondersteund worden door alle wezens in het hiernamaals die deze ziel begeleiden gedurende haar tijd op aarde.
Niets is voor de ziel gevaarlijker dan dat ze zich voortdurend verzadigt met aardse geneugten en vreugden. Ze is totaal niet in staat geestelijke onderrichtingen op te nemen en ze berooft zichzelf van de grootste genade als ze niet kan bidden en, in het besef van haar onvolmaaktheid, de hemelse Vader om hulp smeekt. De Heer gedenkt zulke mensen bijzonder liefdevol door hen over doornige wegen te leiden, door lijden en zorgen, opdat ze uiteindelijk de weg naar de Vader zullen vinden, wanneer ze in grote nood en benauwenis hulp nodig hebben.
Wanneer ze eenmaal hun toevlucht genomen hebben tot het gebed, worden hun de ogen geopend. En dit is reeds een genade die tot de vooruitgang van hun ziel kan leiden, als de mens zelf maar een beetje van goede wil is.
De mens mag nooit het gebed vergeten. Zolang hij zich in gebed met de hemelse Vader kan verbinden, is de genadebron voor hem geopend. En wanneer hij deze goddelijke genade benut, zal hem in het aardse leven niets te zwaar worden. Met behulp van deze genade kan hij ook aan de taak beginnen om zichzelf naar de wil van God te vormen. Zonder de goddelijke genade is de mens in staat tot niets, maar met de genade tot oneindig veel. Bid daarom dat de Heer jullie met Zijn genade wil bedenken, en jullie hoeven de moed niet te verliezen. Want Gods goedheid duurt eeuwig.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0463 Waarschuwing voor hoogmoed en eigendunk
13 juni 1938: Boek 10
Sla acht op alles wat in jullie de hoogmoedsduivel kan opwekken. De demonen vervolgen al degenen voor wie het gebod van de naastenliefde de aanzet is voor het in liefde werkzaam zijn. Ze proberen dit steeds tegen te werken door het motief lichtelijk te misvormen, zodat de mens in zijn handelen afwijkt van de eigenlijke opgave om te helpen, wat toch als principe voor de naastenliefde moet gelden.
Een klein beetje eigendunk draagt het gevaar in zich dat een handeling die hierop gebaseerd is, niet meer welgevallig is voor God, maar dat de invloed van kwade machten daarbij zichtbaar te merken is. Overal waar de eigendunk ook maar enigszins de drijfveer is, heeft het goede werk geen of slechts zeer weinig waarde. Hoed je daarom voor alle hoogmoed, opdat je ziel geen schade lijdt.
Onderbreking
Vertaald door Gerard F. Kotte
0467 “Ik ben midden onder jullie”
15 juni 1938: Boek 10
Mijn lieve dochter, probeer alles wat je geboden wordt, in je hart op te nemen en wijs alle afwijzende gedachten van de hand. Want degenen die Ik samenbreng, zijn door Mij beproefd en blijven voortaan in Mijn Liefde. En wat je oor heeft bereikt, gaat van Mij uit en moet in jullie weerklinken. En zo ervaren jullie dat Ik midden onder jullie vertoef en jullie zo nabij ben dat jullie Mijn nabijheid zullen voelen, wanneer jullie je volledig aan Mijn woorden overgeven.
En wat jullie nog vreemd is, zal jullie vertrouwd worden. Wat daarentegen in strijd met Mij is, zullen jullie overal heel duidelijk voelen. Want Ik zal Mezelf verloochenen waar er een valse opvatting onder jullie is, maar Ik zal op elk moment openlijk spreken waar Mijn kinderen Mij hun liefde schenken. En voltooi nu je dagtaak en wees door Mij gezegend. Zie in alles Mijn leiding en vertrouw je volledig toe aan je Heiland, die je liefheeft en je op al je wegen begeleidt, nu en altijd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0479 Natuurkrachten en hun werkzaamheid
22 juni 1938: Boek 10
De krachten die zich in alle natuurelementen uiten, zijn in zekere mate slechts de werkzaamheid van geestelijke wezens die nog ongebonden zijn, die zich in de atmosferische omgeving van de aarde verzamelen en hun aanwezigheid juist op deze manier tot uitdrukking brengen. Elk van deze vrije wezens zoekt een belichaming in één of andere vorm. Er staan hen buitengewone krachten ter beschikking omdat hierdoor op aarde wederom talloze bepalingen uitgevoerd moeten worden, die allemaal meer of minder hun motivering hebben in het scheppingswerk van God.
Nu moeten zulke natuurkrachten zich echter aanpassen aan de geldende, goddelijke ordening, die alle werkzaamheden van zulke krachten volgens het wijze scheppingsplan geregeld heeft en waaraan alles in deze ordening zich moet onderwerpen. Dit wil zeggen dat een kracht die bijvoorbeeld helemaal buiten het jaargetijde ligt, die voor de uitoefening van haar werkzaamheid een bepaald jaargetijde en een bepaalde natuurwet vereist, zich niet willekeurig kan uiten.
Waar zulke elementen in werking treden buiten hun eigenlijke bestemming, daar zijn dan de oorzaken te vinden van allerlei soorten rampen. Dan treden deze ongebonden wezens in zo grote aantallen in werking dat alleen de grootste liefde van de geestelijke wezens die bezorgd zijn om de kinderen op aarde, deze natuurelementen volgens de wil van de Heer een halt kan toeroepen.
Er zullen bij zulke rampen weliswaar ook krachten tevoorschijn komen die zonder remmingen alles vernietigen wat God Zelf door Zijn wil liet ontstaan, maar toch zal zo’n vernietiging ook tot op zekere hoogte door God gewild zijn, wederom met het doel de mensheid opheldering te verschaffen. Zulke gebeurtenissen kunnen ook onuitsprekelijk veel goeds tot gevolg hebben, maar steeds zal de wil van God doorslaggevend zijn. En de actieve werking van zulke geestelijke wezens kan af en toe door God toegelaten worden, maar ook op ieder moment een halt toegeroepen worden. Want alleen de wil van de Heer zal regeren, nu en altijd. En alles op aarde buigt zich voor deze goddelijke wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0487 Beeldende verschijning van de Heer
28 juni 1938: Boek 10
Het hoogste Wezen verbergt zich in onbeschrijfelijk licht, slechts zichtbaar voor een op God gelijkend wezen. En voor de kinderen op aarde kan Het zich slechts op beeldende wijze zichtbaar maken. Want een aards wezen zou deze lichtintensiteit nooit ofte nimmer kunnen verdragen. Daarom heeft de Heer besloten Zijn overvloed aan licht een vorm te geven die jullie mensenkinderen, wanneer jullie in diepste Liefde tot Hem ontbrand zijn, in staat stelt Hem tastbaar voor jullie te zien, maar ook dan slechts als een verschijning van korte duur en zo vaag dat jullie er naderhand slechts een herinnering aan overhouden die lijkt op een droom.
Meer zou voor jullie die nog op aarde verblijven, onverdraaglijk zijn, want het zou jullie ongeschikt maken voor het vervullen van jullie aardse plichten. Geen enkel menselijk wezen kan het rechtstreekse licht van de Godheid verdragen, zonder daarin volledig teniet te gaan, aangezien het nog zo ver verwijderd is van een op God gelijkende toestand.
Toch vertoeft de Heer op aarde voortdurend in de nabijheid van de mens, vaak niet herkend, maar voelbaar voor de zijnen door Zijn genadevolle werkzaamheid. En deze overvloed aan genade uit zich ook af en toe zodanig aan de kinderen op aarde, dat de Heer hun Zijn overgrote Liefde laat voelen in de vorm van een verschijning die nader tot hen wordt gebracht. Deze kinderen op aarde moeten zich echter in zuiverheid van hart en in volledige naleving van Zijn leer voor deze Liefde waardig maken. Maar voor de tijd van hun leven op aarde zijn ze daardoor met een buitengewone kracht toegerust en deze kracht moet wederom gebruikt worden om het zielenheil van de lieve medemensen te winnen.
Onderbreking
Vertaald door Gerard F. Kotte
0491 Waarschuwing voor twijfel - Liefdevolle aanmaning
30 juni 1938: Boek 10
Jullie die Mijn kinderen zijn, blijf Me steeds toegenegen, dan wil Ik jullie zegenen en jullie Mijn genade uitdelen opdat jullie in eeuwigheid zullen leven. Maar jou, Mijn kind, wil Ik bijstaan in elke nood. Want de wil van degene die zich naar Mij toewendt, is toch uit een zuiver hart ontsproten. En in zulke verbondenheid met je Schepper zal ook de kracht groeien voor steeds nieuwe werkzaamheid, voor inzicht in alle waarheid en om te dienen.
Met een blij hart moet je met Mij in verbinding treden en alles wat moeilijk is, zal van je af vallen. Want Ik Zelf leid je immers en Ik zal ook niet dulden dat je in je streven verlamt. Hoed je toch voor alle twijfel. Dit is het gevaar waar je je steeds bewust van moet zijn. Want er blijft niets bestaan van wat Ik Mijn zegen niet geef. Maar wanneer je er niet tegen strijdt, probeert de twijfel Mijn zegen te verminderen. Ik heb zo oneindig veel leringen voor jou bereid en Ik wacht alleen maar totdat je je geloof verstevigt.
Denk steeds alleen maar dat elke twijfel een hindernis is om tot Mij te komen en je zult die twijfel overwinnen omdat je naar Mij verlangt. Ik geef je voortdurend kennis over dingen die voor anderen veraf liggen en elke kennisgeving dient je te sterken. Maar als je de twijfel in je hart toelaat, dan verminder je de kracht die je uit zulke kennisgevingen toestroomt.
Bied deze twijfels daarom het hoofd met het vaste vertrouwen dat je Heiland je zal helpen. Laat ze niet opkomen, maar onderdruk ze met heel je wilskracht. Want ze beroven je van de grootste genade, het diepe contact met je Heiland, en dit is wat je van ganser harte moet nastreven. Er mag niets te zwaar voor je zijn, opdat je waardig wordt voor dit geluk. Want het bevrijdt je van alles wat je belast en het maakt je bovenmate gelukkig.
De Liefde van de hemel zorgt ononderbroken voor de kinderen op aarde die voor de Heer werkzaam zijn. Geen enkele vijand heeft macht over jou als je hem die niet zelf geeft. Haal troost, kracht en geloof uit de leringen van de Heer. En als je zo gesterkt bent, zul je alles overwinnen wat je in de weg staat. Je zult als overwinnaar uit deze innerlijke strijd komen, omdat je Heiland aan je zijde staat en je op al je wegen behoedt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0547 Brug naar de geestelijke wereld - Voorwaarde daartoe
15 augustus 1938: Boek 12
Mijn lief kind, kijk hoe er zich overeenkomstig je wil geestelijke krachten naar je toewenden, hoe alle wezens zich inspannen waarheden vol licht aan je door te geven en hoe er daardoor een steeds actiever denken ingezet wordt. Dan zul je daaruit afleiden dat de wil tot alles in staat is en jij door deze wil steeds meer binnengeleid zal worden in het rijk van de waarheid, hoe levendiger Mijn Woord door je hart opgenomen wordt en hoe meer je ernaar streeft het in daden om te zetten.
Op grond van je wilskracht, die Ik wil vermeerderen, zal er spoedig een brug geslagen zijn naar de geestelijke wereld, waarlangs je ongehinderd het land van de geesten van gene zijde kunt betreden en daar een overvloed aan indrukken mag opdoen die je in staat stellen om alle weerstand te trotseren en op elk moment in een zuiver geestelijke toestand te verzinken. Zo kan de ziel zich op elk moment losmaken en mag ze helder zien wanneer het nodig is.
Stel je dit daarom tot doel en streef ernaar, door steeds ijveriger Mijn geboden te houden, liefde te geven en lijden te helpen dragen. En laat het nooit na door innig gebed om kracht te smeken, want zonder goddelijke hulp, alleen, ben je te zwak. En zonder je gebed kan deze genadevolle belevenis je niet gegeven worden. Want velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren. En om tot de laatsten te behoren, moet jouw hart je met alle vurigheid naar Mij drijven. Ter wille van Mij moet je offers brengen en je moet steeds alleen Mij willen zoeken en vinden.
Want de bron van het leven, het ware leven, ben Ik alleen en van Mij komt alle kracht. Degene aan wie Ik deze kracht geef, die neemt Mij Zelf op en die zal zodoende een waarachtig kind van zijn Vader zijn. En aan deze heb Ik alle zaligheid beloofd en Ik wil deze zaligheid reeds op aarde voor de Mijnen gereed maken door hun aan te kondigen wanneer Ik in hun hart wil komen wonen, zodat ze jubelen en Mij niet meer kunnen vergeten, totdat ze deel krijgen aan de eeuwige gelukzaligheid door voor eeuwig met Mij verenigd te zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0557 Troost - Indirecte hulp van geestelijke wezens in de verlatenheid van de ziel
27 augustus 1938: Boek 12
Zie, Ik ben bij jullie alle dagen. En de mijnen sta Ik bij en Ik geef hun kracht. Het is een oneindig rustgevende gedachte zich door de Heer van de schepping beschermd te weten. En daarom zullen de mensen die in de Heer hun vriend en beschermer en hun Vader zien, hun levensweg ook in vrede tot het einde toe kunnen gaan. Word zoals de kinderen en vertrouw jullie toe aan de Vader!
Hij hoort jullie gebed en staat jullie bij in jullie nood. Want het is Zijn wil dat jullie behoed worden voor hartenpijn en zonder deze pijn de weg naar Hem vinden. Elke ziel ontvangt door de genade van God zulke wonderbaarlijke bewijzen van Zijn Liefde. En hoe meer ze zich naar Hem toewendt, des te vaker zal ze zich in deze liefdesbewijzen mogen verheugen. Het is des te beter te begrijpen dat het een goede verbinding met de Heer tot gevolg heeft wanneer Zijn Liefde het mensenkind omvat en dat dit zich zo uit dat Hij op aarde kracht toezegt, die aan de goddelijke kracht gelijk is.
Als jullie je bewust worden van deze kracht, zullen jullie je realiseren dat er een onzichtbare vereniging van de geest met de ziel plaatsvindt. Want God laat deze buitengewone genade toe waar de eigen wil de volmaaktheid nastreeft en waar een voortdurend werken aan de ziel haar in de toestand plaatst waarin de geest zich met de ziel kan verenigen en waarin bijgevolg alle dwang van de materie van haar afvalt. Het mensenkind moet een weergaloze strijd uitvechten, als de ziel de ketenen van de materie van zich wil afschudden.
Zonder de genade van God zou dit onmogelijk zijn. Want de kracht van de mensen is verre van toereikend, maar aan elke ziel worden door de Liefde van de Heer enorme middelen geboden. Elke verlangende gedachte zorgt ervoor dat deze middelen naar de ziel worden toegewend en zodoende is de weg gemakkelijk wanneer de genade van God afgesmeekt wordt.
Maar als de mensen het gebed niet in acht nemen, dan zullen ze in hun eventuele inspanningen om boven te komen, zeer snel nalatig worden. Ze bereiken niets door eigen kracht. Ze worden moe en geven spoedig hun voornemen geheel op. Maar de ziel is heel bang voor deze traagheid en ze lijdt onuitsprekelijk, wanneer de wil van de mens verzwakt.
Uit de geestelijke wereld kan er voor hem echter ook maar weinig hulp komen, want haar bewoners wachten eveneens op de smeekbede, vooraleer ze mogen ingrijpen. In deze verlatenheid zal de ziel zich vaak genoodzaakt voelen het lichaam openlijk ontrouw te zijn. Ze zal het in de zwaarste innerlijke conflicten laten komen en het niet voor geestelijke depressies kunnen sparen, zodat het lichaam ondanks het welzijn en de vervulling van aardse verlangens geen rust vindt en de dagen doorbrengt in ware zelfafmatting. En deze inwerking van de ziel op het lichaam kan het er soms toe brengen van wereldse verlangens af te zien en de gedachten op het geestelijke leven te richten.
Als de mensen zulke waarschuwingen, ongenoegens en kwellende zelfverwijten niet onopgemerkt voorbij lieten gaan, dan zouden ze vaak veel eerder tot inzicht komen en de ziel zou hen er dankbaar voor zijn. Alleen in de voortdurende pijniging van het lichaam ondervindt de ziel ondersteuning van de kant van liefhebbende, geestelijke wezens, als ze niet meteen om hulp aanroepen worden.
Elke mislukking, elke ergernis, elke onverkwikkelijke gebeurtenis is als het ware een hulpbetoon van gene zijde om de ziel te ondersteunen het lichaam gewillig te maken, zodat de ziel en het lichaam zich samen aan het werk aan zichzelf wijden. En deze samenwerking is wederom onontbeerlijk opdat de ziel de graad van rijpheid bereikt om de goddelijke Geest in zich te kunnen herbergen. Want waar het lichaam niet dezelfde weg gaat, is de materie een onoverwinnelijke hindernis voor de vereniging van de ziel met de Geest van God. Elke arbeid van de ziel moet tegelijk door het lichaam uitgevoerd worden. Er moet een heel goede verstandhouding zijn tussen het lichaam en de ziel. En zonder weerstand moet het lichaam uitvoeren wat alleen nuttig is voor de ziel.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0563 Liefdesgeluk aan deze en aan gene zijde - Lichtsferen - Naar binnen schouwen - Oorlog
31 augustus 1938: Boek 12
Maak jullie met alle geweld los van de aardse vreugden en blijf in Mijn Liefde. Deze zal duizendvoudig vervangen wat jullie om Mijnentwil opgeven. En zo zal de hemelse vrede zich in jullie ontvouwen. Jullie zullen in Mijn Liefde alle geluk op aarde vinden en onlosmakelijk met Mij verbonden zijn.
Alles opgeven om Mijnentwil, laat dat jullie grondbeginsel zijn. Dan zullen jullie oneindig meer ontvangen dan jullie opgegeven hebben. Want als Ik jullie verkwik, gaat jullie verlangen waarlijk naar niets anders meer uit. En voor jullie zielenheil hebben jullie deze verkwikking hard nodig. Jullie kennen de vreugden van de hemel niet en jullie weten bijgevolg Mijn beloftes niet naar waarde te schatten. Toch zullen jullie in onuitsprekelijke zaligheid baden als jullie Mijn woorden opvolgen. Wat biedt de wereld jullie daarentegen? Slechts schijngoederen en schijngeluk. Maar het ware geluk is alleen bij Mij, bij degene die jullie geschapen heeft.
Jullie moeten slechts zoveel weten: jullie bezorgen jezelf deze gelukzalige toestand voor onbegrensde tijdsduur, zonder einde. Jullie zullen steeds hetzelfde verlangen ernaar ondervinden en dit verlangen wordt steeds weer door Mijn Liefde gestild. Op aarde weten jullie dit niet te meten en naar waarde te schatten, maar in de eeuwigheid verlangen jullie ernaar. De vervulling van jullie verlangen is met niets te vergelijken en daarom moeten jullie dit aardse leven met alle pijn en lijden verdragen.
Mijn Liefde spant zich voortdurend in om deze gelukzalige toestand voor jullie toegankelijk te maken. Want de heerlijkheid van God bestaat sinds eindeloze tijden en zal tot in alle eeuwigheid blijven bestaan. Hoe inniger de gevoelens van een aards wezen voor zijn Schepper kunnen zijn, hoe groter de liefde van het mensenkind voor de hemelse Vader is, des te veelzijdiger manifesteert ook de geestelijke beleving zich op aarde.
De mens vertoeft al op aarde in lichtsferen als hij in zijn hart liefde voor de goddelijke Heiland koestert. En als de liefde zo tot de hoogste gloed is ontvlamd, dan is de Heer in Zijn volledige lichtgestalte midden in het hart aanwezig. Een blik naar binnen laat Zijn beeld stralen en uit het overvolle hart stijgt een vurig gebed omhoog naar de Vader, die Zijn kind meer dan rijkelijk bedenkt.
Kijk, Mijn kind, vergelijk de tijd van Mijn leven op aarde eens met het streven van nu. Alles wat zich in die tijd tegen Mijn leer verzette, kwam uit het rijk van de duisternis. Er waren wel mensen die Mijn Woord buitengewoon bereidwillig aannamen, maar het was toch maar een klein deel in verhouding tot degenen die Mijn Woord afwezen. In latere jaren nam het aantal van Mijn zogenaamde aanhangers dan wel toe, maar deze aanhangers waren niet bepaald Mijn echte leerlingen.
Ze hadden Mijn leer voor zichzelf wat aangepast en nu ontstond er in de volgende eeuwen oorlog na oorlog rond deze leer. Steeds was een zekere strijd aangaande Mijn Woord de oorzaak. En een leer omwille waarvan bloedvergieten ontstond onder de mensen, dat alleen al kon niet de juiste leer zijn die door Mij was ingesteld.
In de volgende eeuwen werd men het geloven echter moe en men beschouwde deze leer ook al gauw niet meer als zuiver goddelijk. Men verwijderde zich steeds meer van het ware geloof, in plaats van Mijn onvervalste Woord aan te nemen, dat volgens Mijn wil steeds opnieuw aan de mensen gegeven werd.
Maar om nu de mensheid op de juiste weg van het inzicht te brengen, moest er nogmaals een grote schok komen voor alle religies, resp. alle doctrines die op aarde vertegenwoordigd worden, die zogenaamd Mijn werk moesten zijn. En deze schok moet er nu toe leiden dat de mensheid zichzelf ernstig afvraagt wat de eeuwige Godheid van haar verlangt.
Zo moet Mijn leer dus opnieuw onder de mensen verrijzen en deze leer zal door geen enkele oorlog of iets dergelijks bekrachtigd worden. Ook zal geen enkele religie tegen de andere strijden. Het zal alleen doorslaggevend zijn of de mensen Jezus Christus als Verlosser van de wereld zullen willen erkennen en Zijn leer als enige waarheid aannemen, of dat ze van plan zijn al wat waar is naar het rijk der fabelen te verbannen en zich te distantiëren van alle geloof aan de Verlosser. Maar dit zal nooit een strijdpunt zijn dat tot een oorlog zou kunnen leiden.
Het levende voorbeeld van Mijn woorden is zonder meer de lang voorbereide strijd tegen alle geloof, die weliswaar overal woedt, maar die alleen in het hart van de mensen beslist wordt. Ieder zal naar buiten toe de wil vervullen die de aardse macht uitvaardigt. Maar Ik strijd om jullie harten. Ik wil het uiterlijke geloof niet. Ik wil diepe innerlijke beleving en jullie ware overgave aan Mij. Deze strijd moet in het hart worden uitgevochten en zal nooit betrekking hebben op wereldlijke gebeurtenissen, maar steeds alleen op het aannemen of het afwijzen van Mijn zuivere Woord.
Nu is de wereld veel te zeer verstrikt geraakt in aardse belangen en men zal steeds alleen om die reden een oorlog in scène zetten. Maar de vraag aangaande de eeuwige Godheid zal nooit een oorlog veroorzaken. De mensen zijn vandaag zo ver van geestelijke beleving verwijderd, dat ze dit niet tot het middelpunt van een wereldbrand zouden maken. Materiële belangen overheersen daarentegen buitengewoon sterk en zij alleen kunnen vijandigheden veroorzaken.
Deze voorspellingen (Joh. 16,8) hebben in wezen betrekking op de oorlogen die uit geestelijke oorzaken zijn ontstaan en een definitieve uitschakeling zal niet mogelijk zijn vooraleer de gehele mensheid in een meer geestelijke toestand getreden is, die dan echter ook een geheel andere instelling van de ziel waarborgt. Alle verschijnselen van nu wijzen echter op een ontgeestelijking van de geslachten en de vredestoestand die de gehele aarde omvat, zal nog in de verre toekomst liggen.
Mijn kind, dit zal je de innerlijke rust teruggeven en in vol geloof moet je de woorden aannemen, als zuivere waarheid en in Liefde gegeven. Want het zal licht voor jullie worden als jullie erom vragen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0569 Almacht en wijsheid - Geen willekeur - Aanmatiging
4 september 1938: Boek 12
Aan alles wat op aarde door Mij geschapen is, ligt een wijze bedoeling ten grondslag. En om dit te vatten, leid Ik jullie in de sfeer waar jullie geestelijk leren begrijpen. En ook al lijkt het voor jullie alsof God slechts willekeurig te werk gaat, toch volstaat het naar de goddelijke schepping te kijken en dan zal het jullie duidelijk worden dat jullie denken helemaal verkeerd was.
Als jullie je verbinden met geestelijke kracht, valt alle zwaarte van de aarde van jullie af. Elke geestelijke arbeid zal ook steeds beter vorderen, wanneer de geest in staat is zich van alle materie los te maken. Nu komen jullie voelbaar die krachten toe, die jullie in staat stellen buitengewone prestaties te leveren. Zo is ook de Geest van God in de natuur werkzaam in dezelfde verhouding tot de dingen die buiten de geordende schepping staan. Dat wil zeggen: in de materie zal steeds de almacht van God tot uiting komen, maar in het geestelijke de wijsheid van de goddelijke Schepper.
Elk scheppingswerk geeft wijsheid en almacht te kennen. Daarom zal dus ook geen enkel van deze werken zijn bestaan te danken hebben aan de willekeur van God, maar met een bepaalde bedoeling en betekenis geschapen zijn. Het zal allemaal aan een wijze bedoeling beantwoorden en dus zowel in geestelijk opzicht als ook in materieel opzicht de wijsheid van God uitstralen en er voor elke denkende mens van getuigen.
Maar alle verwijzingen naar een schepping die op deze manier goed en planmatig opgebouwd is, is voor de mens niet voldoende om zich vol geloof en vertrouwen aan de goddelijke almacht over te geven. De mens twist steeds met God over het lot dat hem is opgelegd en hij beschouwt alle maatregelen van de eeuwige Godheid niet als zijnde wijs en goed bedacht. Hij mort en klaagt en hij kan met zijn kleine verstand maar niet begrijpen hoe weinig beoordelingsvermogen hij zelf bezit. Mag een mens zich eigenlijk wel aanmatigen te bekritiseren of te veroordelen wat er ooit door de wil van God gebeurt? Desondanks zondigt de mens zo vaak tegen het gebod van de Liefde voor God.
In diepste deemoed zou hij alles in ontvangst moeten nemen wat hem overkomt, goed of slecht. En hij zou steeds maar moeten bedenken dat alles een wijze bedoeling heeft. Als hij zijn geest tracht te ontwikkelen, dan moet hij spoedig inzien dat hij in alle gebeurtenissen een heel zichtbaar ingrijpen van de eeuwige Godheid ondervindt en dat alle draden van de eeuwige schepping van deze Godheid uitgaan. Zodoende is het hele heelal dus het bewijs van de goddelijke Liefde die zich in alle dingen op en boven de aarde te kennen geeft en getuigt van Zijn oneindige wijsheid en almacht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0571 Kracht van God - Openbaringen in het hart - Werktuig van Gods wil
5 september 1938: Boek 12
Je vindt in jezelf voldoende goddelijke kracht om alles te bereiken waar je in het gebed om vraagt. Zie, Mijn kracht vervult elk hart dat Mij zoekt en liefheeft. Geen enkel wezen gaat zonder genade door het aardse dal, wanneer de liefde voor Mij, zijn Schepper en Vader, in hem ontwaakt is. En deze genade is het overvloeien van Mijn kracht in het hart van de mens. Elke gedachte die je naar Mij opzendt, is nu al een bewijs van deze kracht, die zich zodanig uit, dat alles wat uit Mij komt, weer naar Mij verlangt.
En zo herbergt je hart eindeloos veel openbaringen, want ze zijn er door Mij al in geschreven. En je wordt je ervan bewust door je steeds nieuwe wil om Mij te dienen. In deze openbaringen komt ook de kracht van God tot uitdrukking, want de mens is niet in staat om uit zichzelf in Mijn waarheden binnen te dringen. Hij is niet in staat Mijn woord te horen, wanneer de geestkracht hem niet doordringt.
En zo is het alleen maar in jouw eigen voordeel of nadeel, of je bereid bent te dienen of je je oor in traagheid van geest voor Mijn Woord wilt sluiten. Op die manier hoef je alleen maar te willen, en je bent in het volle bezit van de goddelijke kracht. Nu laat Ik het nog aan jou over om de plicht, die je dierbaar is geworden, na te komen of niet. Maar er zullen dagen komen dat je als trouwe dienaar van God moet uitvoeren wat Gods wil is.
Want als je de beproeving als zodanig doorstaan hebt, geef je jezelf bereidwillig als werktuig en dan handel je in Mijn opdracht als het ware als Mijn vertegenwoordiger op aarde. En dan zal je wil, die je zelf aan Mij hebt onderworpen, steeds alleen naar het hoogste gebod moeten handelen.
De kracht van de tegenstander woont in alle materie en alles wat in de liefde voor de materie volhardt, wordt onder haar juk gebracht. Maar de geestelijke kracht is geboren uit de liefde voor God. Alles wat ze doorstroomt, bewoont ze, wekt ze tot leven, ontsteekt ze en sterkt ze. De mens moet zich volledig vrij maken van materieel denken en zich vol overgave toevertrouwen aan het hart van de goddelijke Vader, opdat deze goddelijke kracht nu echt zijn levensgeest zal opwekken.
Alle vijandelijke krachten worden dan uitgeschakeld en alleen de goddelijke kracht doorstroomt het mensenkind. En ze werkt in hem met zoveel macht, dat er op geestelijk gebied een merkbare vooruitgang wordt bereikt. En er zijn geen remmingen die de mens tegenhouden die zo vergeestelijkt is, maar het hart verlangt meer en meer naar de Vader en streeft bijgevolg steeds ijveriger naar de vereniging met de goddelijke Geest.
En ook jij zult op die manier gewaarworden in welke sfeer jouw wil je plaatst. Binnenkort zul je niet in staat zijn zonder de goddelijke kracht te leven, want in de materie gaat deze kracht verloren. Maar deze goddelijke kracht doordringt eeuwig al het geestelijke en zodoende kan ze ook alleen geschonken worden aan degenen die naar geestelijke vooruitgang streven.
Daarom zullen de geestelijke goederen waarvoor je bidt, je geheel en al gegeven worden, want je gebed komt voort uit de liefde voor God en God geeft deze liefde duizendvoudig terug. En Hij zal met Zijn oerkracht iedereen sterken die Hem liefheeft en naar Hem verlangt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0577 De ziel kiest haar verblijfplaats als mens zelf - Mensen als scheppende macht
10 september 1938: Boek 12
Eindeloos lang is de weg die de ziel te gaan heeft vooraleer ze in een toestand van rijpheid de nabijheid van de Heer waardig is. Niettemin neemt de ziel dit lot toch op zich, weliswaar eerst zonder eigen wil, slechts gehoorzamend aan de wil van God. Maar voor de geboorte van de mens kiest ze zelf vrij haar verblijfplaats uit, duidelijk beseffend in welke omgeving ze haar graad van rijpheid het snelst kan bereiken. Dit is weliswaar ook een voorschrift van God, maar ze onderwerpt zich er met haar volledige wil aan. En zonder dralen gaat ze nu de weg die haar de definitieve bevrijding uit de starre vorm, de materie, brengt. En dat in een tijd die ze zelf kan bepalen naargelang ze haar opgave op aarde vervult. Ze heeft nu onbeschrijfelijk veel gelegenheid om de bevrijding van haar laatste omhulsel mee te maken.
Ze hoeft het alleen maar te willen en zich naar de voorschriften van God te voegen, waartegen ze zich ook op grond van haar vrije wil kan verzetten. En haar toestand wordt steeds lichter en zuiverder en gaat de vergeestelijking tegemoet. Wanneer de ziel nu weerstand krijgt, blijft de hulp van God niet uit: haar wil die naar boven verlangt, wordt gesterkt. Deze kracht kan alleen niet toekomen aan totaal onwillige zielen die niet de geringste wil hebben om naar boven te gaan, aangezien deze kracht voortkomt uit de liefde voor God en de liefde voor God ook de wil aanzet Hem nader te komen.
Zo hoeft de mens steeds alleen maar de grootheid, almacht en goedheid van God te beseffen, dan zal ook de liefde in hem wortel schieten en deze zal wederom de vaste wil voortbrengen dichter in de nabijheid van de hemelse Vader te geraken. Zo zullen alle inspanningen van de wereld aan gene zijde er steeds eerst op gericht zijn dat voor het mensenkind het wonder van de schepping aanschouwelijk wordt en het daardoor in levendig contact treedt met de Schepper. Dan zal de mens door een diep respect gegrepen worden en de schepping zal hem steeds grondiger onderwijzen.
Want alles in de wereld gebeurt alleen vanwege de mens en bestaat slechts omwille van de mens.
Zo is ook de eeuwige Godheid steeds bereid het kind van de aarde aan het scheppingswerk deel te laten nemen. Want ze gaf de mens in kleine mate ook de macht om op aarde te scheppen en zaken te laten ontstaan. En deze macht zou de onwetende mens al moeten laten inzien in welke verhouding hij tot de goddelijke Schepper staat, dat hij in het klein hetzelfde is als de eeuwige Oerkracht waarvan hij is uitgegaan. De scheppingskracht is eigen aan elke mens, ook aan degenen die het niet beseffen. Ieder beschikt over een andere vaardigheid en kan zo op aarde volledig zelfstandig werkzaam zijn, deels door zelf te produceren, deels door oorzaak en werking te doorgronden en zijn kennis bruikbaar te maken voor degene die schept. Zo woont de goddelijke kracht in elke mens, alleen hoe hij haar gebruikt, moet hij zelf bepalen. Het voorhanden zijn van de kracht van God in de mens zou tot het inzicht moeten leiden wiens schepping hij eigenlijk is. Maar wie blind aan al het wonderbaarlijke voorbijgaat en in zelfverheffing gelooft uit eigen kracht zichzelf op de trede in het aardse bestaan te hebben geplaatst, diens ziel moet de weg van belichaming of onvrijheid nog lang gaan, want de materie zal haar gevangen houden totdat ze tot inzicht is gekomen. God plaatst de mens steeds voor nieuwe vragen, gebeurtenissen en beslissingen en er zijn hem ontelbare mogelijkheden gegeven waardoor hij aansluiting kan vinden met de eeuwigheid, met de hemelse Vader, wanneer hij in zijn zwakheid moet erkennen dat zijn macht alleen niet meer voldoende is.
Alle weerstand zou dan gebroken moeten zijn, wanneer de mens zijn wil deemoedig zou buigen voor Degene aan wie alle macht toekomt.
Het is de grenzeloze eigenliefde van de mensen die de weg naar de Vader zo moeilijk te vinden maakt. De mens wil zichzelf steeds tot middelpunt maken en alles rondom hem moet hem dienen ter vervulling van zijn wensen. In plaats van dat hij de Heer en Schepper van hemel en aarde dient met alles wat het zijne is.
Dit zal hem later een hoger loon opleveren dan wat hij met alle inspanning op aarde kan verwerven. En dit zal hem weer in de oertoestand plaatsen die hem vrij maakt en eindeloos gelukkig tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0587 Aardse kennis - Wijsheid van God - Waarheid door Gods geest
18 september 1938: Boek 13
Alles wat de aarde aan kennis en ervaringen herbergt, staat niet in verhouding tot de oneindige wijsheid van God. De mensen willen namelijk hun eigen wijsheid bovenaan plaatsen, maar denken er niet aan dat het verstand toch ook een gave van de Allerhoogste is, en dat dit verstand, ook al wordt het in goede zin gebruikt, slechts onbeduidend genoemd kan worden in vergelijking met Gods wijsheid. Hebben jullie de gave om te kunnen doorgronden welk doel de miljoenen sterren aan het firmament dienen? Jullie kunnen steeds slechts aannemen wat daarover van boven als verklaring gegeven wordt, maar jullie kunnen nooit op eigen kracht een stap verder komen, want alle sterren zijn enorm ver van jullie verwijderd en slechts als minuscule stipjes voor jullie ogen zichtbaar. Maar bedenk nu dat God onnoemelijk veel scheppingen geschapen heeft die jullie totaal onbekend zijn. Bedenk dat elk scheppingswerk aan het geheel van de schepping aangepast wordt met wijze vooruitziende blik op zijn bestemming in de goddelijke ordening. Bedenk dat jullie zonder enige kennis voor al deze scheppingswerken staan.
Dan zal jullie het gebrek aan eigen wijsheid misschien duidelijk zijn. Jullie zullen begrijpen dat jullie met de gave die de Heer jullie gegeven heeft, slechts zuiver verstandelijk niets in de wereld volledig kunnen doorgronden.
Jullie kunnen weliswaar vermoeden en zelfs geloven, maar blijven dus steeds onwetend zolang jullie de geest in jullie niet de vrijheid geven om voor jullie werkzaam te zijn. Deze geest zal jullie dan de waarheid binnenleiden en alle gebieden voor jullie geheel ontsluiten, als jullie maar het verlangen hebben opheldering te verkrijgen ten behoeve van jullie verdere geestelijke ontwikkeling. Jullie zien toch dagelijks zoveel raadsels in de natuur die jullie wel aannemen, die misschien vragen bij jullie oproepen of waarover jullie je verwonderen. Jullie zullen ook geen uitvoerig antwoord kunnen vinden, wanneer jullie ze zuiver verstandelijk willen funderen. Vraag het aan jullie Schepper zelf.
Hij zal jullie het antwoord niet onthouden, wanneer jullie na een vurig gebed aandachtig naar de stem in jullie luisteren die jullie invoert in onverklaarbaar gebied. Nog even en alle twijfelaars zullen dingen beleven, die hun zekerheden heel erg aan het wankelen zouden kunnen brengen. Want de Heer zal zich aan ieder doen gevoelen om te proberen elke ziel te redden, en dan zullen jouw woorden een gemakkelijke basis vormen waarop men zal voortbouwen.
De verdere vormgeving van het leven zal bij deze mensen er ook toe bijdragen hun gezindheid te veranderen, want God heeft het lot van eenieder in de hand. De wijsheid van God is grenzeloos, hoe zou een mens zich daaraan kunnen meten en zelfs met de zekerheid van een alwetende iets beweren wat zich volledig aan zijn beoordeling onttrekt. God gaf de mens het verstand om alles in, rondom en boven zich te kunnen beoordelen in zoverre dat het hem zichtbaar aanleiding geeft om te vorsen en te overpeinzen. Maar het antwoord heeft God aan zichzelf voorbehouden.
En Hij deelt dit mee aan degene die als kind tot de Vader bidt om inzicht. Maar niet waar de mens zich op zijn eigen kennis verlaat en zich te verheven waant om kinderlijk biddend uitleg te vragen. Laat jullie eigendunk toch varen als het om scheppingsproblemen gaat.
De kennis van geestelijke dingen is totaal onafhankelijk van wereldlijke ervaring. En voor verstandelijk hoogontwikkelde mensen is de kloof met de geestelijke kennis beduidend breder, omdat ze vanuit de hoogte moeilijk de weg naar beneden vinden om zoals een mensenkind te worden, dat zich gelovig en vol vertrouwen aan het goddelijke vaderhart toevertrouwt. Deze mensenkinderen overbruggen de kloof met gemak, maar al de kennis van de wereld helpt slechts de kloof te verbreden, want dan verwijdert de mens zich van zuiver innerlijk geloof in God de Heer als enige bestuurder van het heelal.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0617 Hemelse gelukzaligheid - vergankelijkheid van de aardse goederen
13 oktober 1938: Boek 13
Verricht je dagelijkse taak met God en probeer het innigste contact te hebben met al het geestelijke, doordat jij altijd alleen maar iedere handelswijze aan de goddelijke geboden aanpast. Zo wordt de leer van de Heer in de daad omgezet, en elke dag kan dan alleen maar zegen brengen voor de ziel. Verdraag geduldig alle ongemak en geef overal liefde, want alleen door de liefde kan de mens zich verlossen.
Volg nu Mijn woorden: Wat weet de wereld van hemelse gelukzaligheid? Ze zou met alle zintuigen naar de hemelse vreugden streven, als deze haar maar uiterlijk zichtbaar zouden zijn. Haar denken is echter alleen maar daar op gericht, wat voor u beschikbaar en haalbaar lijkt. Daarom is de inspanning van de geestelijke wereld er als eerste op gericht de mensen de vergankelijkheid van de aardse goederen duidelijk te maken. Ze moeten zo beseffen dat ze dode dingen najagen, met zo’n leven zoals ze het leiden. Ze moeten beseffen dat ieder bestaan vergaat, dat het zich als lucht onder hun handen oplossen kan, wanneer het de Heer van de schepping behaagt. Ze moeten leren alles te verachten en af te wijzen wat voor hen zichtbaar is, daar tegen te strijden en te streven naar dat, wat zij niet zien, maar in het hart begrijpen kunnen, en voor eeuwig bewaren.
De goddelijke Schepper kent elke hartstocht. Hem is alles zichtbaar: de hunkering en het verlangen; werelds of geestelijk, en hij bedenkt de mensen overeenkomstig deze hunkering. Hij heeft voor Zijn schepselen het heerlijkste bereid, maar zij, die zo’n zaligheid genieten, moeten ook op God gelijken. En wederom moet hen de mogelijkheid geboden worden om alle verleidingen van het leven te overwinnen, om juist daaraan beproefd te worden zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot God gelijkende wezens. Ze moeten zich losmaken van de schijngoederen en zich zo waardig maken voor het rijk van God, dat aan heerlijkheid oneindig meer te bieden heeft dan het aardse dal. En hoe u, mensen, daarover ook moppert en klaagt; u kan het leed niet bespaard blijven. U moet het aardse gewillig loslaten, alleen dan kunt u de eeuwige heerlijkheid ingaan. Alleen leed kan dit gewillige loslaten bewerkstelligen, alleen door leed kunt u de weg naar boven gewezen worden, en alleen door leed zal de heerlijkheid van God u ten deel vallen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0619 Vrije wil – Beseffen – Onderwerpen aan Gods wil
14 oktober 1938: Boek 13
Mijn lief kind, stel je Mijn nabijheid voor, dan blijf je onlosmakelijk met Mij verbonden. Zie, wat door Mij bestemd is om het aardse te doorlopen, gaat ook de weg op aarde volgens Mijn wil, net zo lang tot het levende wezen een eigen wil gegeven is. Daarna is Mijn wil alleen maar voor zover werkzaam dat Ik de mens zo leid, zodat hij zelf het grootst mogelijke nut voor zijn ziel kan behalen.
De mens ziet eerst pas dan Mijn beschikking in, als hij verzuimd heeft deze goed te benutten. Dan weet hij ook hoe sterk zijn wil de Mijne tegenwerkte en hoe hij zich van de vrije wil bediend heeft in het nadeel van de ziel. En toch is dit besef voor hem tot voordeel, als hij zich voortaan inspant om zich aan de goddelijke wil te onderwerpen. De innerlijke stem wijst hem herhaaldelijk de juiste weg, en als hij dan elke levenssituatie dankbaar uit de hand van de Schepper aanneemt, dan zal hij hier steeds groot voordeel van hebben, want Ik geef alle kinderen van de aarde die mogelijkheden die het meest nuttig zijn voor hun ontwikkeling. De moeilijke levensomstandigheden zijn niet nadelig voor de ziel, daarentegen kunnen zich vaak de gunstige omstandigheden een nadelige uitwerking hebben, echter ook alleen maar dan, als de vrije wil de verbinding met de eeuwige godheid verbreekt.
Nu wordt de mens geestelijk levend door de invloed van hogere geestelijke wezens. De bekommernis om de dwalende mensen laat ze onophoudelijk werkzaam zijn, en zo wordt de gedachtegang van de mensen steeds weer beïnvloed vanaf deze zijde. En bij niet geheel verharde mensenkinderen lukt het de geestelijke wezens meestal de gedachten aan de godheid te doen herleven, en nu heeft de verdere werkzaamheid van deze geestelijke wezens in de meeste gevallen ook succes. Want de mens, wanneer hij de godheid erkent, is veel gelukkiger in dit bewustzijn en laat dan dit inzicht niet meer vallen. Hij doet er zijn best voor zich het godsbegrip zo eigen te maken, dat spoedig al het denken zich vergeestelijkt, dat hij nu uit vrije wil God zoekt en Hem ook zeker vindt, want God laat zich door iedereen vinden die Hem maar zoekt. Zelfs de meest ongelovige erkent een hogere macht, weet zich daar alleen geen juist begrip van te maken.
Het gebod van de naastenliefde is echter de ladder, op haar treden is het inzicht te zoeken. Ga nu op in het juist opvolgen van dit gebod en het zal jullie als schellen van de ogen vallen. Jullie, wie het besef nog zwaar valt. Plotseling zullen jullie dan begrijpen dat God alleen in de liefde is, en dat Hij jullie nabij is, als jullie alleen maar jullie naasten liefhebben als jezelf en hiermee God boven alles. En hebben jullie dit beseft, dan drijft de geest jullie opwaarts en jullie wil volgt zonder weerstand. Jullie hebben de eigen wil nu ondergeschikt gemaakt aan de wil van God en worden zo in alle wijsheid geleid. Wat jullie tot dan onduidelijk was, beginnen jullie te begrijpen naarmate de liefde dieper en machtiger in jullie werkt. Zo heeft Mijn wil jullie geleid, maar op grond van jullie vrije wil traden jullie met Mij in verbinding, en gaven deze vrije wil en daarmee jezelf geheel aan Mij over, en dit alleen is de juiste weg die jullie moeten gaan om het eeuwige leven te bereiken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0631 Vrije meningsuiting – Scherpte van het oordeel
20 oktober 1938: Boek 13
Let er op dat jouw blik niet vertroebeld wordt en je niet in verzoeking geraakt je verkeerde opvattingen eigen te maken voordat je het juiste inzicht hebt. Het goede gevolg zal er dan pas zijn als je je een samenhangend beeld van alles maken kunt, wat nu nog niet mogelijk is. Daarom kan een verklaring jou gemakkelijk een volledig ander beeld geven dan je tot nog toe gezien hebt. Om te vermijden dat je in dwaling vervalt, moet jou de samenhang zo begrijpelijk mogelijk verklaard worden en deze moet ter geruststelling dienen.
Het gaat in wezen om de aanname dat de mens op zijn manier geen eigen wilsuiting hebben moet, zolang hij zich niet met geestelijke vraagstukken bezig houdt. Ieder mens moet het vrijstaan zich te uiten, ook als de opvatting onjuist is, want alleen maar hij die dat vrij beleden heeft, kan eens in het juiste geloof staan. Een mens zonder eigen mening kan daarom nooit een overtuigde aanhanger van een zaak zijn, maar in het gunstigste geval een meeloper. Maar wie er voor terugschrikt de mening openlijk te bekennen, zal in het omgekeerde geval ook vrezen voor de waarheid op te komen uit dezelfde overweging en zijn mening zal daarom noch nadeel noch voordeel kunnen hebben tegenover anderen.
Een ieder moet dus de gelegenheid hebben zich van iets te ontdoen, dan pas is het mogelijk zijn opvatting te ontkrachten als ze onjuist is, of te bevestigen, als ze juist is. De mensen moeten daarom aan een meningsuiting onderworpen zijn om weer wederzijds het beoordelingsvermogen aan te scherpen, en dat is het waarop het vooral aan komt. Wie geen oordeel kan vellen, die zal zelf nooit een eigen mening vormen, maar altijd alleen maar gemakkelijk dat aannemen wat eerst al een ander beoordeeld heeft, en dus zal zijn voordeel zeer gering zijn, daar zijn inzicht geen eigen verdienste is.
Alleen maar die mens, die alles meteen begrijpt wat hem geboden wordt, zal dat verstaan. De ander daarentegen zal wel onwillig luisteren, maar kan hetgeen vernomen is niet met hetzelfde begrip opnemen en zal het daarom liever willen afwijzen als te hoogdravend en onbegrijpelijk. En daarom moeten zulke mensen alleen maar met mate het geestelijke goed gegeven worden, want zolang ze zich niet ontvankelijk voelen, willen ze zich er ook niet mee vertrouwd maken en ze blijven daarom ver verwijderd van het hele vraagstuk, tot nadeel voor hun ziel.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0641 Voorspelling – Vernietiging van Gods woord en geschriften – Gebed
27 oktober 1938: Boek 14
Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woord zal blijven bestaan tot in alle eeuwigheid. En wie in deze woorden gelooft, die zal eveneens in eeuwigheid niet sterven, want alles wat van Mij is, is eeuwig leven. Desondanks zullen jullie moeten worstelen en strijden om Mijn woord. Jullie zullen een tijd tegemoet gaan die de hoogste verantwoording in zich draagt; jullie zullen moeten bewijzen dat jullie schepselen van de Godheid zijn en geen kinderen van het kwaad. En als jullie dit bewijs leveren, zullen jullie voor alle tijden gezegend zijn. De Mijnen zullen in de strijd staan en zich zelfs zeer moeten verzetten tegen de vijand, want al het aardse geweld zal zich verzetten tegen wat van de eeuwige Godheid uitgegaan is en ook geen enkel middel schuwen die de totale vernietiging geldt. Maar in de duistere nacht zal bij jullie, die aan Mijn woorden hangen, het licht stralen en jullie zullen de weg zonder de zorg om te verdwalen kunnen gaan. Verneem aldus:
Waar de wereld zich er gelegen aan laat liggen Mij tegen te werken, daar bereid Ik de tegenaanval voor en deze zal de aardse macht in haar standvastigheid doen wankelen, want ze ziet plotseling de wrekende hand van de Heer aan de hemel. En deze zal zich pas vertonen nadat de volledige verdelging van Mijn leer haar bestemming en wetten gelden, wanneer dus duidelijk te herkennen is dat de leer van Christus de mensen niet meer aangeboden mag worden. Pas dan grijp Ik in, om gelijktijdig Mijn voor Mij werkzame strijders te beschermen tegen het ergste gevaar. Zie dus deze tijd met rust en vertrouwen tegemoet; wanneer de nood het hoogst is, zal Ik met Mijn hulp jullie terzijde staan, en Ik zal het wel weten te verhinderen dat het leger van Mijn strijders opgelost of vernietigd wordt. Aan Mij is alles onderworpen, in de hemel en ook op aarde. O, wat een dwaasheid zich tegen Mij te verzetten. En als ze niet in Mijn macht geloven, dan moet deze hun zichtbaar bewezen worden.
In waarachtig wijze zin moeten jullie je macht op aarde benutten ter ere van God en voor jullie zielenheil, maar jullie moeten niet proberen een rijk op te bouwen op grond van zuiver aardse begeerten en voordelen, dat alleen maar een rijk van Babel genoemd kan worden als jullie je eigen macht te hoog inschatten en geloven onverantwoordelijke maatregelen tegenover de goddelijke Schepper te kunnen treffen die tegen de wil van de Heer ingaan. Nog is de mens de keus gelaten en een ieder werpt in het hart alleen de vraag op, die voor de eeuwigheid bepalend is. Echter niet voor lang. Dan zullen jullie richtsnoeren gegeven worden waarmee jullie denken zich moet bezighouden. Het streven van de wereld en haar vertegenwoordigers zal zijn alle kennis van de leer van Christus te verhinderen. Wat nog bestaat aan documenten en geschriften zal ten strengste ingevorderd worden, en de mensen die Mijn woord niet opgeven, zullen in hevige innerlijke nood geraken. En dezen wil Ik dan gedenken in hun nood. Wie Mij in zijn hart behouden wil, is nooit verlaten en aards geweld kan hem niet deren, want Mijn macht reikt verder dan dat.
Het begin van de volledige vernietiging van de leer van God in de wereld, zal zowel in haar gevolgen als ook in haar nederlagen herkenbaar zijn, want Ik zal dat aanvankelijk toelaten om de aandacht van allen daarop te richten. Pas als het streven onmiskenbaar is, als elke twijfel aan de ernst van zo’n voornemen verdwenen is en als de nood van de Mijnen het grootst is, zal Ik Mij bekendmaken en dan Mijn richtende hand uitstrekken over de loochenaar van Mijn woorden, en als het uur gekomen is, zullen jullie, die Mij trouw zijn, beseffen dat jullie zichtbaar geleid worden door de hand van de Vader. Wat de wereld jullie ook oplegt, jullie moeten steeds alleen maar naar Mij opzien en in vast vertrouwen op jullie redding uit de nood Mijn geest zoeken. Die jullie met kracht om tegenstand te bieden uitrust en jullie nooit de ondergang tegemoet laat gaan. Opdat er geen gevaar dreigt voor jullie ziel werk Ik onophoudelijk onder jullie ten teken van Mijn aanwezigheid.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0643 Worstelen om wilskracht – Onderwerpen aan de wil van God
28 oktober 1938: Boek 14
Zie, hoe machtig de drang tot voltooiing in jullie is, als jullie alleen maar eenmaal de juiste weg betreden hebben. Jullie zullen dan door innerlijke drang de ziel gehoor schenken, jullie zullen haar behulpzaam zijn als zij probeert zich met de goddelijke geest te verenigen. En jullie zullen alle middelen aanwenden om naar de hoogte te klimmen, want in jullie spreekt de stem van het hart, die Ik Zelf laat horen opdat jullie Mij vinden. En zo is jullie weg op aarde in voortdurende verbinding met Mij makkelijker en zegenrijker, want te midden van alle gevaren van de buitenwereld herinnert deze stem jullie steeds weer aan jullie eigenlijke opdracht.
Zie, Mijn kind, in jouw hart weerklinkt deze stem zo vaak en maant jou om onophoudelijk geestelijke werkzaam te zijn. En er komen jou steeds weer lessen toe die jou moeten rijpen voor jouw bestemde werkzaamheid op aarde. Er zullen nog hoge eisen aan jou gesteld worden, maar jouw wil en geloof zullen versterkt worden en dus zal jou steeds de kracht van boven toekomen die jij voor jouw werk op aarde, zowel geestelijk als ook aards, nodig hebt. Als jouw lichamelijke toestand jou zo vaak op aarde wil houden en je moeilijk de weg naar boven vindt, bedenk dan dat worstelen de wilskracht versterkt en vermeerdert en dat hiermee ook zulke stemmingen ondergeschikt moeten zijn aan de ziel, juist voor jouw voltooiing. Het hemelse paradijs zal jullie de moeilijke dagen op aarde volledig doen vergeten en jullie zullen ook begrijpen waarom alles zo moet zijn zoals het was. En jullie zullen de Schepper dankbaar zijn, Die jullie leidde in Zijn wijsheid.
Zie, Mijn kind, gelukkig de mens, wiens wil in staat is zich te onderwerpen aan Mijn wil, wie het worstelen op aarde dit succes oplevert en die in de vervulling van Mijn wil steeds zijn hoogste voldoening zoekt. Voor hem zullen de dagen op aarde ook makkelijker worden, want zijn vertrouwen, dat Mijn wil hem juist leidt, is groot. Span je steeds in je in de toestand te verplaatsen waarin je je willoos aan Mij overgeeft, dan zul je Mijn beloften begrijpen en ze waardig worden want jullie mensen verzetten je nog al te zeer tegen Mijn verordeningen. Jullie willen nog heel vaak jullie eigen weg gaan en geven je niet volledig over aan de leidende hand van jullie Vader. De zwakste weerstand maakt jullie leven op aarde aanzienlijk moeilijker, want dan moet de Vader in de hemel jullie vermanen en jullie narigheid sturen, opdat jullie ziel gezond wordt. Zie daarom in iedere kwaal steeds alleen maar de liefhebbende zorg van de Vader Die jullie gehoorzaam wil maken, opdat jullie in Zijn wil blijven, Die jullie uiteindelijk in alle heerlijkheden binnen voert als jullie je onvoorwaardelijk aan Hem onderwerpen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0647 De zorg voor het lichamelijke welzijn
31 oktober 1938: Boek 14
Aan de wereld met haar eisen wordt meestal tegemoet gekomen en er doen zich zo veel gelegenheden voor waarin de mens verreweg meer bezorgd is om dat wat vergankelijk en volledig waardeloos is aan het einde van de dag. En toch zou de werkzaamheid van de mensen voortdurend alleen maar het zielenheil moeten gelden en zou de strijd om de dagelijkse behoeften hem alleen maar in de kleinste mate moeten bedrukken, maar niet als het belangrijkste van het leven op aarde worden beschouwd. Want het is veel gemakkelijker om op aarde te voldoen aan de eisen van het lichaam dan aan die van de ziel voor de eeuwigheid. Het gaat er in het leven op aarde toch om het grootste probleem op te lossen, het gaat om de bevrijding van de ziel uit haar duizenden jaren lange gevangenhouding in de materie, het gaat om de definitieve terugkeer naar God, de dragende Kracht van al het licht, terwijl het lichaam slechts voor een korte tijd zijn uiterlijke instandhouding vergt en aan dit verlangen met gemak kan worden voldaan met het juiste besef en de juiste instelling tegenover God.
Als de mens de school van de geest op de juiste manier voltooit, dan is hem de garantie gegeven goed voorbereid op de eeuwigheid de scheiding van de ziel van het lichaam te kunnen verwachten, want hij heeft dan de tijd op aarde benut zoals het zijn opdracht was en uit eigen beweging heeft hij aan de vervolmaking van zijn ziel gewerkt. Het lichaam echter, dat God hem voor zijn aardse opdracht gegeven heeft, ontvangt eveneens de goedheid en liefde van de hemelse Vader en verzorgt hem met alles wat voor het leven noodzakelijk is. En zo is de zorg hierom volledig ongegrond. Het leven op aarde zal ook veel gemakkelijker te verdragen zijn als men voortdurend de toestand van de ziel in aanmerking neemt. Deze kan echter alleen maar dan overvloedig bedacht worden als aan alle wereldse interesses weinig aandacht besteed wordt. Beide zo tegenover elkaar staande problemen laten zich niet tegelijkertijd oplossen. Aan de wereld met al haar eisen kan niet gelijktijdig genoegdoening worden gegeven, als de arbeid aan de ziel om de toestand van volkomenheid te verkrijgen, voort moet gaan. Slechts één is volkomen mogelijk en daarom moet de mens een beslissing nemen en kan hij steeds alleen maar naar één zijde volledig werkzaam zijn.
De mensen denken er zo weinig aan dat ze toch al het aardse op moeten geven als het uur van de dood nadert. Dat ze zich toch in de tijd op aarde een andere schat, die onvergankelijk is, kunnen verzamelen. Die hen, bij de aanblik van de dood, niet afgenomen worden kan en die de dood, het scheiden van de wereld, tot een pijnloos, bevrijdend binnengaan in de eeuwigheid kan vormen. Dit alleen al zou hen moeten aansporen zich gedurende het leven van hun lichaam onvermoeibaar over te geven aan de eigenlijke werkzaamheid en alle aardse verlangens te verstikken. Zij zouden gedachten aan aardse verzorging ver van zich moeten houden, maar ieder uur voor de verlossing van de ziel uit haar omhulling zou hun als belangrijk voor moeten komen. Wie al te zeer bezig is met de zorg voor zijn lichamelijke welzijn heeft alleen maar te verwachten dat dit door een onzichtbare macht verslechterd wordt. Dat zowel de lichamelijke toestand als ook het bezit van aardse goederen blootgesteld wordt aan bedenkelijke schokken. Hij heeft te verwachten dat hem zowel het ene als ook het andere afgenomen wordt om ook hem op de eigenlijke opdracht van het leven op aarde te wijzen en hem de vergankelijkheid van al het aardse voor ogen te houden.
Terwijl aan de andere kant een om het heil van de ziel bezorgd, bedrijvig mensenkind in de behoeften van het dagelijkse leven altijd wordt voorzien, als door de Vader Zelf aan de kinderen aangeboden, opdat zij van de zorg hiervoor bevrijd zijn en zich ongestoord aan hun geestelijke arbeid kunnen wijden. Wat de mens bereidwillig opgeeft, dat zal hem in ruime mate toegestuurd worden, want de Heer weet alles. Hij kent ook de behoeften van het mensenkind en wil hem het leven draaglijk maken als het alleen maar streeft naar het enige wat belangrijk is. Maar alle inspanningen die de verbetering van het aardse leven gelden, zijn nutteloos en kunnen daarom ook niet de goedkeuring van de hemelse Vader wegdragen. Integendeel, ze hinderen de mens bij de vervulling van de opdracht die het eigenlijke doel van zijn belichaming op aarde is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0653 De in gevaar gebrachte positie van het christendom - De noodzaak van het werkzaam zijn van de Godheid
3 november 1938: Boek 14
Bied u zelf aan de Heer aan als offer doordat u zich zult overwinnen en elke onverdraagzaamheid zult bedwingen ter wille van Hem en er zal spoedig niets meer tot steen des aanstoots kunnen worden. Wat u dan ook de voet dwars zet, is steeds alleen de poging van de vijandige krachten om u ten val te brengen en hun vreugde is zeer groot wanneer het hen lukt. Deze pogingen zult u moeten verijdelen en u zult nooit meer in de valstrikken van de satan verward moeten raken. Wat is het leven anders dan een voortdurende strijd tegen hindernissen? U moet u in deze strijd waarmaken. U moet u niet laten overwinnen, maar steeds zelf als overwinnaar tevoorschijn komen, dan zullen de weerstanden waartegen u te strijden hebt steeds kleiner zijn. Want met uw kracht vermindert de macht van de tegenstander. En elke overwinning van uzelf levert u een groot voordeel op. Uw ziel rijpt en zweeft omhoog in stralende hoogten, omdat ze zichzelf bevrijdt. Wanneer echter de zwakheden van het lichaam meer recht wordt verleend dan de ziel, dan kan door het verkeerde begrip gemakkelijk de ziel heel wat meer schade worden berokkend dan het lichaam ermee gebaat is. Om zoiets te verhoeden wordt het geduld van de mensen op de proef gesteld door ze voor de beslissing te plaatsen en dan is het alleen gunstig van het lichamelijke verlangen af te zien en alleen maar aan het welzijn van de ziel te denken. Probeer nu ons uw aandacht te schenken en verneem:
De Heer zal niet toestaan dat Zijn schepselen Zijn naam gebruiken en de wereld daardoor in dwaling hullen. De mensen willen datgene afwijzen waar ze totaal achter zouden moeten staan en omgekeerd nemen ze onveranderd aan wat slechts ten dele waar is. Hun ijver valt wel te prijzen, want ze handelen met de beste bedoeling en willen niet in strijd met de Heer handelen. En het zal ook moeilijk zijn dezen ooit iets anders te leren en toch moeten zulke weerstanden je er niet van weerhouden, je bezigheid zoals tot nu toe voort te zetten. Wie besef heeft van de tijd waarin we leven en dat de positie van het ware christendom gevaar loopt, die zal ook begrip moeten hebben voor het buitengewone werkzaam zijn van de Godheid. Wie de huidige staat van het christendom inziet, die zal het zelf voor nodig houden dat de Heer zich openbaart om de mensen op de hoogte te brengen van Zijn ware wil.
Er zijn altijd wijze mensen geweest, trouw aan het woord van God, en dezen weten maar al te goed wat voor gevolgen een zogenaamd vormgeloof kan hebben, hoe het langzamerhand naar volledig ongeloof leidt. En ze zouden het inzien, dat de mensen steeds nieuwe kracht moet toekomen, willen ze in het woord Gods verblijven. En deze kracht kan God hun juist weer alleen geven door Zijn woord, dat in nieuwe vorm, nooit het oude vernietigend, maar de mensen louter in alle duidelijkheid en onvervalst, aangeboden wordt. Er zal geen mens tegen Gods wil in werken, die zich zelf gewillig aan de Heer toevertrouwt en zo juist alleen uitvoert wat de wil van de Heer is.
Verdiep u in het boek van de vaderen en lees in alle wijsheid na innig gebed om begrip, en u zult opmerken en herkennen dat alleen steeds dat gebeurt wat de Heer al heeft verkondigd toen Hij op aarde wandelde. En alleen waarachtig vrome mensen kunnen een oordeel vellen, want die God willen dienen zullen ook altijd het juiste doen en inzien. Dus geef je maar met dezelfde ijver aan je geestelijke bezigheid over en vertrouw op God, dat Hij je juist zal leiden op de weg naar het eeuwige vaderland.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0659 Ook het leed is genade - "VADER uw Wil geschiede"
9 november 1938: Boek 14
Luister naar de stem in uw binnenste die u steeds zal aanmanen om juist te handelen en bedenk, dat de VADER Zijn kind wel de juiste opdrachten geeft als het deze maar wil horen. En als het blijkt dat een door u voorgenomen werk niet uitgevoerd kan worden, dan zullen er toch nog andere middelen tot uw dienst staan. Daarom mag u zich over deze hindernissen geen zorgen maken, want de HEER kan ze altijd uit de weg ruimen als het voor een door HEM gewilde arbeid dienstig is.
En neig u nu tot ons en neem onze lessen aan. Wat kan u, mensen wel overkomen wanneer de HEER Zijn beschermende Hand boven u houdt? HIJ zal verhoeden dat u schade lijdt aan lichaam en ziel. HIJ zal u leiden naar Zijn Wil, en wat u is opgelegd om te overwinnen dient slechts als begunstiging van uw ziel. Vrees daarom niet en geeft uzelf vol vertrouwen over aan de leiding van de Hemelse VADER.
Alles op aarde heeft zijn doel; de mens kent echter de plannen van de eeuwige GODHEID niet en kan daarom niet zo makkelijk inzien hoe goed en wijs alles is ingericht - de mens tot zegen. Zijn Gestrengheid Die door de mens vaak als wreed wordt ondervonden, is altijd een in liefde toegepast middel om u eens het onvergelijkelijk mooiere aan te kunnen bieden. En daar u zich dit niet vrijwillig waardig wil maken, wil de HEER u door leed en verdriet op deze weg voeren die deze heerlijkheden voor u toegankelijk maakt.
Eens zult u het inzien en van ganse harte de VADER danken voor elke terechtwijzing in het aardse leven. De genade van GOD stroomt de mensen op aarde onophoudelijk toe en ook het leed is genade, wat echter voor u mensen nog onbegrijpelijk is. Maar als u zich vol vertrouwen aan de HEER toevertrouwt, dan zult u ook spoedig de zegen van het leed aan uzelf bemerken. U zult beseffen hoe onuitsprekelijk liefdevol de VADERhand u leidt, dat zelfs in het aardse leven de gevolgen van zulk lijden nog een gunstige uitwerking op u hebben, uw zieleleven echter heeft daar onvergelijkelijk voordeel van.
Neem dus alles wat uw VADER u toezendt in volle overgave aan. Bedenk, dat er niet een vogeltje van het dak valt zonder Mijn Wil. En dat alles wat HIJ u toezendt slechts een uitdrukking is van Zijn Liefde en Barmhartigheid, Die u pas in zijn gehele omvang kunt begrijpen als u volmaakt bent. Want nu bent u nog ongeschikt om te beoordelen wat tot uw voordeel of tot uw nadeel is. U moet alleen maar gelovig uw wil aan uw Hemelse VADER overgeven en in alle leed en droefenis van harte tot HEM bidden: "VADER uw Wil geschiede" - dan zult u ook altijd getroost worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0661 Het werkzaam zijn van natuurkrachten volgens Gods wil - Catastrofe
10 november 1938: Boek 14
Voor de levensweg van de mens gelden steeds de wetten die God vanaf het begin van de wereld als noodzakelijk voor de geestelijke ontwikkeling van de wezens gegeven heeft. Vaak zijn daar krachten tegenin aan het werk, maar hieraan is een onzichtbare macht superieur. Ze zullen steeds de uitwerkingen van hun handelen in strijd met de wetten van God als nadelig voor zichzelf gevoelen en of zich keren naar door God gewilde bezigheid, of in het volharden van hun boosaardigheid steeds sterker de macht van God gaan voelen. Zo is ook het werkzaam zijn van de natuurkrachten altijd en eeuwig onderworpen aan de wil van God, want zou dit aan de vijandige macht zijn prijsgegeven, dan zou spoedig alles alleen nog maar een werk van vernietiging zijn, daar de vijandige krachten altijd alleen maar verwoestend werkzaam zijn, Gods wijsheid en wil echter de instandhouding van al het geschapene geldt.
Waar nu de natuurkrachten toch een vernielende uitwerking hebben, is ook altijd de wil van God werkzaam, maar nooit is dit verwoesten een toelaten van kwade krachten. Er zijn dan wijselijk redenen aanwezig die God zo laten ingrijpen, die echter steeds alleen een zekere bevordering van geestelijke wezens of de ontwikkeling van menselijke wezens dienen. Ook de verwoestingen hebben in veelvoudige betekenis iets goeds. Natuurgeesten worden vrij uit de vorm die hen onuitsprekelijk lang kluisterde. Andere natuurgeesten mogen rijkelijk werkzaam zijn en daardoor hun bestemming nakomen en er worden slapende geesten wakker geschud uit hun rust die voor hen steeds alleen maar schadelijk is.
Dat zulke verwoestingen voor de mensheid vaak een uitwerking hebben vol van leed, is eveneens een toelating van God, een wijzen op Zijn aanwezig zijn voor de totaal ongelovigen en een toetssteen voor de gelovigen, wier kracht en geloof daarin moet toenemen. Want alleen zulke buitengewone verschijnselen, die zulke natuurcatastrofes altijd blijven, zijn in staat de mensen tot nadenken te brengen. Wanneer alle macht van de mensen niet toereikend is, dit een halt toe te roepen, en arm en rijk, hoog en laag helemaal eender aan zulke door God gewilde catastrofes zijn blootgesteld, blijft er toch bij de een of ander de vraag open, waartoe zo'n strafgericht de mensen treft en in hoeverre er een goddelijke Macht te onderkennen is. En zulke vragen kunnen tot een totale verandering van het tot nu toe geldende denken voeren en de mensen op de weg van het inzicht leiden.
Aan elke natuurcatastrofe gaan kleinere gebeurtenissen vooraf die de mens zo te denken vergemakkelijken, en elke innerlijke toestand tevoren is als het ware een voorbereiding op het beleven dat erop volgt. Als men zo eenmaal maar duidelijk inziet dat alle wereldse macht niet in staat is de kleinste verandering teweeg te brengen bij zulke elementaire uitwerkingen van de natuur - dat allen die zich in het gebied van de catastrofe bevinden hieraan zijn overgeleverd - dan zou de mens zijn gedachten naar boven moeten richten en trachten, geestelijke opheldering te verkrijgen. Maar de mensheid is al te ver voortgeschreden in haar eigendunk. Hooguit omschrijft ze zo'n duidelijk werkzaam zijn van de eeuwige Godheid als: "werking van natuurkrachten" en tracht daarmee alles af te doen wat haar geestelijke instelling niet welgevallig is. Ze houdt zich voor wetend en, wat haar onbegrijpelijk is, alleen maar voor een in de aard der natuur liggende uiting - in de zeldzaamste gevallen echter als een zichtbaar ingrijpen van een goddelijk Wezen.
De verklaring van alle natuurverschijnselen die hun het best bevalt is het zich verder ontwikkelen onder invloed van de zonnestralen, die weer een nog niet onderzochte krachtbron zijn in het heelal en al het leven op aarde teweegbrengen, maar dat dientengevolge ook de mensen niets anders zijn dan levende wezens die door zulke natuurkrachten voortgebracht zijn, die hun begin en einde hebben op deze aarde. Dat in het hele universum een Wezen aan het hoofd staat van alles dat naar een wijs plan door Zijn wil en Zijn almacht elk van de schepselen - van het kleinste creatuur af tot aan de kroon van de schepping, de mens - op deze aarde heeft geplaatst met een bepaald doel, willen zulke onwetende mensen niet begrijpen. Ze erkennen zo'n Wezen niet en daarom zien ze in de werking van de natuurelementen ook nooit de wil van God die zich uit. Zij die ver weg wonen en er niet door zijn getroffen schenken helemaal geen bijzondere aandacht aan zulke catastrofes. Ze voeren steeds alleen soortgelijke gevallen aan, en daarmee zijn zulke gebeurtenissen snel afgedaan. En God moet naar steeds duidelijkere middelen grijpen. Hij moet zulke catastrofes steeds sneller op elkaar laten volgen en de mensen mede schade berokkenen, willen deze verschijnselen indruk maken.
Het is betreurenswaardig, hoe weinig het leed van de medemensen een echt gevoel van medelijden opwekt en hoe uit gewoonte een aanwijzing van boven wordt aangenomen. En zo zullen de tekenen steeds een meer geweldige omvang moeten aannemen, willen ze de mensen uit hun rust wakker schudden. Pas wanneer het eigen leven in gevaar is, hechten ze aan zo'n zaak meer betekenis, en daarom zal nog veel leed en angst het lot van de mensen moeten zijn. En er zullen zaken aan het daglicht komen, die de mensen acht doen slaan op een wil, die niet kan worden weerstaan. Doch zelfs zeer buitengewone natuurverschijnselen zullen met de grootste vanzelfsprekendheid worden verklaard en aangenomen, want de wijzen der wereld zijn onmiddellijk bereid een heel natuurlijke verklaring te geven voor alles wat voor de mensen onbegrijpelijk is, maar nooit zal zo'n uitleg betrekking hebben op het werken en functioneren van Gods wil. Ze verbeelden zich hierboven verheven te zijn en zijn daarom van een totaal onjuiste mening, die ook voor de mensen die door hen onderricht worden niet van nut kan zijn.
Zo menigeen zal nog zijn opvatting wijzigen en daarom ook nog menig offer moeten brengen, tot hij het volledige inzicht krijgt. En om dit te bespoedigen, grijpt de Heer nu vaker dan ooit in en schudt en schokt de wereld, opdat allen die op haar leven, zullen opletten en acht slaan op de goddelijke stem die hun de wil van God bekend maakt, van Zijn almacht en wijsheid. En wie elk natuurverschijnsel en het onstuimige woeden van de elementen in deze zin beschouwt, zal zoiets al als de stem van God herkennen, en zijn best doen steeds voor God het juiste te doen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0673 Zich toevertrouwen aan de genade van de Heer
17 november 1938: Boek 14
De mensen verzuimen zo vaak zich aan de genade van God toe te vertrouwen en maken zich daarom het leven op aarde aanzienlijk moeilijker. De aanvallen kunnen veel gemakkelijker getrotseerd worden als de mensen indachtig zouden willen zijn dat hun kracht zonder de hulp van God niet voldoende is, maar dat ze ruime ondersteuning krijgen door de liefde van de Heer. Wie gelooft deze ondersteuning niet nodig te hebben, moet onuitsprekelijk zwaar worstelen in het leven op aarde en zal toch niet bij benadering het succes hebben als een zich op de genade van God toevertrouwend mensenkind, dat in alle levenssituaties niet alleen maar op zichzelf aangewezen is, maar door de liefde van de Vader zorgvuldig gekoesterd en beschermd wordt.
Als jullie mensen dit overdenken, moet alle schroom van jullie wijken. Jullie moeten, gelovend in de altijd bereid zijnde hulp van de Heer, met vol vertrouwen de strijd op aarde aangaan en ook zonder zorgen de moeilijke tijden tegemoet zien, want nooit kan jullie leed geschieden, wanneer jullie als zwakke kinderen de Vader om bescherming smeken. Laat daarom nooit meer het vertrouwen zakken. Verlies niet het geloof in de nooit moe wordende liefde en het geduld van de hemelse Vader dan zullen jullie ook de grootste beproevingen overwinnen. Altijd tot voordeel van jullie ziel. En ook zullen jullie van alle aardse nood bevrijd zijn, als jullie altijd maar in vol vertrouwen op de hulp van de Heer wachten.
Het zijn zekere wetten die de goddelijke Schepper jullie in Zijn wijsheid voor de tijd op aarde te vervullen gebood. Eenieder die deze wetten nakomt, dat wil zeggen, zich inspant om in de goddelijke orde te leven, zal ook steeds waardig gevonden worden om de levendige verbinding met de Vader te vinden. Hij zal daarom altijd de nodige versterking en lafenis uit de eeuwige krachtbron kunnen putten en het dus ook niet nodig hebben om vrezend en moedeloos door het leven te gaan, want aan hem schenkt de Heer Zijn genade en iedere gebeurtenis is alleen maar toegelaten om gelovig en vol vertrouwen overwonnen te worden, opdat de mens in zijn ziel rijpt en sterk wordt in het geloof. Want die de Heer zoeken, zijn allemaal Zijn kinderen en de Heer nadert deze kinderen liefdevol en leidt ze langs alle hindernissen van het leven. En jullie komen onbeschadigd uit alle gevaren, tegenspoed en verdrukkingen tevoorschijn. Jullie zijn door de genade van de Heer machtig en Zijn kracht zal jullie doordringen en jullie zullen vast staan in alle strijd die jullie in het leven op aarde niet bespaard kan blijven en die voor de bevordering van de ziel beslist nodig is. En als jullie dit weten, begin dan niets zonder dat jullie je overlaten aan de genade van de hemelse Vader, dan zal jullie leven zal gemakkelijker zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0677 Alleen de wil is de weg tot waarheid en kennis – Deemoed – Verwaandheid
22 november 1938: Boek 14
Al naar gelang de sterkte van zijn wil, zal ook het inzicht van de mens zijn. Als de intentie om op een God de Heer welgevallige manier te leven en zijn bestemming op aarde volgens de wil van God te vervullen eraan ten grondslag ligt, dan zal het ook spoedig licht en helder in hem worden en hij zal met volledige zekerheid in het hart voelen wat juist is en de waarheid zal zich aan hem openbaren. Want alleen maar de wil leidt hem op de juiste weg, de weg van de kennis en waarheid. Bij wie de wil ontbreekt, die zal eeuwig niet het volledige inzicht verkrijgen en het is daarom ook raadzamer zich met goede wil aan de beschikking van God over te geven dan eigenmachtig verstandsmatig de waarheid te willen doorgronden. Want de mens blijft altijd dwalen, zolang hij niet het streven begint om zijn wil aan de wil van God gelijk te maken, zich daardoor aan de Schepper van eeuwigheid bereidwillig te tonen. De deemoed en volledige onderworpenheid jegens de Heer zijn de eerste voorwaarden om eens tot de Heer te geraken.
Wat de ziel ooit van God deed scheiden, waren aanmatiging en heerszucht. En zo kan de ziel alleen maar door zelfvernedering weer de weg tot God terugvinden. Maar in het verstandsmatig willen doorgronden ligt geen enkele deemoed. De mens waant zich door eigen kracht in staat in de schepping en haar geheimen binnen te kunnen dringen en zal daarom nooit de ware verlichting van de geest kunnen vinden, tot hij eindelijk, zijn zwakte beseffend, zich smekend en in diepe deemoed tot de Schepper Zelf wendt. Dan zal zijn streven met succes bekroond zijn en hem alle kennis verschaffen. En daarom is de weg tot het inzicht alleen maar te betreden wanneer de ziel de diepste bereidwilligheid opbrengt om God de Heer te dienen. Deze wil is zo buitengewoon succesvol omdat hij alles in zich verenigt. De deemoed en de diepe liefde voor God en dus ook de werkzame naastenliefde, want de mens begeert de waarheid niet alleen voor zichzelf, maar hij spant zich tegelijkertijd in om voor de Heer te werken en zich te ontfermen over de dwalende zielen van de medemensen.
Zo’n streven zal dan ook gezegend zijn, want het gehele leven op aarde geldt alleen maar de verlossing uit de duisternis van de geest. Het onafgebroken onderwijs van de kinderen op aarde staat dan ook in rechtstreekste samenhang met de daadkrachtige ondersteuning, want de wil van de mensen kan pas dan voortdurend werkzaam blijven, als hij door het toevoeren van geestelijk voedsel actief gehouden wordt. Hij wordt tot het hoogste prestatievermogen gehard als de mens door de hemelse Vader Zelf onderwezen wordt wat betreft zijn opdracht. Want hoe meer de goddelijke liefde zich aan het mensenkind openbaart, des te ijveriger zal zijn streven zijn deze liefde waardig te worden en het zal zich daarom geheel en al overgeven aan de opdracht om licht te ontvangen en het aan al zijn medemensen te geven. Want alleen dit is de bestemming van iedereen op aarde: zich te verlossen uit de nacht van de geest om binnen te kunnen gaan in het rijk van het licht, van de eeuwige waarheid.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0709 Velen zijn geroepen – Kracht van het gebed om ontvankelijkheid
12 december 1938: Boek 15
Zie, Mijn kind, nog is de weg naar het eeuwige leven onder Mijn leiding te betreden. Ik heb overal begrip voor en span Me met alle liefde in om jullie van de dwaalweg af te brengen en jullie de nutteloosheid van jullie wereldse streven duidelijk te maken. En Ik wil jullie graag alle leed op aarde en in het hiernamaals besparen. Als jullie nu Mijn woord volgen en alle geestelijke kracht hieraan ontlenen, als jullie de gedachten aan de eeuwigheid in jullie toegang verlenen en elkaar in liefde dienen, zal jullie levensweg niet moeilijk zijn. Maar zonder Mijn woord vinden jullie nooit meer de juiste weg, want jullie hebben je reeds te zeer van het geestelijke vervreemd en jullie denken is materialistisch geworden. Ik Zelf sta zo ver van jullie af, omdat jullie je van Mij verwijderd hebben en hoe eenzamer jullie door het leven gaan, des te groter zal de verwijdering van Mij zijn. En Ik Zelf kan jullie niet terughalen, omdat jullie uit jezelf door de vrije wil werkzaam moeten zijn, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van het kindschap van God.
En zo zie Ik met verdriet hoe weinig aandacht jullie voor jullie zielenheil hebben. Hoe jullie je helemaal geen zorgen maken over jullie verkeerde levens. En opnieuw is het alleen maar Mijn grote barmhartigheid en Mijn eindeloze liefde voor jullie dat Ik jullie Mijn wil bekend maak. En Ik roep jullie allemaal, Mijn kinderen op aarde. Jullie mogen allemaal Mijn woord vernemen als jullie daarnaar verlangen. Maar hoe willen jullie ontvangen als jullie wil niet sterk genoeg is? Hoe moet Ik tot jullie, die Mij niet in vol geloof tegemoet komen en naar Mijn aanwezigheid verlangen, spreken? Hoe willen jullie Mijn stem in het hart horen als jullie hart niet in liefde voor Mij ontbrand is en Ik Mij toch alleen maar door de liefde en in de liefde uiten kan? Zo zijn er wel vele geroepen, maar slechts weinige uitverkoren en de laatsten moeten hun hele wil volkomen aan Mij opofferen, om dan ook eindeloos meer te ontvangen dan wat ze voor Mij opgegeven hebben.
De kracht van het gebed wordt door jullie allen onderschat. Ze is zo groot dat jullie alles zal lukken wat jullie in het gebed afsmeken. Zo zullen jullie ook waardig worden om opnamevaten voor Mijn woorden van Mijn wijsheden te zijn, als jullie dat innig nastreven en jullie de genade van zo’n onderscheiding van de Vader in de hemel afsmeken. Al jullie geestelijk streven zal niet zonder succes zijn, want jullie zullen in dit opzicht waarlijk niet vergeefs bidden. Ik wil de weinige mensen die Mij liefhebben en Mijn woord begeren, dit in de hoogste mate toe laten komen. Ze moeten daar alle kracht uit putten, zich in de nood oprichten en opgewekt door het leven op aarde gaan, een zalig leven in het hiernamaals tegemoet. En iedere aardse moeilijkheid zal van hen afvallen als ze in het bezit van Mijn woord zijn en zich inspannen om naar dit woord te leven.
Daarom zal, wie er altijd naar streeft, ook door Mij waardig bevonden worden Mijn woord te horen, als hij maar acht slaat op de innerlijke stem. Want Ik verblijf opnieuw onder de mensen op aarde die van goede wil zijn, en breng hun lafenis en troost, verkwikking en versterking door Mijn woord en als Ik jullie deze belofte geef, hoeven jullie nooit meer te vrezen voor de ondergang van jullie lichaam en jullie ziel. Het lichaam kan zich alleen maar pijnloos scheiden van de ziel. Doch deze kan dan in de vorm van licht voor altijd de velden van de zaligheid binnengaan.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0719 Voor het hemelrijk is geweld nodig
23 december 1938: Boek 15
Alleen degene die geweld gebruikt, zal in het hemelrijk ingaan. En dus wordt jou verteld dat in jou nog twee gevoelens om de opperheerschappij strijden. Het verlangen naar de wereld laat de innerlijke stem soms zwijgen en door dit verlangen verwijder jij je van de Heer. Maar anderzijds laat jouw ziel die scheiding niet toe, in het bewustzijn van haar verbondenheid met God en probeert je spoedig weer terug te leiden. Als jij dan de verbinding met de goddelijke Heiland moeilijk tot stand kunt brengen, dan moet dat voor jou altijd een waarschuwing zijn, want dan moet je geweld gebruiken om in de geestelijke sfeer terug te keren, terwijl deze vroeger de eigenlijke verblijfplaats van de ziel was.
En zo is het afwijken naar het pad van de wereldse vreugden steeds een gevaar voor de ziel, die onnoemelijk lijdt onder de scheiding van de hemelse Vader en vreest voor een vervlakking van jouw gevoel. Daarom kunnen de mensen, die niet met de wereld en haar vreugden kunnen breken, nooit tot inzicht komen. Want steeds wordt de beginnende verlichting teniet gedaan en kan het licht niet opvlammen en een helder schijnsel verspreiden, waar de glans van de wereld dit licht voor de ziel buiten werking stelt. De mens kan zich niet ernstig bezighouden met datgene wat alleen deel van de ziel is, als zijn grotere zorg het welzijn en het genot van het lichaam betreft.
Alle wereldse vreugden moeten de mensen alleen maar de gelegenheden bieden om de weerstand te beproeven en te versterken. Maar als aan het verlangen van het lichaam toegegeven wordt, moet aan het mensenkind een des te grotere proef aangeboden worden. Denk daar heel goed aan wanneer de wereld jullie aantrekt en jullie onbekwaam voor het geestelijk beleven wil maken. Altijd weer moeten zulke verlokkingen jullie toegestuurd worden opdat jullie niet nalatig en onverschillig worden tot schade voor jullie ziel.
Elke nog zo geringe wereldse vreugde is een verlies op geestelijk gebied, want in dezelfde mate als jullie het eerste toegedaan zijn, komen jullie in de ban van de materie, die jullie opnieuw de weg naar het zuiver geestelijke verspert, want het ene kan niet naast het andere bestaan. Steeds wordt het ene ten koste van het andere bereikt en kies daarom steeds het juiste. Kies voor de vrienden van de ziel, de geestelijke verbinding met de Heer en laat het verschaalde wereldse genot, die jullie ziel niet het geringste voordeel kan brengen, achter. Want zowel het ene als ook het andere zal door het vervullen van de verlangens sterker in zichzelf worden.
Degene die de wereldse vreugden nastreeft, zal deze in steeds grotere mate begeren. En de geestelijk strevende zal door de verzadiging, daar eveneens een steeds groter verlangen naar krijgen. Doe daarom geen concessies, maar vecht tegen het verlangen in jullie, dat nooit nuttig voor jullie is, maar voor de ziel buitengewoon schadelijk kan zijn. De vreugde van de ziel is aanzienlijk groter dan de vreugden van de wereld ooit voor de mensen kunnen zijn. En een overwinnen van zichzelf levert het mooiste resultaat op. Stralend licht, waarin de ziel zich baadt en een helder schijnsel verspreidt over de donkere weg van het leven op aarde.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0727 Geloof en vertrouwen in God nodig voor de tegenstand – Storm
30 december 1938: Boek 15
Aan de hele wereld zal het bekend gemaakt worden hoe machtig de wil van de Heer is en er zullen steeds meer bewijzen van Zijn werkzaam zijn onder de mensheid zichtbaar worden en getuigenis afleggen van de eeuwig onoverwinnelijke liefde van God. Hoe duidelijker de tekenen, die de Heer de mensen geeft, des te grotere protesten zullen deze oproepen, want de zinnen van de mensheid zijn ver verwijderd van een geestelijk beleven.
Er zijn er maar weinig die in het licht staan en deze weinigen zullen het zwaar te verduren hebben tegen de overmacht van de ongelovigen. En alleen het sterkste geloof en het diepste vertrouwen in God zal hen de kracht geven om zich te verzetten. Maar in de nood is de hulp van God niet ver weg. En jullie zijn immers slechts alleen uiterlijk alleenstaand, maar jullie ziel is niet alleen en dus zijn jullie ook niet onbeschermd aan de pogingen en vijandigheden van de ongelovige medemensen blootgesteld.
Alles wat jullie verontrustend toeschijnt, wat zogezegd tegen jullie gericht is, is zoals een storm, die wel rondom jullie waait, maar jullie niet omver kan werpen, als jullie zelf tegenstand bieden. En de Heer zal nooit toelaten dat de macht van de storm groter is dan jullie weerstand, wanneer jullie Hem maar trouw blijven en in alles, wat jullie omgeeft, de almacht van God herkennen en Hem daarom in vol geloof vertrouwen.
Het gevaar voor jullie ligt immers alleen maar daarin, dat jullie omwille van uiterlijke voordelen de Heer verlaten. De kracht van God blijft in degenen die zulks niet begeren en het maakt hen sterkt tegen alles wat God vijandig gezind is. En er zullen, ter ere van God, steeds nieuwe boden opstaan. Een wonder van goddelijke liefde verbleekt duidelijk, waar de hang naar de wereld dus onmiskenbaar is en alleen degene die de wereld de rug toekeert, zal dit wonder herkennen en het zal hem onnoemelijk gelukkig maken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0733 Het woord van God – Liefde – Waarheid – Wijsheid
3 januari 1939: Boek 15
En degenen, die zich voor de aanname van de woorden van God afsluiten, zullen dwaas zijn. Zij zullen in de nood en in het leed geen troost vinden en elke steun in een moeilijke tijd moeten ontberen. Want als de Heer Zelf met Zijn woord bereid is om jullie alles te geven en jullie slaan geen acht op Zijn gave, dan zullen jullie gebrek moeten lijden en eenzaam en verlaten in het leven staan. Het zuivere woord van God is vanaf het begin het geschenk van de Schepper. Het werd de mensen ten allen tijde van boven toegestuurd. Het was de verbinding van de eeuwige Godheid met de wezens van de aarde. Degene die steeds alleen het woord wilde horen en in de liefde voor God stond, hoorde dit woord. Want wat de mens wil, gebeurt.
De Vader maakt zich door Zijn woord bekend aan degene die naar God verlangt. Het woord is de drager van goddelijke liefde en goddelijke kracht en degene die zich voor de liefde en de kracht van God waardig maakt, hoort dit woord. De liefde van God openbaart zich door het woord aan het mensenkind en tot aan het einde van de wereld zal God Zich in het woord te herkennen geven aan degenen, die Zijn kinderen zijn. Degene die dit woord heeft, is op aarde al zalig en het hemelrijk, de eeuwige gelukzaligheid, is voor degene die volgens het woord van God leeft.
Maar wee degenen die zich verzetten tegen het woord van God. Ze ontberen niet alleen alles wat nodig is voor de zaligheid, maar ze zullen aan het strafgericht ten offer vallen als ze niet op het juiste moment hun onrecht beseffen. Wat de Heer aan de Zijnen geeft, moet voor hen de weg op aarde makkelijker maken en hen middelen en wegen tonen om de weg naar de hemelse Vader terug te vinden. Maar hoe moet jullie, die het woord van God en Zijn voor jullie zichtbaar bewezen genade afwijzen, zulke hulp geboden worden?
De liefde van de Vader spant zich steeds weer in om het mensenkind kennis te geven over zijn aardse opdracht, van de juiste verhouding van het kind tot de Vader en van alle genademiddelen, waarvan de toepassing in korte tijd tot het doel leidt, en steeds weer geeft de Vader Zijn kinderen het woord, opdat ze niet verlaten en van elke hulp gespeend door het leven moeten gaan. En dus zal iedereen, die zijn oor niet afsluit voor deze gave, die van boven komt, in de zegen van het woord van God staan. Maar hongerend en dorstend nemen ze de lafenis in ontvangst, die de Heer met Zijn kracht gezegend heeft.
Hoe leeg is het leven van de mens die niet alles uit het woord van God put. Inzicht, geloof en daaruit liefde voor God en voor de naasten. Als God de Heer Zich zichtbaar openbaart doordat Hij Zijn woord aan de mensheid geeft en de mensen, die van goede wil zijn, van Zijn liefde predikt, dan zal degene, die Zijn woord ter harte neemt en doordrongen is van Zijn liefdesgeest, die uit het woord van God spreekt, ook in de liefde en genade van God staan.
De Heer gaf op ieder moment aan alle generaties en iedereen eeuwig en altijd hetzelfde: de waarheid. Want het woord van God kan, omdat het van God, als de Waarheid Zelf, uitgaat, alleen maar zuivere waarheid zijn. En elke wijsheid moet voor het mensenkind ontsloten worden, omdat de eeuwige Wijsheid Zelf het kind onderwijst. En dus zal degene die steeds het woord van God aanneemt, in de waarheid, de liefde en de wijsheid staan. En het zal tot in alle eeuwigheid blijven bestaan, omdat de liefde, de waarheid en de wijsheid van God niet kunnen vergaan. Maar voor degene die het woord van God afwijst, is eveneens voor onbeperkte tijd alle waarheid, liefde en wijsheid gesloten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0739 Natuurwetten - Verandering en roofbouw op de aarde (3)
9 januari 1939: Boek 15
Verneem daarom de Stem van boven: Het is een riskant spel de natuur te willen trotseren en dat de roofbouw van de aarde te sterk wordt toegepast in gebieden, die het rustige vreedzame volk moeten dienen om hun lichaam te voeden. In een dergelijke omgeving moeten nog niet rijp geworden natuurgeesten in grote getale vrij worden, die zich nu ook zullen uiten. En hun activiteit blijft dan beslist niet voor de omgeving verborgen, maar er bereiden zich vanuit het binnenste der aarde uitbarstingen voor, die juist het werk van zulke vrij geworden geesten zijn.
Een dergelijk gebeuren kan alleen worden begrepen door die mensen, die zich eens proberen voor te stellen, welk een ontzaglijke activiteit zich moet ontwikkelen, wanneer de starre vorm, die in zich geestelijks bevat, plotseling is opgelost en al het geestelijke, dat nooit werkeloos kan blijven, nu tot volle activiteit overgaat, dat deze activiteit zich nu op één of andere manier moet uiten.
De mensen denken er niet aan, dat ze zelf het slachtoffer zijn en dat het werkzaam zijn van de natuurgeesten zich op zo’n manier toont, dat vroeger of later de rust van de mensen erg wordt verstoord door veranderingen in de natuur, die weer de voedselvoorziening van de mensen in twijfel trekken en soms ook voelbaar te herkennen zijn, doordat ze ongunstig inwerken op het gemoed, op de ziel van de mens en zo de mensen, die zulke landstreken bewonen, aan boosaardige invloeden van de vrij geworden onrijpe geestelijke wezens zijn blootgesteld.
Alleen een mens, die in het geestelijke gevorderd is, kan dit werkelijk inzien en beoordelen. De mensen zonder dergelijk weten accepteren al deze verschijnselen met vanzelfsprekendheid en weten niet, dat ze zelf de schuld zijn van de lichamelijk en geestelijk hachelijke toestand, waarin ze zich op aarde bevinden. En dat alleen maar door de grote zucht naar winst, die aanleiding ervoor is, dat men probeert in de aarde binnen te dringen om er zoveel mogelijk schatten aan te onttrekken.
Maar nooit kan een dergelijk streven de instemming van de Schepper vinden. En zo zal een handelen tegen Zijn Wil en tegen de natuurwetten zeker ook een omvorming van de aarde tot stand brengen, die zich niet gunstig doet gevoelen voor de mensen en nog veel minder voor hun ziel. Want tegen de natuurwetten moet de mens niet strijden, wil hij geen schade lijden aan lichaam en ziel.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0743 Helderziende zijn
12 januari 1939: Boek 15
Niets in de wereld evenaart het zalige gevoel dat de aanwezigheid van de Heer in het hart teweegbrengt en op geen enkele manier is het gevoel van tevoren te verklaren of te beschrijven. En daarom moet jij, Mijn kind, je beheersen en steeds alleen gelovig wachten op het moment, waarop Ik in jouw woning intrek wil nemen. Laat daarom jouw gedachten keer op keer weer naar jouw Heiland zwerven. Hoe meer jij met vurig verlangen naar deze van tijd van gelukzaligheid uitkijkt, des te eerder zal jou vervulling gegeven worden en jouw ziel zal in het rijk van de eeuwige vrede een vooruitziende blik mogen werpen.
Als jij het moment van de vereniging met Mij op aarde beleeft, dan ervaart jouw hart de gelukzaligheid in zo’n overvloed, dat jij voor korte tijd aan de aarde ontrukt bent en dan vloeit Mijn geest in jou over en verlicht jou en vanaf dat moment valt jou het geschenk ten deel om alle dingen, die anders voor de aardse ogen verborgen zijn, helder en duidelijk te zien. Ja, het zal jou zelfs geopenbaard worden welk lot nog voor de aarde weggelegd is. Jij zult ook de geestelijke toestand van de mensen herkennen en hun gedachten kunnen lezen. En dit zal voor jou van groot voordeel zijn in de momenten van verdrukking, die de wereld jou graag wil bezorgen.
Maar als jij hun ware bedoelingen kunt doorzien, zal je steeds het juiste doen om hun bedoelingen tegen te gaan. En zo is jouw werkzaam zijn pas dan in zijn volle omvang te zien, wanneer jouw kracht buitengewoon werkzaam is, dat wil zeggen, wanneer Ik Zelf door jou kan werken, als jij Mij met volledige wil het recht verleent om van jouw lichaam bezit te nemen en jij je volkomen aan Mijn wil onderwerpt. Pas de diepe liefde voor Mij zal de eigen wil stil laten worden en zich geheel en al aan Mij laten wijden en al het werkzaam zijn aan Mij overlaten. En dan werkt Mijn kracht in jou en door jou tot zegen van de mensheid, voor de redding van talloze wezens uit de diepste nacht.
En deze tijd is niet ver meer weg. Want ook de tijd voor jouw missie komt steeds dichterbij en als jij Mij trouw wil dienen, streef dan naar geestelijke volmaaktheid, en vraag om geestelijke volmaaktheid, opdat Ik in een gereinigd hart ontvangen wordt en dit hoogste geluk en zaligheid gereed kan maken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0751 Bescherming van de waarheid door geestelijke krachten bij het opnemen
22 januari 1939: Boek 15
Voortaan zou jou alleen bekendmakingen toegestuurd moeten worden over zaken, die jouw geest, krachtens zijn uitgangspunt uit God, herkent, die jou echter als mens vreemd zijn, zodat ook jouw laatste twijfels zullen verdwijnen, want degene die volgens de zuivere waarheid probeert te leven, is ook voorbestemd om deze te ontvangen en aan de wereld verder te geven.
De soort opnames zijn bij elke ontvanger verschillend. Menige onderzoekende vragen worden bedacht, waarbij hem veel gelegen is aan de beantwoording daarvan en niet zelden werd er al een eigen mening gevormd, die zich dan bij de mens naar voren dringt en zich met hetgeen van boven ontvangen wordt, verbindt. Maar nooit wordt van boven, dat wil zeggen van geestelijke zijde, toegelaten, dat de leringen volledig verkeerd opgenomen worden, zodat jouw gedachten in dit opzicht ongegrond zijn. Want de Heer houdt rekening met de wil om lief te hebben van de schrijvende dienaar en degene die Hem in alle waarheid dienen wil, wordt ook door Hem beschermd.
Voor het mensenkind bestaat er, zolang het in bepaalde vormen en leringen verstrikt is of er kennis van heeft, altijd een zeker gevaar dat het in de eeuwige waarheid binnen wil dringen. De waarheid zal veel gemakkelijker daar onderwezen kunnen worden, waar het denken van de mens net zo is als een onbeschreven blad. Waar niet velerlei kennis en verschillende leringen het opnemen van de zuivere leer van God verhinderen of moeilijker maken, want er zijn vaak de eigen gedachten van die laatste werkzaam, wanneer deze zich niet geheel aan de goddelijke wil overgeeft.
En ontvang dus nu de opheldering, dat elke geest uit God een geweldige kracht uit God bezit, wanneer het lichaam, de materie, hem vrijheid verleent. Het is volkomen onmogelijk, dat degene, die in zichzelf toch waarheid is, zich in een leugen laat verstrikken. Zijn kracht is zo groot, dat hij elk onrechtvaardig en verkeerd denken afscheidt. Dat het kind, dat bereidwillig is om te schrijven, dus in de waarheid wil blijven, elk vals en onjuist woord als zodanig ervaart, terwijl de waarheid tijdens het schrijven evenzeer als zodanig herkenbaar voor hem is en het door zijn wil begrepen wordt en daarom kan aan elke bekendmaking een volledig geloof geschonken worden, zolang het mensenkind deze ontvangt met de bedoeling om alleen God en zodoende de eeuwige waarheid te dienen.
Bij de geringste twijfel tijdens het opnemen, is alleen het bevel van de Heer voldoende en het denken van het mensenkind wordt gezuiverd en alleen op het ontvangen van de waarheid ingesteld. Dat wil zeggen dat de vrienden uit het hiernamaals met grotere kracht op de gedachten van de schrijver inwerken en zo zijn werk behoedt voor dwaling en onwaarheid. En in zo’n zekere bescherming zal het werk doorgaan tot nut en zegen van de mens, voor wie de Heer de ware leer weer toegankelijk wil maken en daarom ook niet toe zal laten, dat onedele krachten op dezelfde manier hieraan werkzaam zijn.
Maar als alleen de krachten in het hiernamaals en op aarde, die God willen dienen, toegelaten zijn, dan is daarmee al de zekerheid gegeven, want het goede geestelijke heeft werkelijk nog de overmacht en laat geen slechte krachten toe in de kring, die jou de leringen doorgeeft. Daarom mag jij gerust ontvangen en op ongewijzigde manier jouw Schepper en daardoor ook jouw medemensen dienen, want de zuivere waarheid moet gegeven worden aan degenen, die van goede wil zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0757 Inspanningen van de leerkrachten van de andere zijde
25 januari 1939: Boek 16
Hoe beklagenswaardig zijn toch de mensen die het niet in willen zien. En wat een genade raken ze kwijt. Maar in tijden van nood ontbreekt hen de vaste steun, om welke reden ook al hun denken louter op het waarborgen van het aardse leven gericht is, om van alle nood bevrijd te zijn. Maar ook hun uur zal komen, want ze kunnen alleen maar slagen voor de levensproef, door de weerstand te overwinnen, die aan een mensenkind geboden moet worden, als zijn leven op aarde nuttig moet zijn voor de ziel. Probeer daarom te zwijgen, wanneer het begrip voor geestelijke waarheden nog niet beschikbaar is, en ontvang nu:
De zuivere geesten onderrichten de mensen in verschillende vormen. Waar een directe verbinding vanuit het hiernamaals naar de aarde mogelijk is, laat zich een geregeld onderricht plaatsvinden en kunnen de wijsheden zo aangeboden worden, dat ze elk gebied aanroeren. Er kan een planmatige scholing beginnen, die het mensenkind, al naar bekwaamheid om op te nemen, inleidt in alle kennis. Een naar waarheid verlangend mens zal in de volste waarheid onderricht kunnen worden, daar de geestelijke leerkrachten zich eraan gelegen laten liggen om geestelijke kennis in alle volheid door te geven.
Maar er verblijven in de nabijheid van elk mens op aarde ook geestelijke wezens, die kennis hebben en die proberen op de gedachten van deze mensen in te werken en op deze manier het innerlijke leven te bevorderen. De gedachten van degene, die in zichzelf de drang voelt om zijn gedachten een bepaalde richting te geven, of zich met het eigenlijke doel van het leven bezighoudt, worden geleid of beïnvloed door zulke werkzame geestelijke wezens, die zich over de zoekende of dwalende zielen ontfermen.
Niet één mens blijft volledig vrij van invloed van geestelijke zijde. Alleen is het succes van deze wezens niet altijd hetzelfde en niet altijd bevredigend, want vaak stuiten ze op echt zware tegenstand, en wel daar, waar de materie de mensen nog te zeer gebonden houdt en die van een buiten de materiële wereld liggende geestelijke wereld niets weten wil. Daar zal elke opdoemende gedachte over een geestelijke bestemming op aarde onmiddellijk verworpen worden, want dat bevalt de volledig materieel ingestelde mens absoluut niet. En juist zulke mensen hebben een opheldering dringend nodig. En de geestelijke wezens die willen onderwijzen, bereiken vaak niets en moeten met het grootste geduld steeds weer proberen om de mensen anders te leren denken en ze zo voor hun influisteringen toegankelijk te maken.
Het is de wil van de hemelse Vader, dat de mensenkinderen elke hulp van boven toekomt om aan de geestelijke vervlakking van de mensen een einde te maken. En er zullen daarom, met het oog op de geestelijke achterstand, die zich van dag tot dag duidelijker openbaart, middelen gebruikt worden die succes op moeten leveren en die de instemming van de goddelijke Schepper hebben.
Degene, die de komende tijd oplet, zal buitengewone verschijnselen opvallen, die zich steeds vaker herhalen om de gedachten van de mensen onwillekeurig naar bovenaardse zaken te leiden. Zulke verschijnselen treden steeds dan op, wanneer er een geweldige geestelijke schok aan voorafgegaan is. De mensen zullen zich met zaken bezig houden, die voor hen niet verklaarbaar zijn en die verklaring dan in het bovenaardse zoeken en met de juiste wil ook zullen vinden.
Want de Heer probeert om iedereen redding te brengen en dit op verschillende manieren. Sla daarom acht op alles, wat tot kennis kan leiden. Dit zijn steeds alleen de inspanningen van jullie vrienden in het hiernamaals, die om jullie zielenheil bezorgd zijn en die jullie graag helpend bij zouden willen staan gedurende de tijd waarin jullie nog dwalend en onwetend zijn. Bij degene, die zich niet met grote hardnekkigheid verzet tegen de hulp van boven, zal elk gebeuren inzicht geven en heel nuttig zijn als het zijn wil is om tot de waarheid te geraken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0761 Kinderlijk vertrouwen - "Kom allen tot Mij"
27 januari 1939: Boek 16
Word als kinderen en verwerf daardoor ook het recht als een onmondig kind aan de hand te worden geleid, en uw weg zal waarlijk de juiste zijn. Een ongekend gevoel van geborgenheid doet u het leven gemakkelijker verdragen en als u zich vol vertrouwen aan de Heer en Heiland toevertrouwt, zal u niets ontbreken. Want lieflijk zijn Zijn woorden: "Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, Ik wil u verkwikken". Wanneer de Heer zelf u deze belofte geeft, dan zult u in leed alleen maar aan de Heer hoeven denken en Hij zal u helpen het te dragen, want Zijn kinderen verlaat Hij niet. Neem deze woorden goed ter harte, want de zware tijd op aarde ligt nog voor u. En wie zich dan niet vol vertrouwen aan de goddelijke Heiland overgeeft, zal onuitsprekelijk zwaar moeten strijden. De werkelijke troost is te allen tijde Zijn woord, in liefde door Hem aan de mensen op aarde gegeven. En wie zich hieraan houdt zal wonderbaarlijk gesterkt het zware leed op aarde kunnen verdragen, want Zijn woord is tegelijk kracht en sterkte voor het bange hart. En vergeet het gebed niet.
Breng al uw zorgen en nood bij de Vader in de hemel, opdat Hij u tijdig hulp zal zenden. Wie dan ook de weg naar de Vader vindt, hij zal niet tevergeefs aankloppen en steeds zal zijn verzoek worden ingewilligd, wanneer dit in alle innigheid naar Hem wordt opgezonden. En wanneer alles rondom u zal wankelen, sta dan stevig en houd u vast aan het woord van de Heer, dat Hij de zijnen zal beschermen in alle gevaren van lichaam en ziel.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0769 Omgevormd woord – Graad van welbehagen – Kennis van de waarheid
6 februari 1939: Boek 16
Weet dan, dat jullie allemaal van dezelfde geest zijn. Weet, dat de hand van de Vader jullie leidt en dat de Vader zich naar iedereen buigt, die er naar verlangt om Hem te horen. Daarom zullen er ook allerlei openbaringen aangetroffen worden, die allemaal hetzelfde tot uitdrukking brengen en die naar hetzelfde doel moeten leiden. Als de Vader de kinderen op aarde nu op verschillende manieren bedenkt, dan is toch dezelfde wil te herkennen, want Hij geeft steeds louter de zuivere waarheid, als de ontvanger de waarheid verlangt en de openbaring waardig blijkt te zijn. Het is als een schijnen in verschillende lichtsterktes.
De gaven van boven kunnen in een gemakkelijk te begrijpen vorm aangeboden worden en toch kan het niet goed herkend worden, wanneer de ontvanger het woord van de Heer in een andere vorm weergeeft. Er zijn zoveel voorbeelden van voorhanden, waar het de mens bevalt om op de meest ingewikkelde manier die mogelijk is, te spreken, en daarmee zo een in alle eenvoud en duidelijkheid ontvangen geestelijk beeld in een versierde vorm weergeeft. De mensen proberen zich met geleerdheid te verfraaien en halen al hun wijsheid tevoorschijn, ofschoon het ontvangen woord van boven toch alles precies uitdrukt en geen verbetering nodig heeft.
Dan is het heel goed te begrijpen, als de mens nu de voor hem onbegrijpelijk lijkende leringen afwijst. De mens wordt toch vaak het extra mensenwerk gewaar en wijst het dan af, terwijl het zuivere woord van God door zijn eenvoudige vorm vaak ingang vindt in het aanvankelijk tegenstrevende mensenhart, omdat in dit woord ook de kracht van God zit. De leringen zijn steeds in dezelfde waarheid aangeboden, maar de waarheid moest nog nadrukkelijker op de mensen inwerken en werd voor dit doel van menselijke opsmuk voorzien, wat de zaak alleen maar schaadt, maar nooit nuttig kan zijn.
Laat jullie gezegd zijn: Wendt jullie opmerkzaamheid naar het eenvoudige, onopgesmukte woord toe. Jullie moeten alles met het hart en met het verstand kunnen begrijpen. Jullie moeten je ook goed voelen, wanneer de woorden van de Heer in jullie oren klinken. Jullie zullen aan de graad van jullie welbehagen de waarheid van hetgeen vernomen is, kunnen opmaken, want de Heer wil immers door Zijn woord in de harten van de mensen binnendringen. Daarom zal Hij zich nooit van een vorm bedienen die op zich al weerstand oproept en die voor het mensenkind onaannemelijk lijkt. Degene die de waarheid verlangt, zal deze ook herkennen. En de waarheid wordt altijd wel in de vorm van boven aangeboden, zodat het mensenkind daar geen aanstoot aan kan nemen, maar dat het dat kind altijd aangenaam raakt.
Sla acht op de stem van het hart. Deze zal precies het ware woord van God weten te onderscheiden van een later omgevormd, voor de mensen moeilijk te begrijpen woord, dat eveneens uit dezelfde bron gekomen moet zijn. God beschermt altijd degenen, die in de waarheid willen blijven en geeft hun inzicht in elke kwestie. Hij scherpt hun beoordelingsvermogen en hun rechtvaardigheidsgevoel en dus zal het mensenkind altijd de juiste weg vinden, wanneer het in een situatie komt om een besluit te moeten nemen tussen verschillende wegen. Want een ieder die naar Hem en de waarheid verlangt, is van Zijn bescherming verzekerd.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0773 (Lezing Jakob Böhme) Antwoord?
12 februari 1939: Boek 16
Laat jouw geest zich verheffen en hoor de woorden van boven: Het is een onbeschrijflijke dwaasheid om de zegen van de gaven van de Heer niet te benutten en dus voor de tijd op aarde vergeefs te zoeken en in het duister te tasten. En toch is het zo buitengewoon belangrijk, dat het contact met de Heer en Heiland juist innig tot stand gebracht wordt. Maar dit gebeurt niet, wanneer de mensen niet tastbaar en voelbaar de nabijheid van de Heer gewaarworden. Wat de mensen nu begrijpelijk gemaakt moet worden, is dat ze de Heer niet in de verte zoeken, dat ze Hem niet zo ver buiten hun hart moeten zoeken, maar Hij zal steeds dichter bij hen zijn, hoe rustelozer en inniger ze het nastreven om dichter bij Hem te komen.
Elk tijdperk heeft haar verschijnselen. Zo is het in deze tijd opvallend, dat de mensen talloze mogelijkheden geboden kunnen worden, waardoor aan het verduisterde gemoed licht gebracht kan worden. En toch is de gedachtegang van de mensen een volledig innerlijke, dat wil zeggen, dat ze wel het juiste begeren, maar dat ze het niet aannemen, zoals het hen geboden wordt, omdat het hen te eenvoudig lijkt en de mens niet durft te geloven, dat de Heer Zich ten allen tijde met dezelfde liefde naar Zijn kinderen wendt.
Wie oren heeft om te horen, die hore. Maar sluiten jullie je niet krampachtig af om klanken in de verte waar te nemen, terwijl het liefelijk in de nabijheid klinkt, waar de magische hoorn van goddelijke liefde graag de genade in alle overvloed over jullie uit zou willen storten. Begrijp met het hart, wat jullie verstandsmatig al doorgrond hebben en wees niet bezorgd, dat jullie je van de ware kennis zouden kunnen verwijderen. Wat tot dusver voor jullie verborgen bleef, wat jullie nog niet aan je eigen lichaam gewaarworden, dat zal voor jullie het leven verwerven. Jullie zullen pas in de echte waarheid geleid worden, als jullie je tegenstand opgeven. Want de gave van de Heer moet geheel erkend en opgenomen worden, opdat jullie allemaal in het licht staan en jullie werk in de toekomst een zegenrijke zal zijn.
En hoe inniger jullie je met de Heer verbinden, des te levender zullen jullie worden. De geest zal zich nu pas ontplooien en nieuwe voeding zoeken en deze zal jullie in overvloed geboden worden, want de Heer wil, dat Zijn kinderen er vurig naar verlangen om nu ook in alle liefde voor hen te kunnen zorgen. De Heer wil jullie de wenk geven om je in Zijn licht en Zijn genade te koesteren. Jullie zullen mogen putten uit de eeuwige bron. Jullie zullen deel hebben aan de goddelijke genade en je te midden van de wereld op de berg van inzicht bevinden en jullie zullen je goed voelen in de goddelijke goedgunstigheid van de Vader.
Waar jullie steeds alleen naar verlangen, zullen jullie in alle overvloed bezitten: geestelijke kennis en innerlijke beleving. Maar wat vandaag nog dood en niet opgewekt in jullie sluimert, moet levend zijn. De goddelijke geest verlangt naar bevrijding, maar jullie houden hem gekneveld wanneer jullie alleen maar onderzoeken en jullie niet blij en in volle liefde aan de Vader in de hemel in bezit geven. Luister aandachtig naar Zijn stem, die jullie lokt en jullie liefdevol te kennen geeft, hoe jullie de Zijnen kunnen worden en jullie worstelen op aarde zal niet tevergeefs zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0787 Weg van de ziel voor haar bestaan op aarde - Leer van de herbelichaming
25 februari 1939: Boek 16
Breng u de Grootte en Almacht van God voor de geest en u zult dan pas de onmetelijke Liefde kunnen begrijpen, die u, mensenkinderen, omvat, dat elk nog zo klein levend wezen zich in voortdurende hoede van de hemelse Vader bevindt en nooit meer verloren kan gaan, want de Liefde Gods heeft ontelbare middelen en manieren om ook het meest onwaardige - zich bewust tegen de Wil van God verzettende - wezen, toch nog op de weg van het inzicht te leiden, al is het ook na onuitsprekelijk lange tijd. Steeds worden het wezen weer nieuwe omhullingen toegewezen en steeds weer is de ontwikelingsgang ervan door zo vele weerstanden een nieuwe gelegenheid om rijp te worden. Een zo groot mogelijke geestelijke rijpheid in het aardse leven te verkrijgen is evenwel voor de ziel uiterst winstgevend, want de strijd in het aardse leven is op zich wel zwaar en eist veel overwinning, volharding en arbeid, maar er zijn wederom juist in het aardse leven het wezen overvloedig voordelen geboden, die een rijp worden al in naar verhouding korte tijd mogelijk maken. Maar waar de wil van de mens zich erg afwerend opstelt tegenover de hem geboden faciliteiten, is een vervolmaken in twijfel te trekken, ja vaak eerder een teruggang te melden.
Nu is de Liefde van de Vader in de Hemel er steeds weer op bedacht, het wezen naar zijn laatste bestemming te voeren, en wel wordt de ziel nu ook in het hiernamaals gelegenheid geboden, aan haar vervolmaking te werken en op te klimmen in de staat, die een zich losmaken van alle materie tot gevolg heeft. Dit is een erg moeilijke onderneming in een wereld, waarin al het tastbare alleen in de verbeelding van het wezen bestaat, waarin de ziel als het ware nog verstrikt is in alle begeerten en wereldse lusten, waarin ze aan alle aanvechtingen van dat soort is blootgesteld en zich daar niet door eigen kracht uit kan bevrijden, waarin alle begeerten, die in het aardse leven tot vervulling van het aardse verlangen bijdroegen, nu tot kwelling worden, omdat er niet meer aan voldaan kan worden en ze de ziel deze kwellende toestand zo lang bereiden, tot ze zich er bewust van afkeert en een verlangen naar zuiver geestelijk genot bemerkt. Aan zo’n verlangen zal direkt gevolg worden gegeven door de in liefde werkzame, meer volmaakte geestelijke wezens, die er alles aan doen een ongelukkige ziel van haar toestand te bevrijden. De hulp wordt de ziel dadelijk verleend, alleen moet slechts haar wil aktief geworden zijn en zich afkeren van datgene, wat haar nog met de aarde en het wereldse verlangen verbindt.
Waar en hoe dit omvormen van het wezen geschiedt, is voor de mensen nog steeds aanleiding geweest tot geschilpunten, de herbelichaming op aarde betreffend. Zo moet het voor u voldoende zijn, te weten, dat wel oneindige tijden voorbijgaan en ontelbare omhullingen in de meest verschillende vorm uw ziel hebben omsloten; dat al deze levende wezens door Gods Wil verblijf namen in, op en boven de aarde, toch steeds in nauwste verbinding staand met de - juist met het doel van het rijp worden bestaande - aarde, dat het laatste stadium als mens eveneens alleen op de aarde kan worden doorgemaakt; dat echter met het verlaten van het aardse lichaam de ziel in een voortaan van de aarde volledig onafhankelijk rijk overgaat, het doet er niet toe welke toestand van rijpheid de ziel op aarde heeft bereikt. Voor haar verdere ontwikkeling zijn er de meest ondenkbare gelegenheden ook buiten deze aarde en heeft de ziel eens haar lichamelijke aardse omhulling verlaten en heeft het duizenden jaren durende verblijf op de aarde haar niet de uiteindelijke rijpheid gebracht, dan begint er in het hiernamaals een zo onnoemelijk zwaar worstelen, dat het worstelen in het aardse leven ver overtreft en een hernieuwde belichaming op de aarde zou ongeveer hetzelfde zijn, als wanneer de Vader tegenover een onmondig kind, dat weigert Hem te gehoorzamen, steeds en steeds weer clementie betracht, in plaats van het op een strenge school te doen, die het het verkeerde van zijn handelen laat inzien.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0797 Lucifer – Strijd en overwinning
5 maart 1939: Boek 16
Verenig jullie, mensen op aarde, en zing lof tot de Schepper en Behouder van het gehele heelal en alle schepselen. Zijn almacht en Zijn wijsheid zijn onbegrensd. Wat Hij laat ontstaan, blijft bestaan tot in alle eeuwigheid en wat door Zijn liefde voortgebracht is, blijft eeuwig in deze liefde. Zo heeft Hij uit liefde tot vreugde van Zichzelf de mensen, engelen en wezens geschapen als aan Hem gelijke wezens.
Zijn plan was om een aan Hem gelijkwaardig geestelijk iets naast Zich te plaatsen, die net als Hem zou moeten scheppen en kracht uitstralen in het heelal. Maar dat geschapen wezen, ofschoon oerkracht in zichzelf, was in zekere zin uit deze oerkracht voortgekomen en zonderde zich nu af als volledig zelfstandig wezen.
In zijn overvloed aan kracht voelde hij zich zo buitengewoon sterk en machtig, dat hij in zijn machtsbewustzijn arrogant werd en geen grens vond tussen Schepper en schepsel. Door de liefde van God was dezelfde macht hem eigen, en de wil om te heersen ontwaakte in hem en werd sterker en sterker. Het vond geen tegenstand in de almacht van God, want het was immers een vrij, aan God gelijk, wezen, dat Hij nooit aan Zijn dwang ondergeschikt wilde maken.
Het moest aan het hoofd staan van de goddelijke schepping en in de hoogste volmaaktheid het zichtbare product van de goddelijke wil om te scheppen zijn. Het wezen zijnerzijds had genoeg machtsvolkomenheid om vanuit zichzelf de schepping tot leven te brengen en het benutte deze macht en schiep eveneens een groot aantal geestelijke wezens. Vele van deze geschapen wezens erkenden de eeuwige Godheid niet als hun Heer en Meester, maar ze probeerden, net als hun geestelijke verwekker Lucifer, in verzet te komen tegen de goddelijke Schepper. En omdat zijn macht buitengewoon groot was en van God uit aan de vrije wil geen grenzen gesteld waren, begon nu een zware worsteling van alle geestelijke krachten, die vanaf het begin af aan, aan de Schepper onderworpen waren en deze door God in het bestaan geroepen hoogmoedig geworden tegenstander.
Dit is een enorme strijd, omdat door beide zijden met verschillende middelen gestreden wordt. Met eindeloze liefde probeert de Vader van het heelal Zijn afvallig geworden wezens terug te winnen, maar de tegenstander strijdt met haat en valsheid. En omdat de vrije wil van het wezen doorslaggevend is, omdat deze net zo’n grote rol speelde bij de afval van de wezens van God, is deze strijd een uiterst ongelijke. Maar het geduld en de liefde van God kennen geen grenzen. Ze vinden steeds weer middelen en wegen om door liefde de afvalligen terug te winnen en ofschoon deze strijd ook eeuwigheden duurt, hij zal niet tevergeefs gevoerd worden. En de almacht, liefde en wijsheid van God zal het grote werk toch gelukken, zodat de vereniging van alle geesten uit God plaats zal vinden en het laatste wezen definitief uit de macht van de tegenstander verlost is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0809 Gods bescherming van de strijders voor Zijn woord
13 maart 1939: Boek 17
Degene, die Mij op aarde navolgt, is Mijn liefde waard en in de geborgenheid van Mijn liefde voltrekt zich zijn hele leven. Wat hem lichtjes aan leed en zorgen aanraakt, is alleen maar een teken van Mijn onveranderlijke liefde. Het is het middel om zijn hart nog dichter bij Mij te brengen, want in alle nood en ellende vlucht hij dan naar Mij. Zie, de Mijnen zijn sterk van geest, ze kennen geen zwakte in het geloof, ze staan stevig en niets doet hen wankelen. En zo moet ook jij, Mijn kind, in het geloof staan en op aarde voor Mij een vaste steunpilaar worden.
Pas wanneer het hart Mijn waarheden volledig opgenomen heeft, is het geloof niet meer aan het wankelen te brengen. Degene, die in het geloof leeft, onderhoudt ook Mijn geboden. Degene, die Mijn geboden onderhoudt, bevindt zich weer in de liefde. Degene, die van de liefde doordrongen is, voelt Mijn geest in zich, want Ik Zelf ben in de liefde bij hem. En degene die Mijn geest heeft, is Mij onvermijdelijk en voor eeuwig toegedaan en kan dus ook niet meer aan het wankelen gebracht worden of aan de lichtste twijfel onderhevig zijn.
En zijn moed zal daarom groeien, want hij zal alles kunnen verdedigen. Hij zal Mijn woord kunnen verkondigen, want hij staat immers in diep geloof in Mij en Mijn liefde. Hij zal sterk zijn in de geest en dit zal hem zijn ambt op aarde ook laten vervullen, want als Mijn volgeling en Mijn dienaar wordt hem Mijn bijstand steeds verleend. De drukkende last van het lichaam zal hem niet meer knellen en daarom zal het lichaam ook niet meer in die mate lijden, als dat het er de schijn van heeft.
Want Ik sterkt de ziel, opdat ze geen acht slaat op het lijden en steeds alleen maar aan de Heer en Zijn lijden op aarde denkt. Dit geeft de ziel kracht in overvloed en als de mens moeilijkheden ten deel valt, ter wille van die mens, zal zijn geestestoestand helpen alle leed te verminderen, en Mijn hulp zal hem, die Mij in zijn hart draagt, steeds te wachten staan. En sla dus acht op het volgende: Degene, die zich aan Mij overgeeft om Mijn medewerker te zijn in de harde strijd om de zielen, kan zich ook steeds door Mij beschermd weten. Want Mijn macht is zo groot, dat Ik elk leed af kan wenden en Ik weet ook alles, wat jou bedrukt.
Ik wil je helpen om sterk te worden in de geest. Als je immers Mijn liefde voor jou zult beseffen, zal ook iedere twijfel verdwijnen. Dan sta je midden in de strijd, maar vol kracht en moed en je strijdt voor Mij en Mijn naam, voor Mijn woord. En Mijn liefde zal jou zegenen en je bijstaan, zodat je steeds weerstand kan bieden tegen alle vijandelijkheden, die je weliswaar van buiten bedreigen, maar jouw hart niet beroeren en jou daarom ook niet kunnen doen wankelen. Want Mijn liefde begeleidt je voortdurend en in deze liefde zul je goed beschermd door het leven gaan.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0811 Geloof – Verdedigingswal – Goddelijke preek
14 maart 1939: Boek 17
En jullie moeten de stem van de Hoogste horen en jullie moeten je er bewust van zijn, dat er geen andere weg tot de Vader leidt, dan dat jullie Zijn geboden houden en de liefde oefenen. En als jullie Hem gehoorzamen, zijn jullie Hem ook in liefde toegedaan. Zijn wil wordt dan door jullie vervuld en jullie staan dan in Zijn genade.
In een tijd van nood, waar de aarde door geteisterd wordt, hebben jullie het goede houvast, want jullie kennen er Eén, Die bezorgd om jullie is en jullie tegen alle gevaren beschermt. Want als je vast en zonder twijfel gelooft, is dit geloof een verdedigingsmuur tegen alle gevaren voor het lichaam en de ziel. Alleen degene, die zo diep in het geloof staat, dat niets hem ontstellen kan, zal ook van alle gevaren verschoond blijven, want hij geeft zijn leven vol vertrouwen aan de hemelse Vader en staat dus onder goede bescherming, want de Vader verlaat de Zijnen niet.
En zo zal jou vandaag een zichtbaar teken van goddelijke liefde gegeven worden, want jij zal het woord in een goddelijke preek ontvangen: Jullie moeten een heiligdom voor jullie Heer en Heiland bouwen. Jullie moeten een altaar in jullie harten voor Hem oprichten, een woning klaarmaken om de goddelijke Verlosser daarin op te nemen. Jullie moeten alles doen om jullie harten te zuiveren, opdat alleen Hij daar intrek in kan nemen en Hij bij jullie verblijft tot in alle eeuwigheid.
‘Zie dus, jullie, Mijn kinderen op aarde, hoe Ik, jullie Heiland, jullie liefde probeer te winnen. Jullie zijn Mijn schepselen van eeuwigheid af. Jullie zijn geest van Mijn geest, ervoor bestemd om net als Ik te scheppen en tot leven te brengen. Maar jullie zinnen betreft de materie. Jullie verlangen gaat uit naar aardse goederen, eer en roem, en jullie vergeten dat jullie Mijn wezens zijn en jullie wenden je naar de duisternis toe.
Maak jullie los van de wereld, dan zullen jullie herkennen, wat begerenswaardig is. Pas wanneer jullie de wereld opgeven, zullen jullie in veel grotere mate ontvangen, want Ik bereid jullie hemelse, onvergankelijke goederen. Ik wil jullie leven in de eeuwigheid vormen tot onbeschrijfelijk geluk. Ik wil jullie alles geven, wanneer jullie de wereld maar gewillig opgeven om Mijnentwil. Verberg jullie niet voor Mij, zoek Mij, opdat Ik Mij kan laten vinden en benut jullie vrije wil om Mij na te volgen, want het eeuwige Vaderland is bij Mij.
En de ware gelukzaligheid, de ware vrede, vinden jullie alleen bij Mij, Die bereid is om jullie alles te geven en jullie harten voor eeuwig de vrede kan geven. En als jullie Mij gevonden hebben, wil Ik jullie behoeden voor alle aanvallen en verzoekingen van de vijand. Maar jullie moeten je wil aan Mij geven en Mij laten regeren en heersen in jullie harten en jullie zullen onnoemelijk zalig zijn, nu en ook in de eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0821 God is de liefde
21 maart 1939: Boek 17
Blijf de oude leer trouw, die jullie maant om God boven alles lief te hebben en de naasten als jezelf. En verneem zo dan: Niets in de wereld zal het woord van God kunnen vernietigen, want het is door Hem Zelf gegeven en bestaat dus voort tot in alle eeuwigheid. En Zijn woord leert jullie om in de liefde te leven. En als jullie dit gebod vervullen, zullen jullie in het hemelrijk binnengaan. En dus moeten jullie ook Hem, Die de liefde Zelf van eeuwigheid af is, erkennen. Die Zich Zelf uit overgrote liefde voor de mensen ten offer bracht, om hen te verlossen uit de diepste zondenschuld.
En de mensen willen de Zoon van God verloochenen, omdat de liefde niet meer in hun harten woont. Want wie liefheeft, heeft de goddelijke Heiland in zich en zijn hart zal Hem blijmoedig aanvaarden. En in deze bevestigende levensvreugde kan hij niet anders dan ook de naasten liefhebben, want de liefde, die God Zelf is, vervult zijn hart met zo’n kracht, dat alles wat met Hem in aanraking komt, daardoor gegrepen wordt.
De liefde is het grootste wonder. Ze heeft de mensheid van de dood verlost. Ze liet de hele schepping ontstaan. Ze maakt tijdelijk en eeuwig gelukkig. Ze is leven en kracht. Verlangen en vervulling. Ze is de belichaming van al het goddelijke en verbindt hemel en aarde met elkaar. En als jullie, mensen, in de liefde leven, zullen jullie volmaakt worden, zoals de Vader in de hemel volmaakt is, want in de liefde heeft alles zijn oorsprong. Ze gaat van God uit en leidt weer naar God terug. Want God is de eeuwige liefde Zelf.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0839 Misvorming en de zegen ervan
31 maart 1939: Boek 17
Een onvrijwillige maar uiterst heilzame levensbeproeving heeft de mens te doorstaan, wanneer hij door zijn uiterlijke gestalte niet in staat is aan aards genot te hangen, dat wil zeggen: wanneer hem door een of andere handicap de gelegenheid tot onverdeeld levensgenot onthouden is en hij zo noodgedwongen moet afzien van aardse vreugden. Hij is nu weliswaar in groot gevaar in verbittering aan zijn Schepper te denken of Hem zelfs geheel en al af te wijzen, daar hem de wil van een Godheid die naar zijn mening de stervelingen onrechtvaardig met gaven bedeelt, onbegrijpelijk is. Wanneer hij echter ondanks zijn tegenslag een diep geloof heeft, is hem de geestelijke vooruitgang veel eerder mogelijk, omdat het voor hem gemakkelijk wordt, de wereld met haar verlokkingen te weerstaan en hij door het gebrek aan aardse vreugden zich veel meer met geestelijke vraagstukken bezighoudt - die hem veel eerder de staat van rijpheid bezorgen. Zo komen deze mensen vaak in korte tijd tot de juiste opvatting omtrent hun leven. Zij verlangen van het leven niet meer de volkomen vervulling, maar wachten op de tijd die aan hun aards bestaan een einde maakt, ervan overtuigd dat dan pas het ware leven begint en hun aardse levenswandel overeenkomstige gevolgen heeft in het hiernamaals.
En zo heeft dus de gehandicapte mens op aarde een zeker voordeel, omdat voor hem het zich ontzeggen van aardse vreugden bij wijze van spreken gemakkelijker wordt gemaakt dan voor een welgeschapen mens die voortdurend aan de verzoekingen van de wereld is blootgesteld. Maar alleen dan, wanneer hij in dezen zijn aandeel levert, wanneer hij in overgave aan de wil van God, zijn lot dat hem is opgelegd accepteert en hij zijn Schepper dankbaar is dat Hij hem het leven gaf. Is zulk een mens geestelijk actief, dan zal hij ook spoedig de vorm van zijn lichaam niet meer als tegenspoed zien maar het geestelijk leven als een begerenswaardig doel beschouwen. Hij zal alsmaar trachten zijn geestelijke kennis te verrijken en hij zal ook de medemensen liefde schenken en vanwege zijn lot niet mopperen of zelfs tegen God in opstand komen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0853 Het lijden en sterven van Jezus – Uur van de dood
7 april 1939: Boek 17
De ziel lijdt, zoals ze lief heeft. En daarom heeft de Heiland Zijn lijden voor jullie aanschouwelijk gemaakt, en dit uit liefde voor de mensen. Wanneer jullie aan Zijn uur van de dood denken, dan zal jullie hart eveneens diepe pijn gewaarworden, wanneer jullie in liefde voor de Heiland ontbranden en jullie Hem je hart geschonken hebben.
In het martelende uur van de dood was Zijn lichaam aan ondraaglijke pijnen blootgesteld. Hij ervaarde de smaad van de verhoging aan het kruis dubbel, omdat Zijn eigen kinderen Hem aan de martelpaal sloegen en Hem in het gezicht hoonden en bespotten. Er heeft geen tweede mens op aarde dat geleden, wat Jezus op Zijn geheiligde schouders nam uit liefde voor de mensheid. Niemand heeft ook in zo’n foltering zijn aardse leven beëindigd en toch bood de goddelijke Verlosser geen weerstand tegen Zijn lijden en sterven. Hij nam het vrijwillig op Zijn schouders en verwierf daardoor de eeuwige zaligheid voor de mensen.
En zo moeten jullie ook door leed en narigheid gaan, als jullie aan het grote verlossingswerk en zijn zegen deelachtig willen worden. Bedenk, dat jullie ook je zondenschuld aan de Heiland voor moeten leggen. Dat jullie Hem moeten smeken om Zich over jullie zondenschuld te ontfermen. En dan is de Heer in alle liefde en goedertierenheid zo goed om jullie leed af te nemen, alles ver van jullie weg te houden en jullie van de zondenschuld te verlossen, want Zijn goedheid en mildheid zijn onbeschrijfelijk. Hij sluit allen, die bij Hem willen horen en hun lijden in vol vertrouwen aan Hem openbaren, in Zijn liefde in.
Voor hen is Hij een redder uit alle nood. Hij behoedt hen voor allerlei ongemak en Hij verandert alles wat hen bezwaart in de toestand van vrijheid en verlossing. De ziel wordt van haar last verlost en hoopvol en van alle zorgen bevrijd, als het mensenkind zich aan de genade van de Vader in de hemel overgeeft. En het zal niet vergeefs om de hulp van de goddelijke Heiland smeken, als het maar gelovig en met het diepste medeleven aan het uur van het lijden van de Heer denkt en bereid is om al zijn leed berustend in Gods wil te dragen voor de verlossing van de mensheid uit de doodsslaap tot het eeuwige leven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0857 Vervulling van de voorspellingen van de Schrift - Het ontvangen van het Woord
10 april 1939: Boek 17
“Onderzoek in de Geest”, spreekt de Heer “en u zult in de waarheid staan”. Wie kan u wel beter naar de waarheid leiden dan de Heer en Meester Zelf? Het gebeurde door Zijn wil dat de deur naar het geestelijke rijk wijd werd geopend. Hij liet de roep van de aarde weerklinken in het hiernamaals en degenen die toen naar antwoord verlangden, werd het gegeven, want ieders wil die door de Geest te kennen wordt gegeven, wordt vervuld.
Zo begon de nieuwe tijd die zal voortgaan. De Heer heeft op deze tijd gewezen. Hij heeft er melding van gemaakt tijdens Zijn verblijf op aarde. Hij gaf ook de tijd aan waarin het geestelijke verval van de mensheid zou beginnen en grote nood over de aarde zou komen. Hij heeft van alle gebeurtenissen die aan de zware tijd voorafgaan melding gemaakt en ook gewezen op de duidelijke versterking die de zijnen door de hemel wordt geboden, opdat ze niet zonder bescherming en troost in de algemene chaos ten onder zouden gaan.
Als u nu aan de verschijnselen van de huidige tijd aandacht schenkt, zult u ook weten dat de tijd nabij is. U zult echter ook moeten begrijpen dat ook die voorspellingen vervuld moeten worden, die wijzen op de verbinding van de aarde met het hiernamaals en dit alles zal u niet meer zo onwaarschijnlijk voorkomen, als u beseft dat slechts de Schrift wordt vervuld.
De zichtbare hulp die u wordt geboden moet u alleen het geloof teruggeven dat u al hebt verloren. Het geloof in de eeuwige Godheid die zichtbaar en voelbaar onder u vertoeft, herkend door diegenen die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden. Ze moet in u het geloof doen ontstaan aan Zijn onmetelijk grote Liefde, waarmee Hij ieder mensenkind zou willen bedenken als het zich niet tegen deze goddelijke Liefde verzet. En daarom wil Hij Zich openbaren in een vorm die het menselijk denken moet opwekken en die tegelijk getuigenis aflegt van de voortdurende zorg die Zijn mensenkinderen geldt. Wie aan deze bekendmakingen aandacht schenkt, wie ze ontvangt als het dagelijks Brood uit de hemelen, wie deze alleen tot de inhoud van zijn leven laat worden, wie verlangt in de volle waarheid te leven, hem is de Heer te allen tijde nabij. En hij heeft ook nooit te vrezen dat de Heer het schenken van Zijn genaden zou kunnen beperken of ze helemaal opheffen. Het is de Vader in de hemel veel meer welgevallig als het mensenkind naar de Wijsheid uit de hemelen verlangt.
Aan elk geestelijk verlangen zal gevolg worden gegeven en de Heer zegent, die Hem en Zijn Woord begeren. Wie zich tot de hemel voelt aangetrokken, wordt door de Liefde van de Vader vastgepakt deze geeft hem met zorg wat hij nodig heeft voor zijn hoge vlucht: opheldering in alle zaken, raad en hulp, kracht, troost en onophoudelijk genade. En indien de liefde voor de hemelse Vader de drijvende kracht is, wordt het mensenkind spoedig met een weten bedacht, dat hem alle goddelijke scheppingswonderen toereikend verklaart en toch ook buitengewoon gelukkig makend is voor de nog op aarde vertoevende mens die zich de grote genade van de Heer waardig maakt en zijn best doet de dwalende mensheid van het zichtbare werkzaam zijn van God in kennis te stellen. En zo zal voor de naar God verlangende mens ook deze bekendmaking begrijpelijk zijn, terwijl de mens die de goddelijkheid ervan niet erkent, nooit de diepe zin van de Woorden van boven zal begrijpen en daarom een dergelijk verlangen naar de waarheid niet in zich voelt. Want dit is alleen het voorrecht van de mens die zich in alle liefde aan de Vader in de hemel overgeeft, dat hij de Woorden van Liefde van boven ontvangt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0859 Opheldering en onderrichting van boven – Tijd van lijden voor de ongelovige
12 april 1939: Boek 17
Het is een bijzonder voorrecht, die de Heer de mensenkinderen ten deel laat vallen, dat ze onophoudelijk verwaardigd zijn om voortdurend in Zijn woorden, leringen die de eeuwigheid betreffen, onderwezen te worden. Niet het aardse leven op zich is van belang, maar zoals het benut wordt voor de eeuwigheid. Alleen dat is het waard om acht op te slaan.
Maar als de mensen nu van boven opheldering gegeven wordt, blijven ze hardleers, want ze nemen de goddelijke leringen eenvoudigweg niet aan als dat, wat ze zijn. En zo wordt met onverantwoordelijke lichtzinnigheid het leven op aarde louter in aardse zin benut, nauwelijks denkend aan de eeuwigheid. Er wordt te veel aandacht geschonken aan de aarde en om deze reden worden er verbindingen aangeknoopt, die juist het tegendeel beogen, dan de innige aaneensluiting van geestverwante zielen. Er worden maatregelen getroffen, die een grote omwenteling op geestelijk gebied tot gevolg hebben.
Wanneer iedereen, die instinctmatig naar de leer over een hoger wezen neigt, het gevaar, waar de mensheid op afstevent, goed zou beseffen, dan zou spoedig alle goddelijke wijsheid begerenswaardig zijn, en men zou deze overal, waar deze wijsheid de mensheid geboden wordt, opnemen. Maar als nu al het denkbare ondernomen wordt om onder de mensheid elk geloof uit te roeien, en er steeds weer op gewezen wordt, dat alleen maar weinigen verstandsmatig de diepste kennis kunnen doorgronden, zal spoedig een dergelijke geestelijke leegte onder de mensen verbreid zijn. En niets zal in staat zijn om de geestelijke nood op aarde te verlichten, want men zal de opnamen, die zuiver geestelijke goederen zijn, weglachen en honen. Men zal ze als volkomen onwaarschijnlijk niet eerst willen onderzoeken, maar onmiddellijk willen afwijzen met de motivering, dat de mensheid steeds dezelfde weg gegaan is en er van een rechtvaardiging in de zin van overlevering, geen sprake kan zijn.
Nu zal ook voor de ongelovigen in de komende tijd de tijd van lijden beginnen, opdat de mens zich in deze tijd staande houdt en tot God, als enige Schepper van de hemel en de aarde, zijn toevlucht neemt en, als hem het woord van God geboden wordt en hij het opneemt, de geestelijke nood beïnvloed kan worden door de genade van de Heer.
De mens zal in dezelfde verhouding, zoals hij zich wil voltooien, ook het woord van liefde, van troost en de goddelijke barmhartigheid mogen ontvangen, zonder welke hij zijn gang op aarde waarlijk vergeefs zou gaan. Hij zou zich steeds louter willen wijden aan de rust en behaaglijkheid van het dagelijkse leven en hij zou op geen enkele manier de enige zin van het leven kunnen begrijpen, respectievelijk niet in het geringste beantwoorden aan de zin van het leven. En zo zou hij het leven volledig tevergeefs geleefd hebben.
Maar de eindeloze liefde en goedheid van God heeft een evenwicht gecreëerd en Zich erbarmend over de mensheid ontfermd, doordat Hij voor het opnieuw tot leven brengen van Zijn kinderen op aarde zorg draagt. En opnieuw ligt het alleen aan de wil van de afzonderlijke mens om aan deze grote genade deelachtig te worden, want de Heer zou graag iedereen willen helpen. Maar degene, die de hulp nu nog afwijst, kan niet meer geholpen worden, want voor een verstokte zondaar is er niet goed boete te prediken. En als de mens het woord van God niet wil aannemen, dan lijkt hij op de verstokte zondaar, die liever in zijn zondenschuld volhardt, dan de weg van boetedoening in te slaan, als hij er liefdevol opmerkzaam op gemaakt wordt, dat dit de enige weg naar het eeuwige leven is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0887 Kracht van het gebed – Kracht van de liefde
27 april 1939: Boek 18
De kracht van het gebed is niet te miskennen, als de mens de weg van de opwaartse ontwikkeling in de kortst mogelijke tijd af wil leggen, want het gebed is het bewuste verbinden met de hemelse Vader. Het gebed is het bewust aanspraak maken op de goddelijke genade. Door het gebed wordt de verhouding met de Vader tot stand gebracht en deemoed, geloof en kinderlijk vertrouwen worden daardoor geuit. En het gebed is de zekerste hulp, want de Heer bedenkt iedereen, die zich in de nood van de ziel biddend tot Hem wendt.
En zo voltooit de mens zijn levensweg op de juiste manier en heeft hij zijn leven op aarde niet nutteloos doorgebracht, want hij vervult zijn opdracht met goddelijke kracht, waarvan hij zich door het gebed altijd bedient. Enerzijds hoort er een volledig vertrouwen op hulp bij om de opdracht op aarde volledig te vervullen, maar anderzijds de wil om zich deze goddelijke hulp waardig te maken. Want degene, die neemt, moet ook geven. Degene, die de hulp van God gebruikt, moet ook door zijn eigen handelen en denken de Vader in de hemel te kennen geven, dat het zijn wil is om Hem te dienen en volgens Zijn wil te leven.
Het gebed, dat uit het hart naar de Vader opstijgt, vraagt steeds de kracht van God, en de ziel zal het dankbaar gewaarworden, wanneer deze kracht het mensenkind in zo’n grote mate toegestuurd wordt, dat het streven naar volmaaktheid gemakkelijk wordt en ook tot succes leidt. Want God geeft onophoudelijk, als zijn gave maar gevraagd wordt. Echter de ziel van degene, die de goddelijke hulp niet nodig heeft, die het zonder genade uit de hemel denkt klaar te spelen, is zwak, omdat de aardse last haar neerdrukt en het haar aan de kracht ontbreekt om zichzelf naar de hoogte te verheffen.
Het is de wil van de Heer dat jullie van deze kracht gebruikmaken, want ze staat jullie onbeperkt ter beschikking, maar jullie kunnen niet van deze kracht voorzien worden, wanneer jullie wil haar afwijst of er niet naar verlangt, omdat jullie niet het gelovige vertrouwen hebben, dat jullie levensweg daardoor buitengewoon succesrijk kan zijn.
En zo zal het worstelen van een mens, die de macht van het gebed niet erkennen wil, ongelofelijk zwaar zijn. En hij kan zich alleen maar door een buitengewone werkzaamheid in liefde vervolmaken. Maar dit is zonder de bewuste verbinding met zijn Schepper een onnoemelijk moeilijke onderneming, want de liefdeskracht in hem moet dus sterk worden en hij moet dus onbewust de kracht van God gebruiken, doordat hij uit eigen beweging dat doet, wat God welgevallig is en daardoor door de Heer gezegend en met Zijn genade bedacht wordt.
Maar wie in de liefde leeft, herkent ook spoedig de Vader. En degene, die de Vader gevonden heeft, zal vol berouw aan de onbenutte tijd denken, waarin zijn ziel door zijn weerstand te weinig kracht bezorgd werd. Want de tijd op aarde is slechts kort en moet op de best mogelijke manier benut worden om de toestand van rijpheid in de kortst mogelijk tijd te bereiken en het leven op aarde eens als lichtwezen te kunnen verlaten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0907 Gebonden wil – Wilsvrijheid
11 mei 1939: Boek 18
Het gehele universum moet aan Mijn wil gehoorzamen en zo leid Ik elke ster en elk zandkorreltje volgens de wet, die van eeuwigheid af bestaat en die uit Mijn wil voortgekomen is en door Mijn almacht en wijsheid tot daad geworden is. Dit is onomstotelijk een feit, waaraan geen ander wezen kan wrikken, want ook elk wezen is aan deze wet onderworpen, omdat het eveneens een door Mij geschapen, voortdurend geleid iets is, dat uit de wil van Mijn liefde voortgekomen is en dus door Mij en Mijn kracht tot leven gebracht. En zo is er geen wezen en niets in het heelal, dat niet Mijn wil in zich draagt en het moet dus met deze wil overeenstemmen.
Slechts bij een bepaalde staat van rijpheid trek Ik Mijn wil wat dat betreft van het wezen weg, zodat Ik hem zijn vrije wil in het handelen en denken laat. Dat Ik wel zijn levensweg bepaal en al het leven en beleven van deze wil zo vorm geef en verbind, dat het bevorderlijk is voor zijn opwaartse ontwikkeling, maar dat Ik hem er volledig van vrijstel, hoe hij zijn innerlijke leven vorm geeft en dus op geen enkele manier bepalend op het wezen inwerk. En dit is van de grootste noodzaak, maar Ik moet jullie ook verklaren om welke reden de overgrote nood in geestelijk opzicht op aarde kon komen en hoe Ik niet dwingend op de wil van de mensen ik kan werken, als de wet van eeuwigheid af niet omver gestoten moet worden.
Slechts de vrije wil kan de laatste verlossing van het wezen bewerkstelligen, anders zou de geest uit God in Zichzelf gekneveld worden en dus tegen Zichzelf woeden. Om dat te begrijpen, moeten jullie in een staat van licht verkeren, want dit is zo overweldigend en dit kan jullie, mensen op aarde, niet volledig begrijpelijk gemaakt worden. Slechts dat ene moet jullie duidelijk worden, namelijk dat het strijden van de mensen op aarde juist zo zwaar en belangrijk is, omdat Ik de vrijheid van de wil in acht moet nemen en dus alleen maar in alle andere gebeurtenissen in kan grijpen om jullie wil zo inschikkelijk te maken dat hij vanzelf Mijn wil binnengaat. En dan is deze gang over de aarde tot zegen voor deze mens.
Maar de mensheid herkent Mijn wil steeds minder en kan daarom ook niet zonder hulp gelaten blijven. En als Ik hun de hulp van boven toe laat komen, wijzen ze het af en laten opnieuw hun wil heersen, zonder zich aan de Mijne te onderwerpen. En het strijden om Mijn kinderen wordt steeds moeilijker, omdat het hen aan liefde ontbreekt. Want waar de liefde is, daar zal ook het inzicht zijn, want daar kan Ik rechtstreeks werken. Diens wil is inschikkelijk en geheel ondergeschikt aan Mij. En daarom zal er geen hindernis opgeworpen worden tegen Mijn werkzaam zijn van boven, want wie Mij zoekt, zal Mij vinden en wie in de liefde werkzaam is, die wordt ook door Mijn liefde en barmhartigheid gegrepen.
De mens voelt zich ten opzichte van Mijn almacht eindeloos klein. Hij gaat deemoedig en smekend de juiste weg, die naar de Vader van het heelal leidt en zijn eigen wil heeft hem door de liefde de verlossing gebracht.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0911 “Mijn rijk is van boven gekomen”
13 mei 1939: Boek 18
En Mijn rijk is van boven gekomen, en de mensheid gelooft het niet. Ze waant zich wetend, maar blijft toch in de diepste duisternis van de geest. En elke poging om haar uit de slaap wakker te schudden, mislukt, want de nacht van de dood houdt de ziel omsloten, en er wordt niet naar de dag met zijn licht verlangd. En alles wijst op de tijd, waar Ik op aarde gewag van gemaakt heb.
En luister dan: Jullie allemaal, die geloven in de geest van de Heer te wandelen, sla acht op het gebeuren in de wereld. Zorg ook niet voor jullie tijdelijk welzijn, maar denk aan de eindeloos lange tijd in de eeuwigheid, die degenen, die op aarde de weg naar Mij niet vonden, het bitterste leed brengt. Aanvaard daarom, wat de wereld jullie wil berokkenen, als jullie daardoor maar de velen, die dwalen, helpend bij kunnen staan. Laat degenen, die dwalen, niet aan het noodlot over, maar probeer hun hulp te bieden, want als jullie in liefde voor Mij wandelen, zullen deze pogingen gezegend zijn. Maar het leed van de aarde moeten jullie gewillig voor Mij, jullie Heiland en Verlosser, op je nemen en dragen.
Want de aarde zal een onvergelijkelijke brandhaard zijn, want overal probeert men zich van Mij te verlossen en is het aardse bezit volop schadeloosstelling voor dat wat men opgeeft. De kostbare tijd op aarde gaat onbenut voor de mensen voorbij en brengt alleen nog maar meer de volledige afval van God, naar Wie ze toch moeten streven. De zon met haar stralen is niet in staat de kou van het hart te doorbreken en eens zal zonder de warme stralen van de zon de toestand kwellend zijn, want wie in de nacht blijft, onttrekt zich aan de weldadige werking van de goddelijke genadezon.
Het leed van de aarde moet een waarschuwing voor jullie zijn. Het moet jullie bekend maken, dat jullie nog in de duisternis wandelen. Het moet voor jullie Mijn liefdevolle waarschuwing zijn om nog op aarde terug te keren van de huidige levenswandel en nog naar het licht te verlangen.
En herken in al het wereldgebeuren het werken van de Godheid, die jullie opmerkzaam wil maken op het naderende einde van deze tijd, op de op komst zijnde reiniging van al het geestelijke. En verlang daarom bewust naar God, jullie Schepper en Verlosser, opdat jullie niet ten prooi vallen aan de eeuwige duisternis. Want het lijden op aarde is slechts van korte duur, maar de kwellingen in het hiernamaals zijn eindeloos.
Het rijk van God is afgedaald en het is niet van deze wereld. Het gaat niet om jullie lichaam, maar alleen om jullie ziel. En dus moeten jullie het ook met de ziel grijpen en niet vragen in hoeverre het bevorderlijk is voor jullie aardse lichaam. Niets, van wat je op dit moment vreugde geeft aan aardse goederen, blijft bestaan. Daarentegen zal het rijk van God onvergankelijk zijn en goed voor degene, die het aanneemt, zoals het tot hem komt. Mijn rijk is niet van deze wereld en kan daarom ook niet met lichamelijke ogen gezien worden. Maar voor jullie is het mogelijk om het met de geest te vatten en geestelijk zullen jullie ook de zaligheden waarnemen en de waarheid herkennen van wat Ik jullie tijdens Mijn gang over de aarde bekend gemaakt heb.
De ontzettende nood op aarde heeft Mij bewogen om de mensenkinderen opnieuw in alle liefde en barmhartigheid te aanvaarden en hen opnieuw dichter bij Mijn rijk te brengen. Maar de macht van de tegenstander heeft de wil om af te wijzen dus sterk aangewakkerd, en de wil van de mens biedt hem geen tegenstand, en hij verkeert toch in het grootste gevaar. En degenen, die dit beseffen, moeten voor Mij werkzaam zijn en vastberaden proberen om licht te brengen bij degenen, die nog in de diepste nacht leven. Zij zullen niets zonder Mijn hulp doen. Deze verzekering van Mij moet hen tot troost zijn en moet tegelijkertijd een aansporing zijn tot steeds actievere arbeid voor Mij, want het zijn Mijn kinderen om wie Ik vrees en naar wie Ik met alle liefde verlang.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0977 De staat van licht
23 juni 1939: Boek 18
Het leven in het hiernamaals in de staat van licht is de mens eveneens onvoorstelbaar. Want het gaat alle aardse vreugden voor meer dan het duizendvoudige te boven, is echter van de hoedanigheid van de aardse vreugden geheel afwijkend en daarom bovenmate gelukkig makend en gelukkig stemmend. En alle fantasie van de mens is niet in staat bij benadering een beeld te ontwerpen dat overeenstemt met de waarheid, want er wachten een volmaakt wezen in die sferen hemelse vreugden, ter vergelijking waarvan niets aards zou kunnen worden aangehaald.
En evenzo is het gevoelsvermogen van de wezens in de staat van licht al het aardse gevoelen overtreffend en kan er daarom op aarde niemand de graad van welbehagen beseffen die de andere wezens beschoren is. Voor de tijd op aarde moet het voor het wezen ook onvoorstelbaar blijven, opdat de mens uit eigen beweging, echter niet ter wille van het loon, de volmaaktheid zal nastreven. Maar een weten van dit niet te begrijpen geluk in het hiernamaals zou alle mensen met grootste ijver ernaar laten streven, maar om waarachtig volmaakt te zijn moet het goede worden gedaan ter wille van het goede en mag het loon niet worden vooropgesteld.
En daarom is het wijs door de hemelse Vader ingericht, de mensen daarover in onwetendheid te laten wat Hij diegenen bereid heeft die Hem liefhebben. Hij wil de liefde van de aardse kinderen bezitten, Hij wil hun Vader zijn en hun liefde belonen op vaderlijke wijze: het kind alles geven wat het Zijne is. Streef er daarom naar ware kinderen van God te worden opdat u allen verrukkingen van de hemel deelachtig zult worden - en u zult mateloos gelukzalig zijn tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1021 Het samenzijn in liefde maakt de aardse weg gemakkelijker
24 juli 1939: Boek 19
De langste weg op aarde is niet zo moeilijk te gaan als de mens die niet alleen hoeft af te leggen, want met zijn tweeën draagt men al het leed en alle zorgen gemakkelijker. Een eenzame reiziger draagt alle last en moeite alleen, hij heeft geen liefhebbend hart waarmee hij zijn zorgen kan delen, niemand die hem steunt als hij dreigt te bezwijken en niemand die hij wederom moed kan inspreken en hem een steun kan zijn op een moeilijk moment. En dit is ook het lot van velen op hun levensreis, dat zij alsmaar hun weg alleen gaan, ofschoon ze door veel mensen omgeven zijn. Zij sluiten zich van de wereld af en wijzen alle troost of goede raad en alle daadwerkelijke hulp af. En zo moeten ze een vermoeiende uitermate lange weg op aarde gaan in voortdurende eenzaamheid.
De natuurwet bindt de mensen aaneen, de natuurwet eist het samenzijn, want ze is toch de grondslag om te bestaan van de schepping en haar levende wezens. Alles in de mens dwingt hem naar een tweede "ik", de mens voelt, volgens zijn natuur, de drang in zich, zich te verbinden met een mens van gelijke aard. In elk mensenhart woont de liefde die zich uiten wil tegenover deze andere. Daarom is de verbinding van man en vrouw onomstotelijk wet - ingesteld door de Wil van de goddelijke Vader ZELF.
Aan elke verbintenis moet echter ook de diepe liefde ten grondslag liggen, ieder moet zich beijveren uit de diepste grond van zijn hart de ander te dienen, alle liefde te bewijzen en een gemeenschap te vormen die geheel beantwoordt aan de goddelijke Wil. Dan zal ook op zo'n verbintenis de zegen van GOD rusten en beiden zullen dan de weg door dit leven gemakkelijker gaan omdat de liefde voor elkaar al het zware helpt dragen, en deze liefde immers ook de zekerheid geeft dat de VADER eveneens tegenwoordig is waar zuivere liefde twee mensen verbindt. Want daar zal dan ook het werkzaam zijn van de eeuwige GODHEID te merken zijn, de zuivere liefde zal de mensen veredelen en hun blik naar boven richten; zij zullen GOD de Heer herkennen krachtens de liefde die in hen werkt, die toch goddelijk is, en vanuit dit besef zullen zij ook de kracht putten alle moeilijkheden in het leven te overwinnen.
Zij gaan hun weg als het ware samen met GOD - zij zijn zich in gelukzalige saamhorigheid bewust geworden dat daar, waar liefde is, óók GOD aanwezig moet zijn, en dit inzicht stemt gelukkig - want de mens weet zich dan geborgen in de trouwe hoede van de VADER.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1103 Het omverwerpen van aardse macht
21 september 1939: Boek 20
Wie de wereld aanleiding geeft om in voortdurende bedreiging te leven, diens geest getuigt niet van liefde die in hem aanwezig moet zijn. Het is veel meer de tol van de boze, die diegene betaalt die onvrede en twistzucht onder de mensen brengt. De liefde en de vrede onder de mensen moet bevorderd worden en allen moeten onderling als broeders zijn. In plaats hiervan wordt er bittere vijandschap naar huizen gebracht die vreedzame mensen moeten herbergen, en het is een hele natie onwaardig als de burger van de staat zich geestelijk onvrij voelt. Het is een knechten van diegenen die als broeders moeten worden behandeld, ontoelaatbaar naar de wil van God.
Wie zich aanmatigt verordeningen uit te vaardigen welke de persoonlijke vrijheid beperken en dit weer alleen om een vooropgezet standpunt te kunnen doordrukken, zal heel snel moeten ondervinden dat de boog springt die al te zeer gespannen is, en dat het lot zal omslaan en diegenen zal treffen die geloven het in hun hand te hebben. Aanvankelijk zal weliswaar het succes schijnbaar aan de kant van de wereldlijke macht zijn, echter niet lang. Want alle tijdsverschijnselen wijzen op het einde van die tijd waarin macht voor genade gaat. En blijft het nochtans onuitvoerbaar dat de zwakke tot eer en aanzien komt op aarde, dan is dit met wijze bedoeling door God toegelaten opdat eens openlijk de gerechtigheid Gods, Zijn liefde en Zijn almacht zich openbaart, want Hij zal ingrijpen als de tijd daar is. U zult Hem alleen moeten laten heersen en Hij zal ieder lot zo gestalte geven dat het voor de enkeling verdraaglijk is en met Gods genade en hulp het leven tot een goed einde wordt gebracht.
En bereid je nu voor op een openbaring waarvan je de zin nu nog niet zult begrijpen en die je toch nader moet worden verklaard: in de geestelijke chaos zal de Heer bijgevolg met geweld moeten ingrijpen en de wereld overdenkt al angstig welke omvang dit ingrijpen van de eeuwige Godheid zal aannemen. En het is daarom toelaatbaar, dat de machthebber van een geplaagd land eerst zelf de kwalen moet ondergaan, voordat hij door het wereldgebeuren gevoelig wordt getroffen. Nog staat hij op het toppunt van zijn roem, nog wordt hij door de mensheid toegejuicht, maar als hij gevallen is zal niemand zijn stem naar hem of voor hem laten klinken, want in tijden van tegenspoed en bittere nood vergeet de mensheid dat ze aan hem ook zekere voordelen te danken heeft. En zo zal het komen dat in de tijd van nood die over de aarde komt een algemeen oproer tegen de overheid beraamd wordt en ook ten uitvoer wordt gebracht en zo menigeen ten val zal komen die zich aan de top waande. En de ziel zal een oordeel vellen, ze zal zich laten leiden door het gevoel van rechtvaardigheid, ze zal de fouten en gebreken inzien, echter ook de gezindheid van hen die sterk verlangen naar een verbetering van de algehele toestand en zich ermee tevreden stellen, zijn macht te beperken, opdat er niet opnieuw een onheil over de mensheid zal losbarsten.
Want de mensen die ongelooflijk verbitterd zijn, eisen hun recht op en wensen de verwijdering van diegene die zo onuitsprekelijke ellende over de mensheid bracht. En het ogenblik zal komen waarin arm en rijk, oud en jong, hoog en laag zullen inzien, welk geweld in degene die de heerschappij voerde tot uitdrukking kwam en hoe gezond het denken was van hen die zich niet door de schijn lieten verblinden. En als deze ommekeer is gekomen, blijft de aarde nog maar een korte tijd bestaan zoals ze thans is, om dan door een grote catastrofe een geheel nieuw aanzien te verkrijgen, weliswaar niet overal, echter merkbaar in alle landen die de wereldbrand samenbracht en die op wederzijdse vernietiging zinnen. En dit zal een vreselijke dag zijn, waarop een verschrikkelijke nacht zal volgen, want de Heer wacht met het grootste geduld, maar als er geen acht op Hem wordt geslagen, komen de gebeurtenissen over de aarde en treffen deze ieder naar verdienste. Want de rechtvaardigheid Gods laat niet boven tronen, die hun rang niet verdienen. En evenzo zullen verheven worden, zij die Hem altijd trouw waren, niet om aards loon maar uit liefde voor de goddelijke Schepper. Aan allen is hun lot voorbeschikt sinds eeuwigheid en de Heer verwezenlijkt alleen wat verkondigd is in woord en geschrift opdat de mensheid de waarheid van deze voorspellingen inziet en ze ter harte neemt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1153 Natuurverschijnselen - Temperatuur - Ster - Voorspellingen
30 oktober 1939: Boek 20
De tijd vliegt en de instelling van de mensen verandert niet. Er gaan ontelbare zielen ten onder als de Heer hun niet op het allerlaatst nog Zijn liefde aanbiedt en hun de vreselijke ondergang van al het aardse voor ogen houdt. Let daarom op de dagen die zich wezenlijk zullen onderscheiden van het anders gebruikelijke jaargetijde. Hoe lager de zon staat, des te helderder licht zal ze uitstralen en een ongewone temperatuur zal de mensen verbaasd doen staan. En dit zal aanleiding geven tot vermoedens van allerlei aard. Deels zal men hoopvol de komende tijd tegemoet zien, deels angstige bedenkingen hebben. En de mens zal geneigd zijn er een bovennatuurlijk werkzaam zijn in te erkennen.
Toch denken slechts enkelen aan hun verhouding tot God. Ze beseffen niet dat God zelf hun denken naar zich toe zou willen keren en doen ook niet hun best een samenhang te zoeken in de buitengewone natuurverschijnselen. Ja, ze zijn er zeer snel aan gewend en halen er niet het geringste voordeel uit voor hun ziel. Want als ze maar zouden willen opletten, zou de roep van boven voor hen begrijpelijk zijn. Maar als ze niet denken aan hun verhouding tot de Schepper, blijven ze aards gezind en nemen niets aan van wat hun geestelijk wordt aangeboden. En al deze buitengewone natuurverschijnselen zijn uitingen van geestelijke activiteiten van die krachten die aan God onderdanig zijn en gewillig Hem te dienen.
Steeds opnieuw zullen geestelijke stromingen merkbaar worden en voor de mensen zichtbaar op menigvuldige wijze. En toch zal het denken van de mensheid zich er weinig mee bezighouden, want ook de macht der duisternis is zeer actief en deze strijdt tegen al het geestelijke onderkennen. Ze tracht het goddelijke af te zwakken en zo zal de mensheid alleen maar steeds aan het aardse gebeuren aandacht schenken en onverschillig tegenover het werkzaam zijn van de Godheid in de natuur staan, ofschoon de mensen er op duidelijk weldadige wijze door worden geraakt. Slechts een klein aantal ziet Gods hand zich naar de mensen uitstrekken en tracht de medemensen opheldering te verschaffen, maar men erkent alleen de weldaad die lichamelijk voelbaar is, maar niet een opdracht van boven die een verandering van het menselijk denken moet bewerkstelligen.
En in deze tijd van welbehagen, teweeggebracht door een buitengewone werking van de zon op een ongewone tijd, vindt er een gebeurtenis plaats die ook iedere geestelijk blinde te denken moest geven: een ster maakt zich los van het firmament en verandert zijn baan. Deze ster zal een lichtsterkte hebben die die van alle andere ver overtreft. Hij zal 's nachts helder stralen en de aarde naderen, zo dat ook dit verschijnsel weer ongewoon is voor de mensen en er toch tegelijkertijd een bewijs van is dat de Schepper van hemel en aarde alle macht heeft en dus ook de sterren hun baan voorschrijft volgens Zijn wil. Als deze ster zichtbaar is gaat de mensheid steeds meer het geestelijke keerpunt tegemoet. Er wordt haar in geestelijk opzicht zoveel hulp geboden dat ze waarlijk alleen haar wil nodig heeft om zich deze hulp eigen te maken, doch haar instelling wordt steeds verstokter, haar denken steeds meer verblind. En de tijd is niet meer ver waarvan de Heer gewag maakte op aarde, dat een deur uit haar scharnieren wordt gelicht als de mens zijn hart sluit voor alle geestelijke stromingen.
Het licht zal ook daar schijnen waar het gemeden wordt, want de lichtstraal zal zo helder zijn dat hij alles doordringt, en ook de geestelijk blinde zal moeten zien, alleen zal zijn wil toch afwijzend zijn en het einde zal zijn dat hij door het licht wordt verteerd. Want de duisternis wordt verdreven door alles wat helder, licht en duidelijk is. En het licht overwint de duisternis in zoverre, dat het donker moet wijken waar eens het licht van de waarheid zich baan heeft gebroken. En de leugen en de schijn zullen onhoudbaar worden, de waarheid echter zal blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1447 Erfzonde - Vrijwording
1 juni 1940: Boek 24
Er worden de mens voor zijn uiteindelijke vrijwording de meest niet in te denken gelegenheden geboden, maar steeds is ook de drang in hem tot zonde duidelijk te merken en daarom moet de wil buitengewoon sterk zijn die drang te weerstaan en de vrijwording na te streven. Dus moet hij voortdurend strijden tegen het verlangen in zich, want dit zal meestal gericht zijn op datgene wat voor de vrijwording van de geest belemmerend werkt, daar anders de weerstand geen verdienste zou zijn van de mens. De kracht van de mens is weliswaar niet toereikend om deze strijd met succes te doorstaan, maar de wil laat de mens weer de kracht van GOD vragen, die hem dan ook wordt toegestuurd. De wil moet zich dus steeds tegenover de zonde verzetten, wil de vrijwording van de geest lukken.
Zonde is alles wat tegen de goddelijke Wil ingaat, dus de mens scheidt van GOD. De mens is geboren uit de zonde, d.w.z. zijn ziel is de vereniging van geestelijke wezenheden die uit eigen beweging met GOD braken en tegen Zijn Wil in handelden, doordat ze zich in duisternis begaven en het licht bestreden. Hun weerstand tegen GOD heeft hun de toestand van gekluisterd zijn opgeleverd, en dus is de ziel nog steeds iets dat onvrij is, gekluisterd, dat zich pas zal vrijmaken door zelf te willen gedurende het leven op aarde. De mens moet dus eerst strijden tegen de zonde, d.w.z. tegen alles wat gericht is tegen de goddelijke Wil.
De ziel is alleen maar belichaamd met het doel gelegenheid te hebben zichzelf te verlossen, om haar wil die sedert onheuglijke tijden tegen GOD was gericht, op te geven, er tegen te strijden en uiteindelijk de vereniging met HEM na te streven uit WIE ze is voortgekomen. Dus is geen mens bij zijn geboorte vrij van zonde vanwege de opstand van weleer tegen GOD en dus is nu ook het woord erfzonde begrijpelijk. De mens neemt de strijd op tegen de in hem aanwezige drang die gericht is tegen het licht. Hij zal steeds moeten strijden om de staat van duisternis die om hem is te verminderen of op te heffen, en deze strijd zal zijn hele wil nodig hebben, maar er staat hem onmetelijke kracht ter beschikking als hij zijn wil serieus aktief laat worden en de kracht uit GOD begeert.
Het is de wil, die door GOD wordt gevraagd. Geeft de mens zijn wil aan GOD ten geschenke, dan geeft GOD hem Zijn Kracht in zo'n mate, dat hij zich helemaal kan bevrijden uit zijn gekluisterde toestand, die alleen maar het gevolg is van die zonde - de tegen GOD gerichte wil. Ieder mens bezit bij het begin van zijn aardse leven nog de tegen GOD gerichte wil, maar kan bij het verlaten van deze aarde hem geheel hebben prijsgegeven, d.w.z. aan de goddelijke Wil hebben onderworpen, en dit betekent voor het wezen de uiteindelijke bevrijding uit zijn onheuglijke tijden durende gevangenschap.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1511 “Put alle kracht uit Mijn Woord” - Voorspelling
9 juli 1940: Boek 24
Put alle kracht uit dit Woord van Mij. Overweeg dat Ik Zelf naar u afdaal om u versterking te brengen in uw strijd om het bestaan. Besef dat Ik de mijnen niet zonder troost en kracht laat, als ze deze nodig hebben. Stel u er niet tevreden mee, dat u maar eenmaal een beroep doet op deze Kracht van Mij, maar verlang Ze steeds en steeds weer en Ze zal u onmetelijk toekomen.
En zo wil Ik u wederom verkondigen, dat u deze Kracht buitengewoon dringend nodig zult hebben. Want het uur is niet ver meer, dat u van elke houvast beroven zal. Het uur, dat u dichter bij Mij zou moeten brengen, wanneer u maar aan Mij zou willen denken in uw nood. Dan heft u stellig uw handen smekend omhoog naar Mij en vraagt Mijn hulp. En ze zal u zijn verleend, aan u die gevolg geeft aan Mijn opwekking, die alleen in het hart waarneembaar is. U zult Mijn nabijheid bespeuren. U zult de ernstige toestand beseffen, waarin u zich bevindt. Dat zal u tot Mij laten vluchten.
Blijf Mij trouw toegedaan in deze nood, dan zal ze aan u voorbijgaan. En put tevoren kracht en troost uit dit Woord van Mij. Neem Mij tevoren al op in uw hart. Verminder uw weerstand tegenover Mij door bewuste overgave van uw wil. En wees niet ongelovig maar gelovig, want dit geloof houdt de grote nood verre van u, al staat u ook midden in dit gebeuren. Want terwille van alle mensen moet Mijn Almacht voor u allen duidelijk zichtbaar zijn. Terwille van alle mensen komt die grote belevenis, die Mijn Wil en Mijn Almacht doet blijken, over u.
En de uitwerking kan alleen worden afgezwakt bij diegenen, die gelovig zijn en Mij vol vertrouwen hun nood voorleggen. Want Mijn Wil gebiedt over leven en dood en Mijn Wil zal de mensen leed laten ondergaan als het nodig is, of hen ontzien als ze zich aan Mij overgeven. En deze Wil zal ook het gebeuren zo’n vorm geven, dat het de mijnen, die Mij trouw zijn toegedaan, slechts mild raakt. Want het moet over de mensheid komen om ze naar Mij terug te voeren, voor zover dit nog mogelijk is en de zielen nog niet helemaal verhard en verblind zijn. Ik ben bezorgd om deze zielen en gebruik daarom het laatste redmiddel, dat schijnbaar wreed is en toch de enige mogelijkheid biedt voor hun redding.
En om dit uur voor de mijnen draaglijk te maken, bied Ik hen tevoren troost en kracht door Mijn Woord. Wie zich aan de invloed ervan overgeeft, schrikt niet terug voor het gebeuren. Hij kent Mijn Liefde en Zorg en vertrouwt Mij geheel en al. Hij zal niet angstig in afwachting zijn van de dag, maar vol vertrouwen, door alle verschrikkingen heengeleid te zullen worden. Want Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1559 De poort naar de eeuwigheid kan al voor de dood worden doorgegaan
8 augustus 1940: Boek 25
Voor wie de poorten naar de eeuwigheid opengaan, diens aardse bestaan hoeft niet per se beëindigd te zijn, want hij kan ook in dit leven al inzage mogen nemen in het rijk dat buiten het leven op aarde bestaat. Hij kan overal van op de hoogte zijn, zonder te zijn onttrokken aan het aardse bestaan. Want de mens kan nog op aarde een toestand van rijpheid verwerven, die hem een blik in het eeuwige rijk toestaat. Zich met dat rijk buiten de aarde en de bewoners ervan te kunnen verbinden, is er een bewijs van dat de poorten naar de eeuwigheid niet steeds pas met de lichamelijke dood worden doorgegaan, maar dat er voor vele mensenkinderen helemaal geen barrières bestaan die hun het binnengaan in het rijk van de eeuwigheid beletten. Ze leven op de aarde en zijn toch eveneens in die sferen thuis, omdat de goddelijke Geest in hen elke hindernis overwint en overal te allen tijde aanwezig kan zijn. Hij verblijft dus in het rijk van het eeuwige, ook dan, wanneer het lichaam nog op de aarde wordt vastgehouden. Zo’n mensenkind zal ook geen angst hebben voor de dood, de lichamelijke dood die de mensen schrik aanjaagt. Het zal uitgerust zijn met kennis van het eeuwige leven, zodat het alleen maar sterk verlangt naar het ogenblik waarop het elke band met de aarde kan opgeven. De geest zal in zijn ware vaderland zijn intrek nemen. Hij zal nu voortdurend daar zijn, waar hij gedurende zijn bestaan op aarde slechts voor enige tijd kon vertoeven en dus als het ware alleen dan binnen kon komen in die gebieden, wanneer de wil van de mens dit toeliet. Nu echter kan hij voortdurend daar zijn waar zijn vurig verlangen op aarde hem heen liet dwalen. En dus heeft de mens dan de verschrikking van de dood overwonnen, wanneer hij bewust gedurende zijn bestaan op aarde in dit gebied probeerde binnen te dringen, dat de verblijfplaats is van al het geestelijke na het beëindigen van het leven op aarde. Hij is niet bang meer voor het onzekere van het voortleven hierna en hij beschouwt het voortleven ook niet als iets twijfelachtigs. Hij weet zeker en dat betekent dat hij ook het werkzaam zijn van de lichtwezens herkent en zich aan deze lichtwezens overgeeft, juist omdat hij de gevolgen van zijn onwetendheid beseft en zichzelf wil bevrijden uit een onwaardige toestand die zijn lot op aarde is, voordat hij aan zichzelf werkt om de verbinding met het geestelijke in het hiernamaals te kunnen aangaan. De mens wiens geloof hem de goddelijke liefde en barmhartigheid liet inzien en die naar deze liefde en barmhartigheid verlangde, staat er veel beter voor, want ze viel hem al op aarde ten deel.
Het mensenkind mocht schouwen in een gebied dat getuigenis aflegt van de oneindige wijsheid van de Heer. Het mocht zelf geestelijk weten uitdelen op aarde en dus de barrières neerhalen die de mensen op aarde scheiden van deze lichtwezens. Het mocht al op aarde de poorten naar de eeuwigheid doorgaan.
Want het nam iets in ontvangst, wat rechtstreeks werd aangeboden door die wezens, die dit lichtrijk bewonen. En dus verliest de dood alle verschrikkingen voor die mensenkinderen, die alleen God willen dienen en in dienst van God ware overwinnaars van de dood werden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1567 Het belijden van JEZUS CHRISTUS voor de wereld Goddelijke bescherming
14 augustus 1940: Boek 25
Wie JEZUS CHRISTUS belijdt diens leven is in GOD's Hand, ook al verklaart de wereld en haar gezag hem de bitterste strijd. Reeds van het uitspreken van de goddelijke Naam gaat al kracht uit, en de Liefde van de Heiland zegent allen die zich aan HEM overgeven, d.w.z. die in HEM geloven, HEM beminnen en Zijn geboden onderhouden.
Slechts weinig mensen echter nemen het leven van JEZUS tot richtsnoer van hun leven. Wie zich echter de moeite geeft in alles de Heer na te volgen, die zal ook spoedig inzicht verkrijgen en zal de goddelijke Heiland en Verlosser niet meer willen opgeven. Zijn Liefde openbaart zich zo indringend dat in de mens het verlangen naar de Hemelse VADER steeds toeneemt. Het is als een gestadige regen die het uitgedroogde aardrijk drenkt met Zijn onontbeerlijk woord dat van Boven tot de mensen op aarde gebracht wordt. En dat woord spoort nu de mensen steeds aan HEM aan te nemen DIE door de wereld verloochend wordt.
De mens die GOD's kracht duidelijk ervaart moet zich ook voor dat woord inzetten, hij moet frank en vrij spreken over alles wat de Heer Zelf op aarde geleerd heeft. De mens moet alles doen om vooreerst het menselijke hart geschikt te maken de waarheid aan te nemen die de mensen van Boven wordt overgebracht.
Eens heeft de Heer Zelf gezegd: "Wie MIJ voor de mensen belijdt die zal ook IK belijden voor Mijn VADER". Dus heeft CHRISTUS de mensen geboden voor Zijn Naam op te komen, opdat hij dan eveneens de goddelijke bijstand ervaart als hij de hulp van de VADER in de Hemel begeert.
Wie voor de goddelijke Naam opkomt zal in de komende strijd tegen CHRISTUS betrokken worden, want men zal trachten de mensen elke herinnering aan HEM en Zijn werken op aarde te ontnemen. Men zal de mensen met harde straffen dreigen die ten doel hebben het verdwijnen van het geloof in JEZUS CHRISTUS als Verlosser der wereld. De mens zal serieus moeten strijden om stand te kunnen houden tegen al deze influisteringen van kwaad gezinde krachten, en alleen de mens die zich voor JEZUS CHRISTUS inzet en in gelovig gebed de Heer zijn noden en zorgen toevertrouwt en HEM om bescherming en kracht vraagt, zal sterk en vrij zijn. Want dat belooft de Heer al zijn strijders, als zij HEM als de Goddelijke Heer en Verlosser belijden voor de mensen.
Hier zal de goddelijke Macht duidelijk bewijzen dat Ze sterker is dan aardse macht, en ze zal waken over ieder aards kind, onverschillig in welke gedaante het de Heer en Heiland belijdt. Daarom behoeft de mens niet bezorgd te zijn dat het aardse gezag hem zou kunnen vervolgen om hem schade te berokkenen, omdat hij een aanhanger is van het ware christendom. JEZUS CHRISTUS kan nooit uit de wereld van haat en liefdeloosheid verdrongen worden, ook al wordt de strijd openlijk gevoerd. Maar wie zijn aardse leven liefheeft diens hart zal angstig kloppen en hij zal makkelijk de geboden van het wereldlijk gezag in acht nemen, dus zijn Heer en Heiland verraden terwille van aards succes.
Maar wie de dood niet vreest zal vrijmoedig de Naam belijden van HEM Die de wereld verlost heeft van de zonden, zelfs als hij er voor moet boeten door de aardse macht. De VADER in de Hemel houdt echter Zijn Handen beschermend over dat aardse kind, en dan zal het voor de tegenstander lijken alsof bovenmenselijke krachten tegen hem strijden. Hij zal aan de kalmte, die ondanks dreigingen onmiskenbaar is, de kracht van het goddelijke Woord en de liefdevolle zorg van de VADER in de Hemel herkennen, DIE de zijnen beschut als zij HEM maar belijden voor de wereld.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1619 Komt allen tot Mij - Ik geef u niet zoals de wereld geeft
18 september 1940: Boek 25
U moet dikwijls mijn geest zoeken, u moet u in mijn bescherming begeven, dat wil zeggen in alle vertrouwdheid tot Mij bidden dat Ik Me om u bekommer, en u zult dan mijn geest verlangen, dat hij met u zij. Aldus zal zich uw geest met Mij verbinden. Hij herkent zijn ware vaderland, hij zoekt de aaneensluiting met mijn geest, omdat hij uit Mij is. En u zult daardoor steeds dichter bij Mij komen en u zult spoedig niet meer zonder Mij willen zijn. U leven zal vredig zijn en het einde van het aardse leven zal voor u vrees noch schrik betekenen.
Komt allen tot Mij die belast en beladen bent, Ik zal u verkwikken. Hef uw ogen op naar Mij, Ik wil u helpen. Als u Mij zoekt, zult u Mij vinden, want Ik wacht alleen op uw roep en kom naar u toe. Ik wil dat u in gedachten steeds bij Mij bent. Ik wil dat uw hart zal jubelen als het zich met Mij verbindt. Ik wil te allen tijde uw begeleider zijn aan wie u zich in vol vertrouwen overgeeft. Ik wil uw liefde daaraan zien dat u niets begint zonder mijn zegen, zonder om mijn medewerking te hebben gevraagd. Ik wil bij elke arbeid om raad gevraagd worden, u mogen sturen en leiden op al uw aardse wegen. Ik wil dat u tijd en rust voor Mij overhebt om samenspraak met Mij te houden. Ik wil uw begin en uw einde zijn. Ik wil vreugde en leed met u delen, steeds moet u naar Mij verlangen en naar mijn liefde hunkeren. En als uw wil herhaaldelijk verbinding met Mij zoekt, neem Ik totaal bezit van u en laat Ik in uw hart de vrede neerdalen. Want Ik geef u niet zoals de wereld u geeft. Ik geeft u het eeuwige leven, want u die Mij en mijn geest zoekt, bent mijn kinderen en hebt bijgevolg recht op het rijk dat Ik u heb bereid. Ik geef u het eeuwige leven, de eeuwige heerlijkheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1741 Kwellingen van de ziel in het hiernamaals - Het verlangen naar aards goed
17 december 1940: Boek 27
De mens, wiens verlangen alleen uitgaat naar de wereld en haar goederen, wordt het pas na zijn sterven echt begrijpelijk in welke wanhopige toestand hij zich bevindt. Want wat hij nu begeert is voor hem onbereikbaar en toch kwelt hem het verlangen ernaar onvoorstelbaar. De hebzucht daarnaar is veel groter dan op aarde, juist omdat ze onvervuld blijft. Het verlangen naar geestelijk goed heeft hij niet. Hij streeft er alleen maar naar dat te verwerven wat hem in het leven op aarde begerenswaardig toescheen en roept in gedachten al deze dingen naderbij. Nu wordt er ook aan zulke begeerlijke gedachten gevolg gegeven. Dat wil zeggen: alles wat hij begeert is er, echter niet meer tastbaar, maar alleen in zijn voorstelling, zodat zijn hebzucht ten top stijgt en toch steeds onvervuld blijft. Dit zijn ware Tantaluskwellingen, totdat hij zich van zijn vertwijfelde toestand bewust wordt en hij zijn verlangen overwint, dat wil zeggen: totdat hij inziet dat hij waanideeën najaagt die eeuwig onbereikbaar blijven. Dan pas begint hij over het hopeloze van zijn toestand na te denken en de mogelijkheden van een verandering te overwegen. En hij ondervindt nu ook ondersteuning van de wezens uit het lichtrijk, die eerst die toestand nodig hebben om helpend te kunnen ingrijpen.
Maar de vertwijfelde toestand van een ziel kan eindeloze tijden duren, totdat ze deze eindelijk inziet. En zo lang is ze ook in de nabijheid van de aarde. Ze kan zich niet losmaken van de haar bekende omgeving en ze draagt daarom vaak haar eigen begeerten over op mensen met dezelfde aanleg en een zwakke wil. Ze tracht dezen aan te sporen tot hetzelfde als wat haar als alleen begerenswaardig toeschijnt. En daarom kan er niet genoeg worden gewezen op het gebed voor zulke zielen, dat voor hen hulp is in de kwellende toestand, doordat dit het verlangen naar aards goed zwakker laat worden en tegelijkertijd de ziel de kracht van zo’n gebed ervaart, doordat ze nu nadenkend begint te worden en zo de eerste schrede kan zetten in het geestelijke rijk. Het gebed voor de gestorvenen moet steeds uitgaan naar de nog zwakke wil van dezen en daardoor moet hun de kracht worden gegeven deze wil sterker te maken zodat hij naar boven verlangt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1783 De komende heerser naar Gods wil
22 januari 1941: Boek 27
En het is mijn wil dat er zich op aarde een macht vormt die elke gewelddadigheid vermijdt en alleen in liefde haar heerschappij uitoefent. En deze macht zal Ik in het leven roepen. Ik zal haar mijn zegen geven. Ik zal ze groot laten worden en de wereld zal inzien dat ze door Mij is ingesteld.
In afzienbare tijd zal iemand de troon bestijgen, dat wil zeggen: Ik zal hem macht geven over vele landen. Ik zal de mensen ertoe brengen hem te kiezen tot hun vorst, tot hun bestuurder en hij zal de liefde en het aanzien van alle volkeren verwerven. Hij zal oprecht zijn en Mij alleen de eer geven en daarom wil Ik zijn werkzaam zijn op aarde zegenen.
Maar voordat deze komt gaat er een onuitsprekelijke rampspoed over de aarde, want nog heerst de tegenstander en diens invloed tracht verwoesting teweeg te brengen. Hij zet alle slechte krachten aan tot reusachtige activiteiten en dus zal de aarde in beroering worden gebracht. Al het slechte geestelijke zal de overhand krijgen en er zullen aardse maatregelen worden getroffen die eveneens terug te voeren zijn op satanische invloed. En de wereldlijk heersende macht zal leven zonder God en zo zal ook de uitoefening van het gezag zijn: rechteloos, meedogenloos en het licht van de waarheid vermijdend. En de mensheid zal steeds duidelijker de slechte invloed herkennen en de heimelijke wens koesteren dat deze heerschappij zal worden opgevolgd door een macht die beantwoordt aan de goddelijke wil.
God heeft deze verandering voorzien, maar de tijd is nog niet gekomen. Want eerst moet het werkzaam zijn van de satan duidelijk zichtbaar worden, ook bij diegenen die hier totaal voor opkwamen. Want pas wanneer het slechte wordt ingezien zal het ook verafschuwd worden. En dan pas wordt het goede streven van de heersende macht erkend en daarmee in overeenstemming gewaardeerd. Want God wil dat de mensen wijs worden geregeerd, ook door de wereldlijke macht. Hij wil dat ook op aarde dezelfde verhouding tussen het volk en zijn heerser zal bestaan, zoals God het voor zichzelf van de mensen verlangt. De mens moet zich gewillig onderwerpen aan de macht die hem als overheid door God werd gegeven.
Waar het volk wijs wordt geregeerd, daar zal het de overheid ook genegen zijn. En het zal alles doen om de beste verstandhouding tot stand te brengen. De overheid, dat wil zeggen de heerser zal steeds als de goddelijke vertegenwoordiger worden gezien en geëerd. En deze verhouding tussen het volk en zijn heerser is in overeenstemming met de goddelijke wil, dus zal Hij zowel de heerser als ook het volk zegenen, omdat beide zich de goddelijke wil tot richtsnoer voor het leven maken en voor elkaar leven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1811 Menselijke "correctie" van de boodschappen van boven
15 februari 1941: Boek 27
De boodschappen van boven moeten onveranderd opgeschreven worden, anders verzet de menselijke wil zich tegen de Wil van GOD. Elke boodschap heeft daarom zijn eigen doel, ook al herkent de mens vaak dat doel niet. En omdat reeds de verandering van Mijn Woord vaak aan de boodschap een andere betekenis geeft, zal op die manier het oorspronkelijke doel gemist worden.
GOD maakt Zelf de mensen bekend met wat niet met Zijn Wil overeenstemt, wanneer door menselijke onbekwaamheid Zijn Woord niet zo is aangenomen als het werd gegeven. De mensen hebben dus geenszins het recht de boodschappen te veranderen, want hun beoordelingsvermogen is niet in staat een werk te toetsen dat niet alleen voor de tegenwoordige tijd bedoeld is - maar tijden moet overbruggen.
De mens kan wel het beste willen, maar moet toch een zekere graad van geestelijke rijpheid bezitten om over een kennis te beschikken die hem in staat stelt naar de Wil van GOD correcties uit te voeren. Want menselijke kennis alleen maakt hem niet bekwaam de waarheid op zijn inhoud te toetsen.
Alleen de GEEST van GOD brengt de zuivere waarheid voort, en zolang de ziel van een menselijke middelaar niet in staat is deze waarheid woordgetrouw over te nemen, zal toch zijn denken zo geleid worden dat hij geen dwaling neerschrijft. De schriftuur mag dan misschien minder volmaakt zijn, zij is echter nooit helemaal fout.
Elke menselijke correctie kan echter dwaling in zich bergen en is daarom niet volgens de goddelijke Wil. De GEEST van GOD kan Zich des te zuiverder uiten naarmate de ontvanger minder weerstand biedt bij het ontvangen van de boodschappen, daarom moet elke vorm van eigen interpretatie tijdens het ontvangen van de boodschap achterwege blijven. Alleen de wil GOD te dienen is de beste waarborg voor een zuivere en ongehinderde ontvangst, en de ontvanger hoeft dan niet te vrezen iets anders neer te schrijven dan in de bedoeling ligt van de goddelijke Wil. Deze Wil behoedt het denken van de ontvanger voor dwaling, want wat GOD tot de mensen brengen wil zal HIJ ook behoeden voor dat soort interpretaties die de aardse kinderen van de juiste weg zouden afbrengen.- Het is waarlijk Zijn Wil de mensheid de zuivere waarheid te geven en haar op de juiste wijze te onderwijzen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1823 Erupties - Verscheidenheid van hemellichamen
21 februari 1941: Boek 27
Voor het universum geldt één natuurwet: de onverwoestbaarheid van datgene wat bestaat. Niets kan er vergaan, maar alleen maar veranderen volgens de Wil van GOD. En deze verandering gebeurt weer zo, dat er iets onzichtbaar wordt om ergens anders weer zichtbaar tevoorschijn te komen. Elk nog zo klein scheppingswerk draagt deze wet in zich, zodat dus het schijnbare verval alleen maar een omvorming betekent van datgeen wat er eerst was. Derhalve kunnen ook grote scheppingswerken, zoals hemellichamen, een andere vorm aannemen; dit is echter een proces dat zich over een ontzaglijk grote tijdsruimte uitstrekt, dat, naar aardse tijdrekening, duizenden jaren vergt en dus nooit door mensen kan worden gadegeslagen inzover het gaat om fundamentele veranderingen van een scheppingswerk. Meestal zijn het de erupties van afzonderlijke scheppingswerken die aanleiding zijn om opnieuw dezelfde scheppingen van kleinere afmeting te vormen.
Deze nieuwe scheppingen vertonen dezelfde aard en gesteldheid als het scheppingswerk waaruit ze tevoorschijn zijn gekomen. Dus zullen zich in de omtrek van een zon steeds zulke hemellichamen bevinden waar dezelfde samenstellende (opbouw) stoffen en dezelfde natuurwetten laten zien dat ze juist bij deze zon horen. Aards gezien kan nu de zon niets anders zijn dan een oneindig vergroot bouwwerk met dezelfde gesteldheid als de haar omringende planeten, daar deze uit haar voortgekomen scheppingswerken zijn. Bijgevolg zouden ook al deze hemellichamen met dezelfde wezens bevolkt moeten zijn. Maar hier vertonen zich nu de meest enorme verschillen.
Geen enkel scheppingswerk wordt bewoond door levende wezens die hetzelfde zijn als die van andere scheppingswerken en bijgevolg is ook de uiterlijke gesteldheid van elk hemellichaam een andere en wel steeds aangepast aan de levende wezens die er op leven. En dat schakelt nu ook weer een zelfde samenstelling in stoffelijk opzicht uit. Het is dus alleen maar de kern van elk hemellichaam die uit dezelfde grondstof bestaat, de uiterlijke vorm echter is in overeenstemming met de hem toegewezen levende wezens. Alles wat zich in de omgeving van een zon bevindt, is voortgekomen uit deze zon, d.w.z. door deze uitgestoten, maar heeft vanaf het moment van zijn zelfstandigheid de gesteldheid aangenomen die past bij de levende wezens die dit scheppingswerk als verblijfplaats zullen krijgen. De oneindig veel verschillende graden van rijpheid van het nog onvolmaakte geestelijke vereisen ook oneindig veel scheppingen van 'n verschillende gesteldheid, zodat daarin al de reden ligt voor de verscheidenheid van de hemellichamen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1901 Wie in Mij gelooft (1)
29 april 1941: Boek 28
Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
Zie, het was mijn wil de dood de prikkel te ontnemen, zodat mijn kinderen - de mensen die Mij zijn toegedaan - de verschrikking van de dood niet zullen proeven. Want het geloof in Mij maakt de ziel pijnloos los van het lichaam en zij zweeft naar hemelse hoogten. En daarvoor offerde Ik zelf mijn leven aan het kruis, opdat mijn kinderen de dood niet zouden smaken.
Mijn aardse lichaam droeg gewillig alle smarten, opdat mijn kinderen niet hoefden te lijden. Opdat ze door hun geloof in Mij zonder smart kunnen binnengaan in de eeuwigheid.
Wie dus gelooft, heeft het eeuwige leven. Want zijn geloof is het toegeven aan zijn verlangen naar Mij. Het kind heeft de scheiding overwonnen en de weg naar huis gevonden, naar de Vader.
En daarom zegen Ik allen die geloven. Want ze zijn in waarheid mijn kinderen, voor wie Ik de poorten open naar het paradijs. En wie dus gestorven is in het diepste geloof in Mij, zijn Schepper en Verlosser, wie Mij liefhad en op Mij heeft aangestuurd, die neem Ik op in mijn vaderhuis. Ik leid hem binnen in het rijk dat Ik heb bereid voor allen die gelovig zijn.
Want wie in Mij gelooft, zal er ook naar streven mijn geboden na te komen, en zijn wil zegen Ik.
De dood van het lichaam hoeft daarom niet te worden gevreesd. Hij maakt voor het kind immers alleen maar de weg vrij naar de Vader. En mijn liefde trekt de ziel omhoog. Zodra die ziel zich van het lichaam scheidt, wordt ze opwaarts geleid door mijn dienaren in een gebied dat vol licht en helder de tegenwoordige verblijfplaats van de ziel is. En daarom moet u op aarde niet treuren, want wat de ziel op aarde achterlaat is van generlei waarde. Ik gaf u het leven om het van u af te nemen. En Ik neem het van u af om het u terug te kunnen geven in alle heerlijkheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1933b Erfelijkheid en aanleg
29 mei 1941: Boek 28
Het aards bestaan van de mens beantwoordt aan zijn aanleg, d.w.z. aan zijn ziel kleven fouten en gebreken waarvan ze zich moet bevrijden door haar levenswandel op aarde. Deze fouten en gebreken zijn niet bij ieder mens gelijk - en wel daarom, omdat iedere zielesubstantie tevoren een andere uiterlijke vorm heeft bewoond, waarin dan zekere vreemde zaken, goede of slechte, meer of minder sterk ontwikkeld werden. Bijgevolg zullen ook de mensen in hun aard geheel verschillend zijn en zodoende ook verschillende opvoedingsmiddelen nodig hebben, om dat te bevorderen wat goed in hen is - en dat te overwinnen, wat gebrekkig of slecht genoemd kan worden.
Het zou nu geheel verkeerd zijn aan te nemen dat alle zielen er het zelfde uitzien, op het moment van hun belichaming op aarde. Er zijn veeleer zo velerlei verschillen - en de mens schrijft deze verschillen in aard toe aan erfelijkheid. Het kan ook wel naar buiten toe zo schijnen als zouden de kinderen voor hun aards bestaan een bepaalde (erfelijke) belasting op de koop toe moeten nemen, en wel karakteristieke eigenschappen van hun wezen, die zowel bevordelijk als ook hinderlijk kunnen zijn om zich geestelijk te ontwikkelen, waarvoor zij echter niet ter verantwoording geroepen zouden kunnen worden, omdat volgens hun motivering - het „erfgoed“ mede een rol speelt buiten hun eigen schuld - er dus in overeenstemming daarmee ook meer kracht nodig is deze aangeboren fouten te bestrijden en te overwinnen.
De mens moet tegen al zijn fouten strijden en aan zich werken om de rijpheid van ziel te verwerven. En als in hem bijzondere aandriften de overhand hebben, moet het voor hem duidelijk zijn dat niet de ouderlijke aanleg het wezen van de mens bepaalt, maar dat de mens juist deze zwakheden en fouten uit de oneindig vele belichamingen vóór het stadium als mens, tot zijn aard liet worden, waarin het wezen zich behaaglijk voelde en er niets voor deed om zich te bevrijden van zulke fouten en gebreken. Hij voelt zijn gebreken als 'n goed recht, omdat hij deze als meegekregen buiten zijn schuld beschouwt.
En toch was het zijn vrije wil zich bij die mensen aan te sluiten voor de tijd van zijn leven op aarde, die overeenkomen met zijn aard. Juist deze mensen met dezelfde aard hadden aantrekkingskracht voor de ziel die zich probeerde te belichamen - en bijgevolg spreekt men algemeen van erfelijkheid - ofschoon de lichamelijke ouders geen aandeel hebben aan de aard van de zielen, voor wie ze zorg moeten dragen gedurende de tijd op aarde.
Daarom moet ook iedere ziel de arbeid zich positief te ontwikkelen zelf ter hand nemen. Die kan nooit door een medemens, ook niet door de lichamelijke ouders van haar afgenomen worden. Evenzo zijn de ouders schuldloos aan de aanleg van hun kinderen, al heeft het ook de schijn als zouden de kinderen onder de erfenis van de ouders te lijden hebben. Ieder wezen draagt voor zichzelf de verantwoording, alleen dat de mens, zolang hij aan de hoede van de ouders nog is toevertrouwd - gewezen moet worden aan zichzelf te arbeiden, want de arbeid aan zijn ziel moet ieder mens zelf volbrengen, daar hij zich anders niet bevrijden kan van zijn zondeschuld van weleer.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
1951 Zelfmoord - Lot in het hiernamaals
13 juni 1941: Boek 28
De weg van het vlees moet tot het einde worden gegaan. Dat wil zeggen, ieder wezen moet ook de belichaming als mens meemaken. Het kan het aardse bestaan tevoren niet verkorten of afbreken door zijn wil. Echter in het stadium van de vrije wil, als mens, kan hij zijn vrije wil gebruiken en dientengevolge kan hij ook zijn aardse leven als mens eigenmachtig beëindigen, zonder dat hij daarin wordt gehinderd. Maar de gevolgen van zo'n ingreep in de goddelijke wil zijn vreselijk. Zo'n mens is nog niet rijp. Dat wil zeggen, het inzicht ontbreekt hem, daar hij anders deze stap niet zou zetten, die hem zelf van een grote genade berooft: aan zijn wezen nog verder te kunnen werken, tot God zelf zijn leven beëindigt. Het besef van zijn rampzalige daad krijgt hij echter in het hiernamaals en zijn berouw is niet te beschrijven.
Wordt het leven door Gods wil beëindigd, ofschoon de mens nog jong en niet rijp is voor de eeuwigheid, dan ziet God de noodzakelijkheid hiervan in en het beëindigen van een aards leven is een daad van genade, om óf een gevaar voor de ziel af te wenden, óf deze ziel in het hiernamaals een gelegenheid te geven die haar toestand van rijpheid in korte tijd verhoogt. Maar het middels geweld beëindigen van het leven is een grote stap achteruit in geestelijk opzicht, want het wezen is plotseling krachteloos om aan zichzelf te werken en het is op de genade van de lichtwezens of van de mensen aangewezen. Dat wil zeggen, als dezen hem niet bijstaan, blijft hij eeuwig op dezelfde trap van onvolmaaktheid staan. Eerst moet in het hiernamaals dit besef bij de ziel bovenkomen, dat een toestand van berouw veroorzaakt die onbeschrijflijk is. Is nu de ziel gewillig, dan benut ze elke gelegenheid om dienend bezig te zijn, maar haar worstelen is onbeschrijflijk zwaar. Ze moet als het ware het aardse leed dat ze wilde ontgaan, in het hiernamaals verder dragen. Wat ze weggooide kleeft haar nog onveranderd aan en kwelt haar onbeschrijflijk.
Maar zonder erbarmen is God ook niet tegenover zo'n ziel die Zijn wil heeft veronachtzaamd, voor zover de ziel niet helemaal verstokt is. Na een tijd die de ziel oneindig lang toeschijnt, wordt ze ook in het hiernamaals voor taken geplaatst waarvan het vervullen haar een verlichting in haar toestand verschaft. En nu moet ze weer haar wil werkzaam laten worden. Is ze bereid de lijdende zielen in het hiernamaals haar hulp te doen toekomen, dan onderkent ze ook spoedig een merkbare verandering in haar toestand. Maar dit kan soms pas zijn na de door God gestelde tijd van haar eigenlijke leven op aarde, zodat ze dus deze aardse weg toch niet eigenmachtig heeft verkort en in haar toestand van lijden, die haar ondraaglijk scheen op aarde, nu zolang in het hiernamaals moet vertoeven, tot God zich over de ziel ontfermt.
Haar ingrijpen in de goddelijke wil was dus volkomen nutteloos, het beroofde haar van de genade om op aarde rijp te worden, maar het beëindigde geenszins de pijnen van het aardse bestaan. En daarom zijn deze zielen te betreuren, want voordat ze verlost zijn duurt het lange tijd en het bewustzijn, de genade Gods te hebben weggegooid, is zo kwellend voor de ziel, dat ze in een betreurenswaardige toestand in het hiernamaals verblijft. Zulke zielen hebben het gebed van de mensen heel hard nodig. Alleen de liefde van de mensen op aarde kan hun kwellingen verminderen en hen kracht overbrengenom door hun wil hun lot te verbeteren, doordat de ziel in het hiernamaals gedienstig is en daardoor, na eindeloos lang schijnende tijd, van haar troosteloze verblijfplaats mag veranderen, die begrijpelijkerwijs haar deel is, tot de liefde en genade Gods haar daaruit verlost.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2039a Denkactiviteit - (Op 'n vraag van Bertha Dudde)
21 augustus 1941: Boek 30
Een zuiver geestelijke uitwisseling heeft een zuiver geestelijk resultaat tot gevolg, dus moet aan het overbrengen van geestelijke kennis ook de wil zijn voorafgegaan deze kennis van onderwijzende krachten aan te nemen. Dit is dus een vragen om goede geestelijke kracht, bewust of onbewust: bewust door het gebed om inzicht - onbewust door vragen die de mens stelt en die het geestelijke gebied raken, die daarom door geestelijke krachten, vol van kennis, beantwoord worden. Staat de mens echter meer met de aarde in verbinding, d.w.z. zijn het enkel aardse dingen waarover hij opheldering verlangt, dan kan hij louter verstandelijk zich zelf dat antwoord geven.
Het verstand is evenzo een gave GOD's. Het werken ervan is echter niet te vergelijken met de geestelijke arbeid van de krachten aan gene zijde, die volmaakt zijn en die enkel de krachtstroom uit GOD verder leiden. Want wat dezen doorgeven is diepste inzicht en een kennis over geestelijke zaken die nooit het verstand als zodanig zou kunnen doorgronden.
Aardse vragen kunnen evenwel ten volle worden opgelost, en dan komt de levenskracht uit GOD in actie die ieder levend wezen toestroomt, die ook die mens zijn eigendom mag noemen die helemaal geen geestelijke vragen zou willen oplossen. Bijgevolg zullen ook de opvattingen van een aardsgericht mens zeer groot kunnen zijn. Maar dat behoeft voor hem toch geen licht te beteken, want deze kennis is op het moment van de dood uitgedoofd, terwijl dat wat is doorgegeven uit het geestelijke rijk eigendom zal blijven van iedere ziel, want het is onvergankelijk bezit - dus zuiver geestelijke kracht - die door GOD’s bemiddelaars naar de aarde komt.
Het beste bewijs is dit, dat zulke wijsheden de mens geboden worden zonder denkend bezig te zijn, terwijl aardse oplossingen doorgaans denkarbeid vereisen, dus de levenskracht uit GOD benut wordt.
Vertaald door Gerard F. Kotte
2039b Denkactiviteit - (Op 'n vraag van Bertha Dudde)
21 augustus 1941: Boek 30
De mens kan niet gedwongen worden met geestelijke krachten contact op te nemen, veeleer is het een daad van de vrije wil. Dus moet hem ook de mogelijkheid gegeven zijn, geestelijk bezig te zijn als hij de verbinding met krachten die kennis bezitten niet tot stand brengt, alleen dat hij dan beperkt is in zijn capaciteit - zodat hij dan alleen zuiver aardse vragen kan oplossen. Dan is alleen zijn lichamelijk organisme in werking, hij gebruikt de hem toestromende levenskracht geheel onafhankelijk van hulp uit het hiernamaals, zolang hij die krachten er niet om verzoekt.
De gedachten die de mens nu heeft, hebben geen enkele geestelijke waarde, dus ook geen waarde voor de eeuwigheid - ze zijn dus niet geestelijk, maar aards, d.w.z. vergankelijk bezit. De werkzaamheid van het denken kan echter ook problemen aanroeren die buiten het aardse liggen, maar dat de mens door zijn wil en zijn houding tegenover GOD de invloed van wetende wezens uit het hiernamaals weerstaat, wat dan als gevolg heeft dat zijn gedachten erover de waarheid volledig tegenspreken. Die geestelijke krachten zullen zich dus altijd uiten waar de wil van de mens zelf om vraagt.
De geestelijke krachten zijn echter altijd werkzaam zodra geestelijke vragen gesteld worden, terwijl aardse vragen alleen maar de levenskracht die de mens wordt toegestuurd nodig hebben, ofschoon de mens gelooft dat het denken d.m.v.het verstand altijd alle problemen oplost.
Wel zullen de onwetende of leugenachtige krachten uit het hiernamaals de mens laten geloven dat hij zuiver verstandelijk het resultaat bereikt heeft, daar het hun streven is, geestelijke activiteit te loochenen om ook het geloof aan goddelijke werkzaamheid te vernietigen. Derhalve beschouwt de mens zichzelf als verwekker van elke gedachte - en de hem ondersteunende krachten versterken deze bedoeling.
Alleen de mens die op GOD afstevent begrijpt het wezen van de gedachte, hij bespeurt de stromingen die uit het rijk van het licht naar hem toekomen - en hij laat zich gewillig door de goede geestelijke krachten beïnvloeden.
En daarom zal ook alleen maar de mens die op GOD aanstuurt in de waarheid wandelen, want wat in gedachten tot hem komt is van GOD. De zuivere waarheid wordt afgaande op Zijn Wil, door lichtdragers aan de mens overgebracht - omdat GOD de WAARHEID Zelf is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2083 Misbruik van de gaven - die de mens van het dier onderscheiden
22 september 1941: Boek 30
Het ongestoorde levensgenot is doel en streven van de mens die nog in de donkerste geestelijke nacht op aarde leeft. En zodra hij dit verwezenlijkt, geniet hij ten volle van het leven en leeft dus alleen maar voor het lichaam, terwijl de ziel met lege handen vertrekt. En wanneer de mens zich tevreden stelt met alleen maar lichamelijk genot is deze toestand uitermate onvolmaakt te noemen. Dit getuigt van een puur materiële instelling, de mens is dan slechts een vorm zonder inhoud, hij is niet anders, d.w.z. niet hoger te waarderen dan elk ander schepsel waaraan verstand en vrije wil mankeert, want deze laatste wordt door de mens niet gebruikt, of op een totaal verkeerde manier.
De gaven die de mens onderscheiden van het dier moeten als doel de positieve ontwikkeling van de ziel hebben, het gebruik ervan moet enkel en alleen de omvorming van de ziel tot stand brengen. De mens echter gebruikt deze gaven alleen om naar lichaam een luxueuzer leventje te leiden en dus misbruikt hij ze. De levenssituatie van ieder mens afzonderlijk is daarbij niet doorslaggevend, want reeds het streven naar de geneugten van het leven is misbruik van de levenskracht die hem wordt toegestuurd en de gaven die hem door GOD's Liefde worden geschonken.
Of het leven hem vervulling brengt of niet verandert niets aan het feit dat hij door zijn verlangen de duisternis van de ziel verergert, want het denken erover en het streven ernaar houdt de ziel van haar eigenlijke taak af. Dus het leven kan evenwel leeg blijven en arm aan aardse vreugden en toch brengt het hem geen vooruitgang voor zijn ziel omdat het verlangen op aards genot is gericht. Velen wordt de vervulling vaak geweigerd om hen van hun denken en streven af te wenden en te richten op het geestelijke beleven en toch vinden ze niet de weg naar het geestelijk rijk. Het hoogste doel blijft voor hen aards geluk. En zo'n instelling maakt het van GOD verwijderd zijn niet minder, is dus oorzaak van een onvoorstelbaar manco met verstrekkende gevolgen op het einde van het aardse leven. En dit tekort is niet meer goed te maken zodra de ziel het aardse lichaam heeft verlaten.
Anderzijds kan een korte tijd op aarde volstaan om het verzuimde in te halen, wanneer de mens de vorming van zijn ziel ernstig neemt. En daarom wordt de mens in zijn laatste levensjaren steeds vaker geconfronteerd met gelegenheden die hij maar hoeft te benutten en die hem, als hij bereid is, onvergelijkelijke zegen kan opleveren, want GOD laat zielen die op een dwaalspoor gebracht zijn, niet zonder hulp, ook wanneer de mens deze niet aanvaardt, d.w.z. door zijn instelling tegenover wereldse vreugden en aardse goederen zich naar de tegenstander van GOD wendt. HIJ worstelt om diens ziel tot zijn dood. Steeds weer staat HIJ met Zijn hulp klaar en leidt hem zo dat zijn gedachten op geestelijk gebied worden gericht. En steeds wordt zijn wil gelegenheid geboden te kiezen. Want dit is goddelijke Liefde, Die niet laat vallen wat zich van HEM wil losmaken.
Maar GOD zal nooit beslissend ingrijpen in de wil van de mens, maar wel duidelijk de mensen bij elkaar brengen die elkaar aan kunnen vullen, d.w.z. HIJ laat onwetende mensen in verbinding treden met diegenen die hen van dienst kunnen zijn door te onderwijzen en te informeren. Het is vaak een zware opgave zolang de wereld nog bekoort en de wil daardoor verzwakt is, om geestelijke waarheden aan te nemen. Maar af en toe zijn ook slechts kleine pogingen voldoende dat de mens er ontvankelijk voor wordt - en wel als de wereld hem karig bedenkt. Onvervuld verlangen kan er ook toe leiden dat het verlangen te boven wordt gekomen en dan was het vruchtbaar. De strijd tegen zichzelf, tegen de eigen begeerte, is de mens dan makkelijk gemaakt, doordat hem de vervulling onthouden bleef. En dit is ook een genade van GOD die tot een juiste beslissing van de wil kan leiden. Wat de mensen vaak zo bitter en hard van de hand wijzen, daarvoor zullen ze eens GOD danken als het tot het juiste resultaat heeft geleid - of het bitter berouwen, wanneer hun wil ook deze genade buiten beschouwing liet.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2111 De oorsprong van de gedachte in het hart van de mens
13 oktober 1941: Boek 30
Elke gedachte stijgt op uit de diepte van het hart en slaat dan pas haar weg in, in de daarvoor bestemde organen, waardoor zij als gedachte gevoeld en tot uitdrukking gebracht wordt. Want voordat de gedachte in de mens tot bewustzijn komt, moet zij in het hart, dat wil zeggen in het innerlijke van de mens worden geboren. Wat hem ten diepste bezighoudt, dat voelt hij in het hart en dit gevoelen laat de gedachte ontstaan, weliswaar met het hart niet voelbaar, maar vanuit het gevoelsleven geboren en nu pas naar de hersenen geleid, die de gedachte opnemen en haar in zekere zin vasthouden, tot het de mens tot bewustzijn komt. De mens gelooft dat de gedachte van de hersenen uitgaat, dat zij daar ontstaat door organische bezigheid, want hij weet niets van het wezen van de gedachte. En daarom zal hem de verklaring niet geloofwaardig zijn, dat de gedachte in het hart haar oorsprong heeft. Maar begrijpelijker zal het hem worden, wanneer hij het hart als centrum van zijn gevoel beschouwt, wanneer hij tracht ook de gedachte als een gevoel te zien.
De eenvoudigste oplossing echter is die, dat geestelijke stromingen bliksemsnel in een opnamevat uitstromen en door de wil van de mens worden vastgehouden. Dus is de gedachte geestelijke kracht die via de weg van het hart omgeleid wordt naar de hersenen, daar vastgehouden, of waar de wil te zwak is, dadelijk weer wordt opgegeven zonder het bewustzijn van de mens binnengedrongen te zijn. En steeds is het van de wil afhankelijk of een gedachte wordt vastgepakt door de daartoe bestemde organen, want zodra de mens wil, treden deze pas in werking en nemen de uit het hart opstijgende gedachte in ontvangst en verwerken deze. Dat wil zeggen: zij wordt bij de al aanwezige gedachten gevoegd, zij wordt dus als het ware ondergebracht in het al voorhanden zijnde gedachtegoed en kan nu naar believen uitgeschakeld of ingeschakeld worden, al naar gelang de wil van de mens. Want de denkorganen van de mens zijn zo geconstrueerd dat elk voelen van het hart zich als een beeld weerspiegelt.
En zodra nu acht wordt geslagen op het beeld door de wil van de mens, wordt het vastgehouden. Dat wil zeggen: het raakt gegrift in speciaal daartoe bestemde fijnste netvliezen en is zo voor de mens altijd zichtbaar, dus hij zal het zich voor de geest kunnen halen wanneer hij wil. Dit is het zogenaamde herinneringsvermogen. Wanneer indrukken of beelden lange tijd nadien de mens weer tot bewustzijn worden gebracht, dan zijn de denkorganen werkzaam. Ze ontdekken onder de ontelbare met beelden bedekte netvliezen dat wat de menselijke wil zich graag wil voorstellen en zo kunnen al lang vergane indrukken, die eerst het hart van de mens bezig hebben gehouden eer ze tot gedachten werden gevormd, te allen tijde in herinnering worden gebracht, omdat ze, eens door de wil van de mens aangenomen, als indruk blijven bestaan, tot ontelbare indrukken de beelden onduidelijk maken, dus het herinneringsvermogen zo zwak wordt, dat ze niet meer duidelijk tot het bewustzijn komen.
Geestelijke indrukken nu zullen aardse indrukken en beelden verdringen. Is dus het hart bereid krachtstromingen uit het geestelijke rijk op te nemen, dan is ook de menselijke wil bereid de nu geboren gedachten naar de hersenen over te brengen en vast te houden. Want hij ervaart de krachtstroom als weldadig en zijn streven is, de daardoor ontstane beelden zeer vaak en duidelijk te aanschouwen. Bijgevolg zullen deze beelden zich bijzonder scherp ingraven, zodat ze spoedig het hele denken van de mens in beslag nemen.
Kracht en gedachte is bijgevolg een begrip, alleen dat het verschillend is of alleen de aan de mens toekomende levenskracht of de uit het geestelijke rijk overgebrachte kracht oorsprong van de gedachte is. Maar steeds wordt de gedachte in het hart geboren, want elke kracht stroomt eerst naar het hart en wordt van daaruit verder geleid. Er kan echter door de menselijke wil het verder leiden naar de hersenen worden verhinderd, of de gedachte teruggedrongen eer hij zich als beeld kon uiten. En daarom is de mens ook voor zijn gedachten verantwoordelijk, want zijn wil bepaalt welke gedachten zich duidelijk inprenten en zijn wil bepaalt welke gedachten steeds weer in het bewustzijn worden gebracht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2113 Geloof in een voortbestaan - Uitwerking van het leven op aarde in het hiernamaals
14 oktober 1941: Boek 30
De zorg voor het heil van de ziel wordt niet serieus genomen en moet toch aan alles worden vooropgesteld, want dit is het enige levensdoel van de mens. En toch kan de mens er niet toe gedwongen worden, het kan hem alleen steeds weer worden voorgehouden, dat hij de gevolgen van zijn werkzaam zijn op aarde op zich moet nemen na zijn aardse leven, dat hij, als hij niet denkt aan zijn ziel op aarde, een des te veelvoudig kariger en smartelijker bestaan moet doormaken dan het meest armzalige en smartelijke leven op aarde zijn kan. De mens leeft alleen in het heden en hij gelooft dat dit heden ten einde is met de dood van het lichaam. En dus zorgt hij ook niet voor de toekomst. En hij is toch alleen vanwege deze toekomst op aarde.
Het geloof aan een voortleven na de dood kan hem niet onder dwang worden overgebracht en daarom kunnen hem ook geen duidelijke bewijzen uit het hiernamaals worden geboden, om hem niet in zijn geloofsvrijheid te beknotten. Maar zou de mens alleen de goede wil hebben in de waarheid te staan, dan zou de geestelijke wereld zijn aandacht trekken, want hij zou dan aan de kleinste tekens aandacht schenken en het geloof aan een hiernamaals zou levend worden in hem.
Maar meestal hecht de mens er helemaal geen waarde aan iets te weten over het "hierna". Hij leeft op de aarde en is met deze zekerheid tevreden, steeds in de veronderstelling dat hij na zijn lichamelijke dood niets meer weet en gewaarwordt. En hij denkt er niet aan dat alleen de buitenkant levenloos is geworden, omdat de geest, het ware leven, eruit is ontsnapt. Hij denkt er niet aan dat deze niet sterven kan, dat hij onvergankelijk is, alleen zijn buitenkant op de aarde achterlaat om het eigenlijke vaderland binnen te gaan. En hij denkt er niet aan dat hij zich zelf op aarde het geestelijke rijk vormgeeft, dat het beantwoordt aan zijn leven op aarde, dat het een duistere, onvriendelijke en terneerdrukkende of stralende, gelukkig makende omgeving voor de ziel van de mens kan zijn. Hij bedenkt niet dat hij in smartelijk berouw aan zijn onbenut aards leven denkt - daar hij nooit zeggen kan dat hem het weten daarover niet zou zijn overgebracht.
Ieder mens zal onderrichtingen daarover ten deel vallen, maar niet ieder mens neemt deze onderrichtingen aan, omdat hij niet bereidwillig is, maar de wil niet kan worden gedwongen. Dan denken ze alleen aan hun lichaam, hun aandacht is alleen op het welzijn daarvan gericht, terwijl de ziel buiten beschouwing blijft. De nood van de mensheid is groot en daarom moet ook de lichamelijke nood zo groot zijn, opdat de mens in zichzelf keert en zich de vergankelijkheid van al het aardse en ook de vergankelijkheid van het lichaam voor ogen houdt, opdat hij dan toch vragend tegenover de oneindigheid staat en hij nu in een ander denken kan worden geleid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2129 Gebed - Vereniging met God - Belangrijk gebeuren
26 oktober 1941: Boek 30
Slechts weinig mensen begrijpen hoe belangrijk het gebeuren is van de vereniging met God. Maar deze weinigen streven met alle ijver naar de aaneensluiting met God, want ze zijn op de hoogte van de kracht die hun daardoor toestroomt. Ze weten dat een dergelijke toevoer van kracht hen gelukkig stemt en dat er niets bestaat wat hiermee gelijkwaardig zou zijn. En wat ze eenmaal hebben ingezien is beslissend voor hun aards bestaan. Maar het merendeel van de mensen blijft onaangedaan als ze ervan in kennis worden gesteld dat de aaneensluiting met God iets onuitsprekelijk kostelijks en kostbaars is. Ze voelen alleen zuiver aards en kunnen zich niet in geestelijk ervaren verplaatsen. Ze blijven in hun afwijzende houding als hun wijsheden worden overgebracht die het geestelijke gebied aanroeren en kunnen bijgevolg ook de stroom van kracht niet ervaren, daar hij bij weerstand werkeloos blijft. En aldus kan nooit het contact tot stand worden gebracht tussen de mens en God. En het nadeel ervan is zo onvoorstelbaar voor de menselijke ziel, want die gaat alleen opwaarts door de genade Gods, en die kan weer alleen worden verworven door erkennen van en streven naar de eeuwige Godheid.
Het toestromen van de goddelijke genade is steeds het gevolg van de aaneensluiting met God in het gebed. Want vragen om de genade Gods is gebed en dit veronderstelt steeds de geestelijke verbinding met God. Biddende mensen kunnen nooit vallen, dat wil zeggen: van God verwijderd blijven. Ze zullen steeds dichter bij God komen, want ze zoeken Hem. Ze verlangen naar Hem en Zijn kracht en ze nemen dus ook Zijn kracht en genade in ontvangst. Maar dit voert onvermijdelijk opwaarts.
Wie bidt, verenigt zich met God, vooreerst zolang als hij bidt, om zich echter steeds inniger met Hem te verbinden en uiteindelijk helemaal met Hem verenigd te zijn. Wie bidt, erkent God als een Macht aan welke hij is onderworpen. Hij plaatst zich met volledige wil onder Hem. Hij heeft geen heimelijke of openlijke weerstand tegen God en dus kan God hem bedenken met Zijn Liefde, Zijn Kracht, met Zijn Geest. En wie de Geest uit God ontvangt, staat in verbinding met het geestelijke rijk. Er komt hem weten toe en dus bevindt hij zich in het licht. En dit alles brengt de bewuste aaneensluiting met God teweeg. Dit alles wordt door innig gebed bewerkstelligd, dat zodoende het voornaamste gebeuren is voor de mens, zolang hij op aarde vertoeft. Want het gebed is het bewijzen van zijn wil en van zijn keuze voor God. Wie innig bidt heeft uit vrije wil beslist voor God en hij keert terug naar Hem, uit wie hij eens is voortgekomen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2143 Sterren - Geestelijke en aardse substantie
7 november 1941: Boek 31
Voor de positieve ontwikkeling van het geestelijke is het dienend werkzaam zijn doorslaggevend, en wel wordt er naar gelang de verblijfplaats ook een zekere aktiviteit van het wezen verlangd en deze stemt weer overeen met de gesteldheid van het hemellichaam dat die wezens als bewoners heeft. Aardse zichtbare en tastbare substantie vereist ook een werkzaamheid die weer het zichtbare en tastbare tot stand brengt en bijgevolg moet ook de ziel, het geestelijke, zich in een omhulsel bevinden dat tastbaar en zichtbaar is.
De bezigheid kan echter ook uit zuiver geestelijke aktiviteit bestaan, d.w.z. niet aan een vorm of aardse schepping gebonden zijn en toch eveneens een dienende liefde zijn, waardoor het wezen tot volmaaktheid komt. Bijgevolg hoeft het rijp worden van deze wezens niet van aardse scheppingen, d.w.z. materiele scheppingen, afhankelijk gemaakt te worden. Veeleer kan de positieve ontwikkeling in geestelijke regionen sneller en gemakkelijker plaats vinden. Toch is aktiviteit in een geestelijke omgeving moeilijk aan de mensen uit te leggen. Ze is hun niet duidelijk te maken, omdat de mens zich een leven zonder lichamelijke buitenkant niet kan voorstellen, maar bij GOD is geen ding onmogelijk en schiep HIJ dus dingen die aan het menselijk verstand onaanneembaar voorkomen, die naar menselijke begrippen als niet bestaand moeten worden uitgelegd, evenwel niet uit het Universum weg te denken en dus ook niet te loochenen zijn. En dit zijn de hemellichamen die voor de mensen als aan de hemel staande sterren zichtbaar zijn. Deze sterren zijn eindeloze afstanden van elkaar verwijderd en zijn steeds een wereld apart.
Elke schepping getuigt van GOD's Almacht, Wijsheid en Liefde, maar de mens begrijpt de aard van de sterren niet, zolang hij op aarde vertoeft, want hij kan zich niets voorstellen wat niet uit aardse substantie bestaat. Het geestelijke in de mens echter is ook een van de aardse materie volledig onafhankelijke substantie en dit laat al het aards tastbare of zichtbare op de aarde achter zodra de ziel door de poort van de eeuwigheid het geestelijke rijk binnengaat.
En dus is de verblijfplaats van de ziel nà de lichamelijke dood geen schepping die bestaat uit aardse substantie, integendeel zijn daarvoor de ontelbare sterren bestemd, die voor het menselijk oog zichtbaar zijn als stralenden hemellichamen, maar in werkelijkheid niet door het menselijk oog aanschouwd kunnen worden, omdat ze geen aardse scheppingen zijn, die echter toch door GOD geschapen werden voor de voortgaande ontwikkeling van het nog onvolkomen geestelijke.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2203 Het Boek der boeken - 'n Lamp zonder olie
5 januari 1942: Boek 31
Een lamp zonder olie is slechts een leeg vat dat niet voldoet aan zijn doel, want hij straalt geen licht uit omdat de permanente voeding ontbreekt die aan het licht moet worden toegevoerd. En zo is ook de heilige Schrift (de bijbel) zo lang als boek slechts te beschouwen als hij niet waarachtig licht verspreidend werkt, d.w.z. zolang hij niet tot de verlichting van de geest leidt. De heilige Schrift kan waarlijk de hoogste wijsheid aanbieden aan hem die in diepste gelovigheid en met een hart dat op GOD is gericht, begeert er de wijsheid uit te putten, zodra dus de mens zelf door dit verlangen zijn honger naar licht laat zien. Dan is het Boek der boeken niet zo maar een leeg vat, integendeel wordt het tot een schenker van licht. De mens neemt toe in wijsheid, want hij wenst voeding voor zijn geest, en deze voeding doet het licht in hem tot een helder stralende vlam worden die tot ver weg zijn schijnsel zendt en de donkerste nacht kan verlichten.
Het Woord GOD's is gezegend met Zijn Kracht en zij die rechtstreeks van GOD het Woord in ontvangst mogen nemen, zullen daarom ook voortdurend doorstroomd zijn door GOD's Kracht. En deze kracht stroomt ook naar de mens die met dezelfde innigheid het Woord daar tot zich neemt waar het voor alle mensen toegankelijk is, zodra hij er maar naar streeft goddelijke wijsheid in zich op te nemen, zodra hij enkel en alleen licht begeert. Want elke honger naar Zijn Woord zal GOD stillen. Hij zal geven waar er naar verlangd wordt. Dus moet het hart verlangen naar geestelijk voedsel, dan wordt hem dit aangeboden in de vorm van weten, want elk woord uit de heilige Schrift wordt de mens nu duidelijk en dit weten maakt gelukkig en stemt hem tevreden. Maar hoe vaak leest de mens alleen maar het geschreven woord en laat dit niet tot zijn hart spreken, hoe vaak ontbreekt hem betekenis en inzicht van datgehe wat hij leest, omdat hij niet bidt om de genade van het begrijpen en dan is het Boek niet meer waard dan elk ander boek dat alleen maar tot doel heeft te vermaken. Maar dan mist de lamp de olie, dan is hij zonder licht, hij is slechts een leeg vat dat zijn doel niet nakomt, want hij straalt geen licht uit en kan ook niet het hart van de mens verlichten.
Het Woord GOD's komt tot ieder mens die het begeert, want GOD is het Woord, en aan wie HEM tracht te bereiken, openbaart GOD Zich op de meest verschillende manieren. HIJ geeft hem de waarheid d.m.v. gedachten, of HIJ brengt mensen bij elkaar en HIJ spreekt door dezen, of HIJ spreekt door het Boek der boeken tot hem. Maar steeds moet de bereidwilligheid aanwezig zijn om het goddelijke Woord te ontvangen, het hart moet het wensen opdat zijn verlangen kan worden vervuld. De GEEST uit GOD zal dan steeds werkzaam zijn, het doet er niet toe hoe en waar de mens het goddelijke Woord in ontvangst neemt, omdat de GEEST uit GOD pas dan kan werken waar de honger van de mens naar geestelijk voedsel, naar het licht, duidelijk blijkt. En dan zal ook elke dwaling zijn uitgesloten, want zelfs waar zoiets door menselijke wil is ontstaan, stuurt de GEEST uit GOD het denken van de mens zo, dat hij juist begrijpt en dus zijn weten aan de waarheid zal beantwoorden. Dus dan is het weten als een licht dat helder in de omgeving straalt en de kracht van zijn straling in de duisternis zendt. En dit weten zal hij altijd en overal mogen verwerven. Steeds is de Geest uit GOD bereid weten uit te delen, en waar het maar uit het diepst van het hart wordt begeerd, daar zal ook het hart worden gevoed, want GOD wil dat het licht en helder zal worden in de harten der mensen. HIJ wil dat Zijn Woord niet alleen uiterlijk zal worden gelezen of aangehoord, maar dat het diep zal binnendringen, opdat het als geestelijk goed vast zal blijven zitten en eens de rijkdom is van de ziel in de eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2221 Opvolgers van Petrus - Kerkelijk wereldse macht
27 januari 1942: Boek 31
Lees in de bijbel en u zult inzien dat de geest der waarheid bij de meeste mensen kennelijk verdrongen is. Het woord van God is u daarom onthouden, opdat u, die de waarheid zoekt, niet ziende wordt. De kerkelijke overlevering wordt getrouw opgevolgd, maar in hoeverre deze overlevering met de leer van Christus overeenstemt, dat wordt niet onderzocht. En hoe vaak is de zin van het goddelijke woord niet veranderd? Hoe vaak werd het woord van God verkeerd uitgelegd en hoe zelden wordt de verkeerde uitleg bekritiseerd? Dit misleiden van de mensheid kan niet genoeg naar voren worden gebracht, het is toch de oorzaak van alle scheuringen en religieuze strijd geweest.
Toen Jezus op aarde leefde sprak Hij van het rijk Gods. Van een rijk dat niet van deze wereld is. Hij sprak niet van wereldlijke macht, Hij sprak ook niet van kerkelijke macht, van een organisatie. Hij had het ook niet over mannen die in de plaats van God zouden heersen over Zijn gemeente. Hij sprak alleen tot Zijn discipelen: "Ga heen en onderwijs alle volkeren". Hij gaf hen de opdracht de mensen te onderwijzen in Zijn leer van liefde, en Hij beloofde hun Zijn medewerking als ze in Zijn geest één bleven. Want zoals zij de liefde onderwezen, moesten zij ook zelf in liefde leven, en dan was God, die de Liefde is, ook zelf met hen.
Waar echter de liefde regeert daar is elke heersende macht overbodig. Waar de liefde regeert dient de één de ander. Waar de liefde regeert daar zijn geboden overbodig, behalve het gebod van de liefde, dat aan de mensen gepredikt moet worden omdat God dat zelf heeft gegeven. Wat de liefde leert is volgens Gods wil. Wat evenwel aan deze geboden werd toegevoegd is niet naar de wil van God, want om te gebieden is een heersende macht vereist.
Maar de mensen moeten als broeders en zusters met elkaar leven, alleen onderdanig aan de wil van God, als zij Gods rijk willen verwerven. Zij moeten zich volstrekt niet tegen de wereldlijke macht verzetten, die God heeft ingesteld voor tucht en orde als die overtreden wordt. Maar toch is Zijn rijk niet van deze wereld. In Zijn rijk is Hij alleen de Heer en machthebber. Hij heeft waarlijk geen mensen op aarde nodig die Hem vervangen en hun macht uitoefenen tegenover de medemensen. Maar waar wijst een woord van de Heer gedurende Zijn leven op aarde op zo'n macht?
Hij leefde in liefde, Hij gaf liefde en onderwees liefde. Ware liefde echter schakelt een willen heersen uit. Het sterkere mag niet beslissen voor het zwakkere, zelfs daar niet waar het vervullen van de goddelijke geboden onderwezen wordt. Want wat onder dwang wordt gedaan heeft niet heel veel waarde, al is het nog zo edel en goed. Pas als de vrije wil in de mens werkzaam is geworden, zijn deze handelingen waard door God gezien te worden. Zodoende verlangt God alleen de vrije wil van de mensen. Nooit echter hebben de mensen op aarde het recht om eigenmachtig bij de goddelijke geboden die van henzelf te voegen. En nog veel minder mag het onderhouden van deze geboden de mensen als een plicht worden opgelegd - dus geëist onder bedreiging van tijdelijke of eeuwige straffen. Want om deze straffen te ontgaan wordt nu een gebod nageleefd, waar anders geen aandacht aan zou worden geschonken. Dus kan het onderhouden van zulke geboden onmogelijk een grote waarde hebben voor God en voor de eeuwigheid.
Toen de discipelen de opdracht van Christus uitvoerden en het evangelie uitdroegen in de hele wereld, was ook het werkzaam zijn van God duidelijk zichtbaar. Want zij genazen zieken in Jezus' naam, zij dreven boze geesten uit en deden wonderen, om te bevestigen wat zij onderwezen. Want Gods geest was met hen en in hen. Alles wat zij volbrachten was het werken van Gods geest. Zij verkondigden de leer van Christus, de goddelijke leer van de liefde, en leefden hun medemensen eveneens deze liefde voor. En dat schakelde de wil tot heersen geheel uit, want zij waren als broeders en zusters onder elkaar en dienden elkaar in liefde. Dit was de taak die Jezus Christus Zijn discipelen opdroeg voor hun verdere werkzaamheden. Maar Hij heeft niet één van Zijn apostelen aangesteld als opperhoofd of als leider, naar wie alle anderen zich voegen moesten.
Maar wat nadien ontstond week geheel af van dat wat de Heer zelf vertegenwoordigde. Er werd een kerkelijk-wereldlijke macht in het leven geroepen die het gebod van de liefde in zo'n vorm goot, dat die niet meer overeen kwam met hetgeen Jezus Christus de mensen zelf heeft geleerd. Het dienen in liefde werd nog wel verlangd, maar het werd niet meer zelf beoefend. En dat was van diepgaande betekenis, want er ontstond weer hetzelfde wat Jezus Christus had gebrandmerkt tijdens Zijn leven op aarde. De mensen werden verplicht tot dat wat zij uit eigen vrije wil moesten doen. En mannen van aanzien, rang en waardigheid betitelden zich als opvolgers van de apostelen, die toch in grote armoede hun ambt bekleed hadden. Evenzo bestempelde een bouwwerk met een enorme ontplooiing van pracht zich als de "alleen zaligmakende kerk" die Jezus Christus zou hebben ingesteld met de woorden: "Jij bent Petrus, de rots".
Deze woorden zijn door mensen die naar macht streefden zo uitgelegd zoals zij ze zelf konden gebruiken. In geen geval hebben deze woorden de betekenis dat Petrus de stichter van een kerkelijke macht is, en dat de machthebbers van deze kerk de opvolgers van de apostelen zijn - van die apostelen, die zonder rang en waardigheid alleen het evangelie van de goddelijke liefdesleer in de wereld verkondigden. Petrus was de gelovigste van hen en Jezus plaatste zijn sterk geloof op de voorgrond met de woorden: "Jij bent Petrus, de rots, op deze rots wil Ik mijn kerk bouwen". Jezus noemt de gemeenschap van gelovigen Zijn kerk, want zij die het rijk Gods willen verwerven moeten zich in diepste gelovigheid aaneensluiten en zo Zijn kerk vormen. Zo is het Zijn wil, en deze wil bracht Hij in de genoemde woorden tot uitdrukking.
Het is echter niet Zijn wil, dat hoge en hoogste waardigheidsbekleders zich als hoofd van zo'n gemeenschap voelen en ook hun macht zodanig gebruiken. En ook niet dat talloze gebruiken en ceremoniën de eigenlijke kern onbelangrijk laten worden, dat wil zeggen dat de goddelijke leer van de liefde onopgemerkt blijft door louter uiterlijkheden waar teveel waarde aan wordt gehecht en zodoende de eigenlijke zending van de apostelen, de wereld in te gaan om het evangelie te verkondigen, niet meer erkend wordt. Wel kunnen er ook onder die machthebbers nog mannen zijn naar Gods hart, en hun zal Hij ook waarlijk Zijn geest en Zijn genade niet onthouden. Maar hun wijsheid is dan niet het gevolg van hun positie of hun hoge ambt dat ze bekleden, maar hun juiste levenswandel voor God. Dezen zijn dan de ware opvolgers van Petrus, want zij zijn sterk in het geloof. En uit de sterkte van het geloof putten zij de wijsheid, want dan zijn zij als een rots waaruit het levende water stroomt. Zij zijn dan de ware vertegenwoordigers van de kerk van Christus, die bestaat uit de gemeenschap van gelovigen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2267 Dienen in liefde uit vrije wil
18 maart 1942: Boek 31
Er is een voortdurende positieve ontwikkeling gewaarborgd, zolang het wezenlijke nog in een gebonden wil is, dus de gang door de scheppingswerken gaat. Want het dient, ofschoon in zekere zin tot dienende werkzaamheid gedwongen. Het is echter ook bereid te dienen, daar het anders zijn werkzaam zijn niet toegewezen zou hebben gekregen. De bereidwilligheid te dienen is eerste voorwaarde voor voortdurende positieve ontwikkeling.
In het stadium als mens nu is het weer aan het wezenlijke overgelaten of het liefdevol werkzaam is of niet. Zijn ziel is in de toestand van rijpheid, dat de grootste dwang, de gebonden wil, vervangen kan worden door de vrije wil. Daarom wordt het dan niet meer gedwongen dienend bezig te zijn. Integendeel, de ziel moet uit vrije wil verrichten wat dan weer haar positieve ontwikkeling tot gevolg heeft. En zo vormt dit stadium ook een zeker gevaar voor de mens, dat wil zeggen voor diens ziel, als ze faalt. Als ze dus haar vrije wil niet gebruikt om liefdevol bezig te zijn.
En daarom heeft God het hele leven van de mensen op aarde een zodanige vorm gegeven, dat ze elkaar nodig hebben, om hun gelegenheid te geven elkaar te dienen. Dit is waarlijk niet willekeurig zo geregeld. En de verschillende leefomstandigheden hebben hun wijselijk doel. Ze moeten de mens het dienen verlichten. Hij wordt wel door de omstandigheden tot dienen gedwongen, maar kan zich toch ook nog verzetten of het werk met tegenzin doen. Dat wordt echter door God daarmee in overeenstemming beoordeeld, dat wil zeggen: het belemmert het rijp worden van de ziel. Want pas het dienen in liefde levert de ziel de graad van rijpheid op en verlost haar voorgoed van het gebonden zijn.
Het menselijk leven is schijnbaar ook wel een leven onder dwang dat zich in het kader van de natuurwetten voltrekt, zodat de mens de vrijheid van zijn wil zeer vaak in twijfel trekt. En toch bezit de mens veel vrijheid. Want zijn denken, handelen en willen staat hem vrij. En zo kan hij ook tegen de goddelijke ordening zondigen, als zijn drang ongeremd is en hij zich aan de duistere macht overgeeft.
De innerlijke strijd tegen goed en kwaad is zonder beperking aan hem zelf overgelaten. En dit zal hem gemakkelijker of moeilijker vallen, al naar gelang hij werkzaam is in liefde, dus in liefde dient. Het vrijwillig dienen in liefde laat hem pas goed van de vrijheid van zijn wil bewust worden. Want dan ziet hij in, dat hij daar op geen enkele wijze toe gedwongen is, dat hij veeleer recht heeft op dezelfde wilsvrijheid om tegenovergesteld te handelen.
Elke liefdeloosheid versterkt de wil om te heersen, terwijl bij elke handeling in liefde de drang om te dienen groter wordt in hem. En dit dienen is een gelukkig makend dienen als het in vrije wil en in liefde wordt verricht, terwijl een dienen onder dwang - dat wil zeggen tegen zijn wil - de mens tot last wordt en hem innerlijk in opstand doet komen. Dan wordt de mens beheerst door de kwade macht, die hem verhinderen wil zich te verlossen.
En daarom is het aardse leven een verantwoordelijk leven, omdat er zoveel mogelijkheden zijn om in dienende liefde werkzaam te zijn, dat de ziel zichzelf kan verlossen en deze mogelijkheden niet in overeenstemming daarmee worden gebruikt. En deze mogelijkheden zullen toenemen, hoe minder de mensen de zin van hun bestaan inzien en vervullen, om in hen het gevoel van liefde op te wekken bij het zien van de grote nood van de medemensen en hun nu aanleiding te geven om dienend werkzaam te zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2287 De goddelijke Liefdevonk - Ware en verkeerde liefde
2 april 1942: Boek 32
De goddelijke Vonk in de mens is de Liefde. God heeft de Liefde in elk mensenhart gelegd en hem nu een taak opgedragen op aarde: de goddelijke Liefdevonk te laten aanwakkeren tot een hoog oplaaiende vlam, die dan alles om zich verteert. De liefde woont dus in alle mensen, maar naar welke zaken deze liefde zich keert, is aan de mensen overgelaten, dat wil zeggen de menselijke wil bepaalt het doelwit van zijn wensen, dus het voorwerp van zijn liefde. Geestelijk verlangen en aardse begeerten kenmerken de ware - dat wil zeggen God welgevallige - en de verkeerde liefde. Want liefde is verlangen naar aaneensluiting.
Wordt de mens met iets vertrouwd gemaakt en hij tracht het te bezitten, dan is de liefde al in hem ontstoken. En met beide wordt hij in kennis gesteld, opdat de mens kan beslissen. Hem worden aardse goederen en verlokkingen der wereld geboden, maar er wordt hem ook geestelijk goed ter beschikking gesteld, zodat de liefde in de mens nu kan beslissen welk object ze als doel neemt. En dienovereenkomstig groeit ook de liefde. Het verlangen naar aaneensluiting geeft dus het aardse leven pas zijn inhoud, want nu streeft de mens naar bezit, geestelijk of aards, al naargelang het geloof en het verlangen naar God sterk is. Daarom zal de liefde de aandrift zijn voor al het handelen en denken.
De wereldse liefde is hetzelfde als liefdeloosheid, want wereldse liefde schakelt de liefde voor God uit, wereldse liefde streeft alleen naar eigen bezit en richt zich nooit op de naaste. Maar eigenliefde is het tegengestelde van naastenliefde, dus uit deze liefde zich in liefdeloosheid tegen de medemens. Want van zichzelf zal ieder mens houden, hoewel zijn denken en handelen tegenover de medemens liefdeloos moet worden genoemd.
In het begin zullen twee begeerten strijden in de mens en dan is het van betekenis aan welke begeerte in zich de mens toegeeft. Is de liefde voor het goede in hem overheersend, dan zal hij spoedig de begeerten naar de wereld overwinnen, want het goede heeft zijn oorsprong in God. Bijgevolg stuurt de mens op God aan en dus richt zijn liefde zich op Hem. En deze liefde uit zich in de liefde voor de naaste en ze zal uitbreken tot een hoog oplaaiende vlam.
Maar de verkeerde liefde zal vergankelijk goed als doel hebben. Ze zal daarom ook onbestendig zijn, ze zal steeds nieuwe dingen ontdekken die ze begeert en deze verkeerde liefde zal de mensen afkerig maken van God en hen naar Diens tegenstander toe leiden. De goddelijke vonk in de ziel van de mens wordt dan niet gevoed, maar veeleer in onzuivere lusten verstikt. De zuivere liefde wordt vervangen door een verlangen, dat eveneens voor liefde wordt aangezien, maar met dit onderscheid, dat ze niet God, van Diens tegenstander als doel heeft, zodat er dus van een verkeerde liefde kan worden gesproken. Deze verkeerde liefde is echter thans het kenmerk van het geestelijke dieptepunt van de mensheid. Want wie God als doel heeft - dus zich met Hem probeert te verbinden - bemint God en is dicht bij Hem, dus geestelijk rijper dan diegenen, die ver van God afstaan door hun verkeerde liefde voor de wereld. Want alleen door de aaneensluiting met God kan de geestelijke rijpheid worden verkregen. En wie daar naar streeft, heeft de ware liefde, hij heeft de goddelijke liefdevonk in zich doen ontbranden en probeert zichzelf te vormen tot liefde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2381 Het smeken van de arme zielen om het gebed
24 juni 1942: Boek 32
Laat het smeken van de overledenen tot u spreken.
Ontzeg hun uw voorbede niet als zij er voor zorgen dat u aan hen denkt en weet, dat zij onnoemelijk moeten lijden zonder uw hulp. Het lot van een niet verloste ziel is bovenmate treurig, en niemand van u weet of een ziel verlost is, of in een smartelijke toestand smacht en uw hulp nodig heeft. Alleen door gebed kunt u deze arme zielen hulp bieden, want zij voelen dan uw liefde en die geeft hun de kracht hun eigen lot te verbeteren. Zij veranderen hun wil, wat vooralsnog nodig is om een verandering in hun treurige toestand teweeg te brengen. De zielen zijn ook dankbaar voor de geringste ondersteuning, omdat zij op u zijn aangewezen of op de werkzaamheid vol medelijden van zielen die reeds een hogere graad van rijpheid hebben bereikt. Deze mogen hun echter dan pas hulp bieden, als hun wil een verandering van hun bestaande toestand wenst. Maar de wil is bij zulke zielen zwak of zelfs totaal werkeloos. Daarom kunnen zij vaak ondenkbaar lange tijd moeten smachten, als zij niet worden gesteund door de voorbede die hun de kracht oplevert de wil te veranderen, dat wil zeggen: werkzaam te laten worden.
Kende u de nood van deze zielen, dan zou u hen niet vergeefs laten smeken. Want iedere gedachte aan een overledene zorgt ervoor dat hij niet vergeten wordt en is een roep om hulp in hun nood. De mensheid is zo liefdeloos tegenover elkaar en zonder geloof aan een voortleven na de dood. Daarom gedenkt zij ook de doden niet, waaronder deze dan uitermate lijden. Zij dringen steeds maar weer de gedachten van de mens binnen en willen hem daardoor aansporen hen in het gebed te gedenken. De nood in het hiernamaals is groot, daarom dringen ook de zielen van onbekende overledenen zich in de nabijheid van degene die vol medelijden aan deze arme zielen denkt. Want zij voelen ieder gebed als een weldaad, als vermeerdering van hun kracht en van de wil die naar boven gericht is.
En de mensen op aarde die vol van erbarmen zijn, zijn gedurig omgeven door hulpbehoevende zielen omdat die van hen hulp verwachten. De wil om deze zielen te helpen geeft hun reeds kracht, en iedere liefdevolle gedachte die hen omvat sterkt hun wil. Daarom kunnen vrijgevige wezens deze zielen in het hiernamaals te hulp komen en hun de kracht overbrengen die zij nodig hebben om het ontzaglijke leed in het hiernamaals te verminderen.
De mensen kunnen niet genoeg beseffen welk een genadegave het gebed is. Alles kunnen ze bereiken door het ware gebed, want God zelf heeft hun deze genade geschonken en haar geen grenzen gesteld. In het hiernamaals echter kan de ziel zichzelf niet helpen, maar is op hulp aangewezen. En deze liefde en hulp moet u hun doen toekomen om hen aan deze kwellende toestand te ontrukken en het hun mogelijk te maken, te beginnen zichzelf te verlossen.
Heeft de ziel het stadium van haar willoosheid overwonnen, dan geldt haar streven alleen nog het opwaarts gaan en dan is haar grootste nood opgeheven. De kracht daartoe moet haar evenwel van liefhebbende zijde worden toegezonden door voor haar te bidden, want alleen het werken in liefde brengt de ziel verlossing. En waar zij zelf te zwak is om in liefde te kunnen werken, moet de mens haar liefdevol bijstaan, opdat ze de kracht krijgt die ze voor haar positieve ontwikkeling nodig heeft. Vergeet daarom de arme zielen niet, zij smeken u gedurig om uw hulp.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2383a De leer van de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk (1)
25 juni 1942: Boek 32
Iedere geloofsleer moet beproefd worden voordat zij aangenomen wordt. Dit verlangt God van u om de invloed van Zijn tegenstander te verzwakken, en uzelf zult dan ook herkennen wat zijn werkzaamheden zijn. Zijn streven is de goddelijke waarheid te vermengen met dwaling, maar de mens kan toch zeer wel deze dwaling herkennen, als hij serieus het hem aangebodene onderzoekt met het verlangen, alleen het goddelijke, het ware aan te nemen. De vijand bedient zich van de menselijke wil, dat wil zeggen: hij beïnvloedt de mensen aan de goddelijke leer eigenmachtig verdere leerstellingen toe te voegen en deze dan te verbreiden alsof ze door God waren gegeven. Mensenwerk is echter niet vrij van dwaling en zodoende werd ook de goddelijke leer misvormd en des te meer, naarmate de mensen minder zelf onderzoeken en nadenken. En weer is dit het werk van de tegenstander, dat het verboden is de menselijke leerstellingen te onderzoeken of er over na te denken. Dat dus van de mensen geëist wordt iedere geloofsleer onvoorwaardelijk aan te nemen en dat een beproeven daarvan als iets verkeerds wordt voorgesteld. En daardoor wordt de activiteit van de "leugenvorst" zeer begunstigd. God echter vraagt van de mensen een levend geloof, dat wil zeggen een geloof van het hart - een geloof, dat in volle overtuiging instemt met wat hem geleerd wordt. De mens, die daar ernstig over nadenkt, zal ook iedere goddelijke waarheid met volle overtuiging kunnen beamen. Het werk van de satan echter zal hij nooit kunnen aannemen. Hij zal het spoedig als mensenwerk herkennen en het zonder bezwaar prijsgeven, omdat hij inziet dat het waardeloos is. Onderzoek alles en behoud het goede.
En omdat het onderzoeken onherroepelijk tot gevolg moet hebben, dat elke dwaling herkend en afgewezen wordt, gelukte het de tegenstander het onderzoeken van geloofsstellingen te verbieden door het opstellen van een leer die het menselijke denken moest uitschakelen en deze leer heeft zeer kwalijke gevolgen opgeleverd.
Het is de leer van de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk die schijnbaar de mens van elke verantwoordelijkheid ontslaat. Die hem echter in de diepste geestelijke duisternis voert als ze aanvaard en als goddelijke waarheid beschouwd wordt. Want nu kon iedere onjuiste leer als goddelijke waarheid worden toegevoegd, zonder dat ze bekritiseerd of afgewezen mocht worden. En zodoende was voor iedere dwaling de deur geopend en was er voor de activiteiten van de vijand een veld ter beschikking gesteld waarop hij zijn zaad in overvloed kon uitstrooien.
Onderbreking
Vertaald door Gerard F. Kotte
2383b De leer van de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk (2)
25 juni 1942: Boek 32
Wanneer van de mensen geëist wordt, de leer van de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk te geloven, dan betekent dat zoveel als dat nu zonder kritiek alle verdere leren of voorschriften aanvaard of aangenomen moet worden, die het hoofd van de kerk opstelt. En daardoor wordt het nadenken en beslissen van de mens, dat toch noodzakelijk is, daar hij eens ter verantwoording zal worden geroepen voor zijn houding tegenover God, uitgeschakeld. Ieder mens moet voor zichzelf verantwoording afleggen, dus moet hij ook zelf beslissen in volle vrijheid van wil.
Om echter een beslissing te kunnen nemen, moet hij kunnen onderzoeken en nadenken waarvoor hij kiezen moet.
Niet echter zo, dat een enkel mens een beslissing neemt en deze mens van vele duizenden mensen eist dat zij zich bij zijn beslissing neerleggen. En bovendien wordt deze eis ook nog in de vorm van een gebod - een leerstelling - gekleed, wat onherroepelijk het geval is, wanneer ieder kerkelijk gebod als in overeenstemming met de wil van God geaccepteerd moet worden, omdat hieraan de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk zogenaamd ten grondslag ligt. Deze leerstellingen worden dan zonder enig bezwaar aangenomen, zonder dat de mens zich duidelijkheid verschaft over de zin en het doel ervan. Het gevolg ervan is, dat mechanische handelingen worden uitgevoerd, die met een vrije beslissing, met een diep geloof en met innige verbondenheid met God niets te maken hebben.
Er werd een godsdienst geconstrueerd, die in werkelijkheid geen godsdienst is. Er werden gebruiken ingesteld, die min of meer alleen maar vormen zijn.
De tegenstander is erin geslaagd, de mensen onder de dekmantel van vroomheid van de waarheid te vervreemden, hen te verhinderen om zelf na te denken en dus ook om een vrije beslissing te nemen. Want Gods tegenstander belemmert dit alles door de leer van de onfeilbaarheid. Want als deze leer voor de mens aannemelijk wordt gemaakt, dan behoeft hij ten aanzien hiervan dus zelf niet meer zijn houding te bepalen. Hij aanvaardt dan zonder te onderzoeken, hij hoeft dan zelf geen beslissing te nemen, want iemand anders heeft al voor hem beslist. Op die manier echter wordt de vrije wil niet gebruikt. In plaats daarvan moet de mens geloven wat hem als leerstuk wordt aangeboden, wil hij niet in conflict komen met deze ene, door de kerk als zo belangrijk voorgestelde geloofsleer, dat het hoofd van de kerk nooit kan dwalen of verkeerde maatregelen kan treffen als hij een uitspraak doet die de kerk betreft. Voor God is echter alleen de vrije wilsbeslissing van waarde, maar deze moet de mens zelf nemen. Hij moet dus over elk voor of tegen nadenken wat hem als geloofsleer wordt voorgelegd. Pas datgene, waar de mens in zijn hart van overtuigd is, kan geloof genoemd worden. Echter niet datgene, waar hij onder dwang voor uitkomt.
Want een door God gewilde geloofsleer zal iedere beproeving doorstaan en met des te meer overtuiging worden aangenomen, hoe grondiger de mens er zich mee bezighoudt.
Wat echter niet van God komt, zal geen enkele toetsing doorstaan en zal verworpen worden door ieder mens, die serieus alle moeite doet inzicht te verwerven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2417 De verantwoordelijkheid van de ziel in het aardse leven
20 juli 1942: Boek 32
Welke verantwoordelijkheid de mens tegenover zijn ziel draagt in zijn leven op aarde, daarvan moet hij op de hoogte worden gebracht. En dit gebeurt door het onderrichten in de goddelijke leer, die de mens als leer van Christus wordt gegeven en die hem de duidelijke weg toont, die hij heeft te gaan. Het weten daarover moet hem worden overgebracht, daar hij anders niet ter verantwoording zou kunnen worden geroepen. Hij moet weten, dat het lichaam in staat is alles tot stand te brengen, maar dat het veel doet ten koste van de ziel. Maar alleen de ziel hoeft zich te verantwoorden en daarom moet zij de kracht opbrengen het lichaam te ontzeggen wat wel voor het lichaam bevorderlijk is, maar wat nadelig is voor de ziel. En alleen de ziel is bepalend voor dat, wat het lichaam doet. Want het lichaam zonder de ziel is dood, dus geeft de ziel dit pas het leven, omdat het willen, denken en voelen van de ziel uitgaat, dus als het ware het wezen is van de ziel. Is nu het denken, voelen en willen alleen op het lichaam gericht en wordt alleen zijn verlangen vervuld, dan moet de ziel gebrek lijden. En haar armoede zal duidelijk worden, wanneer ze zich moet verantwoorden voor haar leven op aarde. Want het lichaam vergaat en hoeft derhalve niet de gevolgen van een verkeerde levenswandel te dragen, terwijl de ziel moet lijden, beantwoordend aan haar leven op aarde. En dit moet de mens op aarde worden bekend gemaakt, opdat hij niet handelt uit onwetendheid, maar veel meer zich van zijn verantwoordelijkheid bewust is. En deze kennis verschaft hem de christelijke leer die de mens precies voorschrijft wat hij doen en laten moet; die hem de Wil van God helder en duidelijk kenbaar maakt en die hem alles voorhoudt, wat de opgave van de mens is op aarde. Leeft de mens in overeenstemming met deze christelijke leer, dan richt hij ook zijn aandacht op de vorming van zijn ziel en let hij minder op het lichaam en hij zal een verantwoording later niet meer hoeven te vrezen. Hij heeft dan in zekere mate zijn taak op aarde vervuld, namelijk zijn ziel gevormd, wat een achterstelling van het lichaam vraagt. En terwijl het lichaam weinig waardering wordt geschonken, gaat de ziel de weg van de hogere ontwikkeling. Ze slaat namelijk meer acht op de Geest in zich en wordt door deze onderwezen in alles wat voor de ziel bevorderlijk is te weten en wat haar een toestand van vergrote rijpheid oplevert. En dan hoeft ze geen verantwoording meer te vrezen. Ze leeft het aardse leven in overeenstemming met Gods Wil, omdat ze let op Zijn Stem die door de Geest in de mens tot hem spreekt. Want zodra de mens de leer van Christus op zich laat inwerken, zal hij alles doen wat Jezus Christus van de mensheid heeft verlangd. Hij zal in liefde werkzaam zijn en God en de naaste dienen. Hij zal niet onopgemerkt laten, wat God de mens in het hart legt door zijn Woord. Hij zal de goddelijke leer van de liefde als leidraad nemen voor zijn levenswandel op aarde en proberen zich tot liefde te vormen. Zijn wil en zijn doen zullen overeenstemmen en altijd gericht zijn op het goede. En nooit meer zal hij de verantwoording vrezen, want hij leeft zijn leven naar het voorbeeld van Jezus. Hij tracht Hem na te volgen en is trouw en innig met God verbonden. Hij heeft het lichaam en diens eisen overwonnen en de ziel heeft zich verenigd met de Geest in zich.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2437 Voorteken voor 'n natuurverschijnsel - Vermelding door Jezus op aarde
5 augustus 1942: Boek 33
Het is geen toevalligheid dat de voortekenen in de natuur toenemen, die tot een uitbarsting van de elementen doen concluderen, want God zendt al deze voortekenen vooraf om de mensen voor te bereiden op een buitengewoon gebeuren in de natuur dat plotseling en onverwacht de mensen zal verrassen en 'n onvoorstelbare ellende ten gevolge heeft. De mensen moeten deze voortekenen in verband brengen met Zijn woord, want Jezus Christus heeft reeds van deze tijd melding gemaakt toen Hij op aarde leefde, omdat Hij de mensen erop wilde wijzen, welke gevolgen hun levenswandel eens zou opleveren. En nu is de tijd dichtbij, nu moeten de mensen aandacht schenken aan de tekenen die het gebeuren aankondigen.
Ze moeten niets onopgemerkt laten wat buiten de grenzen van het natuurlijke valt. God kondigt zich zelf, dat wil zeggen: Zijn ingrijpen in de bestaande wereldorde, aan. Hij wil de mensen niets onvoorbereid laten beleven, wat hun geestelijk resultaat moet en kan opleveren, als hun de samenhang van al het gebeuren duidelijk wordt gemaakt. En daarom wijst God onophoudelijk op de komende tijd en Hij stelt de mensen ervan in kennis, dat de tijd is gekomen die het goddelijke ingrijpen vereist. En nu rust het op ieder mens, hoe hij zich tegenover deze aankondiging opstelt.
Als hij gelooft, zal hij daaraan beantwoordend zijn leven instellen, hij zal zich met God verbinden en zijn lot berustend aan Hem overlaten.
Die zijn niet in zo groot gevaar als de mensen bij wie elk geloof aan een ingrijpen ontbreekt. Dezen zullen zich ook niet voorbereiden, veeleer zullen alle aanwijzingen en aanmaningen ongehoord aan hun oren wegsterven. En voor hen zal het natuurverschijnsel vreselijk zijn. Want een diep geloof geeft de mens het vaste vertrouwen dat God hem beschermt in elk gevaar, maar de ongelovige zal zonder enige houvast zijn als hij niet te elfder ure een Heer boven zich onderkent en zich in diens genade aanbeveelt. God zendt lange tijd tevoren al voortekenen om de mensheid tot denken aan te zetten en deze voortekenen zijn door ieder mens te herkennen die ze wil zien. Ze zullen tot denken aansporen, omdat ze niet slechts één keer zichtbaar worden, maar zich nog vaak en regelmatig herhalen, zodat ze ieder mens moeten opvallen. Maar de mens vormt zich meestal zijn uitleg zelf, en deze steeds naar zijn instelling tot God. Zodra hij al deze verschijnselen met de wil van God in verband brengt, schenkt hij er aandacht aan en doet er daardoor zelf zijn voordeel mee, omdat hij zich voorbereidt op de komende tijd en dit erg succesvol is voor zijn ziel. Wat God heeft verkondigd in woord en geschrift, wordt onherroepelijk vervuld en alleen het tijdstip is voor de mensen nog onzeker.
En daarom moeten ze op de tekenen letten waarvan God melding heeft gemaakt. En dus zullen ze weten dat de aarde spoedig grote schokken zal ondergaan en dat de mensheid daardoor onnoemelijk leed is beschoren.
En nu ligt het aan hem zich zo te vormen, dat hij de komende tijd voorbereid kan afwachten.
Hij moet worstelen en vragen om een sterk geloof, opdat hij niet zwak wordt ten aanzien van het werk van vernietiging dat de mensheid nu te wachten staat. En God zal zich om ieder bekommeren die aandacht schenkt aan Zijn woorden en bewust het goddelijke ingrijpen verwacht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2441 De door God voorgeschreven levensweg - Vrije wil - Daad en gevolg
8 augustus 1942: Boek 33
De kleinste gebeurtenis in het aardse leven heeft zijn doel, ofschoon dit voor de mens niet zichtbaar is. Er bestaan geen toevalligheden maar alleen beschikkingen Gods, want de levensweg van ieder mens is tot in detail uitgestippeld, dit echter steeds in overeenstemming met de wil van de mensen, die God sinds eeuwigheid vooruitzag. Dit is zo ontzaglijk belangrijk dat de mensen hiervan op de hoogte moeten zijn. Toch geeft juist deze leer vaak aanleiding tot verkeerd denken, dat de mens nu gelooft van elke verantwoording voor al het gebeuren ontheven te zijn omdat het immers zo moet gebeuren zoals God het gewild heeft sinds eeuwigheid. De genade van de belichaming levert de mens ook de vrije wil op en nu kan hij handelen en denken, juist overeenkomstig die wil. Hij leeft nu dus het leven zoals hij het wil, maar er moeten hem ook mogelijkheden worden geboden deze wil van hem te beproeven, dat wil zeggen te kiezen voor goed of kwaad. De wil om zijn ziel geestelijk om te vormen is dus geheel en al vrij, terwijl de wil van de mens in aards opzicht tot op zekere hoogte nog gebonden is. Hij kan weliswaar ook aardse gebeurtenissen bepalen krachtens zijn wil, maar hij kan steeds alleen de realisatie ervan zelf op gang brengen. Evenwel de uitwerking, het gevolg ervan hangt nooit van hem alleen af.
De uitwerking van elke wilsuiting van de mensen stuurt God - en wel volgens het meest wijze plan - weer zo, dat de vorming van de ziel bevorderd kan worden wanneer de wil van de mens weer daartoe neigt. Dus kan elk voornemen van een mens door Gods wil worden verhinderd, dan wel hij moet eerst de toestemming van God hebben, eer het kan worden uitgevoerd. Maar deze toestemming zal God ook geven wanneer een handeling niet strookt met Gods wil, om de vrijheid van wil niet te beknotten. Maar of het resultaat zo is, zoals de uitvoerende het hoopt, heeft de mens niet in de hand. Alles komt zoals God het wil. En wat de mens ook als levensweg is beschoren, het is Gods wil die de mens de mogelijkheden om rijp te worden zó biedt dat hij daar voor zijn ziel voordeel uit kan halen. Maar aan de andere kant moet de mens zich verantwoorden voor zijn wil als hij iets slechts wil realiseren, ook wanneer de uitwerking door Gods zorg wordt verhinderd.
Overeenkomstig de wil van de mens, waarvan God al sinds eeuwigheid op de hoogte is, komen alle voorvallen op hem af zoals God het heeft bepaald. Hij nam als het ware de Hem bekende wil van de mens tot richtsnoer voor diens aardse leven en laat nu in zekere zin deze wil de vrije loop, echter de mensen die Hem zijn toegedaan beschermend tegen alle ernstige gevolgen van datgene wat de slechte wil van de mensen veroorzaakt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2551 Het zich losmaken van aardse goederen - Ontberingen
15 november 1942: Boek 33
Maak u los van de banden van de wereld en u zult het grootste succes kunnen boeken, want wat de wereld u biedt is maar van korte duur, maar dan ziet u uw onvolkomenheden in, u die alleen voor de wereld hebt geleefd en geen ander succes hebt te melden dan werelds in aanzien te hebben gestaan. Een leven op aarde in beperkte omstandigheden, een leven in eenvoud en bescheidenheid kan u daarentegen geestelijke goederen van onnoemelijke waarde opleveren. U zult u altijd moeten voorhouden dat de aarde slechts een korte voorbereidingstijd is voor het eigenlijke leven in de eeuwigheid. U zult eraan moeten denken dat u niets van de aardse goederen mee naar boven zult kunnen nemen, dat aanzien en roem nietig zijn met het oog op de dood, dat aards weten waardeloos is in de eeuwigheid.
Verder zult u eraan moeten denken dat het lichaam vergaat en hiermee de genoegens die het begeerde. Alleen de ziel blijft over, wier toestand in overeenstemming is met het streven naar geestelijk goed op aarde. En gaat u op aarde in uiterste bescheidenheid voort en denkt daarbij aan uw ziel, dan bent u meer dan rijk te noemen bij het binnengaan in het hiernamaals, want nu pas heeft het leven op aarde effect. En deze toestand heeft een eeuwigheidsduur zodra hij een staat van licht is, maar hij betekent eindeloze kwellingen voor de ziel die op aarde geestelijk streven heeft nagelaten en alleen aardse successen, een luxe aards leventje en aardse rijkdom nastreefde.
Zolang de wereld u nog lokt, zolang u van haar succes verwacht, zal dit steeds gebeuren ten koste van de ziel. Maar waar de ziel ernstig streeft naar en worstelt om volmaaktheid, daar sterft het verlangen naar de wereld weg. Waar de ziel God zoekt en wil leven tot genoegen van Hem, daar blijven de vreugden van de wereld onopgemerkt. Dit is het juiste leven op aarde, ofschoon de mens zijn plicht moet vervullen, dat wil zeggen zijn levenskracht ten nutte van de medemensen moet gebruiken, zoals het de goddelijke wil is. Want God heeft iedere mens zijn taak opgelegd voor het leven op aarde, waarvan de vervulling bijdraagt tot het verkrijgen van de rijpheid van de ziel, als liefde tot de naaste de drijfveer is en de mens gewillig is zichzelf en zijn kracht in dienst van de naaste te stellen. Maar vergroot levensgenot verkleint het succes van de ziel, want geestelijk streven zal de wereld onopgemerkt laten. Maar wereldse vreugden maken geestelijk streven onmogelijk. En daarom kies en beslis wat u kostbaar dunkt: aards bezit, rijkdom en aanzien en een eeuwig leven zonder licht, of een onopgemerkt leven op aarde in eenvoud dat u benut om uw ziel te vormen om dan vol licht binnen te kunnen gaan in een hiernamaals dat u voor alle kommer en gebrek overvloedig schadeloos stelt.
De mensen denken alleen aan de tegenwoordige tijd en ze trachten alles uit het heden te halen, en toch gaat het leven op aarde snel voorbij en staan ze voor de eeuwigheid, die ze zichzelf tot een heerlijke zouden kunnen vormen als ze het heden, de tijd op aarde, niet zo hoog zouden waarderen. Probeer u daarom vrij te maken van dat wat de wereld u biedt. Want het is zinloze begoocheling, het is vergif voor uw ziel en een voortdurende hindernis voor uw werk aan de ziel. Zoek alleen God in deze wereld, opdat u Hem hebt gevonden als u in die wereld binnengaat die voor uw ziel pas het eigenlijke leven betekent. Want God is uw gelukzaligheid en Zijn liefde omvat u die om Zijnentwil aan de goederen van de aarde geen aandacht schenkt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2749 Gods wegen zijn vaak onbegrijpelijk
22 mei 1943: Boek 34/35/36
Gods wegen zijn voor de mensen vaak onbegrijpelijk. Door Zijn wijsheid en Zijn liefde worden ze de mensen uitgestippeld zoals ze voor hun zielenheil nuttig zijn, maar de mens is niet in staat dit te onderkennen. Hij ziet alleen het lijden, maar niet de zegen van het lijden en hij ziet ook het doel niet, veeleer kleven zijn ogen onophoudelijk alleen maar aan de weg, die vaak niet te passeren lijkt. Hij ziet de stenen die hem vaak onbegaanbaar maken en mort en klaagt dat God hem juist deze weg laat gaan.
En toch zouden de mensen zich voor ogen moeten houden dat Gods wijsheid en liefde hen de weg over de aarde zo laat gaan als hun ziel dit nodig heeft. Want Hij kent zowel de toestand van rijpheid van de mens, als ook de uitwerking van elk gebeuren op deze toestand, en dus beschikt Hij alles zo, dat het voor de mensen vaak onbegrijpelijk is.
Wanneer de mens uit eigen aandrang in gevaar is verkeerd te gaan, grijpt God in, en dit tot zijn redding, maar hem steeds nog de vrije wil latend, dat hij niet onvoorwaardelijk de weg moet gaan die God hem voorschrijft, maar kan gaan volgens zijn (vrije) wil, alleen wordt hij ogenschijnlijk zo gestuurd dat hij een hogere leiding zou moeten herkennen wanneer hij al het gebeuren om zich heen in ogenschouw neemt.
Zodra hij gelooft, geeft hij zich ook zonder weerstand over aan de leiding van God. En dan eist hij niet, maar hij schikt zich vol overgave naar de wil van God. Hij gaat de weg die God hem voorschrijft en hij zal tenslotte ook de wijsheid en de liefde van God beseffen, zodra hij, rijp van ziel, aan het einde van zijn aardse leven zijn weg over de aarde terugblikkend overziet.
Op vaak wonderbare wijze brengt God de mensen samen die elkaar moeten helpen opwaarts te gaan, omdat de een de ander nodig heeft voor zijn positieve ontwikkeling. Hij laat de mensen gemeenschappelijk door het aardse leven gaan, om hun de mogelijkheid te geven elkaar in dienende liefde geestelijk vooruit te helpen. Hij leidt de mensen in de meest uiteenlopende situaties, waarin ze rijp kunnen worden.
En het zal hun steeds onbegrijpelijk zijn, zolang ze hun geestelijke ontwikkeling niet inzien als doel op aarde, want vaak heeft het er de schijn van, dat God het geluk van de mensen verstoort, maar dan zijn ze in gevaar aan het aardse leven te gronde te gaan, dat wil zeggen: ze denken te weinig aan hun ziel, wanneer de aarde hun de vervulling van hun vurig verlangen brengt. En daarom zal de mens meestal aards geluk moeten opgeven ter wille van zijn ziel, en zijn levenslot is vaak zo vreemd dat het hem moeilijk valt te geloven in een God van liefde en wijsheid.
Maar de geestelijke ontwikkeling is zin en doel van het aardse leven en waar deze in gevaar is, waar er niet naar wordt gestreefd, hebben de mensen vaak een hard ingrijpen van de kant van God nodig. Zijn wegen zijn vaak vol stenen en doornen, maar ze voeren zeker opwaarts. En gezegend zijn die zich zonder tegenspreken op zulke wegen laten zetten en hem ondanks alle hindernissen afleggen tot zij bij het doel zijn.
Ze kunnen te allen tijde terug op de brede, goed begaanbare weg, dat wil zeggen: ze kunnen voor zichzelf hun weg over de aarde aangenaam inrichten krachtens hun vrije wil, maar God beschikt de gebeurtenissen in het leven van de enkeling zo, dat hij enorme wilskracht op moet brengen om deze de baas te worden wanneer hij zich aan de invloed van God wil onttrekken.
Laat hij zich echter leiden door God, dan gaat hij schijnbaar wel een veel zwaardere weg, maar steeds met steun van God en komt zodoende ook bij het doel. Want de hardheid van het lot doet hem makkelijker de weg naar God vinden als hij ver van Hem af staat en dan overwint hij elke hindernis en hij ziet ook in, waarom hij die weg moet gaan. Hij leert begrijpen dat alleen de liefde en wijsheid Gods aan het werk zijn, die de levensweg van ieder mens bepalen om diens ziel te redden van het eeuwige verderf.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2767 Het geloof aan een voortleven van de ziel De genade van GOD
7 juni 1943: Boek 34/35/36
Door de genade van GOD wordt u een weg getoond die als u die begaat, onherroepelijk omhoog moet voeren. Er is geen gave van boven zo zegenrijk als het aanbieden van het goddelijke Woord, want dit geeft u de richtlijnen voor uw aardse levenswandel en verklaart u die Wil van GOD. En het vervullen van het goddelijke Woord is een geestelijke voortgang, en dit laatste is het doel en de betekenis van het aardse leven.
De mensen begrijpen de geestelijke nood niet waarin zij zich bevinden, hoe verschrikkelijk laag het niveau van hun zielerijpheid is omdat zij een geestelijke opwaartse ontwikkeling op de aarde niet willen tellen, omdat zij met hart en ziel alleen aan de aarde gebonden zijn. Zij houden een vervolmaking van de ziel als doel van het aardse leven voor fantasie of inbeelding, die uit de wil van de mens zelf voortkomt en die ook niet te bewijzen is.
Het geloof aan een voortleven nà de dood is nog maar bij weinigen aan te treffen. Toch maakt dit geloof pas de noodzakelijkheid van een opwaartse ontwikkeling op aarde begrijpelijk, want pas dan heeft de gehele schepping een doel en een betekenis, nml.tot hogere ontwikkeling van het geestelijke te dienen.
Maar omdat dit geloof de mensen ontbreekt omdat zij een leven van de ziel nà de dood ontkennen, beseffen zij niet dat er een geestelijk doel in de schepping is. Veeleer beschouwen zij alles vanuit het gezichtspunt dat het aardse leven zelf de zin en het doel er van is. Zij denken dat er dus alles alleen maar is ten behoeve van het lichaam, om haar welzijn ten volle te ontplooien. En deze houding verhoogt de graad van rijpheid van de mens niet, maar bevordert veeleer weer de verlaging ervan, als de mens niet geholpen wordt, als de Liefde van GOD niet wordt ingeschakeld en Zijn genade hem te hulp komt opdat hij ziende wordt.
En deze genade stroomt hun nu toe maar wordt toch door veel mensen niet beseft, daar zij anders dolgelukkig zouden zijn en de strijd op aarde zouden kunnen voeren met groter weerstandsvermogen. Maar de mensen zijn geestelijk blind. Zij herkennen de zuiverste waarheid uit de hemelen niet, zij zien alleen de wereld. Voor al het wereldse hebben zij begrip, maar om hun blik op het hogere te vestigen, om verborgen dingen te weten, daartoe ontbreekt hun de innerlijke drang omdat niemand hun het bewijs van een voortleven nà de dood kan leveren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2797 De kracht van het goddelijke Woord Profeet De wederkomst van de HEER
4 juli 1943: Boek 37
De kracht van het goddelijke Woord zal een ieder gewaar worden als de laatste tijd gekomen is, want er lopen heel veel draden van boven naar de aarde. Overal zendt GOD Zijn Woord naar de mensen toe die het gedeeltelijk door hun gedachten of door de innerlijke stem vernemen, en overal zal Zijn Woord de mensen kracht brengen. Waar echter het rechtstreeks gebrachte woord de medemensen gezonden wordt, daar zullen ook zij gesterkt worden als zij het gelovig aannemen en zich aan zijn werking toevertrouwen. Want dat is zeker, dat GOD de zijnen niet zonder hulp zal laten in een tijd met heel veel kwellingen en grote moeilijkheden, en die buitensporig veel kracht vereist. Daarom zegent HIJ Zijn Woord met Zijn Kracht, opdat allen die het Woord vernemen deze Kracht bemerken - als zij gelovig zijn.
GOD's tegenstander zal zijn gehele macht ontplooien en zal proberen alles neer te halen wat hem geen weerstand biedt, want het Woord van GOD is het beste wapen tegen hem. Het Woord van GOD beschut de mensen voor zijn aanvallen, want met Zijn Woord is GOD Zelf bij de mensen - en tegen HEM is de vijand machteloos. Als de mens gelovig is behoeft hij niets te vrezen, wat ook over hem komen mag. Wel zal de wereld met alle middelen proberen zijn geloof te schokken en zal hem willen dwingen het geloof op te geven, maar het Woord van GOD is sterker dan de wereld. Wie dat Woord bezit luistert niet naar de stem van de wereld, hij is dichter bij GOD dan bij de wereld en GOD's Kracht doorstroomt hem - en die mens blijft ook met GOD verbonden door Zijn Woord.
In de laatste tijd echter zal er iemand opstaan en het Woord van GOD luid en duidelijk hoorbaar de mensen prediken. De GEEST GOD's zal hem begeleiden en Zich door hem openbaren. Zijn woorden zullen indrukwekkend zijn en ook in de rijen van de tegenstander niet zonder uitwerking blijven. Hij zal vervolgd worden door hen die de wereld toebehoren, maar zij zullen niets tegen hem kunnen uitrichten tot zijn missie op aarde vervuld is. Hij zal de wederkomst van de HEER verkondigen en de mensen hun onrechtvaardigheid voorhouden. Hij zal ze leren over dingen die hun nog vreemd zijn. Hij zal ze tot liefde aansporen en de liefdeloosheid hekelen in scherpe bewoordingen. Hij zal zonder vrees spreken en de mensen zoeken te winnen voor het rijk van GOD. Van zijn woord zal een kracht uitgaan die de waarheid bevestigt van wat hij spreekt. GOD de HEER zal door de mond van Zijn dienaar op aarde spreken, en velen zullen Zijn Stem herkennen. Maar op het laatst zal hij gegrepen worden, want satan drijft de mensen die van hem afhangen daartoe aan.
Maar dan is ook de komst van de HEER niet ver meer, want dan heeft de liefdeloosheid op aarde haar hoogtepunt bereikt en zelfs de gelovigen zijn in uiterst gevaar te gaan weifelen. En dan komt de HEER Zelf om de zijnen tot zich te halen om ze te redden uit het geweld van hen die aan de duisternis toebehoren, want door hen zullen dingen gebeuren die niemand zich kan voorstellen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2803 Einde van de wereldbrand - Het tot stand brengen van goddelijke ordening
8 juli 1943: Boek 37
De ordening in de wereld te herstellen zal zolang onmogelijk zijn als haat en nijd de mensen vervult. Want dit zijn eigenschappen, die tegengesteld zijn aan God, die elke ordening moeten verstoren, zoals alles wat tegen God is gericht, ook tegen de goddelijke ordening is gericht. En het is de toestand van uiterste liefdeloosheid, die zich nooit opbouwend doet gevoelen, maar steeds een verwoestende uitwerking heeft.
Maar begrijpelijkerwijs kan een zo verstorende toestand op den duur niet blijven bestaan. En daarom zal God Zelf die beëindigen op een wijze, die weliswaar ook de grootste wanorde met zich meebrengt, echter door Gods Wijsheid werd ingezien als het enige middel om de ordening te herstellen.
De mensheid zelf maakt geen aanstalten een strijd te beëindigen, die over de hele wereld leed en grenzenloze ellende brengt. Bijgevolg moet hij op een andere manier worden beëindigd, maar het leed op aarde zal niet minder worden, omdat de mensheid het nodig heeft.
De mensen moeten naar de oude ordening terugkeren. Ze moeten weer leren af te zien van de goederen van de naaste, naar wiens bezit ze streven en ze om dit bezit met de vreselijkste wapens strijden. Want de zucht naar aardse goederen bracht de wereldbrand tot stand, die moeilijk is uit te doven.
Maar hij brengt de mensen geen aards gewin, maar veelmeer enorme aardse verliezen van een omvang, waarover de mens niet is onderricht. Want alle overwinningen zijn met onbeschrijfelijke verliezen gekocht, zowel aan aards goed als aan mensenlevens.
Maar de mensheid is tegenover deze verliezen afgestompt. Ze schenkt geen aandacht meer aan wat menselijke wil heeft veroorzaakt, dus grijpt de goddelijke Wil Zelf in om een gewelddadige verandering van het wereldgebeuren te doen plaatsvinden, omdat een ommekeer van het denken der mensen pas dan kan worden bereikt, wanneer ze merken dat ze zelf machteloos zijn, dat een Macht, Die sterker is dan zij hen het heft uit handen neemt en hun wil geheel teniet doet.
De geestelijke duisternis, waarin ze zich bevinden, is aanleiding voor hun liefdeloos handelen, hun liefdeloosheid weer de reden van de duisternis. En als in een flits moet in hen het inzicht boven komen, dat hun denken verkeerd is, dat ze valse doelen najagen en vastlopen als ze niet terugkeren naar de goddelijke ordening en hun levenswandel grondig veranderen.
En deze flits van inzicht moet de goddelijke ingreep hen brengen, ofschoon ze er nog ver van verwijderd zijn om in een hogere Macht te geloven, Die hun lot in Zijn Hand houdt. Ze kunnen echter alleen door nadenken tot geloof komen en het denken zal op gang worden gebracht, wanneer ze zien dat alles anders gaat dan het naar menselijke maatstaf was te voorzien.
Het is een chaos, zowel geestelijk als aards, die menselijke wil heeft opgeroepen en die zonder de ingreep van God steeds groter zou worden en tot de uiteindelijke vernietiging zou leiden, omdat de mensheid geen acht meer slaat op de goddelijke ordening, met uitzondering van de weinigen, die God zijn toegedaan en proberen Zijn Wil te doen. Maar dezen houden de ontwikkelingsgang niet tegen, ze zijn veeleer alleen nog de impuls tot verscherpte maatregelen tegen de goddelijke ordening. En de tijd is gekomen, waarin de mensheid zich aan de wil van de tegenstander van God onderwerpt en steeds liefdelozer wordt in haar denken en handelen.
Het ingrijpen van God heeft onzegbaar leed en ellende tot gevolg, maar is de enige mogelijkheid om de mensen weer naar de goddelijke ordening terug te brengen en hun geestelijke toestand te veranderen, wat echter slechts bij weinig mensen het geval zal zijn. En daarom komt de tijd van de definitieve vernietiging van datgene, wat niet te bekeren is, steeds dichter bij, zoals het is aangekondigd in woord en geschrift.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
2917 De wil voor het goede - Vergrote kracht
10 oktober 1943: Boek 37
De wil voor het goede zal ook vergrote kracht naar de ziel laten stromen om de wensen van het lichaam te overwinnen. Want steeds wordt met de vrije wil van de mens rekening gehouden. Steeds zullen de stromingen van kracht in overeenstemming met deze wil sterker of zwakker zijn. De overdracht van kracht door de lichtdragers is op aarde, net als in het geestelijke rijk, van zo verschillende sterkte, omdat de ziel zich daar eerst helemaal voor moet openen om die in ontvangst te kunnen nemen. En dit openen is altijd pas het gevolg van de wil. En bijgevolg zal de wil die op het goede - dus op God - gericht is, elke krachtstroom zonder weerstand in ontvangst nemen.
De mens zal bereid zijn in ontvangst te nemen, wat de Liefde van God hem aanbiedt. En dan kan ook de ziel rijper worden. Ze kan zich bij de Geest in zich aansluiten, niet gehinderd door het lichaam. Ze zal geen tegenwerking te vrezen hebben, omdat ook het lichaam zich bij dit streven aansluit en voor de verzoekingen door de wereld niet meer zo toegankelijk is, hoewel ze er nog vaak mee wordt geconfronteerd, om de sterkte van de wil te beproeven en te vergroten. En hoe minder weerstand er nu dus wordt geboden aan het werkzaam zijn van de lichtdragers, des te succesvoller is nu de wandel over de aarde voor de ziel. Want ze begint haar boeien los te maken. Ze streeft naar de vrijheid van geest en ze benut de laatste tijd van haar leven op aarde alleen om de materie te overwinnen, wat haar ook een gemakkelijk loslaten van de vorm oplevert als haar levensweg op aarde is beëindigd.
Maar de mens kan over zichzelf beslissen. Hij kan zich naar elke kracht keren, naar zowel de goede als naar de slechte. Hij wordt niet gehinderd, alleen maar in liefdevolle zorg geleid, zodat het voor hem gemakkelijk is om zich naar God te keren. Maar of hij het goede in zich tot ontplooiing brengt, is afhankelijk van zijn wil. En daarom is hij ook verantwoordelijk voor zijn wil. Hij is als het ware de vormgever van zijn wil en moet ook de gevolgen op zich nemen. Want het wordt hem ook in alle levensomstandigheden bijgebracht, dat en waarom hij voor God moet kiezen in het laatste stadium van zijn ontwikkeling.
Hij is daarover nooit zonder weten, wat als dit weten hem niet van buitenaf toekomt door onderrichtingen, door het goddelijke Woord, kan hij het ook binnen in zich vernemen door de stem van zijn geweten, die hem oorspronkelijk luid en verneembaar onderricht, maar die door zijn eigen wil ook tot verstomming kan worden gebracht. Maar lukt het de ziel het lichaam willoos te maken, dat wil zeggen het verlangen ervan helemaal aan het verlangen van de ziel aan te passen, dan gebruikt de ziel de gehele wil voor het goede. Dan zal ze voortdurend opwaarts streven en overdracht van krachten uit het geestelijke rijk in ontvangst nemen, die haar geestelijke voltooiing tot gevolg hebben. Want de kracht uit het geestelijke rijk voert onomstotelijk opwaarts.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3137 Juist gebruikte denkarbeid - De wil
29 mei 1944: Boek 41
De gave het verstand goed te gebruiken is onvoorwaardelijk nodig voor de hogere ontwikkeling van de ziel. Want daarvoor kreeg de mens het verstand, opdat hij alles wat om hem is en geschiedt, met zijn gedachten verwerkt - en hij daardoor gevolgtrekkingen maakt, die hem nu bewust in zichzelf het eeuwig goddelijke laten zoeken. Door het verstand moet de vrije wil werkzaam worden, want iets willen zal de mens pas dan, als zijn verstand hem het nut van wat hij wil voor ogen heeft gesteld, zodoende zal het willen altijd pas het gevolg van het denken zijn.
En het verstand nu juist te gebruiken, d.w.z. het goede te willen en het kwade te verafschuwen, moet onherroepelijk de ontwikkeling van de ziel bevorderen. Er kan van een goed gebruik maken van het verstand niet gesproken worden als het de mens aanzet tot slecht handelen, dan worden de gaven van het verstand misbruikt. De mens kan door na te denken en zijn verstand serieus te gebruiken erg makkelijk inzien dat een wijze Scheppingskracht aan het werk is, Die alles om hem heen liet ontstaan - en dat deze Scheppingskracht ook verder alle schepselen verzorgt. En is de mens eenmaal zo ver gekomen, dan kan het verstand ook de wil ertoe brengen zich met deze Scheppingskracht in verbinding te stellen. Want hij moet zichzelf als een zelfstandig denkend wezen, dus als Zijn schepsel bezien en derhalve de Schepper evenzo als denkend WEZEN, in hoogste volmaaktheid erkennen, en dit bewustzijn is voldoende om nu een verbinding met de Schepper tot stand te brengen.
Dit is een resultaat van het denken, dat ieder mens bereiken kan als hij zijn verstand gebruikt om dichter bij de waarheid te komen. Dat desondanks zijn denkarbeid juist geleid wordt, is het werk van deze Schepper, zodra de mens bewust de verbinding met Hem tot stand heeft gebracht. Doch het verstand is de mens daartoe gegeven om tot aan het ogenblik van het zich verbinden, zelf werkzaam te zijn. Het verstand is dus aan de wil toegevoegd, opdat deze de juiste richting kan nemem die tot het doel, tot de verbinding met GOD voert.
De voorwaarde is alleen, dat de mens innerlijk het goede wil, dan zal zijn denkarbeid hem onherroepelijk tot het doel voeren. Het verstand moet dus gebruikt worden opdat de wil actief wordt, om bewust de verbinding met GOD tot stand te brengen. Maar eerst moet deze wil voor GOD gekozen hebben, daar anders de denkaktiviteit zich niet goed ten nutte wordt gemaakt doordat de mens al het ernstig nadenken achterwege laat en alleen verstandelijk de voor en nadelen overweegt van dat wat hem omgeeft en wat er geschiedt. Hij benut dan de gave van het denken niet en ook het resultaat is daarmee in overeenstemming. Hij zal nooit tot het doel komen maar gedurig twijfelen of dwalen, want al naar gelang zijn wil wordt hij beïnvloed door goede of boze krachten.
Het verstand kan als het serieus gebruikt wordt zelfs een slechte wil tot een andere mening brengen, en dat is ook zijn opdracht. Daarom moet de mens zich ook verantwoorden als hij de gave van het verstand misbruikt, wanneer hij die gave niet gebruikt voor het eigenlijke doel, nml.dichter bij de waarheid te komen, die GOD degene niet onthoudt die er ernstig naar streeft - door ijverige denkarbeid. Met de goede wil zal hij het grootste resultaat boeken en met ernstig nadenken zal hij ook zijn wil overreden hetzelfde doel na te streven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3169 Voortijdig sterven, de laatste genade
24 juni 1944: Boek 41
Ontelbare zielen gaan bij hun sterven in onrijpe toestand over naar het geestelijke rijk en daarom is hun lot niet erg benijdenswaardig. Het lichtrijk is voor hen gesloten en ze zijn in een omgeving die overeenkomt met hun onrijpe toestand, maar die hun in geen geval bevalt. Want in deze zielen is de eigenliefde bijzonder sterk ontwikkeld, waarom ze ook op aarde weinig liefde voor de naaste hebben betracht en geen hoge graad van ontwikkeling konden bereiken.
De eigenliefde laat haar nu haar onvolmaakt lot bijzonder zwaar voelen. Want nergens zal ze deze kunnen bevredigen. Weliswaar stelt haar het eigen verlangen alles voor de geest, wat ze ook maar wenst, maar zodra ze het tracht te pakken, beseft ze dat het slechts drogbeelden zijn. En dit besef is des te meer kwellend, met hoe meer verlangen ze de aardse goederen begeert. Ze heeft in het leven op aarde de materie nog niet overwonnen en neemt het verlangen ernaar mee naar het hiernamaals. En bijgevolg heeft ze ook niet de behoefte uit te delen en de zielen die haar lot delen gelukkig te maken, omdat ze ook op aarde weinig medelijden had met het leed en de zorgen van de medemensen.
En toch verleent God ook deze zielen nog genaden en geeft Hij hun opnieuw mogelijkheden zich te ontwikkelen, zodat ze ook in het hiernamaals nog tot grotere rijpheid kunnen komen. Want door hun hang naar de aarde, die alle onrijpe zielen eigen is, houden ze zich voornamelijk nog in de nabijheid van de aarde op. En nu kunnen ze de door mensenhand verrichte verwoestingen zien. Ze zien daardoor de waardeloosheid van aardse goederen in. Ze zien de wereldse nood op aarde en kunnen zich daardoor zelfs genoopt voelen, hun wil om te helpen tot uitdrukking te brengen. En bij enkele zielen draagt de aardse nood dus bij om hun denken te veranderen. En ze overwinnen de eigenliefde en staan nu aan het begin van hun positieve ontwikkeling in het hiernamaals.
Deze genade wordt tegenwoordig nog aan ontelbare mensen verleend door God. De liefdeloosheid van de mensen brengt dus weliswaar hun aardse einde dichterbij, daar het leven op aarde niet wordt gebruikt ten behoeve van de positieve ontwikkeling van de zielen. Maar toch mogen de zielen van de gestorven mensen zich nu nog in de nabijheid van de aarde ophouden, om dan bij het zien van het leed en de ellende van de mensen hun gezindheid te veranderen, om de waardeloosheid van aardse goederen in te zien en het verlangen ernaar te onderdrukken.
Maar is de eigenliefde buitengewoon sterk, dan draagt ook deze aardse nood er niet toe bij te veranderen. Dan zal het verlangen naar de goederen van de wereld alleen nog maar heviger worden. En de eigen fantasie zal hem alle zaken voorspiegelen waar het wezen vurig naar verlangt. Maar dan is ook de toestand uitermate kwellend en is de ziel in het grootste gevaar zich negatief te ontwikkelen en de laatste genade in het rijk hierna niet meer te benutten. Dit gevaar is groot en toch is het sterven voor het laatste einde voor zulke onrijpe zielen nog een genade. Want daarna bestaat er geen mogelijkheid meer om rijper te worden in het hiernamaals, ondanks de lage graad van rijpheid.
Daarom is het voortijdig sterven een bewijs van de goddelijke Liefde die zulke zielen nog graag redding wil brengen, daar ze in het leven op aarde hebben gefaald. Het is een laatste middel om zichzelf te veranderen tot liefde. En God zal geen middel onbeproefd laten om al het wezenlijke nog redding te brengen eer het te laat is. Maar hoe het deze middelen gebruikt, is aan zijn vrije wil overgelaten.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3187 Liefde is het beste wapen tegen het kwade
11 juli 1944: Boek 42
Het machtigste wapen van de mens tegen al het kwaad is de liefde. Wie de liefde heeft, hem staat God terzijde, omdat Hij in hem is en alles zich moet buigen voor Zijn macht. En het kwade vlucht voor dit wapen, of het laat zich overwinnen. Want de liefde is zijn heftigste tegenstander, waartegen het niet kan standhouden. De liefde maakt voor zich dienstbaar wat met haar in aanraking komt, als het niet duidelijk de liefde ontvlucht. En daarom zal steeds de liefde het beste wapen zijn voor de mens. Daarom zal hij steeds succesvol strijden en niet hoeven te vrezen als hij met dit wapen ten strijde trekt.
Dit zal ter harte moeten worden genomen in elke levenssituatie, bij elke onenigheid en vooral in de laatste tijd van strijd, daar er zelfs tegen de liefde zal worden ingegaan. Want de tegenstander Gods zal er geheel in het bijzonder op aandringen, dat ook het werkzaam zijn in liefde wordt onderdrukt en dus onuitvoerbaar wordt gemaakt. Hij zal de mens ertoe brengen geboden uit te vaardigen die remmend werken op het werkzaam zijn in liefde wat door God wordt gevraagd. Hij zal er niet voor terugschrikken de mensen datgene als onrecht te betitelen wat alleen overeenstemt met de wil van God. Hij zal liefdeloosheid eisen waar God het werkzaam zijn in liefde verlangt, omdat hij alleen dan kan zegevieren over de mensen, wanneer dezen de wapens van de liefde niet meer gebruiken. En dit betekent een groot gevaar voor de menselijke ziel, waar heel bewust tegen opgetreden moet worden.
En daarom spoort God de mensen aan om in liefde werkzaam te zijn. Hij stelt hun de zegen ervan voor de geest en de kracht die de mens zal creëren als hij ononderbroken in liefde werkzaam is. Hij mag zich niet van zijn stuk laten brengen door wereldse voorschriften en hij moet steeds alleen doen wat zijn hart hem ingeeft. Want zonder liefde zinkt hij weg in de duisternis en heeft de tegenstander zijn doel bereikt. De liefde is goddelijk en wie in de liefde blijft draagt God in zich. En hij zal geen macht hebben te vrezen, al bedreigt die hem in nog zo erge mate. Wie in de liefde blijft, diens diepste wezen biedt weerstand aan de eisen van de wereld die door de tegenstander van God wordt geregeerd. En deze weerstand kan niemand breken, want de kracht van de tegenstander is zwak en kan de kracht van de liefde niet evenaren. De liefde mag niet worden uitgebannen, daar het anders de totale ondergang betekent.
Alleen wie liefheeft zal leven, maar de liefdeloosheid heeft onvermijdelijk de dood van de ziel tot gevolg. En dit is het doel van de vijand, dat hij al het geestelijke, dat het licht tracht te bereiken, in de duisternis wil storten. Maar wie in de liefde leeft, tegen hem is hij machteloos. En wie in de liefde leeft, moet ook de liefde uitstralen op zijn naaste, opdat deze de kracht van de liefde beseft en er eveneens naar streeft, doordat hij de liefde beoefent, waar hem steeds gelegenheid voor wordt geboden.
Alleen wie zich heeft gevormd tot liefde, zal sterk zijn in de komende tijd. Niets zal hem angst aanjagen. Hij zal elke aanval met de liefde trachten goed te maken en hij zal een muur om zich oprichten die niemand kan afbreken. De liefde is de machtigste factor op aarde. Ze is de sleutel tot de wijsheid, ze is de brug naar het leven in het hiernamaals, ze is de waarborg voor de liefde Gods. En dus betekent ze licht en kracht en beide is leven; in alle wijsheid werkzaam te kunnen zijn tot in alle eeuwigheid. Alleen de liefde leidt naar het doel. Alleen de liefde geeft het geestelijke in de mens de oorspronkelijke staat terug. Alleen de liefde brengt hem dichter bij God en mag daarom nooit worden uitgeschakeld. En nooit mogen de mensen zich onderwerpen aan voorschriften die het in praktijk brengen van de liefde onderdrukken en die daarom steeds het werk zijn van diegene, die als tegenstander Gods geheel zonder enige liefde is en haar daarom bestrijdt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3191 Het masker van de tegenstander
16 juli 1944: Boek 42
De mensen laten zich verblinden door het masker van de tegenstander en ze onderkennen zijn intriges niet. En daarom wint hij overal terrein, want van God uit wordt hem geen paal en perk gesteld, zolang de mens zelf hem de macht over zijn wil toestaat. Maar deze macht gebruikt hij op elke manier, doordat hij naar steeds grotere begoochelingen grijpt om de mensen op dwaalwegen te leiden. Dezen zouden wel in staat zijn hem te doorzien, wanneer ze zouden streven naar recht en rechtvaardigheid. Maar een dergelijk streven ligt ver buiten hen en ieder heeft alleen zichzelf en zijn voordeel voor ogen en hij vraagt er niet naar, in hoeverre de naaste hetzelfde recht heeft. Het is de eigenliefde, waardoor de mens zich aan de tegenstander uitlevert en die hem tevens blind maakt en onbekwaam diens werkzaam zijn in te zien. Maar als de mens zichzelf niet verweert, zal hij een prooi worden van deze macht en verliest hij elke helderheid van denken. Want dat is het doel van de tegenstander van God, om het denken in de war te brengen, zodat de mensen steeds meer van God afvallen en zich uit eigen kracht niet meer aan zijn betovering kunnen onttrekken, dat hij woedt en ongeremd in het verderf trekt en daarbij weinig weerstand ondervindt, want de menselijke wil alleen is bepalend, maar deze is te zwak.
De tegenstander vertegenwoordigt de wereld en is bijgevolg de vriend van hen, die de wereld zijn toegedaan. Maar hij komt onder de dekmantel van vroomheid en daarom laten ze zich door hem misleiden. Hij spiegelt hen het goede voor en toch is zijn werkzaam zijn slecht, want hij zet de mensen aan tot liefdeloosheid, tot eigenbelang, tot het streven naar aardse goederen, tot een vergroot luxueus lichamelijk leventje. En dit alles is een achteruitgang van de ontwikkeling der ziel. Het is een buiten beschouwing laten van het eigenlijke levensdoel op aarde: het geheel rijp worden van de ziel. En de mensen beseffen het niet, want ze zijn aan die macht gebonden, die probeert hen van God te scheiden. Maar deze vijand der zielen heeft ook de Naam van God op de tong, hij doet zich vroom voor, opdat hij niet herkend zal worden en zijn list lukt hem en weet talloze mensen te fascineren. Doch wee degenen, wanneer zijn list bekend wordt, wanneer het masker valt en het ware gezicht tevoorschijn komt. Dan kunnen zij zich slechts moeilijk redden uit zijn macht, want ze hebben Hem opgeofferd, Die alleen Heer is over de hele schepping, Die de mens kan verlossen, wiens wil bereid is zich te laten verlossen.
Maar de list van de vijand is vooral, hen het geloof af te nemen aan de hulp van de goddelijke Verlosser, evenals aan Diens Godheid Zelf. En die blind zijn van geest, volgen zijn vaandel en scheiden zich gewillig van de Redder van hun zielen. Maar de mensheid onderkent de handelwijze van de duistere macht niet. Ze ziet licht waar diepste duisternis is, want ook dit is een begoocheling van de satan, dat hij licht voorspiegelt, waar donkere nacht is. En het ware licht ontvluchten ze en ze nemen de vermaningen en waarschuwingen niet aan, die hen van bevoegde zijde toekomen. Ze aanbidden een afgod, wiens macht waarlijk alleen daarin bestaat, de menselijke wil te verzwakken, maar die machteloos is, als deze wil zich naar God keert. En daaraan herkent u deze afgod, dat hij niets doet om in u het geloof sterker te maken in een Liefdevolle, Wijze en Almachtige God; dat hij weliswaar de Naam van God in de mond neemt, maar deze Naam niet tot zijn recht laat komen in een bewust aanroepen; dat hij de liefde buiten beschouwing zal laten en daarom van God, de eeuwige Liefde, ver verwijderd is, en dat hij Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, niet erkent en daarom een openlijke tegenstander is van Hem, die de mensen, wier verlossing nodig is, opnieuw kluistert, als ze hem volgen en zich onder zijn vaandel scharen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3209 Tekenen van de eindtijd - Geloofsstrijd - Chaos
2 augustus 1944: Boek 42
Het tijdstip van de geestelijke ommekeer mede te delen zou voor de mensheid niet bevorderlijk zijn, want een nauwkeurige kennis zou nadelig zijn voor de vrije wil. De mens zou zich dan gedwongen voelen zijn levenswandel te veranderen, wanneer die bestemde tijd zou aanbreken. Het is echter niet naar de wil van God dat de mensen weten wanneer dag en uur gekomen is dat Hij over hen zal rechtspreken. Zij hoeven alleen te weten dat het einde nabij is, en moeten aan de tekenen van de tijd het einde herkennen. Maar wanneer gelovige mensen Hem in gedachten om uitkomst vragen zal Hij hun ook antwoord geven, maar steeds zoals het voor hun zielenheil nuttig is.
Aan het laatste oordeel gaat de eindtijd vooraf, en gedurende deze eindtijd is er een korte tijdspanne die ook door een rigoureuze geloofsstrijd gekenmerkt is, zodra deze geloofsstrijd openlijk gevoerd wordt en men alle heimelijkheid van zich afzet en dan zelfs openlijk zonder consideratie tegen alle geestelijke pogingen ingaat. Zodra geboden en wetten uitgevaardigd worden die de mensen elk geestelijk streven verbieden, zodra men geen van de goddelijke geboden meer acht en een vervolging inzet tegen alle gelovige mensen. En zodra deze gelovigen geen recht meer wordt toegekend is de eindtijd de laatste fase ingegaan, en het laatste gericht kan dan iedere dag en elk uur verwacht worden.
Alvorens echter deze geloofsstrijd ontbrandt, zal de mensheid zich in een geestelijke en aardse chaos bevinden. Overal zal een achteruitgang te zien zijn wat dan ook in aanmerking wordt genomen. En deze achteruitgang wordt veroorzaakt door mensen die door satan beheerst worden, en zal zich openbaren in aardse vernietigingen, in liefdeloze maatregelen, in een aan God vijandige levenswandel, in opstand en verontwaardiging tegen de heersende macht en daardoor weer brutale onderdrukking door deze door beperking van vrijheid en ontduiking van recht en rechtvaardigheid. Deze gebeurtenissen zullen beginnen na een geweldige aardbeving die door Gods wil zal plaatsvinden om een volkerenstrijd te beëindigen, wat onmogelijk door mensen kan gebeuren.
Deze aardschok zal voor de mensen die daardoor getroffen worden een enorme verandering van hun levensgewoonten betekenen, een ellendige tijd van zelfverloochening en moeilijke levensomstandigheden. Aanvankelijk is deze tijd wel geschikt voor het verspreiden van het goddelijke woord, maar het zal geen bloei van een kerkelijk wereldse macht betekenen. De mensen zullen veel moeite doen te streven naar een verbetering in hun aardse levensomstandigheden, maar deze pogingen verenigen zich niet met een geestelijk streven. Ook niet met een geloof in een hogere Macht die hen tot verantwoording roept en met de goddelijke geboden die liefde eisen. Daarom zal alles aangevallen worden wat hinderlijk is om het vroegere leven van voorspoed te herstellen, daarom begint de geloofsstrijd niet lang na het ingrijpen van God dat het wereldgebeuren in andere banen leidt.
De gebeurtenissen zullen elkaar snel opvolgen, want de lage geestelijke staat van de mensen bespoedigt ze. En deze lage staat is te herkennen aan het handelen van de mensen, aan hun denken dat van de diepste verdorvenheid getuigt en handelingen voorbereidt die als satanisch aan te merken zijn. Ook hieraan kunnen de mensen reeds het tijdstip herkennen waarin het ingrijpen van God te verwachten is, want u zult aan het wereldgebeuren een tijdsbepaling hebben. U zult aan de handelingen waartoe de mensen in staat zijn, kunnen zien dat zij zich geheel van God verwijderd hebben. En dat zal ook duidelijk de mening weerleggen dat onder de mensheid weer een geestelijke opbloei te verwachten is. Weliswaar zullen de mensen die God trouw blijven hun innige verhouding met Hem versterken, zij vormen in waarheid Zijn "kerk" die zich door verdrukking en ellende heen staande zal houden, ofschoon dat maar een kleine kudde zal zijn, maar de aardse wereld verloochent God en bestrijdt alles wat voor Hem is, en deze geestelijke nood is kenmerkend voor het einde.
Geef daarom acht op de tekenen van de eindtijd. Geef acht op het gedrag van de mensheid, op haar afval van God en haar hang naar de wereld, als de mensen duidelijk onder de invloed van satan staan en naar hem luisteren. Als zij alles doen wat tegen de goddelijke geboden ingaat omdat hun niets meer heilig is, noch het leven van de medemensen noch hun bezittingen. Als de leugen triomfeert en de waarheid aangevallen wordt, weet dan dat het einde niet meer veraf is. U kunt dan de gebeurtenissen volgen zoals ze u verkondigd werden, want dit alles zal zich afspelen gedurende de tijd waarin een man in zekere zin de vernietiging bespoedigt. Hij zal het vernietigende principe huldigen en niet opbouwend maar vernielend bezig zijn. Met het einde van deze man is ook het einde van de wereld gekomen, dat wil zeggen: het einde van deze aarde in haar tegenwoordige vorm. Het is echter tegelijk ook het einde van de mensen die nu op de aarde leven en niet behoren tot hen die van God zijn. Dus weet u nu dat het niet lang meer zal duren, dat u geen lange tijd meer is gegeven en u kort voor het einde staat. U moet zich daarop voorbereiden en dus leven alsof elke dag de laatste is. U weet niet wanneer u opgeroepen wordt in het rijk hierna of dat u misschien het einde op deze aarde nog zult beleven.
Bent u echter nog nodig als "strijder" voor God in de geloofsstrijd voor het einde, dan zal God ook uw denken juist leiden en u zult beseffen dat deze tijd gekomen is. De tijd van het goddelijke ingrijpen door het ontketenen van de krachten der natuur, de tijd van de geloofsstrijd en het laatste gericht. God wil dat u de mensen hierop opmerkzaam maakt, daarom zal Hij ook uw geest verlichten en uw denken zo leiden dat u de waarheid kunt begrijpen. En wat u dan als waarheid begrepen hebt, zult u ook uitspreken tot uw medemensen en aan hen verkondigen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3221 Erkennen van Christus - Zwakke wil - Demon
15 augustus 1944: Boek 42
De demon woedt en zal zich van de zielen der mensen steeds meer meester maken en de mensen verweren zich niet. Ze zijn zonder verantwoordelijkheidsgevoel. Hun wil is tot de boze geneigd en hun denken en handelen beantwoordt aan deze wil en dus koersen ze zelf naar de afgrond, ze versnellen het ontbindingsproces en bijgevolg hun eigen ondergang. Ze kunnen weliswaar als geestelijke wezens niet vergaan, maar worden van de vrijheid van wil beroofd omdat ze deze misbruikten gedurende de tijd van hun gedeeltelijke vrijheid. En dit misbruik van de wil is het gevolg van de wilszwakte die de tegenstander Gods gebruikt om hem op verkeerde wijze te beïnvloeden. De wilszwakte echter, die dus de aanleiding tot het volledige verval en de geestelijke ondergang is, is alleen uit te bannen door het erkennen van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk.
De wereld echter wijst Hem af. Zelfs wanneer ze Hem nog letterlijk erkent, zelfs wanneer de mensen zich als aanhanger van Christus aanduiden, zijn ze er ver van verwijderd het verlossingswerk te begrijpen, en nog veel minder doen ze een beroep op de genaden van het verlossingswerk, dat de mens een versterkte wil opleverde, hem dus ook kracht zal doen toekomen om het kwade te weerstaan. Christus en Zijn verlossingswerk onderkennen betekent op de hoogte te zijn van de betekenis van het door Jezus geleefde liefdeleven en nu, om de genaden van het verlossingswerk te kunnen ontvangen, ook hetzelfde liefdeleven te leiden, dus te weten dat alleen de liefde kan verlossen en daarom Jezus Christus en Zijn verlossingwerk alleen erkend wordt door mensen die besluiten tot dit liefdeleven. Dit weten ontbreekt de mensheid, wederom omdat ze ook de liefde ontbreekt. En het gevolg daarvan is een uiterst verzwakte wil, die tot weerstand tegen de kwade macht niet in staat is.
De wereld kan de demon niet weerstaan omdat ze zelf de kracht verspeelt door het afwijzen van Christus. Christus en Zijn verlossingswerk moet erkend worden, daar anders de wereld haar ondergang tegemoet gaat zodra ze van Hem op de hoogte is. En het weten over Jezus Christus is op aarde verbreid. Het aannemen van Zijn leer bestaat echter niet alleen in het belijden door woorden, maar in een leven in liefde. Waar de mensen onder elkaar in liefde werkzaam zijn, daar is het ware christendom en in deze mensen zal ook de wil sterk zijn naar boven, tot het licht te komen. En de kracht om de kwade te weerstaan zal hun worden toegevoerd, want de werken van liefde dragen deze kracht in zich en maken de mens er deelgenoot van. Deze doen dus een beroep op de genaden van het verlossingswerk, hoewel het ze aan kennis ontbreekt van het lijden en sterven van Christus aan het kruis. Hebben ze echter deze kennis, dan zullen ze ook Jezus Christus onherroepelijk erkennen, daar in hen de liefde leeft en deze de eeuwige Liefde herkent Die in Jezus Christus belichaamd was.
Maar de wereld heeft deze liefde niet in zich. De mensen welke de wereld toebehoren houden alleen van zichzelf en daarom leveren ze zich uit aan de tegenstander van God. Ze wijzen Jezus Christus af omdat Hij hun de naastenliefde predikt. Hun wil is verhard zoals hun hart, maar de harde wil geeft zich tot bezit aan degene die hem verderven wil. De mens is tot slechte daden dadelijk bereidwillig, maar heeft voor goede daden geen enkele wilskracht, want deze kan alleen de liefde voortbrengen. Goede werken echter zijn een naleven van de liefdesleer van Christus, bij goede werken voegt zich het innige gebed om kracht, en de aanhanger van Jezus staan de genaden van het verlossingswerk ter beschikking.
Een aanhanger van Jezus echter is ieder mens die in de liefde leeft, die dus Hem navolgt en Zijn werkzaam zijn in liefde op aarde erkent. Deze zal het werkzaam zijn van de kwade kunnen weerstaan en hij zal een steeds sterkere wil opbrengen als de laatste tijd is gekomen. Hij zal ook voor de wereld belijden dat hij tot de kerk van Christus behoort en hij zal standhouden wanneer de satan in alle hevigheid zal woeden. Zijn kracht ontvangt hij van God zelf en deze zal waarlijk volstaan om degene te bedwingen die zijn ziel wil verderven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3257 Behoed ons als we bekoord worden
16 september 1944: Boek 42
Behoed ons in bekoring en verlos ons van het kwade
Leid ons als we bekoord worden, zo moet u altijd bidden, wanneer de wereld u van uw geestelijk streven dreigt af te brengen en u in gevaar bent een prooi te worden van de prikkels ervan. Want dit is een verzoeking die over u komt om uw wil te sterken, het is een verzoeking waaraan u altijd bent blootgesteld, omdat uw weerstand moet worden beproefd en die u echter steeds kunt doorstaan als u onder GOD's hoede vlucht, als u HEM aanroept om kracht om te weerstaan. De tegenstander tracht u steeds weer van GOD te vervreemden en zijn middelen zijn gevaarlijk, want ze zijn aangenaam voor de zinnen van de mens en daarom vraagt het steeds een strijd van de ziel hem te weerstaan. Maar GOD's hulp is voor u ook zeker, als u zich aan HEM toevertrouwt en om Zijn leiding vraagt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3313 Een roep tot de lichtwezens om hulp in geestelijke nood
31 oktober 1944: Boek 43
Zielen die zich in geestelijke nood bevinden zijn door goede en slechte krachten omgeven. En ze hoeven daarom in hun geestelijke nood niet te wanhopen, zoals ze echter ook niet onverschillig mogen zijn, opdat de slechte krachten niet de macht over hen krijgen. Het worstelen van de geestelijke krachten om de zielen houdt niet op en zodra de mens zelf door wilszwakte de slechte krachten bevestigt, maar de ziel overeenkomstig haar wezen op het licht aanstuurt, raakt ze nu in nood, die echter tegelijkertijd een waarschuwing en een aanmaning van de goede krachten is. Want deze nood moet haar ertoe brengen zich te wenden tot de goede krachten om hulp, wat ze nooit zou doen als de ziel de nood bespaard zou blijven. Want de lichtwezens kunnen alleen dan de ziel bijstaan, wanneer ze worden aangeroepen. Deze goddelijke wet kan niet ongedaan worden gemaakt.
De liefde van de lichtwezens is zo groot dat ze altijd tot hulp bereid zijn en iedere ziel zouden helpen die in nood is. Maar de kracht van de lichtwezens is ook zo sterk dat ze welke duistere kracht dan ook kan overweldigen, dus onschadelijk maken. Er zou dan dus nooit een in het nauw gebracht mensenkind kunnen bestaan, als God deze wet niet zou hebben gegeven, dat de hulp van de lichtwezens afhankelijk is van de roep om hulp. Maar zo’n roep stuurt de mens alleen omhoog als hij de nood van de ziel voelbaar ondervindt. En daar de overdracht van kracht uit het geestelijke rijk op de mens nodig is opdat diens ziel rijp wordt, moet de ziel in deze nood geraken zodra ze door haar zwakke wil in gevaar is een prooi te worden van de slechte krachten.
De strijd tussen licht en duisternis die om een ziel wordt gevoerd, moet dus ook voor de mens een voelbare uitwerking hebben om hem werkzaam te laten worden, dat wil zeggen: hem aansporen om kracht te vragen, daar anders de ziel nooit vooruit zou gaan in haar ontwikkeling. Zielennood is dus onvermijdelijk zolang de mens nog niet door buitengewoon werkzaam te zijn in liefde de kracht van God in ontvangst neemt.
Een mens die onophoudelijk werkzaam is in liefde zal maar zelden in geestelijke nood komen, omdat de lichtwezens voortdurend op hem kunnen inwerken en niet meer gebonden zijn aan de goddelijke wet, want de in liefde werkzame mens heeft elke barrière doorbroken, zodat de kracht uit God voortdurend aan hem kan worden overgebracht. En daarom moet een mens die zich in geestelijke nood bevindt, zijn best doen liefde te geven. Hij doet daardoor de invloed van de slechte wezens teniet en samen met het gebed om kracht en bijstand zal hij zeer snel de zielennood opheffen, want de krachten van het licht zijn nu weer overwinnaar geworden en ze kunnen de ziel nu bedenken in overvloed. Werken van liefde en gebed heffen elke zwakheid op. De mens wordt overwinnaar van de krachten die hem willen schaden. Hij streeft uit vrije wil het licht tegemoet en ontvlucht de duisternis. Zijn wil is gestaald door de verzoeking, zodra hij haar heeft weerstaan.
En elke overwinning is een stap omhoog. De mens die serieus op God aanstuurt zal uit elke verzoeking zegevierend tevoorschijn komen. Maar ook hij zal door de duistere krachten in het nauw worden gedreven, zodra hij momenten van wilszwakte in zich boven laat komen. Maar steeds kan hij zeker zijn van de bijstand van de lichtwezens die zijn gebed om kracht vernemen en altijd bereid zijn hem te helpen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3329 Eigen verantwoording - Dogma
14 november 1944: Boek 43
Ieder mens draagt zelf de verantwoordelijkheid voor zijn ziel en dus moet hij zich verantwoorden voor elke slechte daad, evenals ook voor elk nalaten van een goede daad. Hij kan zijn schuld noch op anderen afschuiven, noch door anderen laten vereffenen, maar hij moet ze zelf aflossen op aarde of in het hiernamaals. En evenzo kan alleen hij de toestand van zijn rijpheid verhogen; die kan hem niet worden geschonken. Integendeel, hij moet zijn best doen een leven te leiden naar de Wil van God. Dus moet hij zelf de zorg voor zijn zieleheil op zich nemen, omdat geen medemens deze van hem kan overnemen. Bijgevolg moet hij zich ook op de hoogte laten brengen van de Wil van God en dus Zijn Woord aannemen, Dat hem de goddelijke Wil bekend maakt. En hij moet nu het Woord van God op zich laten inwerken. Hij mag daarom niet blindelings geloven wat mensen hem willen voorleggen, maar hij moet dit laatste onvermijdelijk met het Woord Gods vergelijken en pas als het hiermee geheel en al overeenstemt, mag hij zich aan zijn invloed overgeven.
Als de mens voor zichzelf de verantwoordelijkheid draagt, dan draagt hij die ook voor de geestelijke leringen, die hij de zijne noemt. Dus heeft hij de plicht alles aan een onderzoek te onderwerpen, wat hem wordt aangeboden, want juist daarvoor moet hij zich verantwoorden. Hij kan er zich niet op beroepen, dat hem dwaling werd aangeboden en hij bijgevolg niet tot de waarheid kon komen. Hij moet daarentegen zelf zijn best doen achter de waarheid te komen, die hem evenzo wordt aangeboden als hij ze verlangt. Want verlangt God later rekenschap van hem, dan zal Hij hem tevoren elke mogelijkheid geven het ware in te zien en ook na te kunnen leven. Maar verlaat de mens zich op wat de medemens hem aanbiedt, dan omzeilt hij elke verantwoordelijkheid. Hij probeert de medemens ermee op te zadelen, die hem onderricht heeft. Maar God heeft hem het verstand gegeven en de gave van het denken. En met behulp van deze gave kan hij zelf beslissen wat goed is en door God gewild en daar naar handelen. Bijgevolg kan hij dan ook tot verantwoording worden geroepen.
Daarom kan een schools overgebracht geestelijk weten - dus ook leerstellingen, die de mens schools aanneemt - niet toereikend zijn voor de volledige kennis van de Wil Gods, zolang het niet, door eigen nadenken daarover, in de mens het verantwoordelijkheidsgevoel wekt en bevordert. En bij ernstig nadenken zal de mens inzien, welke leren God de mens heeft gegeven en welke leren van menselijke kant werden toegevoegd. Om zich dus eens te kunnen verantwoorden moet de mens zich vooreerst met het ontvangen weten bezighouden en hij zal daardoor, als hij verlangend is naar de waarheid, ook waarheid en dwaling uit elkaar kunnen houden. Terwijl een dogmatische leer het verantwoordelijkheidsgevoel in hem verstikt, ja verstikken moet, omdat het geloof aan wat geëist wordt of wat moet worden nagekomen een zuiver mechanische aangelegenheid wordt en de mens zich niet meer verantwoordelijk voelt voor wat hij gewetensvol meent te vervullen. Want wat hij doet, doet hij uit een zekere dwang, omdat het van hem wordt geëist. Het is geen handeling uit vrije wil, ofschoon hij het ook kan weigeren of het bevolene buiten beschouwing kan laten. De innerlijke drang ontbreekt, die aanleiding zou moeten zijn voor elke handeling, voor alles wat God van de mensen vraagt.
De mens moet zich ervan bewust zijn, dat alleen datgene door God wordt gewaardeerd, wat hij uit liefde doet; dat dus het denken en handelen alleen door de liefde moet zijn bepaald en dat elke liefdeloosheid een zonde is tegen God, Die de Liefde Zelf is, en de mens zich daarvoor moet verantwoorden. Wat hem dus bevolen wordt, wat hem tot plicht wordt gemaakt, schakelt het vrije denken en handelen uit en de mens verantwoordt zich in zekere zin alleen voor de wereld, dus tegenover diegenen, die hem een plicht hebben opgelegd. En daarom kan het de ziel weinig voordeel opleveren, wat de mens niet van binnen uit doet. Daar dus nooit de medemens de verantwoording voor de ziel kan overnemen, maar de mens ze zelf moet dragen, heeft hij ook de plicht zijn denken en handelen te onderzoeken, of het met de Wil van God overeenstemt. En daarom moet hij op de hoogte zijn van Gods Wil, Die hem door Zijn Woord wordt overgebracht. En dus moet het Woord Gods grondslag zijn, maar niet menselijke uitleggingen en toevoegingen. En om dit te onderzoeken, om zich later te kunnen verantwoorden, is een innige verbinding met God nodig, Die een mens, die naar de waarheid verlangt, nu ook door middel van gedachten Zijn Wil zal openbaren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3343 Gemeenschappelijk werkzaam zijn in liefde in de eindtijd
24 november 1944: Boek 43
De mijnen zullen zich nauw aaneen moeten sluiten, willen ze de laatste periode niet zwak en moedeloos worden. Ze moeten elkaar opbeuren en elkaar moed inspreken. Verenigd moeten ze Mijn hulp vragen en die gelovig verwachten. Ze moeten zich elke gelegenheid ten nutte maken Mijn Woord te horen, de liefde te beoefenen en innerlijke samenspraak te houden met Mij, opdat ze steeds weer gesterkt aan hun dagelijkse arbeid kunnen gaan en aan de eisen van de wereld voldoen, in zoverre ze niet kunnen worden omzeild. Want de tijd zal hard zijn voor ieder. En wie voor zich geen kracht haalt bij Mij, wie de kracht van Mijn Woord niet op zich in laat werken, hem zal de tijd ondraaglijk toeschijnen en hem terneer drukken.
Maar Ik heb voor de mijnen altijd dat wat kracht geeft paraat: Mijn Woord, dat u uit de hemel wordt aangeboden. Wie Dit heeft zal ook deze tijd kunnen volhouden. Hij zal geen aandacht aan de tegenspoed schenken en de nood niet zo voelbaar merken. Hij wordt er steeds weer uit weggeleid, want Ik Zelf houd Mijn Handen boven hem, dat hem geen leed zal geschieden. Ik Zelf neem hem bij de hand, opdat hij geen misstap zal begaan. En Ik Zelf beur hem op en troost hem door Mijn Woord, als hij moedeloos is en zijn hart zich ongerust maakt.
En daarom zal Mijn Woord de enige bron van kracht zijn. En voor Mijn Woord zult u samen moeten komen. U zult Mij altijd tot u moeten laten spreken, in nood en droefenis, als u bang bent en in een benarde toestand verkeert. U zult naar Mijn Stem moeten luisteren en doen wat Ik van u verlang: voortdurend liefde geven. Want alleen door werken van liefde is de nood te lenigen. Want dan trekt u Mij Zelf naar u toe en met Mij zult u alles overwinnen. En als u ook tegenover uw vijanden liefde stelt, zult u ook geestelijke successen kunnen behalen. Want waar u liefde geeft wint u de harten en zo verzwakt u de macht van de tegenstander.
En u zult daar veel gelegenheid voor hebben, omdat de nood alle mensen in een toestand brengt dat ze om hulp vragen. Dan zult u zich moeten waarmaken. U zult elkaar het goede voorbeeld moeten geven en de liefde in praktijk moeten brengen. En Ik wil u de mogelijkheid geven behulpzaam bezig te zijn, opdat u de medemensen zult aansporen en opvoeden tot liefde. En elke kring, die zich in geestelijk streven aaneensluit, die bereid is Mij te dienen en Mijn Woord begerig in zich opneemt, moet weten dat hij onder Mijn hoede staat.
Ik zal steeds te midden zijn van de mensen die Mij als doel hebben. Ik zal hen duidelijk te hulp komen in de nood. Ik zal de alleenstaanden samen brengen, opdat ze Mij gezamenlijk kunnen dienen. Ik zal hun alle bescherming ten deel laten vallen, zodat ze nooit bang hoeven te zijn. Want nooit zal de nood groter zijn dan Degene, Die hem over de mensheid laat komen.
Wie Mij erkent als Heer en Schepper van hemel en aarde, zal alleen maar zijn gedachten gelovig en vol vertrouwen naar Mij te hoeven opzenden en Ik zal hem niet teleurstellen. Zijn geloof is ook waarborg voor Mijn hulp. Zijn geloof roept Mijn aanwezigheid in en Zijn geloof laat Mijn Vaderliefde zichtbaar worden. Hij zal niet tevergeefs naar Mij roepen, hij zal verhoord worden in elke nood.
En ga daarom onversaagd de komende tijd tegemoet. Laat Mij werkzaam zijn en vrees niet, want Mijn Liefde en Almacht zal de tijd beëindigen en u, Mijn getrouwen, er doorheen leiden naar de eeuwige gelukzaligheid. En u zult Mij danken en loven, dat u deze periode van genade mocht doormaken. Want ze levert degenen die Mij trouw blijven meer zegen op: een paradijs op aarde en een gelukzalig leven eens in de eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3359 Vrije wil Kennis van het goede en kwade De nieuwe aarde
7 december 1944: Boek 44
De menselijke wil is vrij, maar het gebruiken van die wil vereist een klaar begrip van wat de wil kan en moet nastreven. Om te kunnen beslissen moet de wil gelegenheid hebben uit twee richtingen te kiezen, dus moet het voor de mens mogelijk zijn om goed van kwaad te onderscheiden, anders zou de vrijheid van wil geen zin hebben. Om die reden gaf GOD de mens het verstand, daar anders de vrije wil betwijfeld zou kunnen worden.
Het verstand voor zijn eigenlijk werk niet te gebruiken betekent dus ook de gave van de vrije wil buiten beschouwing te laten. De mens heeft dus de plicht zijn verstand te gebruiken, omdat hij er zich voor verantwoorden moet. En daarom is het noodzakelijk over het doel en de betekenis van het leven na te denken, daar dan alle andere vragen opduiken waarover nagedacht moet worden om tot een vrije wilsbeslissing te komen.
En dit is voor de geestelijke ontwikkeling beslist noodzakelijk zodat de innerlijke houding tegenover GOD, tegenover het goede, een verhelderingondergaat, opdat de mens een innige verhouding tot GOD leert kennen als doel van het aardse leven zodat de vrije wil wil bewust op GOD aanstuurt en daardoor met het goede instemt. Hij moet daarom ook de macht van het kwade weten, en moet het kwade leren kennen om het te kunnen verafschuwen en dan voor een van beide beslissen. En juist daarom kan het kwade niet uit de wereld gebannen worden, daar de mens anders deze vrije wilsbeslissing nooit zou kunnen nemen. Het kwade moet ook speelruimte hebben waarin het kan uitrazen. Dit is de invloed van GOD’s tegenstander op de mensen die hem niet verhinderd wordt omdat hij tegelijkertijd de goede krachten tot ontplooiing kan brengen, en de wil van de mens aangespoord wordt het goede of het kwade na te streven. Derhalve zijn ook de negatieve krachten GOD dienstbaar, want zij helpen tegen hun wil al het geestelijke dat zijn wil ten goede gebruikt opwaarts. Maar de negatieve krachten laten vaak hun invloed gelden buiten hun bevoegdheid, doordat zij proberen de bezigheid van goede krachten te verhinderen, wat hun door GOD niet belet wordt. Zij proberen daardoor voor de mensen de vrije beslissing tussen het goede en het kwade onmogelijk te maken, doordat zij hun de kennis van het goede, van GOD, onthouden - en de wil van de mens proberen te overweldigen.
En daarom stelt GOD een einde aan hun activiteiten voor lange tijd. Hij bindt deze krachten die voor lange tijd de vrijheid van handelen hadden, maar tegelijkertijd de mensen die nog geen duidelijke beslissing genomen hebben, of die voor het boze gekozen hebben, hinderen hun vrije wil te gebruiken.
Alleen zij blijven leven die uit eigen beweging, ondanks de grootste verzoekingen, voor GOD beslist hebben. Die dus geen wilsbeproeving meer nodig hebben, daar zij de zwaarste proef hebben doorstaan. Dus kunnen in het komende tijdsbestek alleen mensen op aarde wonen die deze wilsbeproeving ondergaan hebben. Die wisten van de activiteiten van de tegenstander waaraan zij blootgesteld waren, en ze toch ontvlucht zijn krachtens hun vrije wil. Alleen dezen hebben dus de rijpheid bereikt die hun veroorlooft een tijd op aarde te wonen, waarin zij niet beïnvloed worden door de tegenstander van GOD. Terwijl de anderen die gefaald hebben, de lange weg van ontwikkeling nogmaals af moeten leggen, tot zij weer het stadium bereiken waarin zij hun vrijheid van wil gebruiken kunnen. De mensen moeten voortdurend blootgesteld worden aan het goede en het kwade en daarom zal de aarde net zolang een slagveld van beide krachten blijven, als het onrijpe geestelijke zich op haar belichaamt.
De nieuwe aarde zal aanvankelijk alleen door Lichtwezens bewoond worden, d.w.z. door mensen in een staat van hoge geestelijke rijpheid. Zij zullen ook voortdurend contact hebben met de Lichtwezens uit het geestelijke rijk, want het kwade wordt door de Macht en de Wil van GOD verhinderd de mensen te benaderen. De eerste mensen op de nieuwe aarde behoeven immers niet meer een proef te ondergaan, en daarom is het niet nodig dat negatieve krachten zich ophouden in de nabijheid van de aarde. En dat zal te zien zijn aan de staat van diepe vrede die heerst op de nieuwe aarde. Een toestand van overeenstemming en een samenleven der mensen in volkomen harmonie.- Want de liefde regeert, en waar de liefde is kan zich geen wezen ophouden dat vijandig tegenover GOD staat.
Maar deze toestand zal niet voor eeuwig zo blijven, want de latere generaties zullen weer de tegenstander van GOD macht over zichzelf geven. Zij zullen gewillig aan zijn verleidingen gehoor geven en zich in dezelfde mate van GOD verwijderen, DIE hun een paradijs bereiden wou op de nieuwe aarde. En dan zal de strijd tussen licht en duisternis weer opnieuw beginnen en voortduren tot het einde van een verlossingsperiode, opdat de mensen vrij beslissen kunnen welke heer zij over zich accepteren willen. En in de eeuwigheid zal er hun gedaan worden volgens deze vrije wilsbeslissing. Zij zullen in de duisternis moeten smachten of het "eeuwige LICHT" tegemoet gaan, tot zij zich met het OERLICHT verenigd hebben.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3371 Het beëindigen van de strijd - Een scheiding wat ruimte betreft
17 december 1944: Boek 44
Wat voor u steeds van nut is, zult u vernemen, als u zich door Mij Zelf laat onderrichten en u dus op Mijn Stem let, die zacht in u hoorbaar klinkt. U hebt een uitermate onjuiste opvatting over het verdere verloop van het wereldgebeuren, als u gelooft, dat een van de strijdende machten als winnaar uit de worsteling tevoorschijn komt. Want Mijn Wil heeft het anders bepaald, omdat niet het lichamelijke welbevinden, maar het heil van de zielen moet worden bevorderd en dit een totale omvorming van jullie leven vereist, die echter alleen kan plaats hebben, als alle aardse plannen achterhaald zijn en de mensheid met een buitengewone gebeurtenis wordt geconfronteerd, die haar denken ontstelt.
Een normale afloop van de worsteling der volkeren zou niet een verandering van het vertrouwde leven tot gevolg hebben. Tevens is geen der strijdende machten zonder schuld en dus komt ook geen macht de zege rechtmatig toe. En daarom doorkruis Ik de plannen der mensen, ongeacht welke afloop ze aannemen. Ik maak al hun verwachtingen ongegrond en Ik kom met een oplossing, die niemand verwacht en die ook door niemand is gewenst. Want Ik beëindig de strijd op een manier, dat hij niet meer kan worden voortgezet, zelfs als de mensen dat zouden willen. Want Ik scheid de strijdenden ruimtelijk van elkaar. Ik laat natuurlijke hindernissen ontstaan, die niet zo gemakkelijk kunnen worden overwonnen. En Ik ontneem dus de mensen elke mogelijkheid nog verder strijdend tegen elkaar op te rukken. En dus wordt het worstelen der volkeren tegen elkaar afgebroken. Er zal geen beslissing zijn, er zal geen macht zijn, die heeft overwonnen. Integendeel, de mensheid zal inzien, dat haar macht ten einde is en dat de goddelijke Macht moet worden erkend, die al te duidelijk herkenbaar is aan deze afloop.
Ik zal het einde veroorzaken en toch daardoor de schuldigen gevoelig straffen, want ze voelen zich bedrogen in de zekerheid van hun overwinning. Ze voelen zich verzwakt en zonder resultaat en tegenover een grote ellende en grote armoede geplaatst. En dit einde heb Ik al lange tijd tevoren bekendgemaakt, opdat u, die nog twijfelt, daardoor de waarheid van Mijn Woord bewezen is. Ik maak een einde, wanneer van de kant van de mensen het hoogtepunt van wreedheid is bereikt, opdat daaraan de wereld inziet, dat er een God in de hemel is, Die de zonde straft die zo openlijk aan het licht komt, opdat ze beseft dat niet de mensen de afloop bepalen, maar Ik Zelf, en dit anders dan de mensen verwachten.
En het uur is niet ver meer. En daarom maak Ik Me bekend aan diegenen, die aan Mijn ingreep geloven en op de hoogte zijn van Mijn voornemen, die Ik opdracht geef de mensen daarop te wijzen en die Ik als profeten onder de mensheid zend. Want die moet tevoren worden gewaarschuwd, omdat Ik nooit een dergelijk gebeuren over de mensen laat komen, zonder hen ervan in kennis te stellen, opdat ze ernstig aan hun zielenheil denken en zich voorbereiden. Want niemand weet wie erdoor wordt getroffen. Mijn ingrijpen zal ontelbare slachtoffers eisen, overal waar hij zal plaatsvinden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3389 Maatregelen tegen het werkzaam zijn in liefde
2 januari 1945: Boek 44
De wereld zal eisen aan u stellen die u nooit zult kunnen vervullen als u acht slaat op Gods geboden. U moet weliswaar de wereldlijke overheid onderdanig zijn, maar als er openlijk van u wordt verlangd dat u tegen Zijn goddelijke wil in handelt, dat u dus op het gebod van de naastenliefde geen acht slaat en zondigt door liefdeloos handelen, dan moet u God alleen als uw overheid erkennen, opdat u uw ziel niet terwille van aards voordeel verloren laat gaan.
En daarom zult u zich ook de wil Gods vast moeten inprenten. U moet weten waarom u deze zult moeten nakomen en welke gevolgen een handelen tegen Zijn wil u oplevert. U moet weten hoe buitengewoon noodzakelijk het werkzaam zijn in liefde op aarde is en dat alleen maar de liefde u kan verlossen. Verder moet u weten hoe onbestendig aardse goederen zijn en welk een onvoordelige ruil u aangaat als u terwille van deze aardse goederen uw zielenheil prijsgeeft.
U zult erg in het nauw worden gedreven. En het zal niet gemakkelijk zijn aan de eisen van de wereld weerstand te bieden. Maar u zult het kunnen, zodra u God om kracht vraagt en u zich des te meer bij God aansluit, hoe meer de wereld u van Hem wil scheiden. Want dit alles beoogt ze met haar plannen en maatregelen, dat de christelijke leer van de liefde wordt uitgeschakeld en bijgevolg God Zelf, die alleen door de liefde kan worden gevonden, van de mensen wordt vervreemd.
De mensen weten niets van de kracht van de liefde, daar ze anders zouden proberen deze te verkrijgen. Ze kennen alleen de eigenliefde en ze proberen hun bezit te vergroten ten koste van de naaste. En ze hebben dus geen achting voor het gebod der naastenliefde en ze eisen hetzelfde van de medemensen, in plaats van hen tot liefde aan te sporen. En ze zullen de mensen erg in het nauw brengen, die zich de geboden Gods tot richtsnoer maken, omdat laatstgenoemden niet in overeenstemming zijn met de geboden van de wereldlijke overheid. En dan moeten ze serieus onderzoeken, in hoeverre Gods wil te herkennen is in de eisen die de wereldlijke overheid stelt.
Wat schadelijk is voor de naaste mag nooit worden uitgevoerd als het te omzeilen is, dat wil zeggen: voor zover de mens niet door dwangmaatregelen niet bij machte is zich te verweren. En het lichaam moet leed en kwellingen op zich nemen, als het daardoor een zondige handeling kan afwenden. Want zijn ziel zal het er eens dankbaar voor zijn, doordat ze het bijstaat in zijn latere positieve ontwikkeling. Tevens is de nood van het lichaam niet van lange duur.
Maar de ziel moet in het hiernamaals boeten, als ze op aarde het gebod van de naastenliefde niet in acht neemt en terwille van aards voordeel zich naar het verlangen van de wereld voegt, die liefdeloosheid eist van de mensen. Want als deze heerst, dan regeert de duivel de mensen en aan deze zult u zich niet mogen onderwerpen. U zult hem weerstand moeten bieden, zelfs wanneer u erg in het nauw wordt gedreven en voor uw lichamelijk leven zult moeten vrezen. Want u redt daardoor uw ziel van de ondergang, en door uw voorbeeld ook die van uw medemensen, als u de liefde beoefent, ook wanneer de wereld u daarbij wil hinderen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3391 Belichaamde lichtwezens - Missie Geestelijke leiders
3 januari 1945: Boek 44
Wat zich met GOD verenigt, kan zich voor eeuwig niet meer van HEM scheiden. Daarom kan ook een lichtwezen dat zich ten behoeve van een missie op aarde belichaamt nooit meer van HEM afvallen en in de macht komen van de krachten der duisternis. Het zal alsmaar op GOD aansturen, ofschoon het ook op aarde als mens aan alle verzoekingen is blootgesteld en de ontwikkelingsgang af moet leggen als ieder ander mens. Maar zijn ziel verlangt naar GOD en keert zich vol afschuw af van de tegenstander van GOD.
Zo'n mens zal door en door goed zijn en daarom ook bekwaamheden ontwikkelen die hem aanmerken als een werktuig van GOD. Hij zal een ontvanger van kracht zijn op aarde en daarom de medemensen kunnen leiden en onderrichten. Want de missie, die de aanleiding is van zijn aards bestaan, is de mensen op aarde als geestelijke leider te dienen. De innige verbinding van die mens met GOD die zijn ziel reeds vóór het leven op aarde had, maakt hem tot een voortdurende ontvanger van kracht, het spoort hem aan tot zijn levensopdracht die hij met vreugde en overgave aan GOD ook plichtsgetrouw vervult. Toch zal hij erg in het nauw worden gebracht door de krachten der duisternis, want die nemen elke gelegenheid te baat om het vleselijke lichaam van de lichtdrager te verzwakken en hem ten val te brengen, want in hun verblinding weten zij niets over de hogere wezens die het op aarde belichaamde lichtwezen ter zijde staan. Zij weten ook niets van de kracht waarmee het innerlijk vervuld is en van de meest innige liefde tot GOD, die de mens ook de voortdurende bescherming van GOD verzekert. Zij zien in hem alleen maar de mens op wie zij hun verleidingskunsten kunnen toepassen, en die zij op elke mogelijke manier trachten te verzwakken. Maar hij is door lichtwezens omgeven, en omdat hij zelf ontvankelijk is voor elke uitstraling van kracht uit de geestelijke wereld, beschikt hij ook over zo'n mate van kracht en genade dat hij dergelijke verzoekingen weerstaat.
De geestelijke nood onder de mensheid vereist buitengewone hulpverlening en daarom laat GOD Zijn boden naar de aarde neerdalen, deels geestelijk werkend, deels zelf als mens onder de mensen levend om op hen in te werken en voor alles om hen te onderrichten overeenkomstig de goddelijke Wil. Zij zullen echter weinig genoegen vinden aan het aardse leven, want het eeuwige VADERLAND trekt hen onophoudelijk weer naar zich toe.
Maar zij moeten eerst de missie ten einde brengen terwille waarvan zij de belichaming als mens op zich hebben genomen, want in tijden van nood is hun werken voor GOD's rijk van het grootste belang. Het vereist buitengewone kracht en uithoudingsvermogen en een wil die geheel op GOD gericht is. Bovendien zijn in de eindtijd de levensomstandigheden zo moeilijk dat de mensen makkelijk zouden falen als hen geen helpers en raadgevers terzijde staan, die hun kracht direct van GOD betrekken, omdat zij geheel met HEM verbonden zijn.
Zij zullen zeer zegenrijk op de aarde kunnen werken en dus ook nauwgezet hun missie ten einde brengen, tot zij weer in het geestelijke rijk kunnen ingaan, tot zij zich weer nauw met GOD verenigen van WIE zij echter nooit gescheiden waren ofschoon zij zich op de aarde van deze verbinding met GOD niet bewust waren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3413 Menselijke wil - Gods wil - Bemoedigende woorden
20 januari 1945: Boek 44
Op de juiste tijd grijp Ik in het wereldgebeuren in en Ik leid het in andere banen. Maar voordat mijn wil in actie komt laat Ik de menselijke wil de vrije loop tot het uiterste. Wat de mensen willen verrichten laat Ik toe om ze dan voelbaar te onderrichten, daar een zachtaardige onderrichting haar doel volledig voorbijschiet omdat de mensen hun oor sluiten als hun het verderfelijke van hun handelen voor ogen wordt gehouden. Ik hinder dus hun wil niet als ze naar middelen grijpen die ieder rechtschapen denkend mens moet verafschuwen. Ik verhinder dus niet de grote nood die hun wil teweegbrengt. Ik ontneem hun ook niet de levenskracht die ze gebruiken om daden uit te voeren die te veroordelen zijn, maar Ik laat hen werkzaam zijn naar hun goeddunken. Er is hun echter een grens gesteld die ze niet kunnen overschrijden. En eens zal hun wil tot niets in staat zijn, omdat mijn wil sterker is.
U, mijn gelovigen, zult u niet aan nare gedachten moeten overgeven. U zult elke dag vol vertrouwen moeten leven en steeds alleen maar mijn nabijheid moeten nastreven door onbaatzuchtige liefdewerken. U moet helpen waar uw hulp nodig is en daardoor uw hart ontvankelijk te maken voor de kracht van de liefde die van Mij op u overstroomt als u ze nodig hebt. Want er zullen eisen aan u worden gesteld en om aan deze te kunnen voldoen zult u genade en kracht van Mij moeten ontvangen. Wat er ook mag gebeuren, het is mijn werk, mijn wil en uw lot dat zich ontwikkelt zoals uw toestand van rijpheid het vraagt.
Nog woeden de mensen en ieder tracht zijn kracht te vergroten door liefdeloosheid en dit is het verderf. Want aan hen moet Ik hun krachteloosheid bewijzen. Maar tevoren breng Ik Mij zelf nog in hun herinnering doordat Ik de mensen in zo’n nood laat komen dat ze naar Mij zullen roepen. Hun zielen moeten Mij zoeken. Niet met de mond moeten ze Mij aanroepen, maar uit het diepst van hun hart moeten ze Mij om hulp vragen. Overal is nood en ellende en toch is het leed niet in staat de mensen om te vormen. Ze blijven liefdeloos en heerszuchtig en met geweld zoeken ze hun vermeend recht. En waar ze dit niet krijgen, treden ze op met gewelddadige strijdmiddelen. En Ik laat dit toe. Maar het einde bepaal Ik zelf. Ik kom op het juiste moment en zal mijn stem laten weerklinken.
Wees daarom niet bang, maar wacht vol geloof op mijn hulp als het er de schijn van heeft dat u ernstig gevaar dreigt. Mijn vaderlijk oog waakt over u die met Mij verbonden blijft in gebed en werken van liefde. Ik laat niets op u afkomen wat u in gevaar zou kunnen brengen en Ik ben voortdurend bij u als u Mij roept. En het is zeker dat de uren van nood door Mij worden beëindigd voordat u, mijn gelovigen, daardoor getroffen zult worden. Want Ik heb u mijn bescherming beloofd. Mijn woord is waarheid en zal eeuwig waarheid blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3491 Een onwankelbaar geloof
28 juni 1945: Boek 45
Zodra de mens zich in onwankelbaar geloof tot Mij wendt in zijn nood, zal deze zijn opgeheven. En bijgevolg bent u nooit hulpeloos en verlaten, want u hoeft niets te vrezen. Want u kunt zelf te allen tijde elk onheil uitbannen als gevolg van uw geloof. Maar pas als u een onwankelbaar, diep geloof uw eigendom noemt, staat u ook vast in de kracht van het geloof. En deze zult u moeten trachten te verkrijgen en daarom zult u er zonder ophouden om moeten worstelen en bidden.
Want hij is noodzakelijk in de komende tijd, wanneer het erom gaat uit te komen voor Mij en Mijn leer. Bent u totaal doordrongen van het geloof in Mij en Mijn Liefde, in Mijn Macht en Wijsheid, dan zult u geen seconde aarzelen Mij te belijden. Want u vertrouwt op Mijn hulp, die u waarlijk ook ten deel valt.
Steeds weer help Ik u, opdat uw geloof sterk zal worden. En steeds weer zult u Mijn reddende en leidinggevende hand kunnen ervaren, als u oplettend bent, als u innig met Mij verbonden blijft door het gebed en voortdurend liefde beoefent. Uw lot mag u hard voorkomen, maar het is nodig en succesvol voor uw ziel, wanneer u er maar naar streeft te leven naar Mijn welgevallen.
Elke dag en elk uur, elke gebeurtenis, nood en leed, kan uw ziel rijpheid verschaffen, als u het vanuit geestelijk standpunt beschouwt en er steeds aan denkt dat Mijn Liefde en Wijsheid het voor u heeft voorbestemd uit bestwil voor uw ziel. En in dit bewustzijn zult u zich ook vol overgave aan Mijn Wil onderwerpen en het Mij daardoor mogelijk maken u te leiden en zorg voor u te dragen, zonder weerstand te ondervinden.
Neem dus altijd uw kruis op u, dat waarlijk alleen Mijn Liefde u oplegt. Maar geloof ook steeds dat Ik het u help dragen, dat u de kracht heeft vol te houden en dat Ik steeds bereid ben u helpend bij te staan, wanneer het u ondraaglijk toeschijnt. Het sterke geloof is tot alles in staat. Daarom worstel en bid dat u de zwakheid van uw geloof kwijt zult raken, opdat Ik u te allen tijde kan bedenken naar uw geloof.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3517 Gods werkzaam zijn in de mens - Kracht
19 augustus 1945: Boek 45
De mens moet bereid zijn alles op te geven als hij de kracht van God geheel en al in ontvangst wil nemen, als hij ze in alle volheid in zich binnen wil laten stromen en daardoor iets bovennatuurlijks tot stand kunnen brengen. Wie alles opgeeft, wie zijn hart geheel heeft losgemaakt van aardse goederen, van de wereld en haar bekoorlijkheden, die heeft de eigenliefde overwonnen.
En zijn liefde kan alleen nog maar de juiste zijn. De liefde voor de naaste en bijgevolg voor God. En hij zal voortdurend actief zijn in werken van liefde. Hij zal daardoor in zeer nauwe verbinding kunnen treden met God en diens krachtuitstraling rechtstreeks in ontvangst kunnen nemen. Want er bestaat geen hindernis meer. Zijn wil is op God gericht en zijn handelen stemt overeen met de wil van God.
Zich losmaken van de wereld betekent zich aaneensluiten met God. Maar deze scheiding moet eerst hebben plaatsgevonden, voordat de mens zich zonder weerstand opent voor de krachttoevoer uit God. De wil daartoe moet bewezen worden door de daad. Want de wil om zich aaneen te sluiten kan ook bestaan bij de nog lauwe mensen die op de wereld zijn gericht. Hij moet echter eerst tot verwezenlijking komen door serieuze overwinning van datgene wat de mens op aarde begerenswaardig toeschijnt.
Maar dan ontvangt hij meer dan hij heeft opgegeven. Want de krachtuitstraling uit God zal hem oneindig meer gelukkig maken. Hij zal in het volledige bezit van de kracht uit God het aardse leven de baas worden. Hij zal echter op de eerste plaats een geestelijk leven leiden en over schatten beschikken die zijn leven rijke inhoud geven, die hij nooit meer zou willen missen en die hem aanzetten tot voortdurend werkzaam zijn in liefde.
Hij zal een weten het zijne noemen dat zijn oorsprong heeft in God en daarom de zuiverste waarheid is. Hij zal een groot inzicht hebben en dit zal hem vrij en gelukkig maken. Hij zal geen zwakheden meer kennen, geen vrees of angst, want de kracht uit God laat zoiets nooit bovenkomen. En zijn voortdurend streven zal zijn de wil van God te vervullen, Hem te dienen en de naaste dezelfde gelukzaligheid op aarde te bezorgen die hem zelf is beschoren. Maar de kracht uit God zal hem ook in staat stellen, dingen te volbrengen die buitengewoon zijn en boven de kracht van een mens uitgaan. Zijn wil zal die sterkte bereiken, dat hij tot alles in staat is in het geloof aan de in hem werkende kracht van God.
Is er in hem zelf geen hindernis meer voor het toestromen van de kracht van God, dan zijn er ook geen grenzen voor het werkzaam zijn ervan. Want nu is het God die in hem werkt. En de wil van de mens zal nu ook de wil van God zijn, als de aaneensluiting met God heeft plaatsgevonden. Ononderbroken onbaatzuchtige werken van naastenliefde en het totaal opgeven van aardse verlangens, levert de mens op aarde de aaneensluiting met God op. En nu werkt de Liefde van God ook duidelijk in de mens en bedenkt hem onmetelijk met geestelijke goederen met het doen toekomen van het goddelijk Woord dat als rechtstreekse uitstraling van God de grootste krachtbron is waaraan hij zich nu kan sterken en laven.
God Zelf werkt in hem en de mens moet nu vol van kracht en macht zijn. Zijn wil zal alleen maar uitvoeren wat Gods wil is. En Gods wil zal worden gerealiseerd door een mens die de kracht van God in zich heeft. Maar de medemensen komt het bovennatuurlijk voor, omdat ze de kracht van God niet in zich voelen en ook geen begrip hebben voor het werkzaam zijn ervan. Als ze zelf echter de aardse materie zouden overwinnen, als ze zich er eveneens van zouden willen losmaken, dan zouden voor hen dezelfde dingen mogelijk zijn. En de toedracht van het ongewoon werkzaam zijn van mensen zou te verklaren zijn, omdat met de kracht tegelijk het licht de mens toestroomt: het inzicht in het geestelijk werkzaam zijn.
Licht en kracht zijn één. En daarom lijkt voor de wetende mens niets bovennatuurlijk, veeleer alleen als een verhoogde graad van geestelijke vooruitgang. Hij weet dat al het onvolmaakte zonder kracht en licht is, maar dat kracht en licht aandeel zijn van diegene die ernstig naar volmaaktheid streeft en zich trede voor trede positief ontwikkelt. En daarom zal de wetende mens ook elke vrees tegenover de wereld verliezen, omdat hij weet dat hij in innige verbinding staat met God en op diens kracht te allen tijde aanspraak kan maken.
Hij is dus gevrijwaard van de aanvallen door de wereld, tot het ogenblik dat Gods wil hem heeft gesteld voor zijn lichamelijk einde. En daarom vreest hij niemand, maar is hij in staat de medemensen vrees in te boezemen die onwetend tegenover zijn kracht en macht staan. Als overwinnaar van de materie valt ook elke boei van de materie van hem af. Hij is geestelijk vrij en dat betekent ook macht over de materie, omdat die is onderworpen aan de wil van God, welke tot uitdrukking komt in de mens die met kracht is doorstroomd.
God werkt in hem en de staat van de mens moet gelukzalig zijn, zich geheel en al aan het werkzaam zijn van God te kunnen overgeven en voortdurend actief te zijn volgens Zijn wil. Hij zal zijn wil alleen gebruiken om werkzaam te zijn in liefde, om de medemensen te wijzen op de Liefde van God die een kostbare gave doet toekomen aan de mens die zich met Hem aaneensluit, die de materie overwint en dus ongehinderd de kracht uit God in zich laat binnenstromen door voortdurend in liefde werkzaam te zijn.
Hij zal de mensen wijzen op de kracht van de liefde die zich nu op duidelijke wijze uit. Hij zal ze inwijden in de kracht en macht van het goddelijk Woord, dat tot liefde opvoedt en dat wegwijzer is naar God. Hij wil de mensen met hun taak op aarde bekend maken en ze trachten te bewegen zich eveneens los te maken van de materie die waardeloos en vergankelijk is, opdat ze geestelijke goederen kunnen ontvangen, opdat ook bij hen de kracht van God zich uit, opdat God Zelf in hen kan werken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3529 Vormgeloof - Overtuigd geloof
30 augustus 1945: Boek 45
In tijden van de grootste nood wordt de geestelijke toestand van de afzonderlijke mens duidelijk, in zoverre, dat het geloof of wordt versterkt, of geheel verloren gaat, als het tevoren alleen een vormgeloof was dat de mensen nog niet kon overtuigen. Velen vallen van hun geloof af. Hun blik is nog te zeer op het aardse gericht en ze kunnen het wereldgebeuren en hun eigen lot niet in overeenstemming brengen met de eeuwige Godheid, van wie ze wegens hun onwetendheid voor zichzelf alleen een gelukkig aards bestaan verwachten. Ze willen alleen een God erkennen die hun alle aangename zaken van het leven schenkt. Maar dat ze voor zichzelf het welzijn op aarde verspelen door hun levenswandel, door hun afstand tot God, is voor hen onbegrijpelijk. Hoe erger nu de nood op hen afkomt, des te meer verwijderen ze zich van Hem. Ze wijzen Hem af, schikken zich niet in hun lot, maar morren en klagen en trachten voor zichzelf de noodtoestand te beperken door onrechtvaardige handelingen en een liefdeloos gedrag tegenover de naasten. Hun geloof in God was slechts een vormgeloof dat niet stand hield bij een ernstige beproeving, maar dat ook zonder waarde was en eerst tot een overtuigd geloof moet worden. Er zijn maar weinig mensen die zich in tijden van nood dichter bij God aansluiten, daar ze vast in Hem geloven en zich niet van dit geloof laten afbrengen. Ze zien het leed aan voor wat het is, als een middel waardoor God de Hem afvallige mensen wil winnen. Ze vragen God onophoudelijk om kracht en zijn nu ook in staat het leed te verdragen. Het geloof geeft hun deze kracht en God verlaat de zijnen niet, dat wil zeggen: die in Hem geloven en in elke nood hun toevlucht nemen tot Hem. Maar de toestand van de ongelovigen is zonder hoop, zolang ze alleen maar aandacht schenken aan het aardse gebeuren en niet nadenken over de zin en het doel ervan. Maar er moet een opheldering plaatsvinden, want het vormgeloof is geen geloof zoals God het vraagt. Het is schools overgebracht op de mensen en bij hen zelf nog niet levend geworden. Het is een dood geloof dat de ziel niet vooruit helpt in haar ontwikkeling en daarom een sterke beproeving nodig heeft, opdat de mens hierdoor zijn denken en zijn instelling tegenover God inziet. Wie Hem afwijst, onder de indruk van de nood en het aardse gebeuren, onder de indruk van het eigen lot, zal door grotere beproevingen heen moet gaan om het geloof alsnog te verkrijgen, of hij zal verloren gaan en op het einde bij diegenen horen, die veroordeeld zijn, die tot de tegenstanders van God behoren en daarom de gerechte straf ontvangen, die weer de gang door de nieuwe schepping moeten afleggen ten behoeve van hun verlossing. De gelovigen zullen eveneens aan zware beproevingen zijn blootgesteld, maar een overtuigd geloof laat zich niet zo gemakkelijk aan het wankelen brengen, en God staat diegenen bij, die Hem trouw zijn, die alle beproevingen doorstaan en zich des te inniger bij God aansluiten, omdat ze vast in Hem en Zijn liefde, almacht en wijsheid geloven. En voor dit vaste geloof zullen ze beloond worden op de dag van het oordeel, wanneer God zelf ze binnenleidt in het paradijs, waar een einde komt aan alle nood en ze in de tegenwoordigheid van God bovenmate gelukkig zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3547 Opheldering over het proces van het schrijven - Waarheid
13 september 1945: Boek 45
Het aanbieden van Mijn Woord is een zuiver geestelijk proces dat alleen kan worden verwezenlijkt door een mens die de innige verbinding met Mij tot stand brengt en nu bewust naar zijn innerlijk luistert. Want daar de mens zelf niet bezig hoeft te zijn, maar alleen ontvanger is van uitstralingen van gedachten, moet hij zich in een toestand verplaatsen, zodat de uitstralingen hem kunnen treffen. En deze toestand is die van het volledig losgemaakt zijn van de aardse wereld en een verzinken in het geestelijke rijk. Dat wil zeggen: een bewust zich afwenden van het aardse en de zinnen richten op Mijn rijk dat niet van deze wereld is.
De geestelijke uitstralingen treffen nu het hart van de mens in de vorm van gedachten die de ontvanger nu kan opschrijven. Hoe gemakkelijker de mens in staat is zich los te maken van zijn aardse omgeving, met des te minder belemmering vindt het overbrengen van geestelijke leringen plaats. De strijdvraag, van welke geesten de overdracht van gedachten uitgaat, wordt vanzelf beantwoord door de inhoud ervan. Waar liefde wordt onderricht, waar Mijn verlossingswerk diepgaand wordt behandeld, kan alleen Ik de bron zijn en moeten de overgebrachte gedachten als Mijn Woord worden herkend.
Aan elke aanbieding van Mijn Woord moet het innige gebed voorafgaan, daar anders dit proces niet kan plaatsvinden, daar anders de mens een zuiver aardse arbeidsverrichting zou moeten volbrengen. Maar die zou ook dan nog zonder dwaling zijn, omdat ook de gedachten van de mens geleid worden door de wezens van het licht, om te verhinderen dat het Woord dat de mensen zal worden toegestuurd, wordt aangetast. Dit betreft alleen gevallen waar de verbinding met Mij minder diepgaand is.
Want een mens die door Mij geroepen is om te werken voor Mijn rijk, die geroepen is om tussenpersoon te zijn tussen Mij en de mensen die niet op Mij aansturen, is door Mij beproefd. En zijn denken zal zich niet vergissen, omdat zijn wil goed is en hij Mij dus dienen wil. Dat geesten van leugen en bedrog zich van zijn wil en hand bedienen, verhoed Ik, zoals ook voor elk onwetend wezen de toegang tot hem verboden is, als hij voor Mij werkzaam wil zijn.
En elke opname is een daad van wilsvrijheid. Het is het betuigen van zijn wil om Mij dienstbaar te zijn. En zo pak Ik zijn wil vast en leid hem. En dan voert de mens alleen Mijn wil uit. Deze geestelijke onderrichtingen zijn niet te vergelijken met menselijke opvattingen die door eigen nadenken verworven worden, zonder de bewuste overgave van de wil aan Mijn wil. Want omdat de mens een vrije wil heeft, kan hij zijn gedachten ook de richting geven die hij belieft.
Hij wordt niet door Mij gedwongen om juist te denken, zoals hem ook niet wordt belet verkeerd te denken. En dus hebben ook alle geestelijke krachten toegang tot hem, die hij nu begunstigt door zijn wil. Maar geeft de mens zijn wil bewust aan Mij over, dan kan hij alleen nog Mijn wil in zich hebben. Want nooit zal Ik hem overlaten aan de krachten die nog een aan Mij tegengestelde wil hebben.
Wat naar Mij verlangt, dat neem Ik in bezit en Ik laat het eeuwig niet meer van Mij weggaan. En pas als een mens zich bewust bij Mij aanbiedt, dus zijn wil aan Mij overgeeft, kan Ik hem beroepen tot een ambt op aarde, waarin hij voor Mij werkzaam moet zijn. Maar dan is hij ook beschermd tegen verkeerd denken, tegen verkeerde geestelijke invloed. Want het gaat erom Mijn Woord dat Mijn Liefde naar de aarde stuurt, te ontvangen en te verbreiden. En Ik zal waarlijk Mijn Woord beschermen tegen onzuivere, onware inhoud die de tegenpartij de mensen wil voorhouden.
Waar Mijn Woord ontvangen wordt, daar is waarheid. En verkeerde leren worden uitgeschakeld, omdat verkeerd denken de invloed is van slechte krachten die geen toegang hebben tot een mens die Mij dienen wil, zolang hij voor Mij werkzaam is.
Een zuiver geestelijk proces kan alleen maar zuiver geestelijk verlopen. Er moet onvoorwaardelijk een overdracht van gedachten plaatsvinden, omdat eigen denken, dat wil zeggen het gebruik van de werkzaamheid van het verstand, langere tijd vergt om geestelijke resultaten in deze vorm op te leveren.
Er is dus een uiting van kracht herkenbaar die steeds alleen kan uitgaan van gevers van kracht, dus lichtwezens die ontvangers van kracht zijn. En dit garandeert ook zuivere waarheid. Want al het lichtvolle staat vast in de waarheid en de eeuwige waarheid ben Ik Zelf.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3557 Het komen in de wolken - De wegneming
24 september 1945: Boek 45
Een ongewoon donderen zal de lucht vervullen, als de dag van het gericht op komst is. Het zal voor de mensen het laatste teken zijn, maar alleen worden herkend door hen, die in Mij geloven. Het zal de gelovigen vervullen met een grote vreugde, want nu verwachten zij elk uur het komen van hun Heer. En een sterk geloof is nodig om dit komen van God in de wolken te verwachten, want deze gebeurtenis is van zulk een bijzonderheid, dat de goddelozen zullen honen en spotten als er over wordt gesproken. Zij kunnen het donderen wel horen, maar de komst van de Heer in de wolken niet zien. En om die reden slaan zij geen acht op het ongewone geraas in de lucht, en zij laten zich in hun levenswijze in het geheel niet storen. Zij zijn zoals altijd uitgelaten en gewetenloos en jagen alleen wereldse genoegens na.
Maar de gelovigen zullen zich verzamelen en zich met vrolijke harten voorbereiden op de ontvangst van hun Heer. Ze zijn aan het einde van hun kracht en zij weten dat nu hun lijdenstijd wordt beëindigd. In het laatste uur van deze aarde belijden zij God nog eensgezind, ofschoon dat het verlies van hun aardse leven zal betekenen omdat de wereld onbarmhartig tegen hen zal optreden. Maar het verschijnen van de Heer vernietigt de plannen van de goddelozen. Want plotseling zien zij de schare der gelovigen van de grond af naar boven zweven. Tegelijkertijd weerklinkt dan ontzettende donder, en de achtergebleven mensen zullen vol ontzetting vermoeden dat iets vreselijks over hen losbreekt. Maar door het ongewone gebeuren van de wegneming verstard zijn zij niet tot denken in staat. Zij proberen te ontvluchten, maar zien geen kans meer, want overal breken vlammen uit de aarde waaraan geen ontsnappen meer mogelijk is. Zij vinden een verschrikkelijk einde, want er is geen redding mogelijk voor de mensen die als ware duivels woeden op de aarde, en vol zijn van zonde.
Maar de kudde der Godgetrouwen kan het einde van de oude aarde volgen. Voor hun ogen speelt zich het goddelijke vernietigingswerk af, terwijl zij het zelf ontgaan en welbehoed vertoeven op een plaats van vrede, zoals God het heeft beloofd. Dat is het einde van een verlossingsperiode en het begin van een nieuwe, zodra de oude aarde weer veranderd is naar de wil van God. Dan worden de Godgetrouwen verplaatst naar de nieuwe aarde om daar weer verder te leven als stamouders van het nieuwe mensengeslacht waarmee de nieuwe verlossingsperiode begint. Alleen voor de wetende mens met een diep geestelijk inzicht is de gebeurtenis van de wegneming begrijpelijk en geloofwaardig. Maar ze bekroont een tijd van angstige nood en leed en is het besluit en het bewijs van Gods heerlijkheid - en God bereidt ook de zijnen een lot dat getuigt van Zijn heerlijkheid. Het is een daad van diepste goddelijke liefde voor Zijn schepselen, die in Hem nu de Vader van eeuwigheid herkennen. Zij hebben de weg terug gevonden tot Hem en zijn met Hem één geworden door de liefde. En nu kan Hij zelf onder hen vertoeven, want waar de mens zichzelf tot liefde heeft gevormd, bestaat voor de goddelijke liefde geen hindernis meer.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3571 "Mijn stem zal van boven weerklinken"
8 oktober 1945: Boek 45
En mijn stem zal van boven weerklinken. Hij zal machtig zijn en de mensen zullen hem moeten horen, ook al slaan ze anders geen acht op Mij. Ze zullen hun blik opwaarts moeten richten en al naar gelang de toestand van hun ziel gewillig of onwillig. Want ze zien zich aan een Macht prijsgegeven, aan welke ze niet meer kunnen ontsnappen. Weliswaar zal mijn spreken slechts bij weinigen het hart beroeren, doch deze zullen geholpen zijn, zelfs wanneer lichamelijke hulp uitblijft. Maar het meest zal alleen angst en zorg om het lichamelijk leven overheersen en mijn stem is niet toereikend dat ze er gevolg aan geven en naar Mij terugkeren, ondanks de grootste nood en benauwenis. Dat mijn stem uitgaat naar hen die ver van Mij af staan, dat willen ze niet inzien. Met verstokte harten zullen ze alleen maar proberen zich te redden en toch machteloos zijn tegenover de krachten der natuur.
Elk houvast zullen ze verliezen, want het aardoppervlak zal wankelen, de lucht zal vervuld zijn van een razende storm en ieder zal op zichzelf zijn aangewezen, daar niemand de ander kan bijstaan. En mijn stem zal van boven weerklinken. Ik zal spreken met een donderstem en alle elementen van de natuur zullen mijn wil gehoorzamen, ze zullen voor Mij spreken en getuigen van mijn macht. Ik treed de mensen openlijk tegemoet en dwing hen niet in Mij te geloven, want nog steeds blijft het voor hen open, het werkzaam zijn van de krachten der natuur te laten gelden maar Mij zelf te verloochenen als het Wezen dat ook de krachten der natuur leidt naar Zijn wil. En zo zal ook het laatste opvoedingsmiddel voor het einde geen geloofsdwang betekenen voor de mensen, ofschoon het duidelijk genoeg voor Mij zou moeten spreken en ook herkenbaar zal zijn voor de mensen die van goede wil zijn, die niet helemaal afhankelijk zijn van mijn tegenstander die hen voor eeuwig van Mij wil scheiden.
Er zal vervuld worden wat Ik heb verkondigd door mijn geest: de aarde zal beven en de elementen der natuur zullen schade aanrichten die niet te overzien is en ze zullen ontelbare mensenlevens als slachtoffer eisen. Maar dit is bepaald sinds eeuwigheid, omdat ook dit gebeuren een hulpmiddel is dat Ik toepas om nog mensen voor Mij te winnen, omdat de nood en benauwenis van andere aard niet voldoende is dat ze naar Mij terugkeren en Ik een scherpe tuchtroede boven de verharde mensheid moet zwaaien. En het is beslist waar dat Ik niet eerder zal rusten tot Ik al mijn schepselen weer heb teruggewonnen. En zo houdt mijn liefde die hen van de ondergang wil redden nooit op, ook als de liefde niet herkenbaar is in mijn werkzaam zijn. Maar wie op mijn stem let, zal ook mijn liefde gewaarworden en hij zal Mij dankbaar zijn tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3593 De geestelijke en de aardse wereld
3 november 1945: Boek 46
De aardse wereld en het geestelijke rijk staan tegenover elkaar, daarom zijn ook de eisen aan de mensen van zo tegenstrijdige aard. Nooit kan de mens beantwoorden aan de aanspraken van beide, hij moet onvoorwaardelijk voor een kant kiezen.
Het geestelijke rijk kan begrijpelijkerwijs alleen geestelijke goederen uitdelen en dit onder voorwaarden, die indruisen tegen de begeerten van de wereld, terwijl de wereld de mensen aardse schatten biedt. De wensen van de wereld staan echter de eisen van het geestelijke rijk in de weg, in zover ze lichamelijk genot en behagen op de voorgrond stelt en de ziel het streven naar dit geestelijke rijk moeilijk of zelfs geheel onmogelijk maakt. Want de ziel moet de eisen van het geestelijke rijk nakomen en het lichaam voor dezelfde verlangens zien te winnen, wat echter het opgeven van aardse verlangens met zich meebrengt.
Zodoende staan twee werelden tegenover elkaar, en de mens is voor de keuze gesteld voor welke wereld hij kiest. En steeds zal de ene wereld het prijsgeven van de andere eisen. Want steeds zal of het lichaam of de ziel zich moeten uitspreken, d.w.z. de ziel moet beslissen wat belangrijker is, haar eigen vorming of het welbehagen van het lichaam gedurende de tijd van het leven op aarde als mens. Het geestelijke rijk schenkt haar kostbare gaven die zij weliswaar als mens naar de volle waarde niet begrijpen kan. Die echter onvergankelijk zijn en voor de ziel een rijkdom betekenen die zij in het geestelijke rijk benutten kan voor haar eigen geluk.
De wereld biedt het lichaam ook wel schatten, maar deze zijn vergankelijk en kunnen niet meegenomen worden in het geestelijke rijk. Ze vergaan zoals het lichaam vergaat, wanneer de ziel het verlaat en van de aardse wereld heengaat naar het geestelijke rijk. En omdat de ziel op aarde alleen van Mijn rijk ontvangen kan, is zij dan in het geestelijke rijk arm aan goederen, wanneer zij de aardse wereld voorrang gaf. Daarentegen levert het vrijwillige prijsgeven van aardse goederen haar onvermijdelijk geestelijke bezittingen op, want zij geeft pas dan aardse dingen op als de liefde in haar werkzaam wordt - daar anders de begeerte naar aardse zaken overheersend is.
Waar de liefde echter ontwaakt is, streeft de ziel bewust of onbewust naar het geestelijke rijk, en zij schenkt dan geen aandacht aan aardse goederen.
Dus is de ziel van de mens voor de keus gesteld gedurende haar aardse leven de aardse wereld, of het geestelijke rijk tot doel van haar streven te maken.
En naar gelang haar beslissing is, is ook haar lot in het geestelijke rijk. Waar zij binnen gaat als de proeftijd op aarde voor haar afgelopen is en waar dan geestelijke rijkdom of armoede, zaligheid of 'n betreurenswaardige toestand haar wachten. Maar de zaligheid vereist het overwinnen van alles wat aan de wereld toebehoort, en dus vergankelijk is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3637 Voedsel voor de ziel - De zorg van God voor aardse behoeften
26 december 1945: Boek 46
Op de eerste plaats moet de voeding van de ziel worden verlangd en ze moet het verlangen van het hart betreffen. En elke aardse zorg zal overbodig zijn.
Dit is mijn voorwaarde die Ik stel, om voor u te kunnen zorgen. Om u van alles te kunnen voorzien wat u nodig hebt om het aardse leven in stand te houden. Ik neem graag de zorg voor u over, maar ook u zult mijn wil moeten vervullen. U zult zich op de eerste plaats om het heil van uw ziel moeten bekommeren, ter wille waarvan Ik u het aardse leven gaf. En uw zielen kunnen alleen rijp worden als u ze te eten en te drinken geeft, als u ze geen gebrek laat lijden gedurende uw levenswandel op aarde. De ziel moet geestelijk voedsel ontvangen, omdat ze geestelijk is. En dit voedsel wordt haar voortdurend aangeboden door mijn woord. Als u dus mijn woord in ontvangst neemt om uw ziel te verzadigen, zal ze zich kunnen vervolmaken. Er wordt haar kracht toegestuurd, die haar een geheel rijp worden mogelijk maakt. En daarom zult u op de eerste plaats geestelijk voedsel moeten begeren. U zult moeten verlangen naar mijn woord en dit hongerig in u opnemen, en u vervult de voorwaarde die Ik stel. En u zult zorgeloos elke dag tegemoet kunnen zien.
Ik voorzie in al uw behoeften, in voor u ook duidelijk te herkennen hulpvaardigheid. Mijn zorg betreft alleen uw ziel, maar u zult met de arbeid aan haar een begin moeten maken. Niet Ik kan uw ziel vormen tot volmaaktheid, maar uw vrije wil moet dit volbrengen. Het rijp worden van de ziel is doel en zin van uw aards bestaan en steeds zal Ik u behulpzaam zijn het doel te bereiken. En als u er dus ernstig naar streeft volmaakt te worden, zult u elke zorg alleen aan uw geestelijk welzijn kunnen besteden, en Ik zal de aardse zorg van u af nemen, Ik zal u alles geven wat u nodig hebt. Want Ik verheug Me over mijn kinderen als ze uit verlangen naar Mij de hun aangeboden hemelse voeding aannemen, als ze hongerig en dorstig hun harten openen om zich door Mij te laten verzadigen. En Ik voorzie ze nu geestelijk en aards in overvloed.
Wie honger heeft moet gespijzigd worden. De dorstige moet drinken worden gegeven. Het lichaam zal Ik onderhouden, tot het van de aarde weggaat, tot het zijn doel heeft vervuld, de ziel het geheel rijp worden mogelijk te maken. Wees daarom niet angstig en bezorgd, maar laat elke aardse zorg over aan Mij, uw Vader van eeuwigheid, Die u geen gebrek zal laten lijden, als u maar uit verlangen naar Mij mijn woord zult begeren, dat u steeds wordt aangeboden als u daar hongerig en dorstig naar verlangt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3697 Door mensen gegeven geboden Naastenliefde Het gebod van GOD
25 februari 1946: Boek 47
Door geboden of leringen die hun oorsprong hebben in het menselijke willen zult u de rijpheid van uw ziel nooit verhogen, want IK beoordeel de mens alleen naar zijn wil te leven naar Mijn welgevallen. Dus de geboden te vervullen die IK hem gegeven heb vanuit het inzicht van hun doelmatigheid. Lopen de door mensen uitgevaardigde geboden parallel met Mijn gebod van de liefde, dat ze, dus alleen ten doel hebben de mens tot liefde aan te zetten, dat de vervulling van de geboden een uitoefenen van onbaatzuchtige naastenliefde is, dan hebben ze ook Mijn toestemming, want dan is ook duidelijk het werkzaam zijn van Mijn GEEST in die mensen herkenbaar die de opstellers van zulke geboden waren. Ieder ander gebod echter is waardeloos in Mijn Ogen, en IK schenk ook geen aandacht aan de vervulling ervan omdat de u toestromende levenskracht geheel benut moet worden om in liefde werkzaam te zijn, om de zielerijpheid op aarde te bereiken. Uw doel moet zijn volmaakt te worden. Hoe zult u echter volmaakt kunnen worden zonder liefde? Hoe zult u kunnen verwachten dat u genaden toestromen door het nakomen van geboden, waarvan het niet nakomen geen overtreding tegen de liefde is?
De liefde tot de naaste bewijst Mij de liefde tot MIJ, uw GOD en VADER van eeuwigheid. Wie zijn naasten niet liefheeft, heeft ook de juiste liefde niet tot MIJ, die hem zou aansporen tot werken van liefde tegenover zijn naaste. Als u nu voorgeeft uit liefde tot MIJ u te onderwerpen aan geboden die bepaalde uiterlijke handelingen vereisen, dan aanvaard IK deze liefde niet, want het zijn alleen formele handelingen die u nakomt - om u van het door mensen u toegekende loon te verzekeren.
Het is niet het liefdadig doen, waardoor u MIJ enkel en alleen de liefde van uw hart betuigt, waardoor u alleen zalig kunt worden. Van alle uiterlijke omgangsvormen, van al het naar buiten toe duidelijk zichtbare ben IK niet de uitvinder - maar de menselijke wil.
Alleen de onzelfzuchtige naastenliefde heeft Mijn welgevallen, ofschoon ze ook uiterlijke handelingen met zich mee brengt. Wat u voorgeeft uit liefde voor MIJ te doen verlang IK niet van u, zodra het niet Mijn gebod van de liefde als beweegreden heeft. IK wil alleen de vervulling van deze geboden en innig gebed (uit het hart) als blijk van de naar MIJ toe gekeerde wil.
Alleen dan kunt u in het bezit komen van genade en kracht, want er bestaat geen ander genademiddel dan het gebed en de onbaatzuchtige naastenliefde. Dan echter worden ze u in een onmetelijke hoeveelheid toegestuurd. Uw hele leven moet een innerlijk leven zijn zonder enig uiterlijk vertoon. Maar naar buiten toe moet u MIJ belijden. U moet uitkomen voor Mijn leer, u inspannen die na te volgen. U moet uw geloof in MIJ, in Mijn Naam en Mijn Verlossingswerk openlijk voor de wereld bekennen, dus tot uw medemensen spreken, opdat ook zij uw instelling en uw streven zien, dat deze niet de aardse wereld maar het geestelijke rijk betreffen. U moet u als Mijn aanhangers - als Mijn ware kinderen doen kennen, doordat uw levenswandel aan de eisen voldoet die IK aan u gesteld heb en altijd weer stel door Mijn Woord, dat van boven aan hen wordt gestuurd die als tussenpersoon u Mijn Wil moeten verkondigen.
En wilt u Mijn Wil vervullen, dan moet uw werken een gestadig werkzaamzijn in liefde zijn, waarnaar IK u eenmaal beoordeel in de eeuwigheid; niet echter door uiterlijke gebaren en handelingen die u geen voordeel voor uw ziel opleveren - maar veel eerder de mens nalatig laten worden om het alleen ware gebod te vervullen: onbaatzuchtig in liefde actief te zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3709 De missie van Mijn dienaren op aarde na de natuurcatastrofe
10 maart 1946: Boek 47
Wat u verneemt door de innerlijke stem, verkondig dat luid aan uw medemensen wanneer de tijd gekomen is. Want dat is uw missie die u vervullen moet, dat u het de mensen kunt uitleggen als zij het wereldgebeuren niet meer begrijpen. Wanneer het hun door mijn ingrijpen moeilijk valt te geloven in een Schepper van hemel en aarde, in een liefdevolle Vader, die het lot van Zijn kinderen op aarde bestuurt. Treed dan in actie en vertel hun van mijn grote liefde. Ontstel hen niet met een God van toorn en wraak, want nog zijn het geen straffen maar alleen opvoedingsmiddelen die Ik gebruik om de zielen der mensen te redden. Nog spreek Ik het laatste oordeel niet uit. Ik laat echter geen middel onbeproefd om de zielen niet op de dag van het gericht te moeten veroordelen tot een eeuwig lange verdoemenis.
Probeer de mensen begrijpelijk te maken dat een verlossingsperiode afgelopen is, en dat er nog maar een korte tijd is vóór het einde. Dat die tijd vooral goed benut moet worden voor een terugkeer tot Mij. Maar de mensen zullen twijfelen aan mijn liefde en almacht als zij de grote ellende zien die door de wil der mensen en uiteindelijk door mijn wil over de aarde komt. En wie niet standvastig is in het geloof en niet door een levenswandel in liefde het juiste inzicht heeft, die zal gevaar lopen af te vallen, dat wil zeggen: Mij geheel op te geven als hem geen opheldering wordt gegeven.
Maar de omvang van de ellende zal ook hun harten openen. Zij zullen naar u luisteren en uw woorden zullen niet wegsterven zonder indruk te maken. En daarom moet deze tijd bijzonder benut worden en u moet erover spreken zo vaak er gelegenheid is en u een innerlijke drang daartoe voelt. Want dan is het mijn geest die u aanspoort voor Mij en mijn rijk werkzaam te zijn. Houd hun dan de grote geestelijke nood voor en maak hen erop opmerkzaam dat hun lichamen nog maar een korte tijd gegeven is. Dat zielen echter eeuwig leven en daarom het lot van hun zielen het voornaamste is. Vermaan hen tot liefdadigheid en vermaan hen de eigen nood niet zo hoog te achten, maar meer belangstelling te tonen voor de nood van de medemens. En laat hen de grote zegen en kracht zien van de naastenliefde. Toon hen mijn voortdurende bereidheid om te helpen, en probeer hun geloof op te wekken en te versterken. U hoeft u geen zorg te maken wat te spreken. Ik geef u de woorden in de mond als u voor Mij actief wilt zijn, en niet onwillig bent de opdracht die Ik u geef door mijn woord, te vervullen.
Duidelijker dan ooit zult u mijn stem in u vernemen, en vrees dan geen macht die tegen u is. Want Ik wil dat u voor Mij actief bent en weet u dan ook te beschermen tegen hen die u willen hinderen in het uitvoeren van uw opdracht. Spreek onbezorgd en laat geen nog zo kleine twijfel in u opkomen of u naar mijn wil handelt. Want als de tijd gekomen is om voor Mij te werken neem Ik bezit van u, en zonder tegenstand moet u Mij volgen, dat wil zeggen: doen wat uw hart u ingeeft te doen. U zult het duidelijk in uw hart voelen en zelf innerlijk de grootste drang hebben te spreken tot allen die op uw weg komen. U zult hen wijzen op het naderende einde, dat evenzo zeker zal komen als mijn ingrijpen door middel van het geweld van de natuur, net zoals alles in vervulling zal gaan wat Ik verkondigd heb door mijn geest.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3733 De kelk van het lijden - de Liefde GOD's
2 april 1946: Boek 47
De kelk van het lijden moet worden geledigd, als u gezond wil worden aan uw ziel, zodat deze als ontvanger van het licht nà de dood van uw lichaam binnen kan gaan in het geestelijke rijk. U weet niet welke zegen het leed voor uw ziel u kan opleveren, u weet niet hoe deze in korte tijd geheel verandert, doordat het dichtste omhulsel van de ziel kan oplossen, waarvoor anders veel langere tijd nodig is. Uw leven is vastgesteld, het zal niet lang meer duren, maar uw zielen zijn nog ver van hun voltooiing verwijderd, en IK wil ze helpen toch nog een bepaalde graad van rijpheid te bereiken, opdat ze niet een hernieuwde kluistering in de materie hebben te verwachten, want dit laatste boezemt ME medelijden in en iedere afzonderlijke ziel zou IK dit lot willen besparen.
Uw wil de rijpheid van ziel te verkrijgen is erg zwak en zo zou u nog veel tijd nodig hebben om die graad van rijpheid te bereiken. Maar deze tijd staat u niet meer ter beschikking en zo wend IK daarom middelen aan om u te louteren, die wel erg smartelijk zijn, maar uitermate veel zegen kunnen brengen, als u zich maar in deemoed en overgave in Mijn Wil schikt, als u niet mort en klaagt, integendeel MIJ Zelf bij u laat werken met middelen die een goed resultaat beloven. IK weet dat u lijdt, maar weet echter ook hoe u zult jubelen als de tijd van uw beproeving op aarde voorbij is en u haar hebt doorstaan, hoe u MIJ zult danken dat IK die middelen aanwendde om u te redden voor 'n eindeloos lange tijd van hernieuwde gevangenschap in de harde materie.
Wat IK u nu bespaar, zult u in het rijk hierna moeten verdragen, als u de genade verkrijgt, nog vóór het laatste einde het leven op aarde te kunnen verlaten. Doch leeft u tot aan het einde, dan bent u in gevaar nog weg te zinken, als u zich niet tevoren helemaal zal kunnen losmaken van aards bezit, als u niet tevoren tot het inzicht bent gekomen dat alleen het geestelijke leven waardevol is en dat het aardse leven slechts middel tot het doel is, een middel om de rijpheid van ziel te bereiken.
Geef alles weg wat u bezit om de rijpheid van ziel te verkrijgen, dan zult u getroost het einde kunnen verwachten, dan hebt u uw doel op aarde bereikt, u hebt de materie overwonnen en bent rijp voor het geestelijke rijk. Geef de goederen der aarde vrijwillig weg om in overmaat geestelijke goederen te kunnen ontvangen, want deze zullen u veel meer verblijden dan aards goed u ooit gelukkig kan maken.
Drink de kelk uit tot de laatste druppel, weet dat u Mijn Liefde bezit, anders liet IK u niet zo lijden, want het leed is voor u die MIJ erkent, een louteringsvuur, omdat IK wil dat uw zielen kristalhelder binnen zullen gaan in Mijn rijk, omdat IK wil dat het licht en de kracht van Mijn Liefde u kan doorstromen zonder de geringste hindernis te ondervinden. En verlies niet het geloof in Mijn Liefde. Wie lijdt zal zich bemind weten door MIJ, want IK trek hem door het leed tot MIJ, waar hij waarlijk eens vrede en gelukzaligheid zal vinden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3767 "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven"
11 mei 1946: Boek 47
Alleen de waarheid kan u het eeuwige leven opleveren, want de waarheid ben Ik zelf en slechts door Mij zult u het eeuwige rijk binnen kunnen gaan. Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Als u in de waarheid wandelt, gaat u ook de juiste weg die als doel het eeuwige leven heeft. Want de zuivere waarheid is een gevolg van het werkzaam zijn in liefde en dit is de enige weg om de ziel uit de toestand van de dood in de staat van levend zijn te verplaatsen. Dus Ik ben als de eeuwige Liefde de weg naar Mij zelf voor mijn schepselen. Deze weg moeten ze onvoorwaardelijk gaan om bij Mij te komen. Degene die hun ook alleen het leven geeft in de eeuwigheid. En om Mij na te volgen, om op aarde een leven van liefde te leiden, moeten ze bekend worden gemaakt met de waarheid. Dat wil zeggen: ze moeten tevoren onderricht worden hoe ze hun aardse leven gestalte moeten geven, om dan door het naleven van mijn leer, ook de zuivere waarheid uit Mij te kunnen onderkennen, omdat zonder de liefde elk weten een dood weten blijft, verstandelijke kennis, echter geen weten van het hart dat alleen levend maakt.
Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Als u Mij zoekt, zult u op de juiste weg komen en de waarheid vinden en tevens het eeuwige leven verwerven. Wie de waarheid begeert ter wille van de waarheid, die kom Ik naderbij en Ik leid hem op de weg van de liefde. En als hij geen weerstand biedt, ontwaakt zijn geest ten leven en deze onderricht hem volgens de waarheid. Dan heeft hij Mij zelf gevonden en hij zal Mij eeuwig nooit meer verliezen, dan leeft hij en kan eeuwig niet meer sterven. Maar alleen de zuivere waarheid die het gevolg is van onbaatzuchtig werkzaam zijn in de liefde, brengt dit teweeg. Elke onjuiste leer leidt niet naar het doel van de vereniging met Mij, elke verkeerde leer verlengt de weg omhoog. Ze spiegelt de mens een ander doel voor en slechts een vaste wil om bij het ware doel te geraken, bant het grote gevaar uit om helemaal te verdwalen.
Maar zonder Mij vindt u de juiste weg niet. U zult Mij moeten roepen, u zult mijn onderrichtingen moeten aannemen. U zult de weg moeten gaan die Ik u heb voorgeleefd op aarde, de weg van de liefde, om daardoor tot de waarheid, tot het herkennen van Mij zelf en tot het eeuwige leven te komen. U zult in de liefde moeten wandelen, omdat u zich zonder de liefde niet met Mij kunt verenigen en omdat Ik als de eeuwige Liefde, ook het einddoel van de weg der waarheid ben. En omdat u zolang dood in de geest, dus geheel zonder enig inzicht bent, totaal zonder enig weten over de goddelijke wijsheid, evenals de diepste grond van mijn wezen u volledig vreemd is en u dus niet zult kunnen leven, zolang u zich niet met Mij verenigt, wat alleen maar door de liefde kan gebeuren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3793 De loop van het wereldgebeuren stemt overeen met de ontwikkeling
7 juni 1946: Boek 48
Overeenkomstig de geestelijke ontwikkeling heeft ook het wereldgebeuren zijn loop, dus zal ook de chaos steeds groter worden, omdat de mensheid voortdurend achteruitgaat in haar ontwikkeling. Want ze verwijdert zich steeds meer van de liefdepool en stuurt aan op de tegenpool, die helemaal zonder enige liefde is. En dit moet aards zijn uitwerking hebben in volslagen wanorde en dus in een voor de mensen onverdraaglijk bestaan, in aardse nood, in het ontbreken van inzicht, in dwaling, verkeerd denken en handelen en uiteindelijk in de algehele ondergang, omdat er in zo'n wanorde niets eeuwig kan bestaan. En dus gaat de mensheid haar geestelijke en lichamelijke ondergang tegemoet; en dat is het einde.
Waar nog een positieve ontwikkeling gaande is, zal ook de staat van wanorde niet in die mate aan te treffen zijn, doch het leven van de enkeling is ook aan de algehele toestand op aarde aangepast, alleen verdraaglijker, omdat deze zich aan God vasthoudt en een beroep doet op Zijn hulp. Maar werelds gezien stapelt zich de ene gebeurtenis op de andere, steeds beantwoordend aan de ontwikkelingsgraad van de mensen. En daar dus deze ontwikkeling een gedurige teruggang vertoont, volgen zo ook steeds grovere vormen van liefdeloosheid elkaar op, d.w.z.: aardse maatregelen en besluiten veroorzaken steeds meer onheil voor de mensen, het leed en de nood wordt steeds groter, want de mensheid leeft zonder God en kan daarom ook alleen maar zulke plannen ten uitvoer brengen die Gods tegenstander haar voorhoudt.
En daarom zal er werelds geen verbetering te verwachten zijn, want waar een verbetering wordt nagestreefd, moet de liefde de overhand hebben, maar deze is bekoeld en de liefdeloosheid brengt alleen maar dat voort wat tegen God gericht is. En waar een verbetering te zien is, is dat alleen ten koste van de medemensen, die daardoor in een nog grotere tegenspoed worden gestort. De activiteiten van de satan in de eindtijd zijn duidelijk zichtbaar en herkenbaar voor eenieder die zien wil. En het tijdstip komt steeds naderbij waarin zijn macht voor lange tijd gebroken wordt.
Tevoren zal God hem echter de volledige vrijheid laten, want de wil van de mensen is op hem gericht en vergroot zelfs zijn kracht op aarde. En alleen de mensen die in vrije wil de verbinding met God nastreven, kunnen zich aan zijn macht onttrekken, omdat ze met Gods Kracht vervuld zijn en het werkzaam zijn van de aan God vijandige kracht duidelijk herkennen. Maar alle mensen kunnen door het wereldgebeuren ook hem herkennen die zonder liefde is, en door serieus te willen, kunnen ze zich van hem los maken. Want God heeft de wet van de liefde in het hart van ieder mens gelegd en de mensen verstand gegeven om duidelijk in te zien, zodra er tegen deze goddelijke wet wordt gezondigd.
En daarom laat Hij ook het grote wereldgebeuren zo verlopen, dat het de mensen de ogen kan openen wanneer ze zien willen. En het ligt aan hen zelf, uit te komen hetzij ten goede of ten kwade, voor werken van liefde of voor daden van liefdeloosheid. Dienovereenkomstig zal ook zijn aardse leven meer of minder in de ordening verkeren en zal ook de graad van zijn inzicht zijn. En ook het laatste einde zal voor hem niet onverwachts komen, als hij let op de tekens en het wereldgebeuren, dat beantwoordend aan de wil van de mensheid zijn loop neemt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3797 Ware godsdienst - Mildheid en barmhartigheid
11 juni 1946: Boek 48
Als u mild en barmhartig bent, zult u Mij dienen op de duidelijkste manier. Want u belijdt dan dat u toebehoort aan Mij, Die de Liefde zelf ben, zodra u werken van liefde verricht. De mensheid is in grote nood, aards en geestelijk, en u moet iedereen bijstaan en de nood trachten te verzachten. U moet geven waar uw gaven nodig zijn, u moet troosten en smarten trachten te lenigen en u moet door geestelijk bemoedigende woorden hun zielen te hulp komen, die nog meer lijden dan het lichaam. U moet u hun nood voor ogen houden en helpen waar u helpen kunt. En u zult niet alleen de aardse nood verminderen, maar liefde opwekken en daardoor ook de geestelijke nood opheffen, want alleen liefde is een werkzaam tegenmiddel tegen elke geestelijke en aardse nood en alleen door werken van liefde kan deze met succes worden tegengegaan. En daarom is het werkzaam zijn in liefde de enige Mij welgevallige godsdienst die u altijd zult kunnen verrichten, op elke dag en elke plaats.
Waar het nodig is dat u helpend zult ingrijpen, breng daar uw liefde tot uitdrukking, en mijn oog zal met welgevallen op u rusten, u die Mij daardoor zult dienen, die Mij zult eren door elke hulp die u een van de geringste van uw broeders ten deel laat vallen. Want u allen bent mijn schepselen, u allen bent kinderen van een Vader en als u uw medemensen liefhebt en zult eren, hebt u ook Mij lief en eert u Mij en Ik neem uw diensten aan die beantwoorden aan mijn wil.
Leg u daarom allen toe op de ware godsdienst, dien Mij met daden, niet alleen met woorden of uiterlijkheden die er niets toe bijdragen aardse of geestelijke nood te lenigen. Probeer door liefdewerken u te verzekeren van mijn nabijheid, mijn tegenwoordigheid, en weet dat u dan, vervuld van kracht, in staat bent veel te verrichten om aardse en geestelijke nood op te heffen. Want dan ben Ik het Die door u zal werken, omdat u Mij door liefdewerken tot u zult trekken en Ik u nu duidelijk kan ondersteunen.
Er zal u altijd gelegenheid geboden worden liefdevol werkzaam te zijn, want de nood om u heen roept dringend om hulp en als u de noodlijdende opbeurt en u deze geestelijk en aards zult bijstaan, zult u Mij navolgen. U zult de weg van de liefde gaan die Ik u heb getoond, u zult in het ware christendom leven, u zult mijn liefdesleer navolgen en u zult ook de zegeningen ondervinden, zoals Ik het u heb beloofd. U zult mijn rijk erven dat niet van deze wereld is, want de liefde zal u van alle zonden verlossen, ze maakt u vrij en leidt tot de aaneensluiting met Mij - Die de eeuwige Liefde zelf ben.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3803 Het onderwerpen van de wil - bovennatuurlijke kracht
17 juni 1946: Boek 48
Er staat u een bovennatuurlijke kracht ter beschikking als u zich mijn wil tot uw eigen wil maakt. Dan ben Ik in u werkzaam en bewerkstellig waarlijk dingen die uw natuurlijk vermogen te boven gaan. Maar hoe moet uw wil geaard zijn, dat deze zich geheel aan mijn wil aanpast?
U zult niets meer mogen willen wat in strijd is met mijn wet van eeuwigheid, wat tegen de goddelijke ordening ingaat die alleen mijn wil omvat. U zult dus te allen tijd Mijn wil ter harte moeten nemen. U zult altijd moeten doen wat Ik van u verlang, dat wil zeggen mijn gebod van de liefde vervullen. Want liefde ligt aan mijn wet van eeuwigheid ten grondslag. Liefde beweegt mijn wil. Liefde is de oer-substantie. Liefde is de kracht die alles in stand houdt. En mijn wil kan altijd alleen maar zijn, zich de wet van de liefde tot grondbeginsel maken, maar dan beschikt u ook volledig over de kracht uit Mij die in zich liefde is. En dan zult u ook onbeperkt werkzaam kunnen zijn. U zult dingen kunnen volbrengen die zuiver menselijk niet mogelijk zijn, maar met de kracht van de liefde uitvoerbaar voor ieder mens die zich onderworpen heeft aan mijn wil.
Tracht daarom uw wezen geheel te veranderen tot liefde, dan zal er voor uw werkzaam zijn niets onbereikbaar zijn. U zult kunnen regeren over mensen en dieren, over de elementen van de natuur, want steeds is het dan mijn wil die u in beweging brengt, en voor mijn wil en mijn kracht is niets onmogelijk. Dan bent u ook van elke verantwoordelijkheid ontheven, want zodra mijn wil over u heerst omdat u zich vrijwillig aan Mij heeft onderworpen, handelt u hiermee in overeenstemming en wat u nu doet moet goed en Mij welgevallig zijn.
En dus zult u op aarde al buitengewoon machtig kunnen zijn omdat u zich altijd mijn macht zult mogen toe-eigenen als uw wil gelijk is aan mijn wil. En dan wordt u door de geest in u aangespoord tot bepaalde gedachten en handelingen. En u zult kunnen uitvoeren wat u wilt, want u denkt en handelt dan met Mij en met mijn kracht. U zult in staat zijn leed en nood af te wenden als de liefde u ertoe aanzet de medemens te helpen. En u zult de elementen kunnen gebieden, zieken kunnen helen en wonderen kunnen verrichten van allerlei aard, want het is slechts mijn kracht die dan door u tot uitdrukking komt. En met mijn kracht is u niets onmogelijk. Ik wil dus dat uw wil zich volledig aan mijn wil onderwerpt, zodat u dan niets anders kunt willen dan Ik en Ik nu werkzaam kan zijn door u.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3821 Dringende vermaning om de materie los te laten
9 juli 1946: Boek 48
Begrijp de tijd en richt uw leven daarnaar in. Wie zich in deze tijd niet van de goederen der wereld kan losmaken, zal het hard te verduren hebben in de laatste tijd vóór het einde, want alles zal hem worden afgenomen, vooropgesteld, hij behoort niet tot hen die helemaal verworpen zijn, aan wie alles gegeven zal worden, opdat ze geheel en al met MIJ breken. Dan moet IK met geweld van u nemen wat u vrijwillig niet kon opgeven, als IK u ervan wil redden om helemaal een prooi te worden van hem die uw eeuwige verderf wil. Want de aardse materie is zijn deel en mag dus nooit principe van uw leven zijn, veeleer moet u de materie slechts gebruiken om de hoognodige behoeften van uw lichaam te dekken, om uw zielen des te rijkelijker te kunnen bedenken, want dit alleen is nodig in de komende tijd omdat u nog maar een korte tijd rest tot het einde. Vult u die echter met de zorg om uw lichamelijk welzijn dan zal de ziel karig bedacht worden en onuitsprekelijk te leiden hebben als IK haar nog wil redden van de ondergang.
Ontneem het lichaam daarom al het overbodige en bedenk daarmee uw naaste die hulpbehoevend is, want de nood zal groot zijn doordat IK dit toelaat. Onderken de laatste tijd voor het einde daaraan, dat er 'n grote nood over de aarde rondgaat, die u echter niet zult kunnen afwenden en die nog hoger wordt door Mijn Wil, door Mijn laatste ingrijpen vóór het einde. Dan zult u allen moeten beseffen dat IK u alleen maar het hoognodige voor het lichaam niet wil ontnemen, dat IK uw denken meer op de ziel, op het geestelijke, wil richten en dat u zich gelaten aan Mijn Wil moet onderwerpen. Let niet op het lichaam en zorg alleen maar voor uw ziel, dan neem IK de bekommernis voor uw lichamelijk welzijn over en zorg voor u tot aan het einde, en u zult ook de laatste periode van uw leven kunnen verdragen, omdat IK u help.
En dus maak u vrij van alle aardse materie, maak u er in uw hart los van en wat u bezit, deel dat gaarne met de naaste die hulpbehoevend is. En u zult ondanks de uiterlijk meest eenvoudige omstandigheden, geen gebrek hoeven te lijden, en u zult kunnen leven en werken omdat uw ziel dubbel ontvangt wat uw lichaam weggeeft. IK moet u de aardse goederen ontnemen als u ze niet vrijwillig opgeeft. Ik moet het losmaken met geweld bewerkstelligen als u te zwak bent u er zelf van te ontdoen. Toch is het heel wat beter als u het scheiden ervan al tevoren in het hart voltrekt, als u zich niet meer tot slaaf van de materie laat maken, integendeel vrij uit uzelf alles aan MIJ overlaat, als u alles wat u bezit aan MIJ opoffert, dan geef IK u terug wat u nodig hebt en maak u ook het aardse leven lichter, en u zult de tijd tot het einde goed gebruiken voor uw ziel.
Want als IK u zeg dat uw leven nog maar kort is, waar zorgt u dan nog vol angst voor? Alle aardse goederen zult u moeten achterlaten met de dood van uw lichaam, maar de ziel blijft er nog aan geketend, ook in het geestelijke rijk, als zij zich er niet al van heeft losgemaakt op aarde. En daartoe wil IK haar helpen opdat ze al op aarde leert te overwinnen en vrij wordt van elk verlangen ernaar.
Maak u los van de materie. Deze oproep laat IK nadrukkelijker dan ooit weerklinken, want de zorg om uw ziel is het voornaamste in de komende tijd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3919 Lichtdragers "beschermd door lichtwezens" tot hun missie is vervuld - Beschermende kring
31 oktober 1946: Boek 49
Die zich in het Licht bevinden, hoeven de duisternis niet te vrezen. En zo hoeven de dragers van Mijn waarheid niet te vrezen voor het doen en laten van duistere krachten, voor hun besluiten en maatregelen, hoewel ze geboren zijn in diepste haat, ofschoon ze als dreigende spoken op het gemoed van de mens inwerken.
De Lichtdragers zullen ongehinderd blijven, want ze staan onder Mijn bescherming. En IK zal u waarlijk een betrouwbare geleide geven, al gaat u temidden van duivels. Want de duisternis verdrijft het heldere licht niet dat u omstraalt, dat weliswaar niet voor het menselijk oog zichtbaar is, maar waar het lage geestelijke voor vlucht, omdat het in het licht ook hun HEER herkent met WIE ze niet in contact willen komen.
Daarom kan een Lichtdrager zonder vrees diegenen tegemoettreden die hem kwaad willen doen, bij hun voornemen zal hij ze van de wijs brengen, ze zullen ervan afzien, al is het onder bedreigingen en verwensingen, want ze voelen zijn overwicht ofschoon ze die aards niet willen erkennen. Want ook veel Lichtwezens staan een Lichtdrager bij in zulke zware levensomstandigheden, omdat ze een missie die uitermate dringend is, niet in gevaar willen laten brengen door de wil van mensen die door de tegenstander worden beheerst.
Als IK MIJ Zelf arbeiders uitkies voor deze dringende missie, dan is het hele lichtrijk bezield door de wil deze arbeiders te beschermen, omdat Mijn Wil alle wezens doorstroomt die deel uitmaken van Mijn rijk. En de kracht van die wezens is waarlijk sterker dan de krachten der duisternis, ook al blijkt dit aards niet zo.
Maar de Lichtdragers zelf moeten weten dat ze onaantastbaar zijn voor de MIJ vijandig gezinde krachten. Ze moeten daarom geen vrees hebben, er is om hen een beschermende kring getrokken, waarvoor ieder duister wezen terugschrikt, wil het MIJ Zelf niet uitdagen. Pas wanneer de missie van de lichtdrager is vervuld, wanneer het uur van zijn sterven is gekomen, hef IK deze beschermende kring op, maar tot oordeel en tot eeuwige verdoemenis van degeen die hem doorbreekt, maar voor de Lichtdrager zelf tot verhoogde gelukzaligheid.
Zolang hij op aarde in Mijn opdracht werkt, kan hij zich temidden van duivels wagen en hun het zondige van hun praktijken voorhouden. Ze zullen hem niet kunnen doden, omdat hij door MIJ is gezonden, Mijn dienaar, Mijn bode die het zuiver geestelijke aan de aardsgezinde mensen overbrengt om hen weg te trekken van de afgrond, van het verderf.
En dit weten moet hem moed en kracht geven, hij moet geloven in MIJ en Mijn Woord en voortdurend zeker zijn van Mijn tegenwoordigheid, zolang hij MIJ dient en met ijver zijn ambt uitoefent, zolang hij bereid is Mijn evangelie (van de liefde) uit te dragen in de wereld - de medemensen het Licht te brengen dat hij van MIJ Zelf heeft ontvangen.
De aarde ligt in diepste duisternis en moet verlicht worden om de mensen op aarde de juiste weg te laten vinden. En waar zo'n Licht schijnt, zal zich nooit datgene ophouden wat het licht schuwt, veeleer zal het de lichtschijn ontvluchten.
Maar in de geestelijke wereld is het Licht doordringend, het schijnt niet verborgen en zal daarom steeds door de wezens der duisternis als Licht worden gevoeld, maar niet begeerd, om welke reden elke lichtschijn wordt ontvlucht, omdat ze het licht niet kunnen doven, maar zijn schijnsel hun kwellingen bezorgt.
Want achter iedere Lichtdrager sta IK als Oerbron van het Licht - en waar IK ben is waarlijk de macht van het boze gebroken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3929 “Vrees niet, maar geloof”
5 december 1946: Boek 49
Vrees niet, maar geloof. Waar alle menselijke kracht faalt, waar aards geen hulp meer mogelijk schijnt, is Mijn Macht niet ten einde. En steeds weer vind Ik wegen die uit het donker wegvoeren, uit alle nood en benauwenis, aards en geestelijk. Hoop op Mij en Mijn hulp en Ik zal u waarlijk niet teleurstellen.
U zult in de laatste tijd zeer vaak worden geconfronteerd met moeilijkheden, maar nooit hoeft u de moed te verliezen. Nooit hoeft u te vrezen dat Ik ver weg ben. Want in de nood ben Ik dichter bij u dan ooit. U zult alleen moeten geloven in Mijn Liefde, die u nooit meer alleen laat, die u nooit meer aan nood en ellende zal overlaten. U zult moeten geloven in Mijn Almacht, die alles kan overwinnen en voor welke het scheppen geen grenzen kent. U zult moeten geloven in Mijn Wijsheid, die u niet willekeurig in nood en benauwenis laat geraken, maar sinds eeuwigheid heel goed heeft ingezien wat goed is voor uw ziel en haar voltooiing.
En als u diep en vast gelooft, zal niets u meer laten schrikken. Want u voelt Mij steeds in uw nabijheid en legt Mij al uw leed en zorgen aan de voeten. U vertrouwt u toe aan Mij en Mijn genade en u zult niet tevergeefs op Mijn hulp wachten.
Vrees niet, maar geloof. Wat kan u schrik aanjagen? Wat kan u schade berokkenen, als u Mij hebt, als u Mijn belofte hebt, dat Ik u altijd en in alle situaties van het leven help? Wat kan u zwak en moedeloos laten worden, als u zich voortdurend van Mijn kracht zult kunnen bedienen, die u toestroomt als u er maar om vraagt?
Vervul Mijn wil. Vervul steeds het gebod van de liefde, dan bent u ook voortdurend in het bezit van kracht en hoeft u niets meer te vrezen, aards en geestelijk. Want dan bent u met Mij verbonden en Mijn aanwezigheid schakelt elke nood en zorg uit, ofschoon ze, aards gezien, op u afkomen. Want Ik neem ze van u af en u zult ook in vol geloof op deze belofte kunnen vertrouwen. U zult zonder vrees de weg kunnen gaan, al mag hij nog zo doornig en lastig lijken. Ik ga steeds naast u en bescherm en behoed u. Ik geef u kracht en trek uw hart naar Mij toe. En hoe meer u zich losmaakt van de wereld en zich met Mij verbindt, des te minder voelt u de aardse nood.
De tijd van het einde is gekomen, die grote eisen stelt aan uw geloof. Probeer daarom alleen een vast, onwankelbaar geloof te verkrijgen. Bid daar zonder oponthouden voor en let op elke hulpverlening, opdat u sterk wordt in het geloof. En u zult niet hoeven te vrezen, wat er ook op u afkomt, want een vast geloof verdrijft elk onheil. Een vast geloof verzekert u van Mijn hulp, Mijn kracht en genade, in elke nood en benauwenis van lichaam en ziel.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3931 Aansporing om ijverig te arbeiden voor het rijk GOD's
8 december 1946: Boek 49
Waar de gelegenheid zich voordoet, moet u spreken voor MIJ en Mijn Woord verbreiden, want de nood om u heen is groot en u kunt die alleen tegengaan door de gedachten van de medemensen op MIJ te richten. IK alleen kan de aardse nood opheffen en IK zal dat ook doen, zodra de mensen zelf zich inspannen vooreerst de geestelijke nood op te heffen. Ze staan vlak voor de afgrond en alleen de eigen wil kan hen daar van wegrukken, want ze moeten zelf eerst willen dat IK hen bijsta met Mijn genade en kracht, dan is ook Mijn Liefde bereid hen nog te elfder ure te helpen. En om die reden zult u hun Mijn leer (van de liefde) moeten verkondigen, u zult hen in kennis moeten stellen van Mijn Woord, opdat ze op de hoogte zijn van Mijn Wil, en zo ze Mijn Woord gelovig aannemen, ook trachten ernaar te leven. En hun zielen zullen gered zijn.
En als u nu weet hoe dringend nodig uw arbeid is voor Mijn rijk, als u bereid bent deze arbeid te verrichten om de zielen van de medemensen te helpen, dan zal het u ook begrijpelijk zijn dat er goed voor u wordt gezorgd, daar u in Mijn dienst bent, want iedere werkgever zorgt voor zijn knechten en dat des te zorgzamer, hoe bereidwilligere instrumenten ze voor hem zijn.
En zo roep IK u steeds weer toe: Laat alle aardse zorgen van u afvallen, neem alleen uw geestelijke arbeid ter harte, wees ijverig werkzaam voor MIJ en al het andere wat u voor uw aardse leven nodig hebt zal IK voor u doen, IK zal uw wegen op aarde effenen en u ongedeerd naar het doel voeren. Elke dag is kostbaar en elke dag moet u voor MIJ en Mijn rijk arbeiden.
Steeds weer zult u mensen tegenkomen die, zonder op de hoogte te zijn van hun opdracht op aarde, voortgaan, steeds weer zal u zich kunnen overtuigen van het zwakke geloof van de medemensen, of van hun totale ongeloof, en steeds weer zult u voor MIJ kunnen blijven spreken, u zult getuigenis af kunnen leggen van Mijn grote Liefde en Erbarming die aan u geopenbaard zijn door het u doen toekomen van Mijn Woord. Overal zult u gelegenheid hebben in Mijn Naam te spreken en opheldering te geven, dwaalleren recht te zetten en dus algehele waarheid te verbreiden, zoals het Mijn Wil is. Hoe de mensen zich daar tegenover instellen, is aan hen zelf overgelaten, maar zonder de overdracht van de zuivere waarheid, zonder kennis van Mijn Woord, is voor hen de weg naar MIJ verborgen, en u moet ze wijzen op de juiste weg, u moet hun Mijn liefdeleer verkondigen en hen nadrukkelijk op het hart binden, dat ze zich moeten veranderen tot liefde.
Luisteren ze naar deze aansporingen, dan zijn ze ook al geestelijk en lichamelijk geholpen, want zodra ze hun best doen in de liefde te leven, zal ook hun aardse levensomstandigheid een verbetering ondergaan, omdat IK dan geen zo harde opvoedingsmiddelen meer hoef te gebruiken om hen te helpen, als ze eenmaal de weg zijn opgegaan die naar MIJ leidt - de weg van de liefde.
Spoor hen aan tot liefde en wijs ze op MIJ en Mijn aardse levenswandel, daar IK hun een leven van Liefde heb voorgeleefd en hen heb geboden MIJ na te volgen in hun leven. Stel hun nadrukkelijk de zegen van een leven in liefde voor de geest en het grote gevaar van hun ondergang, als ze geen acht slaan op Mijn gebod van de liefde, en kondig hun het nabijzijnd einde aan en bijgevolg de noodzakelijkheid van een verandering tot liefde. En u zult energieke arbeiders zijn in Mijn wijngaard en zeker kunnen zijn van elke ondersteuning van Mijn kant.
U zelf hoeft u geen enkele aardse zorg te maken over uw levenslot; zoals het goed is voor u, zo leid IK u, en de verzekering van Mijn bescherming kan voor u waarlijk garantie zijn voor een zorgeloos bestaan, als u maar vaststaat in het vaste onwankelbare geloof.
Maar wie IK als arbeider in dienst heb genomen, diens geloof zal ook de sterkte bereiken die nodig is voor zijn ambt op aarde. IK laat u die MIJ dienen wilt niet in lichamelijke en geestelijke nood, en Mijn Kracht zal u doorstromen als u zich inzet voor Mijn Naam. Wees daarom niet bang en aarzel niet, vrees geen aardse last, maar verhef uw ogen en harten tot MIJ, DIE u zegen op aarde, omdat uw liefde voor MIJ en de naaste u aanspoort voor MIJ werkzaam te zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3943 Gods wil om te scheppen - Geestelijke en stoffelijke scheppingen
25 december 1946: Boek 49
De Geest die heerst over de oneindigheid is ononderbroken werkzaam, want de uitstraling van Zijn kracht wordt niet minder, zoals Hij ook niet vermoeid raakt, scheppend en vormend de kracht te gebruiken. En zo ontstaan er voortdurend nieuwe scheppingen, geestelijk en stoffelijk.
Hij laat Zijn gedachten materiële vorm aannemen voor de verlossing van het nog onvrije geestelijke, zoals Hij echter ook wonderwerken van geestelijke aard laat ontstaan om de wezens van het licht gelukkig te maken, voor welke alle heerlijkheden van de hemel zijn ontsloten. Zijn scheppersgeest en Zijn wil om te scheppen zijn niet te overtreffen en nooit eindigend en altijd geleid door Zijn overgrote liefde die alles gelukkig wil maken wat uit zijn kracht is voortgekomen. En al gaan er ook eeuwigheden voorbij, het scheppen van nieuwe zaken zal nooit ophouden, omdat Zijn kracht een zodanige uitwerking moet hebben dat het toeneemt.
Het geestelijke, dat aardse - dus materiële - scheppingen bewoont, staat dus in voortdurende verbinding met het krachtcentrum en kan door de ontvangst van kracht weer in de stroomkring van de liefde Gods binnengaan, waarvan het zich eens in vrije wil verwijderde. Het vergroot dus de eigen kracht, evenals het ook het verlossingsproces bevordert van het geestelijke dat zich nog buiten de stroomkring van Gods liefde bevindt. Alle materiële scheppingen zijn middelen om het geestelijke te verlossen. Geestelijke scheppingen echter zijn het eigenlijke doel, dat wil zeggen onuitsprekelijk diepe vreugde van het verloste geestelijke. En Gods wil om te scheppen neemt nooit af, omdat Zijn liefde oneindig is. Maar Hij laat ook scheppingen vergaan, en wel wanneer ze hun doel niet meer nakomen. Wanneer het geestelijke daarin geen impuls meer vindt opwaarts te gaan, wanneer het zich verzet tegen God en zijn wil van Hem afkeert.
Dan lost Hij zelf op wat Hij heeft geschapen om het geestelijke in een andere vorm het doel te laten bereiken. Maar het oplossen van Zijn scheppingen is alleen in afzonderlijke tijdsruimten voorzien, zoals Zijn wijsheid het heeft ingezien als noodzakelijk voor het in de scheppingen gekluisterde geestelijke. Geestelijke scheppingen daarentegen zijn onvergankelijk, alleen worden ze steeds anders en ontstaan er telkens heerlijkere constructies, zoals het menselijk verstand zich niet voorstellen en het menselijk hart zich niet dromen kan. Maar ook elke nieuwe periode in de tijd kan steeds heerlijkere scheppingen laten zien, afwijkend van die uit het verleden en getuigend van de liefde, almacht en wijsheid van God, die zich in alle scheppingen openbaart. Onoverwinnelijk is de Kracht en daarom zal Hij nooit ophouden scheppend en vormgevend werkzaam te zijn. Maar de omvang van Zijn scheppingen kan de ziel pas beseffen in een bepaalde toestand van rijpheid, als ze bij machte is geestelijke en aardse scheppingen te schouwen. Dan pas zal ze van eerbied en liefde vervuld zijn tegenover haar Schepper, wiens liefde ook haar heeft geschapen om haar voor eeuwig gelukkig te maken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
3947 Aaneensluiting van verschillende geestelijke richtingen in de geloofsstrijd
29 december 1946: Boek 49
De verschillende geestelijke richtingen zullen, doordat ze van elkaar afwijken, ook steeds in een stille strijd met elkaar verwikkeld zijn, in zoverre dat elk tracht aanspraak te maken op de waarheid en die daarom andere niet in hun recht wil laten. En toch zullen ze in de laatste tijd samengaan voorzover ze maar de leer van Jezus Christus als grondbeginsel hebben en Zijn naam belijden. Dan raken alle verschillen die er anders zijn op de achtergrond, want al het geestelijke streven zal bestreden worden en ieder die naar het geestelijke streeft zal aansluiting zoeken bij de naaste die net zo gezind is. En dus zal dan uit elke geestelijke richting de leer van Christus naar voren treden en hun aanhangers zullen dan tot de gemeente Gods behoren, tot Zijn kerk die Hij zelf heeft gegrondvest. Ze zullen door hun geloof in Jezus Christus bij deze kerk horen ofschoon ze verschillende geestelijke richtingen hebben. Ieder zal de uiterlijke handelingen en gebruiken afstoten en alleen de innerlijke band met Jezus Christus nastreven, ieder zal de liefde bevorderen, liefde onderrichten en liefde beoefenen.
De strijd tegen alle geestelijke richtingen zal bijzonder hard worden gevoerd, zodat de lauwe, geloofszwakke mensen afvallen wanneer ze geen diep levend geloof hebben. Want ze kunnen geen weerstand bieden, ze bezwijken onder de last die hun door wereldse macht wordt opgelegd. En oorzaak daarvan is de dwaling die elke geestelijke richting bezit, waarop ze schipbreuk lijden als ze door het ernstige optreden tegen hen gedwongen worden daarover na te denken.
Wie in de waarheid vaststaat door werkzaam te zijn in liefde en juiste onderrichting van de kant van de door God gekozen dienaren, zal ook de sterkte van geloof opbrengen en hij zal in geen enkele nood gaan weifelen, want de waarheid verschaft hem kracht en de waarheid geeft hem ook inzicht. En zo is hij op de hoogte van het nabijzijnd einde en de redding uit de diepste nood door God zelf. Maar door verkeerde leerstellingen kan hij dit inzicht niet vinden en hij zal onzeker worden in het geloof en afvallen als hij voor de serieuze keus wordt geplaatst Jezus Christus voor de wereld te belijden of Hem te verloochenen. Dan zal diegene sterk zijn die door werken van liefde zich ontvankelijk heeft gemaakt voor de waarheid uit God. Hij zal weerstand bieden en geen wereldlijke maatregelen hoeven te vrezen, want hij hoopt op de hulp van God en die zal hij ontvangen in elke nood van het lichaam en de ziel. Dan zal de kerk van Christus slechts klein zijn en aanhangers van elke geestelijke richting zullen zich in haar veilig weten en elke strijd zal begraven zijn. En ook alle uiterlijkheden en ceremoniële handelingen zullen wegvallen met het oog op de grote vervolging die alle aanhangers hebben te vrezen.
En ook is dit goed voor de geestelijke ontwikkeling van ieder afzonderlijk: dat hij alleen maar aandacht aan de kern schenkt, dat hij beseft dat alleen maar de christelijke leer van de liefde deze kern is en zijn geloof dus wordt versterkt hoe ijveriger hij deze leer naleeft. De schare der gelovigen zal samensmelten, er zal slechts een kleine kudde zijn, maar dezen staan vast in de waarheid, in het juiste inzicht. En ze zullen in de laatste dagen de meest zware beproevingen doorstaan en als overwinnaars tevoorschijn komen, want de kerk van Christus zal zegevieren en ze omvat allen die in de liefde leven en in het geloof vaststaan, die Hem voor de wereld erkennen en met Zijn geest zijn vervuld als gevolg van het ononderbroken werkzaam zijn in liefde. En uit alle geestelijke richtingen zullen de strijders voor Christus zich aaneensluiten en zich ter beschikking stellen voor de laatste strijd. En God zelf zal hun Legeraanvoerder zijn, God zelf zal hen beschermen en het schild van het geloof zal hen beveiligen en hen onkwetsbaar maken. Ze zullen strijden voor Christus naam en de zege zal aan hun kant zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4001 Voorspelling - Strijdbijl - Laatste fase
17 maart 1947: Boek 49
Het zijn hogere wetten die het wereldgebeuren bepalen, ofschoon de menselijke wil er een groot aandeel in heeft. Het is de Wetgever van eeuwigheid zelf die alles leidt en regeert en die de uitwerking van de menselijke wil aanpast aan Zijn plan van eeuwigheid. En zo wordt schijnbaar de strijdbijl begraven, maar de brand is nog niet gesmoord; hij gloeit verder en breekt plotseling uit als machtig vuur met vernietigende werking.
En er gaat in vervulling wat voorspeld is door de stem van de geest. Er begint een nieuwe levensperiode voor de mensen, en gelukkig diegenen die het aardse leven niet te hoog aanslaan. Gelukkig diegenen die de wereld van de schijn hebben onderkend en niet haar slaven zijn. Gelukkig diegenen die op de hoogte zijn van de zin en het doel van het aardse leven, die zich een hoger doel hebben gesteld dan alleen de vervulling van aardse begeerten en vreugden. Deze zullen de strijd om het leven aangaan die de komende tijd met zich mee zal brengen. Zij zullen overwinnaar zijn en blijven.
De mensheid zal een nieuwe fase binnengaan, een zwaar worstelen zal er voor de enkeling beginnen, grote aardse noden zal hij moeten doormaken en hij zal geestelijk moeten standhouden in de grootste strijd, de laatste geloofsstrijd die aan het laatste einde voorafgaat. En dit zal onherroepelijk komen zoals het verkondigd is, want de tijd is afgelopen en het geestelijk dieptepunt roept het een halt toe. De jongste dag zal de gehele ontwikkeling van het geestelijke op aarde afbreken, opdat ze verder kan gaan op de nieuwe aarde.
De mensheid begint binnenkort aan de laatste fase en het wereldgebeuren zal de ingewijden - zij die geestelijk weten - laten onderkennen wanneer ze begint. Want tevoren moeten de aardse gebeurtenissen hun gang gaan, de brand moet opnieuw worden ontstoken opdat de nood haar hoogtepunt bereikt en het goddelijk ingrijpen gemotiveerd is, opdat God zelf de strijdenden terecht wijst, opdat Hij hen de wapens uit de handen wringt en over alles een groot onheil laat komen, zodat de blik van alle mensen op die landen gericht wordt, waar God duidelijk heeft gesproken. Want Hij zelf zal zich bekend maken. Hij zal een taal spreken die voor ieder duidelijk is die haar wil begrijpen. En Hij zal zich ook openbaren aan de gelovigen. Hij zal in de geest bij de mensen zijn, Hij zal onder hen werkzaam zijn en met kracht vervullen die diepgelovig zijn. Want dezen zullen Zijn aanwezigheid nodig hebben, ze zullen Zijn hulp nodig hebben omdat de nood der tijd ook hen treft en de strijd tegen de gelovigen steeds heviger wordt, hoe dichter het bij het einde is.
De laatste fase zal maar van korte duur zijn, maar uitermate zwaar op de mensen drukken en alleen te verdragen zijn met Gods hulp. Doch een ieder zal de strijd doorstaan, die in God en met God leeft, die Hem liefheeft en Zijn geboden onderhoudt, want deze is nooit alleen en hij zal de aanwezigheid van God voelen en altijd kracht kunnen putten uit Zijn woord, dat Hij in Zijn liefde aan de mensen overbrengt opdat ze God trouw blijven en volhouden tot aan het einde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4027 Een zeker teken van het einde De kleine schaar van strijders voor GOD
21 april 1947: Boek 49
Dat de tijd nu vervuld is kan men al daaraan zien, dat Mijn strijders slechts sporadisch te vinden zijn. Mensen, die zo opgaan in hun liefde voor MIJ, in de liefde tot de waarheid en het goede, dat zij geen vaste verbinding met de wereld meer hebben maar in voortdurend contact blijven met MIJ in gedachten, of door werken van liefde. Mensen die zich inzetten voor hun geloof, en de behoefte hebben de zielen van hun medemensen te winnen voor Mijn rijk en Mijn leer. Die daarom strijden met het zwaard van de mond en voortdurend vervuld zijn van Mijn GEEST, en in wie IK zodoende ZELF kan werken.
Van dezen zullen er niet veel te vinden zijn. En waar zij vertoeven, daar zullen zij onopgemerkt hun weg gaan of zelfs aangevallen worden. En dat is een zeker teken van het einde, dat de mijnen maar een kleine kudde vormen. Waarvoor IK echter een goede Herder ben DIE Zijn schaapjes tezamen houdt. DIE ze behoedt, zodat geen van hen verdwaalt of verloren gaat.
Van de mijnen laat IK er geen meer ontsnappen, want zij zullen elkaar vinden en een kleine gemeente vormen. Zij zullen daarin hun hoogste bevrediging vinden dat IK hen in Mijn dienst genomen heb. Dat IK ze de missie toevertrouw, Mijn steun te zijn in de laatste tijd vóór het einde.
Die goed en oprecht zijn, dat zijn Mijn strijders. Want de goede wil en het verlangen naar de absolute waarheid kenmerkt Mijn strijders, die ook de laatste strijd zullen doorstaan, omdat IK ze nimmermeer zal verlaten. En die ook MIJ niet verlaten, maar in MIJ de liefdevolle VADER zien DIE ZIJN kinderen geen verlies laat lijden, ook al komen zij in aardse noden tengevolge van hun standvastigheid. Die MIJ als hun VADER van eeuwigheid beschouwen, zullen ook Vaderlijk verzorgd worden als deze tijd vervuld is. Zij zullen als Mijn ware kinderen in het paradijs binnen gaan, en zij zullen de zalige en vredevolle tijd op de nieuwe aarde beleven. Want die zal volgen na de laatste strijd op de oude aarde, zoals voorzien is sinds eeuwigheid.
IK zal de mijnen vergaderen op de jongste dag, de weinige mensen die MIJ trouw blijven in de tijd van strijd die er aan vooraf gaat. Die MIJ erkend hebben en MIJ daarom nimmermeer kunnen opgeven.
IK zal ze tot MIJ halen zoals IK het verkondigd heb. En u, mensen kunt zodoende met zekerheid het aanstaande einde verwachten als u om u heen ziet, en er maar weinige vindt die MIJ zo diep in het hart dragen dat zij gestadig over MIJ en over geestelijke dingen spreken, waarvoor de medemensen echter maar weinig begrip hebben.
IKZelf vertoef echter waar van MIJ gewag wordt gemaakt in gesprekken, en IK ding naar de zielen van hen, die nog ver van MIJ verwijderd zijn. Opdat het getal van de mijnen nog een beetje wordt vermeerderd voordat de tijd vervuld is. Want die zal het laatste einde brengen, d.w.z. de ondergang van de oude aarde en tenslotte het gericht, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4073 Lichtverschijnsel aan de hemel Kruis van CHRISTUS
30 juni 1947: Boek 50
U moet oplettend zijn op de verschijnselen van de eindtijd. En zo zullen u spoedig veranderingen opvallen in de natuur, u zult een zonderling krachtenspel kunnen waarnemen, een verschijnsel dat u te denken moet geven, als u het beschouwt met de juiste instelling tot MIJ, de Schepper, DIE ook deze verschijnselen laat plaatsvinden om de opmerkzaamheid van alle mensen op Zich te richten.
En het zal u opvallen hoe weinig mensen de juiste instelling hebben tegenover MIJ, hoe ze trachten zelf alles aards te verklaren en ook door buitengewone verschijnselen niet erg onder de indruk zijn.
Het zal een lichtverschijnsel zijn dat zich overdag zal laten zien, dat zonder voorafgaande aankondiging aan de hemel zichtbaar zal zijn en geen andere uitleg toelaat dan een wijzen op het Verlossingswerk van CHRISTUS, want het verschijnsel heeft de vorm van een kruis met het onmiskenbare gelaat van de Verlosser.
En dit lichtverschijnsel zal aanleiding geven tot veel debatten, en dan moeten Mijn dienaren zich voorbereiden, want dit verschijnsel is de inleiding, het is in zeker zin voor alle mensen bestemd, want het kan door alle mensen worden gezien. Maar hoe verschillend wordt er tegenaan gekeken maar hoe weinig begrip toont men ervoor. IK laat een zichtbaar teken aan de hemel ontstaan en vind nochtans te weinig aandacht. IK breng hun het Verlossingswerk onder het oog, opdat ze geloven in JEZUS CHRISTUS en zalig worden, maar het geloof aan HEM is al zo goed als verloren gegaan en wordt ook door dit lichtverschijnsel niet meer gevonden of versterkt. Want de mensen zijn al te werelds gezind en willen niet geloven, omdat ze elke verantwoordelijkheid van zich af zouden willen wentelen, maar dit niet zouden kunnen als ze in JEZUS CHRISTUS zouden geloven.
En zo zal ook het lichtverschijnsel weer voor weinig mensen een teken uit de hemel, een teken van de eindtijd zijn. Een innerlijke onrust overmeestert echter de mensen wel, maar slechts voor korte tijd, die dan wijkt voor een gespannen aandacht, maar die alleen maar geldt voor het verschijnsel op zich.
Dat het nabijzijnd einde daarmee samenhangt, geloven ze niet en ze bespotten alleen maar de gelovigen die deze voorspellingen van een nabijzijnd einde bekendmaken om hen ertoe te brengen zich op het einde voor te bereiden. Ze zullen weinig geloof vinden en mogen toch niet verslappen in hun arbeid voor Mijn rijk, want zulke gelegenheden zijn een bijzondere genade voor de mensen op aarde, dat ze zich bezinnen en de gedachte in overweging nemen dat bovennatuurlijke krachten willen inwerken op de mensen door natuurverschijnselen van buitengewone aard, dat het verschijnsel door MIJ is gewild om de aandacht van de mensen te richten op het einde.
De wetenschap zal er een verklaring voor geven en deze zal ook worden aangenomen, maar wiens streven geestelijk gericht is, zal MIJ daarin herkennen en hij zal jubelen en juichen wegens het nabijzijnd einde, want de wereld heeft hem niets meer te bieden, maar zijn hart is vol hoop over het leven na de dood en hij ziet reikhalzend uit naar het laatste uur dat hem ook verlossing zal brengen uit aardse nood, zoals IK beloofd heb, dat IK komen zal in de wolken om de mijnen tot ME te roepen in Mijn rijk. Hij weet dat dan ook het uur is gekomen wanneer de aardse nood aangroeit en er geen aardse hulp meer te verwachten is. Dan verkort IK de dagen opdat de mijnen MIJ trouw blijven en standhouden tot aan het einde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4127 Het kruis "Mijn juk is gering en Mijn last licht"
21 september 1947: Boek 50
Neem uw kruis op u en volg MIJ na. En IK zal naast u gaan en het u helpen dragen, want Mijn Liefde laat u niet lijden waar Ze het leed van u kan afnemen zonder uw ziel schade te berokkenen. Maar wanneer het kruis op u drukt, weet dan, dat dit nodig is voor de rijpheid van uw ziel. En bedenk, dat IK op de hoogte ben van uw geestelijke nood en deze als eerste tracht op te heffen, want als het uur van de dood is gekomen is de ziel in groter gevaar dan het lichaam. Bedenk dat alle nood ten einde is met het einde van deze aarde en dat dit einde niet ver meer is. En tracht u daarom zo te vormen dat dan het verblijf in lichtsferen voor u verzekerd is, dat u het aardse lichaam met vreugde afgeeft en het inruilt tegen een leven in het hiernamaals in volle vrijheid, als u de wilsproef op aarde hebt doorstaan. En dit leven zal u voor alles schadeloos stellen wat u op aarde geleden hebt en u zult nooit meer naar deze aarde terugverlangen. En hoe meer het leed op u drukt des te eerder zult u het aardse leven mogen afgeven en toch gelouterd zijn voor het geestelijke rijk. En u zult MIJ eeuwig danken, dat IK u liet lijden voor uw eigen welzijn.
Toch troost IK u, dat het leed door innig gebed (uit het hart) tot MIJ van u kan worden afgewend, dat IK het van u afneem als u vol vertrouwen als kinderen tot de VADER komt. Dan trek IK ME uw lot liefdevol aan en draag IK het kruis voor u, d.w.z. IK vind een oplossing die gelijkstaat met de vermindering van de nood. IK maak voor u het kruis lichter, dat het niet meer zo zwaar op u drukt en u het zult kunnen dragen, omdat u de kracht daarvoor van MIJ ontvangt.
"Mijn juk is gering en Mijn last licht". IK Zelf gaf u deze Woorden. Wilt u twijfelen aan de waarheid ervan? Dus geloof steeds dat elk kruis voor u is te dragen, als u maar elke last draagt met uw blik op MIJ gericht, en als het u te zwaar lijkt, beschouw het als een teken van Mijn Liefde voor u, want wie IK laat lijden zonder schuld, voor dezen wil IK Mijn rijk al op aarde toegankelijk maken, omdat IK de richting van hun wil ken, hun werkzaam zijn in liefde op aarde en de staat van hun ziel, die IK wil verhogen.
En neem daarom al het leed geduldig op u, het is slechts voor uw bestwil opgelegd en nooit zult u in dezelfde tijd uw doel bereiken als u verschoond blijft van leed, als u geen kruis krijgt opgelegd, als het aardse leven u de vervulling van al uw wensen geeft en wat al niet meer. En als u op de hoogte bent van Mijn Woorden dat het een teken is van Mijn grote Liefde voor u als u in aardse nood terecht komt, die u bijna aan het leven laat twijfelen, zo klaag en mor niet, schik u integendeel in uw lot en denk eraan dat uw VADER in de hemel Zijn kinderen waarlijk geen leed oplegt, als het niet een heel wat grotere zegen zou opleveren voor uw ziel, wier rijp worden het doel van ieder mens op aarde is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4129 (Woorden van de Vader) Chaos - De taak van de dienaren voor het rijk Gods
24 september 1947: Boek 50
Het zal een onbeschrijfelijke chaos zijn, die de mensen nog te wachten staat, die Mijn ingreep - het woeden van de elementen der natuur - zullen overleven. En niemand zal de kracht hebben weer opbouwend aan het werk te zijn, behalve de mijnen, die uit hun verbondenheid met Mij onophoudelijk kracht kunnen putten. Dezen zullen ook de moeilijkste levensomstandigheden de baas worden. Ze zullen veel presteren, omdat ze klaarblijkelijk worden geholpen door het buitengewoon werkzaam zijn van Mijn kant. Want hun diepe geloof in Mij laat een dergelijk werkzaam zijn toe. En ze zullen een werkterrein aantreffen van zeer grote omvang.
Overal in de wereld zullen mensen zijn, die er radeloos bij staan en tegen de moeilijke toestanden niet zijn opgewassen. En dezen tot geloof in Mij en Mijn Liefde te brengen, hun een gering inzien van de waarheid te geven, hen tot werkende naastenliefde aan te sporen en hun dus Mijn Woord bekend te maken, zal in de komende tijd van lijden uw taak zijn, die u goed zult kunnen vervullen als u voor Mij bekwame arbeiders zult willen zijn en wilt werken voor Mij en Mijn rijk. Maar dan zult u zelf ook door die periode van leed moeten gaan. Ik kan niet nood en ellende op een afstand van u houden terwijl de gehele mensheid erdoor getroffen wordt, maar Ik moet Mij ertoe beperken, u te vervullen met kracht, opdat u de tijd van nood doorkomt.
Maar dit vraagt voortdurende verbondenheid met Mij, het diepste geloof en liefde voor de naaste. Dan zult u kunnen optreden als leraar voor Mij en u zult zelf worden geleid, zoals Mijn Wil en Mijn Wijsheid het heeft bepaald sinds eeuwigheid. En daarom zult u overal waar het maar mogelijk is moeten spreken. Want wat Ik eenmaal zeg gaat in vervulling, tot leedwezen van ontelbare zielen die nog ver van Mij afstaan en tot vreugde van diegenen die de weg naar Mij hebben gevonden.
Aan hen zult u het evangelie moeten brengen. Tot aan het einde moet u ze in kennis stellen van de periode van genade, van Mijn werkzaam zijn op ongewone wijze en van het grote geestelijke resultaat van het nakomen van Mijn Wil, Die Ik door u aan de mensen bekend maak. U moet hen inlichten over de uitwerking van een leven in liefde, over de gevolgen van juist denken en handelen. En als het u gelukt hen tot geloof te brengen, ze te winnen voor Mijn Leer, hebt u met succes voor Mij gewerkt. En uzelf zult gezegend zijn, zowel geestelijk als ook aards. En dus zult u reeds op aarde beloond worden door schenking van buitengewone genaden gedurende de uiterst zware levenssituatie van de laatste dagen.
U zult geen gebrek hebben, noch aards noch geestelijk. Vervuld van kracht zult u kunnen werken voor Mijn rijk. U zult tegen alle aanvechtingen standhouden en u ook tegenover de wereld handhaven. U zult moedig en vol vertrouwen zijn en u geenszins onderwerpen aan de maatregelen van diegenen, die vijandig tegenover Mij staan. En u zult voortdurend Mijn Woord ontvangen en dat zal de grootste gave van genade zijn, die u de dagen tot aan het einde draaglijk maakt. Want u zult Mij voelen. U zult u van Mijn aanwezigheid bewust zijn en u zult daardoor bovenmatig gelukkig zijn, omdat Ik Me ook aan u zal laten zien als u vergrote kracht nodig heeft.
En daarom zult u, die van Mij bent, ook de laatste en zwaarste dagen verdragen en geduldig volhouden tot Ik kom om u te halen in Mijn rijk. Maar onnoemelijk zwaar zullen ze drukken op diegenen, die geen geloof hebben in Mij en die derhalve reddeloos ten prooi zijn gevallen aan Mijn tegenstander. Want hen wacht een vreselijk einde. Ze blijven in zijn macht en worden opnieuw gekluisterd, opdat ze eens van zijn heerschappij vrij kunnen worden, al is dit ook na ondenkbaar lange tijd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4289 Werk zolang het nog dag is
29 april 1948: Boek 51
“Werk zolang het nog dag is, want de nacht komt waarin u niet meer zult kunnen werken.” Hoe dicht staat u voor het aanbreken van de nacht. Het zijn de laatste minuten van de dag waarin u leeft en u bent zich de ernst ervan niet bewust. U bent lauw in de arbeid aan uw ziel en leeft alsof u nog een lange tijd is beschoren. U vergist zich. De nacht breekt spoedig aan en hult de hele aarde in diepste duisternis. En u zou nog onnoemelijk veel kunnen bereiken als u de laatste minuten zou willen benutten en u in alle ernst voorbereidt op het leven na de dood.
U zult alleen aan uw zielen moeten denken en aan niets meer aandacht schenken wat het lichaam betreft. Want alleen de ziel blijft bestaan. Er blijft u niets over van de aardse goederen, van de materiële wereld. U staat al met één voet aan de overzijde. Maar hoe zal het rijk eruit zien dat uw ziel zal opnemen? Is het het rijk van licht of dat van de duisternis? Is het dag of nacht voor uw ziel? Waar licht is, is leven. Maar de nacht is vreselijk.
En daarom waarschuw Ik u nadrukkelijk en spreek Ik steeds weer tot u, om u opmerkzaam te maken op de grote verantwoordelijkheid die u tegenover uw ziel draagt. Breng haar niet in onbeschrijfelijke nood, die u nog goed zult kunnen afwenden wanneer u verandert. Wanneer u geen aandacht schenkt aan al het aardse en er alleen aan denkt Mijn wil te vervullen en een leven te leiden overeenkomstig Mijn geboden, de naaste bij te staan in elke aardse en geestelijke nood, helpend in te grijpen waar uw hulp nodig is. En wanneer u alsmaar Mijn Woord in ontvangst neemt, dat u Mijn Wil bekend maakt en u kracht geeft om het leven te leiden zoals het Mijn wil is.
Werk zolang het nog dag is, hij loopt spoedig ten einde en er volgt een eindeloos lange nacht, waarvoor Ik u graag wil behoeden, omdat Ik u liefheb. Luister naar de Woorden van Mijn Liefde en neem ze serieus, opdat u de nacht ontvlucht en er voor u een dag aanbreekt die eeuwig zal duren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4357 Het door God gezegende huwelijk
29 juni 1948: Boek 51
In liefde moet u elkaar vinden, anders kan een verbond door Mij niet gezegend worden. Het huwelijk is een samenzijn, een samenleven in innigste harmonie. Het huwelijk is een staat die niet wetmatig tot stand kan worden gebracht maar steeds een diepe onbaatzuchtige liefde als voorwaarde heeft, maar die als ze eenmaal in het hart ontvlamd is nimmermeer uitgedoofd kan worden. Want de ware liefde verbindt de harten en is geen liefde die alleen lichamelijke in de lust van de zinnen haar vervulling zoekt, het is daarom geen begerende liefde. Een gedurig gevende, gelukkig willen makende liefde is het fundament van een echtvereniging die door Mij gezegend is.
Het huwelijk is een innige gemeenschap van twee mensen wier harten een reine liefde voor elkaar voelen. Zo'n huwelijk is onontbindbaar omdat echte liefde nooit vergaan kan. En dit huwelijk wordt gesloten zodra twee mensen zich bij Mij aanbevelen opdat Ik hun verbond zegene. Dan gelden zij voor Mij als man en vrouw en moeten samen blijven tot de dood hen scheidt. Wie dus zo'n huwelijk aangegaan is, zal zich ook steeds bij de ander behorend voelen, al zouden ook uiterlijke omstandigheden die mensen van elkaar scheiden. Mijn zegen zal op hen rusten omdat het heiligste gevoel dat zijn oorsprong heeft in Mij, de verbinding veroorzaakt heeft die de eerste voorwaarde is voor een door Mij gewilde echtvereniging. Maar de ware liefde is op aarde nog zelden te vinden. Desondanks worden er wel wettelijke huwelijken bevestigd en dat is ook niet tegen mijn wil, omdat het mensengeslacht zich moet voortplanten, omdat talloze zielen ongeduldig wachten op de belichaming in het vlees om hun laatste weg van ontwikkeling in de wereld der materie af te leggen. Dus moet de verbinding van twee mensen in een naar buiten herkenbare vorm gegoten worden die bepaalde wetten, verplichtingen en rechten omvat. Want zonder deze wetten zouden de mensen te gemakkelijk tegen de door Mij gewilde ordening zondigen en daardoor de juiste opvoeding van de nakomelingen in gevaar brengen, die echter voor de geestelijke ontwikkeling van zeer grote betekenis is. Het huwelijk naar de wettelijke vorm is dus niet tegen mijn wil. Of echter mijn bijzondere zegen daarop rust is afhankelijk van de grootte van de liefde die het echtpaar voor elkaar voelt. Mijn zegen echter is weer doorslaggevend of een huwelijk door Mij of door mensen gesloten is.
Want wordt een huwelijk uit andere motieven gesloten zonder wederzijdse diepe liefde, dan geldt het verbond wel voor de wereld en Ik zal mijn hulp niet weigeren als daarom gevraagd wordt. Het is echter geen huwelijk in de ware betekenis van het woord, waarin Ik mijn welgevallen heb. Het is niet die door Mij gewilde verbinding die door de liefde tot een daad van zaligheid wordt die Ik zegenen zal. Want waar reine liefde is zal steeds het gevende principe overheersend zijn, dus word Ik in zo'n huwelijk nooit uitgeschakeld omdat Ik de Liefde zelf ben. En mijn geest zal de mensen beheersen en in diegenen werkzaam zijn die op deze manier voor Mij gaan staan en als man en vrouw om mijn zegen vragen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4363 Gebed: "Omwille van JEZUS CHRISTUS", "in Zijn Naam"
4 juli 1948: Boek 51
HIJ DIE Zich aan het kruis liet slaan, doet de mensen die tot HEM om hulp roepen, alle Liefde toekomen. Geen van hen zal HIJ in nood laten, want HIJ heeft tot u de Woorden gesproken: "kom allen tot MIJ die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, IK zal u verkwikken". HIJ zal u het kruis helpen dragen, HIJ zal voor u de last op Zich nemen, HIJ zal u met raad en daad terzijde staan, als u in HEM gelooft, en daaraan dat HIJ voor u is gestorven, dat HIJ heeft geleden opdat u niet hoeft te lijden. Tot Hem moet u zich wenden, want HIJ Zelf roept u met de woorden: "Kom tot MIJ", HIJ belooft u Zijn bijstand, Zijn troost en Zijn sterking. En zo, geef gevolg aan deze roep en neem Zijn Liefdeaanbod aan. HIJ zal u waarlijk niet tevergeefs laten smeken, HIJ zal in nood en leed uw Trooster zijn en de last van uw schouders nemen die op u drukt, omdat HIJ u liefheeft: Zijn Liefde is onveranderlijk, het is goddelijke Liefde die geen beperking kent, HIJ legt geen menselijke maatstaf aan, integendeel: HIJ kent geen maat, HIJ geeft waar Zijn genade wordt gevraagd en aan Zijn Liefde zal u zich kunnen toevertrouwen.
En daarom moet u zich steeds tot HEM wenden, wanneer u hulp nodig hebt, want HIJ en de VADER zijn EEN, de VADER van eeuwigheid heeft Zijn omhulsel tot woonplaats gekozen, HIJ heeft Zich voor eeuwig met HEM verbonden. En zo roept u de VADER als u JEZUS CHRISTUS aanroept, u roept de machtigste GEEST van eeuwigheid, DIE u waarlijk alles kan vervullen en ook alles wil vervullen, om u Zijn Liefde en Zijn Macht te betonen. HIJ heeft Zich belichaamd in de mens JEZUS, HIJ Zelf sprak door HEM de Woorden tot u: "Kom allen tot MIJ". En zo geldt elke roep die u de Kruisdrager JEZUS CHRISTUS doet toekomen, de VADER van eeuwigheid Zelf. En dus zult u niet tevergeefs smeken, u zult geholpen worden omwille van JEZUS CHRISTUS in elke geestelijke en aardse nood. In Zijn Naam moet u bidden, want Zijn Naam is gezegend tot in alle eeuwigheid, en wie Zijn Naam in volle aandacht uitspreekt, zal ook de zegen van die Naam bij zich bemerken. Hij zal geholpen worden, aan hem wordt vervuld wat hij afsmeekt bij GOD, omwille van Zijn geheiligde Naam. Daarom: roep HEM aan als u in nood bent, denk aan Zijn Woorden en houd u eraan vast dat ze in Liefde werden gesproken en ook in Liefde worden nagekomen, want Zijn belofte luidt verder: "Als u de VADER in Mijn Naam vraagt, zal HIJ het u geven".
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4391 Grote nood - Tweesprong - Laatste uitstel
31 juli 1948: Boek 51
Neem er kennis van, dat er een nieuwe tijd begint. Een tijd van ontberingen en lasten, zoals de wereld ze tevoren nog niet heeft meegemaakt. En u zult op een tweesprong staan, want u zult twee wegen kunnen gaan. De bestemming van de ene is een nieuwe verbeterde aardse wereld, waar uw verlangen naar uitgaat en u daarom meent deze te kunnen scheppen. De bestemming van de andere is het rijk buiten deze aarde, dat u een beter leven belooft na uw sterven. En slechts weinigen zullen deze weg gaan, waarvan echter de bestemming zeker is, terwijl de massa’s in stromen over de weg gaan van het aardse, die naar het zekere verderf leidt.
Geloof Mijn Woorden, dat de tijd gekomen is. En stel u er nu al op in, alles weg te geven en met de meest eenvoudige leefwijze tevreden te zijn, want nog bezit u veel in vergelijking met de komende tijd, waarin maar weinigen hun bezit behouden, maar zich daar niet over kunnen verheugen, omdat nu van hen door medemensen wordt afgenomen, wat Ik aan hen overlaat.
Niemand wil het horen, dat een vooruitgang slechts denkbeeldig is, dat u nog maar korte tijd in verdraagbare omstandigheden leeft, dat er een grote ommekeer voor u ligt, die u van elke levensvreugde berooft en u voor harde eisen van het leven zal stellen. Maar hij komt heel zeker, omdat de tijd is vervuld. En wanneer Mijn genade u er al tevoren op wijst, gebeurt dit alleen met het doel, dat u zich zult moeten vrijmaken van aards begeren, dat u geen toekomstplannen zult maken, maar met vergrote ijver naar geestelijke goederen streeft, die alleen de zware komende tijd voor u verdraaglijk maken en u van nut zullen zijn. Want hiermee zult u kunnen werken als de nood groot is en de mensen wanhopig worden.
Maar Ik kan haar niet van u afwentelen, want u mensen vergeet toch totaal uw God, als u op jacht bent naar aards goed. U denkt alleen aan uw lichaam en laat de ziel gebrek lijden. En zo neem Ik van u af, wat u het lichaam wilde geven en bied u echter als compensatie kostelijke goed voor uw ziel. Neemt u het aan, dan bent u gered voor de eeuwigheid. Wijst u het af, dan is uw lichaam en ziel verloren, want uit eigen kracht zult u uw lichaam niet in stand kunnen houden.
Maar Ik heb tot een einde ervan besloten en geef u alleen nog een laatste uitstel, waarin u zich bewust zult moeten worden van de ernst van uw toestand. En daarom wijs Ik u er voortdurend op, tot de dag zal zijn gekomen die alles zal veranderen. Want wat Ik heb verkondigd wordt vervuld. En alleen daarom stuur Ik u mensen zieners en profeten toe, tot u wakker zult worden en in alle ernst aan uw ziel zult denken, die in het grootste gevaar is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4441 Omvang van het vernietigingswerk
24 september 1948: Boek 52
In welke omvang de daad van verwoesting volgens de wil van God zal plaatsvinden, daar zult u mensen u nog geen voorstelling van kunnen maken. Want het zal alles wat ooit geweest is overtreffen. Landen en zeeën zullen veranderen. Rivieren zullen buiten hun oevers treden. En zo zullen taferelen geschapen worden, dat de mensen menen in andere streken te zijn verplaatst. En daardoor ontstaat er al een onbeschrijfelijke chaos, omdat de mensen de weg naar elkaar niet meer vinden. Rusteloos zullen ze ronddolen tot er wilskrachtige mensen te vinden zijn die proberen orde te scheppen en die zich bekommeren om de zwakke mensen. De nood zal zo groot zijn dat alleen liefde ze doet uithouden. En waar de een voor de ander werkzaam is, zal ook spoedig verlichting en hulp te merken zijn die hun duidelijk van boven ten deel valt.
Wie zich nu tot God zal wenden en Hem in zijn hart aanroept, zal worden geholpen. Want nu laat God zich zien met Zijn liefde en almacht, zo duidelijk dat het de zwakgelovige gemakkelijk wordt een vast geloof te verkrijgen. En deze tijd is voor de ongelovige een tijd van genade waarin hij nog gemakkelijk kan veranderen bij het zien van de verschijnselen die gebaseerd zijn op de kracht van het geloof.
Deze verschijnselen zullen allen te denken geven. Maar alleen hij die gewillig is te geloven zal zijn voordeel daaruit trekken, terwijl de anderen steeds alleen van toeval spreken en verbitterd tegenover de grote nood staan, een Schepper verwerpen of Zijn handelen veroordelen. De omvang van de ramp kan hen niet tot bezinning brengen. Ze proberen voor zichzelf alles natuurlijk te verklaren en geestelijke verbanden wijzen ze totaal af. Ze blijven ook hard en gevoelloos tegenover dat wat de medemens meemaakt en ze schrikken er niet voor terug voor zichzelf de situatie te verbeteren ten koste van de medemensen die te zwak zijn zich te verweren.
Overal zal er nood zijn, waar God heeft gesproken. En spreken zal Hij daar waar de grootste geestelijke nood is opdat de overlevenden een waarschuwingsteken ontvangen, opdat de tijd tot aan het einde toe benut kan worden en ook de mensen van de niet getroffen landen tot bezinning komen bij het zien van de catastrofe die te geweldig is om buiten beschouwing te kunnen worden gelaten. Want de gehele mensheid zal bevangen worden door angst dat de natuurcatastrofe zich herhaalt en een algehele verwoesting van de aarde tot gevolg zou kunnen hebben. Deze zal weliswaar komen, echter niet onmiddellijk na de natuurcatastrofe.
Maar de angst hiervoor is heilzaam voor vele. Want de gedachte aan een plotseling sterven en aan het leven na de dood zal in veel mensen opkomen en kan een verandering van de leefwijze tot gevolg hebben. De wereld zal helpend willen ingrijpen, maar het niet kunnen in die mate, zoals hulp noodzakelijk zou zijn. Toch zal ieder die bereid is liefde en hulp te geven, door God gezegend zijn. Want de grote nood komt over de mensen, opdat zij hun harten vertederen en aan hun eigenlijke taak beantwoorden: dat ze in liefde op aarde werkzaam zijn om de rijpheid van de ziel te verkrijgen. Zolang de mensen in de eigenliefde leven en alleen maar voor zichzelf zorgen, gaan ze geestelijk niet vooruit. Maar de nood van de medemensen kan bij hen hun werkzaam zijn in liefde actief laten worden. En dan vervullen ze de wil van God en dus hun taak op aarde. Dan is ook de grootste nood tot zegen en zal ze aan haar doel beantwoorden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4457 Aankondiging van het einde - “U hebt nog slechts weinig tijd”
11 oktober 1948: Boek 52
Er rest u nog weinig tijd. En u zult u serieus moeten voorbereiden op de dag, dat een daad van verwoesting zich zal voltrekken, zoals die nog nooit is meegemaakt. En al kondig Ik u dit steeds weer aan, u staat vol twijfel tegenover Mijn Woorden en bent daarom lauw in de arbeid aan uw ziel. En u hebt nog slechts weinig tijd. Maar anders dan door Mijn Woord kan Ik u er niet opmerkzaam op maken. Gelooft u dit niet, dan zult u ontsteld raken als de laatste voortekenen zich openbaren. Ik zal u wel korte tijd tevoren nog eenmaal waarschuwen, maar ook aan deze Woorden zult u niet meer geloof hechten, dan aan de voorafgegane aankondigingen, omdat Mijn Lankmoedigheid u irriteert. Omdat u niet kunt begrijpen, dat Ik terwille van de nog te redden zielen talm, ofschoon de tijd al lang is vervuld. Enkelen zijn nog te redden. Dezen wil Ik de eindeloos lange gang van een herhaalde belichaming op de nieuwe aarde besparen en daarom heb Ik geduld en stel nog uit.
Maar ook het laatste uitstel neemt een einde. Neem daarom Mijn Woorden ernstig, dat u slechts nog weinig tijd overblijft en dat u van elke dag spijt zult hebben, die u niet echt benut voor uw ziel. En verrassend snel zal een ommekeer plaatsvinden in het wereldgebeuren. En enkele dagen zijn voldoende om u in een geheel nieuwe situatie te verplaatsen. En denk dan aan Mijn Woorden en stel het geestelijke boven het aardse, want de zorg om het laatste is van geen belang, daar u niets zult kunnen behouden wat Ik u niet wil laten houden en het in Mijn Wil en Mijn Macht ligt u aards te beschutten en te beschermen.
Denk alleen aan uw ziel. Wees bereid om te helpen en te geven, waar de nood aan u wordt voorgelegd. En treed met Mij in innige verbinding, opdat u de kracht zult ontvangen vol te houden en aan alle eisen van het leven te voldoen. Verschaf u voortdurend kracht uit Mijn Woord, want daarin hebt u een Krachtbron, waaraan u zich zult kunnen verkwikken en Die nooit opdroogt. Sta steeds klaar voor Mij en Ik zal u niet verlaten, wat er ook over u komen mag.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4483 Gebed in geest en in waarheid - Vereiste tot het werkzaam zijn van de Geest
10 november 1948: Boek 52
U zult de stem van de geest in u alleen kunnen vernemen nadat u uw hart opent door innig gebed. En dit gebed moet in geest en in waarheid tot Mij zijn gericht, daar Ik anders mijn oor zal sluiten en u tevergeefs zult wachten op goddelijke verlichting. Dit is een wet die vervuld moet worden, wat echter niet altijd vervuld werd, waar de verlichting van de geest vereist was om in de zuivere waarheid te worden onderricht.
Wie als leraar en leider verantwoordelijk is voor de zielen van hen die hij onderrichten zal, die moet eerst zelf in de waarheid vaststaan en door innige verbinding met Mij het doen toekomen van de waarheid mogelijk maken. Hij moet weten dat Ik en de Waarheid één zijn, dat dus de waarheid niet kan worden ontvangen zonder Mij en dat de verbinding met Mij tevoren tot stand moet worden gebracht, daar anders ook de verbinding met de waarheid niet kan worden bereikt. De verbinding met Mij is echter afhankelijk van de vrije wil van de mens en deze moet zich daarom uit zichzelf tot Mij wenden, wat door innig gebed gebeurt, door gebed in geest en in waarheid.
Wie zo zal bidden, die zal ook mijn stem vernemen, diens gedachten zullen zo geleid worden dat ze zich in de waarheid ophouden, hoewel mijn woord voor hem niet klinkend waarneembaar is vanwege een gebrekkige zielenrijpheid. Want dit stelt een bepaalde graad van rijpheid voorop, die niet door alle om de waarheid vragende mensen bereikt wordt. En daarom kunnen ook mensen die verstandelijk te werk gaan, in de waarheid vaststaan als ze tevoren de innigste verbinding met Mij tot stand hebben gebracht, echter moet ook hun levenswijze overeenstemmen met mijn wil. Er moet door hen een leven in liefde worden geleid, omdat anders mijn werkzaam zijn door de geest bij hen onmogelijk is. Want Ik, de Liefde en de Waarheid zijn één.
Steeds weer moet u mensen dit begrijpelijk worden gemaakt, dat u aan de vruchten de geest van de mensen zult herkennen en dus nooit een juist denken zult kunnen toekennen aan degene die niet naar mijn wil leeft. En zo zult u steeds een maatstaf hebben als u de verwezenlijkingen van een mens op hun geloofwaardigheid zult willen onderzoeken. Wie in de liefde leeft, Mij erkent en de waarheid zoekt, die zal ook in de waarheid vaststaan en zijn denken zal juist zijn, want diens geest zal Ik verlichten, opdat door hem de waarheid zal worden verspreid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4493 Het overlijden van een aardse machthebber - Keerpunt
23 november 1948: Boek 52
Als het nieuws over het overlijden van een aardse machthebber u zal bereiken, bent u op het tijdstip aangekomen, dat u het begin van het einde zult kunnen noemen. Dan zal de aarde een brandhaard worden, de vlammen zullen oplaaien, ongeremd zal de haat woeden en de mensheid zal door afgrijzen worden bevangen, want ze ziet geen uitweg meer uit het gevaar dat onafwendbaar is.
En nu wordt u door Mij aangespoord te spreken, want wanneer alles in oproer is, zal een grote rust zich van u meester maken, omdat u duidelijk inziet dat de tijd nabij is, waarin Ik zelf Mij openbaar en u dit dus de mensen bekend maakt die naar u luisteren. De mensen zullen zich van alle kanten omringd voelen door vijanden en daarom geen hoop hebben op een vreedzame oplossing. En daarom zal de angst buitengewoon zijn waar geen geloof aanwezig is aan die Ene die alleen helpen kan.
En zo zal men alleen letten op de gebeurtenissen in de wereld. De mensen zullen angstig trachten voor zichzelf te zorgen, omdat ze de grote aardse nood zien losbarsten. Ze zullen angstig trachten zich te verzekeren van aardse goederen en aanstalten maken om te vluchten, ofschoon het hen uitzichtloos toeschijnt. En alleen de gelovigen blijven bezonnen, en van hen bedien Ik me nu om op de medemensen in te werken die in hun ongeloof ongelukkig en vertwijfeld zijn. En Ik tracht nog eenmaal me dicht bij hen te laten brengen. Ik laat mijn dienaren praten en spreek zelf door hen woorden van liefde en bemoediging tot ze. Ik waarschuw hen om niet te vluchten en niet alleen maar voor hun lichamelijk welzijn te zorgen. Ik stel hen het uitzichtloze van hun voornemen voor de geest en vermaan hen vol te houden en hun lot in mijn handen te leggen en bijgevolg neemt alles zijn beloop.
De brand is ontstoken en zal niet meer door mensen worden gedoofd, maar Ik zelf zal hem laten doven doordat Ik er andere elementen tegenover plaats, doordat Ik zelf diegenen tegemoet treed die elkaar onderling trachten te verscheuren. En mijn stem zal van boven weerklinken. Een natuurcatastrofe zal de aarde teisteren en de strijdenden uit elkaar trekken, er zal hen een Macht tegemoet treden tegen welke geen van de strijdenden is opgewassen. Slechts enkele uren zal dit gebeuren duren, maar een totaal veranderde toestand in de wereld teweeg brengen, volledig veranderde verhoudingen en aanvankelijk onoverzichtelijke chaos, grootste aardse nood en onnoemelijk veel droefenis en nood onder de mensen.
Maar u zult dit alles moeten verdragen, want het loopt naar het einde en veel mogelijkheden om te louteren moeten nog worden verschaft, omdat de mensen allen nog maar een korte levensduur hebben en rijp moeten worden in de kortst mogelijke tijd. Het einde is nabij en zodra deze tijd begint, zult u met zekerheid ook spoedig de laatste dag kunnen verwachten en het laatste gericht, opdat vervuld wordt wat verkondigd is door woord en geschrift.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4507 “Waar twee of drie in mijn naam verenigd zijn“
11 december 1948: Boek 52
En Ik ben bij u als u mijn naam uitspreekt, als u zich alleen met gedachten bezighoudt die naar Mij uitgaan. Dan ben Ik midden onder u. Geloof dit en wees u bewust van mijn tegenwoordigheid zodra u over Mij spreekt. En stel u voor dat Ik aan de deur van elk hart klop en wens binnengelaten te worden en dat u Mij niet zult mogen afwijzen als u mijn welbehagen zult willen verkrijgen. U zult uzelf moeten openstellen als Ik tot u spreken wil door woord of geschrift, door gedachten of door mijn dienaren op aarde die u mijn woord brengen. Want als u mijn woord aanneemt, neemt u Mij zelf op in uw hart. Als u er gehoor aan geeft, houdt u met Mij het avondmaal, want dan leeft u overeenkomstig mijn wil die Ik u door mijn woord te kennen geef. Dan leeft u in de liefde en u verbindt u door de werken van liefde met Mij. U brengt zo'n innige verbinding met Mij tot stand, dat u het verneemt als Ik woorden van liefde tot u spreek en u dus spijzig met voedsel voor de ziel, als Ik u het brood des hemels - mijn vlees en mijn bloed - aanreik, als Ik dus zelf tot u kom in het woord.
Laat Mij vaak bij u vertoeven, laat uw gedachten naar Mij toe dwalen en voer menigmaal geestelijke gesprekken opdat Ik steeds bij u aanwezig kan zijn, want Ik zelf heb u de belofte gegeven: "Waar twee of drie in mijn naam zijn verenigd, ben Ik midden onder hen". En waar Ik vertoef, daar zult u alleen maar winst kunnen behalen, want Ik deel steeds mijn gaven uit omdat Ik u, mijn schepselen, liefheb en u gelukkig wil maken. En u zelf zult de mate van mijn genade bepalen. U zult veel kunnen ontvangen, zoals u ook mijn liefde zult kunnen afwijzen doordat u uw ogen op de wereld richt, doordat u geestelijke gesprekken afbreekt en wereldse belangen op de voorgrond plaatst. Ik laat u begaan en dwing u niet Mij aan te horen, maar u zelf berooft u van veel goederen. Ik kan u alleen maar zo bedenken, zoals uw vrije wil het toelaat. Ik bied u wel mijn genade aan, maar dring ze u niet op.
Maar mijn aanwezigheid gaat voor u verloren als u zich van Mij afwendt, want Ik wil begeerd worden om Me te kunnen schenken. Toch geef Ik u niet op. Steeds weer zend Ik u mijn boden die de weg voor Mij moeten bereiden en Ik volg hen als u aanstalten maakt Mij op te nemen. En zo zult u voortdurend een beroep kunnen doen op de genade. Voortdurend zult u bij Mij te gast kunnen zijn als u alleen maar aan Mij denkt en aan de wereld geen aandacht schenkt. Want waarlijk, Ik bedenk u beter dan de wereld u geven kan. Laat Mij daarom niet tevergeefs aankloppen, maar luister naar mijn stem en geef er gevolg aan. Laat u uitnodigen voor het avondmaal en weest mijn gasten, opdat Ik u lichamelijk en geestelijk kan verkwikken met spijs en drank.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4519 GOD is niet in dode materie
21 december 1948: Boek 52
Begrijp toch dat IK MIJ niet nauw begrensd op kan houden in een speciaal daarvoor bestemde beker, in aardse materie, op bepaalde plaatsen en vastgestelde tijden. Integendeel, IK ben overal waar een hart zich heeft gevormd tot liefde. Alleen een liefderijk hart kan er zich op beroemen MIJ in zich te hebben en door Mijn tegenwoordigheid verblijd te zijn, want Mijn oersubstantie is LIEFDE en dus kan IK ook alleen vertoeven waar liefde zich uit.
Nooit echter kan een vergankelijke beker drager van Mijn eeuwige GEEST zijn. Deze mening is alleen maar een gedachtenproduct van geestelijk blinde mensen, die zich een totaal verkeerd beeld vormen van Mijn WEZEN, DAT wel de gehele oneindigheid vult en dus overal tegenwoordig is, maar DAT Zich nooit ophoudt in een begrensde kelk - zoals het de mensen geleerd wordt.
Wat maakte de mensheid uit MIJ, de eeuwige GODHEID? Van welke geestelijke armoede getuigt zo'n geloof en hoever worden de mensen niet van de waarheid afgehouden door leraren, die zelf verkeerd onderricht zijn.
Hoe kan een GEEST door WIE de oneindigheid beheerst wordt in een materiële vorm verblijven? Een vorm, die zoals de geestelijke ontwaakte mens weet het geestelijke in zich bergt, dat nog op een zeer lage trap van ontwikkeling staat. Wanneer IK echter voor het hart van een mens een onderscheid maak met Mijn tegenwoordigheid, dan stel IK MIJ in verbinding met het in het laatste stadium van ontwikkeling staande geestelijke. IK vul in zekere zin de ziel, met de Kracht van Mijn Liefde, de uitstroming van MIJZELF. En naar de mate van bereidheid lief te hebben, wordt de toevloed van kracht vergroot en vult bijgevolg het gehele hart. Dus ben IK Zelf nu ook in die mens aanwezig, IK neem bezit van hem, zoals hij echter ook MIJ in alle overvloed in zich draagt.
Wat zou MIJ kunnen bewegen MEZelf in een nog dood voorwerp, dat op zich nog iets MIJ weerspannig geestelijks is op te houden? Mijn tegenwoordigheid zou elke vorm doen wegsmelten als zij door Mijn Liefdekracht zou worden doorstroomd, en ieder weldenkend mens zal de dwaasheid van dit denkbeeld inzien - en zulke dwaalleren verwerpen.
De mensen hebben meestal domme opvattingen en ze laten zich niet onderrichten, maar houden vast aan dat wat van hen gevraagd wordt te geloven. En ze bewijzen zo een enorme verering aan een dood voorwerp, waaraan zij zelf een betekenis hebben toegeschreven - dat dit MIJ moet voorstellen, het hoogste en vererenswaardigste WEZEN.
Alleen een zuiver mensenhart dat in staat is lief te hebben is de tempel waarin IK MIJ ophoud, en daarom is het niet nodig MIJ te zoeken op bepaalde plaatsen - op vastgestelde tijden - of in bepaalde vormen. Maar ieder mens moet zich gereed maken om als opnamevat te dienen waarin IK verblijven wil. Ieder mens moet van zijn hart een hart vol van liefde maken, dan zal IK als de eeuwige LIEFDE bij hem Mijn intrek nemen. Hij zal MIJ dan overal en te allen tijde kunnen aanbidden en vereren en IK zal dan altijd bij hem zijn, want Mijn GEEST zal zich met de zijne verenigen - omdat IKZelf in hem ben.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4567 Ernstige vragen aan hen die onderrichten en GOD's dienaren bestrijden
15 februari 1949: Boek 53
U zult ter verantwoording worden geroepen als u Mijn dienaren lastig valt wegens hun geestelijke werkzaamheid, want van MIJ hebben ze de opdracht, en als u hen bestrijdt, valt u MIJ aan. Ze voeren alleen de opdracht van hun HEER uit, dus zijn ze niet verantwoordelijk voor datgene waarvan u hen beschuldigt - dat ze u de waarheid in het gezicht zeggen, die u niet wilt horen en waarvan u nog veel minder kunt hebben dat ze uw medemensen wordt gebracht. IK eis rekenschap over het doen en denken van u die zelf als verkondigers van de waarheid in de wereld wilt worden erkend en toch de zuivere waarheid bestrijdt die van MIJ is uitgegaan.
Laat de waarheid voor u zelf een ernstige zaak zijn en probeer op de eerste plaats zelf in haar bezit te komen, dan pas hebt u het recht voor de waarheid op te komen en dragers van dwaalleren te hinderen bij hun werkzaamheid.
Als u echter zelf moet worden onderricht en tracht de dragers van de waarheid uit te schakelen, als u hen vervolgt en bestrijdt, gaat uw wezen tegen MIJ in en laadt u grote schuld op u, waarvoor IK u ter verantwoording roep. Bemerk, als u te goeder trouw handelt, hoe het er in de wereld uitziet: Waar vindt u de geest van liefde? Waar vindt u innige verbondenheid met GOD, overtuigd geloof en ware naastenliefde? Waar vindt u het werkzaam zijn van de GEEST, d.w.z. wijsheid en helder inzicht in geestelijke zaken? Hoe verklaart u voor uzelf het grote gebeuren vol van leed in de wereld? Hoe lost u het grote raadsel van de schepping op? Wat weet u van het WEZEN GOD's, van Zijn eeuwige heilsplan? Wie anders dan IK Zelf kan u het weten erover verschaffen door Mijn GEEST? En waar zult u een werkzaam zijn van de GEEST kunnen vaststellen? Beantwoord voor uzelf in alle ernst deze vragen en ontken dan de verbinding niet tussen MIJ en hen die u daarover opheldering kunnen geven. Neem met een dankbaar hart in ontvangst wat IK u aanbied uit den hogen om u tot inzicht te brengen, en als u twijfelt, onderzoek dan, maar verwerp niet zonder te onderzoeken, want waarlijk IK zeg u, IK bescherm Mijn dienaren en zal niet dulden dat van boven overgebrachte geestelijke leringen krachteloos worden gemaakt, doordat u tracht te verhinderen dat ze de medemensen worden gebracht en hen die Mijn Woord overbrengen bedreigt en vervolgt. Wat u van hen wilt afnemen zal IK hun teruggeven en duidelijk zult u Mijn werkzaam zijn en Mijn hulp herkennen.
Maar als u MIJ wilt dienen, als u Mijn Wil wilt vervullen, wek dan eerst uw geest tot leven door werken van liefde; pas dan hebt u het recht te oordelen en u op te werpen als rechter over hen die valse leerstellingen verbreiden of als valse profeten optreden. Dan pas zult u zelf weten hoe de waarheid van de dwaling te onderscheiden en ware dienaren voor MIJ te zijn op aarde, maar dan nooit meer diegenen veroordelen die u nu als dragers van de waarheid tegemoet treden om u Mijn Wil bekend te maken.
Onstuitbaar snelt de tijd haar einde tegemoet, voor deze aarde is u een doel gesteld en spoedig hebt u het tijdstip bereikt, waarop de mogelijkheid u te ontwikkelen op aarde ten einde is. Laat u daarover opheldering verschaffen, leef niet gedachtenloos van van de ene dag in de andere, er op rekenend, dat u nog veel tijd overblijft; wees u bewust van de grote verantwoording die u draagt voor uw eigen ziel alsook voor de zielen van uw medemensen, als u de tijd tot aan het einde goed benut en denk u in dat elke dag de laatste is. Dan zult u ijverig trachten uw zielerijpheid te vergroten, als u het goede wilt, als u MIJ wilt, en dan zult u nooit meer zo kunnen denken en handelen zoals u nu doet en u nog blind bent in de geest, zodat u het licht niet wilt aannemen dat de duisternis van uw geest zou doorbreken. Neem Mijn waarschuwing en vermaning ernstig opdat het u eens niet bitter berouwt, als het te laat is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4639 „Er zal geen steen op de andere blijven“
14 mei 1949: Boek 53
Er zal een tijd komen waarin alles verloren gaat wat moeizaam verkregen is en werd opgebouwd. Er zal een tijd komen waarin de mensen de waardeloosheid inzien van wat dienstig moest zijn voor het lichamelijke welzijn, en dan zijn zij volledig "arm" omdat hun de geestelijke rijkdommen ontbreken die hen over aardse verliezen heen helpt. Op deze tijd wijs Ik u doorlopend, want het zal gebeuren zoals het is verkondigd in woord en geschrift: "Geen steen zal op de andere blijven".
Maar hoe onbegrijpelijk het ook schijnen mag voor mensen die alleen maar werelds ingesteld zijn, dat door een hogere macht zulk een vreselijk vernietigingswerk zal plaatsvinden, toch is het onvermijdelijk. Op de eerste plaats moet het een opvoedende werking hebben en op de tweede plaats is het al voorzien in mijn heilsplan van eeuwigheid voor het geestelijke dat zich nog in een lage staat van ontwikkeling bevindt, en daardoor tot andere vormveranderingen komt. Dat het de mensen bovenmate zwaar zal treffen is nodig, want zij slaan geen acht meer op hun geestelijke ontwikkeling. Hiermee wordt hun voor het einde nog een laatste aansporing gegeven, waar zij zich ook niets van aan kunnen trekken als zij niet gewillig zijn te veranderen en opwaarts te stijgen. De mensen kunnen alleen nog maar hard aangepakt worden, want voor zachte vermaningen zijn zij niet meer toegankelijk, en alles wat hun tot dusver overkomen is bleef zonder succes. Er zal echter in de komende tijd een ingrijpende verandering komen, zodat het denken der mensen onwillekeurig geleid wordt naar het doel en de betekenis van het aardse leven. Misschien is daardoor bij enkelen nog een verandering te bewerkstelligen die hun tot heil zal strekken. De nood zal zo groot zijn, dat de gewilligheid om te helpen overal zal ontwaken waar in het hart nog een vonkje van liefde te vinden is. En dat vonkje zal voeding vinden en tot een vlam worden. Want wie helpen wil zal ook helpend ingrijpen en voor de naaste het zware lot verzachten, omdat hij zelf weet hoe smartelijk het noodlot iedereen treft. En deze hulpvaardige zullen ook door Mij worden geholpen. Als er geen uitweg meer gevonden wordt zal de hulp komen als een zichtbaar teken van een hogere Macht die zich in liefde tot de mensen over buigt om zich aan hen te openbaren. Want menselijker wijs lijkt vaak geen hulp meer mogelijk. Wat echter voor de mensen onmogelijk is kan Ik nog altijd tot uitvoering brengen, en daarom is ook de grootste nood niet hopeloos, want voor Mij is niets onmogelijk. Daarom zal de liefde tot de naasten ook weer goede vrucht dragen en die zal weer mijn liefde tot gevolg hebben. En dat betekent bijstand, genade en buitengewone toevoer van kracht, zodat de mijnen niets hoeven te vrezen. Zij zullen de nood niet zo zwaar voelen omdat zij vol kracht zijn en Ik steeds als Helper aan hun zijde sta. Want ter wille van hun geloof zal Ik duidelijk werkzaam zijn, om voor het einde nog de weinigen te winnen die een zwak geloof hebben maar van goede wil zijn.
Deze zullen sterking ervaren om de tijd van nood te kunnen doorstaan, zonder schade te lijden aan hun ziel. Maar de mijnen staan onder mijn bescherming en kunnen onbezorgd deze tijd tegemoet gaan, want zij zal niet lang duren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4643 Geloofsstrijd De kracht van de Naam JEZUS Het komen van de HEER
18 mei 1949: Boek 53
Terwille van Mijn Naam zult u moeten lijden. Allen die MIJ belijden voor de wereld zullen aan erge bedreigingen en kwellingen blootgesteld zijn, want het streven der mensen is Mijn Naam uit te blussen, aan de kennis van Mijn aardse levensweg een einde te maken, opdat de mensen het geloof in Mijn Verlossingswerk verliezen zullen.
Maar Mijn tegenstanders zullen sterke weerstand aantreffen bij de mensen die MIJ en Mijn Naam verdedigen en MIJ luid belijden voor de wereld. En zo zal dan een scherpe scheiding plaatsvinden tussen degenen die nog geloven en hen die MIJ verloochenen. Mijn kleine schaar zal op de voorgrond moeten treden als zij voor MIJ wil opkomen; en dan begint het lijden van hen die MIJ trouw blijven tot het einde. Want wat men de mijnen aan slechtheid kan aandoen zal uitgevoerd worden, en nooit zouden de mijnen stand kunnen houden als zij niet door MIJ zouden worden gesterkt als beloning voor hun goede wil.
U zult zich moeten bewijzen, want het is een harde strijd die om het geloof gevoerd zal worden. Maar wanneer deze strijd begint weet u dat het de laatste beslissing is vóór het einde, dat u volharden moet als u zalig wilt worden. En u weet ook dat IK in deze tijd steeds in uw nabijheid ben en u met buitengewone kracht bedenk, dat IK tenlaatste Zelf kom om u te redden uit de grootste nood. U weet dus dat het slechts een korte tijd duurt, want IK heb u beloofd dat IK de dagen zal verkorten, opdat u zalig wordt.
Deze kennis en het vaste onwankelbare geloof daarin zal u de sterkte geven om weerstand te bieden. Al het zware zult u met gelijkmoedigheid en dapperheid kunnen verdragen, zodat u zelfs uw vijanden ontzag inboezemt; en IK zal u belonen omdat u terwille van Mijn Naam moet lijden en MIJ toch trouw blijft.
En wanneer u Mijn Naam godvruchtig uitspreekt zal die een onvoorstelbaar krachtgevende uitwerking hebben, en daaraan zult u herkennen dat u waarlijk in de waarheid bent. Met volle overtuiging belijdt u MIJ dan nog luider voor de wereld en u neemt alles berustend op wat de mensen u ook aandoen die in dienst staan van hem, die als Mijn tegenstander u van MIJ wil verdringen. U zult wel moeten lijden maar toch overwinnen, en uw loon zal niet uitblijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4721 Christus hoofd van Zijn kerk - Leden van de ware kerk
22 augustus 1949: Boek 54
Het hoofd van de kerk van Christus blijft Jezus Christus Zelf.
Want op het geloof in Zijn verlossingswerk is deze kerk gebaseerd, die de gemeenschap van de gelovigen omvat, dus van degenen die zich onder het kruis van Christus neerzetten en willen delen in de verlossing door Zijn bloed, dat Hij voor de zondige mensheid heeft vergoten. Anders dan als dit geloof in Hem en de verlossing door Hem, is Zijn kerk niet op te vatten. En zo zijn ook de woorden van Jezus op te vatten: “Jij bent Petrus, de rots. Op jou wil Ik mijn kerk bouwen.” Petrus was de gelovigste onder Zijn discipelen en hij onderkende de missie van de mens Jezus. Hij geloofde in Hem als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, alhoewel hij in ogenblikken van aardse nood de wereld op de voorgrond plaatste, die hem aanzette tot zijn drievoudige verloochening. Zijn geloof was daarom niet zwakker, alleen zijn vlees schoot tekort in de angst en nood door de gebeurtenissen rond Jezus. Wie tot Zijn kerk wil behoren moet dus Jezus Christus erkennen en daarom zal Jezus Christus ook steeds moeten worden beleden als teken van het toebehoren aan Zijn kerk. En dus zal ook Zijn leer in haar moeten worden bekendgemaakt, dat wil zeggen: er moet hetzelfde worden onderricht wat Jezus Zijn medemensen leerde. De mensen moeten vertrouwd worden gemaakt met het evangelie, omdat het weten daarvan noodzakelijk is om ook het geloof aan de verlossing door Jezus Christus te laten opleven. Want pas het ware geloof is de aanleiding dat de mens de juiste verhouding aanknoopt met Degene Die voor hem de eeuwige gelukzaligheid heeft verworven door Zijn kruisdood. Daarom kunnen aanhangers van elke geloofsgemeenschap de aanspraak laten gelden op het lidmaatschap van de ware kerk van Christus, als ze maar in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk geloven en tot Zijn evangelie zijn doorgedrongen en naar Zijn goddelijke leer van de liefde hun levenswandel leiden. Dit alleen zijn de tekenen van de kerk die Jezus Zelf op aarde heeft gesticht, dat de mensen in Zijn geest verblijven en Hem nooit meer uit hun gedachten verliezen en Hem trachten na te volgen in daden, woorden en gedachten.
Het geloof in Jezus Christus zet de mensen ertoe aan een juiste levenswandel te leiden. Want de woorden van Jezus, Zijn evangelie, zijn hem heilig. Hij beschouwt ze als Gods woord en probeert ze ten volle te ontplooien. En daardoor wekt hij de geest in zich tot leven en het werkzaam zijn van de geest is dan het zekerste teken van lidmaatschap van de ware kerk van Christus. Maar het zijn niet de uiterlijke banden, het voldoen aan uiterlijke formules of een op een traditiegetrouwe manier gedwongen lidmaatschap die een mens tot de gemeenschap van gelovigen laat horen. Want dan heeft het opwekken van de geest niet veel te betekenen, dat meer verlangt dan het uiterlijk toebehoren, alleen in naam. Wie in Jezus Christus het hoofd van de kerk ziet, stuurt bewust aan op Hem. En voor hem is Zijn woord het evangelie, de enige weg naar het doel. Want het woord is het vlees en het bloed van Jezus. Het is brood en wijn uit de hemel. Bijgevolg moet het ook naar de hemel leiden. Het moet tot de nauwste aaneensluiting met de goddelijke Verlosser zelf leiden en dus zalig maken. Het woord is dus de kern van de kerk van Christus. Het woord is de leer van Zijn liefde en waar dit aan de mensen wordt overgebracht, daar zal steeds de ware kerk van Christus zijn. En wie Zijn woord opneemt in zijn hart en er naar leeft, is Zijn aanhanger. Hij is lid van Zijn kerk, die steeds alleen geestelijk is op te vatten, dus niet aan aardse organisaties gebonden is. Toch kan elke aards kerkelijke organisatie leden van deze kerk omvatten, zodra ze aan die voorwaarden voldoen, als ze ware, gelovige aanhangers en belijders zijn van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4723 De onsterfelijkheid van de ziel
25 augustus 1949: Boek 54
Een juiste opheldering is nodig voor u, want dwaalleren vertroebelen uw geest en geven u een verkeerd beeld van mijn wil om te scheppen en mijn scheppingsgeest. Ze laten noch mijn liefde, noch mijn wijsheid herkennen en verhinderen u zo de liefdesvlam in uw hart te ontsteken die u beter vertrouwd maakt met Mij. Verkeerde leren kunnen tot ongelovigheid leiden, verkeerde leren kunnen elk geloof verwoesten wanneer ze niet worden rechtgezet. En daarom wil Ik u steeds weer duidelijkheid geven ter wille van uzelf, die toch alleen door het geloof en de liefde gelukzalig zult kunnen worden.
Wat zou u wel een leer moeten baten, welke de onsterfelijkheid van de ziel in twijfel trekt? De ziel is iets geestelijks, terwijl het lichaam materie is. Het lichaam kan wel sterven, dat wil zeggen vergaan en oplossen in zijn substantie, maar de ziel, het geestelijke, is onvergankelijk. Zij moet blijven bestaan, maar ontvlucht het lichaam zodra dit zijn taak als omhulling van de ziel op aarde heeft vervuld. Ze verlaat de materiële uiterlijke vorm om in geestelijke sferen haar ontwikkelingsgang voort te zetten, dat wil zeggen tot steeds hogere rijpheid te komen als ze een bepaalde graad van rijpheid op aarde heeft bereikt, ofwel, in de toestand van algehele onrijpheid als de gang over de aarde voor haar zonder resultaat was, al naargelang van haar wil in dezelfde toestand te blijven, ofwel weg te zinken in de duisternis, maar steeds in sferen die buiten de aards materiële wereld zijn op te vatten. Er bestaat dus voor de zielen wel een dode toestand, waaronder echter niet het opgelost zijn te verstaan is, maar alleen een toestand van volledige duisternis en krachteloosheid, een toestand van onmacht, maar altijd met het bewustzijn van het bestaan. Het bestaansbewustzijn verliest de ziel nooit, alleen kan het voor haar het summum van gelukzaligheid betekenen, zoals echter ook onuitsprekelijke kwellingen, steeds overeenkomstig de levenswandel die de mens op aarde heeft geleid. Het leven van de ziel beantwoordt dus aan het leven in het vlees op deze aarde. De werken van het vlees bepalen dus het lot en de verblijfplaats van de ziel na haar dood en de dag van de dood is de jongste dag voor de mens, waarna ze opstaat ten leven in het licht of in duisternis.
De ziel is iets geestelijks dat nooit ofte nimmer kan ophouden te bestaan, dat ook niet voorbijgaand is uitgewist, maar altijd en eeuwig leeft, alleen dat een bestaan in de duisternis geen leven genoemd kan worden, maar een geestelijke dood, er echter ook niet van een toestand van rust gesproken kan worden. Een rust tot aan de jongste dag is een verkeerde voorstelling, want de zielen die passief zijn, zijn dat alleen tot eigen kwelling, terwijl werkzaamheid het ware leven van een ziel is, maar dit een zekere graad van rijpheid vereist, die de ziel op aarde gemakkelijk kan bereiken wanneer ze van goede wil is. De zielen verblijven in het geestelijke rijk en kunnen toch voortdurend in de nabijheid van de aarde zijn, alleen bevinden ze zich buiten de materiële wereld, dus niet meer in een materiële vorm gebonden. Integendeel, ze zijn vrije geestelijke wezens als ze vol licht zijn, daarentegen nog gekluisterde wezens in de toestand van donkerte, omdat de totale krachteloosheid een keten voor hen betekent. Maar sterven kan de ziel nooit. Ze ontvlucht alleen het lichaam, dat daarmee zijn aardse leven heeft beëindigd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4733 Tolerantie op geestelijk gebied
7 september 1949: Boek 54
Tolerantie op geestelijk gebied is misplaatst als het er om gaat de waarheid te verdedigen, dwaalleren in een helder licht te zetten en tegen de leugen te strijden. Dan moet de rechte weg gevolgd worden. Er mogen tegen de eigen overtuiging in geen concessies gedaan worden, zodra een mens in Mijn opdracht werkzaam is en hij ook door MIJ in de waarheid onderwezen wordt.
De waarheid echter is en blijft steeds dezelfde. En als IKZelf een mens onderricht, dan is deze ook in staat met zijn verstand iets te motiveren wat hij als waarheid aan zijn medemensen voorhoudt. Is echter de mening van de medemensen niet in overeenstemming met deze uitleg, dan mag de verdediger van de waarheid uit MIJ, niet uit tolerantie toegeven, of de opvatting van de medemensen ook goed vinden tegen zijn innerlijke overtuiging in.
Dit zou ook lauwheid zijn in de arbeid voor MIJ en Mijn rijk die de medemensen het recht geeft te twijfelen, zowel aan de zending als aan de herkomst van die geestelijke waarden, die niet met die ijver verdedigd worden zoals een goddelijke genadegave verdedigd zou moeten worden.
Daarom kies IK MIJ tot "dragers van de waarheid" zulke mensen die een sterke wil hebben, maar ook verstandelijk voor Mijn Woord kunnen opkomen. Die noch de wereld noch mijn schijnbare dienaren vrezen. IK kies MIJ moedige strijders, opdat zij voor MIJ strijden met het "zwaard van de mond" daar - waar gevaar is dat de waarheid wordt misvormd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4759 Vegetarisch voedsel - Het doden van Dieren
13 oktober 1949: Boek 54
U zult MIJ als uw Leraar over alles kunnen vragen en IK zal u antwoorden. IK zal u het juiste begrip geven voor datgene wat u onduidelijk is en het zal voor u gemakkelijk te begrijpen zijn. Wie IK het vermogen heb gegeven binnen te dringen in geestelijk weten, dus wiens geest IK zal verlichten, opdat hij zijn medemensen kan onderrichten met hetzelfde geestelijke goed, moet door MIJ als bruikbaar bevonden zijn, hij moet zich geestelijk zo ontwikkeld hebben, dat IK Zelf met hem in verbinding kan treden door zijn wil. Maar een verbinding met MIJ stelt een innerlijke volledige toewijding aan MIJ voorop, die alleen MIJ aantrekt, omdat, wat naar MIJ verlangt, door MIJ ook wordt vastgepakt.
Nu heb IK de mens in het geheel geen beperkingen opgelegd, zoals IK ook nooit eisen aan de mens stel zich te kastijden om het rijk God's te bereiken. IK heb alles geschapen en toen IK u op de aarde plaatste, gaf IK u ook het recht, u de aarde en alles wat er op is, ten nutte te maken. Toen IK u, in zekere zin als heren der schepping, de aarde toevertrouwde, was het aan u overgelaten, welke betrekking u tussen u en de geschapen wezens die u omgaven tot stand wilde brengen. IK heb u geen geboden gegeven, IK liet u de volledige vrijheid, IK trad terug, tot op zekere hoogte liet IK u alleen met Mijn werk. Want u moest uw wil beproeven. U moest uit eigen aandrang Mijn goddelijke ordening binnengaan, u moest erin vertoeven en moest derhalve denken en handelen onbeïnvloed door MIJ. En zo moest u dus zelf de verhouding tot stand brengen tot alles wat u omgaf.
Maar het geestelijke leeft in al Mijn scheppingswerken, dat wat u kunt zien, hebt u zelf al overwonnen, d.w.z. uw ziel is door elk scheppingswerk gegaan, dat voor haar een toestand van dwang betekende en dat zo lang, tot de materiële uiterlijke vorm haar vrij liet. Het ontsnappen van het geestelijke uit de vorm was steeds een daad van verlossing, want de volgende vorm was steeds zachter en meegevender, tot na eindeloos lange tijd de ziel haar laatste vorm op deze aarde mocht betrekken. De goede mens doet nu onbewust wat het nog in de vorm geketende geestelijke helpt opwaarts te gaan, omdat zijn ziel de kwellende toestand kent en hem minder erg wil maken vanuit zijn liefde. En zo kan een daad bedreven worden die bevrijdt (uit een bep.vorm), die wreed lijkt en toch niet als wreedheid kan worden beoordeeld.
(14 okt.) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen een handeling die alleen maar vernietiging vanuit een kwade wil op het oog heeft en zo een die voor de mens een goed lijkend doel moet vervullen. Verder moet er onderscheid worden gemaakt tussen mens en dier in zoverre dat de mens nooit het leven van een ander mens mag nemen, omdat er op de aarde geen verdere belichaming voor hem meer bestaat, daar het aardse leven de laatste halteplaats voor het geestelijke betekent om rijp te worden, terwijl het geestelijke in het dier de laatste omvorming nog niet heeft bereikt, dus een overgang in een nieuwe vorm in gekluisterde toestand of tot mens, die het gevolg van het doden is,en dus een schrede voorwaarts kan worden genoemd.
Verder is de omstandigheid maatgevend op welke manier het leven van het dier wordt genomen. Het moet een daad van liefde zijn in zoverre dat het dier pijn en kwelling bespaard wordt, want steeds moet er het goddelijke schepsel in worden gezien dat Mijn Liefde bezit en dus alleen al daarom met zachtheid moet worden behandeld, opdat het geestelijke erin van de kant van de mensen liefde bespeurt en bereid is zijn leven te offeren voor het welzijn van de mensen. Daar het nu de mens in waarheid dienstbaar is, vervult het zijn aardse taak en verkrijgt een hogere graad van rijpheid, die hem de belichaming als mens verzekert, of ook een hogere trap van ontwikkeling in een ander levend wezen. Het doden van een dier uit moedwil is een zonde, want het breekt een stadium van ontwikkeling voortijdig af. Doch nooit kan dezelfde daad als zonde worden aangezien, wanneer het motief ervan een hulpverlening is voor de medemensen. In hoeverre nu deze hulp beantwoordt aan Mijn Wil zal eveneens worden toegelicht.
(15 okt.) Alles wat u eet is door MIJ gezegend, wanneer u zelf gelovig van harte bent en tracht MIJ te bereiken. Een mens die bewust op MIJ aanstuurt of instinctief in liefde werkt en daardoor MIJ nabij is, kan niet zondigen. Wat hij doet zal juist zijn voor Mijn ogen,omdat hij voornemens is te leven naar Mijn welgevallen. Dus zal hij ook kunnen eten wat hem goeddunkt zonder zich lichamelijk of geestelijk schade toe te brengen. Hij moet er alleen aan denken dat hij met elk voedsel geestelijke substanties tot zich neemt, het zal hem duidelijk zijn dat het eten van vlees zijn uitwerking (dat beantwoordt aan het wezen van het dier) heeft op de ziel van de mens en dat daarom het goedaardige dier te verkiezen is als de mens de keuze heeft. Wil de mens echter van het genot van het vlees afzien, dan zal hij ook voldoende vervanging vinden in het plantenrijk, maar steeds moet het hem vrijstaan zich zijn lichamelijke voeding te kiezen, want IK zal elke voeding voor hem zegenen als hij MIJ om deze zegen vraagt.
Een overmaat is echter geenszins goed, omdat dan het "ik" van de mens wordt verdrongen, omdat er een vermeerdering van geestelijke substanties plaatsvindt, die de mens van vroegere belichamingen (in steen- planten- en dierenrijk) bezit en die een belemmering in zijn ontwikkeling kunnen betekenen. In de juiste mate hoeft de mens echter geen ongunstige beïnvloeding te vrezen. Maar de vis garandeert een passende maat, deze bevat geen nadelige substanties voor de ziel en is daarom, met het oog op de ziel, het meest bevorderlijke voedsel voor het lichaam.
IK gebied u geen bepaalde spijzen (te eten), zoals IK u echter ook geen spijzen verbied. Alleen moet u steeds ook op de bereiding ervan letten, opdat de lichamelijke voeding zich zal aanpassen bij het wezen van de mens, opdat in het bijzonder schadelijke substanties worden afgezonderd en niet meer met de ziel van de mens in aanraking kunnen komen. De mens zal zulke voorbereidingen zelf treffen omdat hij van MIJ het gevoelen daarvoor heeft gekregen en, zodra hij aanstuurt op MIJ, hij door MIJ wordt onderricht over wat juist en voor MIJ als welgevallig is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4783 Het zichtbare verschijnen van de HEER
19 november 1949: Boek 54
U, die de mijne bent wil IK een teken geven voordat IK in het wereldgebeuren ingrijp terwille van de redding der dwalende zielen. IK zal u het bewijs leveren dat al Mijn voorspellingen vervuld worden. IK zal ME laten zien maar aan een ieder op een andere wijze. Wie oplet weet dat IK het ben DIE tot hem komt, ofschoon IK een vorm kies die zich aanpast aan de omgeving en zich niet op een ongewone wijze vertoont. IK wil tot een ieder van u komen die MIJ wil dienen, en voor het verspreiden van Mijn Woord zorg draagt. IK wil Zelf tot u komen om uw geloof te versterken, opdat u het hierna komende kalm verdraagt en uw medemensen helpend kunt bijstaan. Want in de algemene opschudding moet u Mijn dienaren rustig en bezonnen zijn om overal hulp en troost te kunnen verlenen waar de nood groot en hulp nodig is. En wie MIJ dan dadelijk herkent zal door Mijn tegenwoordigheid gelukkig zijn. Bewust zal hij elke uiting van MIJ ondervinden als een gave van overgrote Liefde en zijn hart zal evenzo in liefde ontgloeien. Mijn Kracht zal zo op hem overgaan dat hij bekwaam is alles tot stand te brengen wat hij maar zou willen.
Niet allen zullen MIJ herkennen, doch velen zullen bemerken dat er een buitengewoon IEMAND tegenover hen staat, Wiens Woord zij onvoorwaardelijk als waarheid aannemen. Pas op het laatst herkennen zij MIJ bliksemsnel en jubelen en prijzen MIJ als IK hen verlaten heb en toch als een onuitwisbaar beeld in de harten achter blijf bij allen die IK met Mijn tegenwoordigheid verblijd heb.
En zodoende zullen zij MIJ in het hart weervinden, ook als IK voor hen lichamelijk niet meer zichtbaar ben. Zij zullen voortdurend kracht kunnen putten en ijverig de arbeid voor Mijn rijk kunnen verrichten als IK gesproken heb uit den hogen, en de mensen daardoor in uiterste nood gekomen zijn.
Dan zullen de mijnen veel werk aantreffen, en IKZelf zal hen helpen. IKZelf zal door de mijnen tot allen spreken die MIJ horen willen en die de woorden der mijnen geloof schenken. IK zal tot hen spreken en u zult van MIJ getuigen. U zult van Mijn verschijnen gewag maken en hun met levendige woorden vertellen wat u in uw hart voor MIJ voelt.
U zult daardoor velen winnen omdat de nood groot is en de mensen voor elke opheldering, voor elke troost en hulp dankbaar zijn. En u zult voor MIJ en Mijn rijk arbeiden omdat u zich gedreven voelt door MIJ, IK DIE in uw harten ben en DIE u nooit meer verliezen zult als u MIJ eenmaal aanschouwd hebt.
Wat het mijne geworden is laat IK eeuwig niet meer los. Daarom kom IK tot de mijnen in de tijd vóór het einde en zij zullen MIJ herkennen, want de liefde zegt hun WIE IK ben. En naar gelang hun liefde is, is ook hun zaligheid bij Mijn aanblik.
Wie MIJ in de Ogen kijkt wordt door een onvergelijkbaar gevoel doorstroomd, zodat hij in MIJ meer dan alleen maar een mens herkent. Wie nog zwak is in geloof en liefde en toch op MIJ aanstuurt uit eigen wil zal MIJ niet dadelijk herkennen, doch Mijn woorden zullen hem ontroeren en het vuur van de liefde in hem ontsteken. Dan herkent hij MIJ soms pas als IK hem reeds verlaten heb, als IK lichamelijk niet meer bij hem ben.
IK kom als mens midden onder u, maar voor uw ogen kies IK een omhulling die IK evenzo snel weer oplos om voor u onzichtbaar te zijn. Want door MIJN verschijnen wil IK u allen kracht doen toekomen, opdat u MIJ trouw blijft en volhardt. Er zal grote kracht nodig zijn die u alleen niet op kunt brengen, maar IK ken de mijnen en laat ze niet meer aan Mijn tegenstander over. Geloof daarom steeds aan Mijn hulp en vertrouw er steeds op.
Hoe groter de nood is des te nader ben IK u, u die MIJ lichamelijk aanschouwen zult. Dan weet u echter ook dat spoedig het uur gekomen is waarin IK MIJ aan allen openbaar die niet geloven willen en toch niet zonder kennis zijn dat het einde nabij is. Dan is ook spoedig de tijd afgelopen die IK de mensen ter Verlossing heb toegemeten. En dan komt de dag van het einde en daarmee het laatste gericht, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4801 Het zalige lot van de rijpe zielen en de toestand van onvolmaaktheid in het hiernamaals
24 december 1949: Boek 54
Er zal u een zalig lot ten deel vallen in het huis van Mijn VADER. U zult er alles aantreffen wat u vreugde geeft als uw ziel zuiver is en vrij van aardse verlangens, als ze rijp is voor het geestelijke rijk. Maar waarin deze zaligheden bestaan, nml. de vreugden voor een zuivere vergeestelijkte ziel, dat kunt u mensen pas dan begrijpen wanneer uw streven op aarde al op geestelijke goederen is gericht - als de aarde met haar bezit niet meer in staat is u te bekoren.
Het zijn geestelijke genietingen die de ziel verrukkelijke vreugden bereiden. Het zijn genietingen die het gevoelen van de ziel net zo beroeren als aardse genietingen het lichaam, zodat zij dus bovenmate gelukkig is omdat zij geen enkel aards verlangen meer heeft.
Net zoals op aarde ervaart de ziel ook in het hiernamaals het schone en net zo als op de aarde kent zij ook het geluksgevoel, maar in een mate die met niets meer te vergelijken is. Want haar verlangen gaat direct uit naar een vermeerdering van geestelijke bezittingen en dit verlangen wordt ook aan de ziel vervuld. Zij kan onvoorstelbare scheppingen aanschouwen en horen en zij schept daaruit gedurig wijsheid en kracht. Zij verkeert in de bekoorlijkste omgeving waar op de aarde niets mee te vergelijken is, omdat aardse scheppingen daarmee vergeleken maar arm en gebrekkig zijn. En daarom ontbreekt de mensen de kracht zich de wonderen van GOD's Liefde die HIJ Zijn kinderen laat aanschouwen voor te stellen. En omdat ieder wezen met gelijkgezinde zielen verbinding heeft, wordt deze zaligheid aanmerkelijk verhoogd en het licht voortdurend sterker.
De toestand in het hiernamaals van de onvolkomen wezens kan wel beschreven worden omdat die niet veel anders is dan op de aarde, zodat vaak die zielen zich op aarde levend wanen nog voor een lange tijd. Zoals op aarde de mensen in de materie leven en niet kunnen begrijpen hoe geestelijk strevende mensen zich van de wereld terugtrekken en toch gelukkig zijn, zo leven de eersten ook in het geestelijke rijk met hetzelfde verlangen naar de materie, waaraan voor hen in zoverre voldaan wordt, dat de vervulling ervan hen zelf niet gelukkig kan maken tot zij na een lange tijd zich er van los beginnen te maken als zij de waardeloosheid ervan inzien. Maar het geestelijke rijk van het licht met zijn bewoners is voor deze wezens gesloten, want dat is een andere wereld waarvoor zij nog geen begrip hebben. Zij zouden daarin ook niet kunnen bestaan, omdat de volheid van licht hen zou verteren.
Er bevinden zich echter altijd lichtwezens onder hen die zonder herkend te worden hen onderrichten en proberen hun wil te beïnvloeden, om zich los te maken van aardse begeerten en iets hogers na te streven om na een vaak heel lange tijd ook in het lichtrijk te kunnen ingaan. Er kunnen zielen met dezelfde graad van onvolmaaktheid in het hiernamaals komen die toch tijden van verschillende duur nodig hebben om tot rijpheid te komen, al naar gelang het vermogen van hun hart lief te hebben, die soms in het geestelijke rijk sneller veranderen dan op aarde. Maar er zijn er ook die een zeer lange tijd nodig hebben hun gebreken en ondeugden af te leggen. Maar steeds zijn het voor deze onrijpe zielen heel bekende beelden die zij te zien krijgen, terwijl in het lichtrijk de ziel geheel onbekende dingen onder de ogen komen en het aanschouwen en horen onvermoede zaligheid teweegbrengt - en waar de wonderen geen einde nemen. Want de belofte van JEZUS wordt vervuld: "Wat geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen menselijk oor ooit heeft gehoord, dat heb Ik bereid voor hen die MIJ liefhebben!"
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4813 De mate van genade is onbegrensd - Geen bevoorrechting van de enkeling
5 januari 1950: Boek 55
Altijd valt u de mate van genade ten deel die u wilt aannemen, dat wil zeggen: werkzaam bij u wilt laten worden. Ik ben steeds bereid genaden uit te gieten over ieder mens, maar niet alle zijn van zins ze in ontvangst te nemen, zich open te stellen voor de genadestroom en zich daarin te baden. Hoe vaak wordt u gehuld in Mijn genade, hoe vaak giet Ik de hoorn des overvloeds van Mijn genade uit over de aarde. En ieder heeft het recht zich hiervan in bezit te stellen.
Maar Mijn genadegave wordt maar zelden gewaardeerd als een geschenk van Mijn Liefde met het grootste resultaat. En daarom is de ontwikkeling van de mensen op aarde zo verschillend. Daarom zijn er zoveel niveaus van rijpheid. En daarom blijven veel mensen beneden, terwijl andere tot de hoogste hoogte opklimmen, omdat steeds meer genade hen wenkt, hoe hoger ze klimmen.
Maar Mijn Liefde omvat al Mijn schepselen en daarom bedenk Ik er niet één karig. Ze kunnen allen van Mij nemen zoveel als ze willen, maar ze willen niet veel. Dat wil zeggen: slechts weinigen hebben de waarde van Mijn genaden ingezien en verrijken zich eraan, omdat ze niet beperkt worden in het in ontvangst nemen van genaden, omdat ze voortdurend aan zichzelf werken en dus ook de genaden werkzaam laten worden.
Toch dring Ik niemand de genade op. Ik geef ook aan diegenen, die ze niet uit zichzelf begeren. Ik bied ze hun aan, maar dan moet eerst de wil van de mens bereid zijn Mijn geschenk aan te nemen, daar dit anders geheel zonder uitwerking blijft, dus ze in werkelijkheid geen genade ontvangen hebben.
Dat nu bij weinig mensen de toevoer van genade overduidelijk is, mag niet de reden zijn te concluderen dat Ik deze mensen buitengewoon bedenk, dat ze overeenkomstig Mijn keuze zijn voorbestemd iets groots tot stand te brengen en Ik ze daarom met genade overlaad. De wil van deze mensen was bereid met Mijn genade werkzaam te zijn tot Mijn eer. Daarom konden ze ook mateloos putten uit de bron van genade die Mijn Liefde voor ieder mens heeft ontsloten.
Maar wie van Mijn genade gebruik maakt, kan op aarde alles bereiken wat hem geestelijk ten doel is gesteld. Want Mijn genade ontvangen wil zeggen: niets meer zonder Mij te doen, elke hulpverlening van Mij af te smeken en te bewerkstelligen en voortdurend onder Mijn bijzondere bescherming te staan. Hij leeft in Mijn genade. Ik zie hem met welgevallen aan, want zijn gedachten zoeken Mij vaak, in het bewustzijn dat Ik zijn trouwste vriend en Vader ben, die hem met genadegaven rijkelijk bedenkt.
Geen mens hoeft het op aarde zonder genade te klaren. Dat wil zeggen: Ik ben steeds tot hulp bereid waar Mijn hulp nodig is. Want Mijn erbarmen en Mijn Liefde gaan uit naar al Mijn schepselen, die Ik wil helpen zalig te worden. Wie Mijn genade aanneemt zal gelukzalig worden, maar wie ze afwijst is voor eeuwige tijden reddeloos verloren, omdat niemand zonder Mijn hulp aan de geestelijke dood kan ontsnappen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4831 Belijden voor de wereld - Het uitspreken van de naam Jezus
6 februari 1950: Boek 55
Kom openlijk voor Mij uit en aarzel niet mijn naam vaak uit te spreken als uw standpunt tegenover het geloof en tegenover Mij wordt gevraagd. Want het belijden met het hart trekt Mij zelf aan uw zijde. En dan valt elke vrees van u af en spreekt u openlijk en zonder schroom over geloofszaken, over mijn leer, over mijn werkzaam zijn bij en in u zelf en ook over de toekomst. U haalt dan een muur neer, de muur van het stilzwijgen, waarachter zich veel verbergen kan en die daarom geschikt is de waarheid te verhullen. Spreek zonder vrees, waar het ook mag zijn. Want Ik zelf leid u daarheen waar u wordt opgeroepen voor Mij uit te komen. Het duurt niet lang meer totdat de wereld u zal bespotten die nog gelooft in een God, in een leven na de dood. Want de wereldse mensen vallen steeds meer af en alles wat voor hen niet zichtbaar of tastbaar is, is voor hen onwerkelijk. Er vormt zich een openlijke vijandschap van deze wereldse mensen ten opzichte van de gelovigen, die als voortdurend doelwit voor aanvallen zich nauwelijks tegen vijandelijkheden kunnen beschermen. Maar dit moet u niet bang maken. Het moet zo gebeuren, omdat de tijd is vervuld waarin een scheiding plaatsvindt van de mijnen en de aanhangers van mijn tegenstander die probeert elk geloof in Mij te verstikken en aan wie ze zijn gebonden.
Weet echter, dat Ik zelf bij u ben, zowel in de geest als ook zichtbaar waar het nodig is. Weet dat u veel sterker bent dan die anderen, al mogen ze u ook in aantal de baas zijn. Want als Ik aan uw zijde zal strijden, zult u nooit kunnen worden overwonnen. Maar u zult openlijk en zonder vrees voor Mij moeten opkomen, opdat de vijand zal beseffen Wie u van kracht voorziet. Want het zal duidelijk zichtbaar zijn dat u buitengewone hulp ondervindt. Spreek alleen in vol geloof mijn naam uit als u bedreigd wordt. Stel mijn naam tegenover uw aanvallers. Roep Mij met uw hart en uw mond en vrees geen aardse macht, en allen die van goede wil zijn, die van Mij willen zijn, zal Ik kracht verlenen zoals Ik het heb beloofd. In de naam van uw goddelijke Verlosser hebt u een wapen dat waarlijk niet kan worden overtroffen, omdat degene die in de eindtijd het geloof in Mij opbrengt, al mijn liefde bezit. En wie Mij belijdt voor de wereld, die bewijst Mij ook zijn onwankelbaar geloof en om hem bekommer Ik Me in het bijzonder.
U zult er zeer spoedig toe worden gedwongen te belijden of af te wijzen. Word dan niet bang voor wereldse macht, maar denk alleen aan mijn woorden: Wie Mij voor de wereld belijdt, die zal Ik ook voor Mijn Vader belijden. U zult worden gedwongen te beslissen voor Jezus Christus of tegen Hem. Kom dan met vreugde voor Hem uit, want alleen door Jezus zult u bij Mij kunnen komen. Alleen door het geloof in Zijn verlossingswerk en Zijn hulp zult u dichter bij Mij kunnen komen, bij de Vader wiens liefde zich met allen wil verenigen zoals ze zich heeft verenigd met Jezus die door Zijn grote liefde de wereld heeft verlost van de zonde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4861 Overal weerklinkt de Stem van GOD De ernst van de tijd
21 maart 1950: Boek 55
U leeft in een buitengewoon ernstige tijd en u wordt daar ook voortdurend op gewezen, daar het niet om de aardse ontwikkeling van het wereldgebeuren gaat maar om de geestelijke ontwikkeling van de mensen. U moet leren inzien dat de mensen zich in gevaar bevinden en staan in 't aangezicht van het aanstaande einde.
U moet het zelf toegeven dat ongewone gebeurtenissen uw gedachten op geestelijke problemen richten, en u moet ook toegeven dat de aanwijzingen over het einde overeenstemmen met alle voorspellingen die het einde betreffen. Daarom moet u deze voorspellingen ook in acht nemen en dankbaar denken aan HEM, DIE u waarschuwt en vermaant. U moet dus elke aanwijzing ernstig nemen en inzien dat al het aardse gebeuren (rampen, catastrofen, ziekten, experimenten, oorlogen etc. =opm.v.d.uitg.) in verband staat met het ontwikkelingsproces van de mensheid.
U moet weten dat elke gebeurtenis slechts een middel is om de mens aan te sporen tot zielearbeid, opdat hij vrijwillig naar GOD streeft. En deze tijd is daarom zo ernstig, omdat de gevolgen van de aardse levenswandel voor de mens van de grootste betekenis zijn. Want de verzuimde of verkeerd gebruikte tijd is niet meer in te halen, terwijl de verantwoording niemand bespaard blijft.
Alle vermaningen en waarschuwingen zijn alleen op zo'n manier mogelijk dat ze geen dwang tot geloven betekenen. Zij wijzen wel op het einde en op de Schepper en Behouder van alle dingen, maar bewijzen niets. En daarom zijn er slechts weinig mensen die in deze tekenen het daarop volgende einde erkennen en zich nu, in het bewustzijn van de geestelijke nood, geheel aan GOD toevertrouwen. En deze weinige moeten spreken van GOD en Zijn rijk en moeten proberen hun overtuigd geloof tot de medemensen over te brengen, en zij moeten te allen tijde in verbinding blijven met hun VADER van eeuwigheid. Zij moeten de vermaningen en waarschuwingen aanvaarden, om ze dan door te geven aan hen, die nog ver van GOD verwijderd zijn.
Wie dus ogen heeft om te zien die moet ook kijken, en wie oren heeft om te horen moet ook luisteren. Overal weerklinkt de Stem van GOD en overal is ZIJN werken te constateren. Overal worden de gedachten van de mensen vanuit den hogen beïnvloed, maar hun wil is vrij. En op geen mens oefent GOD dwang uit, zelfs dan niet als een buitengewone belevenis het ingrijpen van GOD laat zien. De afstand tot het einde wordt steeds kleiner en het aantal tekenen van de eindtijd zal steeds groter worden. Voor ieder mens wordt daardoor het geloven gemakkelijker gemaakt, want als zijn wil goed is zal hij zich voor deze aanwijzingen niet doof houden.
GOD werkt met Zijn genade overal in de wereld en overal flitsen kleine lichtjes op waarvan de stralen doordringend kunnen zijn, als zij niet verduisterd worden door de mens zelf. Door zijn onwil zich aan de werking van deze stralen (het licht der waarheid =opm.v.d.uitg.) over te geven. En gezegend is hij die zulk een lichtstraal volgt en zo de tijd van het einde niet in geestelijke duisternis behoeft door te brengen. Want hij zal dan met zekerheid de juiste weg volgen die tot het doel voert, die tot GOD voert, zijn VADER van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4871 De vereniging met God - Het doel van de mens
31 maart 1950: Boek 55
Uw doel moet zijn de vereniging met Mij. Weet u wat dat betekent, één te zijn met uw Vader van eeuwigheid? Net als Hij te kunnen scheppen en vormgeven in kracht en wijsheid en onophoudelijk werkzaam te kunnen zijn voor het nog onvolmaakte geestelijke? En gelukzalig te zijn voor eeuwig?
Het leven dat voorbij is, zal u voorkomen als een moeilijke droom, die u echter niet meer bang maakt maar u alleen de liefde van de Schepper voor Zijn schepselen laat zien, die u leidde door eindeloos vele etappes waarin u rijper moest worden. En in het besef van dat wat u nu bent in het lichtrijk, zult u vervuld van dankbaarheid en vol liefde naar Mij opzien, die u nu nabij ben en u mateloze gelukzaligheden bereid.
Met Mij verenigd te zijn wil zeggen volmaakt te zijn, zoals u in het begin was geschapen, voordat u zondig werd. Deze volmaaktheid te bereiken is het hoogste doel van de mens op aarde, omdat het de voorwaarde is voor een gelukzalig leven in het licht. En het enige middel om dit te bereiken is de liefde, die al het onvolmaakte verteert en een voor licht ontvankelijke en goddelijke ziel vormt die mijn uitstraling in zich op kan nemen en - als ze erdoor wordt geraakt - onbeschrijfelijke gelukzaligheden ondervindt. Het overdragen van mijn liefde op het wezen is het toonbeeld van gelukzaligheid en dus een voorrecht van het volmaakte dat niet meer van Mij is gescheiden maar dat zich geheel heeft verenigd met Mij.
Deze overdracht van kracht omvat echter al het overige: het inzicht in de waarheid, licht en kracht, zodat het wezen dus in de wijsheid staat en de hem toestromende kracht goed benut, zodat het dus volgens de wil van God kan scheppen en het geschapene tot leven kan brengen. Dus worden voor het wezen alle rechten van het kind werkelijkheid. Het kent geen begrenzing, het is overal van op de hoogte en zijn kracht stelt hem in staat werkzaam te zijn volgens mijn wil die nu ook zijn eigen wil is, zodat elke bezigheid het wezen gelukkig stemt, omdat het voor Mij werkzaam is en het in mijn liefde de rijkste beloning vindt. Het wezen verlangt vurig naar mijn liefde en Ik vervul voortdurend zijn verlangen en zijn gelukzaligheid kent geen grenzen.
De vereniging met Mij is alleen door de liefde te bereiken, omdat de liefde het doeltreffendste vuur is dat alle harten doet smelten en al het onzuivere loutert en ook het troebele helder maakt. De liefde is het oplosmiddel en tegelijk ook het bindmiddel. Ze verbreekt de druk van de onvrijheid, de keten van de zonde en ze smeedt de band tussen het schepsel en Mij die onlosmakelijk is tot in alle eeuwigheid. En wie eenmaal de band met Mij is aangegaan, die blijft ook met Mij verbonden, want zodra de kracht van mijn liefde hem eenmaal heeft doorstroomd, is hij onvermijdelijk mijn eigendom geworden dat Ik nooit aan mijn tegenstander afsta. Wie in staat is zich van mijn tegenstander los te maken, is al in mijn bezit overgegaan en heeft zich waargemaakt als mijn kind en hij kan nu voortdurend in de nabijheid van de Vader verblijven, die het nooit weer uit Zijn nabijheid zal verbannen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4889 Verwijzing naar het einde
4 mei 1950: Boek 55
Er is u nog een korte termijn gegeven. Steeds weer zeg Ik u dit, want uw geloof is zwak en u wilt niet zien dat u in de eindtijd leeft en bijgevolg Mijn waarschuwingen en aanmaningen aan u zijn gericht. Maar u moet het geloven, want van uw geloof hangt het af hoe u de laatste tijd benut voor uw ziel en uw vooruitgang. Wat u zonder geloof doet, doet u alleen voor de wereld. Maar deze zal vergaan en al uw moeiten zullen vergeefs zijn. Alle goederen zullen vergaan en er zal niets voor u achterblijven waar u nut van hebt in de eeuwigheid. Alleen dat, wat niet van deze wereld is, zal van u blijven; alleen de schatten die u geestelijk hebt verzameld, zullen voor u behouden blijven. Gelooft u nu aan een spoedig einde, dan zult u niet meer bezig en werkzaam zijn voor deze wereld, voor het lichaam en zijn behoeften. Veeleer zult u zich eerst om de toestand van uw ziel bekommeren, dat hij verbeterd wordt, en dus zult u werken voor uw eeuwige leven.
De wereld houdt u van deze arbeid af. De wereld probeert u te boeien met aardse vreugden en verlokkingen van allerlei aard. En steeds heeft het vervullen van aardse wensen een verslappen van geestelijke arbeid tot gevolg, dus verlies van geestelijke schatten die blijvend zijn. Daarom waarschuw Ik u voor de wereld. Schenk er niet meer aandacht aan dan noodzakelijk is voor uw aards bestaan. Zoek haar niet. Integendeel, mijd haar waar het mogelijk is. Ken haar geen andere waarde toe dan dat ze het noodzakelijke middel is voor uw rijp worden op aarde en laat haar niet zegevieren over u, maar streef ernaar dat u hoog boven de wereld staat. En u zult het kunnen, zodra u het geloof in u levend laat worden, dat het einde nabij is.
Weet, dat Ik Zelf tot u spreek, uw God en Vader van eeuwigheid. En weet, dat elk Woord waarheid is, omdat Ik het u zeg. En zorg daarom alleen voor de huidige dag en bekommer u niet om wat er morgen is. Want het zijn nutteloze zaken die u bezorgd maken en alleen één ding is belangrijk: geestelijk te rijpen en zich geestelijk voor te bereiden op de eeuwigheid. Deze zorgen zult u steeds als eerste moeten laten gelden, dan zult u geen einde hoeven te vrezen. U zult het rustig en kalm tegemoet zien en voorbereid zijn op Mijn komen aan het einde van de tijd die u nog verleend is om uzelf te verlossen uit de boeien van de satan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4909 “Ik zelf ben het woord” - Evangelie van de discipelen
4 juni 1950: Boek 55
Verdiep u in het evangelie dat Ik u van boven doe toekomen en u zult inzien dat dit hetzelfde is als dat mijn discipelen hebben neergeschreven die dat deden in mijn opdracht. Steeds ben Ik het die tot u mensen spreekt als u mijn woord in ontvangst neemt, waar het ook is. Ik heb door mijn leerlingen tot de mensen gesproken en spreek ook nu nog, omdat mijn liefde niet beperkt is en bijgevolg ook mijn woord niet beperkt. Dus de uitstraling van mijn liefde die door mijn woord tot uitdrukking komt, houdt nooit op, wat voor u mensen wel begrijpelijk zal zijn wanneer u weet wat mijn woord oorspronkelijk is.
Ik zelf ben het woord. En dat moet voor u al het bewijs zijn dat Ik Me niet heb vastgelegd in letters en dat mijn woord altijd en eeuwig aan het geestelijke wordt toegezonden dat zich als mens op de aarde heeft belichaamd. Wel blijft mijn woord eeuwig hetzelfde omdat het als de enige waarheid van Mij uit nooit kan worden gewijzigd, maar u mensen verandert het door uw wil. U geeft mijn woord een andere betekenis zolang u nog niet door de geest verlicht bent. En alleen daarom moet Ik steeds weer mijn zuivere woord naar de aarde leiden, opdat mijn woord vervuld zal worden: hemel en aarde zullen vergaan, maar mijn woord blijft bestaan in alle eeuwigheid. Mijn woord, het zuivere evangelie uit de hemelen dat voor u steeds weer getuigenis aflegt van Mij en mijn liefde.
Zolang u mensen nog onvolmaakt bent, zult u niets volmaakts laten zoals het is. Veeleer zult u het steeds proberen te veranderen, juist door uw onvolmaaktheid. Dit is een natuurwet, dat niets zo zuiver blijft bewaard zodra het in een onzuivere omgeving komt. En de menselijke wil is veel meer op het onvolmaakte gericht en zal steeds omlaag trachten te trekken wat boven hem staat. Toch is het de vrije wil die van Mij uit onaantastbaar blijft, zodat het dus onvermijdelijk is dat Ik mijn leer nooit zuiver kan behouden. Maar steeds weer zend Ik de zuivere leer naar u die daarnaar verlangt.
Nooit zullen mensen zich de misvormingen van mijn oorspronkelijk zuivere leer bewust zijn, die niet zelf het diepste verlangen naar de waarheid hebben. Anders zou de dwaling niet zo verbreid zijn. En dezen nemen ook niet aan wat hun in liefde door Mij wordt aangereikt, want ze zijn blind van geest. Ze houden zich aan de letter en zijn onaangeraakt door de geest van mijn woord. Nooit zal Ik tot het uiterste gaan en nooit zal Ik ophouden de mensen de uitstraling van mijn eeuwige liefde te doen toekomen. En daarom zal Ik nooit ophouden zelf in het woord tot de mensen af te dalen, wat Ik u heb beloofd met de woorden: Ik blijf bij u tot aan het einde der wereld.
Wanneer Ik dus zelf bij u vertoeven wil, dan zult u Mij ook moeten kunnen vernemen. Want Ik ben leven, Ik ben kracht en dus ook het woord van eeuwigheid dat leven en kracht, licht en liefde tot uitdrukking brengt. Voor u mensen wil Ik niet de verre God zijn die u in Mij ziet. Ik wil voor u een Vader zijn, steeds dichtbij en altijd bereid u woorden van liefde te geven als u ze zult willen vernemen. Zoals Ik eens tot de mensen heb gesproken toen Ik op aarde wandelde, zoals Ik tot mijn discipelen sprak na mijn hemelvaart, in welke Ik in de geest verder werkte zoals tevoren op aarde, zo wil Ik ook steeds tot de mensen spreken als tot mijn kinderen. Ik wil hun woorden van liefde en wijsheid overbrengen om Mij aan hen bekend te maken als God, Schepper en Vader van eeuwigheid. En daarom zal Ik nooit ophouden in het woord bij mijn mensenkinderen te zijn. En Ik zal hun toch alleen hetzelfde overbrengen wat ook mijn leerlingen als evangelie van Mij hebben ontvangen, omdat het de zuivere waarheid is die behouden moet blijven, ook wanneer hemel en aarde vergaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4919 Deemoed - Arrogantie - Gevaar
22 juni 1950: Boek 56
De deemoedige schenk IK Mijn genade - de verwaande onttrek IK haar - want de verwaandheid verstikt de liefde, terwijl de deemoed liefde wekt. En daarom komt ook de deemoedige Mijn hele Liefde toe die hem nu met genade zonder mate overstelpt. Voelt de mens liefde in zijn hart voor zijn medemens, dan kan hij tegenover hem niet aanmatigend zijn, maar beschouwt hem als zijn broeder en hij is hem van dienst uit liefde. Daarom zal ook de deemoedige werken van naastenliefde verrichten waarvoor IK hem zegen en beloon - weer met Mijn Liefde en Genade.
Wie arrogant is, diens hart is hard en gevoelloos, hij is niet behulpzaam, maar hij wil heersen en wordt daarom door MIJ niet aangezien, omdat dit gevoel - de begeerte om te heersen - aanleiding was van de afval van weleer van MIJ - die alleen door diepe deemoed tegenover MIJ kan worden goedgemaakt, bijgevolg de deemoed ook terugkeer naar MIJ betekent.
Het geestelijke was diep gezonken door arrogantie - in het stadium als mens heeft het echter weer een bepaalde hoogte bereikt, waarbij nu echter het grootste gevaar bestaat weer in hoogmoed te vervallen, zichzelf iets aan te matigen, wat tegenover de medemens tot uitdrukking komt in liefdeloosheid. Dat de mens zich door de hoogmoed ook van alle hulpmiddelen berooft om opwaarts te klimmen, dat hij daardoor Mijn genade verspeelt, is het grootste gevaar, waarop IK u steeds opmerkzaam maak, opdat u niet weer in de diepte stort door eigen schuld. Alles wat verwaand is, hoort nog bij Mijn tegenstander, die volhardt in de grootste weerstand tegen MIJ en meent MIJ ten val te kunnen brengen. Als eens de hoogste lichtdrager werd hij tot Mijn tegenstander, omdat hij zich boven MIJ verhief - hij geloofde zich boven MIJ te kunnen stellen en stortte zo in de diepste afgrond.
De verwaandheid is de eerste schrede naar een bodemloze val - de deemoed daarentegen de ladder die omhoog leidt, de zekerste brug naar MIJ - want wie IK Mijn genade schenk, bereikt zeker zijn doel, omdat Mijn genade hulp betekent, Mijn bijstand en Mijn leiding.
Denk aan uw zonde van weleer, die u van MIJ scheidde, denk aan Mijn overgrote Liefde, Die u tot Mij wil trekken - denk aan uw zwakheid en onvolmaaktheid en denk aan de grote afstand waarin u zich bevindt, dan zult u in diepste deemoed uw hoofd buigen en verlangend uw handen naar MIJ uitstrekken en dan pak IK u vast met Mijn Liefde en genade en geef u alles wat u nodig hebt om de afstand tot MIJ te verkleinen - om tot MIJ te komen van WIE u eens bent uitgegaan.
Doch wee, wanneer u zich nooit bewust wordt van de afstand tot MIJ, wanneer u meent te verheven te zijn om tot MIJ te bidden in diepste deemoed - dan kan er geen genade tot u komen, dan bent u nog in de macht van hem die u ten val bracht, dan kunt u nooit vrij worden van de zonde van arrogantie van weleer, want zonder Mijn Genade kunt u nooit ofte nimmer zalig worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4957 Liefde voor de wereld - Ziekte Niemand kan twee heren dienen
27 augustus 1950: Boek 56
De liefde voor het wereldse is een sluipende ziekte die zeker tot een geestelijke dood voert. Daarom kunt u wel begrijpen dat uw Hemelse VADER heel vaak naar pijnlijke middelen moet grijpen, om u van deze dood te redden. Om te zorgen voor uw geestelijke genezing, om u aan te sporen afstand te doen van wereldse vreugden - opdat u eeuwig zult leven.
Het zou een vals medelijden zijn als IK voor zulke middelen zou terugschrikken, om u niet te laten lijden gedurende uw aardse leven. Het zou een schijnliefde zijn die u geen zegen zou kunnen brengen, maar alleen verderf voor uw ziel. Mijn Wijsheid ziet echter vooruit en Mijn Liefde probeert u te helpen.
Dat u de wereld op moet geven om MIJ te winnen is onvermijdelijk. En wanneer u die niet vrijwillig opoffert, moet IK van u nemen waar uw hart aan hangt. Daarom moet u zo vaak op aarde lijden, ofschoon uw levenswandel niet uitgesproken slecht is. Doch u bent nog vervuld van een onjuiste liefde, van de liefde voor de materie, van een liefde die eerst juist gericht moet worden - wil zij u gelukkig maken. En zolang u die liefde niet uitroeit uit uw hart heb IK daarin geen plaats, want waar IK vertoef, moet al het verlangen naar het aardse overwonnen zijn.
En weer moet IK zeggen: "Niemand kan twee heren dienen!" IK neem geen genoegen met een gedeelde liefde. Mijn tegenstander echter, de vorst van de wereld, laat het ook niet toe dat u hem niet het alleenrecht geeft over uw ziel. En zo moet de mens noodgedwongen beslissen voor MIJ - of voor hem. Zolang hij echter de wereld begeert, betreft zijn beslissing degene die hem omlaag trekt in het verderf. Hij geeft u overvloedig gedurende het aardse leven, maar na de dood staat u in de bitterste armoede aan de ander zijde - en kwelling en duisternis is uw lot.
Mijn Gaven echter zijn op aarde niet erg verleidelijk, want ze bestaan uit geestelijke waarden, die u, mensen tijdens uw aardse leven niet erg aantrekkelijk toeschijnen, daarentegen na uw dood betekenen ze een onmetelijke rijkdom, die u gelukkig stemt en tot kinderen van het lichtrijk maakt voor eeuwig. IK bied u onvergelijkelijk meer dan Mijn tegenstander, maar zijn gaven betoveren u en maken u begerig daarnaar.
Maar denk aan het leven nà de dood. Denk er aan dat u het uur van uw heengaan niet kent, dat dit echter heel dichtbij kan zijn en u dan alles verliest wat u aan aardse goederen bezit. Dan moet u het uur van de dood vrezen. Doch u zult er naar verlangen als u zich geestelijke schatten heeft verzameld, als u afstand doet van aardse goederen, om door MIJ aangeboden gaven daarvoor in de plaats te stellen. Dan verlangt u naar het uur van de dood want u weet, dat dan het uur van binnengaan in het eeuwige leven is gekomen omdat u de aarde verlaat. Als een vluchtig ogenblik zal het aardse leven u voorkomen, en toch is het beslissend voor de gehele eeuwigheid.
Daarom moet u het begrijpen wanneer IK de mensen beproef met allerlei plagen, wanneer IK alles van hen wegneem wat hun begerenswaardig lijkt. Het is niet wreedheid, maar Liefde en Wijsheid, die zeer wel inziet dat en waarom u mensen in gevaar bent, en Die u uit dit gevaar wil redden.
Wie lijden moet die mag zich ook door MIJ bemind weten, maar wie bij alle overvloed van het leven aardse goederen worden gegeven, die is reeds onderworpen aan Mijn tegenstander - want IK ken zijn wil en IK dwing hem niet tot verandering van wil. Doch ook deze mensen kom IK tegemoet door hun medemensen die hun harten moeten ontroeren, opdat zij worden tot liefde, dan is ook voor hen nog de redding verzekerd. Zijn echter hun harten verhard, dan zal hun luxueus leven steeds duidelijk aan het licht treden, want de "heer van de wereld" geeft hun rijkelijk. Zij hebben hun ziel verkocht terwille van aardse goederen en de geestelijke dood staat voor hen vast.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4969 Licht - Schaduw van de dood - Verblindend licht - Ziekte en leed zijn hulp van God
19 september 1950: Boek 56
Wie niet onder de indruk is van mijn woord, die staat in de schaduw van de dood. Hij herkent het licht niet omdat hij bewust zijn ogen sluit, omdat hij de duisternis verkiest en dus het licht de toegang blokkeert. Hij houdt zijn blik op de wereld gericht, vanwaar voortdurend dwaallichten opflitsen en zijn ogen verblinden, zodat hij het zachte licht dat uit het geestelijke rijk straalt niet ziet of hij schenkt er geen aandacht aan ter wille van het wereldse. Al het aardse neemt hem in beslag. En treedt hem nu een bode van het licht tegemoet met mijn woord, dat hem aanraadt de wereld te overwinnen, af te zien van aardse goederen ter wille van het heil van zijn ziel, dan keert hij zich onwillig af omdat het leven van de ziel hem niets zegt, omdat hij de wereld niet wil opgeven, omdat hij zich er goed in voelt, en dus gaat hij de geestelijke dood tegemoet.
Mijn woord zou hem geestelijke schatten kunnen opleveren. Mijn woord zou hem een licht kunnen geven dat zijn ziel weldadig beroert. Mijn woord zou hem kunnen opwekken tot het eeuwige leven, maar hij is een prooi van de wereld en zoekt en begeert alleen wat zijn lichaam welbehagen verschaft. Het blijft duister in hem, ondanks het schijnlicht van de wereld. Daarom wil Ik hem helpen de wereld te leren verachten, doordat Ik hem ook haar goederen als onbestendig en waardeloos presenteer, doordat Ik ook zijn lichaam zwak laat worden en hem het einde van zijn leven voor ogen houd. Ik laat ook dat, wat de mens het meest begerenswaardig toeschijnt, aftakelen en teloorgaan. Ik laat de mens in aardse nood en benauwenis geraken. Ik laat hem leed en ziekte dragen en Ik laat hem inzien dat de wereld hem geen hulp biedt. Ik laat het toe dat de mens van aardse hoogte neerstort, dat op grote rijkdom armoede volgt, steeds alleen met het doel dat hij de waardeloosheid en onbestendigheid leert inzien van datgene wat hij begeert. En Ik laat hem steeds weer kennismaken met mijn woord, opdat hij hierin vervanging zal zoeken en vinden voor dat wat hij aards heeft verloren. Ik laat hem in duisternis geraken, waar geen schijnlicht meer straalt, opdat hij het zachte licht van boven ziet en zich er naartoe keert, opdat hij uit de nacht van de dood wegvlucht naar het licht van het leven.
En daarom zal op aarde het leed nooit ophouden, omdat Ik steeds weer die mensen naar Mij toe wil trekken, die nog ver van Mij verwijderd zijn en onderdanig aan de vorst van de wereld, maar wier levensloop spoedig ten einde is zonder de ziel het resultaat te hebben opgeleverd ter wille waarvan ze op de aarde is belichaamd. En Ik laat overal een licht stralen in de duisternis. En wie zich door zijn zachte schijnsel zal laten bestralen, die zal eerst uit de duisternis in een schemerlicht worden verplaatst. Het zal hem goed doen en in hem zal het verlangen naar licht groeien. Mijn woord zal zijn hart beroeren. Hij zal het herkennen als liefdevol woord van de Vader, als enige weg naar het leven. En uit de schaduw van de dood zal zijn ziel het land van het licht, het eeuwige leven binnengaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
4993 Geestelijke dwang - Dogma
2 november 1950: Boek 56
Het grootste gevaar voor een mens is de geestelijke dwang die hem hindert bij het verkrijgen van inzicht en bij het uit vrije wil bepalen van zijn richting. Ieder mens is een individu, dat zich moet vormen tot volmaaktheid. Ieder mens is daarom ook verantwoordelijk voor zijn levenswandel, die nodig is om een bepaalde graad van volmaaktheid te bereiken. En ieder mens moet daarom vrij kunnen beslissen, hij moet voor Mij getuigen van zijn wil. Deze getuigenis verlang Ik, want Ik ga er niet mee akkoord dat een mens voor zijn medemensen de richting van hun denken, willen of handelen bepaalt. De vrijheid van wil van ieder mens moet onaantastbaar zijn. Ze wordt echter aangetast wanneer een wilsrichting wettelijk wordt vastgelegd en de mens nu door beloftes of bedreigingen ertoe wordt gebracht deze richting op te gaan.
Maar zo'n wilsdwang zal Ik nooit of te nimmer goedkeuren, zelfs al treed Ik er niet openlijk tegen op om juist geen dwang op de wil uit te oefenen. De mens is een denkend individueel wezen, dat Ik het vermogen heb gegeven vrij te kunnen willen en denken en wel alleen met het doel zelf te beslissen in het laatste stadium van zijn geestelijke ontwikkeling op aarde, en dat dan ook zijn loon ontvangen zal in de eeuwigheid, beantwoordend aan de beslissing van zijn wil. Wel is het goed en ook door Mij gewild dat een mens zijn medemensen op de hoogte brengt van het gevolg van zowel een juist gebruikte als een verkeerd gebruikte wil. Het is door Mij gewild dat de mensen opheldering ontvangen over de verhouding waarin de mens tot Mij, zijn Schepper, staat. Doch het volstaat wanneer hij juist wordt onderricht, dat hem de goddelijke liefdesleer wordt gebracht en hij ook wordt aangespoord de onbaatzuchtige naastenliefde te beoefenen. Maar alles moet zonder dwang gebeuren.
De mens moet dus onderricht worden, maar er niet toe gedwongen worden een aan hem overgebrachte leer aan te nemen, omdat hij zijn wil moet gebruiken naar eigen goeddunken en aandrang. Ik gaf de mensen de vrije wil, u echter neemt deze van hem af en gebruikt uw wil dus verkeerd, ofschoon u gelooft voor Mij en in mijn opdracht te werken. Nooit heb Ik mijn apostelen de opdracht gegeven mijn leer als geloofsdwang te verbreiden, omdat een geloof onder dwang nooit een geloof kan zijn dat heilzaam is voor de positieve ontwikkeling van de ziel. Altijd vraag Ik van de mensen alleen maar in Mij te geloven als hoogst volmaakt Wezen. Ik vraag alleen maar te geloven in mijn almacht, wijsheid en liefde en in de kracht van de liefde.
Want als u dit gelooft zult u zelf de kracht van de liefde ondervinden en dan al het andere wat er nodig is te geloven vanzelf inzien. Want dan werkt mijn geest in u, die u naar waarheid onderricht. Maar een gedwongen geloof levert u geen volmaaktheid op. Een gedwongen geloof zal ook zelden levend worden en aan een gedwongen geloof kan Ik geen waarde toekennen als vrije wilsbeslissing, omdat dan de vrije wil nog niet werkzaam werd in u, maar u zich alleen volgens uw opvoeding uitspreekt voor een geloofsrichting zonder die goed te hebben onderzocht op haar waarde of waardeloosheid. Wat Ik van u vraag te geloven is dat u alleen maar door de liefde zalig kunt worden.
Maar ook dit geloof moet u zelf verwerven. U kunt wel de leer daarvan aannemen, u moet echter eerst de liefde beoefenen om in uzelf er zeker van te zijn dat de liefde de verlossende kracht is. En pas deze innerlijke overtuiging is het geloof dat tot leven wekt, omdat het in vrije wil werd verkregen. Doch iedere dwang is een teken van onvolmaaktheid, omdat iedere dwang strijdig is met de vrijheid, die het geestelijke wezen echter in het allereerste begin eigen was en die het daarom ook moet terugwinnen om zalig te worden. Hoe kan een dwangmaatregel als in overeenstemming met mijn wil worden beschouwd, die de mens de geestelijke vrijheid ontneemt, wanneer hij in zekere zin "plichtmatig" iets geloven moet wat van Mij uit vraagt om volledige vrije overweging en acceptatie? Ik als hoogste Wetgever heb, op het gebod van de liefde na - dat ook de tien geboden van Mozes omvat, dat echter ook alleen dan vervuld wordt wanneer de liefde vrijwillig beoefend wordt - u mensen geen verder gebod gegeven, omdat zoiets tegen Mij zelf zou getuigen of de vrije wil van de mens twijfelachtig liet worden. De mensen echter matigen zich aan wetten uit te vaardigen zonder daartoe de bevoegdheid te hebben. En daarmee tasten ze de vrije wil van hun medemensen aan.
Iedere wet is dwang en iedere dwang is tegengesteld aan mijn wil. Zodra de mens niet zelf vrij kan denken, zodra hij een leer geloven moet, is zijn wilsproef waardeloos. Want hijzelf moet beslissen, maar geen beslissing nemen onder dwang. En dwang is iedere dogmatische leer, ongeacht of ze volgens de waarheid is of niet. Ieder dogma doet dus de vrije wil geweld aan. De wil is onvrij op het moment van een geestelijke beslissing, omdat deze hem al is voorgeschreven en ogenschijnlijk alleen vermeden kan worden door het begaan van een zonde. Maar van mijn kant heeft ieder mens het recht van vrije wilsbeslissing. Ik vraag hem alleen na te denken over wat er van hem wordt verlangd te geloven. En kan hij het niet met overtuiging aannemen ondanks nadenken, dan reken Ik hem dit niet als zonde aan. Wel echter zondigt hij, wanneer hij een leer met de mond belijdt zonder zijn hart te hebben geraadpleegd. Want ieder mens is alleen verantwoordelijk voor zichzelf en het is een aanmatiging, wanneer één mens het geloof van vele duizenden wil bepalen door een gebod, zoals een dogmatische leer altijd kan worden beschouwd. Niets van wat de wilsvrijheid van de mens aantast, kan ooit mijn instemming vinden. Want Ik zelf overreed de mensen niet eenmaal om de waarheid aan te nemen, als hun eigen wil er niet naar verlangt. Wel onderricht Ik de mensen voortdurend en doe Ik hen de zuivere waarheid toekomen, maar het staat ieder vrij haar aan te nemen of af te wijzen. En zo moet ook u uw medemensen alleen maar onderrichten in alle liefde, maar steeds alle vrijheid van een beslissing aan hen zelf overlaten omdat een geloof vanuit dwang voor Mij niet telt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5021 Wie zich zelf verheft - Aanmatiging - Huldiging
15 december 1950: Boek 56
Wie zich zelf vernedert, zal verheven worden: Maar wie zich zal laten eren door zijn medemensen, diens loon zal in het hiernamaals waarlijk gering zijn, want hij heeft zijn loon al ontvangen. U, mensen bent toch alleen maar daarom op aarde, omdat u nog onvolmaakt bent, anders zou u al in het rijk van de gelukzalige geesten zijn binnengegaan dat de graad van volmaaktheid vooropstelt. Maar als u onvolmaakt bent, hoe zult u dan eerbetoon mogen verlangen van de medemens? Hoe zal u zich kunnen laten eren, die zich voor Mijn Ogen nog niet staande zou kunnen houden als IK u plotseling wegroep van deze wereld?
Wie zichzelf vernedert, zal worden verheven. Dus stelt een verheven worden in Mijn rijk bijgevolg een diepe deemoed voorop, die u niet alleen aan MIJ, maar ook tegenover de medemensen zult moeten tonen, waarmee helemaal niet een onderworpen zijn en 'n kruiperige dienstbaarheid moet worden verstaan. Maar nooit zult u, mensen u verheven mogen voelen boven de medemensen.
Wat u (van anderen) onderscheidt aan geestesgaven, wat u aan talenten, levendig verstand of andere vermogens bezit, is niet uw verdienste, integendeel u gegeven door uw Schepper en VADER, al naar uw bestemming op aarde. Dus zullen deze gaven u niet verwaand moeten laten worden, veeleer alleen maar dankbaar tegenover HEM DIE u zo rijk heeft voorzien. U moet u echter toch van het volgende bewust blijven: dat uw ziel nog onvolmaakt is en alleen zij is het die het lichaam overleeft; dat dus alle aardse gaven vergaan, zoals u zelf eens vergaat en er buiten uw ziel niets overblijft dat u het recht geeft, arrogant te zijn: Daarom is het op aarde niet gepast dat aan een mens overdreven eer wordt bewezen, dat de mensen, die zijn broeders (en zusters) zijn, voor hem buigen of hem dienend aan de voeten liggen. Het betaamt niet dat een mens zich zo laat eren, dat dit hem tot een koning verheft, als zo'n heerschappij hem niet is opgedragen door MIJ. Want zelfs iedere aardse heerser moet voor zijn onderdanen als liefdevolle, vaderlijke machthebber gelden, wil hij hun liefde voor zich winnen en niet alleen gevreesd zijn. Dan zal van zelf iedere onderdaan hem ook de eer bewijzen die hem toekomt: Deze is echter als aardse machthebber door Mijn Wil boven de mensen geplaatst. Maar ook zijn aanmatiging is geen deugd, maar een zwakheid en een fout voor Mijn Ogen.
U, mensen bent allen voor MIJ qelijk en onder elkaar zult u als broeders moeten zijn, de een zal de ander in liefde moeten dienen, dan bent u op de aarde als Mijn ware kinderen en blijft deemoedig van hart. Want steeds zal u zich Mijn weg over de aarde moeten voorstellen, hoe IK midden onder de mensen wandelde met Mijn leerlingen, die IK als een Broeder en Vriend terzijde stond en die IK dus ook broederlijk onderrichtte. Alle Macht stond MIJ waarlijk ter beschikking en IK kon MIJ alles verschaffen, aardse rijkdom en aanzien van de wereld: IK zou hebben kunnen heersen als een koning en alle eer en aanzien voor MIJ opeisen, maar IK zag het hoge niet, IK zag alleen maar het ellendige en zwakke en boog ME ernaar toe. Want IK kende geen verwaandheid en zocht geen eer en roem van mensen. IK gaf alleen maar Liefde en verlangde ook slechts liefde van de mensen. En wie MIJ wil navolgen, moet in liefde dienen, maar nooit in macht willen heersen. Dan pas kan hij over het grote worden gesteld in Mijn rijk, wanneer hij zich op aarde zelf heeft vernederd net als IK.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5077 De wederkomst van de HEER - De tegenwoordige tijd - De getuigen van de nieuwe aarde
2 maart 1951: Boek 57
U allen zult getuigen zijn van Mijn Kracht en Heerlijkheid en u zult Mijn wederkomst beleven, ten dele lichamelijk en ten dele geestelijk. Want de tijd neigt nu naar het einde en alles zal zeker geschieden zoals IK het u steeds weer heb verkondigd.
U zult Mijn wederkomst meemaken en daarvan getuigen in het paradijs op de nieuwe aarde, want die MIJ getrouw blijven tot het einde zal IK op de nieuwe aarde plaatsen. Zij moeten ook daar Mijn Woord aan hun nakomelingen verkondigen, net zoals zij dat ook nu doen in Mijn opdracht.
IK weet wie daarvoor geschikt is en IK zal ook MIJN knechten goed weten te behoeden voor de ondergang. IK zal MIJN discipelen van de eindtijd met buitengewone Kracht voorzien opdat zij hun dienst goed kunnen verrichten. Opdat zij moedig strijden tegen allen die MIJ vijandig gezind zijn en die hun haat ook op de mijnen overdragen. Maar niet een van Mijn knechten zal eerder van de aarde scheiden dan tot zijn missie vervuld is.
En de laatsten op deze aarde zullen de Eersten zijn op de nieuwe aarde, waar ook hun opdracht weer dezelfde zal zijn, nml.Mijn Woord te verkondigen, al is het ook op een andere wijze. Het zal met vreugde en verlangen aangenomen worden en zal herkend worden als dat wat het is, nml. een liefdebewijs van de VADER DIE Zijn kinderen gelukkig wil maken. Allen zullen Mijn Stem herkennen als IK door hen tot de mensen van de nieuwe aarde spreek, want allen hebben op aarde de vuurproef doorstaan en zijn MIJ getrouw gebleven. Daarom zal ook hun loon groot en gelukkigmakend zijn. Een harmonisch leven in het paradijs op de nieuwe aarde zal hun beschoren zijn dat nog geen mens zich kan voorstellen, opdat Mijn Macht en Heerlijkheid openbaar wordt, en IK Zelf zal bij hen zijn.
IK zal in de wolken komen en ze thuishalen. IK zal bij hen verblijven omdat zij tot Mijn kinderen geworden zijn door hun getrouwheid die zij MIJ bewezen hebben in de laatste geloofsstrijd. Zij zullen MIJ onbevreesd belijden en van MIJ getuigen zonder MIJ van te voren gezien te hebben, en daarom mogen zij MIJ ook in alle glorie aanschouwen voordat het laatste einde gekomen is.
Wat IK aankondig wordt vervuld, IK zal weerkomen en u zult Mijn wederkomst beleven. Nog gelooft u niet dat de tijd zo nabij is dat u de verschrikkingen van het einde zult moeten beleven, dat dit aardoppervlak vernietigd wordt door Mijn toelating. Nog gelooft u niet dat de aankondigingen door zieners en profeten de tegenwoordige tijd betreffen. Dat u mensen in deze tijd grote dingen zult beleven die geen mens zich kan voorstellen, omdat zulks op aarde nog niet gezien is. Maar met verwondering en ontzetting zal de mensheid spoedig deze gebeurtenissen kunnen volgen die een spoedige ontbinding van de aarde geloofwaardig maken, en dan gaat het zeer snel het einde tegemoet.
Mijn uitverkorenen zullen die tijd doorstaan omdat het Mijn Wil is en omdat ook deze tijd getuigen zal hebben die uitverkoren zijn over deze gebeurtenissen te spreken, opdat Mijn Macht en Heerlijkheid openbaar wordt ook onder de nakomelingen van het mensengeslacht op de nieuwe aarde.
Want deze gebeurtenissen moeten door overlevering voor het nageslacht bewaard blijven, want er zal ook weer een tijd komen waarin de zonde de overhand krijgt en er aan MIJ niet meer gedacht wordt.Dan moet het getuigenis van hen de mensen tot waarschuwing en vermaning zijn welk een noodlot ze meemaken die MIJ geheel vergeten. Dan zal gewag gemaakt worden van de ondergang der oude aarde en het laatste gericht dat beslist heeft over leven en dood, over gelukzaligheid en verdoemenis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5081 “Het geloof verzet bergen”
7 maart 1951: Boek 57
Slechts één ding hebt u nodig: het geloof laten opleven tot die sterkte die geen vrees en geen moedeloosheid meer toelaat. Dan zal uw leven gemakkelijk zijn, want dan overwint u alles door dit geloof, dat u tot rechtstreekse ontvangers van Mijn kracht maakt en dan is voor u alles mogelijk. Niets is onmogelijk voor Mij en Mijn kracht en dus ook voor u als u zich van Mijn kracht bedient, juist door een sterk geloof.
U bent een deel van Mij en net als Ik vol kracht, in dezelfde mate waarin u zich bij Mij aansluit. Zodra u zich niet afzijdig opstelt, maar met Mij verbonden blijft, moet Mijn kracht u ook doorstromen. En u zult deze kracht ook moeten kunnen gebruiken. Alleen uw eigen twijfel, uw onwetendheid en uw ongeloof verhinderen u gebruik te maken van de kracht uit Mij, die u onbeperkt ter beschikking staat.
“U zult bergen kunnen verzetten, als u maar gelooft.” Deze woorden zijn geen zegswijze, maar de volle waarheid. U bent goddelijke schepselen in wie Ik wil en kan werken als u Mij geen tegenstand biedt. Maar Mijn werkzaam zijn betekent, de goddelijke kenmerken weer zichtbaar te laten worden die in u sluimeren als deel van Mij Zelf, die u echter niet tot ontplooiing brengt, omdat uw geloof zwak is. Maar buitengewoon in u werkzaam zijn zonder uw geloof, zou schadelijk zijn voor uw ziel.
Het geloof zult u zelf in u moeten laten opleven. En u zult dat ook kunnen, wanneer u zich door werken van liefde met Mij verbindt. Want het geloof wordt door de liefde levend. Als u dus zwak van geloof bent, is de liefde in u nog niet echt ontvlamd. De eigenliefde beheerst u nog te zeer en u bent nog niet met Mij verenigd. Om die reden vertrouwt u Mij ook niet volledig en wordt uw geloof gemakkelijk aan het wankelen gebracht.
De liefde maakt het geloof levend. Maar de liefde zult u kunnen beoefenen doordat u zich van datgene ontdoet wat u lief is en de noodlijdende mensen daar gelukkig mee maakt, doordat u weggeeft om iets buitengewoon waardevols te ontvangen: een sterk geloof dat u niet meer zal laten twijfelen aan Mijn liefde, Mijn wijsheid en Mijn almacht.
En hoe meer u zich tot liefde verandert, des te inniger verbindt u zich met Mij. Dan bent u zich van Mijn aanwezigheid bewust. Dan werkt u met Mij. En uw wil is gelijk aan de Mijne. Dus zal het ook voor u mogelijk zijn alles te verwezenlijken, waar u ook maar aan begint. Dan zult u alleen maar hoeven te willen en alle elementen zullen u gehoorzamen.
Er zal geen macht meer weerstand aan u kunnen bieden, want door een sterk geloof doet u een beroep op Mij Zelf. En u weet dat Mijn kracht en macht onbegrensd zijn en dat aan Mijn wil - die nu ook de uwe is - alles gehoorzamen moet en ook gehoorzamen zal. Dan zult u ook bergen kunnen verzetten. Want tegenover Mijn kracht bestaat er geen weerstand. En ook u zult deze weerstand kunnen overwinnen, wanneer u door de liefde het geloof zo levend laat worden, dat Ik Zelf nu in u kan werken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5087 De wereld is alleen middel tot het doel - Overwinnen van de materie
18 maart 1951: Boek 57
De wereld geeft u nooit de verwezenlijking, want uiteindelijk neemt ze u toch alles af wat u bezit aan aards goed. De wereld bedeelt alleen uw vleselijk lichaam, maar niet de ziel. En omdat het vleselijke lichaam vergaat, staat de ziel arm en naakt aan de poort van de eeuwigheid, wanneer ze zich op aarde geen geestelijke goederen heeft verschaft. De wereld geeft u slechts schijnbaar het recht op het eeuwige leven, maar in werkelijkheid neemt ze het van u af.
Weliswaar staat u midden in de wereld, ze is u in zekere zin als verblijfplaats gegeven en de ziel moest er zich mee akkoord verklaren een proeftijd in deze wereld af te leggen. En ze kan deze proeftijd ook met succes doorstaan, wanneer de mens de stoffelijke wereld juist alleen beschouwt als middel tot het doel, als middel om op de proef gesteld te worden. Wanneer hij ze niet de baas over zichzelf zal laten worden, maar ze steeds de baas blijft. Wanneer hij zich niet tot slaaf maakt van wat hem omgeeft, maar steeds met het oog op zijn opgave op aarde probeert de aardse materie te overwinnen. Wanneer hij ze wel gebruikt waar ze hem ter beschikking staat, maar in de door God gewilde zin, doordat hij de materie zelf helpt verlost te worden. Wanneer hij al het aards materiële beschouwt als dat wat het in werkelijkheid is, geoordeeld geestelijks dat eveneens de weg van de verlossing gaat, en dankbaar is voor elke gelegenheid om dienend werkzaam te zijn. Dan zal de materie nooit de baas worden over de mens. Dan zal hij voor zichzelf iets zoeken wat hem meer waard is om naar te streven, omdat het niet kan vergaan. Dan zal hij de ziel goederen doen toekomen die een ware rijkdom betekenen en ook blijven bestaan na het afleggen van het vleselijke lichaam. Vanuit dit inzicht beschouwt de mens de materie ook niet als vervulling van zijn verlangen. Ze is voor hem slechts een noodzakelijk middel om de gang over de aarde met succes af te leggen. En bijgevolg verliest de wereld met al haar prikkels en verlokkingen voor hem ook aan waarde. Hij weet dat het slechts schijngoederen zijn en tegelijkertijd een groot gevaar om ook de onvergankelijke goederen te verliezen. Daarom zult u niet van de wereld moeten houden, want deze liefde levert u alleen het verlies van het eeuwige leven op. U zult ze moeten leren zien als dat wat ze is, als rijk van de tegenstander van God, als concentratie van het onrijpe geestelijke dat het al rijpere geestelijke weer naar zich toe wil trekken. U zult ze moeten leren zien als verblindend, een bedrieglijk licht om uw zielen het ware licht niet te laten herkennen. U moet weten dat de wereld eens zal vergaan en u daarom naar datgene zult moeten streven wat onvergankelijk is. Dan zal de stoffelijke wereld elk gevaar voor u verliezen. Integendeel, u zelf zult er veel toe kunnen bijdragen ook aardse materie te helpen zich positief te ontwikkelen, doordat u deze gelegenheden verschaft om te dienen, dat wil zeggen materiële dingen hun bestemming geeft, doordat u nuttige voorwerpen maakt, opdat het geestelijke daarin dient en daardoor opwaarts klimt. Tracht alles naar zijn bestemming te leiden en denk daarbij voor alles aan uw eigen ziel, dat ze zich te midden van de wereld vrijmaakt van aardse begeerten, dat ze zal leren inzien dat het geestelijke rijk de plaats is waar ze vandaan komt en dat ze hier weer op zal aansturen, met de ernstige wil de hereniging met God te bereiken, die zin en doel is van het aardse bestaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5099 Voorwaarde om kind van GOD te worden
3 april 1951: Boek 57
Niets anders kan u het kindschap GOD's opleveren dan dat u een leven leidt naar Mijn Wil, een leven in liefde, een aanpassen en invoegen in Mijn eeuwige ordening, die gegrondvest is in de liefde. Om Mijn kind te worden dat in alle rechten van de VADER wordt opgenomen, stelt voorwaarden aan het schepsel dat zich als mens dit voorrecht wil verwerven. En deze voorwaarden kunnen heel licht uitvallen, maar ook weer oneindig zwaar.
Van de mensen verg IK het nakomen van Mijn geboden, het veranderen van het wezen tot liefde, opdat de mens als Mijn kind herkenbaar is aan ieder met wie hij in aanraking komt. Dit gebod van de liefde moet vervuld worden, anders is een aanpassing aan MIJ niet mogelijk, daar IK de eeuwige LIEFDE Zelf ben.
Maar steeds betreft het de innerlijke opwelling van het hart, want daaraan beantwoordend lossen zich de omhullingen op of verdichten zich om de nog worstelende ziel, en deze opwelling van het hart moet zonder enige dwang in de mens opduiken, dan is ze waardevol, zowel voor hemzelf alsook voor de noodlijdende medemensen, die de ware liefde moeten voelen om ook haar kracht te beseffen.
De liefde is het enige middel dat verlost, de liefde is de enige weg die naar MIJ voert en de liefde moet door ieder mens die zalig wil worden, beoefend worden. En deze voorwaarde van MIJ kan IK niet opgeven, omdat de verbinding met MIJ alleen maar tot stand kan worden gebracht door de liefde, en deze verbinding bij de staat van het kindschap GOD's hoort. Het een volgt uit het ander en zo ook dat de liefde diegene licht en kracht oplevert die haar beoefent op een onbaatzuchtige manier. Licht en kracht horen echter eveneens tot Mijn Oerwezen, zoals ze alle ook uw eigendom waren toen u, Mijn schepselen u nog bevond in de staat van volmaaktheid. U was vol licht en kracht zolang de Liefde u doorstraalde, u hebt echter licht en kracht verloren toen de liefde in u afnam.
Voor u, mensen zijn al deze dingen onderscheiden begrippen - licht, kracht en gelukzaligheid - maar ze horen onbetwistbaar bij elkaar, en een leven in liefde, een vervullen van Mijn geboden brengt u alles weer terug wat u eens verloren hebt. U zou weer een ontzaglijke rijkdom in ontvangst kunnen nemen als u zich aan MIJ, als de eeuwige LIEFDE aanpast, dus weer tot datgene wordt wat u was in het allereerste begin, Mijn kinderen, die in overvloed gelukzalig kunnen zijn, omdat in hen licht en kracht in volheid aanwezig is.
Het kindschap GOD's is de hoogste graad van gelukzaligheid die Mijn schepselen kunnen bereiken. IK stel wel eisen aan u maar die zijn niet onvervulbaar, omdat IK u voortdurend met Mijn Liefde en genade ter zijde sta, omdat IK niets van u verlang wat uw kracht te boven gaat, veeleer steeds Mijn eisen aan uw geestestoestand aanpas. Maar zodra u dus probeert een leven in liefde te leiden, zal alles u ook lichter vallen omdat de liefde zelf kracht is en u door liefde gestadig uw kracht kunt doen toenemen. Bovendien trekt u MIJ Zelf door de liefde aan, u trekt de VADER en de VADER trekt u aan - en u bereikt dan met zekerheid uw doel, u wordt Mijn kinderen en neemt helemaal bezit van Mijn Hart - en IK houd u niet tegen, want IK verlang naar Mijn kinderen, die Mijn LIEFDE heeft voortgebracht en IK wil hun onbeperkte hemelse vreugden bereiden tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5101 De brug naar God - Jezus Christus
7 april 1951: Boek 57
De brug die naar Mij leidt zult u allen moeten betreden, omdat er geen andere weg is om bij Mij te komen. Deze brug heeft de mens Jezus voor u gebouwd. Hij zag de oneindig wijde kloof die tussen u en Mij lag. Hij wist dat die nooit kon worden bedwongen door u mensen, dat u nooit naar Mij kon komen en dat u daarom eeuwig ver van Mij moest smachten als u niet werd geholpen. Toen verkleinde Hij zelf de afstand tussen u en Mij. Hij sloeg een brug over de kloof, die nu voor ieder begaanbaar was die door het verlangen naar Mij ertoe werd aangezet deze brug te betreden. Voor u allen is er alleen deze ene weg die Jezus u is voorgegaan, de weg van de innige aaneensluiting met Mij die door de liefde en het gebed in geest en in waarheid gevonden wordt.
Er is een brug waarover u mensen met Mij in verbinding kunt treden. U bent niet meer zonder hoop uit mijn nabijheid verbannen, u zult te allen tijde Mij kunnen naderen en Jezus heeft u de weg getoond. Hij heeft u het leven voorgeleefd dat ook u zult moeten leven, wilt u zich met Mij verenigen. U staat geheel krachteloos aan de rand van de kloof. En hebt u nu uw ogen daarheen opgeslagen waar Ik ben, waar de wijde kloof eindigt, dan zult u op de eerste plaats om kracht moeten vragen om de weg die maar kort doch moeilijk is, af te kunnen leggen. U zult u dus in gedachten tot Hem moeten wenden Die u van kracht kan voorzien als u ze niet voor uzelf verwerft. U zult moeten bidden tot Mij om schenking van kracht, of u door werken van liefde kracht moeten verwerven. En nooit zal mijn liefde u zonder kracht laten, nooit zult u gebrek hebben aan genade, als u maar zult willen ontvangen.
Ter wille van de mens Jezus Die in Zijn liefde door Zijn offerdood voor u mateloos veel genaden verwierf, hoor Ik het zachtste smeken van uw harten. Een kort, innig gebed tot Mij doet u deze genaden toekomen, want u betoont daardoor uw wil, Mij te bereiken, de kloof te overwinnen. U wilt naar Mij en steeds zal Ik u helpen, omdat ook Ik naar u verlang die nog ver bent van Mij. Ik wend mijn ogen niet van u af omdat u zondig bent en u vrijwillig van Mij hebt verwijderd, maar Ik steek u mijn handen toe die u maar vast zult hoeven te pakken om bij het doel te komen. De brug is wel smal en vol stenen, het is een weg die omhoog leidt maar niet zo gemakkelijk begaanbaar is, maar toch is hij passabel zodra u Jezus Christus voorop laat gaan, zodra u Hem als Leider zult kiezen en Hem navolgt. Dan zal ook de klim omhoog gemakkelijk worden, want Hij helpt u elke last dragen. Ik zelf ben het Die u tegemoet komt als u de aaneensluiting met Mij begeert en door de liefde en het gebed ook voltrekt. Ik zelf haal mijn kinderen over deze brug naar Mij thuis in het vaderhuis en laat ze eeuwig niet meer van Mij weggaan, omdat mijn liefde voor dat wat Ik heb geschapen eeuwig duurt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5107 Het spreken van GOD van VADER tot kind Woorden van Liefde
18 april 1951: Boek 57
U allen ben IK nabij, zo nabij dat u in staat zou zijn MIJ te horen als u binnen in u luistert naar Mijn Stem. En het is begrijpelijk dat IK zo tot u spreek zoals een liefdevolle VADER tot Zijn kinderen spreekt, eenvoudig, gewoon en toch vervuld van liefde, zo dat Mijn kinderen vertrouwd zijn met MIJ, dat ze MIJ ook herkennen als VADER, DIE Zijn kinderen liefheeft. En omdat IK wil dat ze MIJ ook begrijpen, weerklinken Mijn woorden zo in hun hart, zoals een kind ze kan begrijpen, dat ze niet verkeerd begrepen kunnen worden en dat ze het kind gelukkig maken. De volheid van Mijn Liefde zou Zich heel anders uiten als u het zou kunnen verdragen, maar zolang u nog op aarde bent, is de klank van Mijn Woord aangepast aan de toestand van uw ziel, en al naar het vermogen van ieder afzonderlijk, lief te hebben, klinkt het waarneembaar in het hart of het gemoed treffend als een zuchtje gedachtenfluisteringen. IK ben zelf bij u die Mijn Stem verneemt, IK ben bij u aanwezig en spreek woorden van liefde, van troost en van aansporing tot u en IK onderricht u. Want steeds zult u Mijn tegenwoordigheid moeten bemerken als een toestromen van genade en kracht.
Wie nu veel begeert, ontvangt ook veel. Wie voor MIJ zijn hart opent, verlangend naar Mijn Liefde, die zal het ook onmetelijk toestromen, en Mijn Liefde uit Zich in het Woord. De volheid van Mijn Liefde geeft Zich weg, het Licht van het vuur van Mijn Liefde straalt in het hart van diegene die zich voor MIJ openstelt en MIJ wil horen. Licht echter is wijsheid en de hoorn des overvloeds van de goddelijke Wijsheid is onuitputtelijk en biedt steeds nieuwe schatten aan hem die zijn handen daarnaar uitsteekt.
Maar steeds wordt geestelijke rijkdom u aangeboden op een voor u begrijpelijke manier, omdat IK wil dat u MIJ begrijpt, als IK tot u spreek. En daarom zal het Licht overal kunnen stralen, IK zal geen onderscheid maken met het uitdelen van Mijn gaven, waar die maar ook van MIJ worden verlangd en de liefde van een kinderhart de VADER daarom vraagt. En Mijn kinderen zullen MIJ altijd begrijpen, daar ze anders de VADER niet zouden herkennen, DIE door hen echter herkend wil worden. Daarom is Mijn Woord ook het levende water dat uit de Bron stroomt, zo helder en zuiver, dat een ieder zich daaraan kan laven, omdat ieder er datgene in vindt wat hij nodig heeft voor de ontwikkeling van zijn ziel: bemoedigende woorden en troost, liefde en wijsheid, genade en kracht.
Zolang u over de aarde gaat, bent u nog onmondige kindjes die IK alleen zo kan en zal bedenken zoals ze in staat zijn Mijn Woord van Liefde en Wijsheid op te nemen. En zo zal u zich ook steeds als kinderen moeten beschouwen en met dank alles aannemen wat de meest trouwe VADERLiefde u biedt. U zult niet mogen verlangen naar geestelijk voedsel dat u nog niet zou kunnen verdragen, naar geestelijk weten dat u op aarde nog niet nodig hebt, u zult niet moeten verlangen de werken van Mijn Almacht te doorgronden vöör u een bepaalde geestelijke rijpheid hebt verkregen die u in staat stelt geestelijk te schouwen, u zult genoegen moeten nemen met dat wat IK u geef, wat IK als voor u zegenbrengend inzie en wat Mijn Liefde voor de kinderen gereed houdt die de juiste verhouding met MIJ tot stand hebben gebracht en daardoor MIJ Zelf aanwezig laten zijn. U, kinderen, moet tegelijk vragend en dankend de gaven ontvangen die Mijn VADERLiefde u schenkt zo vaak u ze begeert.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5261 De vergeving van zonden
27 november 1951: Boek 58
De duidelijke richting van de wil naar MIJ toe, laat MIJ ook de verandering in het hart van een mens zien, ze toont MIJ aan dat de mens naar MIJ verlangde dat hij de weg die hij tot nu toe gegaan is, heeft verlaten, dat hij zijn weerstand geheel heeft opgegeven en MIJ als HEER en VADER erkent. Dientengevolge is nu werkelijk het doel bereikt, de mens heeft zich losgemaakt van Mijn tegenstander, die hij sedert eeuwigheid was gevolgd en hij is naar Mijn kamp overgekomen, hij heeft de ene sfeer verwisseld tegen de andere, hij zocht het licht en ontvlucht de duisternis.
Een verandering van wil in het hart van een mens herken IK echter steeds, en nu begint ook het proces van kracht overdracht, opdat de wil die naar MIJ is gekeerd, versterking ondervindt en de mens nu zonder ophouden zijn doel nastreeft om met MIJ verenigd te zijn. Een verandering van wil heeft onvermijdelijk ook een wezensverandering tot gevolg, de mens past zich in zijn wezen aan Mijn Oerwezen aan, op Hetwelk hij aanstuurt.
En zo is de wil die op MIJ is gericht onvermijdelijk verbonden met het zich afkeren van de zonde en de afschuw ervan, van onrecht, van liefdeloosheid, daar anders de wil nog niet op MIJ is gericht. De mens die vanuit zijn hele hart op MIJ aanstuurt, kan niet zondigen, zoals omgekeerd een zondaar er nog geen verlangen naar heeft, zich met MIJ te verenigen. Maar een zondig mens kan door vermaningen en aanwijzingen op zijn slechte toestand opmerkzaam worden gemaakt, en tot nadenken worden gebracht, hij kan dan zijn toestand als zondig inzien en hiervan af willen. De zondenlast als zodanig drukt dan op hem en van deze last tracht hij vrij te worden.
Wordt hem nu op de Verlosser JEZUS CHRISTUS als Delger van zijn schuld gewezen, dan legt hij DEZE wel de schuld voor en vraagt HEM terwille van Zijn bloed om vergeving. Dan heeft de schuld hem naar JEZUS CHRISTUS gedreven, niet de liefde voor MIJ. Iedere zondaar vindt vergeving door JEZUS CHRISTUS, door zijn geloof aan het Verlossingswerk en de hulp van de door HEM aan het kruis verworven genadeschat. Maar niet alleen de zonde moet tot HEM drijven, maar ook de liefde. De mens moet eerst aan MIJ en dan aan zichzelf denken, dan vindt hij bij MIJ de hoogste Wederliefde, dan zal hij niet vanwege de last vrij willen worden van zijn zonden, veeleer omdat die een hindernis is bij de vereniging met MIJ en omdat hij Mijn Liefde voor hem hoger aanslaat dan de delging van zijn schuld.
U allen bent met schuld beladen, daar u anders niet op aarde leefde, want uw menselijk omhulsel alleen al bestaat uit iets geestelijks dat schuldig is geworden; de ziel kan al wel meer voleindigd zijn, ze is echter toch van beneden afkomstig, d.w.z. samengesteld uit iets geestelijks dat door alle aardse scheppingen is heengegaan, dat zijn laatste wilsproef af moet leggen op aarde. Dientengevolge moet ze zich in het aardse leven bevrijden van haar schuld van weleer, juist door de verandering van haar wezen, door het bewuste streven om bij MIJ te komen. En daar alleen datgene wordt beoordeeld wat ze in vrije wil doet, is dus de MIJ toegekeerde wil ook de bekentenis van de vroegere schuld. Want de ziel geeft haar weerstand tegen MIJ op, dus erkent ze MIJ als Schepper en VADER van eeuwigheid.
Niemand kan haar tot deze wilsbeslissing dwingen omdat alleen dat wordt beoordeeld wat uit het innerlijkste van het hart opstijgt. Buigt de ziel zich in diepste deemoed voor MIJ dan is ook al de liefde in het hart ontvlamd, dan ziet ze haar weerstand van weleer als zonde in. Ze geeft zich in deemoed aan MIJ over en heeft dus ook in het hart haar zonde bekend voor haar VADER, DIE de ziel liefheeft. Daarom verlangt ze naar HEM en doet alles in gehoorzaamheid en in liefde tot MIJ wat IK verlang.
IK, DIE in het hart zie, ben precies op de hoogte van de graad van liefde en van de richting van de wil van een mens en daaraan beantwoordend gaan Mijn Liefde en Mijn genade naar hem, want IK geef niet meer op wat eens d.m.v. zijn wil de weg naar MIJ heeft gevonden en zich voor MIJ heeft uitgesproken. Het gevallen wezen is ten hogen geklommen, het wil niet meer in de zonde verblijven, in verzet tegen MIJ, dat het gevolg is geweest van liefdeloosheid. Het zal ook alles verafschuwen wat maar op een kleinste weerstand tegen MIJ zou kunnen lijken. Het kan nog wel vallen, maar dan alleen uit zwakheid en op zo'n val zal ook direct het berouw volgen, dat smartelijk is en pijn doet bij de mens die MIJ al toebehoort, en Mijn Liefde is steeds bereid te vergeven waar IK de liefde tot MIJ zie. Want de ziel spreekt het oordeel tegen zichzelf hard en rechtvaardig uit en haar bede om vergeving is een smartelijke roep naar omhoog, die IK waarlijk niet ongehoord laat klinken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5279 Heiland en Arts
24 december 1951: Boek 58
IK redde u uit grote nood, toen Ik naar de aarde kwam. In waarheid werd u de Heiland geboren, de Arts van uw zielen, Die uw lijden kende en ook hoe die was op te heffen. IK kwam als Redder, want de mensheid was in de grootste nood. Maar ze is ook heden ten dage in dezelfde nood, de mensen zijn aangetast door een ziekte die ten dode leidt als daar geen halt aan wordt toegeroepen, als er niet weer aanspraak wordt gemaakt op de Heiland, Die alleen kan helpen te leven. Maar de mensen zelf beseffen hun ziekte niet, ze roepen niet om de Arts, ze zijn niet in staat te leven en geloven niet zolang ze nog hun lichamelijk leven hebben dat hun alleen begerenswaardig voorkomt.
De nood is nog veel groter dan in de tijd dat IK naar de aarde kwam, want de mensen kennen MIJ en zijn ME vergeten, de mensen zijn op de hoogte van een Arts Die hen kan genezen en zoeken Hem niet op, de mensen roepen niet om een Redder en staan toch aan de rand van de afgrond. De nacht is donker en het Licht zien de mensen niet Dat hen tegemoet straalt. Wel dwalen hun gedachten af naar die tijd omdat het tot de traditie hoort 'ns aan MIJ te denken, DIE als Kindje in de kribbe lag. Maar aan de betekenis van Mijn komst denken ze niet, omdat daartoe een ernstige wil behoort en het inzicht in de geestelijke nood. Wie MIJ aanroept in het hart, voor hem wil IK weer een Arts en ware Heiland zijn; wie zijn zonden naar MIJ draagt, die zal IK ze vergeven, wie MIJ een liefdevol hart aanbiedt zal IK bedenken met genade, met licht en kracht, MIJ te herkennen en Mijn verlossingswerk te begrijpen opdat hij er deel aan heeft en IK niet tevergeefs voor hem aan het kruis ben gestorven.
IK kwam naar de aarde - IK kom steeds weer naar Mijn kinderen, als ze MIJ slechts willen opnemen, als ze voor MIJ de kribbe klaarmaken in hun hart, als de liefde het hart in staat stelt MIJ daarin op te nemen. Als ware Arts en Heiland wil IK aan diegenen werken die ziek en beladen met schuld tot MIJ komen, IK wil hen vrij maken van ziekte en leed, van duisternis en zonde zodra ze maar denken aan MIJ en Mijn missie op aarde, zodra ze maar geloven in MIJ als de Verlosser van de wereld, Die voor Zichzelf een hut als woning betrok, omdat HIJ tot de armen, zieken en zwakken is gekomen die hulp nodig hadden in hun nood. Weer wil IK helpen en genezen waar men MIJ gelovig aanroept, als Redder voordat de tijd is vervuld, want hij gaat zijn einde tegemoet. Maar wie zich tevoren nog door MIJ zal laten genezen, hoeft het einde niet te vrezen, want hij zal leven in eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5297 Waak en bid - Gods bescherming tegen kwade krachten
16 januari 1952: Boek 59
Ik wil u stevig vasthouden. Ik wil u leiden op juiste wegen. Ik wil steeds met u gaan en geen vijand bij u in de buurt laten komen. Ik wil u steeds behoeden voor het gevaar, want Ik wil niet dat u schade lijdt, zoals Ik ook niet wil dat u verdwaalt. Toch zullen steeds rondom u krachten op de loer liggen, die u slecht gezind zijn, die er alleen maar op wachten dat u eens Mijn hand zult loslaten, dat u zonder Mij uw weg gaat, om u dan snel van Mij weg te dringen, om u schade te berokkenen.
U zult dus steeds op uw hoede moeten zijn. Niet voor hem, maar u moet er steeds alleen maar op letten dat u zich niet uit Mijn nabijheid verwijdert. Want zolang u in Mijn nabijheid bent, kan hij niet dichter bij u komen. Hij kan u niets doen zolang uw blik op Mij is gericht. U hoeft hem niet te vrezen, al meent hij nog zulke sluwe middelen te gebruiken.
Ik heb u, die Mijn wil doet, de gave van het inzicht verleend. En zo zal hij u niet kunnen misleiden, ofschoon hij zich vermomt en probeert u te winnen onder een masker. Ik ben bij u en weet wat hij van plan is. En Ik lever u waarlijk niet uit aan zijn macht. Alleen wil Ik u voortdurend waarschuwen en aanmanen dat u moet waken en bidden, dat u zich bewust met Mij verbindt en Mij aanroept om bescherming en hulp als u denkt in gevaar te zijn.
Hij zal niet over u triomferen, maar hij kan u door verzoekingen nog innerlijke strijd bezorgen, waarin u echter steeds zult blijven zegevieren, zolang u zich maar aan Mij vasthoudt, zolang u Mij nooit uit uw gedachten en uw gebed laat gaan. Vlucht dan naar Mij, dan plaats Ik Me beschermend voor u en moet hij wijken zonder zijn doel te hebben bereikt. Want Ik ben de Heer, ook over degene die u in het nauw wil brengen. En waar Ik ben, daar is zijn werk tevergeefs.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5303 Doel van het aardse leven: verandering van wil en wezen
26 januari 1952: Boek 59
Het vernieuwingsproces moet zich bij u mensen voltrekken, daar u anders ongeschikt bent voor het geestelijke rijk, voor de sferen van het licht. Daarmee wordt bedoeld dat u, zoals u mensen tijdens uw leven op aarde bent, niet de rijpheid hebt die noodzakelijk is voor het verblijf in het lichtrijk. Voorwaarde om door het lichtrijk te worden opgenomen als bewoner is een totaal andere toestand en deze zult u moeten bereiken op aarde, wat heel wel mogelijk is. Het is dus een zeker veranderingsproces waarin u zult moeten worden opgenomen en u zult u er vrijwillig aan moeten onderwerpen.
Onder dwang kan uw wezen niet worden veranderd. U zelf bepaalt dus uw toestand op het einde van uw aardse leven en in overeenstemming met de wil uzelf te veranderen, zal uw ziel het lichaam verlaten, ontvankelijk voor het licht of nog met dichte omhullingen omgeven die geen lichtstraling verdragen. Welke mens is hiervan op de hoogte, welke mens denkt erover na wanneer hij daarvan op de hoogte wordt gebracht en meent het serieus met de verandering van zijn wezen?
Ieder mens moet aan zichzelf werken. Hij moet fouten, zwakheden en ondeugden afleggen en zichzelf opvoeden tot deemoed, zachtmoedigheid, vredelievendheid, geduld, barmhartigheid. Ieder mens moet zich vormen tot liefde om al deze deugden in zich te kunnen verenigen, dan vormt hij zich zo dat hij in het lichtrijk kan worden opgenomen. Dan is zijn wezen vergoddelijkt, dan heeft hij zich aan mijn oerwezen aangepast en het bijgevolg mogelijk gemaakt dat Ik zelf met hem de verbinding kan aangaan, want alles wat ons scheidt is bewust uit de weg geruimd. Het omvormen van zijn wezen was de weg die naar Mij leidde. Hij heeft het doel op aarde bereikt en het laatste zware omhulsel afgelegd zodra hij zijn lichaam zal verlaten om nu als gelukzalig geestelijk wezen een eeuwig leven te leiden. Dan begint pas het ware leven.
Laat deze woorden in u gaan leven: "Het ware leven begint voor u met het binnengaan in het lichtrijk". Wat er tevoren was, is alleen de ladder geweest, de voorbereidingstijd voor het eigenlijke leven, dat echter in deze voorbereidingstijd moest worden verworven. U mensen bent ijverig en onverdroten bezig voor het aardse leven, want u houdt dit alleen voor belangrijk en u beschouwt het als doel op zichzelf. Maar aan het eigenlijke leven denkt u niet, omdat u niet in een voortleven na de dood gelooft.
Oh, u bent dwazen. Uw levensdoel op aarde is een totaal andere dan alleen voor het lichamelijk welzijn te zorgen. Het wordt u steeds weer gezegd, maar u gelooft er niet in en u stelt u daarom ook niet een verandering van uw wezen ten doel en dat is uw ondergang. Want als u niet geschikt bent het rijk van licht binnen te gaan, maar Ik u ook niet wil en kan vernietigen omdat u uit Mij bent voortgekomen, zult u uw verandering ergens anders moeten voltrekken en dat kan ook een diepe val betekenen en een langzame positieve ontwikkeling volgens mijn plan van eeuwigheid wanneer de mogelijkheid van een rijpwording in het hiernamaals van u is afgenomen. Eens zult u deze verandering van wezen moeten voltrekken in het stadium als mens, daar kan ook mijn liefde u niet van ontslaan.
Maar het stadium als mens is het eindstadium van een ondenkbaar lange ontwikkelingsgang door alle scheppingen van de wereld. Als mens zult u een bewuste verandering van uw wil en wezen ten uitvoer moeten brengen, wil deze ontwikkelingsgang met succes beëindigd zijn met de dood van het aardse lichaam. Uw loopbaan op aarde is dan onherroepelijk ten einde. In het geestelijke rijk kan echter de ontwikkeling nog doorgaan. In het geestelijke rijk kan de ziel nog tot het inzicht komen van haar ellendige toestand en proberen zich te veranderen, waarbij echter heel veel hulp van lichtwezens of menselijke voorspraak nodig is. Maar het wezen kan ook terugzinken in de diepste diepte, omdat het zich niet doorzag en trachtte te veranderen. Het kan een vreselijk lot op zich moeten nemen om na eindeloos lange tijd weer in het veranderingsproces te worden ingelijfd waarin het zich opnieuw moet waarmaken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5309 IK ben de Weg, de Waarheid en het Leven
3 februari 1952: Boek 59
"IK ben de Weg, de Waarheid en het Leven". De waarheid gaat van MIJ uit, door de waarheid wijs IK u de juiste weg en deze leidt naar het leven, naar de eeuwige gelukzaligheid. Er bestaat geen tweede weg via de waarheid, er is geen tweede leven buiten MIJ en er is er maar EEN DIE u het leven kan beloven, DIE het voor u heeft verworven aan het kruis. IK leefde en streed voor de waarheid en IK stierf een smartelijke dood voor de enige waarheid, opdat ieder van u, mensen deze kan inzien zodra hij in MIJ gelooft. Mijn weg is makkelijk te begaan door hem die van goede wil is. IK ben u voorgegaan, het is de weg van de liefde die nooit falend ook naar het inzicht van de waarheid leidt. Daar IK alleen maar de liefde predikte, toonde IK u voortdurend de weg; omdat IK Zelf de leer voorleefde kon IK ook de zuivere waarheid verkondigen, want in MIJ was alles licht en helder, IK was overal van op de hoogte en kon derhalve u ook het juiste weten overbrengen. Maar alleen maar van MIJ zult u de waarheid kunnen ontvangen, omdat ze van MIJ uitgaat en daarom ook weer naar MIJ terugvoert. Wie de waarheid wil bezitten, moet ze van MIJ met aandrang vragen, DIE Zelf de eeuwige WAARHEID ben. Zonder MIJ blijft u in geestelijke duisternis en gaat u een verkeerde weg, een weg die naar beneden voert.
U, mensen weet dat IK een tegenstander heb, die wil vernielen waar IK opbouw, die het Licht zou willen doven, die de duisternis zou willen uitspreiden over de mensen, opdat ze MIJ niet kunnen onderkennen. Deze tegenstander probeert van alles om op de weg naar MIJ, naar het eeuwige leven, een rookgordijn te leggen, opdat die niet zal worden gevonden. En deze tegenstander is een vijand van de waarheid, zoals hij ook een vijand is van MIJ. Want de waarheid onthult zijn plannen, zijn activiteiten en zijn wezen, dat te verafschuwen is. En bijgevolg valt hij de waarheid aan, en steeds zullen zijn inspanningen daarop zijn gericht MIJ Zelf voor de mensen onherkenbaar te maken. Hij zal MIJ tegenwerken waar hij maar kan. Hij is de antikrist, die voor geen enkele daad terugschrikt om de mensen van MIJ af te brengen
De antikrist is in de eerste plaats aan het werk tegen de waarheid. Daaruit kan men concluderen dat de zuivere waarheid steeds zal worden bestreden, dat de verdedigers van de zuivere waarheid worden aangepakt, terwijl de dienaren van de antikrist worden erkend als "verkondigers van de waarheid" en massa's mensen achter hen staan en de dragers van de waarheid steeds meer geïsoleerd zullen raken, omdat er voortdurend tegen hen wordt opgetreden. De weg naar de waarheid is smal en hij wordt maar door weinigen begaan. De meeste mensen gaan over brede paden en dat al moet u een kenteken zijn wie deze massa's aanvoert.
Wie MIJ wil navolgen op de smalle weg van de waarheid zal niet veel gezelschap hebben, want de meesten schuwen de moeizame weg. Maar IK Zelf ga voorop en IK Zelf ben de LIEFDE en wie MIJ navolgt, moet ook de liefde in zich hebben en dan komt de weg hem licht en duidelijk voor en hij gaat onbekommerd over dit moeilijke pad, want zijn Doel ben IK en het eeuwige leven.
Zoek de waarheid niet daar waar de massa is. IK Zelf ging Mijn weg op aarde en was steeds alleen maar door weinigen omringd, terwijl de meeste mensen afwijzend stonden tegenover MIJ, omdat IK hun de waarheid bracht en deze voor hen onaangenaam was, omdat Mijn tegenstander achter de massa stond en tegen de waarheid te keer ging en er steeds maar tegen zal strijden waar hij maar kan. Maar wie in de waarheid vaststaat, ziet zijn manier van doen in en het zal hem nooit van zijn stuk brengen. Want zodra hij MIJ navolgt, gaat hij de juiste weg en hij zal leven in eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5323 Rechtvaardigheid Vereffening in het hiernamaals
24 februari 1952: Boek 59
Er is een rechtvaardigheid en er is een vereffening, is het niet op aarde dan is het in het rijk hierna, waar de ziel oogst wat zij heeft gezaaid. U mensen moet bedenken dat niemand zich iets kan toeëigenen wat hem niet toekomt, dat hij rekenschap moet afleggen tot op elke cent - en dat hij betalen moet voor wat hij zich onrechtmatig heeft toegeëigend.
Mensen denk eraan, dat IK u niets kwijt kan schelden omdat IK een rechtvaardige GOD ben. Dat u zich daarom met een grote schuld belast als u gelooft ongestraft te kunnen zondigen. Eenmaal komt de dag van vergelding voor ieder die er zonder scrupules op los leeft, omdat hij niet aan MIJ als een rechtvaardige GOD gelooft en daarom zonde op zonde stapelt.
Het aardse leven is voor u allen spoedig voorbij, en wat u overblijft is alleen het geestelijke bezit. Maar wee degene die dat niet kan laten zien, hij zal arm en naakt daarginds aankomen en in grote ellende en duisternis ronddwalen. Dat is de vereffening voor een leven op de aarde als dit niet werd geleefd naar Mijn Wil met inacht neming van het gebod der liefde tot MIJ en de naaste. Als de mens alleen aan zichzelf dacht en er zo op los leefde dat Mijn tegenstander er plezier in had, als hij in werelds genot zwelgde en zijn hartstochten en lusten de vrije loop liet.
Wie op aarde alleen aan zichzelf dacht zal ginds verlaten ronddolen, en niemand zal hem zijn liefde betonen zoals hij zelf hen die op aarde zijn hulp nodig hadden, gebrek liet lijden. Hij moet dan op de cent terugbetalen, daar niemand die schuld voor hem kan voldoen behalve JEZUS CHRISTUS, aan WIE de ziel die zonder liefde leefde echter niet gelooft.
U, mensen moet uw leven op aarde eens van deze kant bekijken, dan weet u ook dat u er niet gewetenloos op los kunt leven. Dat eens het lichamelijke leven beëindigd is en de ziel de schuld moet betalen waarmee zij zichzelf belast heeft. En weet, dat alles wat u de wereld aan tol betaald hebt de ziel ontnomen zal worden en dat haar armoede in het hiernamaals daarvan het gevolg is. Weet, dat er een vereffening is voor elk uur dat u Mijn tegenstander toejuigt en u de genoegens van de wereld bent toegedaan - en MIJ geheel vergeet.
Het aardse leven is u gegeven tot voltooiing van uw ziel. Maar wat doet u? U verzorgt alleen maar uw lichaam en vervult al zijn wensen. U wordt dronken van alle wereldse genoegens en u loopt al te gewillig in de val - die de vijand van uw ziel voor u opstelt.
U neemt van uw ziel af en geeft het uw lichaam, en dat moet u duizendvoudig betalen. Want uw nood zal bovenmate groot zijn als u het geestelijke rijk ingaat, waar alleen gewaardeerd wordt wat door de ziel aan onvergankelijke goederen wordt meegebracht. De ziel zal groot gebrek lijden en niemand zal haar helpen als zij zich niet tot JEZUS CHRISTUS wendt, van WIE zij echter in haar duistere toestand niets weet. Alleen HIJ kan haar helpen. Maar eeuwigheden kunnen vergaan voordat de ziel dat inzicht verkrijgt en zich tot HEM keert. Eeuwigheden kan zij haar schuld met zich meeslepen, omdat Mijn rechtvaardigheid haar niet kan ontlasten zolang zijzelf MIJ daar niet om bidt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5441 Een beschrijving van het hiernamaals is slechts d.m.v. beelden en vergelijkenderwijs mogelijk
18 juli 1952: Boek 60
Alles wat boven uw aardse leven uitgaat zal een mysterie voor u blijven, zelfs al wordt het u door de Goedheid en Liefde van uw Hemelse VADER verklaard, want het kan altijd alleen op een voor u begrijpelijke wijze worden uitgelegd zolang u op deze aarde vertoeft. U kunt uzelf ondanks alle uitleg slechts een voorstelling vormen inzoverre dit met uw bevattingsvermogen en uw inzichten overeenkomt en deze kennis probeert u ook toe te passen op de gindse wereld die voor u nog gesloten is.
Maar u denkt er niet over na hoe onnoemelijk begrensd uw kennis is en hoe onbeschrijfelijk klein en ook armzalig deze aarde is die u bewoont, vergeleken met al de heerlijkheden van vele andere scheppingen in het rijk van GOD. U denkt er niet aan dat elke mogelijkheid van vergelijking, om u mensen een volledig begrip te kunnen geven van de bovenaardse wereld, u ontbreekt.
Daarom is het ook onmogelijk u opheldering te geven welke geheel volgens de waarheid is. U kunt alleen vergelijkenderwijs beschrijvingen ontvangen waarin u kunt zien dat, precies zoals op aarde, daar ook wetten moeten worden nageleefd - dat de goddelijke ordening in het geestelijke rijk onvoorwaardelijk opgevolgd moet worden, als de opwaartse ontwikkeling ook in het hiernamaals wil voortgaan. Verder is het onmogelijk geestelijke indrukken over te brengen aan mensen op de aarde of die bij benadering te verklaren. Er zijn geen woorden te vinden voor dat wat de wezens in het hiernamaals ervaren en die hun toestand aan u mensen zouden kunnen beschrijven.
Onder deze ervaringen valt te verstaan de uitwerking van datgene wat ze beleven, wat ze zien en wat ze voelen bij het zien van de niet te beschrijven scheppingen, of die nu van zalige- of onzalige aard zijn.
Deze dingen aan u mensen weer te willen geven is alleen mogelijk door middel van vergelijkende beelden, zodat u dus aardse begrippen voor ogen worden gesteld die u wel de zin en het doel duidelijk maken, maar toch nooit aan de werkelijkheid beantwoorden
De lichamelijke dood is niet het einde. De ziel leeft voort in sferen die zij zichzelf door het aardse leven heeft geschapen. Zalig of onzalig kan haar lot zijn. Maar hoe het ook zij, het kan u mensen slechts aanschouwelijk worden voorgesteld, en elke verduidelijking ervan, elke beschrijving is altijd maar een zwakke poging een probleem met voor u bekende begrippen op te lossen, om in u het verantwoordingsgevoel tegenover uw ziel te versterken wier lot in het hiernamaals u mensen op aarde zelf gestalte geeft.
De mensheid is de kennis over aangelegenheden in het hiernamaals onthouden, en ze zal ook nooit kunnen doordringen in een gebied dat eerst dan betreden kan worden, wanneer de geestelijke ontwikkeling van een mens die graad bereikt heeft dat hij met geestelijke ogen kan zien. En zelfs dan zal het nog steeds niet mogelijk zijn de indrukken en de gevoelens op een begrijpelijke wijze aan de medemensen weer te geven, omdat het aardse rijk en het geestelijke rijk twee geheel gescheiden gebieden zijn waarin voor het ene niet meer opgaat wat in het andere geldt, dus de geboden die in het ene rijk van kracht zijn, zijn in de andere wereld opgeheven.
En toch is het geestelijke rijk werkelijkheid en een ieder zal zichzelf daarvan kunnen overtuigen, wanneer hij zijn lichamelijk omhulsel aflegt en ingaat in dat rijk. Dan zal hij begrijpen dat de mensen op deze aarde geen opheldering konden ontvangen, die geheel met de waarheid overeenstemt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5449 "In mijn Vaders huis zijn vele woningen"
26 juli 1952: Boek 60
In mijn Vaders huis zijn vele woningen. Kunt u de betekenis van deze woorden van Mij begrijpen? Dat Ik u inwoning beloof in het huis van mijn Vader, u echter tegelijkertijd te verstaan wil geven, dat voor ieder van mijn schepselen die woning bereid is die geschikt is om ieder afzonderlijk op te nemen. Dat Ik u daarmee wil zeggen: wat u op aarde nog niet bereikt hebt, zult u in mijn rijk nog kunnen nastreven, daar Ik ontelbare mogelijkheden heb om uw voltooiing in het geestelijke rijk te bevorderen. Niet alleen de aarde staat Mij ten dienste, maar al mijn scheppingen zijn verblijfplaatsen voor het nog onvolkomen geestelijke om rijper te worden, tot het uiteindelijk zover is in zijn ontwikkeling, dat het in hemelse gelukzaligheid bezit kan nemen van de heerlijkste geestelijke scheppingen. Want: "In het huis van mijn Vader" is overal, in het bereik van mijn oneindige liefde. En steeds zal het zich daar ophouden, waar de Vader het een woning bereid heeft die overeenkomt met de graad van zijn liefde en zijn bekwaamheid om te besturen en te werken in het rijk dat het door Mij is toegewezen.
In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. Geen wezen is zonder vaderland. Het eeuwige vaderland neemt alle zielen op, maar dit vaderland is veelzijdig ingericht. Het kan de heerlijkste bloementuinen en de mooiste paleizen vertonen. Het kan echter ook eindeloos wijde, verlaten streken bevatten, waarvan het doortrekken ook eindeloze tijden vergt. Maar in die woeste streken splitsen zich ook telkens wegen af, die naar een land vol bloemen voeren. En het komt er alleen maar op aan, of de reizigers acht slaan op deze wegen, of ze oplettend speuren naar een uitweg uit de woestenij en deze uitweg ook betreden. Ieder wordt opgenomen in mijn eeuwige vaderland en ieder komt het toe een woonplaats in bezit te nemen. Hoe die er echter uitziet hangt alleen af van hun wil.
En daarom zeg Ik: "In het huis van mijn Vader zijn vele woningen". Want ieder mens, ieder wezen, bereidt ze voor zichzelf al naargelang de graad van zijn volmaaktheid. Maar al is deze woning van hem ook nog zo armoedig, ze kan door zijn wil en zijn arbeid waarlijk snel worden omgevormd en er kunnen de lieflijkste onderkomens ontstaan, als de ziel alleen maar het verlangen naar zoiets koestert en ijverig naar verwezenlijking streeft. Dan staan haar talloze helpers terzijde en scheppen en werken met haar en er kan een paradijselijke woonplaats ontstaan waar tevoren een verlaten en duistere streek was. Eens zal iedere ziel in haar ware vaderland terugkeren. Maar zolang ze nog onvolmaakt is, zal ze zich ontheemd voelen, ofschoon ze het rijk al betreden heeft, waarvan ze eens is weggegaan. Maar Ik heb vele leerscholen en de positieve ontwikkeling zal met zekerheid vorderen, ofschoon er vaak een lange tijd voor nodig zal zijn. Eens zal ook de verloren zoon weer terugkeren en weer de woning betrekken die hij eens bezat. Hij zal in het vaderhuis vertoeven, waar alle kinderen rondom de Vader bijeen zijn gebracht. Hij zal liefdevol worden opgenomen door de eeuwige Liefde, die hem de plaats aanwijst naast zich.
Doch eindeloze tijden zullen nog voorbijgaan tot al mijn kinderen naar huis zijn teruggekeerd, tot ze in mijn huis kunnen komen wonen. Eindeloze tijden zullen nog voorbijgaan, maar geen van mijn kinderen geef Ik op. De liefde van de Vader trekt hen aan en deze liefde zal geen van mijn kinderen eeuwig kunnen weerstaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5501 Goddelijke eigenschappen in de mens - Bewijs door Jezus Christus
6 oktober 1952: Boek 60
In u rusten verborgen krachten die u alleen aan het licht zou hoeven te brengen om buitengewoon te kunnen voortbrengen en werken. U bent van goddelijke herkomst, maar daar weet u niets meer van. U hebt uw goddelijke eigenschappen opgegeven toen u oertijden geleden van Mij afviel. Maar uw oerwezen is goddelijk en hoeft alleen maar weer tevoorschijn te komen, wat alleen in uw macht en in uw wil mogelijk is. Uw wil is vrij en kan zowel volheid aan kracht als ook krachteloosheid voor u betekenen, want uw wil bepaalt uw instelling tegenover Mij en dus ook tegenover de liefde in u. De liefde maakt alle in u gebonden krachten los, de liefde zal alle goddelijke eigenschappen in u weer tevoorschijn laten komen, de liefde is in zich kracht en licht en daarom zal alle krachteloosheid en alle donkerte van u mensen wijken en u zult werkzaam kunnen zijn in kracht en wijsheid.
De mens zijn grenzen aan zijn bekwaamheid gesteld, zolang hij alleen dat is wat hij bij het begin van zijn levensweg op aarde was, een met de materie nauw verbonden wezen dat nog geheel in de duisternis van geest staat. In overeenstemming met de natuur kunnen zijn bekwaamheden zich ontwikkelen, ze kunnen ook bijzonder tevoorschijn komen in verbinding met lagere krachten, wanneer een mens zich duidelijk aan de satanische invloed overgeeft. Maar ze kunnen ook een opvallende vlucht nemen door de verbinding met de goede geestelijke wereld, er kunnen krachten tot ontplooiing komen die menselijk natuurlijke vermogens ver overtreffen. En toch is het dan de toestand die alleen natuurlijk zou zijn, omdat de oervermogens tot doorbraak komen die uw eigen wezen kenmerken, de goddelijke herkomst.
Alles is een mens dan mogelijk. Hij kan werken met bovenmenselijke kracht, hij kan alles wat verkeerd is, in goede banen leiden, hij kan zieken genezen, wonderen verrichten, in wijsheid spreken, hij kan schouwen in het rijk van de geesten, zich op natuurlijkste wijze met hen verbinden, hij kan zich te allen tijde daarheen verplaatsen waar hij wil, hij kan mensen doorzien, verleden, heden en toekomst zijn hem duidelijk, hij kan alles wat een God maar mogelijk is, want hij is mijn kind, hij is een goddelijk schepsel dat alle bekwaamheden in zich draagt. En al deze goddelijke eigenschappen liggen in de mens besloten. Hij slooft zich uit en worstelt gedurende het leven op aarde, hij is geestelijk blind, hij weet niet waartoe hij in staat is bij een juiste instelling tegenover Mij, bij een levenswandel in liefde.
De mens Jezus heeft de mensheid wel getoond, waartoe een mens in staat is, die de liefde in zich tot de hoogste ontplooiing brengt, maar hoe weinig mensen nemen een voorbeeld aan Hem. Hoe weinig slechts volgen Hem na, hoe weinig overschrijden daarom de grenzen van het natuurlijke en kunnen bovennatuurlijk werkzaam zijn in hoogste gelukzaligheid. In u allen sluimeren deze krachten en willen gewekt worden, u allen zult schatten op kunnen graven die u gelukkig maken, u allen zou de erbarmelijke toestand van uw menszijn kunnen veranderen in een overgelukkige. Want u allen zou kunnen werken en scheppen als goden, wanneer u maar een ding zou willen doen: uw hart tot liefde vormen. Want de liefde is een godsbewijs, de liefde vergoddelijkt alles, de liefde is de kracht die u alles mogelijk maakt, die u aaneensluit met Mij, zodat u zich van mijn kracht zult kunnen bedienen, die niets onmogelijk is.
Maar zonder liefde bent u gekluisterd, zonder liefde bent u geestelijk blind, dus zonder liefde krachteloos en zonder licht en daarom ongoddelijk. Maar u bent wezens in het bezit van de vrije wil en daarom bepaalt u zelf uw toestand. U bepaalt zelf tot wie u zich keert, de vorst der duisternis, die u ongelukkig maakt, of Hem uit Wie u bent voortgekomen in licht en kracht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5503 Het verlies van aardse goederen kan geestelijke schatten opleveren
10 oktober 1952: Boek 60
Voor datgene wat u mensen aards wordt afgenomen of verboden blijft, krijgt u geestelijk een rijkelijke schadeloosstelling als u er naar streeft u geestelijk te vervolmaken. U zult nooit vergeefse geestelijke verzoeken doen, want elke geestelijk gerichte gedachte is God welgevallig en daarom ook steeds succesvol. Maar hoe dieper u mensen in de materie verstrikt bent, des te minder zijn uw gedachten geestelijk gericht en daarom moet deze materie tevoren van u worden afgenomen om uw denken te veranderen. En daarom is het steeds alleen maar als een middel ter vervolmaking te beschouwen, wanneer u gedwongen wordt van materiële goederen afstand te doen. Maar nooit zult u met lege handen vertrekken, veeleer zult u des te rijkelijker geestelijke goederen in ontvangst kunnen nemen, als u het alleen maar zou willen. U zult wel aardse materie kunnen bezitten, maar ze mag nooit de baas over u zijn. Ze moet te allen tijde opgeofferd kunnen worden, wat echter alleen gemakkelijk is wanneer de waarde van geestelijke goederen wordt ingezien. En deze waarde zult u mensen pas beseffen als u zich in aardse nood bevindt, als menselijke bijstand u niet gegeven kan worden maar altijd om geestelijke bijstand moet worden gevraagd, die dan ook als buitengewoon krachtgevend wordt ervaren.
Wat u aan aardse goederen bezit kan van u worden afgenomen, maar nooit zult u het verlies van geestelijke goederen hoeven te vrezen, als u zich gelegen laat liggen aan het bezit ervan. Het verlangen naar geestelijk bezit zal steeds worden vervuld, maar aards bezit blijft niet gegarandeerd uw eigendom. Alleen wanneer u het juist - dat wil zeggen naar de wil van God - gebruikt en dus tot zegen van uw medemensen bezig en werkzaam zult zijn, dan zal God het ook voor u zegenen en vermeerderen. Maar dan hebt u mensen u al zelf losgemaakt van de materie. U begeert ze niet meer met heel uw hart, maar werkt ermee ten bate van uw medemensen. Maar klaag niet als aards bezit van u wordt afgenomen, dan weet God waarom Hij het toelaat en ook het verlies van zulke goederen strekt u tot zegen. Want dan overlaadt Hij u met genadegaven van geestelijke aard en dan hoeft alleen uw wil bereid te zijn, ze te benutten voor eigen voltooiing en die van uw medemensen. Treur daarom nooit om materiële goederen die van u worden afgenomen. Ze zijn waardeloos voor de eeuwigheid, maar het verlies ervan kan u waardevaste goederen opleveren die u gelukkig kunnen maken, al op aarde en eenmaal in het geestelijke rijk. Wat u zich geestelijk verschaft en verzamelt, zal voor u behouden blijven en een rijkdom betekenen die onvergankelijk is. Maar wat u aan aards materiële goederen bezit, geef dat graag en met vreugde weg en ruil deze in voor geestelijke goederen, want de tijd komt, waarin alleen maar deze goederen zullen baten, waarin alles vergaat wat u heden nog uw eigendom noemt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5507 Elke dag is een geschenk
14 oktober 1952: Boek 60
Elke dag is nog een geschenk voor u, dat u op een wijze manier zou moeten gebruiken. Want u zult nooit meer datgene kunnen inhalen wat u op aarde verzuimde, zelfs wanneer ook in het rijk hierna voor u een positieve ontwikkeling mogelijk is. Maar op aarde zult u veel meer kunnen bereiken, omdat u kracht ter beschikking staat die u in het geestelijke rijk mist als u op aarde hebt gefaald. Het is een volledig andere toestand voor uw ziel als ze het lichaam heeft verlaten, als ze geen geestelijke kracht mee kan nemen, die ze wel hier op aarde kan verwerven en die voor haar een onnoemelijke rijkdom betekent in het geestelijke rijk. Hier op aarde kan ze dagelijks en elk moment werken voor haar ziel en geestelijke goederen verzamelen. In het hiernamaals heeft ze ondersteuning nodig van liefdevolle wezens om zich toevoer van nog enige kracht te verschaffen. En ze denkt berouwvol aan de onbenutte tijd op aarde, zodra ze tot inzicht zal komen wat ze heeft verzuimd.
Elke dag die u nog op aarde vertoeft, is een geschenk van God, waar u vrij bezig zult kunnen zijn en veel kunt verwerven. Maar alleen deze tijd naar de wil van God te benutten, levert u geestelijke rijkdom op. En daar wordt u steeds toe aangespoord, omdat onherroepelijk elke dag verloren is, die u niet hebt geleefd voor de eeuwigheid, die u alleen hebt gebruikt voor wereldse verplichtingen, daar u alleen aardse goederen hebt verworven die vergankelijk zijn. Voor ieder van u is binnenkort het einde gekomen. Slechts weinigen zullen het laatste einde meemaken, maar het merendeel zal tevoren reeds worden weggeroepen, voordat ze wegzinken in de diepte. Want de laatste tijd stelt grote eisen aan de vrije wil van de mens, die voor de ziel werkzaam moet zijn, maar alleen voor het lichaam zorgt en vergaart. De laatste tijd wordt slechts door weinig mensen zo benut, zoals het nodig is om een hiernamaals vol licht binnen te kunnen gaan. Maar de meeste mensen denken niet aan hun ziel. Ze luisteren niet naar de aanmaningen en waarschuwingen die de liefde en barmhartigheid van God hun nog doet toekomen. Ze geloven niet en dat is hun ondergang.
En Gods barmhartigheid neemt voortijdig van de aarde, bij wie er nog een mogelijkheid bestaat dat ze in het rijk hierna hogerop kunnen klimmen, al is het ook onder heel wat moeilijker omstandigheden dan op de aarde. Doch waar dit vooruitzicht niet bestaat, behouden de mensen hun lichamelijk leven tot aan het einde om dan als volledige mislukkingen een vreselijk lot tegemoet te gaan: weer ingelijfd te worden in de materiële scheppingen ten behoeve van hun opwaartse ontwikkeling vanuit de diepte. Elke dag is voor u mensen nog een geschenk, dat u zult moeten benutten naar het beste vermogen. Leef naar de wil van God en vergaar en werk alleen voor het leven van de ziel. Want de aarde zal vergaan en met haar alles wat op haar leeft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5519 Het toezenden van het zuivere evangelie is noodzakelijk
28 oktober 1952: Boek 61
Steeds weer moet het evangelie in zijn zuiverheid tot de mensen worden gebracht, omdat alleen dit de kracht heeft de wil van de mens te veranderen. Het zuivere evangelie gaat van God uit. Het is Zijn tot de mensen gesproken woord dat blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. Zodra het echter bij de onvolmaakte mensen aankomt, wordt het of net zo zuiver aangenomen en de levenswandel wordt nu in overeenstemming hiermee geleid, of het wordt van de kant van de mensen misvormd zoals het beantwoordt aan de wil van dezen. En dan verliest het alle kracht. Dan is het niet meer Gods woord, maar dat van de mensen. Zolang het woord van God zuiver en onvervalst blijft, is de uitwerking ervan ook duidelijk zichtbaar bij de mensen, bij wie zich nu een verandering van wezen voltrekt en die bewust op God aansturen. Maar heeft het goddelijke woord een verandering ondergaan, dan blijven de mensen onverbeterd, want ze hebben dat wat hun ommekeer tot stand zou moeten brengen omgevormd naar hun wil en er is iets ontstaan dat misvormd is, dat echter nog steeds als Gods woord wordt uitgedragen, doch volledig krachteloos is. God leidt daarom steeds weer het zuivere evangelie naar de aarde en Hij spoort de mensen aan het na te leven.
Het zuivere evangelie is de goddelijke leer van de liefde die de mens Jezus op aarde aan Zijn medemensen predikte en die altijd en eeuwig dezelfde liefdesleer zal blijven. Daar de liefde op aarde echter niet meer wordt beoefend, is de goddelijke liefdesleer voor de mensen ook niet te begrijpen. En waar het evangelie verkondigd wordt, wordt de liefde tot God en de naaste alleen zo zijdelings gepreekt. Want door menselijke invloed zijn er zoveel leren en geboden aan de mensen overgebracht, dat deze op de voorgrond treden als op de eerste plaats te vervullen, maar de verandering van het wezen der mensen, het eigenlijke doel van het aards bestaan, wordt niet meer nagestreefd. En toch geloven de mensen goede christenen te zijn, omdat ze zich gelegen laten liggen aan de vervulling van de bijgemaakte geboden en leerstellingen. Daarom moet steeds weer opnieuw gewag worden gemaakt van de goddelijke liefdesleer, zoals Jezus ze op aarde predikte. En daarom moet deze preek over de liefde opnieuw aan de mensen worden gegeven in de zuiverste vorm, opdat ze de kracht van het goddelijke woord kunnen gewaarworden als ze ernaar leven en dus zichzelf veranderen tot liefde. In haar kern is de liefdesleer van Jezus wel nog te vinden als de mens van goede wil is en ook de misvormde leer in ontvangst neemt.
Wie dus de geboden van de liefde als eerste en alleen belangrijke geboden beschouwt en hiermee in overeenstemming leeft, zal ook gauw helder en duidelijk de verandering van het goddelijke evangelie herkennen. En hij zal ook begrijpen dat en waarom steeds weer door het toezenden van boven, de zuivere leer van Christus naar de aarde komt. Hij zal het begrijpen dat God voortdurend tot de mensen spreekt en Hij Zijn woord in alle zuiverheid aan hen overbrengt, want wie in de liefde leeft, is ook doordrongen van de kracht van de liefde. Wie in de liefde leeft, wordt zelf onderricht door de geest in zich en voor hem is de oneindige liefde van God er de verklaring voor dat Hij alles doet om de mensen naar de waarheid te leiden en ze naar het eeuwige leven te voeren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5557 Aardse opdracht; wilsbeslissing
15 december 1952: Boek 61
U hebt een inspannende weg moeten afleggen, voordat u zover was de laatste test van uw wil af te kunnen leggen. Uw ziel, eens opgelost in talloze zielepartikeltjes, die in een gekluisterde toestand een rijpingsproces moesten doormaken, is weer tot een geheel samengevoegd. U heeft weer het ik-bewustzijn teruggekregen en u staat nu als individu voor de beslissing om voor u die Heer te kiezen, die u wilt toebehoren.
Deze beslissing is de zin en het doel van uw aardse bestaan en moet in vrije wil genomen worden, 'n ander kan deze beslissing niet voor u nemen. Ze moet door uzelf onvermijdelijk op het einde van uw leven genomen zijn, omdat uw lot in de eeuwigheid afhangt van deze beslissing.
Heel belangrijk en zwaarwegend is daarom uw instelling ten opzichte van uw aardse levensopdracht, zij kan u licht en zaligheid maar evengoed ook dood en verderf brengen. U alleen beslist dat door uw wil, want het geloof daaraan kan u niet door dwang worden opgedrongen. Juist daarom is het heel zelden onder de mensen te vinden, juist daarom bereiken de mensen maar zelden hun doel de juiste Heer gekozen te hebben.
Het ongeloof komt echter overal tot uiting en steeds meer vergeten de mensen hun levensopdracht. Elke gedachte geldt alleen de wereld die zij na een korte tijd verlaten moeten, hun interesse gaat uit naar wat voorbij is. De herinnering aan hun lijdensweg door de materie is van hen weg genomen, want zij moeten in vrije wil hun beslissing nemen en mogen niet uit vrees voor de juiste Heer beslissen. En nu is het gevaar dat hun beslissing in hun nadeel uitvalt, dat zij al hun zinnen naar de materie richten en daardoor de "heer van deze wereld" kiezen die zij nu weer ten offer vallen. Hem hebben zij het dan ook te danken dat zij hernieuwd gekluisterd worden in de harde materie, omdat zij verkeerd beslist hebben.
Zij moesten hun ogen hemelwaarts richten, zij moesten opwaarts streven en de wereld de rug toekeren, dan was de juiste beslissing genomen. Dan was de weg door de gehele schepping een succes geweest, dan had het aardse leven het wezen zijn bekroning gebracht en de ziel vond de juiste Heer en is Hem tegemoet gesneld.
Dan heeft de mens de wilsproef op aarde doorstaan, hij kan het zware aardse lichaam afleggen en als rijke geest de eeuwigheid ingaan. Dan is de lange aardse weg van voorheen niet vergeefs geweest. Het wezen is terug gekeerd vanwaar het is uitgegaan, het heeft de VADER herkend en zichzelf aan HEM overgegeven voor eeuwig.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5581 De onbeduidendheid van aardse zorgen
19 januari 1953: Boek 61
Hoe onbeduidend zijn toch alle aardse zorgen en hoe ernstig en groot acht u ze. En wat alleen belangrijk is, daar schenkt u mensen weinig aandacht aan. En daarom worden uw noden en zorgen steeds groter, omdat ze u ertoe moeten brengen aan Mij te denken en aan uw eigen ziel. En als dit wordt bewerkstelligd, dan waren de noden en zorgen een zegen voor u. Maar waar ook deze het niet tot stand brachten dat de mens zich naar Mij keerde, is vaak groot gevaar dat er nu lagere krachten in werking treden en de mens helpen, maar dan steeds met verlies van de ziel die de vorst der duisternis probeert te winnen.
De ongelovigheid wordt steeds groter. Zonder bezwaar geven de mensen Mij prijs en grijpen begerig naar materiële goederen, die ze als het ware als koopsom ontvangen, omdat ze Mij weggeven en dus ook hun ziel. En daarom neemt ook de aardse nood toe en is deze zo duidelijk te herkennen als door satan in de wereld gebracht. Het ongeloof en aardse verschrikkingen zullen steeds samen optreden, omdat de satan heerst waar geen geloof meer is. Het diepe geloof echter betekent steeds een uitweg uit elke nood.
Daarom hoeft de aardse nood niet zo groot te worden geacht, want het diepe geloof in Mij kan en zal ze opheffen. Maar dit stelt ook een zekere rijpheid van de ziel voorop, een innige verbinding met Mij, die u dan altijd bijstaat en de nood laat ophouden. De ongelovige schijnt een nood enorm groot toe, op de gelovige maakt dezelfde nood nauwelijks indruk, want hij weet dat er iemand boven hem staat die ze heeft gestuurd en ze ook weer van hem weg kan nemen. De ongelovige echter zet de eigen kracht in om de nood de baas te worden. En daar het hem niet lukt, neemt hij de bijstand van beneden aan, dat wil zeggen: hij grijpt naar de middelen die succes beloven en met grote zekerheid en verwachting bedwingt hij alles wat hem terneer scheen te drukken.
Het ongeloof is echter ook een kracht, voor welke gewaarschuwd moet worden. Want de ongelovige staat in verbinding met hem die ook over kracht beschikt, maar ze verkeerd gebruikt en zo dus ook die ontvanger van kracht ze voor zondige activiteiten gebruikt. Daarom kan deze kracht onvoorstelbare schade aanrichten, wanneer de mens zich eraan overgeeft, wanneer hij zich zo totaal van Mij losmaakt, dat Mijn tegenstander volledige macht over hem heeft.
Elke aardse nood moet u mensen naar Mij toe leiden. En in elke aardse nood zult u in de eerste plaats aan uw ziel moeten denken, of ze deze nood wel gebruikt om zich met Mij aaneen te sluiten. Een dergelijke ernstige vraag kan de last al verminderen, want ze wordt in u gelegd opdat u oplet en de zin van uw zorgen inziet. U zult heel gemakkelijk van deze zorgen af kunnen komen, door Mij ernstig te verzoeken om kracht en hulp. Ik wacht slechts op een dergelijk verzoek, om u dan Mijn hulp te kunnen verlenen. Want Ik wil alleen uw zielen behoeden voor de diepte. En Ik kan dit doen zodra u uw ogen omhoog richt en Mij aanroept.
Maar laat uw hart niet koppig zijn. Geloof niet uit eigen kracht u uit elke moeilijke situatie te kunnen bevrijden. U mensen bent allen zwak en hebt ondersteuning nodig. Maar wend u tot de ware bron, uit welke u kracht zult kunnen putten. Laat u niet verleiden door Mijn tegenstander, die u alles belooft en uw ziel schade toebrengt die u niet meer zult kunnen goedmaken, tenzij u Mij aanroept dat Ik u genees.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5591 De nood van de zielen in de diepte - Voorbeden
30 januari 1953: Boek 61
Groot is de nood van de zielen die plotseling en onvoorbereid worden weggeroepen van de aarde, als ze niet al door een aan God welgevallige levenswandel een graad van rijpheid hebben bereikt die hen voor het lichtrijk geschikt maakt. Maar het merendeel gaat naar de overzijde in het geestelijke rijk in een waarlijk erbarmelijke toestand, zonder geloof in Jezus Christus, zonder het geringste inzicht en geheel zonder kracht, daar hun de liefde ontbrak en hun dus ook geen werken van liefde navolgen in het geestelijke rijk. Ze zijn arm en ellendig en weten niet waarheen ze zich moeten wenden om hulp, omdat ze geen geloof hebben in die Ene, Die hen kan verlossen van alle zonden en alle leed. Jezus Christus, die elke roep naar Hem waarlijk zou horen. Het geestelijke rijk neemt alle zielen op die van de aarde zijn heengegaan, maar hoe verschillend zijn de sferen die hun nu een verblijfplaats bieden.
Het rijk der duisternis echter is het dichtst bevolkt en voortdurend neemt het nieuwe bewoners op, omdat ook op aarde grote duisternis is en de zielen eenzelfde plaats opzoeken als die ze verlaten hebben. Daar is de nood zo ondraaglijk, dat de zielen deze zouden willen ontvluchten, wat ze echter niet uit zichzelf kunnen, maar waar ze ondersteuning bij nodig hebben. Deze zielen keren steeds weer naar de aarde terug en houden zich op in de nabijheid van mensen met welke ze op aarde nauwe betrekkingen hadden, of door hetzelfde karakter voor hen welkome objecten zijn om hun eigen wil op ze over te dragen, dus indirect verder te werken op aarde. Zulke zielen kunnen maar moeilijk verbeterd worden en toch moet er ook aan hen in het gebed worden gedacht, opdat ze door voorbede opwellingen krijgen die tot een verandering kunnen leiden.
Waar een liefdevol gebed de zielen van de gestorvenen navolgt, is er steeds hoop dat ze spoedig de duistere verblijfplaats kunnen verruilen voor een zwak-schemerig oord en ze zoeken dan het licht tot ze het vinden. De zielen van de duisternis moeten vaak zeer lang in de diepte vertoeven, omdat ze geen poging doen eruit te komen. En pas het verlangen naar licht levert hun licht op.
Daarom zult u mensen niet genoeg kunnen bidden voor deze zielen, dat ze op het licht aansturen, dat in hen het verlangen zal ontwaken in een iets lichtere omgeving te komen. Want de wil van de wezens is beslissend en voor de versterking en verandering van een verkeerde wil zult u mensen steeds weer moeten bidden, wilt u de zielen helpen die plotseling van de aarde heengaan, die weggeroepen worden midden uit het leven en weinig of helemaal geen geestelijk inzicht bezitten. Ze kunnen geholpen worden als u ze maar helpen wilt, als u ze liefde schenkt en hen zou willen verlossen uit de duisternis.
De nood is overgroot en kan niet door middel van dwang worden opgeheven. Een voortijdig wegroepen van de aarde is vaak een daad van barmhartigheid voor deze zielen, zodat ze niet nog verder wegzinken. Want dan zou de verlossing uit de diepte nog veel moeilijker zijn, omdat de wil dan nog halsstarriger is en helemaal tegen God gericht. Denk daarom aan hen die plotseling van de aarde heengaan en zend hun liefdevolle gedachten na, opdat ze zich door u voelen aangetrokken om naar de aarde terug te keren en ze van u kunnen leren. Want ze zullen zich steeds in de nabijheid ophouden van diegenen die hun liefde geven. Ze zullen veel eerder bereid zijn onderrichtingen door middel van gedachten van u aan te nemen dan zij het op aarde zouden hebben gedaan. En voor zulke zielen kan de voortijdige dood nog de enige weg zijn naar een verandering van wil, als u ze kracht geeft door uw liefde, door uw gebed, dat bestemd is voor de verlossing van deze arme zielen uit de duisternis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5647 Wie door GOD wordt bemind...
9 april 1953: Boek 62
Wie door GOD wordt bemind, laat HIJ heel vaak moeizame wegen bewandelen en lasten dragen die hem bijna terneer drukken, maar altijd alleen voor zijn bestwil, want zo'n last die als een kruis is, kan hem tot zegen strekken bij de goede instelling tot HEM DIE zijn lot stuurt. Wie door GOD wordt bemind... Zijn Liefde gaat wel uit naar al Zijn schepselen, doch in het bijzonder naar diegenen die er niet ver meer af zijn om het laatste doel te bereiken. HIJ kent de gezindheid van ieder mens en zo weet HIJ ook hoe ieder mens afzonderlijk tegenover zijn GOD en VADER van eeuwigheid staat en daaraan beantwoordend pakt HIJ hem vaak aan om hem te helpen zijn doel te bereiken.
En alleen zo zult u voor uzelf mogen verklaren dat GOD getrouwe mensen die HEM duidelijk terwille zijn, vaak moeten lijden en vaak een zware levensstrijd moeten voeren, die zo nu en dan aan de Goedheid en Liefde van GOD zal laten twijfelen. GOD weet precies waar alles goed voor is en als de mensen nu maar overtuigd zouden zijn van Zijn Liefde en Goedheid, zouden ze ook al het moeilijke inzien als beschikking van GOD en niet in opstand komen, ze zouden zich door GOD's Liefde weten vastgepakt en geduldig wachten tot het lot weer een andere wending neemt.
Er is waarlijk veel leed op de aarde, de mensheid smacht onder de druk ervan, maar ze ziet niet in dat het nodig is dat ze wordt opgevoed en verzet zich daarom innerlijk, terwijl ze zich alleen maar berustend zou moeten schikken, opdat al het moeilijke weer van haar zou worden afgenomen en de hulp van GOD duidelijk tevoorschijn komt, dat GOD als liefdevolle VADER te herkennen zou zijn door ieder die HEM herkennen wil.
Die door GOD wordt bemind, laat HIJ lijden. Wel worden deze woorden bijna niet gelovig uitgesproken, want geen mens denkt eraan dat leed een waarachtig werkzaam opvoedingsmiddel is in een wereld waarin alleen steeds dat wordt nagestreefd, wat goed is voor het lichaam, waarin de Liefde GOD's niet wordt gezien in toestanden van nood en kommer. En toch is het Zijn Liefde Die Zich zo uit zoals het dienstig is voor de ziel. Want GOD is op de hoogte van de zegen van het leed en HIJ wendt daarom vaak zulke middelen aan, om de mensen van de aardse wereld af te houden, HIJ wil hen liever zien lijden dan ondergaan in het moeras van de wereld en haar zonde.
HIJ weet dat ziekte en pijnen een verandering teweeg kunnen brengen, maar dat de wereld nooit een geestelijk resultaat kan bieden voor de ziel, dat daarom de wereld eerst achteruit moet worden gesteld, waarvoor GOD Zijn indirecte hulp geeft doordat HIJ de mensen afhoudt van de wereld en de gevaren ervan, door middelen die wel schijnbaar de Liefde van GOD laten ontberen, maar voor de ziel nooit verderfelijk zijn, tenzij de mens in opstand komt tegen het lot en hij om Zijn tegenstander roept. Dan zal hij wel worden geholpen, maar anders dan de mens het zich voorstelt, hij helpt wel maar nooit zonder tegenprestatie. En deze tegenprestatie.bestaat uit het afstaan aan hem van de ziel.
Geef u daarom over aan de Wil van GOD als u getroffen wordt door nood en leed, mor en klaag niet, buig uw hoofd onder Zijn ordening en richt uw ogen alleen maar omhoog naar HEM. En HIJ zal het kruis van u afnemen, HIJ zal het u licht maken, zodra u zich, zonder iets te willen, overlaat aan HEM en zijn genadevolle leiding. Want u zult u steeds bemind kunnen weten door HEM DIE alleen door leed en nood u zelf voor Zich wil winnen, DIE uw ziel wil louteren en haar steeds weer de gelegenheid biedt zich te beproeven in geduld en zachtmoedigheid, opdat dan de hulp GOD's duidelijk komt, opdat Zijn Liefde zichtbaar ingrijpt en HIJ ook alle wonden heelt op de juiste tijd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5653 Gebed in geest en in waarheid
16 april 1953: Boek 62
Niemand die in geest en in waarheid zijn smeekbede naar Mij zendt, zal Mij tevergeefs aanroepen om hulp. Maar hoe moet u bidden, zodat uw roep Mij bereikt? U zult geen lippengebed moeten uitspreken, want dit hoor en verhoor Ik niet omdat uw hart daar niet bij betrokken is. Omdat u de verbinding met Mij niet tot stand brengt maar steeds op de aarde blijft, omdat u alleen een formaliteit verricht die geen leven bezit. Maar ook een verstandelijk gebed dringt niet door tot mijn oor, ofschoon de mens Mij verstandelijk erkent als God en Schepper van eeuwigheid en nu in dit geloof in Mij woorden uitspreekt waardoor hij meent de verbinding met Mij tot stand te hebben gebracht.
Ik verlang een ander gebed. Ik verlang het volle vertrouwen in Mij. Ik verlang de smeekbede van een kind dat in Mij de Vader ziet en tot Hem komt in het volle vertrouwen dat Hij hem zal helpen. In het vertrouwen van een kind ligt de geloofskracht. En een gebed dat zo naar Mij wordt gezonden, komt uit het hart en treft mijn oor. Dan spreekt niet de mens met God, maar het kind met de Vader. Pas wanneer een mens in de stilte van zijn hart Mij in gedachten zoekt, wanneer hij samenspraak met Mij houdt, wanneer hij zonder aanstellerij en onverholen alles voor Mij uiteenzet wat hem belast, wanneer hij in deemoed zich aan Mij en mijn zorg aanbeveelt, wanneer hij alle barrières tussen hem en Mij uit de weg heeft geruimd, wanneer hij Mij door innig aanroepen aanwezig laat zijn, bidt hij in geest en in waarheid. Dan verheft zijn geest zich naar Mij, oftewel Ik buig Me over naar mijn kind en diens smeekbede zal niet ongehoord wegsterven. Een kind dat zo gelovig en vol vertrouwen met al zijn verlangens tot Mij komt, zal Ik niet teleurstellen. Aan hem zal Ik Me ook als zorgzame Vader openbaren. Ik zal het niet in nood laten. Ik zal zijn geloof niet beschamen, want het zoekt Mij niet in de verte. Het durft bij Mij te komen en blijft toch vol deemoed, daar hij anders niet zou bidden, maar eisen. Een verstandelijk gebed echter is een eis die de mens aan Mij stelt omdat hij meent daartoe gerechtigd te zijn door zijn erkennen van Mij zelf. Zo’n verstandelijk gebed ontbeert de diepe deemoed, want waar de deemoed is, daar zwijgt het verstand, maar het hart spreekt des te luider.
In geest en in waarheid moet u bidden. En u zult dat alleen kunnen als u de kinderlijke verhouding tot Mij tot stand brengt. Dan is de weg van u naar Mij niet ver. Dan zult u te allen tijde in gedachten bij Mij kunnen zijn. Dan trekt u Mij ook steeds naar u toe, want dan zal uw denken steeds in liefde op Mij gericht zijn en Ik zie en voel uw liefde en kan dus al door mijn geest op u inwerken. En dan zult u nooit een vergeefs verzoek doen, want de Vader luistert steeds wanneer Zijn kind Hem roept.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5657 Waarom het evangelie alleen liefde leert - Dieper weten
21 april 1953: Boek 62
(Het vuur van de liefde straalt licht van de wijsheid uit.) Mijn wil is het vervullen van de geboden van de liefde, omdat alleen dit u kan geven wat u ontbreekt. Geheel onwetend bent u uw leven op aarde begonnen en u zult dit net zo onwetend verlaten als u geen acht slaat op mijn geboden van de liefde. Want wat u zich aan verstandelijk weten eigen maakt, is niet als weten te bestempelen zodra u het rijk hierna binnengaat, waar alleen maar de liefde van waarde is en bijgevolg ook alleen maar het weten dat een leven in liefde u heeft opgeleverd. Want u zult erop bedacht moeten zijn dat wetend zijn betekent: het volledige inzicht te hebben aangaande uw herkomst en uw bestemming. Dit weten is niet op een verstandelijke wijze te verkrijgen, maar wel door een leven in onbaatzuchtige naastenliefde, omdat de liefde het vuur is dat licht uitstraalt, dus het helderste doorzien van alle zaken, zowel van de geestelijke als ook van de aardse wereld en hun samenhang met de Schepper van de oneindigheid.
Zonder liefde kan u geen licht worden gegeven, omdat er van het vuur van de liefde pas licht uitgaat. Maar u zult pas zalig zijn als u in het licht staat, als u van alles op de hoogte bent. Want dit inzicht is een teken van de aaneensluiting met Mij - Die u deze hemelse vreugden wil bereiden. Maar de liefde verzekert u de aaneensluiting met Mij, want de Liefde ben Ik zelf van eeuwigheid. Ik wil u naar Mij toe trekken. Ik wil u voor eeuwig gelukzalig maken. Ik wil u licht geven, dus kan Ik u maar één ding aanraden: in liefde te leven. En daarom gaf Ik u de geboden van de liefde tot Mij en tot de naaste, omdat, als u deze zult vervullen, u zelf uw gelukzaligheid bereidt. Omdat u dan de stroomkring van liefde binnengaat die u licht geeft, inzicht, een rijk weten dat toeneemt, hoe dieper de liefde in u wordt, en daarom ook uw gelukzaligheid voortdurend vergroot.
Hoe deze vergrote gelukzaligheid zich in het geestelijke rijk uit, is voor u die nog op aarde wandelt niet begrijpelijk te maken. Maar op aarde zult u al in het meest stralende licht kunnen staan, dus in een inzicht dat u ver boven uw medemensen kan uittillen, maar dat u niet zult kunnen overbrengen aan diegenen die niet net als u op aarde leven, dat wil zeggen voortdurend werkzaam in liefde. Want het inzicht is niet door te geven, het moet zelf worden verkregen door de liefde. Verstandelijk weten kan wel worden doorgegeven, het kan worden aangenomen en verder uitgebreid, maar verstandelijk weten heeft geen waarde voor de eeuwigheid.
Maar inzicht is geestelijk weten, duidelijkheid over zaken en allerlei verbanden die aards niet onderzocht en bewezen kunnen worden, die echter pas het ware leven uitmaken, die onvergankelijk zijn en hun waarde voor eeuwig behouden. Geestelijk weten wordt nooit aangenomen door een verstandsmens die niet in de liefde leeft. Want het ontbreekt hem aan licht en hij doorziet niets, omdat hij in het donker voortgaat. Daarentegen is de geest verlicht van een mens die in liefde werkzaam is, ook al is zijn verstand niet scherp en geniet hij daarom weinig aanzien bij zijn medemensen. En dit licht zal nooit meer uitdoven en het zal ook in het geestelijke rijk zijn stralen uitzenden. Hij zal steeds kunnen geven omdat hij bezit.
En daarom leert het evangelie alleen liefde. Ik zelf wees de mensen de weg die naar Mij voert, naar het eeuwige Licht. Een verkondigen van diepere waarheden zou geheel nutteloos zijn geweest, omdat juist alleen de liefdevolle mensen deze begrepen zouden hebben, terwijl ze de anderen alleen maar verward en onvrij zouden hebben gemaakt en toch nooit instemming zouden hebben gevonden. Dus het zou geheel zinloos zijn geweest een dergelijk weten bij de mensen brengen - wat ze echter zelf te allen tijde konden verkrijgen, wanneer ze maar mijn geboden van de liefde naleefden. Geen mens wordt een weten onthouden dat hij begeert. Mensen die zonder liefde voortleven, begeren echter nooit het juiste weten. Ze vrezen de waarheid en willen haar niet horen. Daarom kunnen ze deze ook nooit ontvangen, tot ze zich veranderen tot liefde, wat ook een verandering van hun weten tot gevolg heeft. Maar zonder liefde is er geen helderheid van geest. Zonder liefde is er geen weten dat overeenstemt met de waarheid. En zonder liefde wordt nooit de zuivere waarheid ingezien en ze wordt daarom steeds afgewezen, wat geestelijke duisternis betekent.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5669 Het werkzaam zijn van de geest in alle geestelijke richtingen - Ware vertegenwoordigers
6 mei 1953: Boek 62
Allen die vanuit mijn geest getuigen, zijn mijn vertegenwoordigers op aarde. Allen die Mij levendig in het hart dragen, zijn van mijn geest vervuld als ze van Mij getuigenis afleggen. Want Ik kan Me aan hen openbaren door de geest en ze spreken dan de zuivere waarheid, daar Ik zelf hun de woorden in de mond leg, omdat Ik het zelf ben die door hen spreekt.
Daarom kunnen er in alle geestelijke richtingen ware vertegenwoordigers zijn, zodra de verkondigers van mijn leer zo innig met Mij zijn verbonden dat mijn tegenwoordigheid verzekerd is en dan ook de zuivere waarheid gegarandeerd is. Want dan kunnen ze alleen maar kunnen spreken in mijn geest. Ze zullen zwijgen over dat wat als dwaling is binnengeslopen. Ze zullen dan steeds dat tot inhoud van hun spreken maken wat geheel overeenstemt met de waarheid, omdat het mijn geest is die hen leidt. Daarom zijn er in alle geestelijke stromingen, in alle geloofsgemeenschappen, geweldige sprekers, die het hart van de mensen aanspreken, die succes hebben bij degenen die van goede wil zijn. Ze verkondigen met ijver het woord van God. Ze zijn overtuigde discipelen, die mijn evangelie uitdragen in de hele wereld.
Maar ze leven ook in de liefde, daar mijn geest anders onmogelijk in hen werkzaam kan zijn.
Dit is het teken dat een mens een ware verkondiger van mijn leer is: dat hij zelf de liefde beoefent, dat hij van de liefde voor Mij en voor de naaste zo doorstraald is, dat Ik zelf in hem aanwezig kan zijn en hij daarom een bruikbaar werktuig is voor Mij. Laat u daar onderrichten, waar liefde is te herkennen. Neem daar mijn woord in ontvangst, want daar wordt u waarheidsgetrouw onderricht. Daar zal u uitsluitsel gegeven kunnen worden, omdat Ik zelf daar ben waar de liefde is.
Want mijn woord kan ook worden gepredikt zonder leven. Het kan letterlijk worden overgebracht en het zal zonder kracht zijn en op de toehoorders weinig indruk maken, tenzij dezen vol verlangen zijn naar mijn woord.
Dan verlicht mijn geest hun denken en kunnen ze het dode woord ook zelf tot leven wekken. Het zal voor hen zo begrijpelijk zijn als zou een van liefde vervulde, geestelijk verlichte verkondiger het hun hebben aangeboden.
Mijn woord heeft kracht in zich, die door de liefde in de mens tot uitdrukking komt.
De van liefde vervulde verkondiger kan deze kracht uitstralen op de toehoorders, maar ook de luisteraar moet van liefde vervuld ernaar verlangen om door Mij te worden aangesproken, opdat het hem tot zegen zal strekken. Daarom zult u mensen zonder bezwaar iedere verkondiger van Gods woord gehoor kunnen schenken. Zodra u zelf het diepe verlangen hebt Mij te horen, zult u Mij ook horen. Maar zonder geest aangeboden en zonder geest ontvangen, blijft het een dood woord zonder zegen en kracht.
Ik behoed waarlijk allen die van goede wil zijn voor onjuiste opvattingen, zodra ze ernstig naar de waarheid streven, zodra ze zich tot Mij zelf wenden, opdat Ik hun geest zal verlichten. Maar wie lui en onverschillig is, wie luistert naar wat hem wordt verkondigd, zonder innerlijke drang de waarheid te weten te komen, diens gedachten zullen verward en verduisterd zijn. Want hij zelf doet er niets voor om zich licht te verschaffen. Hij laat zich door de stroom meevoeren zonder na te denken waarheen hij wordt gevoerd. En deze is waarlijk alleen het lot beschoren waaraan hij zelf schuldig is.
Onwetendheid of onjuist weten dat hem nooit de rijpheid van ziel zal opleveren. En hij zal nooit ter verontschuldiging kunnen aanvoeren, verkeerd onderricht te zijn, want alleen zijn wil was het, die zijn onwetende toestand heeft veroorzaakt. Maar wie wil dat hij in de waarheid wandelt, zal ook onderricht worden in de waarheid, indien hij zich tot Mij zelf wendt, de waarheid van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5689 God wil door de schepping herkend worden als Liefde
31 mei 1953: Boek 62
De bestuurder van het heelal kent geen hindernissen. Aan Hem is alles onderdanig. Naar Zijn wil moet al het geschapene zich voegen, elk geschapen wezen, zij het van geestelijke aard of gekluisterd in de vorm. Alleen Zijn wil regeert, ofschoon Hij de mens vrijheid van wil verleent, die echter Zijn macht en Zijn wil nooit in twijfel trekt, want Hij alleen is de Heer over hemel en aarde, over de gelukzalige wereld der geesten en ook over het rijk der duisternis. Deze Heer nu te onderkennen zou voor de mensen niet moeilijk mogen zijn, want alles wat de mens omringt, is een bewijs van Hem en Zijn wil. Want al is de mens ook de wilsvrijheid gegeven, toch is hij niet in staat tegen de wil van God in te gaan. Hij is ook niet in staat Gods wil naar zijn hand te zetten. Maar hij is ook niet in staat uit zichzelf dat te laten ontstaan wat zijn oog ziet en zijn geestelijke vermogens gewaar worden. Hij kan God erkennen en als hij Hem dus niet erkent, liegt hij tegen zichzelf en door deze leugen gaat hij in tegen de Geest Die hem geschapen heeft. En hij spreekt als het ware over zichzelf het oordeel uit van verbanning uit de nabijheid van God, wanneer deze God niet ook de Liefde zou zijn van eeuwigheid.
Gods kracht en macht kunnen niet worden geloochend. En dat ze zich openbaren door de schepping is een bewijs van Zijn liefde voor Zijn schepselen. Want Hij wil dat ze Hem kunnen onderkennen. Hij wil dat ze in Hem geloven en geeft zich zelf aan hen te onderkennen doordat Hij blijk geeft van Zijn macht en kracht. Want Hij verlangt naar de liefde van Zijn schepselen die Hij alleen kan winnen wanneer Hij zich ook als de God van de liefde openbaart. En Zijn scheppingen zijn daarom duidelijk herkenbaar als ontstaan voor Zijn schepselen. De kracht die Hem werkzaam zal laten worden voor het ontstaan van nieuwe scheppingen, is Liefde. Dus moeten ook de scheppingen beantwoorden aan een doel dat liefde zal laten herkennen. Zijn scheppingen moeten ertoe dienen geluk en zaligheid teweeg te brengen of te bezorgen.
Wie van de liefde deze wil om vorm te geven zien wil en kan, zal zelf ontbranden in liefde voor zijn Schepper van eeuwigheid. Want waar een bewijs van liefde wordt gegeven, daar wordt ook liefde gewekt. Zijn macht en kracht te bewijzen is niet alleen het doel van Zijn schepping, maar daarin moet duidelijk Zijn liefde zichtbaar worden, die Hem aanleiding gaf tot elke schepping. Maar voordat de liefde van een Wezen kan worden ingezien, moet eerst het Wezen zelf worden onderkend. Er moet kunnen worden geloofd dat dit Wezen een niet te overtreffen Macht is, dat het hoogst volmaakt is. En dit kan worden geloofd omdat deze Macht zichzelf bewijst door elke schepping. Maar alleen het geloof aan Zijn macht en kracht is voor God niet voldoende. Hij wil als Liefde worden herkend, om welke reden al Zijn scheppingen ook een uitstraling van Gods liefde bewijzen, doordat ze een nuttige en heilzame bestemming hebben, dat ze dienen om hen die van God verwijderd zijn, terug te voeren.
Dit laatste doel is echter alleen voor diegenen duidelijk, die God al als hoogst volmaakt Wezen, als Liefde hebben onderkend. Maar ieder denkend mens moet de hem omgevende scheppingen bekijken met vragende gedachten, opdat hem antwoord kan worden gegeven: dat God zelf zich openbaart door de schepping, dat Zijn wil overal naar voren treedt, dat geen wezen deze wil kan bepalen, dus de macht en kracht alleen bij Hem liggen, maar dat Zijn macht en kracht alleen vorm krijgen door Zijn liefde die over alles heen straalt, die zich bekend maakt omdat ze wederliefde wil vinden, omdat ze voor eeuwig alleen maar gelukkig wil maken. De liefde van God kan eeuwig niet ontkend worden, net als de almachtige wil van de Bestuurder van alle werelden, aan welke niets weerstand kan bieden, Die onderkend moet worden en kan worden, waar de wil daartoe aanwezig is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5693 Oerwet: liefde
5 juni 1953: Boek 62
De oerwet is de liefde. De oerkracht is liefde en al het stoffelijke is in zijn oersubstantie liefde. Dus moet ook het hoogste Wezen, de eeuwige Godheid, Liefde zijn, evenals al het wezenlijke dat uit haar is voortgekomen. De liefde is een kracht en dus steeds effectief zolang ze met de Oerbron van alle kracht in verbinding blijft. Want God, als de Oerbron van kracht, straalt deze uit volgens Zijn eeuwige ordening, om werkzaam te zijn in liefde volgens Zijn wet. Daarom zal al het door Hem in het leven geroepen wezenlijke onbeperkt de liefdeskracht kunnen benutten, omdat deze in hem rust als teken van goddelijke oorsprong, echter alleen zo lang als het wezen zich binnen de wet van de eeuwige ordening beweegt, zolang het de liefdeskracht wil gebruiken volgens de goddelijke wil. Want de wil van God is in Zijn liefde gegrondvest. De wil van God is steeds in overeenstemming met de eeuwige ordening en is eveneens oerwet.
Treedt het wezen uit de goddelijke ordening, dan treedt het ook buiten de liefdesstroom van God. Het verspeelt dus zijn kracht omdat deze buiten de wet niet werkzaam is, omdat de liefde niet uit de ordening kan treden daar ze de oerkracht is van God. Daarom zal het ook begrijpelijk zijn dat alleen dan van de kracht Gods kan worden gesproken wanneer een werkzaam zijn in liefde herkenbaar is en dat niets on-goddelijks zich van de kracht uit God kan bedienen, omdat Gods kracht liefde is, maar de liefde niet buiten God kan zijn. Hieruit volgt dus dat de eeuwige ordening onvoorwaardelijk in acht moet worden genomen, waar de liefdeskracht zich wil uiten. Dat dus het wezen pas weer als goddelijk wezen kan worden bestempeld wanneer het in Gods eeuwige ordening leeft, omdat het dan weer door de goddelijke liefdeskracht wordt doorstraald en dus ook zelf vol kracht en licht is, omdat ook de liefdeskracht weer haar volle uitwerking heeft. Dan zal het wezen in de gelijke wil met God kunnen scheppen en vormen omdat de liefdeskracht voortdurend tot werkzaamheid aandringt, omdat de goddelijke kracht nooit rust maar voortdurend tot leven wekt. De toestand buiten de goddelijke ordening is een toestand van de dood, van krachteloosheid, van verstarring. Maar leven is alleen in goddelijke ordening denkbaar, en goddelijke ordening is liefde.
Het wezenlijke dat zich buiten de goddelijke ordening ophoudt, zou volledig moeten vergaan wanneer het geen van God uitgegane kracht zou zijn die in haar oersubstantie liefde is. En deze kracht is onvergankelijk, ofwel: wat van God uitgaat, kan nooit vergaan. Maar het kan al het positieve in zich in het negatieve veranderen en dit wil dus zeggen: een aan het goddelijke licht- en krachtvolle tegengestelde toestand. Duisternis en machteloosheid dus, een niet goddelijk en daarom ongelukkig lot. Maar God, als eeuwige Liefde, keert zich niet af van deze van God losgeraakte wezens. Hij tracht hen terug te leiden naar Zijn wettelijke ordening. Hij straalt het bekoelde en verharde wezenlijke aan met Zijn liefdeskracht en als het zich openstelt, dus zonder weerstand zich aan de inwerking van de liefdesstraling overgeeft, keert het langzaam terug naar de goddelijke ordening. Het brengt de liefde in zichzelf weer tot ontplooiing en benut de hem nu weer toestromende liefdeskracht om in liefde werkzaam te zijn. Het wordt zelf vol van kracht en licht en keert terug naar de oerbron van de Liefde. Het sluit zich weer aaneen met God, van wie het eens is weggegaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5701 Onderzoek de geesten - Valse christussen en profeten
19 juni 1953: Boek 62
Onderzoek de geesten, of ze van God zijn. Als u geestelijk goed in ontvangst neemt, is het noodzakelijk zeer kritisch te zijn, waar deze geestelijke leringen van afkomstig zijn. U moet dit onderzoeken, want uzelf draagt de verantwoording voor uw ziel, voor welke alleen de waarheid van nut is, maar die door onjuiste opvattingen gevaar loopt in haar positieve ontwikkeling. Wordt u nu een geestelijke lering aangeboden, dus een weten dat aards niet is te bewijzen, dan zult u deze aan een ernstig onderzoek moeten onderwerpen. U zult moeten weten dat licht en duisternis tegen elkaar strijden, dat de vorst der duisternis tegen de zuivere waarheid strijdt, dat hij alles probeert om de mensen onjuist te laten denken en er ook niet voor terugschrikt zich in het gewaad van een engel te hullen om de mensen te misleiden.
Maar uzelf zult hem kunnen ontmaskeren. U zult kunnen onderzoeken welke geest u die opvattingen doet toekomen. En dit zijn voor u de kenmerken waarop u bij serieus onderzoek zult moeten letten: dat door de u toegezonden opvattingen van Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld blijk wordt gegeven, dat ze Zijn leer en liefde bevatten en dat u wordt aangespoord Jezus na te volgen. Dan zult u ze absoluut mogen aannemen en God Zelf als bron van het u toegezonden weten bestempelen. U zult het dan als goddelijke waarheid mogen uitdragen en verdedigen. U zult niet bang hoeven te zijn om door de geest der duisternis in een onjuist denken te worden gedrongen, want deze erkent nooit Jezus Christus, die de wereld heeft verlost van de zonde.
Er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en in het bijzonder in de laatste tijd voor het einde. Ze zullen de naam van Jezus Christus in de mond nemen en toch geen ware verkondigers van Zijn goddelijke leer van de liefde zijn. Want ze zullen zelf niet opvolgen wat ze onderrichten, of hun leerstellingen werelds richten. Ze zullen niet als ware christenen te herkennen zijn.
En dit belijden met de mond is vaak een dekmantel, waaronder de vijand van de waarheid zich verbergt. Ze zullen zelf niet echt geloven in de woorden van Jezus, die Hij op aarde gesproken heeft, in Zijn beloften, want het ontbreekt hun aan liefde, het kenmerk van een ware navolger van Jezus.
En daarom zullen hun woorden geen Geest in zich hebben. Ze zullen zonder kracht zijn. Ze zullen niet als zuivere goddelijke waarheid kunnen worden betiteld en ze zullen eveneens een serieus onderzoek vereisen. Maar u zult dit onderzoek altijd kunnen uitvoeren, als u - in het diepe verlangen naar de waarheid - God Zelf om Zijn hulp vraagt, dat Hij uw geest moge verlichten, uw denken juist leidt en te allen tijde waarheid van dwaling leert te onderscheiden. En ieder die de Geest uit God begeert zal Hem ontvangen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5717 Gedachtengolven zijn in overeenstemming met de wil
6 juli 1953: Boek 62
Er dringen zich zo nu en dan gedachten op die hun oorsprong hebben in het rijk van geesten die zonder licht zijn, die dus omdat zij nog aards gezind zijn, zich ook in de nabijheid van de mensen ophouden, aan wie zij nu hun denken, gericht op materie, trachten over te brengen.
De mens is voortdurend omspoeld door gedachtengolven, maar hij neemt altijd alleen dat gedachtengoed in zich op dat overeenkomt met zijn wil. En omdat de mens, zolang hij op aarde vertoeft, zich ook niet geheel van het aardse los kan maken, is het dus begrijpelijk dat ook die wezens die nog aards gezind zijn, toegang hebben tot zijn gedachtenwereld.
Ze dringen echter bij geestelijk strevende mensen niet vaak door - de gedachten beroeren hen wel maar blijven niet lang vast zitten, want zij maken geen indruk op deze mensen. Er is dus bij mensen die het geestelijke nastreven geen gevaar als zich zo nu en dan zulke wezens op de voorgrond dringen om gehoor te krijgen, omdat de geestelijke wereld - de wezens van het lichtrijk - reeds een veel grotere invloed heeft en gewillig aangehoord wordt, die ook steeds weer aardse gedachten verjaagt om zichzelf te openbaren.
Alleen een ding mag de mens niet verzuimen: zichzelf te observeren en zo goed als mogelijk aardse gedachten te weren, als hij een geestelijke verbinding tot stand wil brengen. En hij moet geestelijke gedachten niet met aardse vermengen. Hij zelf geeft daar aanleiding toe als zekere wezens tussenbeide komen, zodra hij zich niet losmaakt van de wereld, zodra hij zich niet in de stilte terugtrekt en zich in zijn gedachten los maakt van alles wat hem omgeeft. Daar kan de mens de gedachten weren die hem niet zinnen. Hij behoeft daartoe maar een korte bede tot GOD op te zenden om bescherming en hulp - en elk naderbij komen van deze aards gezinde wezens wordt afgeweerd door lichtwezens, die dan daar het recht toe hebben een muur te vormen om die mens die zich met hen verbinden wil. Dan is elke verkeerde of aardse beïnvloeding onmogelijk en is het hart geopend voor het geestelijk goed dat binnenstroomt en dat altijd volgens de waarheid is.
Zodra de mens de samenhang kent - de aanstraling d.m.v.gedachten van wezens uit beide rijken, zal hij zichzelf als hij het ernstig meent, gadeslaan en beschermen voor gedachtengolven die niet goed voor hem zijn. Want de wil van de mens is doorslaggevend welke wezens bij hem binnenkomen. De wil verzekert hem echter ook de waarheid, zodra zijn wil zich naar die wezens toekeert die in het licht staan en nu het recht hebben en de opdracht van GOD, hem licht te verschaffen.
Geestelijk goed nu zo te ontvangen om het aan de medemensen door te geven is een ambt met grote verantwoordelijkheid, dat ook alleen die mensen mogen uitoefenen die van ernstige wil zijn om alleen de zuivere waarheid te ontvangen en te willen verspreiden.
Aan deze wil wordt altijd voldaan en daarom steeds de onwetende krachten de toegang belet, als de mens zich voor het in ontvangst nemen van de waarheid aan de geestelijke krachten overgeeft. Dan zal hij beschermd zijn tegen elke dwaling daar GOD Zelf allen zegent die naar de waarheid verlangen en deze verbreiden willen, en omdat Zijn Zegen ook de zuivere waarheid garandeert, dus beschutting is tegen misleiding - beschutting tegen de krachten van de duisternis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5737 Hulp voor verdwaalden op aarde en in het hiernamaals - Voorbede
3 augustus 1953: Boek 62
Gebruik al uw kracht om hulp te brengen aan de mensen die in de duisternis op aarde rondgaan, evenals de zielen in het hiernamaals die nog niet verlost zijn en ook uw hulp nodig hebben om tot het licht te geraken. Laat geen uur voorbijgaan zonder aan deze zielen te denken. Dat wil zeggen: richt uw dagtaak zo in, dat u steeds ook hun zoveel tijd schenkt om een stil gebed aan hen te wijden, hen te wijzen op Jezus Christus, of ook opheldering te brengen aan de mensen op aarde die u gehoor schenken. Wees te allen tijde arbeider in de wijngaard van de Heer. Laat uw voornaamste bezigheid niet buiten beschouwing. Vergeet haar niet gedurende uw aardse werkzaamheid. Er wordt wel veel van u verlangd om de wereld helemaal op de achtergrond te plaatsen, uw gedachten voortdurend te richten op het geestelijke rijk terwijl u nog op aarde leeft en ook gedwongen bent de strijd met het leven aan te binden, maar geloof het, dat u ook de strijd om het bestaan niet zo zeer zult merken, dat u met een gerust hart uw aardse zorgen aan Hem zult kunnen toevertrouwen, Die u in Zijn dienst heeft genomen. Geloof het, dat Hij voor Zijn knechten en medewerkers zorgt, als dezen maar ijverig het werk verrichten waarvoor ze zich zelf aan Hem hebben aangeboden om de dwalenden op aarde en in het hiernamaals bij te staan, opdat ze de juiste weg vinden.
En u zult daar steeds de tijd voor moeten nemen. U zult uw arbeidsterrein meer in het geestelijke rijk moeten leggen dan in de aardse wereld. U zult eraan moeten denken dat mensen op de aarde dit werk moeten doen, omdat de vrije wil van de mens niet in gevaar mag worden gebracht. U zult niet mogen vergeten dat het gebed van de mensen op aarde ook voor de zielen in het hiernamaals van grote betekenis is en dat ook aan hen de eerste hulp door u moet worden gebracht, omdat de arbeid van de lichtwezens in het geestelijke rijk pas dan kan beginnen, wanneer u door uw voorbede, door uw onderrichtingen door middel van gedachten, de zielen zoveel kracht hebt doen toekomen, dat ze nu ook gewillig zijn de lichtwezens aan te horen. Laat daarom geen dag voorbij gaan waarin u niet hebt gewerkt voor het rijk Gods. En wees ook altijd zeker van mijn zegen, want het gaat om de redding van vele zielen uit de duisternis. Het is de hulp die in de eindtijd nog verleend moet worden aan de zielen die zich alleen niet los kunnen maken van de duistere macht, die licht nodig hebben om de weg te vinden uit de nacht van de dood naar het licht van het leven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5741 Verandering van wil in vrijheid - Volmaaktheid
7 augustus 1953: Boek 62
Niet Mijn wil kan de afstand tot Mij verkleinen, maar alleen uw wil moet dit volbrengen. Want niet Mijn wil heeft u verstoten, maar uzelf bent in vrije wil van Mij weggegaan. U hebt Mij afgewezen en daardoor een kloof tussen u en Mij geschapen, die u nu zelf ook zult moeten overbruggen als u weer bij Mij wilt komen. Ik Zelf neem u met open armen weer op als u terugkeert in het Vaderhuis.
Maar Ik zal u nooit tegen uw wil tot mij trekken, omdat Mij er minder aan gelegen is u te bezitten dan uw liefde voor Mij, die dan ook uw wil verandert, zodat u vrijwillig naar Mij terugkeert. Een terugkeer naar Mij betekent echter onbeperkte gelukzaligheid. En zo zult u voor uzelf de staat van gelukzaligheid zelf kunnen en moeten verschaffen. Hij kan u niet door Mij worden gegeven, wanneer de voorwaarde van de Mij toegekeerde wil niet aanwezig is.
Ik ben bereid u alles te geven. Ik zal u waarlijk niets onthouden wat u begeert. Maar het is Mij onmogelijk uw wil onvrij te maken, omdat Ik Zelf dan in strijd zou moeten handelen met Mijn wet van de eeuwige ordening. Want Mijn schepselen zijn geschapen naar Mijn evenbeeld. Het waren wezens die de vrije wil in zich moesten hebben, omdat ze volmaakt uit Mij zijn voortgekomen. En wat volmaakt uit Mij is ontstaan, kan wel uit eigen wil, maar niet door Mijn wil onvolmaakt worden. Dus het kan zelf zijn wil van Mij afkeren, maar Ik kan nu niet de vrije wil onvrij maken en daardoor Mijn schepsel het bewijs van zijn goddelijke oorsprong afnemen.
Want Ik ben volmaakt en handel daarom niet tegen Mijn ordening van eeuwigheid in. Dus daarom kan Ik de mensen niet verhinderen te zondigen en een verkeerde levenswandel te leiden. Ik kan ze niet dwingen om in Mij te geloven en nog minder kan Ik ze dwingen Mij lief te hebben, dus weer naar Mij terug te keren. Ik kan alleen alles doen wat hun wil zou kunnen veranderen, echter niet moet veranderen, daar er anders waarlijk geen wezen meer zou bestaan dat ver van Mij verwijderd is, maar ook geen vrij, gelukzalig wezen dat volmaakt zou zijn. De vrije wil is oerwet van eeuwigheid en hij is van oorsprong ook wettelijk in ieder door Mij geschapen wezen.
En dat moet voor u mensen de verklaring zijn voor de toestanden op de aarde, die u gebrekkig voorkomen en die alleen de vrije wil van de mens zelf kan veranderen. Wat Mijn Macht kan volbrengen, heeft Mijn Liefde al gedaan. Maar waar de vrijheid van uw wil moet worden gehandhaafd, daar zult alleen nog maar uzelf werkzaam kunnen worden. En Mijn Liefde zal u elke ondersteuning verlenen, omdat Ik Zelf immers wil dat u naar Mij terugkeert. En al gaan er eeuwigheden voorbij tot u in vrije wil weer op Mij aanstuurt, dan zal Ik u toch nooit onder dwang terugleiden, omdat Ik wil dat u uw staat van volmaaktheid weer bereikt, omdat Ik wil dat u zich als Mijn kinderen vrijwillig in liefde aan Mij onderwerpt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5743 Getuigen van het einde op de nieuwe aarde voor de nakomelingen
9 augustus 1953: Boek 62
U zult mijn getuigen zijn op de nieuwe aarde en u zult getuigen van Mij en mijn majesteit, van mijn macht en mijn liefde, want u zult dit ondervinden op het einde van deze aarde. U zult Mij zien komen in de wolken in stralende glans en heerlijkheid. U zult mijn liefde ervaren als Ik u uit de grote nood zal redden, als Ik u zal wegnemen voor de ogen van uw medemensen die u met ware duivelse gezindheid naar het leven staan. U zult de bewijzen van mijn macht ondervinden, want ook het laatste vernietigingswerk op deze aarde zal zich voor uw ogen afspelen. Zo zult u het rijk van vrede binnengaan met een belevenis die in uw herinnering moet blijven, om van Mij te getuigen voor het nageslacht. Voor de mensen die alleen door overlevering kennis verkrijgen van de gebeurtenissen op de oude aarde, opdat ook zij het doorgeven en voor lange tijd de kennis daarvan bewaard zal blijven. U moet getuigen van Mij en mijn heerlijkheid.
Een gelovig en Mij trouw toegewijd geslacht dat niet twijfelt aan mijn kracht en macht en aan mijn liefde en volmaaktheid, zal de nieuwe aarde bewonen. En zolang Ik zelf nu onder hen kan vertoeven omdat hun liefde en geloof dat toelaat, zolang zal er ook geen getuigenis nodig zijn van wat u hebt beleefd. Maar zodra nieuwe geslachten uit hen voortkomen, moet ook aan hen weer die kennis gegeven worden. En het einde van de oude aarde moet hun in het bijzonder voorgehouden worden, opdat ook de dan levende mensen zich innig met Mij verbinden en mijn kinderen zijn en blijven. Het levende getuigenis zal een bijzondere invloed hebben op hun harten en zij zullen in de volgende tijden moeten verkondigen wat hun door u gegeven werd. En een lange tijd zal dan het geloof en de liefde tot Mij behouden blijven. Een lange tijd zal het mensengeslacht in vrede en eendracht leven, in harmonie met het oneindige in voortdurende verbinding met Mij. En mijn geest zal hun harten kunnen binnenstromen en zij zullen mijn woord kunnen horen en zalig zijn.
Maar toch zal ook deze toestand weer veranderen. De invloed van tegenkrachten zal eerst heel zwak, maar daarna steeds sterker wordend, te herkennen zijn. Want het in de schepping gekluisterde geestelijke komt weer tot belichaming als mens, en is dan weer zo verschillend uitgerijpt, dat dan weer in het stadium als mens aanleg en neigingen tevoorschijn komen die altijd nog een zwakke weerstand tegen Mij verraden en een grote verandering vereisen. En daarom zullen er op aarde weer mensen leven die bijzonder doeltreffende opvoedingsmiddelen nodig hebben. En dan zal het nodig zijn hun kennis bij te brengen over de uitwerking van een levenswandel die niet volgens mijn wil is. Dan zal er weer strijd ontstaan tussen licht en duisternis, want in de harten der mensen zal het verlangen naar het materiële weer sterker worden en mijn woord zal niet meer direct vernomen kunnen worden. Er zullen in mijn opdracht weer verkondigers van mijn woord tot hen spreken, en opdat dit levendig geschieden moge, moet ook getuigd worden van het einde der oude en het begin van de nieuwe aarde.
En daarom hebben de mensen van deze aarde die het einde meemaken en Mij trouw blijven tot het einde, ook op de nieuwe aarde een opdracht, namelijk er voor te zorgen dat deze kennis behouden blijft. Opdat ook het nageslacht zich eenmaal deze gebeurtenissen voor de geest kan halen en daardoor aangespoord wordt in mijn wil te verblijven, Mij levend toe te laten in het hart en altijd weer op Mij aan te sturen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5779 Geloofsstrijd
1 oktober 1953: Boek 63
De geloofsstrijd staat nog voor u, en voor deze strijd wil IK u gewapend zien. Vooreerst is er daarom Mijn grote zorg uw geloof te sterken en u kennis te verschaffen die u opheldering zal geven over dat wat voor u ligt en wat nog komen zal vóór het einde.
Maar u moet in dit einde geloven om dan ook alles uit te kunnen leggen, en om ook de geloofsstrijd te kunnen begrijpen die van grote betekenis is voor ieder mens. Het zal niet alleen een strijd zijn die na enige tijd zal eindigen met een overwinning van de een of andere strijdende macht. Het zal een strijd zijn die de aanhangers van satan voeren tegen GOD. Een strijd, waar het niet gaat om aardse bezittingen maar om geestelijke rijkdom. Een strijd waarin de zielen beslissen moeten op welke lijn zij zich willen stellen. Want ofschoon ook de mensen schade zal worden toegebracht, zal toch alleen maar de ziel overwinnen of bezwijken. En daarom strekt de afloop van deze strijd zich uit tot in de eeuwigheid.
Daarom doe IK voordien alles om de mensen op deze strijd voor te bereiden, om ze te sterken en om ze belijdensmoed te geven. IK probeer het leger van Mijn "strijders" te vergroten. Niet omdat IK overwinnen wil maar opdat zij ook zelf de vruchten oogsten van een overwinning. Want IK wil niet dat zij tenonder gaan en opnieuw gekluisterd worden door Mijn tegenstander, en dan gevangen blijven weer voor een eindeloos lange tijd.
U, mensen bekommert zich thans weinig om het geloof. U bent onverschillig voor wat belangrijk is, nml. het geestelijke streven. U moet eerst door elkaar geschud worden om in ernst een standpunt in te nemen ten aanzien van het geloof. En dat zal gebeuren zodra de geloofsstrijd ontbrandt, want dan wordt van iedereen geëist MIJ te belijden voor de wereld, of MIJ te verloochenen en op te geven. En u zult pas dan een standpunt innemen als u gewetensvol bent; of MIJ zonder bedenken opgeven terwille van aardse voordelen.
En omdat het einde ophanden is, daarom is deze beslissing noodzakelijk. Niet voor MIJ, daar IK uw wil ken. Maar uzelf moet nog eenmaal aangespoord worden tot nadenken, omdat u het uit uzelf niet doet als u niet gedwongen wordt door wereldse macht.
Er zijn er wel enige die er voor die tijd al over nadenken, en die daarom ook Mijn zichtbare hulp ervaren, zodat IK hun het herkennen makkelijk maak. Toch zijn het er slechts weinige zodat IK hun aantal zou willen vermeerderen, omdat IK hen wil laten wijzen op het einde.
(1 oktober) Maar deze weinigen zullen nauwelijks geloof vinden, want zij die geen geestelijk streven hebben, houden ook een einde van deze aarde niet voor mogelijk. Maar de verschijnselen van de eindtijd zullen hun invloed niet missen bij hen die nog niet besloten hebben. Die nadenkend worden en tot het geloof kunnen terugkeren, als zij goed onderricht worden in deze tijd.
Een goed en waarheidsgetrouw onderricht kan daar nog een groot succes boeken, waar een afval van het geloof op verkeerde geloofsleren is terug te leiden. Waar de mensen niet onwillig zijn te geloven, maar aan valse leren aanstoot genomen hebben. Dezen kunnen weer gewonnen worden voor MIJ en Mijn rijk, en terwille van deze weinigen zullen nog veel tekenen gebeuren die het naderende einde verkondigen en ook op hen niet zonder uitwerking blijven.
De geloofsbeslissing zal alleen dan juist genomen worden als een sterk geloof aanwezig is, dat alles aanvaardt wat nadelig is voor het lichaam. Want de mens die het ware inzicht heeft, weet waar het om gaat. Hij geeft met een licht hart op wat men van hem neemt, om het leven van de ziel niet in gevaar te brengen.
Het is de laatste proef van de wil op deze aarde. Het is deze beslissing dat u MIJ belijdt voor de wereld, die uw lot in de eeuwigheid bepaalt, ongeacht de aardse uitwerking op uw beslissing. Alleen een sterk overtuigd geloof zal deze laatste proef doorstaan, en alleen een sterk overtuigd geloof houdt stand tot het einde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5791 De weg naar Golgotha - Het navolgen van Jezus
16 oktober 1953: Boek 63
De weg naar Golgotha te gaan, is de ware navolging van Christus. U zult dat niet begrijpen als u niet gelooft dat Jezus Christus voor u deze weg gegaan is, dat Hij omwille van uw zonden alle smartelijke kwellingen van deze gang naar het kruis op zich nam, dus u het leed heeft afgenomen en zelf voor u heeft gedragen. En uw geloof dienaangaande is ook juist. Hij heeft voor u de schuld teniet gedaan door Zijn lijden en sterven aan het kruis. Maar de bekroning van Zijn weg over de aarde was de eenwording met Zijn Vader van eeuwigheid. Hij verenigde zich voor eeuwig met Hem. Hij en de Vader werden Een. En om dit doel te bereiken is het navolgen van Jezus de enige weg en om dit doel te bereiken moet de mens ook een aards leven vol leed op zich nemen, hij moet geduldig de weg over de aarde gaan tot het einde, al brengt deze hem nog zo groot leed, nog zo grote tegenspoed en ontberingen.
Hij moet de kelk leegdrinken tot op de bodem en alleen maar steeds de goddelijke Heer en Heiland voor ogen houden, zijn hele streven moet zijn Hem na te volgen, met wie hij ook verenigd zou willen zijn tot in alle eeuwigheid. Van Hem zal de mens ook kracht toekomen en als de mens zwak wordt staat de Heiland Jezus Christus naast hem en ondersteunt hem, Hij helpt hem het kruis dragen tot hij zijn doel heeft bereikt. En nu zult u begrijpen waarom vrome, God toegewijde mensen vaak door leed en ziekte worden achtervolgd, waarom hun een kruis te dragen werd gegeven dat hun bijna ondraaglijk voorkomt.
Het gaat om het kindschap Gods, om de vereniging met Hem zodanig, dat ze, als het dichtst bij de Vader staand, onbegrensd kracht en licht kunnen ontvangen en onbeperkte gelukzaligheid ondervinden die alleen de totale vereniging met Hem teweeg kan brengen, en dat deze staat daarom het kostelijkste is dat op aarde bereikt kan worden, doch door grote offers, door het prijsgeven van al datgene wat de mens op aarde als aangenaam ervaart. Hij moet in waarheid de weg naar Golgotha gaan, hij mag niet meer naar de wereld kijken, hij moet met een blik die ervan is afgewend, schrede voor schrede afleggen in nood en kwelling. Hij moet weten dat zijn lichaam alleen voor de ziel lijdt, opdat deze dan als volledig gereinigd voor het aangezicht Gods kan treden, om door de Vader met diepste liefde te worden aangenomen als Zijn kind, dat uit liefde voor Hem, Hem is nagevolgd, dat uit liefde voor Hem op aarde de kruisweg aflegde en dat nu door Hem vertrouwd wordt gemaakt met alle rechten van een kind, want het heeft, als reeds naar de Vader teruggekeerd, nu ook nog op aarde de proef afgelegd en doorstaan, die iedere geschapen engel moet doorstaan om geheel te versmelten met zijn Schepper en Vader van eeuwigheid, om nu, als volmaakt, te kunnen scheppen en werken in het rijk van het licht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5801 De waardeloosheid van aardse kennis in het hiernamaals
4 november 1953: Boek 63
Waardeer kennis die alleen maar aards is niet te hoog, want in de eeuwigheid kunt u er niets mee beginnen. Ze kan u wel voor de duur van uw aardse leven van nut zijn, maar als u ze niet gebruikt om u een geestelijk weten te verschaffen, doordat u door aardse kennis het inzicht verkrijgt dat u een schepsel van GOD bent en dan moeite doet om de volkomen waarheid uit GOD te verwerven, dan zult u er geen voordeel van hebben wanneer u het geestelijke rijk binnen gaat.
Maar ook het geestelijke weten dat zuiver verstandelijk verkregen werd, is als aardse kennis te beschouwen, dat dus wel geestelijke problemen aanstipt maar net als elke andere aardse kennis door studie werd verworven, met het doel deze in een beroep te gebruiken.
En of u ook het boek der vaderen uit het hoofd leert of u probeert het goddelijke Woord uit te leggen wederom op grond van profetische uitspraken, of u zin voor zin verstandelijk beheerst, dit alles kan toch niet hoger gewaardeerd worden dan elke andere kennis die niet-geestelijke kwesties tot inhoud heeft. want tenslotte blijft voor de ziel alleen dat over wat haar door onzelfzuchtig werken in liefde aan wijsheid is gegeven. Er blijft voor de ziel alleen dat wat de Geest in haar kon overdragen. En dat vereist geen wereldse studie, geen scherp verstandelijk denken en geen buitengewoon geheugen, want de Geest geeft het haar wanneer zij het nodig heeft.
En wat voor nut heeft u van een rijkdom die u daarginds niet gebruiken kunt? Het is alleen maar dode kennis, het geeft u geen klaarheid en op aarde kunt u nog niet eens de waarheid van die kennis bewijzen zolang uw geest u niet het juiste inzicht en de oordeelskracht geeft. U moet er echter zelf deze geest in u om vragen. U moet het hem mogelijk maken zich tegenover u te uiten. Dan pas zal het helder worden in u en u zult ook een helderstralend licht verspreiden bij het ingaan in het geestelijke rijk.
Gezegend is hij die zich door de Geest laat onderrichten en gelijktijdig zijn aardse kennis zoekt te vermeerderen. Hem zal veel geestelijk bezit toevloeien, hem zal ook aardse kennis ontsloten worden zodra zijn streven op de eerste plaats het winnen van geestelijke goederen geldt.
En deze zal al deze kennis waarlijk zegenrijk gebruiken wanneer zijn aardse leven is afgesloten. Hij zal alles wat hij bezit kunnen uitdelen in het geestelijke rijk, want hij zal ook weer leidinggevend en onderwijzend op die mensen kunnen inwerken die net als hij zoeken en streven in het verlangen naar GOD en naar de waarheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5827 Troostrijke en liefdevolle Woorden van de VADER
15 december 1953: Boek 63
Mt.5,4 "Zalig zij die treuren, want ze zullen getroost worden"
U allen zult getroost moeten worden door Mijn Woord, u die treurig en bedroefd bent, die in aardse nood en 'n benarde toestand moedeloos van zinnen bent. U zult moed moeten putten uit de woorden die IK u uit den hogen doe toekomen in het besef van de toestand van Mijn schepselen, in het besef van hun zwakheid en eenzaamheid, wanneer ze MIJ niet in hun hart dragen.
IK wil allen troost inspreken, IK wil allen het vertrouwen weergeven dat ze hulp vinden bij hun hemelse VADER als ze HEM maar aanroepen.
IK spreek uit den hogen tot u omdat u aan Mijn Woord dat u is overgeleverd, geen geloof meer schenkt, omdat het u onwaarschijnlijk lijkt dat IK ME bekommer om Mijn kinderen op aarde, dat IK op de hoogte ben van al hun noden en lijden en steeds bereid ben te helpen.
En IK wil u dit opnieuw verzekeren en u alleen van de voorwaarden in kennis stellen, dat IK door u wil worden aangeroepen wanneer IK u helpen moet. IK moet deze voorwaarde stellen daar anders Mijn hulp aan u geen zegen voor de ziel zou kunnen brengen; want zou IK u helpen zonder door u te worden aangeroepen, dan zou u nooit de verbinding met MIJ tot stand brengen, die zin en doel van het aardse leven is en dan zou IK er Zelf toe hebben bijgedragen dat u uw doel niet bereikt.
IK wil dat u gelooft in MIJ als GOD en Schepper van eeuwigheid, DIE steeds met het door HEM geschapene in verbinding staat, DIE deze band nooit zal verbreken en DIE alleen van u verlangt dat ook uzelf bewust deze band tot stand brengt - dat u HEM als uw VADER herkent en u nu vol vertrouwen tot HEM wendt in elke aardse en geestelijke nood. Maar omdat elk geloof daaraan verloren is gegaan, tracht IK u door Mijn woord nader te komen en het geloof in u opnieuw te wekken.
IK spreek tot u en spreek ieder mens rechtstreeks aan, al is het door de mond van MIJ toegedane dienaren - maar zo'n dienaar spreekt alleen wat IK Zelf voor u nodig acht, hij spreekt alleen als Mijn werktuig, hij spreekt voor MIJ en in Mijn plaats. Maar het zijn Mijn woorden die u hoort, die indruk op u moeten maken met alle kracht en die u moeten lokken dat u in Mijn armen vlucht in elke nood van het lichaam en de ziel.
U die mismoedig bent, zult worden opgericht, die bedroefd bent, zult worden getroost, u die zwak bent van lichaam en ziel, zult kracht ontvangen en die blind bent van geest zult ziende worden, u allen wil IK Mijn Liefde bewijzen door het Woord dat vanuit den hogen naar omlaag tot u klinkt.
Want IK Zelf buig ME als VADER over naar Mijn kinderen die MIJ herkennen en moeten leren liefhebben, opdat ze zalig worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5843 Kracht van het geloof - Ziekengenezing - Wonderen
2 januari 1954: Boek 63
Met onvermoede kracht zult u kunnen werken als u in diep geloof MIJ aanroept u te helpen, doch de liefde moet aanleiding zijn deze, Mijn Kracht, te vragen. Uw geloof moet zo sterk zijn dat u geen seconde twijfelt, als de gedachte in u opkomt een noodlijdende te hulp te komen.
U moet dan in Mijn Naam werken en u wordt daartoe door Mijn GEEST aangespoord. Geloof dus niet dat u bij uw doen zich iets aanmatigt wat niet volgens Mijn wil is, maar, waar u zich toe gedrongen voelt, voer dat ook uit zonder te twijfelen - want het zal u dan gelukken. IK heb u toch Mijn Kracht beloofd als u een sterk geloof bezit! En IK wil dat in de laatste tijd vóór het einde uw medemensen overtuigd zullen worden van de kracht van het geloof, dus zal IK u ook niet beschaamd doen staan als u MIJ en tegelijkertijd uw medemensen wilt dienen.
IK zal echter nooit Mijn zegen geven aan daden van zelfzucht, vernietiging of liefdeloosheid. Begrijp dat liefde dus de drijfveer moet zijn, ze moet u er toe aansporen Mijn Kracht te vragen - nooit haat of vergeldingsdrang, alleen de liefde geeft Mijn GEEST aanleiding om werkzaam te zijn. Alleen door liefde verbindt u zich met MIJ, zodat u nu ook Mijn Kracht deelachtig wordt. En deze liefde laat ook uw geloof zo levendig worden dat u voortaan aan het slagen van datgene gelooft wat u wilt volbrengen.
Zo zijn ook vele ziekengenezingen die in Mijn Naam bewerkstelligd worden te verklaren. Want word IKZelf om hulp aangeroepen, dan wordt er een beroep gedaan op Mijn belofte: Bid en u zal gegeven worden, klop en u zal worden open gedaan. Wie nu de Heelmeester in vol geloof aan de waarheid van Mijn Woord in zijn hart sluit, die zal gezond worden, want die heeft zich geheel aan MIJ toevertrouwd en IK ben dan waarlijk met Mijn Kracht bij hem. Hij kan dan genezen omdat hij zich onbeperkt van Mijn Kracht kan bedienen.
Diep gelovige mensen kunnen daarom op aarde werken tot zegen van hun medemensen. En zij mogen dat doen zodra zij daar een levendige getuigenis van Mijn Naam aan verbinden. Zodra Mijn Naam daardoor verheerlijkt wordt, zodra het geschiedt om de mensen die naar MIJ op weg zijn, te helpen om zonder twijfel vast te geloven, maar niet om ongelovige mensen tot geloven te dwingen.
Een totaal ongeloof is een hindernis voor het werken van Mijn GEEST. Daarom wordt iemand die Mijn Naam belijdt door MIJN Geest ervan teruggehouden voor de ogen van een ongelovige wonderen te verrichten. Of, als hulp levensnoodzakelijk is, zal de hulp van dien aard zijn dat de ongelovige er een natuurlijke verklaring voor vindt waarop hij de genezing baseert.
Doch in de eindtijd zullen nog vele zwakken gewonnen worden, wier weerstand al gebroken kan worden door de kracht van het geloof van de mijnen. Daarom zullen er in de eindtijd in Mijn Naam veel wonderen worden verricht, opdat zij die nog zwak van geloof zijn zich daardoor sterken, opdat nu ook zij overtuigd kunnen geloven en dan ook standhouden in de laatste strijd op deze aarde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5861 Valse christussen en valse profeten (I)
24 januari 1954: Boek 64
IK verkondig u steeds weer: De tekenen en wonderen zullen toenemen, zowel die van de kant van Mijn dienaren op aarde als ook die van de kant van Mijn tegenstander. Want er zullen vele valse christussen en profeten opstaan om in opdracht van de vorst der duisternis dat te verzwakken wat door Mijn ware dienaren verkondigd en gedaan wordt, om hun wonderen en voorspellingen als twijfelachtig voor te stellen en de mensen in steeds diepere duisternis te storten. Doch de wonderen die de valse profeten verrichten zullen alleen daaruit bestaan aardse macht en rijkdom te vermeerderen, het zullen geen werken van liefde zijn die zij volbrengen. Door hen zullen werken ontstaan die zij bestempelen als door bovenaardse macht tot stand gebracht, die echter alleen als opeenhopingen van aardse goederen gekenschetst kunnen worden, dus ook hem verraden die heer van de materie is.
Maar echte wonderen zijn werken van barmhartigheid voor de lijdende en verzwakte mensheid. Echte wonderen zijn duidelijke uitwerkingen van de Kracht van boven. En echte wonderen zullen alleen gedaan kunnen worden door hen, die als ware verkondigers van MIJN Woord op aarde werkzaam zijn. Die MIJ en MIJN Stem belijden voor de wereld en trachten het geloof in MIJ tot leven te wekken en te stimuleren.
Dat zijn ook de echte profeten, die volgens MIJN Wil de mensen verkondigen wat hun te wachten staat en die IK daarom heb uitgekozen het verkondigde Woord te verbinden met bewijzen van geloofskracht, opdat de mensen inzien door welke kracht en in welke Geest Mijn vertegenwoordigers werken. Want er zullen in het einde ook veel valse profeten optreden en door wonderdaden proberen de mensen in verwarring te brengen. Mijn tegenstander zal met dezelfde middelen werken en het zal hem ook gemakkelijker vallen de mensen te misleiden, omdat hij hun geen ondergang verkondigt - maar steeds alleen een leven van aards welzijn en wereldse vooruitgang belooft. En omdat zijn wonderen daarin bestaan deze wereldse vooruitgang op de voorgrond te plaatsen - omdat zijn wonderen voor de mensen een betoverende materiële opbloei zijn - omdat zijn voorspellingen een toekomst van rijkdom, eer en aards succes beloven, een wereld van opbouw en aardse volmaaktheid, wordt daarom aan zulke voorspellingen ook meer aandacht geschonken. Doch de mensheid wordt daardoor steeds meer afgeleid van het echte en ware dat Mijn vertegenwoordigers op aarde hun bekend maken, nml.dat de mensen voor het einde staan, dat al de materiële goederen hen niet voor de ondergang - die zij met zekerheid tegemoet gaan - kunnen redden, als zij Mijn Woorden niet aannemen maar naar de woorden van hen luisteren op wie de vorst der duisternis zijn invloed uitoefent. Naar hen, die wel ook wonderen verrichten door zijn kracht, die op aarde machtig zijn omdat zij zich aan hem hebben uitgeleverd, wiens werken echter steeds te herkennen zijn. Want liefde spreekt er niet uit hen, hulp voor noodlijdende mensen valt er niet te ontdekken - hoewel zij zich ook van Mijn Woorden bedienen of ook wel Mijn Naam op de voorgrond plaatsen om voor ware profeten gehouden te worden. Maar waar geen liefde heerst is ook Mijn GEEST niet. Daar zullen noch goddelijke wonderen gebeuren noch ware profetische woorden gesproken worden. Daar zal duidelijk het drijven van hem te herkennen zijn die Mijn tegenstander is, die in de laatste tijd alles proberen zal Mijn kleine kudde te verstrooien en voor zichzelf te winnen.
Deze tijd is nu gekomen, daarom geef acht op alles wat IK u zeg, opdat u het juiste van het valse leert onderscheiden, het licht van de verblinding - de waarheid van de leugen, opdat u niet in handen valt van hem die u verderven wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5879 Het woeden van de natuurkrachten
17 februari 1954: Boek 64
U zult luid en machtig mijn stem vernemen. En allen die aan mijn zachte roep geen gevolg wilden geven, zullen ontstellen als hij u luid zal weerklinken, als u door het woeden van de natuurkrachten aan Mij zult worden herinnerd, tegen Wie u zich steeds heeft verzet en Die u toch zult moeten erkennen bij het zien van de uitingen van de natuurelementen. U zult weliswaar niet aannemen dat er een samenhang is tussen deze en uw doen en laten in de wereld, maar alleen dit laatste geeft Mij aanleiding om Mij duidelijk te uiten, want uw doen en laten bewijst dat u Mij niet erkent als uw God en Schepper voor Wie u zich eens zult moeten verantwoorden. U gelooft daar niet aan en leeft daarom uw aardse leven niet volgens mijn wil.
En daarom laat Ik mijn stem weerklinken, opdat u zich Mij zult herinneren en verandert, opdat u Mij onderkent en u mijn wil tot de uwe zult laten worden. Ik spreek u aan. Eerst zacht en liefdevol u tot ommekeer aanmanend, om vervolgens steeds luider mijn stem te verheffen tot ze u angst en verschrikking zal brengen omdat u nu voor uw leven vreest. En velen zullen hun aardse leven verliezen, maar als ze nog op het laatste ogenblik de weg naar Mij hebben gevonden is de lichamelijke dood voor hen geen nadeel. Hij is alleen een genade, want ze liepen gevaar geheel weg te zinken en daarom roep Ik ze weg op het ogenblik van het onderkennen van Mij zelf, op het moment dat het geloof ontwaakt dat hun dan het binnengaan in het rijk hierna vergemakkelijkt en voor de ziel het begin van de weg omhoog is.
Ik wil Me door het razen in de natuur duidelijk bekend maken. Waar de menselijke wil aan het werk is, daar is het geloof in Mij maar zelden te verwachten. Maar waar de mensen hopeloos aan de elementen van de natuur zijn overgeleverd, daar denken ze eerder aan hun Schepper en roepen Hem aan. En daar is nog hoop dat zielen gered worden uit de duisternis van het ongeloof, dat ze Mij erkennen en zich nu door Mij laten leiden, op aarde of ook in het rijk hierna. Wat aardse gebeurtenissen niet tot stand brengen, dat kan een natuurcatastrofe van grote omvang nog bereiken: dat aan de God en Schepper van eeuwigheid wordt gedacht en dat de verbinding met Hem in het hart van de mens tot stand wordt gebracht door innig roepen om redding uit de grote nood. En wat schijnbaar een niet te overzien verwoestingswerk is, kan een reddingsactie betekenen voor veel zielen die daardoor het eeuwige verderf ontvluchten en tot leven ontwaken, ook wanneer ze de aardse dood ondergaan.
Ik zal alles doen wat nog gedaan kan worden tot redding van diegenen die hun oren sluiten voor mijn zachte, liefdevolle aanspreken en die Ik toch niet wil laten vallen. Met luide stem wil Ik hen nogmaals toeroepen. En gezegend zijn zij die zich Mij nu herinneren. Gezegend, uit wier harten Ik nog niet geheel werd verdrongen en die nu tot Mij roepen voordat het te laat is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5897 Het aardse leven is de weg, maar niet het doel
7 maart 1954: Boek 64
De wereld is u tot toetssteen van uw wil gegeven, dat wil zeggen: u moest in een arbeidsveld geplaatst worden dat u mensen aansporen zou uw wil in een bepaalde richting te gebruiken. Deze wereld kan dus niet vermeden worden, maar zij moet overwonnen worden door de mens die het doel bereiken wil. De laatste belichaming van de ziel, het geestelijke in de mens op deze aarde, is beslist noodzakelijk, omdat er voor u een mogelijkheid geschapen moest worden om uw vrije wil te gebruiken, die voorheen gebonden was door uw vroegere afval van Mij. Een ziel die deze laatste belichaming ontwijken wil kan ook niet in het bezit komen van een vrije wil, want haar nog te grote weerstand tegen Mij zou dat niet toelaten. Pas wanneer ze bereid is op aarde de weg van de dienende liefde te gaan, valt haar de genade van de belichaming ten deel. Want deze bereidwilligheid getuigt van de rijpheidsgraad die voor de laatste wilsproef nodig is. Ook is elke ziel voor haar intrede in het lichaam bereid deze laatste gang te gaan omdat dit haar het volkomen vrij worden uit de vorm kan brengen en zij ook de wil heeft vrij te worden. De ziel verliest echter iedere herinnering aan het verleden. Zij betreedt zonder enig besef deze aarde en maakt nu een langzame ontwikkeling door. Zij leert haar wil te gebruiken, zij wordt opgevoed en onderricht, totdat haar wil zelf begint te beslissen. En dan wordt haar door Mij op iedere wijze hulp geboden om tot inzicht van het goede en juiste te komen, om in vrije wil nu ook dat goede en juiste te doen.
Van mijn kant uit geschiedt alles wat voor een goede wilsbeslissing bevorderlijk is. Nochtans behoudt de mens de vrijheid van zijn wil, en het gehele aardse leven werkt nu in zekere zin op hem in als een te kiezen of af te wijzen voorwerp. Want de mens moet dit alles doorlopen om tot Mij in mijn rijk te komen. Maar hij moet er niet in blijven steken, hij mag zich niet laten vangen om opnieuw onvrij te worden, terwijl hem de uiteindelijke vrijheid wacht. Het aardse leven is een weg die hij moet gaan, maar is niet het doel zelf. En laat hij zijn blikken omhoog gaan, dan vervolgt hij ongestoord en vastberaden zijn weg. Maar blijven zijn ogen naar de grond gericht, dan zal hij alleen zien wat er om hem heen gebeurt en hij zal gevaar lopen vast te worden gehouden op de grond, zodat zijn vlucht omhoog niet plaatsvinden kan. Hij moet de wil en de kracht opbrengen zich los te maken van alles wat hem op aarde begerenswaardig lijkt, dan zal hij ook als overwinnaar tevoorschijn komen. Hij zal dan de aardse weg afleggen als noodzakelijke laatste fase van zijn opwaartse ontwikkeling en hij zal zijn wilsproef doorstaan. Zijn wil blijft dan naar Mij toegewend ondanks alle verleidingskunsten van mijn tegenstander, die eveneens om zijn ziel, om zijn wil worstelt. Hij wordt dan overwinnaar van deze wereld en kandidaat voor mijn rijk - dat niet van deze wereld is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5923 De kerk van CHRISTUS - Een levend geloof
6 april 1954: Boek 64
Alleen een levend geloof maakt u tot leden van Mijn kerk die IK ZELF op aarde heb gesticht. Onverschillig tot welke confessie u ook behoort, u moet een geloof bezitten zoals Petrus, want alleen op zo'n geloof wordt Mijn kerk gebouwd - op een geloof, dat levend is geworden door de liefde.
En dit levend geloof kunt u in elk kerkgenootschap bereiken als dat wat u onderwezen wordt, u aanspoort tot het werkzaam zijn in liefde en wanneer u nu ijverig werk verricht dat altijd de liefde als beweegreden heeft. Dan bezit u een levend geloof, dan brengt u bewust de verbinding met MIJ tot stand. IK leef dan a.h.w.in en naast u, en dan pas leeft u uw aardse leven bewust. U streeft een doel na en alles wat u doet is op dat doel gericht, op MIJ.
En het is u toch wel duidelijk dat ieder mens MIJ na kan streven naar MIJ te gaan, onverschillig tot welk kerkgenootschap hij behoort. Zodra hij maar aan MIJ gelooft, aan MIJ, DIE als de mens JEZUS op aarde leefde om de mensen te verlossen, is ook de eerste steen aanwezig voor Mijn kerk, die onverwoestbaar zal zijn als een rots, wanneer het geloof door de liefde onwankelbaar is geworden. Dan kunnen de geweldigste stormen er aan rukken, het zal standhouden. Alleen op zo'n geloof kan Mijn kerk gegrondvest worden en ze blijft bestaan tot in alle eeuwigheid.
Wie een waar en levend geloof heeft, wat het gevolg is van een leven in liefde, die zal ook in de waarheid wandelen. Die zal ook kunnen onderscheiden wat goddelijke en wat menselijke leerstellingen zijn. Hij zal steeds meer en meer de goddelijke leerstellingen tot zijn levensprincipe laten worden, en aan de menselijke leerstellingen geen aandacht schenken. Hij zal gewaar worden waarin Mijn Wil bestaat, ofschoon hij van de kant van de mensen tot handelingen wordt aangezet die nooit door MIJ gewild zijn.
Hij staat dan op de rots die Mijn kerk draagt en betreedt geen grond meer waarop hij dreigt te verzinken. Hij komt dan alleen nog uit voor de zuivere waarheid want in hem is het Leven, en daarom is zijn hele streven ook op dit Leven gericht - en hij ontvlucht de dood. Hij mijdt dan alles wat bij de dood hoort, wat ongeschikt is om het ware leven te wekken. Hij wijst de dwaling en de leugen af omdat hij die herkent, daar de waarheid in hem ze helder verlicht. Een levend geloof is de rots waarop Mijn kerk gebouwd is, maar dit stelt een leven in onbaatzuchtige naastenliefde voorop. Waar dit beoefend wordt staan ook de poorten open waardoor men Mijn kerk kan binnengaan. En iedereen kan binnenkomen, IK neem allen op die maar het ernstig streven hebben tot MIJ en Mijn kerk, die IK Zelf op aarde gesticht heb, te behoren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5927 Navolging van Jezus - Leven in liefde
12 april 1954: Boek 64
Neem allen een voorbeeld aan mijn levenswandel op deze aarde, aan mijn leven, dat alleen een leven in onbaatzuchtige naastenliefde was. Probeer Mij na te volgen en tracht altijd alleen maar evenzo een leven in liefde te leiden, dan gaat u over dezelfde weg en u bereikt zeker uw doel. Ik daalde daarom naar de aarde af omdat de mensen verkeerde wegen gingen die nooit omhoog, maar steeds verder de diepte in voerden. Daarom toonde Ik u de juiste weg en roep alle mensen op Mij op deze weg na te volgen. Ik onderwees de mensen omdat hun iedere kennis ontbrak waarom zij alleen door een leven in liefde zalig zouden kunnen worden, waarom zij zwak en krachteloos waren en hoe zij deze krachteloosheid konden opheffen. Ik onderwees hen over de "kracht van de liefde" en bewees hun ook de waarheid van mijn leer doordat Ik hun mijn kracht bewees en daarmee ook de uitwerking van een levenswandel in liefde, zoals Ik die op de aarde leidde. Ik kende de grote geestelijke nood van de mensen, maar Ik wist ook de middelen om deze op te heffen. En zo was het mijn voortdurende zorg de mensen ertoe te bewegen deze middelen aan te wenden.
De nood is in de laatste tijd voor het einde dezelfde - en ook de hulpmiddelen zijn dezelfde, waarvan het gebruik de waarborg is dat de mens uit de diepte omhoog kan klimmen. Maar zij slaan geen acht op wat Ik hun leer. Zij volgen Mij niet na omdat zij niet in Mij en mijn leer geloven. Zij leiden een aards leven dat veraf staat van het mijne. Zij laten de liefde geheel buiten beschouwing en bevinden zich derhalve niet op de weg die omhoog voert. Want zonder liefde is er geen verbinding, zonder liefde bestaat er een wijde kloof tussen u mensen en uw God en Vader van eeuwigheid.
Alleen de liefde overbrugt deze kloof. Alleen de liefde is de weg tot het hart van de Vader, en alleen de liefde is de kracht die u deze weg laat gaan, die kracht en inspanning kost. Wie de weg van de liefde niet wil gaan, die zal nooit uit de diepte opstijgen. En mijn hand kan zich ook niet naar hem uitstrekken om hem omhoog te trekken, want hij zou ze niet vastpakken zolang hij zonder liefde is. Hij moet Mij uit vrije wil navolgen, want Ik gebruik nooit dwang als een mens Mij nog weerstreeft. Liefde duldt geen dwang maar verlost hen die nog gekluisterd zijn.
Ik kan u mensen alleen maar onderrichten en u dringend aansporen u te oefenen in de naastenliefde. U zult moeten willen dat u het Mij kunt nadoen opdat Ik u dan helpen kan, omdat u de wil hebt Mij na te volgen. Stel u daarom altijd mijn levenswandel voor ogen en doe moeite het Mij na te doen, en u zult dan ook zeker mijn hulp ervaren. Want wie zijn ogen op Mij richt die zal ook de kracht ontvangen de weg van de navolging van Jezus te gaan en hij zal ook zijn doel bereiken met Mij verenigd te zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
5987 Wacht u voor valse profeten
28 juni 1954: Boek 65
IK zorg voor de mijnen en elk geestelijk en aards verzoek vindt vervulling, want de mijnen zullen ook alleen aardse vragen tot MIJ richten zoals de GEEST uit MIJ het hun ingeeft. En geestelijk bedenk IK hen steeds overeenkomstig hun wil, geestelijk worden ze door MIJ geleid en verzorgd, omdat voor hen het verwerven van Mijn rijk - het geestelijke welzijn van hun ziel - het eerste is dat ze nastreven en daarom ook Mijn GEEST in hen kan werken. En daarom kunnen ze onbezorgd hun weg gaan, het is de juiste, omdat IK Zelf hen leid.
Hoed u voor valse profeten, maar weet dat er ook echte zijn, anders zou IK niet voor de valse hebben gewaarschuwd. Maar echte profeten zult u kunnen herkennen aan het wezen van hun persoon en hun werken. Ze spannen zich alleen maar onzelfzuchtig in de medemensen voor het onheil te behoeden, voor de invloed van satan, voor hun geestelijke ondergang. Daarom verkondigen ze JEZUS CHRISTUS, DIE alleen de mensen kan ontrukken aan satan's invloed, DIE alleen hun Redder en Verlosser is en hen naar het eeuwige leven leidt.
Deze profeten verkondigen helemaal onbaatzuchtig hun HEER en wijzen tegelijkertijd op het strafgericht GOD's dat de mensen zal treffen als er aan hun woorden geen geloof wordt geschonken. Ze kondigen de mensen aan wat hun te wachten staat wanneer ze verder gaan op hun verkeerde wegen. Maar alleen de zorg om hun zieleheil drijft deze dienaren aan, hun vermanende en waarschuwende stem te laten weerklinken. Waar u zo'n profeet ontmoet, laat daar Mijn Woorden bij u binnendringen - luister er aandachtig naar, wanneer ze tot u spreken en wijs ze niet af, want hun liefde zet hen ertoe aan en daarom zond IK ze ook onder de mensen, dat ze hun het nabijzijnd einde aankondigen, opdat ze hier niet aan ten prooi vallen.
U moet daarom niet ieder afwijzen die u het nabijzijnd einde verkondigt, want hij wil u alleen maar redden maar niet slechts schrik aanjagen. Maar velen trachten zich ook in zo'n functie een bron van inkomsten te verschaffen. Ze verbinden er een aards doel mee, en dezen zijn geen dienaren GOD's maar dienaren van de satan. Want Mijn tegenstander wil verwarring stichten onder de mensen en dus zal hij zich ook van Mijn Woorden bedienen, ook hij zal spreken over het einde om de mensen te laten geloven dat hij in Mijn opdracht spreekt, om dan de gedachten van de mensen te richten op hun aardse leven, om hen er dan toe te brengen meer dan ooit de wereld aan te hangen en hij zal de kunst verstaan de wereld in zulke schitterende kleuren te schilderen dat de liefde van de mensen steeds meer naar de wereld is toegekeerd.
Er zullen vóór het einde zeer veel valse profeten optreden die allen profiteren van het predikaat van ware profeet - die ook van het komende getuigenis afleggen, maar niet met het oog op Mijn rijk, integendeel steeds alleen hun aardse doelen vooropstellen, maar die zich ook van Mijn Woorden bedienen, maar niet onzelfzuchtig zijn, veeleer trachten eigen voordeel te behalen. En daarom zal hun spreken niet beantwoorden aan de waarheid, daarom zal het wereldse nog te veel uit hun spreken duidelijk blijken, want wie nog deel uitmaakt van de wereld, kan haar niet verloochenen.
Maar u, mensen zult het kunnen voelen wie door MIJ tot u is gezonden, zo u van MIJ wilt zijn en in de waarheid vaststaan. Dan zult u duidelijk inzien wie tot u spreekt en u zult de roep van de echte profeten volgen, want zij willen u alleen naar MIJ voeren, ze willen niets voor zichzelf en ze verachten de wereld.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6037 De komst van de Heer is letterlijk te verstaan
29 augustus 1954: Boek 65
Het uur van mijn wederkomst komt steeds dichterbij, want het einde van de aarde is nabij. En als de laatste dag gekomen is, zal ook Ik in de wolken komen om de mijnen te halen, voordat de aarde haar ontbinding tegemoet gaat. Dat betekent echter niet dat de aarde als hemellichaam vergaat, maar dat een verandering van haar totale oppervlak plaatsvindt die voor u mensen gelijk is aan een algehele vernietiging, omdat niets levends aan deze vernietiging ontsnapt omdat al het geschapene daardoor getroffen wordt. Daarom kan Ik ook zelf naar de aarde komen om de mijnen aan dat vernietigingswerk te ontrukken, want er zal buiten mijn gelovigen niemand zijn die dat laatste vernietigingswerk overleeft en er dus naderhand over zou kunnen berichten. Ik zelf zal komen wanneer de mijnen geen uitweg meer zien, wanneer mijn tegenstander openlijk tegen hen zal optreden vanwege hun geloof. Dezen zullen tot het einde toe grote verdrukking ondervinden. En alleen hun vast geloof houdt hen staande en in staat om weerstand te bieden, want zij verwachten mijn komst en hun geloof zal Ik niet teleurstellen. In stralend licht zal Ik verschijnen maar toch mijn glans verhullen, zodat de mijnen deze glans kunnen verdragen.
Maar wat bij de mijnen grote vreugde en jubel teweegbrengt zal de anderen tot ontzetting, tot een oordeel zijn.
Dezen zullen Mij weliswaar niet kunnen zien, maar toch de ongewone gebeurtenissen waarnemen, als zij hen die zij vervolgen voor hun ogen ten hoge zien verdwijnen.
Deze belevenis wordt hun tot een oordeel, want plotseling wordt hun slechtheid voor hen duidelijk, en ook het zekere einde dat zij niet kunnen ontlopen staat nu voor hen vast. Zouden zij Mij in dit uur kunnen zien dan zouden zij beide handen naar Mij uitstrekken.
Maar dit zich-aan-Mij-overgeven zou doelloos zijn, omdat het een gedwongen geloof in Mij zou betekenen, teweeggebracht door de bovennatuurlijke verschijning van Mij zelf.
Doch ook de wegneming der mijnen zou het geloof in Mij nog kunnen doen opleven en Ik zou hen nog in het laatste uur genadig zijn.
Maar zij zijn al te sterk vastgeketend aan de tegenstander en zij kunnen zich niet meer van hem losmaken. En daarom zullen ze in de aarde verzinken, en hun zal het lot van de hernieuwde kluistering in de materie beschoren zijn, waaraan ze zich zelf schuldig hebben gemaakt.
Mijn komst op de dag van het gericht wordt door bijna alle mensen betwijfeld.
En toch wordt mijn belofte vervuld.
Ik kom tot u en u zult Mij kunnen aanschouwen in glans en heerlijkheid. Want de mijnen hebben waarlijk de redding uit de diepste nood verdiend, omdat hun niets meer bovennatuurlijk lijkt wat met het door hen als zeker herkende einde samenhangt. Het einde zal komen en Ik zelf zal afdalen naar de aarde zoals Ik eens in alle glorie opvoer ten hemel, weer zichtbaar voor hen die in Mij geloven, die mijn discipelen zijn in de laatste tijd voor het einde.
Het zijn geen figuurlijk op te vatten woorden en geen gelijkenissen voor komende gebeurtenissen. Het zijn de gebeurtenissen zelf en het zal letterlijk komen zoals Ik het u beloofd heb. En u kunt dit verwachten, elke dag dat u buitengewoon gekweld wordt door hen die aan mijn tegenstander toebehoren.
Zodra de geloofsstrijd begint weet u dat het laatste uur spoedig komt. Want dit is zijn laatste daad, het is de laatste strijd die eindigt met zijn uiteindelijke nederlaag.
En dan zal op de nieuwe aarde de tijd van vrede aanbreken, want met mijn komen naar de aarde en met uw wegneming is deze aardse periode beëindigd, en er begint een nieuwe.
De aarde wordt omgevormd en zal in een geheel nieuwe worden veranderd. En u, die Ik zal ophalen, u zult de bewoners zijn van deze paradijselijke wereld. U zal een tijd van vrede en van hemelse gelukzaligheid beschoren zijn in het paradijs van de nieuwe aarde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6053 De weg van de navolging van Jezus
15 september 1954: Boek 65
De weg die u gaat, moet de weg zijn van het navolgen van Jezus. U moet Hem tot voorbeeld nemen, u moet leven op aarde zoals Hij het u heeft voorgeleefd, u moet een leven in liefde leiden en ook het leed dat u wordt opgelegd berustend op u nemen opdat uw ziel rijp wordt. De mens Jezus is u de weg voorgegaan, om welke reden u Hem nu zult kunnen volgen en u dan ook zeker uw doel zult bereiken: terug te keren naar de Vader van wie u eens bent uitgegaan.
En Jezus heeft u deze weg laten zien doordat Hij u de geboden van de liefde tot God en de naaste gaf, door het naleven waarvan u de weg gaat waarover u Jezus navolgt. Maar daar is uw wil voor nodig en een overwinnen van uzelf, een achterstellen van de eigen wensen en begeerten om de naaste te helpen als hij hulp nodig heeft. De liefde moet in u worden ontstoken, daar anders het doel niet kan worden bereikt: de vereniging met God, die zelf de Liefde is en daarom ook alleen door de liefde kan worden verkregen.
De mens Jezus was vervuld van de liefde voor Zijn medemensen en daarom kon Hij zich ook met God verenigen, Hij kon de eeuwige Godheid in zich opnemen, die zich alleen maar kan verenigen met een mens die zich tot liefde heeft gevormd. En dit alleen is zin en doel van de mens in het aardse leven, dat hij zijn hele wezen verandert tot liefde, dat hij de eigenliefde opgeeft, dat hij maar steeds zou willen geven en gelukkig maken en dus zichzelf vergoddelijkt, omdat de liefde goddelijk is en de mens die zich tot liefde vormt een goddelijk wezen wordt.
Hoe minder de mens aan zichzelf denkt en hoe meer hij in liefde uitdeelt aan zijn medemensen, des te dichter is hij bij zijn doel en des te dichterbij hem is ook God zelf, dan gaat hij de juiste weg naar Hem en God zelf komt hem tegemoet. Hij zal dan echter ook leed dragen zonder morren, hij zal zichzelf voelen als een kruisdrager en het kruis gaarne op zijn schouders nemen, want hij neemt dan Jezus tot voorbeeld, hij volgt Hem na, hij gaat de weg die Jezus hem is voorgegaan, die allen moeten gaan om de eeuwige gelukzaligheid te bereiken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6067 Komende tijd van ellende
30 september 1954: Boek 65
U gaat een grote tijd van ellende tegemoet, en een sterk geloof is vereist om deze droefenis meester te kunnen worden. Want met uw lichamelijke kracht zult u ze niet kunnen afweren, wel met geestelijke kracht. Het zal echter een nood zijn die terwille van uw geloof u zal treffen, omdat de laatste tijd is gekomen waarin van u allen de beslissing wordt geëist.
De aardse nood van tevoren die weliswaar ook onafwendbaar is (omdat ze de laatste periode inleidt op deze aarde) zal wel alle mensen treffen, en een wekroep zijn voor allen. Maar deze nood is door een natuurramp veroorzaakt en wordt daarom ook berustender gedragen. Maar de grote nood die terwille van het geloof de mensen wordt aangedaan, heeft geestelijke oorzaken en geestelijke uitwerkingen. Want nu eisen zowel de mensen als ook GOD's tegenstander een beslissing; en dus ook GOD Zelf. En van deze beslissing hangt het leven af in de eeuwigheid.
Er wordt van de mensen gevraagd het geloof in GOD te verloochenen, en zij worden dus gedwongen tot een beslissing door de soevereine macht. En dan is een buitengewoon sterk geloof nodig deze eis te trotseren, en GOD voor de wereld openlijk te belijden.
Wie echter daartoe de wil heeft, die zal ook de kracht hebben te weerstaan. Want deze stroomt van GOD diegene toe die Hem zonder vrees belijdt. Grote nood zal ontstaan doordat de GOD getrouwen bovenmate verdrukt worden door hun tegenstanders en aards zeer benadeeld en gekleineerd worden, zodat die weinige een mikpunt zijn om op goddeloze wijze tegen te razen. Een sterk geloof weert elke aanval af, een zwak geloof wordt wankelmoedig en heeft hulp nodig. Maar die zal het ook verkrijgen als de wil naar GOD verlangt. En deze tijd moet komen omdat de dag van het einde steeds nader komt, en de scheiding der geesten moet voor die tijd plaatsvinden. Veel mensen zullen nog opgeroepen worden uit dit leven, die onbetwijfelbaar zouden afzinken in tijden van zo’n ellende. Daarom laat GOD alleen desterken in het leven, die krachtens hun geloof weerstand kunnen bieden.
HIJ weet echter ook wie onweerstaanbaar naar de diepte streeft, en waarbij elke wilsverandering onmogelijk is. En ook die laat HIJ in leven opdat zich vervullen zal wat verkondigd is, dat de bokken (de ongelovigen) van de schapen (de gelovigen) worden gescheiden opdat de grote reiniging plaatsvindt op deze aarde, waarop dan weer een tijd van vrede en gerechtigheid zal volgen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6079 GOD's vermanende Stem - Nieuw tijdperk
15 oktober 1954: Boek 66
Laat de Stem van GOD niet ongehoord aan uw oren wegsterven, want er breekt een nieuwe tijd aan - een nieuw tijdperk - dat u wel zult kunnen meemaken, wanneer u acht slaat op datgene wat GOD Zelf u zegt, wanneer u aan Zijn Stem gehoor geeft en u juist vormt zoals het nieuwe tijdperk het vraagt. Want hierin zullen alleen de mensen op aarde vertoeven die in de nauwste verbinding staan met GOD, DIE dan ook (geestelijk) midden onder de zijnen zal vertoeven op aarde.
En deze omgang met GOD vraagt ook een gesteldheid van de mens die zo'n nauwe band toelaat. Maar deze zult u, mensen nog kunnen bereiken in deze laatste tijd, want daarom spreekt GOD Zelf u aan, dat u uit Zijn Woorden de noodzakelijkheid inziet en ook de kracht put uzelf om te vormen tot wezens van liefde, zonder welke een leven op de nieuwe aarde ondenkbaar is.
Wat u niet uit eigen beweging doet, moet u doen wanneer GOD het u op het hart bindt, zo nadrukkelijk en begrijpelijk dat u daar onder de indruk van zult kunnen zijn, wanneer u maar op Zijn Stem let, wanneer u Zijn Woorden ter harte neemt en ze opvolgt.
In het lawaai van de wereld de Stem van GOD te horen stelt uw wil voorop, dan zal Ze in u klinken, rechtstreeks of u zult tevredengesteld luisteren wanneer GOD door Zijn boodschappers tot u spreekt - u zult de Stem van de VADER herkennen, DIE bezorgd is om u en u helpen wil de weg uit een toestand van doodzijn te vinden - DIE het leven voor u toegankelijk zou willen maken.
Maar u zult zelf de weg moeten gaan die ten leven voert. En op deze weg wijst GOD u door Zijn Woord. HIJ Zelf onderricht u en Zijn onderrichtingen zijn waarlijk duidelijk en ondubbelzinnig en ze kunnen in u een helder licht ontsteken, wanneer u er maar acht op slaat en ze niet aan uw oren laat wegsterven. Of u het geloven wilt of niet - de aarde gaat een nieuw tijdperk van ontwikkeling binnen en ook hierin zal ze door mensen zijn bewoond, maar die in een andere staat moeten zijn dan u het thans op aarde bent. Maar er is voor u nog een verandering mogelijk, u zult zelf de graad kunnen bereiken die een verblijf op de nieuwe aarde toelaat, maar steeds alleen met GOD's hulp.
Daarom klinkt Zijn Stem steeds weer voor u en spoort u aan deze verandering van uw wezen na te streven en een zo'n innige verbinding met HEM aan te gaan, dat u geschikt zult worden op deze nieuwe aarde te worden geplaatst, wanneer het uur heeft geslagen. Want het staat vlak voor de deur - spoedig is de termijn afgelopen die GOD u, mensen heeft gesteld op deze aarde en spoedig zal zich de omvorming van de aarde voltrekken die een nieuw tijdperk van ontwikkeling inleidt.
En met alles wat ongeschikt is voor de nieuwe aarde zal het afgelopen zijn en passend bij zijn geestelijke rijpheid weer gekluisterd worden in nieuwe vormen.
Luister naar GOD's Stem, die u aanmaant en waarschuwt, opdat u tot diegenen hoort die door Zijn Wil worden gered, die HIJ op het einde plaatst in het paradijs van de nieuwe aarde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6089 Strijden met het zwaard van de mond
25 oktober 1954: Boek 66
"Wat u in dat uur ingegeven wordt, spreek dat uit!". Deze Woorden sprak IK op aarde met het oog op de ellende die over u zal komen vóór het einde. Daar u zich zult moeten verantwoorden voor aardse machten, daar u zich voor uw denken en handelen verantwoorden moet, en er van u gevorderd wordt MIJ te verloochenen. Dan vrees niet en wees niet bezorgd over wat u spreken moet, maar spreek zonder schroom zoals het u gegeven wordt te spreken.
Want door tussenkomst van Mijn GEEST zal IK u woorden in de mond leggen, juist bestemd voor hen die u tot spreken aanmanen. Allen die MIJ trouw willen blijven sta IK terzijde en geef hun kracht om te weerstaan. elke vrees zal verdwijnen en u zult MIJ gewaarworden, en u zult vol vertrouwen zijn dat IK u niet verlaat in deze nood. En u zult degenen die u bedreigen niet vrezen omdat u weet dat EEN sterker is dan zij, en dat deze ENE aan uw zijde staat en u waarlijk geen onrecht laat overkomen.
Maar u zult moeten strijden met het zwaard van de mond. U zult alle tegenwerpingen moeten weerleggen en ook kunnen, omdat u het niet meer bent die spreekt, maar IKZelf spreek door u. En Mijn Woorden zullen waarlijk hun uitwerking niet missen. Want het gaat erom ook hen nog tot nadenken te brengen, want ook onder hen zijn nog zwakke besluiteloze mensen die op een kruispunt komen en niet weten waarheen zij zich moeten wenden. En dezen moet de weg gewezen worden. Gaan zij die weg dan zijn ze zalig te prijzen. Zien zij deze echter over het hoofd, dan zullen zij moeilijk nogmaals de genade krijgen dat een leider hen aanspreekt en ze op de goede weg probeert te brengen.
Want in deze tijd kan niet anders dan met het zwaard van de mond gestreden worden, en hoe overtuigender Mijn vertegenwoordigers op aarde spreken, des te meer winnen zij er nog van die hen vijandig gezind zijn. En het is ook volgens Mijn wil dat u zich dan innig met MIJ verbindt, opdat IKZelf nu door u spreken kan tot hen die IK nog voor ME winnen wil.
IK weet dat de tijd komt waarin het hard tegen hard zal gaan, waarin u bovenmate verdrukt wordt en uzelf verantwoorden moet. Maar dan denk aan Mijn Woorden dat u zich niet angstig afvragen mag wat u moet spreken. Laat u gelovig over aan MIJ en Mijn werken en uw spreken zal wijs zijn, zodat geen van uw tegenstanders iets daarop kan antwoorden. U die MIJ wilt dienen, u hebt geen vijand te vrezen. Want u strijdt voor MIJ en aan Mijn zijde, en IK leid u waarlijk ook tot de overwinning.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6113 Zelfkritiek: gedachten - liefde
19 november 1954: Boek 66
Waar uw liefde is, daar zullen ook steeds uw gedachten zijn. En als u nu ernstige zelfkritiek wilt uitoefenen, let er dan alleen op waarmee u zich voornamelijk in gedachten bezighoudt. Want uw gedachten zijn vrij en die hoeft u niet te verbergen voor de medemensen, dus zullen de gedachten altijd blijk geven van het diepste verlangen of dat wat uw hart het meest beroert. Onderzoek nu of ze aards of geestelijk gericht zijn en doe uw best ze zoveel mogelijk van het aardse af te keren en op het geestelijke te richten. Span u in om God en Zijn rijk tot het doel van uw verlangen te maken en u los te maken van alles wat de wereld toebehoort.
Laat dus niet de wereld uw liefde gelden, maar God. Want God zal u uw liefde waarlijk beter belonen dan de wereld. God zal u weer liefde schenken en Zijn liefde te bezitten betekent: leven en gelukzaligheid te verkrijgen, licht en kracht te ontvangen en eens het eeuwige leven binnen te gaan wanneer het leven op aarde is beëindigd. Maar wie de wereld meer liefheeft, die kan alleen wereldse goederen ontvangen die vergankelijk zijn, die hem het aardse bestaan wel mooier maken, maar zijn ziel omhullen met duisternis. En aan het einde van het leven zal de mens daar niets van kunnen meenemen naar boven in de eeuwigheid.
U zult uzelf gemakkelijk kunnen onderzoeken wanneer u op uw gedachten let. En daarom wordt u gewaarschuwd en voortdurend aangespoord om uw gedachten naar boven te laten gaan. Want al is voor u niet meteen de winst zichtbaar, deze zal onmetelijk zijn als u heengaat naar het geestelijke rijk. En ook op aarde zult u al rijkelijk kunnen ontvangen, want elke geestelijke gedachte wordt opgepakt door de bewoners van het geestelijke rijk en voor u gezegend. U brengt met hen de verbinding tot stand en daar hun doel altijd alleen God is, leiden ze ook uw gedachten naar God toe en ze brengen u een geestelijke schat over die altijd overeenstemt met uw verlangen.
Laat niet de wereld uw gedachten beheersen. Verdring ze en houd u door middel van gedachten meer bezig met het rijk dat u eens zult betreden. En hoe meer u erin slaagt u van de wereld los te maken, des te meer zal God het doel van uw gedachten zijn. Uw liefde zal steeds meer naar Hem uitgaan en de beantwoording van Zijn liefde zal voor u onvermoede gelukzaligheden betekenen. U zult leven, want u ontvangt van Hem licht en kracht en u zult nu in ononderbroken werkzaamheid overeenkomstig de wil van God gelukzalig zijn in het geestelijke rijk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6121 De ware naastenliefde
27 november 1954: Boek 66
Een offer te brengen ten gunste van uw medemensen is ware naastenliefde, dan hebt u uw naaste meer lief dan uzelf. En geeft u hem hetzelfde wat voor uzelf begerenswaardig is, dan hebt u hem lief als uzelf. IK verlang alleen deze naastenliefde; maar ook moet ze vrijwillig beoefend worden en dan zal ze u geestelijke zegen opleveren.
Als u tot offeren bereid bent, als u vrijwillig afstand doet om aan uw naaste te kunnen geven, dan is deze naastenliefde nog heel wat waardevoller en dus ook dan voor uw ziel aanzienlijk groter. De mens is een zekere maat van eigenliefde toegestaan, want dat is nodig voor het vervullen van de aardse opdracht - dat de mens zijn lichamelijk leven in stand houdt, dat hij zichzelf geeft wat het lichaam nodig heeft om het aardse leven te kunnen volbrengen. Alleen mag deze eigenliefde de maat niet overschrijden zodat hij niet aan zijn naaste denkt, dat hij alles alleen maar voor zichzelf bestemt - dus zijn liefde verkeerd gericht is.
Juist daarom voegde IK er de woorden aan toe: "als uzelf". De mens kan nu zelf de maatstaf aanleggen voor zijn denken en handelen. Hij moet, wil hij Mijn Wil vervullen, aan zijn naaste op dezelfde wijze denken als dat hij bedacht is op zijn eigen welzijn. En al naar gelang de bereidheid van het hart liefde te schenken, zal de mens nu gemakkelijker of moeilijker Mijn gebod vervullen.
Wie zichzelf echter bij zijn naaste achterstelt, diens hart is bovenmate bereid liefde te schenken en hij zal heel gemakkelijk tot voltooiing komen. Maar bij alles wordt u de vrije keuze gelaten. IK gaf u weliswaar het gebod van de liefde, maar wie het niet vervullen wil die acht het gebod niet. En wie de liefde in zich heeft, heeft Mijn gebod niet nodig. En dat is pas de ware liefde die vanuit zichzelf werkzaam wordt zonder door geboden eraan gehouden te worden.
De mens echter die opmerkzaam gemaakt wordt op Mijn gebod van de liefde kan ook zonder innerlijke drang nu werken van liefde verrichten, in het begin echter slechts aangespoord door dit gebod - tot dan de liefdevonk in hem meer en meer ontvlamt en het de mens nu zelf gelukkig maakt als hij tegenover de naaste in liefde handelt. Maar pas datgene heeft waarde als de liefde de beweegreden ervan is.
Heb uw naaste lief als uzelf. Eigenliefde bezit ieder mens en dat is ook terecht. Maar ze mag de liefde tot de medemens niet overtreffen, wat echter het geval is als de mens aan de nood van de medemens voorbij gaat en gelooft niets te kunnen missen omdat hij zelf niet veel bezit. Hij moet ook het weinige met hem delen en hij zal er geen schade door ondervinden, want als hij het uit liefde doet zal hem rijkelijk vergolden worden. Want IKZelf geef hem weer in dezelfde maat waarmee hij zelf gemeten heeft. Een liefhebbend mens bedenkt zich echter niet eerst maar geeft ook als het offers kost - en zijn loon zal waarlijk groot zijn in de hemel - want hij wordt steeds rijker, hoe meer hij de mensen verblijdt. Hij zal veel liefde mogen ontvangen en met MIJ verbonden zijn omdat hij zichzelf tot liefde veranderd heeft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6143 De roep tot Jezus Christus is redding - Gods woord
23 december 1954: Boek 66
Er kan u geen andere hulp van boven worden gezonden dan mijn woord dat u waarschuwt en aanmaant en dat u wijst op de juiste weg en op Hem van wie het heil uitgaat, die u vrij wil maken van nood en leed, maar daar uw wil voor nodig heeft. Ik kan u altijd alleen maar roepen om naar Mij toe te komen, naar Jezus Christus, uw Heiland en Redder uit elke nood. Ik zal steeds naar uw roep luisteren als u tot Mij in Jezus Christus bidt. Want mijn belofte luidt: Wat u de Vader in mijn naam vraagt, dat zal Hij u geven. En daarom doe Ik u mijn woord toekomen opdat u door het woord tot inzicht zult komen, opdat het voor u gemakkelijk zal worden te geloven in Mij als Verlosser van de wereld die zich in Jezus Christus heeft belichaamd om met u in duidelijke verbinding te kunnen treden om voor u het verlossingswerk op aarde te volbrengen.
Ik kan u niet anders helpen dan door mijn woord. En u brengt de vrijwillige verbinding met Mij tot stand wanneer u mijn woord ontvangt of aanhoort. En dan kan Ik u helpen, ook in aardse nood, zoals Ik het u heb beloofd. Maar zolang de mensen geheel ver van Mij af staan en niet geloven en alleen aardse interesses hebben, zolang kan Ik ook niet dichter bij hen komen in het woord. Zolang moet Ik hun ook mijn hulp ontzeggen, omdat ze die niet aan Mij vragen. En daarom is er veel nood en ellende op aarde, want het heeft een klaarblijkelijke uitwerking dat de wereld door de tegenstander wordt beheerst. Het is duidelijk dat de mensen niet anders meer tot nadenken kunnen worden gestemd dan door nood. En dus kan ze hun zolang niet bespaard blijven, tot ze zich met Mij verbinden, mijn woord aannemen en daardoor tot inzicht komen waarom ze op aarde moeten lijden.
Ik kan en wil steeds helpen, doch u zult Mij daarom moeten vragen en Mij door uw roep bewijzen dat u in Mij gelooft en Mij als uw Heer erkent. Dan ben Ik ook steeds tot hulp bereid. Dan zal de aardse en geestelijke nood zijn opgeheven. Want deze laatste is de aanleiding voor de aardse nood die u pijnlijk ondergaat, terwijl u de geestelijke nood waarin de mensheid zich bevindt in de laatste tijd voor het einde, niet zult kunnen overzien. Verwonder u daarom niet wanneer u nog veel leed zult moeten verdragen. Verbaas u niet, maar probeer ze op te heffen doordat u zich innig bij Mij aansluit en om kracht en hulp vraagt in Jezus’ naam, die u dan ook zal worden toegestuurd, zoals Ik het u beloofd heb.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6269 Vergoddelijking - Geestvonk
29 mei 1955: Boek 67
U zult met Mij verbonden moeten zijn voor eeuwige tijden. U zult mijn rijk moeten binnengaan en met Mij verenigd werken en voortbrengen tot uw gelukzaligheid. U zult actief moeten zijn volgens mijn wil en toch uit eigen aandrang, niet door mijn wil bepaald, dan pas bent u mijn kinderen, dan pas bent u voor eeuwig in gelukzaligheid met Mij verbonden. Maar deze innige band is pas het gevolg van de overwinning van de diepte, die ieder "schepsel" tot taak is gesteld dat zich tot een kind wil vormen. De weg uit de diepte omhoog stelt grote eisen aan het schepsel, die echter steeds vervulbaar zijn omdat mijn liefde het voortdurend omhoog trekt, omdat mijn liefde ieder schepsel bijstaat, waar diens kracht niet voldoende is. Van het schepsel wordt dus alleen de wil verlangd om uit de diepte op te stijgen. Dan zal het hem nooit aan kracht ontbreken om het doel te bereiken, omdat eens ook de wil het tegendeel bewerkstelligde, de val in de diepte en de scheiding van Mij.
Al het van Mij weg strevende echter is zwak en blijft zwak, omdat het mijn liefdeskracht zal afwijzen. En pas wanneer het weer bereid is deze aan te nemen, zal het ook de kracht hebben de weg af te leggen naar Mij in het vaderhuis. De rechtvaardige straf voor het vrijwillig zich van Mij afkeren zou eeuwige verdoemenis zijn, dus eeuwig gescheiden zijn van Mij, wat voor een vrij geschapen wezen vol licht en kracht, helse kwellingen betekent. Maar dit laat mijn overgrote liefde voor mijn schepselen niet toe en daarom is er een mogelijkheid geschapen dat de Liefde hetgeen afvallig geworden is terugkrijgt, zonder dat de "rechtvaardigheid" werd omzeild. De schuld is vereffend door de eeuwige Liefde zelf. Ik kwam naar de aarde en deed boete voor de onmetelijke schuld, zodat de terugkeer van het eens gevallene nu mogelijk werd, maar van de wil van het geschapene zelf afhankelijk is.
En opdat deze wil zich weer naar Mij toekeerde, opdat Ik weer als hoogste Doel werd nagestreefd door de wezens in de diepte, werkte Ik door mijn Geest op de wezens in, dat wil zeggen de liefde - die mijn oorspronkelijk wezen uitmaakt - die als kracht alles liet ontstaan, zoekt zich een weg ook in de harten van mijn schepselen, die de terugkeer naar Mij al hadden aanvaard in het kader van mijn eeuwige orde, echter een keer weer in vrije wil zich moeten uitspreken, of ze de weg naar Mij voortzetten of weer naar de diepte willen terugkeren.
In dit stadium van de vrije wil, als mens, tracht mijn liefde op hem in te werken, doordat Ik een vonkje van mijn Geest van liefde aan hem toevoeg dat hem moet beïnvloeden wanneer de mens dit toelaat. Door dit geestvonkje kan de mens in voortdurende verbinding met Mij staan. Hij is er echter niet toe gedwongen deze verbinding tot stand te brengen. Maar de Geest in de mens is een hulpfactor van onmetelijke waarde, die ook de garantie zal bieden dat de mens de aaneensluiting met Mij zal vinden, vooropgesteld dat zijn wil Mij niet meer openlijk weerstand zal bieden.
Toen Ik zelf als mens Jezus het verlossingswerk volbracht, toen Ik de grote zondeschuld op Me nam en daar boete voor deed, werd voor het eerst de weg vrijgemaakt uit de diepte omhoog. Toen echter verschafte Ik de mensen die bereid waren deze weg te gaan de kracht die hun tot zover had ontbroken. Ik trad zelf met hen in verbinding. Ik liet ze niet meer zonder hulp. Ik verbond Mij zelf met hen door de geestvonk, echter het aan ieder afzonderlijk zelf overlatend of hij ook de verbinding met Mij wil aangaan, want Ik dring Mij en mijn geestkracht aan geen enkel schepsel op, maar zal ze hem ter beschikking stellen zodat ieder door mijn Geest en Zijn kracht kan worden doorstroomd die het maar wil.
Mijn Geest is een deel van Mij. Hij is de liefdeskracht die al mijn schepselen in het allereerste begin doorstroomde, die ze echter hebben afgewezen, wat de val in de diepte tot gevolg had. Alle mensen kunnen mijn liefdeskracht weer onbeperkt van Mij betrekken als ze zich eerst hebben vrijgemaakt van hun vroegere zondeschuld door het erkennen van Jezus Christus als Verlosser en de Hem afgesmeekte vergeving van hun schuld.
Dan pas kunnen ze de goddelijke liefdeskracht van Mij in ontvangst nemen. Dan kan mijn Geest in hen werkzaam worden, dan kan Ik "mijn Geest uitgieten" en de verbinding met Mij is zover tot stand gebracht dat nu een terugval in de diepte niet meer kan plaatsvinden, dat de weg omhoog met het laatste doel van de algehele vereniging met Mij moeiteloos wordt afgelegd en mijn schepsel nu als mijn "kind" naar Mij terugkeert in zijn vaderhuis.
Zonder mijn hulp zou het onmogelijk zijn, juist omdat het schepsel zich van elke kracht had ontdaan. Mijn liefde echter doet hem deze kracht weer toekomen. Mijn liefde sluit zich weer met het schepsel aaneen, als dit bereid is naar Mij terug te keren. Mijn liefde zal al mijn schepselen mijn Geest sturen, dat hij u zal leiden en onderrichten, zodat hij u de juiste weg zal wijzen naar Mij.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6271 Stilte voor de storm - Toegeruste strijders
31 mei 1955: Boek 67
Houd u gereed, zodat Ik een leger toegeruste strijders vind wanneer Ik u naar de strijd zal voeren. Laat u niet misleiden wanneer het om u heen schijnbaar rustig is, wanneer het wereldgebeuren tot bedaren schijnt te komen en word daardoor zelf niet lui in uw geestelijk streven. Geloof niet dat Mijn ingrijpen wordt uitgesteld, dat er nog een lang uitstel volgt van datgene, wat Ik u alsmaar weer aankondigde.
Het is de stilte voor de storm. Het is de tijd dat alle mensen zich nog kunnen bezinnen, dat ze zelf ook in de stilte zouden moeten gaan en niet alleen de vreugden van de wereld zijn toegedaan en onnadenkend voortleven. Het is nog een tijd van genade, die Ik alle mensen verleen, opdat ze niet kunnen zeggen, in de voortdurende zorg en onrust van het lichaam geen mogelijkheid te hebben gevonden om te zorgen voor het geestelijk welzijn.
Doch de Mij getrouwen moesten zich niet laten misleiden en de tijd van rust beschouwen als de stilte voor de storm. Want ze is maar van korte duur en plotseling zal alles veranderen en het zal dan voor veel mensen te laat zijn, omdat ze de korte tijd van genade niet hebben benut om kracht op te doen voor de komende tijd.
Maar de mijnen moeten zich toerusten, want de strijd, die terwille van Mijn Naam wordt gevoerd, zal hard zijn. En ze zullen ook veel kracht nodig hebben om aan de verdere verplichtingen te kunnen voldoen. Ook daarom zult u een voorraad kracht moeten opslaan, wat u alleen maar zult kunnen door een onafgebroken verbinding met het geestelijke rijk, door voortdurende arbeid aan uw ziel, door het afwenden van uw gedachten van de wereld en een steeds dieper binnendringen in geestelijke sferen, waarvan de bewoners u steeds van dienst zijn in Mijn opdracht.
Elke gedachte, die u geestelijk richt, zal gezegend zijn. En zoals de aardse wereld onafgebroken bezig is en aardse belangen najaagt, zo zal ook de geestelijke wereld werkzaam zijn en het rijk helpen opbouwen, dat niet van deze wereld is. Het zal u mensen niet zo duidelijk zijn, maar de mijnen zullen met kracht zijn vervuld, zodra hun gedachten Mij betreffen en hun geestelijke bezigheid.
En daarom zullen ook de mijnen zichtbaar worden geleid, opdat ze niet verflauwen in hun streven, opdat ze de verbinding met Mij niet verbreken, opdat de wereld hen niet gevangen neemt wanneer ze zwak dreigen te worden. Want Mijn tegenstander is uitermate ijverig aan het werk, omdat hij meent dat de tijd voor hem gunstig is. En ze is het ook, want het verlangen van de mensen naar de wereld is groot en Mijn tegenstander stilt die honger op duidelijke wijze. Wat hij ook bij machte is aan te bieden, doet hij de mensen toekomen. En ze zien niet in, welk gevaar een aards luxueus leventje en aardse genoegens voor het heil van de ziel zijn.
Maar net zo ijverig zijn ook de krachten van het licht aan het werk. Alleen krijgen ze bij vele mensen geen toegang, waar Mijn tegenstander al is toegelaten. Maar de vergrote werkzaamheid van de lichtwereld zullen de mijnen gewaar worden en ze zullen gelukkig zijn wanneer de tijd zal komen dat Ik hen nodig heb. En Ik zal er dan voor zorgen, dat deze schare van Mij niet kleiner wordt. Ik wil er steeds bij tegenwoordig zijn, dat hun liefde en trouw voor Mij voortdurend zal groeien, dat ze bereid zijn offers te brengen en dat ze alles doen om Mij te dienen en naar Mijn Wil te leven, dat ze zonder vrees ten strijde trekken, wanneer het erom gaat de zege te behalen over de tegenstander, als de tijd is gekomen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6277 Slagen van het noodlot - De liefde van de Vader
6 juni 1955: Boek 67
Mijn zorg volgt u in liefde die niet verandert, want Ik wil uw ondergang niet, maar uw gelukzaligheid. Ik wil uw verlossing uit de duisternis en uw binnengaan in het licht. Daarom zal Ik u niet in ellende en nood storten uit andere motieven dan u te helpen opwaarts te gaan, omdat u nog in duisternis smacht en alleen niet de kracht opbrengt op te klimmen. Maar mijn middelen en de uitwerkingen ervan zijn u vreemd en u bent gemakkelijk geneigd te geloven dat Ik wreed ben. Maar geloof in mijn liefde en geloof dat steeds alleen de liefde Mij ertoe brengt mijn werk te verrichten, dat Ik met elk gebeuren altijd alleen uw zaligwording op het oog heb. Ik alleen ben op de hoogte van de uitwerking van zulke gebeurtenissen. Ik alleen weet welke weg u zou zijn gegaan zonder mijn slagen van het noodlot. En Ik alleen weet wanneer zo'n weg op dwaalwegen leidt. En wat Ik nu laat komen om zoiets te verhinderen, heeft steeds mijn liefde ten grondslag en zal een zegenrijke uitwerking hebben, ook wanneer u mensen dat onbegrijpelijk voorkomt.
In de laatste tijd voor het einde zijn nu smartelijke ingrepen van mijn kant dringend noodzakelijk en ze zullen zich steeds vaker herhalen. Steeds vaker zal mijn hand knopen moeten losmaken en er zal nog veel leed en droefenis zijn. Maar er zullen ook zielen worden gered. De mensen zullen duidelijk worden gewezen op Hem die het lot van allen in Zijn handen houdt. En hoewel ze Hem dan ook slechts vrezen omdat ze niet in staat zijn Hem lief te hebben, erkennen ze Hem. Ze geloven aan een God en Bestuurder van hemel en aarde. En dit geloof kan hen verder leiden als ze van goede wil zijn. Het kleinste schepsel bezit mijn liefde en Ik alleen waarborg alles het leven, opdat het eens ook in het stadium van de vrije wil binnengaat en zijn laatste opgave op aarde kan vervullen. Hoeveel meer echter bekommer Ik Me om datgene wat dit stadium al heeft bereikt, opdat het niet terugvalt en zijn weg over de aarde tevoren tevergeefs is geweest.
Maar Ik zie ook de klippen op de weg over de aarde van ieder mens. En Ik weet of de mens deze klippen overwint of in gevaar is daar schipbreuk op te lijden en Ik volg hem daarom met mijn zorg en trek hem terug of leid hem op een andere weg verder. Maar nooit wil Ik zijn ondergang. Tevens zult u moeten weten dat Ik steeds een zorgzame Vader ben en dat mijn vaderlijke zorg voor de mensen op aarde waardevoller is dan ooit de zorg van een mens voor zijn medemensen kan zijn.
Houd u daaraan steeds vast wanneer u zich twijfelend afvraagt hoe Ik het kan toelaten: wat kinderen tot wees maakt, wat families van hun kostwinners berooft, wat mensen het liefste dat ze bezitten afneemt. Ik kan allen troosten, Ik kan alle zorgen overnemen en Ik ben een Vader voor allen die eenzaam en verlaten zijn, maar ze moeten de weg naar Mij vinden. En dat is het wat Ik als doel heb, dat ze de verbinding met Mij tot stand brengen in de grootste nood. Want wat hebben woorden voor zin die blijk moeten geven van een geloof aan Mij, wanneer ze niet worden waargemaakt, wanneer de mensen niet in dat geval tot Mij komen, als het aardse leed hen terneer dreigt te drukken. Het levende geloof zal de mensen tot ware steun zijn, maar het dode geloof laat de ene twijfel na de andere bovenkomen over de liefde en almacht van God. En ieder mens wordt geconfronteerd met uren van diepste nood. Dan moeten ze hun weg naar Mij nemen en Ik zal hen waarlijk helpen in hun nood.
Alleen Ik ben het die nemen kan en ook geven. En wanneer u mensen dit weet, geloof er dan ook aan dat Ik wonden kan genezen die Ik heb geslagen ter wille van uw gelukzaligheid. Geloof vast en twijfel niet dat niet altijd datgene naar de gelukzaligheid leidt wat u als goed en nuttig voorkomt. Mijn wegen zijn vaak anders, maar leiden zeker naar het doel. En kom vanuit dit geloof steeds naar Mij en dan zult u mijn liefde mogen voelen omdat u in Mij gelooft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6301 De gemeenschap van JEZUS CHRISTUS
2 juli 1955: Boek 68
Het is Mijn Wil dat Mijn kleine gemeenschap vast bijeen blijft, opdat de een 'n steun zij voor de ander, geestelijk en aards. Allen moeten zich om Mijn levensbron scharen en zich daaraan verkwikken. Ze moeten daaruit de kracht putten, die ze des te meer nodig hebben hoe dichterbij het einde is. En dat het einde in aantocht is zal ieder weten en geloven die zich door Mijn levenswater laat doorstromen, want hij ziet dan dieper en weet daarom ook waarom het naar het einde toegaat.
IK wil dat deze kennis aan vele mensen wordt uiteengezet. IK wil dat iedereen deze levensdrank wordt aangeboden, aan allen die uw weg kruisen. En dan staat het iedereen vrij of hij bij u wil blijven, of zich weer afwendt van de bron - die Mijn liefde u allen ontsloten heeft.
Deel aan allen dat levenswater uit dat uit Mijn Bron is gevloeid. Verbreid allen Mijn Woord dat u uit den hogen wordt toegestuurd en help mee de kring te vergroten van hen die IK door Mijn Woord kracht kan doen toekomen, omdat IK weet dat allen deze kracht absoluut nodig hebben in de komende tijd.
U moet nog alles doen wat er maar gedaan kan worden om Mijn evangelie (van de liefde) in de wereld uit te dragen. IK zal ieder daarvoor zegenen, want IK alleen weet dat er nog steeds zielen gered kunnen worden. Zielen die ziek zijn, maar die als zij tot de Bron van genezing vluchten - ook door het kostelijke levenswater gezond worden.
U allen die Mijn Woord rechtstreeks of door Mijn dienaren op aarde ontvangt, u allen behoort tot Mijn kleine kudde die door MIJ, uw HERDER behoed wordt. U allen behoort tot Mijn kerk, die IK stichtte toen IK op aarde leefde. U allen bent Mijn discipelen van de eindtijd, die IK met de opdracht uitzend Mijn evangelie aan de mensen te verkondigen. Weet dat IK met ieder van u ben die wil arbeiden voor MIJ en Mijn rijk. Weet, dat IK u leid naar hen die u moet laven met spijs en drank. Weet dat eenieder die MIJ zijn diensten aanbiedt, arbeiden kan in Mijn wijngaard. Maar weet ook dat IK ieder van u ook nodig heb - omdat er nog zeer veel werk verricht moet worden tot aan het einde. En omdat deze arbeid alleen kan worden verricht door mensen die bereid zijn Mijn Wil uit te voeren, die dus instructies van MIJZelf aannemen.
Geloof ook dat IK heus wel weet wat dienstig is voor de dwalende zielen, opdat het licht in hen wordt en dat IK u daartoe altijd die middelen ter hand stel die een succesvolle uitwerking op hen hebben. Geloof, dat IK ook altijd door u de juiste Woorden tot hen zal spreken, dus dat u allen Mijn Woord wordt gebracht zodat IK die mensen direct kan aanspreken. En Mijn Woorden zullen waarlijk hun uitwerking niet missen - waar IK nog een mogelijkheid zie dat die mens kan worden gered.
Werk tezamen met vereende krachten en wees er zeker van dat ook IK midden onder u vertoef. Dat IKZelf de mensen uitnodig tot de Bron van Liefde te komen, om zich daar te laten laven en verkwikken. Wees er zeker van dat IK elke dienst voor MIJ en Mijn rijk zegen, geestelijk en aards. Werk daarom nog ijverig in Mijn wijngaard, want de tijd van de oogst is nu gekomen, waarin IK veel maaiers nodig heb die ijverig bezig zijn omdat er niet veel tijd meer overblijft vóór het einde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6311 Echte liefde is leven
14 juli 1955: Boek 68
De wet van de ordening is liefde. De essentie van gelukzaligheid is liefde en God in Zijn oer-substantie is Liefde. En alles wat zich aan deze wet onderwerpt, zal zalig en met God verenigd zijn. En dat betekent in het bezit van kracht te zijn en in het licht van de waarheid te staan. Het betekent als goddelijk wezen te kunnen scheppen en vormen in grootste wijsheid en te kunnen heersen over werelden en hun bewoners die onder de bescherming worden gesteld van een door liefde volmaakt wezen dat nu bij dezen werkzaam kan zijn in verlossende zin. De volmaaktheid kan dus alleen worden bereikt door liefde en bij de volmaaktheid hoort de ononderbroken ontvangst van licht en kracht uit de Oerbron - uit God.
Zo’n staat van volmaaktheid is de mens op aarde bij benadering niet te beschrijven zolang hij zelf niet dichtbij deze voltooiing is. Hij kan die nog op aarde bereiken, want ieder mens kan in de liefde leven. Maar geen mens wordt daartoe gedwongen en maar weinigen streven vrijwillig dit doel na. Want hun verkeerd gerichte liefde hindert hen daarbij en deze verkeerd gerichte liefde is dus de muur tussen licht en duisternis, tussen gelukzaligheid en kwelling, tussen vervuld te zijn van kracht en totale zwakte en onbekwaamheid gelukkig makend bezig te zijn. Waar nu de liefde nog verkeerd is gericht, heeft noch licht, noch kracht toegang. Want de verkeerd gerichte liefde is het meest werkzame middel van de tegenstander van God om de terugkeer naar Hem te verhinderen en dus de Krachtbron voor de mensen ontoegankelijk te maken.
De verkeerd gerichte liefde is de erfelijke kwaal waaraan de mensen lijden sinds de val van Adam en waarvan ze niet eerder bevrijd zijn dan dat ze die Ene om hulp vragen Wiens liefde juist gericht was en Die alle mensen aanmaant Hem na te volgen. Deze heeft de mensen geleerd waarop ze hun liefde moeten richten. Hij heeft hun het ware evangelie verkondigd toen Hij op aarde wandelde. Hij heeft de mensen de echte liefde voorgeleefd en Hij is voor de versterking van de wil van de mensen gestorven aan het kruis, om hun te tonen waartoe echte liefde in staat is en wat ze tot gevolg heeft: de opstanding tot het eeuwige leven. Want leven betekent: in het bezit van licht en kracht te kunnen werken en scheppen in hoogste gelukzaligheid, omdat de eeuwige Levensbron nu ononderbroken het licht en de kracht uitstraalt op het wezen dat zich door de liefde geheel bij Hem heeft aangesloten. Deze Krachtbron nu is u mensen ontsloten door de kruisdood van Jezus. Maar de liefde zult u zelf moeten beoefenen om bij de Bron te komen die u nu voortdurend voedt, die u een eeuwig leven schenkt in gelukzaligheid.
Strijd daarom tegen de eigenliefde, tegen de verkeerd gerichte liefde die als doel slechts al datgene kent wat behoort bij de tegenstander van God. Strijd ertegen, want het brengt u alleen de dood. Maar vraag Jezus Christus dat Hij u helpt in de liefde te leven die Hij heeft gepredikt. Vraag Hem om kracht en versterking van uw wil. Sluit u bij Hem aan en volg Hem na, en uw weg over de aarde zal zeker leiden naar de vallei van het leven. Want daarvoor is Hij gestorven aan het kruis, dat u daar de kracht voor kan worden geschonken die u als gevallen wezens ontbreekt zolang u nog in de boeien bent van diegene die Gods tegenstander is. Jezus Christus zal u uit deze ketenen losmaken. Jezus Christus zal u op de weg naar God leiden, naar de definitieve vereniging met God die Hij zelf op aarde al had gevonden. Want de mens Jezus leidde op aarde een juist leven in liefde en vormde zich zelf daardoor tot het omhulsel dat God zelf nu kon betrekken om voor de mensen te lijden en te sterven, opdat ze het eeuwige leven verkrijgen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6317 Hernieuwde gevangenschap
21 juli 1955: Boek 68
Wat u mensen te wachten staat als u zich niet verandert, kan u niet zwart genoeg voorgeschilderd worden, want het overtreft al het aards voorstelbare. Het is voor u mensen zo verschrikkelijk omdat u de reeds verkregen mate van vrijheid weer moet opgeven, omdat u opnieuw gekluisterd wordt en u zich weer eindeloze tijden in gevangenschap bevindt totdat u eens weer hetzelfde lot als nu ten deel valt, dat u als mens weer over de aarde gaat. Maar al wordt uw lot u nog zo erg voorgesteld, u laat zich daardoor niet raken. En toch zou u dat lot nog kunnen ontgaan als u mijn woorden ter harte zou willen nemen en uzelf veranderen. Want Ik verlang alleen de verandering van uw wezen. Ik verlang alleen dat u mensen onder elkaar uw gezindheid verandert, dat u elkaar helpt in plaats van bestrijdt en vijandig bejegent, dat de een de ander gelukkig maakt en liefde geeft in plaats van elkaar alleen maar kwaad aan te doen en de haat in u te versterken. Ik verlang alleen dat een ieder zich ijverig bezighoudt met onbaatzuchtige naastenliefde. Dan verandert heel zijn wezen en dan treedt de mens in verbinding met Mij zelf, en het gevaar van een hernieuwde kluistering na het einde van deze aarde is voor hem geweken.
En al wilt u niet geloven wat u te wachten staat, toch moest u proberen uzelf te veranderen. Want ook in aards opzicht zou een levenswandel in liefde al een gunstige uitwerking hebben. En uw leven op aarde zou veel gemakkelijker zijn, omdat u dan over een kracht zou beschikken die bij de liefdeloos denkende en handelende mens ontbreekt. Steeds weer kan wat u te wachten staat als een ontzettende belevenis aan u worden voorgesteld waaraan u zelf ten offer valt. En steeds moet u tot liefdewerken worden aangespoord, wilt u dit verschrikkelijke lot ontgaan. Als het u moeilijk valt te geloven, dan zult u toch nog een leven in liefde kunnen leiden. En het zal dan spoedig tot zekerheid voor u worden wat u niet geloven wilt, omdat dan uw geest verlicht is door de liefde. En u zult dan duidelijk het onvermijdelijke gevolg van de overtreding van de wettelijke orde inzien, omdat u dan oorzaak en uitwerking zult kunnen nagaan van elk gebeuren en alle belevenissen. Maar wie onverschillig blijft bij de vermaningen en waarschuwingen, die zal dat ondervinden wat hij kon afwenden. En hij zal zelf het slachtoffer van zijn eigen liefdeloze levenswandel zijn. Want alle kracht wordt hem ontnomen en als krachteloze substantie zal zijn ziel weer verharden. De hardste materie zal zijn wezen weer insluiten, en om hiervan vrij te komen, zijn weer eindeloos lange tijden nodig om uiteindelijk hetzelfde niveau te bereiken waarop u zich nu bevindt. Een eindeloze kringloop zal zich herhalen, tot u zichzelf daaruit bevrijdt door een bewust aansturen op Mij en doordat u zich bewust bij Mij aansluit. Dan pas is de gang door de materie volbracht en de weg in het geestelijke rijk voor u gewaarborgd.
U zou dit nu al kunnen bereiken als u maar wilde doen wat mijn wil is: dat u zich door werken van liefde vrij maakt van alle ketenen. Dat u in Mij gelooft en de verbinding met Mij zoekt en tot stand brengt juist door werken van liefde. U zult dit kunnen doen zolang u zich nog op de aarde bevindt en de levenskracht u nog ter beschikking staat, maar u hebt daarvoor nog maar heel weinig tijd. Benut die tijd goed en geloof mijn woorden. Geloof dat u een ontzettend lot wacht en ga dit lot bewust uit de weg doordat u zich inspant juist en rechtvaardig te leven en onzelfzuchtige naastenliefde te beoefenen. Het is een dringende waarschuwing die Ik uit een met liefde vervuld hart laat horen. Bekeert u voordat het te laat is. Denk aan Mij en denk aan uw naaste in liefde, opdat u vrij wordt en het komende niet hoeft te vrezen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6323 Het geïsoleerd zijn van de hemellichamen
31 juli 1955: Boek 68
Ontzaglijke afstanden liggen tussen de scheppingen die u, mensen als hemellichamen aan het firmament aanschouwt. Afstanden, die voor u niet te schatten zijn en daarom ook niet te overwinnen, omdat elk afzonderlijk hemellichaam zelf een wereld op zich is en deze werelden van elkaar hermetisch zijn afgesloten inzoverre, dat ze geheel verschillende levenssferen bezitten, steeds in overeenstemming met de aard van het hemellichaam en ook met zijn bewoners.
U, mensen mag niet geloven dat Mijn scheppende GEEST niet veelzijdig genoeg zou kunnen scheppen en voortbrengen - u mag niet geloven dat u ook op andere hemellichamen uw levensvoorwaarden net zo terugvindt als op de aarde die u bewoont - en u mag nog veel minder geloven dat de hemellichamen u dezelfde levensmogelijkheden zouden bieden die voor uw bestaan noodzakelijk zijn - in geval u ooit in het gebied van zo'n hemellichaam terecht zou komen.
Doch het zou een vergeefse onderneming zijn, want het zal u nooit gelukken ook maar 'n enkele verbinding met andere hemellichamen aan te knopen, tenzij, dit op een zuiver geestelijke manier geschiedt - dat kan plaatsvinden door het zenden van gedachten, die voor u echter altijd tot 'n geestelijke vooruitgang dienen, nooit echter op de door u, mensen geplande informaties over de wereld betrekking hebben.
U, mensen kunt weliswaar grote bekwaamheden ontwikkelen, u kunt scheppend en vormend bezig zijn op aarde. U kunt de krachten der natuur doorgronden en u deze op elke manier nuttig maken. U kunt op grond van uw verstand diep in natuurwetten binnendringen en nu met al uw inzichten naar voren komen, maar uw arbeidsveld is en blijft altijd alleen de aarde. En als u nu al uw verstandelijke inzichten probeert te gebruiken tot heil van uw medemensen, dan zal ook Mijn zegen uw werk ondersteunen, want dan wordt aan Mijn wet van de ordening voldaan. U moet echter ook in deze ordening blijven, u moet de wetten die IKZelf heb uitgevaardigd in acht nemen en die aan alle scheppingswerken duidelijk te zien zijn.
En daartoe behoort ook de ontzaglijke afstand van de hemellichamen tot uw aarde, daartoe behoort het geisoleerd zijn van elk apart hemellichaam van de andere, die a.h.w. door de luchtledige ruimte, door de stratosfeer gekenmerkt is, die de verblijfplaats van een mens in deze ruimte onmogelijk maakt en u daarom duidelijk moest laten zien, dat IKZelf u heb afgezonderd. Want al gelooft u ook zulke "hindernissen" te kunnen overwinnen, u, mensen zult bij zulke pogingen schipbreuk lijden, u zult te gronde gaan als u zich in gebieden waagt die van Mij uit voor u werden afgesloten.
U bewijst er alleen maar mee, dat u zeer arrogant van inborst bent te geloven, goddelijke natuurwetten ongeldig te kunnen maken - u bewijst, dat u noch deze wetten, noch de Wetgever erkent en u bewijst dat u, mensen rijp bent voor een totale verandering van deze aarde omdat het voornaamste inzicht u ontbreekt: dat er EEN boven u staat, Die het laatste Woord spreekt en dat u die ENE niet onderkent, daar u anders niet iets zou ondernemen wat u als bewoners van deze aarde niet wordt toegestaan, nml. andere hemellichamen die voor u geheel onbereikbaar zijn en zullen blijven, tot doel van uw onderzoek te maken.
Elk hemellichaam dient de geestelijke wezens om zich te voltooien, en de graden van rijpheid van deze wezens zijn zo verschillend, dat ze allen andere scheppingen nodig hebben. Scheppingen in welke u, mensen niet bestaan kunt en daarom kan er ook nooit een verbinding tussen die werelden bestaan.
Mijn scheppende GEEST en Mijn scheppende Wil heeft waarlijk niets zonder wijsheid laten ontstaan, maar u, mensen zult nooit kunnen doorgronden wat buiten uw aardse sfeer bestaat dan alleen dit, dat het bestaan van ontelbare sterren en werelden voor u is vast komen te staan, omdat dit blijk niet tot nadeel van uw ziel strekt - al het verdere weten kan u echter alleen geestelijk ontsloten worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6343 Dood christendom
31 augustus 1955: Boek 68
U zult zwaar op de proef worden gesteld, u die zich christen noemt en nog geen bewijs van echt christendom hebt geleverd, u die meent voorbestemd te zijn tot het enige vooruitzicht op mijn rijk, u die gelooft dat voor Mij woorden en uiterlijkheden alleen volstaan om door Mij te worden opgenomen in mijn rijk. U zult u nog moeten bewijzen en het zal u dan zwaar vallen datgene trouw te blijven wat u tot nu toe met alle ijver hebt verdedigd. Want eens zult u zich voor Mij moeten bekennen. Niet zoals tot nu toe alleen voor een geloofssysteem dat dan als een kaartenhuis in elkaar zal vallen. En juist voor u zal het veel moeilijker worden, voor Mij en mijn naam uit te komen, want u zult Mij te weinig kennen.
U zult alleen onbelangrijke dingen weten en u zult onbelangrijke geboden nakomen. Maar u zult er te weinig van weten wat Ik zelf heb onderwezen op aarde en u slaat slechts weinig acht op mijn geboden. U leeft te weinig in de liefde en daarom ontbreekt u ook het weten dat u een blij gemoed zou geven om getuigenis af te leggen wanneer u voor de beslissing zou worden gesteld. Deze beslissing kan u niet bespaard blijven, omdat u steeds te licht hebt opgevat wat uw levenstaak op aarde is: aan uw ziel te werken, omdat u zich tevreden stelde met formele gebruiken die uw ziel niet de geringste graad van rijpheid kunnen opleveren.
Uw streven naar Mij laat waarlijk veel te wensen over, en u neemt genoegen met korte uren waarin u meent Mij te dienen. U zult geen innerlijke sterkte hebben verkregen die u in staat stelt tot een openlijk uitkomen voor Mij en mijn naam en het zal blijken dat uw geloof geen levend geloof is, maar alleen een vormgeloof, een aangeleerd geloof dat niet aan de verwachtingen beantwoordt wanneer het op de proef wordt gesteld. En met zo’n geloof zult u niet zalig kunnen worden.
Ik kan daar geen genoegen mee nemen, want Ik verlang liefde van u en de liefde zal een levend geloof voortbrengen. Zolang u zich echter niet door een leven in liefde zult bewijzen, kan uw geloof ook niet juist zijn. En daarom zult u dit dode geloof openbaren, wanneer van u het belijden van mijn naam wordt geëist. U zult falen omdat u de liefde ontbreekt, omdat u de geboden van de liefde slechts onbelangrijk leken, terwijl u buitengewoon ijverig vervulde wat mensen van u eisten. Leeg en onwetend zullen uw harten zijn en u zult u niet bewijzen als ware christenen, want u zult niet trouw blijven aan Hem Die voor u aan het kruis is gestorven, omdat u Hem nog niet echt hebt herkend. Een dood christendom zal niet de kracht overbrengen die nodig is om voor de wereld mijn naam te belijden. En dan zal blijken wie bij mijn kerk hoort die Ik zelf op aarde heb gesticht. En alleen het door de liefde levende geloof zal standhouden en de juiste beslissing nemen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6359 De brede en de smalle weg
19 september 1955: Boek 68
De weg die u op aarde gaat, kan heerlijk, aangenaam en rijk aan genoegens zijn, maar ook erg moeizaam en zwaar - en meestal kiest u de makkelijke vlakke weg en geniet van alles wat deze weg u aan vreugden en genot biedt. U schrikt terug voor de weg die erg moeizaam is en vraagt niet naar de eindbestemming van de weg die u bent opgegaan. Voor het ogenblik is het voor u voldoende de heerlijkheden te kunnen genieten die de brede weg u belooft - maar u denkt er niet aan waar hij heen leidt.
Steeds echter splitsen zich er smalle wegen af en steeds staan er op deze splitsingen boden die u toeroepen en vermanen om die wegen te gaan die weliswaar niet vlak zijn, integendeel een klim vereisen, en waarvoor u kracht moet gebruiken om de klim aan te kunnen. De boden beloven u echter ook een heerlijk doel, ze verzekeren u dat u de vele moeiten van de weg niet tevergeefs op u neemt, dat het doel u rijkelijk zal belonen voor alle lasten die deze smalle weg van u vergt, voor alles waar u afstand van moet doen.
Steeds weer hebt u gelegenheid van de grote brede weg af te gaan, want steeds weer ontmoet u deze boden die u waarschuwen om uw weg niet voort te zetten en die u proberen over te halen de weg op te gaan die naar boven leidt. U moet hun gehoor schenken, u moet er ernstig over nadenken dat u zich in gevaar bevindt door onverstoorbaar de weg verder te vervolgen die nooit ten hogen kan leiden omdat hij geen inspanningen van u vergt, wanneer hij schijnbaar horizontaal verder gaat, maar steeds meer naar beneden, de diepte in, voert.
U moet steeds zelf gaan twijfelen wanneer uw aardse leven u vervulling brengt van uw verlangens, want u moet toegeven dat het steeds slechts wereldse vreugden zijn die u begeert en u verschaft. Vreugden die vergaan als droombeelden waarvan voor u niets waardevols overblijft, veelmeer in u een gevoel van banaliteit en van onbehagen achterlaten wanneer u uzelf ernstig aanpakt.
De grote weg waarover u loopt is wel door bloemrijke hagen omzoomd en u voelt u behaaglijk in zo'n omgeving, maar het is niet iets echts, het zijn slechts voorspiegelingen en verhullingen die voor u dat, wat erachter ligt, moeten bedekken en u zou schrikken wanneer u er doorheen zou kunnen kijken en het moeras ontdekken dat deze bloemrijke hagen enkel maar moeten verbergen.
De wegen echter die opwaarts leiden, vergen het overwinnen van oneffenheden en het is niet gemakkelijk zulke wegen te begaan, doch bovenaan wenkt een heerlijk doel de wandelaar, hij ziet een licht boven zich stralen dat onvergelijkelijk weldadig over hem uitstroomt en dat hem alle moeiten doet vergeten.
En de reiziger weet dat dit geen schijnlicht is, hij weet dat het ware vaderland hem verwacht, dat hem dan alle heerlijkheden zal bieden. En hij legt graag en opgewekt de moeizame weg af, hij let niet op ongemakken, want voortdurend ontvangt hij kracht van boven en daarom bereikt hij ook zeker zijn doel. Hij keert terug in het Vaderhuis om daar voor eeuwig gelukzalig te zijn en te blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6367 Het openen van de poort naar de gelukzaligheid
29 september 1955: Boek 68
Volg Mij in het rijk dat Ik voor u heb geopend. Ga dezelfde weg die Ik ben gegaan en u zult uw doel bereiken: de vereniging met de eeuwige Liefde, een leven in eeuwige gelukzaligheid. Als mens ging Ik op aarde bewust deze weg, want Mij trok de eeuwige Liefde, tegen welke Ik me niet verzette, omdat Ik met alle liefde mijn hemelse Vader was toegedaan. De liefde voor Hem was in Mij en werd steeds groter, hoe langer Ik op aarde vertoefde. En door deze liefde die Mij vervulde, zag Ik ook de onuitsprekelijke nood van de medemensen bij wie de liefde helemaal ontbrak en die daarom krachteloos op de grond lagen, gekluisterd door een macht die totaal zonder enige liefde was. Ik verkreeg dit weten door mijn liefde en het weten vermeerderde weer mijn liefde. Want nu gold ze ook de ongelukkige broeders die eens in het licht stonden en onmetelijk diep in de duisternis waren gestort.
Ik werd door de toevloed van liefde steeds machtiger en Ik voelde me daarom sterk genoeg te strijden tegen hem die mijn broeders gevangen hield. Want Ik wist dat mijn hemelse Vader Mij nooit de liefdeskracht zou onttrekken, maar alleen zou vermeerderen, omdat Ik Hem Zijn kinderen terug wilde brengen, aan wie Zijn liefde ook toebehoorde, maar die Zijn tegenstander in zijn macht had. Maar de strijd tegen hem betekende een ongelofelijk liefdesoffer. Ik moest hem overwinnen met een daad van liefde, waardoor zijn macht gebroken werd. Ik moest voor alle gevallen broeders iets offeren om hen vrij te kopen van degene die hen pijnigde. Ik moest het losgeld betalen, want hij liet de zielen nooit los die van hem waren sinds de val in de diepte. En zo offerde Ik mijn leven aan het kruis.
Mijn overgrote liefde zette me daartoe aan en Ik verlangde vurig naar de liefde van de Vader. En Hij schonk ze Mij doordat Hij Mij totaal vervulde en zo nam de Vader helemaal bezit van Me. En alles wat Ik nu deed, volbracht de Vader in Mij. En zo ging Ik de weg naar het kruis, weliswaar als mens, maar gedreven door de liefde in Mij, die niet anders kon dan redding brengen aan de gevallenen die smachtten in grote nood. En mijn kruisweg voerde rechtstreeks naar de Vader. De poort was geopend en hij blijft geopend voor ieder die dezelfde weg gaat als Ik: de weg van liefde.
De weg van de liefde te bewandelen betekent voortdurend dichterbij komen bij de eeuwige Liefde en dus ook het binnengaan in het rijk van licht en gelukzaligheid. Want de liefdevolle mens is vervuld van de kracht van God en hij zal zich uit de boeien kunnen bevrijden wanneer hij Mij navolgt, wanneer hij naar Mij kijkt, wanneer hij Mij in zijn hart draagt, wanneer hij Mij liefheeft zoals de mens Jezus Mij heeft liefgehad. Want door de liefde trekt hij Mij dan tot zich en ontvangt onbeperkt kracht om de weg van de navolging van Jezus te gaan.
Er is geen andere weg naar Mij dan die van de goddelijke Verlosser Jezus Christus. Hij was mijn Zoon, die Ik naar de aarde zond, die met een van liefde vervuld hart voortdurend naar Mij en mijn liefde verlangde en in wie Ik - als de eeuwige Liefde - me dan ook kon belichamen. Hij heeft het werk van verlossing volbracht, omdat Zijn liefde uitging naar u als Zijn gevallen broeders. En ter wille van deze grote liefde heb Ik de poorten naar het paradijs geopend, naar de eeuwige gelukzaligheid, door welke u allen binnen zult kunnen gaan; u, die Jezus Christus, de Verlosser van de mensheid, navolgt, die de weg van de liefde gaat welke onherroepelijk naar Mij leidt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6379 Het begeren van de waarheid garandeert waarheid
17 oktober 1955: Boek 68
U neemt volledig bewust mijn woord in ontvangst zodra u zich voor mij openstelt doordat u het horen wilt. Wanneer u luistert naar wat Ik, uw God en Vader van eeuwigheid, u zeggen wil, wanneer u gelooft dat Ik zelf u wil toespreken en nu op mijn woord wacht. En dan zult u er ook zeker van kunnen zijn dat Ik tot u spreek, dat u de volle waarheid toestroomt. Dat zowel uw gedachten als ook het oor van uw ziel nu geleid en gescherpt worden en niets anders dan de zuiverste waarheid aannemen, dat u er dus een duidelijk gevoel voor hebt wat u zult mogen aannemen of afwijzen. Uw wil, Mij zelf te horen, garandeert u ook een geestelijk goed overeenkomstig de waarheid, dat u door middel van gedachten of door het innerlijke woord wordt overgebracht.
Maar steeds moet u gezegd worden dat u verlangen naar de waarheid zult moeten hebben. Door dit verlangen naar de waarheid stelt u zelf ook de Gever van de waarheid vast, terwijl u zich anders heel gemakkelijk overlevert aan diegene die uw gedachten in verwarring wil brengen wanneer u zich zelf al een bepaalde mening hebt gevormd en alleen maar verwacht dat deze u bevestigd wordt. En wanneer deze mening overeenstemt met de waarheid, is het goed, en ze zal uw bevestiging ervaren bij een ernstig verlangen naar de waarheid. Maar is uw denken onjuist en wilt u daaraan vasthouden, dan geeft u door uw verlangen al mijn tegenstander het recht om op u in te werken en dan zult u niet mogen geloven door Mij te zijn toegesproken.
U zult tegenover uzelf zeer kritisch moeten zijn. U zult zich heel ernstig moeten afvragen of het u ook werkelijk om de zuivere waarheid te doen is. En daarom is elke twijfel die in u opduikt goed, maar nooit een zekere zelfverzekerdheid de waarheid te bezitten. Want aan hem die vraagt kan antwoord worden gegeven, maar de mens die meent geen onderricht meer nodig te hebben, kan bezwaarlijk worden onderricht. U allen zult Mij mogen vernemen, u allen geef Ik antwoord op uw vragen, u allen breng Ik de zuivere waarheid over wanneer u deze maar van harte begeert. Maar Ik kan uw gedachten niet dwingen, want het staat u vrij welke weg deze nemen. Is er echter een betere belofte voor u dan dat u zich aan Mij zelf zult kunnen toevertrouwen, dat u in elk geval van twijfel alleen maar Mij om opheldering hoeft te vragen om een waarheidsgetrouwe oplossing te weten te komen?
Ik ben de eeuwige Waarheid zelf. U komt tot de Oerbron van de waarheid als u tot Mij komt. Maak u dan echter tevoren vrij van alle mentale ballast. Kom met een leeg hart en laat dit vullen met mijn liefde. Kom zonder enig gedachtengoed, zonder eigen meningen en verlang alleen Mij zelf te horen. En u zult Mij horen en door Mij in de waarheid onderricht worden.
Mijn tegenstander benut zijn macht ten volle. Hij heeft helpers en handlangers die allen ijverig hun best doen om de mensen onjuiste gedachten in te blazen, en dezen nemen zoiets veel liever aan dan zuivere waarheid, omdat ze zelf nog een duistere geest hebben als gevolg van hun verloren inzicht. Maar de mens zelf heeft toch een heel zeker middel om in het bezit van de waarheid te komen, wanneer hij naar Mij komt en Mij erom vraagt. En als hij serieus de waarheid verlangt, zal hij ook al het geestelijke goed of weten tot nu toe achter zich laten en dan kan hij overvloedig worden bedacht en elke duisternis zal van hem wijken. Want het licht der waarheid schijnt stralend in de duisternis.
En de mens moet alles met bedachtzaamheid aannemen wat hem wordt aangeboden van de kant van de medemensen, want hij moet zich steeds afvragen vanwaar dat weten kwam. Hij moet niet zonder onderzoek van de herkomst een weten aannemen, omdat ieder mens zich kan vergissen en zich ook vergissen zal, die Ik zelf niet de waarheid heb overgebracht. Want ieder die de waarheid begeert, moet naar Mij zelf komen. En pas wanneer hij zich kan beroepen op Mij zelf als Bron van zijn weten, kan hem geloof worden geschonken. En toch wil Ik ook door hemzelf worden gevraagd om de waarheid en Ik zal diens geest waarlijk scherpen, zodat hij duidelijk inziet dat hij in staat is waarheid van dwaling te onderscheiden. Kom naar Mij wanneer u de waarheid begeert en Ik zelf zal ze u geven, want Ik spreek waarlijk tot ieder die ernaar verlangt Mij te horen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6421 Innige verbinding met God - De innerlijke stem
10 december 1955: Boek 68
Aan de innerlijke stem zult u gehoor moeten schenken na innig gebed tot Mij, dan zult u er ook zeker van kunnen zijn de juiste weg te gaan. Want het is dan mijn stem die tot u spreekt, die u raad geeft en leidt zoals het goed voor u is. Een mens die zich vaak met Mij verbindt, die niets doet zonder zich bij Mij te hebben aanbevolen, die steeds samenspraak met Mij houdt en Mij om mijn zegen vraagt, die zal ook steeds het juiste doen omdat Ik zelf hem dan leid en hem altijd de juiste gedachten verschaf zodat zijn levenswandel nu ook volgens mijn wil is.
Maar het is bedenkelijk wanneer u Mij uit uw denken verdringt, wanneer u zich in staat waant alles zelf tot stand te brengen, wanneer u uw leven leidt zonder God. Dan moet Ik u vaak laten vastlopen opdat u weer de weg naar Mij neemt omdat u zich van uw zwakheid bewust wordt. Hoe krachtig u ook schijnt te zijn, hoe rijkelijk u van aardse capaciteiten bent voorzien, uw levenswandel wordt daar niet door beïnvloed. Deze speelt zich af volgens mijn wijselijk goeddunken en daarom zult u allen zich vaak in situaties geplaatst zien waar uw eigen kundigheid niets kan uitrichten, waarin u tot Mij uw toevlucht zult moeten nemen om ze de baas te worden. U zult weliswaar ook dan nog kunnen weigeren, maar u doet er goed aan de weg naar Mij te nemen. Want Ik zelf lok u daardoor naar Mij, die anders door u wordt vergeten.
En zo zal u ook nog veel moeilijks te wachten staan en u zult u allen afvragen waarom uw God en Schepper zoiets over de mensen laat komen. U zou niet moeten geloven dat slechts menselijk handelen alleen toestanden schept die bijna ondraaglijk schijnen. U zou daarbij toch ook aan Diegene moeten denken die Heer is over hemel en aarde en die zoiets toelaat. En u zou u moeten afvragen waarom Ik zoiets over u laat komen. Altijd zou Ik datgene van richting kunnen veranderen wat de menselijke wil veroorzaakt, of de uitwerking ervan opheffen op grond van mijn macht. Ik zou het kunnen doen en zal het ook doen wanneer Ik in diep geloof word aangeroepen om hulp in deze nood. Maar Ik laat het nochtans toe dat de mensen daardoor in grote nood geraken, omdat ze de weg naar Mij moeten vinden, die ze al lang niet meer gaan. Zonder Mij zullen ze totaal onbestendig ten onder gaan. Maar met Mij zullen ze ook het moeilijkste kunnen overwinnen en dat moeten de mensen ervaren - zowel de mijnen als ook diegenen die de poging wagen Mij aan te roepen in de grootste nood. Want zij zullen vaak wonderbaarlijk geholpen worden.
Maar ook de eerstgenoemden zullen ondervinden dat ze geheel zonder kracht zijn omdat ze zich op zichzelf verlaten en menen Mij niet nodig te hebben. Ik wil Mij zelf aan de mensen openbaren, tot zegen of ook tot ondergang. Want wie Mij dan nog niet wil kennen, die is voor eindeloze tijden verloren. Verlaat u niet op uw eigen kracht, ze zal niet toereikend zijn tegenover dat wat komt. Wend u tevoren al tot Mij en vraag Mij om kracht. Ik zal ze niemand onthouden die aan Mij denkt in tijden van nood. Maar zalig zij, die Mij voortdurend in hun hart dragen. Ze zullen de komende tijd van nood niet hoeven te vrezen, want Ik houd mijn handen beschermend over hen gespreid en waar ze ook gaan, ze worden door gidsen begeleid die over hen waken en alle wegen voor hen effenen.
Maar er zal een storm komen die alles zal verwoesten, die vele slapende wakker zal maken en vrees aanjagen of ze deze storm zullen kunnen ontvluchten. Maar wat er ook gebeurt - het komt van Mij of is door Mij toegelaten om hen die verkeerde wegen gaan een laatste mogelijkheid te geven om te keren. Zij allen kunnen zich nog op het laatste moment tot Mij richten en ze zullen hier waarlijk geen spijt van hoeven te hebben. Want Ik neem ieder aan die probeert dichter bij Mij te komen. Ik steek mijn hand naar hem uit, die hij alleen maar vast hoeft te pakken opdat Ik hem dan aan mijn vaderhart kan drukken. Want u zult niet gelukzalig kunnen worden zonder Mij. Daarom zult u de weg moeten nemen naar Mij, die u eeuwige gelukzaligheid wil bereiden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6427 Levend geloof in Jezus Christus
16 december 1955: Boek 69
U zult u nooit los kunnen maken van uw tegenstander wanneer u Jezus Christus niet aanroept opdat Hij u zal bijstaan in de strijd tegen hem. U zult dus door het aanroepen Hem en Zijn verlossingswerk moeten erkennen en dus zult u ook moeten geloven dat Ik zelf Me in de mens Jezus heb belichaamd. U zult moeten geloven aan mijn menswording in Jezus. En dit geloof moet een levend geloof zijn, dat weer alleen door de liefde tot leven werd gewekt. U zult dus alleen verlost kunnen worden door de liefde, want zonder liefde gelooft u niet, zelfs al wilt u met woorden een geloof in Jezus Christus betuigen. Wie zonder liefde voortgaat, heeft niet de wil om tegen de tegenstander te strijden, daar hij dezelfde aard heeft als hij. Maar de mens kan een zwakke wil hebben en deze zwakke wil verhindert hem liefde te beoefenen en zich los te maken van de tegenstander. Desondanks moet deze mens op de hoogte zijn van de Verlosser Jezus Christus en hij moet Hem aanroepen om versterking van zijn wil. Hij moet alleen vooreerst weten dat hij bij Jezus Christus altijd hulp krijgt. Roept hij Hem aan, dan zal zijn wil ook spoedig een versterking ervaren en hij zal nu steeds meer overgaan tot een leven in liefde en dan zal zijn geloof aan de goddelijkheid van de mens Jezus, aan zijn verlossingswerk en aan zijn eigen mogelijkheid om verlost te worden, levend worden. En dan zal hij Mij en mijn naam belijden met de overtuiging die juist alleen een levend geloof kan schenken.
Daarom is het noodzakelijk van Jezus Christus op de hoogte te zijn, ook wanneer het in het begin slechts een weten is over de aardse gebeurtenis, over het leven van een mens die uit innerlijke overtuiging zijn leven liet. De gedachte aan deze Mens kan al de eerste stap zijn naar een verbinding met Hem, die voor hem eens de poort opent naar de gelukzaligheid. Want zodra hij zich in gedachten met Diens aardse levensweg bezighoudt en van goede wil is, laten deze gedachten hem niet meer los. Want het is Jezus Christus zelf die hem nu aan zich tracht te binden.
Ik ken elke gedachte van de mens en Ik kan zelf nader tot hem komen in Jezus, wanneer hij nog geen nauwe band heeft aangeknoopt met Mij als zijn God en Vader van eeuwigheid. Maar door de mens Jezus is het aanknopen van deze band mogelijk, om welke reden er ook zuiver historisch van Hem melding gemaakt moet worden. Dan pas kan er van Mij uit door middel van gedachten nog invloed worden uitgeoefend, dat hij de motivatie tracht te vinden voor de levenswandel en het handelen van de mens Jezus. En dan kan hij ook tot het resultaat komen dat er een "geestelijke reden" aan Zijn leven en sterven ten grondslag lag. En dan pas is het mogelijk hem te winnen, want nu is hij ook niet meer ontoegankelijk voor de leringen, als ze hem naar waarheid worden overgebracht.
Maar wie helemaal wil bestrijden dat de mens Jezus op aarde is geweest, die kan moeilijk nog op aarde tot inzicht komen, omdat het hem nooit mogelijk zal zijn, zijn wil de juiste richting te geven, die zich nog geheel en al in de macht van de tegenstander bevindt. En deze zal ook nooit zichzelf het weten willen verschaffen, daar hem anders ook op de een of andere manier de kennis over de weg op aarde van Jezus zou toekomen. Want Ik heb waarlijk mogelijkheden genoeg, wanneer de mens ook maar iets daarover te weten tracht te komen. Maar steeds is het zegenrijk, wanneer mijn woord verkondigd wordt als Jezus' leer van de liefde, wanneer Hij zelf bekend wordt gemaakt over de hele wereld, zodat ieder mens, als hij zoiets aanvaardt, de mogelijkheid heeft over de waarheid na te denken, over het historische feit en over Zijn missie.
Ieder mens die wil, kan ook tot geloof komen. En het verstandsgeloof van ieder mens kan ook een levend geloof worden. Doch pas het levende geloof levert u mensen de verlossing op van zonde en dood. Het levende geloof aan Mij in Jezus Christus en aan mijn verlossingswerk opent voor u de poorten naar het rijk van licht en gelukzaligheid en dit levende geloof zult u allen moeten trachten te verkrijgen, opdat u mijn rijk zult kunnen binnengaan, naar het eeuwige leven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6449 Overtuigd erkennen van Jezus Christus
11 januari 1956: Boek 69
Niemand kan zich bevrijden uit de keten van de satan zonder Jezus Christus. Maar het helpt niets wanneer de mens zich alleen in naam christen noemt, wanneer hij Jezus niet bewust afwijst. Tevoren moet de mens zich oprecht aan Hem hebben overgegeven. Hij moet zich bewust zijn van zijn schuld. Hij moet zijn eigen onvolmaaktheid inzien en geloven dat Jezus Christus hem van zijn schuld en zwakheid kan verlossen en er Jezus Christus bewust om vragen. Dus moet hij onder Zijn kruis plaatsnemen. Het moet ieder mens duidelijk worden, dat de verlossing door Jezus Christus geen formele, algemene daad is die zich volgens een vast patroon aan allen voltrekt. Het moet hem duidelijk worden dat hij er zelf iets voor moet doen om te delen in de verlossing door Jezus Christus. Wel heeft Jezus alle mensen verlost. Dat wil zeggen: niemand is uitgesloten van Zijn werk van barmhartigheid. Maar tegen de wil van de mens in vindt zijn verlossing niet plaats. En daarom moet dus de mens tevoren zijn wil te kennen geven, door Hem verlost te willen worden. En daarom is het een volledig bewuste aangelegenheid, die op de eerste plaats eist, dat men zich door middel van gedachten met het probleem van de menswording Gods en de kruisdood van Jezus Christus bezighoudt, dat men Jezus Christus bewust belijdt en dan ook naar Zijn wil op aarde leeft.
Het overtuigd erkennen van Jezus Christus zal ook de mens naar Hem om hulp laten roepen, die hem ter wille van het verlossingswerk ook zeker ten deel zal vallen. Verlost te zijn betekent bevrijd te worden uit de macht van hem die de mens naar beneden trekt. Verlost te zijn betekent onbezorgd opwaarts te kunnen streven, wat vóór de kruisdood van Jezus niet mogelijk was, want de tegenstander van God liet geen ziel vrij.
Maar hoeveel mensen zijn er op aarde, die menen "christen" te zijn, dus recht te hebben op de verlossing door Hem, door het alleen maar bekennen van Jezus Christus met de mond. Ze geloven daardoor het vermeende lot te zijn ontgaan van diegenen die in hun ogen heiden zijn. Ze geloven dat hun "geloof" in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk voldoende is, wat echter toch slechts een "vormgeloof" is, zolang de innerlijke verandering naar een christen die levend gelooft, bij hem nog niet heeft plaatsgevonden. Maar daarom zullen de vormchristenen ook geen weerstand kunnen bieden, wanneer ze gedwongen worden een laatste beslissing te nemen. Ze zullen dan luchthartig het geloof opgeven, omdat het nog niet levend in hen is geweest. En ze zullen er getuigenis voor afleggen, dat ze ware heidenen zijn en waren, die zich alleen een valse naam hadden verschaft. Maar er is geen verlossing zonder Jezus Christus. En daarom betekent deze laatste beslissing een versterkte keten, die de tegenstander van God hun aandoet. En van deze keten vrij te worden, zal ondenkbaar lange tijd duren, tot eens Jezus Christus hun weer de hand zal reiken, die ze in het leven niet wilden zien en daarom ook niet hebben vastgepakt.
Hoe gemakkelijk zouden alle mensen nog aan dit grote gevaar kunnen ontsnappen, omdat overal in de wereld Jezus Christus wordt verkondigd, en overal Zijn naam met overtuigingskracht wordt beleden, omdat ieder mens daarvan onder de indruk zou kunnen komen en eens ernstig zou kunnen nadenken over de betekenis van Zijn verlossingswerk. Zodra nu daartoe de wil aanwezig zou zijn, zou Jezus Christus helpen en zich bij de mens in herinnering brengen. Hij zou door middel van gedachten zelf tot hem spreken en het hem waarlijk gemakkelijk maken de weg naar Hem te gaan, wanneer slechts de wil aanwezig zou zijn licht te verkrijgen in het vraagstuk, dat waarlijk het voornaamste is voor u mensen. Maar de vormgelovige heeft op de ongelovige niets voor, want hij is net zo ver verwijderd van Jezus Christus als die ander. En daarom is de grote nood onder de mensheid en slechts weinig mensen zullen aan deze nood ontsnappen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6481 Gericht aan godloochenaars
20 februari 1956: Boek 69
U beschouwt u als onafhankelijke wezens, zolang u niet aan een GOD gelooft - aan WIE u uw bestaan te danken hebt. Want dat u geleid wordt door Zijn Wil, waarvan uw zijn afhankelijk is, daar wilt u niets van weten. En toch weet u dat u niet in staat bent zelf het leven naar wens vorm te geven - dat u ook niet in staat bent zelf het leven een dag te verlengen.
U weet dus dat u afhankelijk bent van een Macht, of als u deze loochent, van een wet, waaraan u natuurlijkerwijze onderworpen bent. Deze natuurwet moet u accepteren - het staat u echter tegen een WEZEN als Wetgever te erkennen, het staat u tegen een doel of een bestemming van uw bestaan te erkennen, omdat in u nog te veel van de gezindheid is van hem (Lucifer) die eertijds met zijn Schepper brak en pretendeerde zelf alleen beslissend en alleen werkend te zijn tegenover alle wezens die hij in deze verkeerde gezindheid d.m.v. GOD's Kracht voortbracht.
U, mensen bent dit door hem (Lucifer) voortgebrachte wezenlijke, u hebt dezelfde mentaliteit als hij, u erkent ook GOD's bestaan niet, u hebt dezelfde innerlijke gevoelens in u die hem vervulden en hem tot zijn afval van GOD dreven. En zolang u GOD niet herkent en erkent, bent u nog vol van duivelse geest, arrogant, vertrouwend op uw eigen kracht en bovendien vol eigenliefde, om welke reden ook uw denken verkeerd gericht is - en u in een verduisterde geestestoestand op aarde vertoeft. En wat u denkt aan wijsheid te bezitten maakt u steeds aanmatigender en zelfbewuster - en toch is het een volledig waardeloze kennis, omdat ze alleen dingen betreft die op het moment van de dood voor u zijn uitgedoofd.
Ieder die GOD loochent - die meent dat er geen verband is tussen Zijn Macht en hemzelf - is van GOD geïsoleerd, hij blijft ook geïsoleerd na zijn dood, doch hij blijft bestaan. De dood wist hem niet uit, zoals hij foutief aanneemt in het aardse leven. Hij blijft zichzelf bewust als wezen - alleen ziet hij in dat hij krachteloos is, als hij hetzelfde zou willen doen wat hij in het aardse leven gedaan heeft. Dan neemt hij vaak bezit van de kracht van mensen die van gelijke gezindheid zijn (bezetenheid) en sterkt dezen enkel nog in hun verkeerde denken. Want al het aan GOD weerspannige staat nog in verbinding, zowel met elkaar als ook met het wezen (Lucifer) dat als eerste de scheiding met GOD voltrok.
GOD plaatste wel al het geestelijke als zelfstandig buiten Zich, opdat het zich zou zien als zelfstandig wezen, maar HIJZELF verbrak de band niet met deze afzonderlijke wezens - maar doorstraalde hen voortdurend met de Kracht van Zijn Liefde. En zolang zij de Kracht van Zijn Liefde in ontvangst namen, waren zij zalig. Toen echter het eerst geschapen wezen die Liefdeaanstraling van GOD afwees, toen het deze vanuit 'n arrogant denken niet meer nodig meende te hebben, wees het tegelijkertijd GOD af en isoleerde zich geheel van HEM - en het werd daardoor onzalig en verduisterd van geest.
En zodoende is het "loochenen van een Godheid" altijd een onfeilbaar bewijs aanhanger te zijn van hem die eens in opstand kwam tegen GOD.
In het aardse leven kan de mens gemakkelijk tot het inzicht komen, afhankelijk te zijn van de Wil van een Macht die over hem te zeggen heeft, want daarvoor worden hem teveel bewijzen gegeven, aan hemzelf en zijn omgeving. Doch GOD bepaalt nooit de wil van de mensen zò te denken, als juist is volgens de goddelijke ordening - maar HIJ geeft iedere mens opheldering die licht verlangt. Er is geen verontschuldiging voor een mens die GOD loochent, want ieder mens kan HEM onderkennen als hij zijn geestelijke hoogmoed, de aardse kwaal, opgeeft, als hij klein en deemoedig in gedachten vragen stelt, die hem zeker beantwoord worden en hem het geloof aan een GOD kunnen schenken.
Iedere godloochenaar is geestelijk arrogant en deze arrogantie verhindert hem vragen te stellen, omdat hij zich een weten aanmatigt terwijl hij absoluut onwetend is. En iedere godloochenaar heeft omgang met mensen die geloven aan een GOD en Schepper van eeuwigheid, DIE hun bestaan bepaalt. En door dezen wordt hij er steeds weer toe gebracht daarover na te denken. Weigert hij echter innerlijk, dan heeft hij nog niets van zijn vroegere weerstand opgegeven - en hij zal ook moeilijk in het rijk hierna opheldering aannemen - als er niet aan gedacht wordt ten gunste van hem te bidden. Wie dus GOD loochent, diens weg is nog eindeloos ver naar het eeuwige Vaderland.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6529 Een geestelijke en aardse ommekeer is te verwachten
22 april 1956: Boek 70
Een geestelijke verandering is komende, maar deze verandering vereist ook een totale aardse omwenteling, want ze wordt door de mensen zelf niet meer nagestreefd of teweeggebracht. Dus moet IKZelf de aarde omvormen en IK moet tevoren alle aardse scheppingen oplossen, daar het anders onmogelijk zou zijn ook geestelijk weer op aarde een staat te scheppen, die geheel in tegenstelling is met de huidige toestand. Nimmer is meer te verwachten dat de mensen zich op deze aarde nog een hogere graad van rijpheid zullen verwerven. Dat de geheel vermaterialiseerde mensen zich zelf zo veranderen, dat van een geestelijke ommekeer op deze aarde gesproken kan worden.
De mensen van deze tijd stevenen steeds meer af op de diepte, en er zijn er nog maar weinige die opwaarts streven. Die op een hoog niveau staan en ook het eigenlijke aardse levensdoel hebben ingezien en dit trachten te bereiken. Het merendeel van hen staat nog zo ver af van alles wat geestelijk is, en zal er op deze aarde ook niet dichterbij komen. Het kan echter op dit laag geestelijk peil zo ook niet doorgaan omdat dit een duisternis betekent die ernstige gevolgen teweegbrengt, geestelijk zowel als aards. Daarom heb IK een grens gesteld en heb tot een verandering besloten sinds eeuwigheid, omdat IK dit lage geestelijke niveau sinds eeuwigheid voorzag. Het leven dat de mensen nu op aarde leven is doelloos en zonder betekenis. Want voor de ziel kan daaruit geen zegen voortvloeien omdat u het eigenlijke leven in het geestelijke rijk, waarvoor u, mensen het aardse bestaan gegeven werd, niet meer in aanmerking neemt.
Een totale verandering van het aardoppervlak, een omvorming van de gezamenlijke aardse scheppingen en het opnieuw belichamen van alle geestelijke substanties in de vorm, (aangepast aan de graad van ontwikkeling) is uiterst noodzakelijk geworden. Dan zal ook de geestelijke staat van de mensen op de nieuwe aarde edeler zijn, omdat het nieuwe mensengeslacht dan bestaat uit geestelijk ontwikkelde mensen die de verre afstand tot MIJ overwonnen hebben. Die MIJ nu zo nader gekomen zijn, dat IKZelf onder hen kan vertoeven op deze aarde.
En dan heeft waarlijk een grote geestelijke verandering plaats gevonden. Dan zal de aarde een ander uiterlijk hebben, en in vrede en harmonie zullen alle schepselen, mensen en dieren, op deze aarde leven. Het zal in waarheid een paradijs op aarde zijn, en een nieuwe tijd in geluk en zaligheid zal beginnen. Maar ook de hernieuwde kluistering zal het geestelijke, dat op aarde als mens naar de diepte teruggezonken is, dus gefaald heeft in zijn laatste aardse levensbeproeving, beschoren zijn.
U staat allen voor deze geestelijke omwenteling, en een ieder van u kan zich zelf nog in deze korte tijd voor de omwenteling veranderen. Een ieder van u kan het geestelijk lage peil verhogen, en zichzelf ontwikkelen tot een graad van rijpheid, die hem tot een medebewoner kan maken van de nieuwe aarde. Er staan voor ieder mens nog talrijke mogelijkheden open, omdat IK vol liefde en genade een ieder nog uit de diepte opwaarts help, die zijn handen verlangend naar MIJ uitstrekt.
Maar binnenkort is die mogelijkheid voorbij, want binnenkort zal de poort tot het rijk hierna gesloten zijn, als het einde gekomen is. Als de omvorming plaats vindt van het aardoppervlak en de geestelijke ommekeer zich zal voltrekken, precies zo als zich een aardse verandering voltrekt door het oplossen van de schepping aarde, door het vrijworden van al wat gekluisterd is en al het vrije geestelijk. En dan is ook de scheiding van de geesten voltrokken en al het geestelijke is "geoordeeld", d.w.z. ingelijfd in een vorm die overeenkomstig zijn graad van rijpheid is. De geestelijke omwenteling is ophanden, en daarom is ook een aardse verandering onvermijdelijk. Dan echter zal een zalige tijd beschoren zijn aan hen die de mijnen zijn en blijven wilden. Die de laatste strijd op deze aarde doorstaan hebben, en niet tegen staande leed en ellende MIJ trouw bleven tot het einde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6547 Meelopen is nutteloos
15 mei 1956: Boek 70
U zult niet op 'n noemenswaardig resultaat kunnen bogen op het einde van uw aardse leven, als u de brede weg bent gegaan, als u zich bij hen die daarop voortgaan hebt aangesloten - zonder van tevoren te vragen waar de weg heengaat die de massa's bewandelen. Want dan bent u alleen meelopers die menen hun verantwoordelijkheid te kunnen afschuiven op hun naasten, op die - welke de menigte aanvoeren. Ieder afzonderlijk mens zal op zijn levensreis telkens aan een tweesprong komen, en er zullen ook van de begeleiders altijd weer enige andere wegen gaan - dan moet de mens zelf een beslissing nemen waarheen hij zich wil wenden. Want als hij tot aan het einde van zijn leven slechts een meeloper blijft, heeft hij niets gewonnen voor het heil van zijn ziel.
Daarom kunnen kerkelijke organisaties voor hun leden nooit het bereiken van de zaligheid garanderen, omdat ieder mens deze zelf moet nastreven en bevechten. Wel kunnen hem daartoe aanwijzingen gegeven worden, maar ieder mens moet nu bij zichzelf die arbeid aan zijn ziel verrichten, d.w.z. een ieder moet nu voor zich de weg gaan die omhoog leidt.
Het is een grote dwaling de verantwoordelijkheid voor zijn ziel te willen afschuiven op zogenaamde leiders, altijd alleen maar te doen wat deze leiders verlangen en te geloven, dat dit bewuste arbeid aan de ziel zou zijn. Het is een grote dwaling te menen het verlangen van deze "leiders" niet aan een onderzoek te mogen onderwerpen - onvoorwaardelijk alles aan te nemen en te geloven wat door hen als waarheid wordt voorgesteld.
Zelfs als het de waarheid is,moet ieder mens er zelf een standpunt over innemen, want dan pas kan hij onderkennen wanneer dwaling binnen mocht sluipen en zich daartegen weren. Wie zich echter geheel en al verlaat op dat wat noodzakelijk (eerst) onderzocht moet worden, die mag niet aannemen dat zijn nalatigheid verontschuldiging vindt, hij mag niet geloven zijn schuld op de hals te kunnen laden bij hen die hem verkeerd geleid hebben. Ieder ziet de wegen die zich afsplitsen en hij kan die wegen net zo makkelijk gaan, als die waarop hij al gelopen heeft. Maar hij moet zich altijd afvragen waarheen die verschillende wegen leiden - en dan bewust kiezen. Wie echter zijn ogen naar de grond slaat en gedachtenloos achter de massa aanloopt, die kan de wegkruising gemakkelijk over het hoofd zien, en ook dan is het zijn eigen schuld. Want hij moet om zich heen kijken, hij moet niet domweg maar doorlopen, hoewel hem de gave ten deel viel te mogen zien.
En hij moet nadenken, omdat hem daarvoor het verstand gegeven werd, dat hij ook moet gebruiken om het heil van zijn ziel te bewerkstelligen. En u moet ook weten dat de weg die de massa gaat nooit de juiste is. Want de massa's worden aangevoerd door GOD's tegenstander en nooit zal daar de waarheid te vinden zijn.
Als u,mensen u toch voor ogen zou willen houden dat op aarde de tegenstander (van GOD) de overmacht heeft, en dat veel meer mensen hem toebehoren dan GOD. Als u toch aan de slechtheid van de mensen, aan de liefdeloosheid en het lage geestelijk niveau zou mogen zien hoe groot zijn macht is over de mensheid. Dan zou u, als u er ernstig naar streeft het heil van uw ziel te bereiken, u niet onder de grote massa bevinden, u zou u er van afzonderen en een weg zoeken die een andere richting heeft. U zou acht slaan op de boden die met een licht voorop gaan om u de weg te verlichten, u zou u niet tevreden stellen met holle frasen, u zou wijze onderrichtingen verlangen die u een juist licht geven. U zou zelf nadenken en een steeds helderder licht ontvangen.
Schud uw zorgeloosheid af indien het om het heil van uw ziel gaat. Laat niet anderen voor u zorgen, want voor uw ziel draagt u zelf de verantwoording,die niemand u kan afnemen. Probeer zelf met GOD in verbinding te komen, kies HEM tot uw Leidsman en maak u los van hen - die geloven op aarde Zijn vertegenwoordigers te zijn, want de ware vertegenwoordigers van GOD zullen u altijd alleen maar wijzen (op de noodzaak) de verbinding met GOD tot stand te brengen. De valse vertegenwoordigers echter willen u de verantwoording afnemen en verlangen van u alleen blinde gehoorzaamheid en vervulling van de door hen zelf uitgevaardigde geboden.
Wilt u zalig worden, dan moet u ook de wegen gaan die naar de zaligheid leiden. U moet GOD bidden dat HIJ u de juiste wegen aanwijst en u de kracht geeft ze te gaan, ook als zij opwaarts voeren. En GOD zal u de ware leiders tegemoet sturen, HIJ zal u ZELF (tot Zich) trekken en u zult dan zeker het ware doel bereiken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6551 Het streven naar de Geestesgaven Het kenmerk van de kerk van CHRISTUS
20 mei 1956: Boek 70
U moet er ijverig naar streven de gaven van de GEEST te verkrijgen, want die kunnen u niet geschonken worden. U moet ze verwerven doordat u uzelf geschikt maakt voor het werkzaam kunnen zijn van Mijn GEEST in u. Geloof niet dat ze u gegeven kunnen worden als u geen arbeid aan uw ziel hebt verricht, wanneer uw wezen zich niet zodanig veranderd heeft dat het tot liefde geworden is.
Uw ziel moet een zekere graad van rijpheid bereikt hebben voordat Mijn GEEST in u kan werken, dit niveau van rijpheid vereist van u een vaste wil om op aarde geheel en al naar Mijn geboden te leven, het stelt zelfoverwinning voorop, een onzelfzuchtig dienen van de naaste en een volledig zich naar MIJ toekeren. Dan pas kan IK Mijn GEEST over u uitgieten en kan de mens die gaven ontvangen waarvoor hij in het bijzonder geschikt is en die zijn verdere arbeid voor MIJ en Mijn rijk bepalen.
Allen kunt u de gaven van de GEEST deelachtig worden, want allen bent u geroepen om ijverig mee te werken voor Mijn rijk. Maar weinigen slechts zijn uitgekozen, want slechts weinigen vervullen de voorwaarden verbonden aan het werken van Mijn GEEST. Slechts weinigen nemen het met de arbeid aan hun zielen zo ernstig, dat ze zich vormen tot een opnamevat van Mijn GEEST en slechts weinigen kan IK daarom toerusten met de gaven van de GEEST.
Wie echter deze gaven bezit is op aarde reeds zalig, want die weet zich innig met MIJ verbonden. Hij weet dat IKZelf in hem werk en hij zal daarom met succes werkzaam zijn voor Mijn rijk.
U mensen kunt dus uw lidmaatschaap van de kerk van CHRISTUS - tot de kerk, die IKZelf op aarde stichtte niet anders bewijzen dan door het bezit van een geestesgave, want dit is het kenteken van Mijn kerk. En er zijn verschillende gaven die getuigen van het werken van Mijn GEEST. Steeds echter komt er een kracht aan het licht die ongewoon lijkt. Er zal in die mens een vermogen te voorschijn komen dat hij zich niet door ijver, studie of lichamelijke kracht heeft eigen gemaakt - maar dat hem klaarblijkelijk werd geschonken, het zij dat hij wonderen verricht, zieken geneest of dat hij in wijsheid onderwijst of de profetische gave bezit.
Al deze dingen bewijzen dat zij tot de kerk van CHRISTUS behoren, want zij hebben het levend geloof in zich dat uit de liefde is voortgekomen. Zij hebben daarom zo'n innige verbinding met MIJ dat IK door Mijn GEEST in hen werken kan, zoals IK dat goed acht voor hun zieleheil en dat van hun medemensen.
U mensen hoeft dus alleen serieus uw best te doen en in de liefde te leven, om tot een levend geloof te komen. Dan zult u ook alles doen wat uw ziel de graad van rijpheid oplevert en dan zult u Mijn tegenwoordigheid in u bewust zijn. En vanuit dit bewustzijn zult u ook over ongewone kracht beschikken, die IK zodanig over u mensen verdeel dat het voor u en voor uw omgeving nuttig is.
En wie zich nu zo'n ongewone geestesgave verworven heeft die is ook een getrouwe dienaar in Mijn wijngaard, want hij werkt met deze gave om zijn medemensen tot een levend geloof aan MIJ in JEZUS CHRISTUS te brengen. Want wie door Mijn GEEST verlicht is, die zal ook steeds van MIJ - zijn goddelijke Verlosser in JEZUS CHRISTUS getuigen, omdat die verlossing door JEZUS eerst moet zijn gebeurd, voordat Mijn GEEST werkzaam kan zijn - voordat Mijn geestesgaven uitgedeeld kunnen worden. Want alleen de mens die door het bloed van JEZUS is verlost, heeft ook de kracht zo aan zichzelf te werken dat zijn ziel de graad van rijpheid bereikt die vereist is geestesgaven te ontvangen.
Met de hulp van JEZUS CHRISTUS kan en zal het u, mensen gelukken. Daarom zal ook ieder geestelijk ontwaakt mens van HEM, DIE Zijn GEEST beloofd heeft, getuigen. En iedereen die een geestelijke gave bezit, getuigt, dat hij door JEZUS CHRISTUS verlossing vond uit de nacht van de dood. En in hem werkt dan Mijn Kracht, in hem schijnt nu Mijn Licht en in hem ben IK Zelf en werk door Mijn GEEST.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6553 De verbinding met God: in liefde werkzaam zijn
23 mei 1956: Boek 70
U treedt met Mij in verbinding wanneer uw gedachten zich naar Mij verheffen. Maar deze verbinding kan te allen tijde weer worden verbroken, omdat uw gedachten nooit lang bij hetzelfde blijven stilstaan. En daarom moet steeds weer opnieuw de wil actief zijn dat uw gedachten zich met Mij bezighouden. Maar het is anders wanneer u de verbinding met Mij tot stand brengt door in liefde werkzaam te zijn. Dan trekt u Mij zelf naar u toe en dan neemt u ook de liefdeskracht in ontvangst die u steeds meer aan Mij bindt, zodat de band niet zo gemakkelijk kan worden verbroken. Want wie eenmaal de liefde in zich heeft ontstoken, die zal ook de kleine vlam voeden. Hij zal zich niet tevreden stellen met één werk van liefde, maar juist door mijn kracht, door mijn aanwezigheid tot steeds nieuwe werken van liefde worden aangespoord.
De liefde is waarlijk de meest hechte band die u met Mij aaneensluit. Een mens die maar vaak zijn gedachten naar Mij verheft, wordt nu eveneens aangespoord in liefde werkzaam te zijn. Want zijn denken aan Mij, aan zijn God en Schepper, is altijd een teken van goede gezindheid. En zulke verbindingen die in gedachten vaak tot stand worden gebracht, zullen ook zeker een uitwerking hebben op zijn willen en denken - dat zich noodgedwongen in banen zal bewegen die overeenstemmen met mijn wil. De verbinding met Mij kan nooit zonder goede uitwerking blijven en daarom kan ze de mensen niet genoeg worden aanbevolen. Maar werken van liefde zullen steeds het krachtigste effect hebben. In elke levenssituatie nu is de mens gelegenheid gegeven zich met Mij te verbinden. En wie van goede wil is, die zal de gelegenheden ook benutten. Maar zolang de gedachten van de mens naar andere doeleinden uitgaan, zolang de mens in de eigenliefde leeft, zoekt hij Mij niet, maar houdt hij zich van Mij gescheiden. En zolang hij zonder enige band met Mij leeft, bevindt hij zich nog in de macht van mijn tegenstander, die zijn wil verkeerd richt en invloed op hem heeft, omdat de mens hem geen weerstand kan bieden. Omdat hij geen kracht bezit, die alleen in hem kan groeien door werken van liefde. Omdat Ik zelf hem niet kan bijstaan, want hij maakt mijn tegenwoordigheid onmogelijk door zijn verkeerd willen en denken.
Er zijn twee doelen die de mens in gedachten kan nastreven, maar beide doelen zijn totaal verschillend. Ben Ik zelf echter het doel van zijn gedachten, dan kan de mens aan het einde van zijn leven op aarde grote winst boeken, want de band met Mij levert hem ook een grote genadeschat op, die juist deze bereidwilligheid van de mens vooropstelt om benut te worden. Ik doe waarlijk alles om de gedachten van de mens in het aardse bestaan op Mij te richten, om hem ertoe aan te zetten in liefde werkzaam te zijn, maar ook mijn tegenstander zal niets onbeproefd laten. En de mens zelf geeft de doorslag, want zijn wil is vrij. Maar zijn leven zal nutteloos zijn wanneer hij de weg naar Mij niet vindt, terwijl het ook rijk gezegend kan zijn wanneer hij zich in gedachten met Mij verbindt en mijn aanwezigheid verzekerd wordt door in liefde werkzaam te zijn. Want dan zal hij voor eeuwig met Mij verbonden blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6569 Gebedsverhoring - Geloof
11 juni 1956: Boek 70
De kracht van uw geloof waarborgt u ook de vervulling van uw vragen. Want IK sta achter Mijn Woord: "Vraag en u wordt gegeven, klop en u wordt opengedaan". U moet er altijd aan denken dat Mijn Woord waarheid is, dat IK u niet een belofte doe zonder die te vervullen. U moet erover nadenken dat het MIJ ook altijd mogelijk is aan uw vragen te voldoen en dat de Liefde voor u ook graag uw verzoeken nakomt.
Maar u moet ook hier aan denken, dat u alleen dan op de vervulling mag rekenen als u vast gelooft, wanneer u geen twijfel laat boven komen aan Mijn Liefde of Mijn Macht. De geringste twijfel hindert ME echter om u van deze Liefde en Macht van MIJ blijk te geven, want dan bent u nog niet zo nauw met MIJ verbonden, u ziet in MIJ nog niet de VADER, maar steeds alleen de verre GOD, DIE Zich echter ook niet op de voorgrond plaatst zolang uw kinderlijke liefde MIJ, uw VADER niet (tot zich) trekt, wat een vast geloof echter wel doet.
Daarom blijven zo vele vragen van Mijn aardse kinderen onvervuld en dat versterkt nog hun twijfel aan de kracht van een gebed. En toch is alleen maar de ontbrekende kracht van het geloof er debet aan dat u vaak tevergeefs op vervulling wacht.
Kom als kinderen tot uw VADER en spreek tot HEM in ware deemoed en kinderlijke liefde en leg MIJ nu uw verlangens voor, in het vaste vertrouwen dat IK u hoor, begrip heb voor uw nood en ze van u afwend. En u zult er van overtuigd kunnen zijn, dat IK Mijn Oor niet sluit en uw vragen inwillig. Want IK wil u steeds dichter naar ME toe halen en daarom ook een vast geloof niet stuk laten gaan. En een waar kind zal ook alleen maar om dingen vragen waarvan zijn ziel geen nadeel ondervindt, een waar kind laat het aan MIJ over en IK stuur zijn gedachten, zodat het inzicht heeft en elk verlangen weert dat zijn geestelijke ontwikkeling tegenwerkt.
De ware kinderlijke verhouding (tot MIJ) garandeert ook een verlichte Geest. IK wil dat u zich in elke nood van het lichaam of de ziel op MIJ verlaat en IK zal u helpen zoals IK u beloofd heb, zodra uw geloof in MIJ levend is. Het levend geloof kan IK u echter niet geven, u moet dit zelf voor u verwerven door de liefde.
En zo zult u nu ook weten waarom zoveel gebeden onverhoord blijven: omdat een zwak geloof door gebrek aan liefde kan worden verklaard en omdat een mens die zelf weinig liefde heeft, nooit een blijk van Mijn Liefde mag verwachten en daarom ook het werken van Mijn Liefde verhindert.
Mijn Woord is waarheid. Maar Mijn beloftes stellen ook steeds het vervullen van Mijn voorwaarden voorop. Dan zal ook elke belofte in vervulling gaan bij u. Streef er dus naar uw geloof te versterken, het levend te laten worden door werken van liefde. Dan echter zal ook de kracht van het geloof in u zijn en Mijn Liefde en Macht zullen bij u duidelijk merkbaar worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6577 Liefdevolle voorbede voor wereldse mensen
19 juni 1956: Boek 70
Zeer vaak sterft mijn woord ongehoord weg, omdat het maar zachtjes het hart van de mens aanraakt. Omdat het niet luid en hoorbaar weerklinkt, zoals alles wat van de wereld uitgaat en meestal niet genegeerd wordt door de mensen. Maar wie zich openstelt, die zal het ook vernemen.
Maar het zich openstellen is de vrije wil van de mens en daarom moet ieder zich zelf verantwoorden of mijn woord toegang kreeg tot zijn hart. Want het weerklinkt steeds weer voor iedere mens wanneer hij het negeert, omdat mijn liefde en barmhartigheid niet rusten om een verloren ziel te redden, zolang ze op aarde vertoeft. En vaak zullen nood en ziekte mijn pogingen ondersteunen, maar nooit zal Ik met dwang op een mens inwerken, want dat zou onjuist zijn. Maar het meest doeltreffende middel is de liefdevolle voorbede voor zulke mensen, die nog te sterk met de wereld zijn verbonden en daarom de fijne klank van mijn aanspreken niet in zich kunnen vernemen. Want door middel van gedachten zal Ik ze steeds aanspreken. Maar Ik zal het niet verhinderen wanneer ook zulke gedachten onwillig worden afgewezen omdat ze tegen de eigen wensen in gaan. De verantwoording voor zijn instelling draagt de mens zelf. Maar hij zal steeds een liefdevolle voorbede gewaarworden als het zo nu en dan ontvankelijk zijn voor geestelijke zaken, dat ook eens tot verandering van de richting van de wil kan leiden, zodat dan het hart zijn oor opent wanneer mijn woord weerklinkt. De wereld heeft grote macht en kan ook de totale heerschappij over een mens krijgen. Maar liefdevolle voorbede is een net zo sterke macht en ontworstelt aan de wereld vaak de zielen die al een prooi van haar waren geworden. Want mijn kracht is steeds werkzaam, daar waar liefde is.
En een ziel die sterk aan de wereld was gebonden, kan plotseling de waardeloosheid, de banaliteit ervan inzien en iets begeren wat haar meer bevredigt, wanneer een mens zich in liefde om haar bekommert en haar bijstaat door voorbede, die toevoer van kracht betekent voor die zielen. En waarlijk, Ik zeg u: uw liefde bereikt meer dan mijn tegenstander met al zijn macht, want tegen dit wapen is hij niet opgewassen. En waar liefde worstelt, geeft hij de ziel vrij, omdat Ik zelf hem daar de zielen ontwring en hij Mij niet kan weerstaan. Zou er onder u mensen meer liefde zijn, dan zou ook de geestelijke nood geringer zijn. Want u zou al diegenen het leven bezorgen die u in uw liefdevolle gebed zou opnemen.
Want geen enkele liefdevolle gedachte is zonder uitwerking, ofschoon Ik de vrije wil van een nog weerspannige mens eerbiedig.
Maar ook deze zal veranderen onder uw voorbede, als liefde u daartoe aanleiding geeft. Het moet voor u een buitengewoon troostrijke gedachte zijn, te weten dat geen mens verloren gaat voor wie u zich met liefdevolle zorg inzet.
Uw liefde haalt nog uit de diepte terug die al zijn weggezonken. Uw liefde kan de hardste weerstand breken. Ze kan een hart dat verhard is verzachten. Ze kan een ziel tot redder worden, omdat de liefde alles bereikt. Bijgevolg zult u mensen Mij voortdurend kunnen helpen het verlorene naar Mij terug te brengen, waar mijn liefde zich stil moet houden vanwege de wilsvrijheid en omdat de wet van mijn eeuwige ordening niet kan worden omzeild, daar Ik anders waarlijk al het gevallene zou redden uit zijn nood. En deze nood is bijzonder groot, omdat maar weinig mensen hun liefde schenken aan diegenen die in gevaar zijn verloren te gaan. Daarom spreek Ik alle mensen aan door mijn woord. En Ik maan ze aan tot liefde, opdat ze allen in hun liefdevolle gedachten en liefdevolle gebeden opnemen, die zulke hulp nodig hebben, om ook zelf hun harten te openen, wanneer mijn woord in hen weerklinkt. De wereld is een groot gevaar, maar ze kan worden uitgebannen door de kracht van de liefde.
Dat zult u allen ter harte moeten nemen en u zult moeten weten dat u ook zelf er veel toe zult kunnen bijdragen, de wereld - dat wil zeggen: mijn tegenstander - de slachtoffers te ontrukken, omdat u zelf de wapens gebruikt waarvoor hij het onderspit delft, wanneer u zich in liefde ontfermt over diegenen die een prooi zijn van de wereld. U zult ze kunnen redden en opdat in u de liefde ontvlamt, denk aan de onnoemelijke nood waarin de ziel van zo’n mens zich bevindt, die zo zwak is dat ze geen weerstand meer kan bieden en daarom tevoren toevoer van kracht nodig heeft, om zich te bevrijden uit onbarmhartige macht.
Help haar en schenk haar de kracht door liefdevolle voorbede en ze zal u daar eeuwig dankbaar voor zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6599 GOD blies hem een levende ziel in
19 juli 1956: Boek 71
In Mijn heilsplan van eeuwigheid is de vergoddelijking van uw zielen voorzien, die eens wel goddelijke en volkomen wezens waren, maar in vrije wil deze volmaaktheid weggaven. U, mensen zult moeten weten dat IK u niet zo onvolkomen buiten MIJ heb geplaatst zoals u nu bent, dat IK wel de menselijke vorm schiep, maar de ziel die deze menselijke vorm tot leven brengt en bewoont, al een eindeloos lange tijd nodig heeft gehad om haar vrijwillig tot stand gebrachte, geheel omgeslagen toestand, zo ver te veranderen dat ze nu in de menselijke vorm haar verblijf kon nemen om de volledige vergoddelijking weer te bereiken. U, mensen zult moeten weten, dat niet IK u onvolmaakt heb geschapen om dan als mens van u te verlangen dat u zich vervolmaakt - omdat uit MIJ niets onvolkomens kan voortkomen.
Als u dit weten vooralsnog bezit, beschouwt u ook uw bestaan op aarde anders. U ziet in, dat het geen doel op zichzelf, maar middel tot het doel is. Maar zolang dit weten u ontbreekt, gelooft u gerechtigd te zijn het aardse leven te mogen gebruiken enkel om uw lichamelijk welzijn te vergroten. U gelooft het recht te hebben uw levenskracht alleen lichamelijk te gebruiken, zelfs wanneer u er naar streeft dat ieder voor zich, zichzelf ethisch zou moeten ontwikkelen om een beter menselijk geslacht te krijgen. Maar u begrijpt de geestelijke taak van de afzonderlijke mens nog niet.
De mens zelf is niet het laatste doel, het bestaan als mens is slechts de laatste mogelijkheid op deze aarde om het hoogste doel te bereiken. En de leerstellinq dat IK de mens heb geschapen, opdat hij MIJ liefheeft, MIJ dient om daardoor in de hemel te komen", is pas gerechtvaardigd, wanneer het menselijk bestaan als een begrensd stadium voor de eens onvolmaakt geworden ziel wordt beschouwd, daar er anders verkeerde denkbeelden uit deze leer worden gevormd, zoals ook deze: dat iets "onvolmaakts" - de ziel - door MIJ bij de geboorte van de mens hem wordt bijgevoegd, dus dat er iets onvolmaakts van MIJ uit in het leven werd geroepen.
Daardoor raakt zowel het beeld van Mijn WEZEN verward, Dat hoogst volmaakt is, alsook de gedachtengang van de mensen die hun eigenlijke taak op aarde niet beseffen en daarom steeds meer werelds georiënteerd zullen zijn, omdat hun een vals beeld uiteen wordt gezet. Weliswaar zou de mens door liefde tot MIJ en onbaatzuchtig dienstbaar zijn het juiste inzicht kunnen bereiken en dan ook de gelukzaligheid, maar het zal de liefde niet kunnen doen ontbranden tot een wezen dat zijn scheppingskracht gebruikt om onvolkomen scheppingen te laten ontstaan; en ook voor het onbaatzuchtig dienstbaar zijn mankeert de juiste motivatie, als u, mensen niet op de hoogte bent dat het volmaakte zich eens van MIJ heeft afgewend, wat daarin bestond dat het uit aanmatiging wilde heersen en het principe van de liefde verwierp.
De onvolmaaktheid is door de wezens zelf tot stand gebracht. Dat u echter als mens onvolmaakt bent, leidt geen twijfel en zo zult u op de eerste plaats de reden van uw onvolmaaktheid moeten trachten te doorgronden, maar u niet tevreden stellen met de verklaring dat IK u zo schiep zoals u nu over de aarde gaat. Maar dit laatste verdedigen allen die de scheppingsdaad van de mens zo voorstellen dat tegelijkertijd ook een "ziel" voor deze mens door MIJ wordt "geschapen", wat ze menen te kunnen motiveren met de woorden: "GOD blies hem een levende ziel in". Dat deze levende ziel een eens gevallen oergeest is, daarover ontbreekt hun het weten - maar dat ieder mens afzonderlijk zou kunnen verkrijgen, wanneer hij zich maar ernstig de vraag zou willen stellen over zin en doel van het aardse leven en ook over zijn taak op aarde.
En ook een dwaalleer zou de mens aanleiding kunnen geven vragen te stellen, zodra hij maar de wil zou hebben opheldering te verkrijgen. En in het bijzonder zij die onderrichten, die leider van de mensen moeten zijn, zouden zich tevoren zelf opheldering moeten verschaffen, die ze te allen tijde verkrijgen, wanneer ze zich maar tot MIJ Zelf wenden, wanneer lichte twijfels, die ieder bij zich voelt opstijgen bij het nadenken, hem naar de juiste Bron lieten gaan, waar zuiverste waarheid ieder die daar naar verlangt, zal verkwikken.
Dat er zoveel duisternis is onder de mensen, dat dwaalleren zich konden verbreiden, heeft alleen zijn oorzaak in de lauwheid van de mensen tegenover de waarheid, want ze staat eenieder ter beschikking en voor ieder is ze bereikbaar die maar ernstig de waarheid begeert. Doch slechts weinigen trachten door te dringen in Mijn eeuwige heilsplan - maar voor dezen is alles duidelijk, en het helderste licht straalt hen toe, omdat het LICHT van eeuwigheid het Zelf bij allen ontsteekt die de duisternis willen ontvluchten.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6607 Het belijden voor de wereld
27 juli 1956: Boek 71
Als u tegenover de wereld voor Mij uitkomt, wil Ik u belijden voor mijn Vader. Deze woorden sprak Ik als mens Jezus tot mijn leerlingen en bijgevolg dus tot alle mensen, omdat al mijn woorden bedoeld waren voor de hele mensheid, omdat al mijn woorden hoorden bij de goddelijke liefdesleer die Ik verkondigd wilde hebben onder alle volkeren. En juist deze woorden moet men beoordelen als buitengewoon, want ze leggen u mensen een verplichting op: niet alleen zelf moet u in Mij geloven, maar ook tegenover uw medemensen moet u blijk geven van uw geloof. U zult Mij voor de wereld moeten belijden, u zult dus in het openbaar voor mijn naam moeten opkomen. Dan pas zult u door Mij, de Vader, worden opgenomen zoals Ik het u beloofd heb.
Ik neem er dus geen genoegen mee dat u innerlijk wel in Mij gelooft, dat u niet twijfelt aan Mij en mijn verlossingswerk, dat u Mij wellicht ook aanroept of Ik u de zonden wil vergeven, want Ik vraag een geheel levend geloof in Mij. En een levend geloof kan niet anders dan voor Mij uitkomen voor de wereld. Want zodra de mens een levend geloof heeft, wordt hij van binnen uit aangedreven, voortdurend aan Mij te denken in Jezus. En dan zal ook zijn mond niet kunnen zwijgen. Hij zal overstromen van innerlijke dankbaarheid en liefde voor Mij, die in de mens Jezus het verlossingswerk heb volbracht om u mensen te redden uit de nacht van de zonde. En Ik wist heel goed waarom Ik deze woorden heb gesproken, want Ik kende de grote geestelijke nood die over alle mensen komt die Jezus niet herkennen en erkennen. En in deze nood moeten de medemensen zich om hen bekommeren en hen helpen te geloven in Jezus Christus. En daartoe is het nodig dat ze Mij bekendmaken, dat ze Mij in Jezus belijden en nu ook hardop getuigen van Mij en mijn naam.
Wat de mens innerlijk beleeft, wat hem in gedachten bezighoudt, daar neemt de medemens geen nota van. Hij moet geheel openlijk worden gewezen op de goddelijke Verlosser en dit kan het beste gebeuren door het getuigenis van liefde van degenen die Hem hebben gevonden en die nu hun levend geloof in Mij bewijzen door te spreken over het werk van mijn barmhartigheid, dat ze tegenover alle mensen openlijk opkomen voor Mij en mijn naam, dat ze mijn naam prijzen en zichzelf als aanhangers van Jezus Christus bestempelen en ook trachten hun medemensen voor Mij te winnen. De mensen leven op deze aarde om eindelijk bevrijding te vinden uit de stoffelijke vorm. Maar hoe hun aardse bestaan ook is, het kan niet tot het doel leiden zonder de goddelijke Verlosser Jezus Christus, omdat Ik in Hem het werk van de verlossing heb volbracht en ieder die verlost wil worden van zijn boeien, zich dus tot Mij zelf in Jezus Christus moet wenden.
Wie nu waarachtig bevrijd is, wie verlossing heeft gevonden door Hem, die prijst ook luid Zijn naam. Hij zal steeds alleen maar spreken van Hem en Zijn onmetelijke daad van liefde. Hij kan niet anders dan van Zijn naam gewag maken, want van hem zijn alle banden afgevallen. Hij is vrij van de vijandige macht, hij heeft zich aan Mij overgegeven in Jezus Christus en zo'n daad van verandering wordt niet stil en in het verborgene verricht, zij is voor alle medemensen duidelijk zichtbaar. Want de mond zwijgt niet indien het hart vervuld is van de liefde en genade van Jezus Christus. En de mens belijdt Hem dus in het openbaar als zijn Redder en Verlosser, en hij tracht ook zijn medemensen naar Hem toe te leiden. Hij verloochent Hem niet, ook al dreigt hem zelf gevaar, omdat hij weet dat ook elk gevaar kan worden bezworen door de Ene die macht heeft over hemel en aarde, wiens ademtocht volstaat om alles te vernietigen, zoals echter ook Zijn wil volstaat dat wat al een prooi was van de dood, opstaat tot leven. En wie tot leven gewekt werd, vreest ook de dood niet. Hij zal zich ook voor Mij en mijn naam inzetten wanneer de laatste beslissing geëist wordt, maar hij zal het doen uit liefde voor Mij en daarom zal Ik hem opnemen, omdat hij Mij belijdt tegenover iedereen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6619 Het zich verantwoorden voor het gerecht - Openlijk belijden
12 augustus 1956: Boek 71
Treedt op de voorgrond, u mijn dienaren, als het er om gaat Mij en mijn leer te verdedigen. Want u zult gedrongen worden in deze situatie waarin u zich openlijk zult moeten uitspreken voor Mij. Er zal steeds openlijker worden gediscussieerd, hoe het zit met het werk van verlossing. De mens Jezus en Zijn lot op aarde, Zijn smadelijk einde wordt wel voor mogelijk gehouden, maar een goddelijke zending van deze mens zal nooit worden erkend en daarom zal ook het geloof in Hem, als Verlosser der mensheid, verworpen worden en in elk opzicht belachelijk worden gemaakt, om de mensen tot zakelijk denken te brengen dat niet op religieuze grondslag berust. En dit is de tijd waarop u op de voorgrond zult moeten treden. En wie met mijn geest is vervuld, zal ook niet anders kunnen dan het voor Mij en mijn naam op te nemen, want zijn innerlijke overtuiging zal hem ijverig laten spreken en weerleggen en hij zal proberen ook zijn medemensen tot deze overtuiging te brengen. Daarom dus vervaardig Ik me deugdelijke werktuigen, daarom doe Ik hen de waarheid toekomen en met haar tegelijk het vermogen van inzicht, want dan zal het nodig zijn met hun weten op de voorgrond te treden om met de tegenstander strijd te kunnen leveren die uitgevochten wordt met het zwaard van de mond. Waar Jezus Christus maar wordt gekleineerd, waar er aan Zijn missie wordt getwijfeld en deze twijfel openlijk wordt uitgesproken, daar zult u - mijn aanhangers en verdedigers op aarde - uw taak moeten inzien en vervullen. Want u zult het kunnen omdat u bent ingewijd in mijn heilsplan, omdat elke samenhang voor u duidelijk is en omdat u zelf vast en overtuigd zult geloven in Hem die u verlost heeft uit uw gebonden zijn. Alleen tegenwerpingen die zo overtuigd zijn, zoals u ze als wetende in staat bent over te brengen, kunnen uw tegenstanders tot zwijgen of tot nadenken brengen. En of u ook deze tegenstanders niet zult kunnen winnen, dan toch nog enkele medemensen die er eveneens door getroffen zijn en beginnen na te denken.
U zult dan moedig en zonder schroom moeten spreken, want Ik zal u de woorden in de mond leggen. En wegens de wijsheid die uit uw spreken kenbaar is, zult u verwondering tevoorschijn roepen bij diegenen die nog niet geheel in de macht van mijn tegenstander zijn. Die anderen echter zullen u beschimpen en belachelijk maken, maar dat zult u ter wille van mijn naam op u moeten nemen, zoals het al vaak voorspeld werd dat men over u recht zal spreken omdat u mijn aanhangers bent op aarde. Deze tijd komt zo zeker als de ene dag volgt op de andere. Ook als het u nu nog toeschijnt dat het aantal mensen dat Mij belijdt voortdurend groter wordt; het gaat om het levend belijden van Jezus Christus en dat tracht mijn tegenstander steeds meer tegen te gaan. Zijn inwerking is er op gericht dat de mensen alles - ook het religieuze leven - samensmelten met de wereld, dat zij het uiteindelijk zelf tot iets werelds maken maar de innige band met Mij maar zelden of helemaal niet tot stand brengen, al naar gelang hij zijn invloed op de afzonderlijke mensen kan uitoefenen.
Maar zelden is er een waar en levend Christendom te herkennen dat daarin bestaat dat de mensen liefde onder elkaar beoefenen, dat ze in de geest van mijn goddelijke leer van liefde leven, dat al hun denken en handelen bepaald is door de liefde en dus ook volgens mijn wil is. En daarom wordt het belijden voor de wereld steeds noodzakelijker, omdat ieder mens angstvallig zijn innerlijke gezindheid tracht te verbergen wanneer die goed - dat wil zeggen op Mij gericht - is, daarentegen openlijk tevoorschijn komt waar tegen Mij en mijn leer wordt opgekomen. Steeds zal men het afwijzen van mijn woord en mijn leer openlijk bekennen, doch het samengaan met Mij angstvallig trachten te verbergen. En de medemensen die nog zwak zijn kunnen zich geen versterking verschaffen die ze nodig hebben en ook verkrijgen moeten door ijverige belijders van Mij zelf. Daarom stel Ik aan u de eis openlijk op te komen voor Mij en mijn rijk wanneer dit bekennen geëist wordt. Want alleen door het openlijk belijden zult u mijn tegenstander kunnen tegenwerken en zijn invloed ondermijnen. Wie Mij openlijk voor de wereld belijdt kan dit ook vanuit een innerlijke overtuiging en hij zal resultaat hebben bij de medemensen en ook bij hen het geloof versterken.
Maar wanneer er angstvallig gezwegen wordt zullen ook de zwakgelovigen de moed niet opbrengen hun geloof te bekennen. Maar het openlijk getuigen heft alle remmingen op en bevrijdt u van de vrees, want Ik zelf vervul u met kracht als u openlijk een getuigenis voor Mij zult willen afleggen. En dan is ook uw optreden zelfbewust tegenover diegenen die over u rechtspreken. Weliswaar zal uit hun mond gif en gal naar u worden gespuugd, wat nauwelijks indruk op u kan maken, want nu toont zich de kracht van het geloof en de kracht van het woord dat Ik zelf door u tot dezen zal richten. Ze zullen er geen antwoord op kunnen geven en alleen in machteloze woede trachten u te vervolgen, maar niets tegen mijn macht en kracht kunnen uitrichten. Maar wie angstvallig zijn houding tegenover Mij tracht te verbergen zal steeds zwakker worden, want hem kan Ik niet bijstaan eer hij zich tot Mij bekent. Steeds weer vermaan Ik u daarom en steeds weer haal Ik mijn woorden voor u aan: "Wie Mij voor de wereld bekent, die zal Ik ook voor mijn Vader bekennen". Denk daaraan wanneer de tijd komen zal dat u voor deze beslissing wordt geplaatst en denk eraan dat het niet in uw nadeel is, omdat Ik alleen het ben die u kan geven of van u afnemen en dat u daarom in de eerste plaats aan mijn wil en aan mijn eisen zult moeten denken voordat u de eis van het aards gezag nakomt als deze tegen Mij en mijn naam gericht is. Wilt u Mij trouw blijven, neem dan getroost op u wat u bedreigt, want Ik kan en zal alles van u afwenden als u zich openlijk tot Mij bekent en dan zal mijn macht en heerlijkheid openbaar worden. Dan zult u meemaken waartoe de kracht van het geloof in staat is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6637 De angst om te sterven - Het van tevoren schouwen in het geestelijke rijk
6 september 1956: Boek 71
De geestelijke dood is veel verschrikkelijker dan de aardse dood. Het is de geestelijke dood welke de mensen die angst hebben voor de lichamelijke dood onbewust vrezen. Want het is de angst wat er na de lichamelijke dood van hen terecht zal komen. Een angst die juist die mens overvalt die niet aan een voortleven na de dood gelooft. Het is de ziel die voelt dat zij in een armzalige toestand is, en die dit bewustzijn als angst op het lichaam overdraagt, dat zich daarom tegen het sterven verweert zolang het hem mogelijk is.
De angst voor de dood is een ongewild toegeven van de onrijpheid van de ziel, want het ontbreekt die mens aan elke kennis en daarom aan een vertrouwen op Gods barmhartigheid, de hoop op hulp, die haar toch te allen tijde zou worden verleend als zij om hulp zou vragen. Zij bevindt zich in een volslagen duister en vreest onbewust een nog diepere nacht, die zij tegemoet gaat. Een uitgerijpte ziel zal haar laatste uur volkomen rustig verwachten. Zij verlangt naar de bevrijding uit haar lichamelijk omhulsel. Zij geeft zich over aan Hem in wie zij gelooft, en beveelt zich in Hem en Zijn genade aan. En vaak mogen deze zielen reeds vóór hun dood een blik werpen in het rijk dat hen wacht. En stralend van geluk openen zij de ogen, om ze dan voor altijd te sluiten en hun lichaam te ontvluchten, om binnen te gaan in het rijk dat zij mochten aanschouwen. De angst voor de dood is een duidelijk teken in welke gesteldheid de ziel zich bevindt. Aan zulke zielen moet veel hulp verleend worden van de kant van de medemensen, opdat zij nog in de laatste minuut ontwaken en zich tot die Ene wenden, die hen helpen wil en kan.
Een ieder kan een innig, stil gebed tot Jezus Christus laten opstijgen als hij met een ziel meeleeft die in angst met de dood worstelt, en die hij helpen wil innerlijke rust te vinden. Want deze ziel zal die hulp gewaarworden en het laatste redmiddel aangrijpen. En zij wordt, als zij haar lichaam verlaat, door de liefde van de medemens naar Jezus Christus gedragen, die Zijn oor niet sluit voor een innig gebed om hulp. Daarom moeten de mensen zich in het bijzonder ontfermen over hen die angst hebben te sterven, want door die angst bekennen zij dat zij nog ver afstaan van het licht, van het juiste inzicht en daarom ook van God. De angst voor de dood bewijst dat zij hulp nodig hebben, anders zou een zalige rust hen vervullen als zij het uur van scheiden van deze aarde aan voelen komen.
En het is een werk van zeer grote barmhartigheid en liefde om een bange ziel bijstand te verlenen, die nu alleen nog daarin kan bestaan dat de Redder Jezus Christus zelf wordt aangeroepen opdat Hij zich over deze ziel moge ontfermen. En deze liefdevolle smeekbede zal gehoord worden en kan voor de ziel haar redding betekenen, zodat zij gespaard blijft voor de duistere nacht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6673 Beantwoording van vragen over onbevlekte ontvangenis
20 oktober 1956: Boek 72
In elke aardse en geestelijke nood wil Ik u bijstaan opdat u gelooft in mijn liefde, in mijn wijsheid en macht. Want u, mijn schepselen heb Ik oneindig lief en Ik wil ook uw liefde winnen. Ik ken uw nood en weet ook hoe die is op te lossen en Ik bezit de macht ze op te heffen. En hoe graag betoon Ik mijn liefde, wijsheid en macht aan de kinderen die zich tot hun Vader wenden en Hem vertrouwelijk vragen hen te gedenken en hen te helpen. Aardse en geestelijke nood wil Ik van u afnemen, maar in aardse nood verlang Ik soms uw geduld, omdat Ik alleen weet waarom ze over u moest komen. Maar Ik neem ze van u af.
Wie zich echter in geestelijke nood bevindt, zal niet lang hoeven te wachten, want als hij Mij maar aanroept om hem te gedenken, ben Ik ook al bereid om te helpen. En geestelijke nood is: zielszwakte, dus verzwakte wil, geestelijke duisternis en steeds terugkerende twijfel. Geestelijke nood is het werkzaam zijn en de invloed van mijn tegenstander, die zich heel vaak juist bij die mensen in de buurt waagt die al de mijnen zijn en die hij graag weer terug zou willen winnen in zijn macht. En zolang de mens op aarde leeft, zal hij trachten op hem zijn invloed uit te oefenen en hem steeds weer willen verzwakken. Doch zodra de mens zich tot Mij wendt, verdrijft hij hem en Ik laat mijn kracht overstromen en breng de mens licht en inzicht, Ik voldoe aan zijn verzoek om de geestelijke nood af te wenden.
U zult moeten weten dat het mijn tegenstander daarom te doen is, het licht der waarheid te doven dat zich met zijn heldere schijn door alle plaatsen zijn weg baant en de duisternis, het gebied waarin mijn tegenstander alleen maar kan werken, verjaagt. Dus zal hij proberen het licht te doven. Hij zal er schaduwen over willen uitspreiden, doordat hij dus de mens vragen influistert die twijfel oproepen en daardoor tracht het licht van het inzicht te vertroebelen. Maar dit laatste laat Ik niet toe. Integendeel, des te helderder zal mijn licht van de waarheid omlaag stralen. En het licht dat hij trachtte te verduisteren, zal des te helderder licht brengen in de nacht. En waar er nog ergens een schaduw aanwezig is, wordt deze verteerd door het licht uit Mij dat alles doorstraalt, want in dit licht kan niets bestaan wat donker is. En zo zal het "eeuwige Licht" u zelf verkondigen:
U die op aarde leeft, evenals al het geestelijke dat al een keer door het aardse leven is heengegaan als mens, bent het geestelijke dat eens gevallen is, op enkele uitzonderingen na, want er belichamen zich ook lichtwezens op deze aarde. Dus komen er uit het rijk van het licht wezens naar beneden tot u mensen om u te helpen in diepe geestelijke nood. U zult dus een onderscheid moeten maken tussen: van God afgevallen geesten en zij die Hem trouw bleven. De eerstgenoemden bevinden zich als aanhang van mijn tegenstander in de diepte, de laatstgenoemden vertoeven in alle volmaaktheid bij Mij. U zult dus ook een onderscheid moeten maken tussen: degenen die de wil van de tegenstander nog in zich hebben en zij die al in mijn wil zijn binnengegaan, maar nog geen volmaakte wezens zijn en die daarom nog aan zijn invloed zijn blootgesteld. En dan zult u het ook kunnen begrijpen dat die laatsten geholpen moeten worden omdat zij tegenover diens invloed nog te zwak zijn. Dus zal u ook de missie van die lichtwezens verklaarbaar zijn die zich vrijwillig op aarde belichamen om die te helpen. En dan begrijpt u ook de missie van de mens Jezus, die als net zo'n lichtwezen een reddingswerk wilde volbrengen dat de macht van mijn tegenstander brak.
Allen waren kinderen van mijn liefde, zowel de gevallen als ook de bij Mij gebleven wezens, maar deze wezens bleven niet gelijk. Ze waren nu verschillend geworden, er waren stralende wezens en wezens zonder licht, die ook niet in dezelfde sferen konden vertoeven. En bijgevolg waren het "rijk van het licht" en het "rijk van de duisternis" verblijfplaats geworden van deze van aard verschillende wezens. En er bestond geen brug tussen deze beide rijken tot de menswording van Jezus, een engelgeest die bij Mij was gebleven, die deze brug wilde slaan en geslagen heeft door een werk van erbarmen van een eenmalige aard. De wezens die eertijds hun volmaaktheid inboetten door hun opstand tegen Mij, hadden een Helper nodig daar ze alleen te zwak waren, ook wanneer er een brug geslagen was, omdat ook mijn tegenstander over grote kracht beschikte, die hij tegenover zijn vroegere aanhangers kon aanwenden. Maar ook de wezens die bij Mij waren gebleven waren vol kracht, omdat ze zich onophoudelijk door de kracht van mijn liefde lieten doorstralen. Dus zou de kracht van een niet gevallen engelgeest volop volstaan hebben om een zege over mijn tegenstander te behalen en hem zijn aanhang te ontrukken. Doch dit was in strijd met mijn wet van eeuwige ordening, omdat dan de vrije wil van al de wezens die mijn tegenstander eens vrijwillig gevolgd zijn, niet geëerbiedigd zou zijn gebleven en een zodanig verworven zege een vervolmaking van de wezens zou hebben uitgeschakeld.
Dus daarom moest er een andere weg worden gezocht. De liefde moest een offer brengen en het moest ieder gevallen wezen vrijstaan van dat offer gebruik te maken, dus te willen dat het ook voor hem gebracht was. Een offer brengen kan echter alleen een mens. Een lichtwezen kan wel de wil hebben zich zelf op te offeren, maar het moet dan als mens het offer volbrengen, omdat het als lichtwezen niet kan lijden en ook over zoveel kracht beschikt dat hem alles mogelijk is. Maar een mens is een zwak, gebrekkig wezen dat gevoelig is voor leed en pijn, dat nu een overgrote sterkte van wil moet opbrengen, wanneer het vrijwillig lijden en kwellingen op zich neemt, om niet voor zichzelf, maar voor zijn medemensen iets te bereiken wat zijn liefde graag zou willen schenken aan de ongelukkige mensen. Het moest als "alleen maar mens" een offer brengen voor zijn medemensen. Het moest in staat zijn te lijden en te sterven.
En zo zult u nu begrijpen, dat de mens Jezus helemaal geen voortreffelijke eigenschappen mocht laten zien die Hem als een mens met een buitengewone aard kenmerkte, zelfs wanneer Zijn ziel een lichtgeest was. Ze was weliswaar niet door de schepping gegaan zoals de zielen van de mensen, de gevallen broeders; toch was deze ziel, toen zij het vleselijk lichaam betrok, net als het lichaam van andere mensen, dat een opeenhoping van onrijpe geestelijke substanties was, dus ook met dezelfde gevoelens, begeerten en hartstochten vervuld, die de mens Jezus in Zijn aardse leven moest leren overwinnen. Want Zijn missie was, behalve de verlossing, de delging van de zwaarste zondenschuld, de mensen het leven voor te leven dat hun alleen een terugkeer naar Mij verzekerde. Werd dus van geheel ontoereikende, zwakke en door hartstochten gebonden mensen iets verlangd, dan moest het ook mogelijk zijn dit verlangde uit te voeren. En wilde de mens Jezus als voorbeeld dienen dan moest Hij net zo geaard zijn als Zijn medemensen.
Uit Zijn ongewone afkomst, net als ook die van de op de aarde belichaamde lichtwezens die de mensen willen helpen, mag men geenszins opmaken, dat er sprake zou zijn van ongewone capaciteiten of buitengewone eigenschappen die een minder harde strijd met zichzelf zouden hebben gevergd, dus om op aarde de vereniging met Mij te vinden, die doel en opgave is van ieder mens op aarde en waarvoor de mens Jezus het voorbeeld gaf dat die kan worden bereikt. Wat Jezus als lichtgeest ook voor had, offerde Hij op voor Zijn belichaming als mens, daar Zijn werk anders niet dat zou hebben kunnen zijn wat het is: een door de liefde gebracht offer waarvan de zegen aan alle mensen moest toekomen. Maar het kan ook nooit geloochend worden dat "God zelf" dat offer bracht, omdat de liefde bepalend was, die de mens Jezus zo vervulde dat Ik zelf dus in Hem kon zijn, nadat Hij als mens zich in vrije wil zo gevormd had, dat Ik mijn intrek bij Hem kon nemen, dat Hij tot opnamevat werd voor Mij en Hij nu dus kracht en licht in volheid bezat, weer een proces dat niet alleen in de mens Jezus kon plaatsvinden, maar dat alle mensen bij zichzelf moeten realiseren en ook kunnen, omdat dezen nu een helper hebben in de goddelijke Verlosser Jezus Christus, omdat Hij als mens door Zijn verlossingswerk een mate van genade verwierf die nu voor ieder mens toegankelijk is. En wie hiervan gebruik maakt, komt ook bij zijn doel. Hij zal op aarde eveneens de vereniging met Mij vinden, hij zal onbegrensd licht en kracht kunnen ontvangen.
Maar er moet u nog verder opheldering worden gegeven, want zolang er nog vragen bij u boven komen, blijkt ook de noodzaak u het juiste antwoord te doen toekomen. En hoe inniger u dit antwoord begeert, des te sneller zal dit ook tot u komen:
De zielen die zich vanuit de diepte hebben ontwikkeld, hebben als laatste stadium van hun ontwikkeling op aarde de belichaming als mens te verwachten. Dan is de ontwikkelingsgang op de aarde beëindigd en betreedt de ziel dus het geestelijke rijk, hoe ze ook gevormd is bij het afleggen van haar lichamelijk omhulsel. Deze zielen gaan dus hun weg volgens goddelijke ordening. Ze bevrijden zich uit de harde materie door dienstbaar te zijn en stijgen dus langzaam opwaarts. Maar de op de aarde belichaamde lichtzielen dalen alleen met het doel van een missie af naar de aarde. Ze betrekken dus meteen het menselijk lichaam om dan, wel net als ieder ander mens, ook de gang over de aarde af te leggen en dus ook aan alle natuurwetten onderworpen te zijn en net zo op aarde te moeten worstelen. Dus zal hun uiterlijk omhulsel aan hen dezelfde eisen stellen omdat het is samengesteld uit nog helemaal onontwikkelde geestelijke substanties, uit zielenpartikeltjes van een eens gevallen oer-geest die nog helemaal in z'n weerstand tegen God volhardt en die de ziel ook eerst zachter moet maken en veranderen, wat steeds strijd kost. Die ziel is zich van haar eerdere staat van licht niet bewust. Het aardse lichaam veroorzaakt voor haar dezelfde verduistering, alleen zal de liefde in zo'n mens sneller en sterker ontvlammen en dus ook sneller de duisternis verjagen.
Een ziel van boven zal ook steeds haar ogen naar boven richten op God, die ze buitengewoon snel leert herkennen. Zo'n ziel heeft meestal niet zo'n lange tijd nodig dat ze zich verenigt met de goddelijke geestvonk in zich, die haar nu makkelijk kan beïnvloeden en nu geest en ziel ook haar uiterlijk omhulsel trachten te beïnvloeden, en dit met succes. Het feit nu dat de ziel de weg over de aarde aflegt, is steeds met de vanzelfsprekendheid verbonden, dat de ziel moet strijden, omdat ze in deze aards materiële wereld voortdurend hindernissen heeft te overwinnen om het geestelijke doel te bereiken.
Dus kan er geen enkele ziel zonder kwelling opwaarts gaan, ook niet een ziel van het licht, omdat ze zich bij het begin van haar belichaming in de diepte heeft begeven, in een toestand van geen inzicht, van gebondenheid en van zwakte. Dit moet men dus steeds in overweging nemen, wanneer de weg over de aarde van een belichaamd lichtwezen als, daarmee in overeenstemming, makkelijker wordt aangezien. Het aardse lichaam is en blijft een keten voor de ziel tot ze het verlaat. En toch kan ook het lichaam nog verschillend zijn. Het vlees kan nog diep in de zonde steken, dus nog veel van het duivelse in zich hebben, wanneer het geboren wordt uit de zonde, wanneer alleen maar satanische eigenschappen de mensen beheersen die een nieuw leven verwekken. En wederom kan een nieuw tot leven verwekt wezen zijn leven te danken hebben aan de drang van twee mensen om lief te hebben. Daarom kunnen overwegend goede aandriften ook in dit wezen zijn binnengestroomd en dus zal ook het uiterlijk omhulsel daarmee in overeenstemming geaard zijn. Ze zal veel van het "erfgoed" in zich dragen en dus meer of minder hard moeten strijden in het aardse leven en daarom ook moeilijker of makkelijker het doel bereiken. Maar van geen mens blijft het bestaan op aarde zonder strijd. En vaak is het leven op aarde van een lichtwezen zelfs buitengewoon zwaar, omdat de ziel onbewust van de reden ervan, het verblijf in de aardse wereld als kwelling ondervindt en ook ter wille van haar missie vaak een zeer zwaar lot op aarde op zich neemt.
Door Adams falen is nu het proces van de verwekking een niet gezegend gebeuren, want het stemde niet overeen met de wil van God, die Zijn zegen op het juiste moment aan het eerste mensenpaar wilde geven. Lucifer was betrokken bij de verwekking van de mensen, en hij zal zijn recht, hem door Adams wil verleend, ook nooit opgeven. Steeds zal hij betrokken zijn bij het ontstaan van nieuw leven, ofschoon de graad van liefde van de mensen hem tot een zekere grens kan weren en om Gods bescherming tegen hem wordt gevraagd. En nu zal het u ook begrijpelijk zijn, dat God zelf echter Zijn tegenstander weert, wanneer Hij zich zelf een lichamelijk omhulsel schept, dat Hij eenmaal in bezit wil nemen en dat Hem al bij de geboorte tot woonplaats zou moeten dienen. Want God zelf zal zich nooit of te nimmer verbinden met Zijn tegenstander in Zijn werkzaam zijn. En evenzo zal Hij ook de natuurlijke draagster van dit omhulsel van Hem niet door Zijn tegenstander in beslag laten nemen. Hij, de God en Schepper van eeuwigheid, Die alles liet ontstaan, Die aan alles doel en bestemming toewees, heeft waarlijk de macht om alles wat Hij wil, buiten zich te plaatsen, dus zal het Hem toch ook mogelijk zijn, een mens te laten ontstaan zonder de wettige verwekkingsdaad en het zal Hem waarlijk ook mogelijk zijn, Zijn tegenstander verwijderd te houden tot Zijn wil is geschied.
Want God verschaft zich alleen onderdak in een zuiver omhulsel. Hij verbindt zich niet met iets onreins. Dit sluit echter niet uit, dat de mens in dit rijk van onvolmaaktheid, in het rijk dat aan Zijn tegenstander toebehoort, nu toch nog aan alle benauwenissen is blootgesteld en dat zijn weg over de aarde daarom niet minder smartelijk en ook vol van strijd is, zoals die van zijn medemensen. Want zonder strijd zou er ook geen overwinning zijn. Maar de tegenstander van God moest overwonnen worden en Jezus heeft waarlijk standgehouden in de zwaarste strijd die ooit op aarde werd uitgevochten, en Hij heeft hem als mens doorstaan, niet als God.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6679 Het vermogen om te kunnen denken, legt ons een verplichting op
27 oktober 1956: Boek 72
U bent uit MIJ voortgekomen en zodoende in uw oersubstantie hetzelfde als IK. En u moet derhalve ook volmaakt zijn, omdat uit MIJ niets onvolkomens kan voortkomen. Dat u echter nu als mens niet bepaald volmaakt genoemd kunt worden - daar zult u niet aan twijfelen, want het ontbreekt u zowel aan kracht als ook aan inzicht. U moet ook toegeven dat er u veel aan kennis ontbreekt en dat u ook niet onbeperkt kunt scheppen en werken, zelfs al zou u het willen.
Het laatste behoeft u niet bewezen te worden omdat u zelf deze gebrekkige toestand bij u kunt vaststellen, terwijl het eerste - dat u uit MIJ bent voortgekomen, heel vaak betwijfeld wordt. Toch kan de mens zichzelf ook geen andere verklaring over zijn ontstaan met overtuiging geven, omdat hem daar de bewijzen voor ontbreken.
Dus moet u dit laatste geloven, u moet het aannemen zonder bewijs. Maar u kunt zelf ook tot de innerlijke overtuiging komen, als u echt dichter bij de waarheid wilt komen, als u nadenkt over het ontstaan van uzelf en de gehele schepping. Dit vermogen alleen al kon een bewijs voor u zijn, want het getuigt van iets levends - van een ik-bewustzijn - dat niet vanzelf ontstaan kan zijn maar een eveneens IKbewust WEZEN als oorsprong moet hebben.
Het eigen leven van de mens laat besluiten tot een alles omvattend leven, omdat de mens het niet aan zichzelf kan geven, daartegen toch aanwezig is. Want ook het natuurlijke proces van de verwekking is een natuurwet die eerst door een WETGEVER werd uitgevaardigd DIE de Wil had levende wezens te laten ontstaan.
U, mensen zou dus verstandelijk al tot de gevolgtrekking kunnen komen dat u schepselen bent van een almachtige Schepper, en dan zou het u moeten bevreemden dat u onvolmaakt bent. Pas als u door uw verstandelijk denken zover gekomen bent uzelf deze vraag te stellen, is er de mogelijkheid u in de vorm van gedachten, uw aardse opdracht duidelijk te maken: dat u er naar streven moet de volmaaktheid die u in het allereerste begin had weer te verkrijgen, die uw deel was toen u van MIJ bent uitgegaan.
U, mensen ontbreken de bewijzen, maar u kunt denken. En dit alleen al verplicht u, ook over het doel van uw bestaan na te denken en er opheldering over te verlangen. En zo'n wens zal IK zeker vervullen omdat u een deel van MIJ bent, omdat u kinderen van Mijn Liefde bent, die IK terwille van een doel geschapen heb.
U kunt de u ontbrekende kennis te allen tijde verkrijgen, maar daar is uw eigen wil voor nodig. Want u wordt niet gedwongen, juist omdat u oorspronkelijk vrij geschapen wezens bent die alleen hun vrijheid misbruikt hebben, deze echter als mens weer goed gebruiken moeten - om weer tot volmaaktheid te komen.
Maar de mens misbruikt opnieuw zijn vrije wil, als hij noch zijn verstand, noch zijn levenskracht inschakelt om een juiste levenswandel te leiden. Want die zou hem licht vallen omdat hij voldoende aanwijzingen van MIJ krijgt, het zij door Mijn Woord of door onontkoombare invloed van het lot.
Altijd echter is het zijn wil, die zich daarop instelt - positief of negatief - en die wil is vrij. Doch de band tussen MIJ en Mijn schepselen blijft bestaan, zelfs al wordt ze door de mens verloochend, want hij zou niet kunnen bestaan, als IK Mijn Wil, d.w.z. Mijn Liefdekracht van hem terug zou trekken.
Hij echter voelt zolang niets van deze band, zolang hij MIJ afwijst, zolang hij zich zelf als een geheel onafhankelijk schepsel beziet. Pas als hij in vrije wil geheel bewust de verbinding met MIJ nastreeft, heeft hij 'n besef over zichzelf en zijn toestand. En dan keert hij weer in zijn oer-toestand terug, dan zal hij kunnen scheppen en werken in licht en kracht - en onuitsprekelijk zalig zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6689 Van het nabijzijnd einde moet steeds weer melding worden gemaakt
15 november 1956: Boek 72
Elke gelegenheid die IK u bied, moet u aangrijpen om van het nabijzijnd einde melding te maken, want u gaat dit met reuzeschreden tegemoet. U zult weliswaar geen geloof vinden, veeleer zal men u uitlachen en bespotten, maar u moet het toch doen, want uw woorden zullen in het bewustzijn van de mensen terugkomen, zodra zich ongewone dingen op aarde afspelen, die de mensen niet begrijpelijk voorkomen.
Ook zij die helemaal ongelovig zijn, zullen dan aan uw woorden terugdenken en er zullen er onder hen weer enige zijn die met de mogelijkheid rekening houden dat de overige voorspellingen ook uitkomen. Ze zullen zich dan in hun gedachten met Mijn openbaringen bezig houden en dat kan voor hen van grote zegen zijn.
IK weet dat u nog maar weinig succes hebt bij uw medemensen, wanneer u hun Mijn evangelie zou willen brengen, zij daarentegen houden hun oren en harten gesloten. IK weet ook dat de aankondigingen van het nabijzijnd einde nog veel minder geloof vinden, maar IK laat niets over de mensen komen, zonder hen tevoren te waarschuwen en te vermanen en daartoe moet u MIJ uw mond lenen. Want IK Zelf kan hen niet aanspreken omdat hun geloof te zwak is en daarom hun harten ook niet in staat zijn Mijn Stem te vernemen. Maar IK kan het door u doen doordat u nu uitspreekt wat Mijn GEEST u heeft verkondigd.
Het wereldgebeuren neemt zijn loop, die steeds dichter naar het einde voert en enige mensen zullen het toch in verband brengen met dat wat ze van u vernomen hebben. Hun gedachten zullen erop gericht worden en dit kan hun in de komende tijd nog zegen brengen. U zult weinig geloof vinden - dat weet IK en IK zeg het u steeds weer - maar toch is het beter dat u hen erover onderricht, dan dat hun geen enkele aanwijzing toekomt en het einde hen overvalt daar ze volledig onwetend zijn. En daarom is ook elke dag nog een genadegeschenk voor de mensheid, want hij kan geestelijk nog benut worden, zowel door u doordat u informerend werkzaam bent, alsook door diegenen die door u van Mijn evangelie horen.
Dezen zouden zich alleen maar uw woorden ter harte hoeven te nemen en zo te leven zoals het Mijn Wil is. Ze hoefden alleen maar hun best te doen Mijn geboden van de liefde na te komen en ze zouden dan tot aan het einde nog veel voor hun ziel kunnen bereiken. Daarom, word niet moede en verslap niet in de arbeid voor MIJ en Mijn rijk, want deze is in de eindtijd het meest urgent en overtreft alle aardse bezigheden aan waarde - ofschoon hij door de mensen niet als arbeid wordt gezien en hem alle waarde wordt ontzegd.
Maar de mensen weten niet welk nutteloos werk ze zelf verrichten wanneer ze zich alleen maar aards bezig houden zonder enig geestelijk streven, zonder geestelijk doel. En ook daarop moet u hen opmerkzaam maken dat ze immers toch niets zullen behouden, dat alles zal vergaan en dat ze alle levenskracht nutteloos verkwisten, die ze slechts aards gebruiken. Ze moeten weten dat ze er zich geestelijke goederen mee zouden kunnen verwerven en er dan onvergankelijke schatten voor de eeuwigheid mee zouden kunnen vergaren.
En nog eens: geloof zult u weinig vinden, maar woorden die het hart en het verstand eens heeft opgenomen, kunnen wel uit het bewustzijn verdwijnen, maar ze komen zeker weer tevoorschijn hoe meer het naar het einde loopt en dan kunnen ze nog uitwerking hebben als ze maar ernstig genomen worden. Ieder mens wordt in de komende tijd nog door MIJ aangesproken. En u staat MIJ daarbij bij inzoverre, dat u de schakel bent tussen MIJ en hen, dat u alleen maar uitspreekt wat IK aan allen te zeggen heb. En de gebeurtenissen in deze tijd zullen uw woorden nog onderstrepen; en daarom, houd u steeds gereed, u Mijn dienaren op aarde, opdat IK u te allen tijde kan roepen als IK u nodig heb om in Mijn plaats te spreken.
Geloof niet dat u vergeefse arbeid verricht, want IK Zelf zegen uw activiteiten, en IK help u waar uw kracht niet toereikend is. Want de tijd tot aan het einde moet nog goed benut worden en daarom moet nog elke gelegenheid worden aangegrepen waar er aan een ziel nog reddend werk kan worden verricht, opdat ze aan de macht van Mijn tegenstander wordt ontrukt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6691 Bezetenheid - Zondenschuld der vaderen
17 november 1956: Boek 72
Ieder mens is door MIJ met gaven begiftigd die hem het rijp worden van zijn ziel waarborgen; en of hij ook schijnbaar van nature lichamelijk of geestelijk misvormd is, in ieder mens is de ziel in die staat van rijpheid die eerst een belichaming op aarde toelaat.
Nu kunnen er echter krachten bezit nemen van het lichaam van een mens, die uit de diepte komen, wat ook uiterlijk te zien is, wanneer een mens dingen volbrengt die helemaal tegen Mijn ordening zijn, waaraan echter de eigenlijke ziel van de mens geen deel heeft, maar zich alleen niet kan verweren tegen deze krachten, die haar zelf verdringen en in de menselijke omhulling hun kwaad bedrijven.
En dat IK zoiets toelaat heeft ook z'n wijze reden, maar moet u, mensen echter niet laten besluiten dat zulke mensen voor eeuwige tijden verloren gaan, want IK sta de ziel bij dat zulke krachten geen bezit van haar kunnen nemen en het stille leed dat voor haar daardoor ontstaat, draagt bij tot haar eigen loutering, zodat ook haar gang over de aarde niet zonder resultaat blijft, ofschoon zijn medemensen menen het met een meest verdorven schepsel te doen te hebben, dat rijp is voor de hel.
In de laatste tijd echter spuwt de hel alle slechte geesten uit en dezen nu zoeken een onderkomen voor zich, doordat ze zich niet laten belichamen bij 'n verwekking, maar zwakke lichamen in bezit nemen, vaak op een manier dat de betreffende mens het heldere verstand en het vermogen tot elke verantwoordelijkheid wordt ontzegd, dat de mens zich niet van zichzelf bewust is en als geestelijk gestoord wordt bestempeld.
Toch is in hem een zichzelf bewuste ziel belichaamd die echter bij haar eigenlijke taak op aarde gehinderd wordt door zulke lage geesten, die zich uitleven in opdracht van hun heer. De zielen van deze mensen maken een gang over de aarde door van heel bijzondere hardheid, waaraan de meest verschillende aanleidingen ten grondslag liggen; maar ze zijn ook niet zonder geestelijke bescherming en hun hulpeloosheid tegenover hun plaaggeesten, hun kwellende angsten, dragen vaak veel meer bij tot hun loutering dan een normale gang over de aarde.
Dat echter zulke krachten zich ongestraft van een menselijk lichaam mogen bedienen, is vaak de schuld van mensen zelf wier zonden hun uitwerking doen gevoelen op hun kinderen. Mensen die zich tijdens hun aardse leven al te gewillig lieten beïnvloeden door Mijn tegenstander, mensen die daden verricht hebben die veel genoegdoening vereisen en wier zonden nog geen vergeving vonden door JEZUS CHRISTUS, omdat ze nog niet inzagen wie HIJ was en de vergeving nog niet afgesmeekt hebben.
De nakomelingen van zulke mensen gaan nog gebukt onder deze last van de zonde, maar de zielen van hen hoeven niet dezelfde slechte aandriften in zich te hebben, maar het lichaam dat door de zonde van de voorouders verzwakt is, kan zich niet tegen de kwade geesten verweren, die ook zijn ziel zouden willen bezitten. Maar dit wordt hun belet, want IK laat wel als verzoening voor de schuld der vaderen lichamelijk lijden toe, maar nooit dat een ziel schade lijdt door die lage geesten, want ze offert zich vrijwillig op en door zon offer verlost ze zichzelf en helpt ze ook de onverloste zielen in het hiernamaals, dat die het door hun aangedane onrecht inzien - en de weg nemen naar MIJ in JEZUS CHRISTUS.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6701 Liefde en leed als louteringsmiddel
29 november 1956: Boek 72
Mijn evangelie leert u de liefde en steeds weer de liefde, want alleen de liefde reinigt de ziel van haar afvalstoffen; de liefde is het vuur dat de ziel loutert en al het onedele in het tegendeel omzet. En de liefde heeft als begeleidster ook vaak het leed, dat tevoren harde omhulsels oplost, die aan de liefde steeds nog weerstand boden. Dus zijn liefde en leed de louteringsmiddelen van de ziel en liefde en leed kunnen de mensen met slechte eigenschappen veranderen in deugdzame mensen, ze kunnen de hoogmoed breken en de ware deemoed in het hart van de mens tevoorschijn roepen, ze kunnen de ongeduldigen tot zachtmoed en geduld opvoeden, ze kunnen tot barmhartigheid aansporen en de gerechtigheid naar voren laten komen. Ze kunnen het hele wezen van de mens veranderen en dus nog op aarde de ziel vergeestelijken.
En daarom moet u voortdurend liefde beoefenen en elk leed geduldig op u nemen. U moet het kruis dragen dat u werd opgelegd en daarbij voortdurend uw best doen voor uw medemensen het leed verre te houden, hen gelukkig te maken en ook hen te helpen hun zielenrijpheid te verkrijgen, doordat u hun dus het evangelie van de liefde preekt en ze het ook voorleeft. De mens moet bewust de arbeid aan zijn ziel verrichten, hij moet zich van alle ondeugden en begeerten zelf trachten vrij te maken en de kracht daartoe zal zich voor hem ontwikkelen in de liefde, die hij weer in praktijk brengt bij de naaste.
En wordt hem leed opgelegd, dan moet hij dit leed eveneens beschouwen als een middel om zich te voltooien, omdat het hem een handje helpt indien de liefde nog te zwak is. De ziel moet kristalhelder haar lichaam kunnen verlaten om, met licht doorstraald, binnen te kunnen gaan in het rijk hierna. Maar u, mensen hebt nog min of meer omhullingen op te lossen welke deze lichtstraling tegenhouden voor de ziel. U zult nog aan uzelf moeten werken om de deugden te ontplooien die een ziel moeten sieren, u zult deemoedig, zachtmoedig, vredelievend, barmhartig, rechtvaardig en geduldig moeten worden en dat vereist een bewust arbeiden aan uzelf, dat daarom vaak door leed van allerlei aard wordt bevorderd.
En zo moet u ook de zegen van het lijden inzien dat een verlossende betekenis heeft, dat niet steeds als straf voor zonden moet worden beschouwd, veeleer vaak alleen als een werkzaam middel om de rijpheid van ziel te verkrijgen. Al uw slechte gewoonten en begeerten moet u afleggen en dat vergt vaak een strijd, die u echter in de toestand van lichamelijk lijden veel makkelijker valt dan in een toestand van lichamelijk welzijn, dat eerder geschikt is al zulk kwaad te vergroten dan te verkleinen. IK heb niet zomaar de Woorden uitgesproken: "Wie MIJ wil navolgen neme zijn kruis op".
Wel ben IK voor uw zondenschuld aan het kruis gestorven, al het leed heb IK op ME genomen - daardoor heb IK het mogelijk gemaakt, dat u vrij zult kunnen worden, dat u kracht verkrijgt. Terwille van het Verlossingswerk kunnen u al uw zonden worden vergeven en dus is u ook het binnengaan in het Lichtrijk verzekerd, als u MIJ en Mijn Verlossingswerk erkent en een beroep doet op de genaden van het Verlossingswerk, doordat u MIJ vraagt om verlossing en vergeving van uw schuld. Maar toch blijft er voor uzelf een zekere zielearbeid overgelaten, want deze bepaalt de graad van licht waarin u van de aarde scheidt.
En de bereidwilligheid te verdragen is het bewust deel hebben aan Mijn kruisweg, en wie aan Mijn zijde de weg naar Golgotha gaat, heeft zijn ziel waarlijk een grote dienst bewezen, want deze kan net als IK de weg nemen in het Lichtrijk en ze zal in stralende glans met MIJ in het paradijs zijn, want de verandering vanuit een onvolkomen wezen tot het goddelijke wezen dat het was in het allereerste begin heeft nog op aarde plaats gehad en ze heeft a.h.w. op aarde deelgenomen aan het Verlossingswerk van CHRISTUS, omdat ze het kruis in overgave heeft gedragen.
Daarom, zegen het leed dat uw weg over de aarde begeleidt en laat de liefde in u geheel tot ontplooiing komen, dan zal uw weg over de aarde niet tevergeefs zijn, hij zal u het mooiste doel laten bereiken: de totale vereniging met MIJ, uw GOD en VADER van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6703 De een moet de ander dienen - Producten om mee te sjacheren - Beroep
1 december 1956: Boek 72
Ieder mens heeft de opdracht zijn medemensen bij te staan, want daarom heb Ik de mensen verschillend bedeeld, hun verschillende vermogens verleend, kracht aan hen ongelijk uitgedeeld en ook hun levensomstandigheden zo uiteenlopend vorm gegeven dat een echt samenleven van mensen ook een onderlinge uitwisseling van de ieder ter beschikking staande gaven vereist.
En ieder mens moet dus de ander geven wat hij bezit en die ander ontbreekt. De een moet de ander dienen omdat dit de opdracht van de mens in het aardse leven is: zich door dienende naastenliefde te verlossen. Enerzijds vraag Ik wel onbaatzuchtige naastenliefde, maar deze liefde moet ook gewaardeerd worden en op een passende manier vergolden. En zo kan ook elke beroepsuitoefening bijdragen de zielerijpheid te verkrijgen wanneer de mens zich maar steeds beijvert de medemens naar vermogen te dienen, wanneer hij zijn arbeid in liefde verricht en hij daarmee vreugde zou willen bereiden, wanneer hij niet alleen zijn beroep uitoefent omwille van de vergoeding.
Een samenleven van mensen op deze manier zal steeds zegenrijk zijn en ook een toestand van rust en vrede en een zekere zorgeloosheid garanderen zodra daarbij ook aan Mij wordt gedacht, dus de liefde tot Mij en tot de naaste duidelijk beoefend wordt. Want dan regelt zich ook alles vanzelf omdat de mensen een leven leiden in goddelijke ordening. Maar de mensen zijn nu volledig uit de ordening getreden, want hun denken en streven geldt alleen nog het vermeerderen van aardse goederen en bij wat ze doen ontbreekt meestal de liefde voor de naaste en het laat daarentegen het materiële verlangen sterk naar voren komen. Het is geen onderling dienen meer, maar veel eerder een zichzelf willen verrijken op kosten van de buren. En bijna elk beroep heeft op zichzelf beschouwd dit kenmerk dat het alleen maar als kostwinning wordt beschouwd en niet als een helpend gelijktrekken daar waar het de medemens ontbreekt. Elke arbeid van de mens is meer tot een product om mee te sjacheren geworden en zelfs bij de arbeid voor Mij en mijn rijk zal vaak de onbaatzuchtige liefde ontbreken, zelfs deze arbeid wordt vaak alleen als "beroep" beschouwd dat omwille van de verdienste wordt verricht.
En waar het materiële denken en streven de overhand heeft, daar zal geen geestelijke zegen, geen geestelijke vooruitgang te zien zijn en ook daaruit laat het geestelijk dieptepunt zich duidelijk verklaren waarin de mensheid zich in de laatste tijd bevindt. De materie neemt het denken van de mensen in beslag en dus oefent mijn tegenstander zijn hele invloed op hen uit, want de materiële wereld is zijn wereld en elke materie is het ver beneden de mensen staande geestelijke en hier streven de mensen naar. Als ze zich konden losmaken van de materie, dan zou ook de dienende liefde zich uiten. En ook zou er een vredevolle harmonie op de aarde te zien zijn en zouden de mensen hun eigenlijke opdracht op aarde uitvoeren. Maar de liefde onder de mensen is bekoeld en daarom heeft mijn tegenstander grote invloed en de hebzucht naar materieel bezit wordt steeds groter, hoe dichterbij het einde is. Maar dubbel gezegend zijn de mensen die in onbaatzuchtigheid aan de naaste denken en hem hun kracht ter beschikking stellen. Weliswaar verwerven zij zich geen aardse goederen, maar hun geestelijke rijkdom zal groot zijn en blijven bestaan wanneer al het aardse is vergaan. Want geen mens zal zich nog lang kunnen verheugen op zijn bezit en wee degenen die geen andere dan aardse rijkdom kunnen laten zien. Want hun verlangen naar de materie zal vervuld worden. Ze zullen zelf tot materie worden en eindeloos lange tijd zal vergaan tot ze weer uit hun harde keten worden verlost, waarnaar ze toch in vrije wil streefden en daarom ook volgens hun wil worden bedacht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6709 Aan wie ge de zonden zult vergeven
8 december 1956: Boek 72
Als u de woorden van de Schrift alleen naar de letter leest, dan zal er veel voor u onbegrijpelijk zijn of u zult de woorden verkeerd uitleggen. Want de letter doodt - pas de geest maakt levend. Dus moet men een verlichte geest hebben om de zin van de Woorden die IK sprak toen IK over de aarde ging, te begrijpen en uit te leggen. Mijn discipelen begrepen MIJ, want elk Woord dat uit Mijn Mond kwam werd hun ook door Mijn GEEST onthuld. Want deze hulp moest IK hun geven omdat voor Mijn kruisdood Mijn GEEST nog niet zo werkzaam in hen kon zijn, als nà het volbrachte Verlossingswerk.
Nu echter is het voor ieder mens mogelijk het werken van Mijn GEEST in zich toe te laten als hij welbewust de genade van het Verlossingswerk benut, als hij zichzelf nu door de liefde zo ontwikkelt dat hij tot een opnamevat van Mijn GEEST wordt, DIE hem dan onderwijst en in de waarheid binnenleidt zoals IK het beloofd heb. Deze mensen zullen dan ook de zin van Mijn Woorden verstaan: "Aan wie ge de zonden zult vergeven die zijn ze vergeven, en aan wie ge ze laat houden die zijn ze gehouden".
IK sprak deze Woorden tot Mijn discipelen van wie IK wist dat zij nà het uitstorten van Mijn GEEST helder en duidelijk de aard van de mensen zagen die tot hen zouden komen met ziekten van allerlei soort omdat zij beladen waren met schuld. IK wist dat zij bij Mijn discipelen genezing zouden zoeken, en IK wist ook wie van hen zich door zijn schuld belast voelde - en wie alleen maar van zijn ziekte genezen wilde worden.
En dit alles wisten ook Mijn discipelen, wier Geest was verlicht en die nu geheel Mijn Wil hadden aanvaard, die geheel volgens Mijn Wil wilden leven en handelen. En dus gaf Mijn GEEST hun ook instructies toen zij nà Mijn dood hun ambt uitoefenden en Mijn leer in de hele wereld verbreidden. Ook zij zagen nu wie vergeving van zonden, genezing van ziekten waardig was, en wie nog zo zeer in de zonde vastzat, zodat hij de zonde niet wilde mijden, maar alleen zijn ziekten kwijt wilde raken.IK gaf dus met deze Woorden alleen aan de discipelen de belofte dat zij de toestand van de mensen juist zouden inzien en precies zo zouden handelen, zoals de GEEST uit MIJ het hun ingaf.
Dus een ware discipel, iemand die door een juist leven in de liefde tot een opnamevat van Mijn GEEST is geworden, is een mens in wie IK nu ook Zelf kan werken door Mijn GEEST, die ook verlicht zal zijn en Mijn Woorden naar hun betekenis kan uitleggen.
En Mijn Woord behield ook zijn geldigheid, nml. dat steeds weer die mensen voor hun gebreken genezing vinden die MIJ berouwvol hun zonden belijden. Die zich in dit geloof aan MIJZelf of aan een met Mijn GEEST vervulde dienaar toevertrouwen, zoals echter ook diezelfde dienaar door innerlijke onderrichting inziet waar het dit berouwvolle innerlijke bekennen aan schuld ontbreekt, en waardoor dan ook geen genezing kan plaatsvinden.
IK sprak deze Woorden tot Mijn discipelen. Tot hen, wier harten IK kende en wier bereidwilligheid om Mijn GEEST te ontvangen hen ook geschikt maakte als Mijn apostelen de wereld in te gaan en Mijn evangelie te verkondigen aan alle volkeren. En dezelfde Woorden golden dus ook voor hun opvolgers.
IK versta echter onder opvolgers diegenen, die in levenswandel, in de eigen vorming tot liefde, in dezelfde geestelijke rijpheid de voorwaarden geschapen hebben die het werken van Mijn GEEST in hen toelieten. Nooit echter zijn zij bedoeld die zich alleen maar op dezelfde plaats hebben neergezet zonder ooit de uitstorting van Mijn GEEST aan of over zich ondervonden te hebben. Deze laatsten kunnen dan ook niet Mijn Woorden als tot hen gericht zijnde aannemen - en zij zullen daarom ook "noch zonden kunnen vergeven, noch zonden laten behouden".
Bedenk welk een zinloze misvorming van Mijn Woorden er ontstond door een leer, zoals die nu de mensen wordt aangeboden. Dat mensen zich aangesteld voelen om hun medemensen zonden te vergeven of niet. Mensen die het aan elke geestelijke rijpheid, te zien aan het merkbaar werken van de GEEST, ontbreekt. Slechts zelden kan Mijn GEEST zich duidelijk openbaren, omdat daar een diepe liefde en een levend geloof voor nodig is.
Maar duizenden en vele duizenden vergeven zonden en geloven, dat zij daartoe van MIJ het voorrecht hebben ontvangen. Waar echter Mijn GEEST aan het werk is proberen zij dit te verhinderen. Waar de zuivere waarheid opheldering probeert te geven, wordt er het werken van satan voor in de plaats gesteld. Wat weer bewijst welk een geestelijke blindheid er daar heerst, waar de mensheid zelf het heil zoekt.
Maar de duisternis is daar reeds zo diep, dat daar geen licht wordt opgevangen. Steeds kan de mensen alleen de liefde gepredikt worden, want alleen een leven van liefde ontsteekt een licht, en alleen een mens doorgloeid van liefde herkent de waarheid en schrikt dan terug voor zulke dwaalleren. Zonder liefde is elk woord vergeefs, het wordt niet begrepen, maar steeds wordt zijn betekenis verdraaid. Alleen de liefde brengt verlichting van geest, alleen de liefde geeft inzicht in Mijn Woord.
En pas als u door de liefde tot ware discipelen wordt, kunt u zich ook als opvolgers van de vroegere discipelen beschouwen. Dan zult u ook een verlichte Geest hebben en de waarachtig berouwvolle zondaars de zekerheid van de vergeving van hun schuld kunnen schenken, omdat u dan ook weet dat IKZelf MIJ om iedere zondaar bekommer en hem vergeef die in berouw en schuldbewustzijn tot het kruis komt. En IK zal waarlijk ook hun lichamelijke gebreken genezen.
IK zal de dienaren wier Geest ontwaakt is grote kracht verlenen en zo zal vervuld worden: "Aan wie ge de zonden vergeeft die zijn ze vergeven, en aan wie ge de zonden laat houden die zijn ze gehouden". Want het is Mijn GEEST, DIE in hen werkt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6719 Ik kwam zelf naar de aarde
20 december 1956: Boek 72
Alle engelen in de hemel loven en prijzen Mij, dat Ik naar de aarde nederdaalde om de mensen te verlossen.
Pas in het geestelijke rijk ziet de ziel in, welk werk van liefde Ik voor u heb volbracht. Want zodra ze in het licht staat, kan ze alles meebeleven en dus ook mijn geboorte, mijn werk van verlossing op aarde in zijn volle betekenis begrijpen en haar liefde en haar gevoel van dankbaarheid zal haar steeds maar lof en dank doen zingen aan de Redder der mensheid, Jezus Christus, Die ze nu als haar God en Vader van eeuwigheid herkent en voor eeuwig in vurige liefde is toegedaan. Alleen een liefdevol hart kan de diepte van mijn liefde en erbarmen beseffen, de betekenis van het afdalen naar de aarde, in een wereld vol haat en liefdeloosheid.
Maar de mensen bevonden zich in de grootste geestelijke nood. Want ze werden aan banden gelegd door mijn tegenstander die hen volledig in zijn macht had, die hun elke vrijheid ontnam en aan wie ze zich niet uit eigen kracht zouden hebben kunnen ontrukken. Ik zag het tevergeefs worstelen der mensen in wie nog het geloof in een God en Schepper leefde en die Hem daarom aanriepen in hun nood.
En Ik had lang tevoren door zieners en profeten op het verschijnen van de Messias gewezen.
En in bange nood verwachtten ze deze Messias, omdat ze nog in Mij geloofden. En zo zond Ik hun de Redder van boven.
Ik zond mijn Zoon naar de aarde om vervolgens in Hem verblijf te kunnen nemen. Om zelf tot hen te spreken, om Mij zelf aan hen te openbaren en hun harten rijp te maken zodat ze Mij herkenden en nu ook leerden begrijpen op welke manier Ik hun redding wilde brengen uit hun nood. Want ook zij dachten nog te zeer aards. Ook zij zagen in Mij een Redder uit aardse nood, omdat ze hun geestelijke nood niet inzagen, die echter alleen Mij had bewogen om naar de aarde af te dalen. En Ik moest daarom eerst hun zielen gereedmaken door mijn leer. Ik moest ze aansporen een leven in liefde te leiden en hun zelf zo’n leven in liefde voorleven, opdat nu ook hun inzicht toenam om de grootste daad van goddelijke liefde nu ook te kunnen begrijpen en waarderen.
En mijn geboorte op aarde voltrok zich wel heel natuurlijk, maar ze was met wonderlijke begeleidingsverschijnselen verbonden, die diegenen wier hart niet arm aan liefde was, ook spoedig een helder licht schonken Wie er in het kindje Jezus deze aarde had betreden. Mijn overgrote liefde en erbarmen hadden een manier gezocht de Mij verloren gegane schepselen weer helemaal voor Mij terug te winnen. En deze weg ben Ik zelf gegaan in de mens Jezus.
Wat was deze buitengewoon vol leed en bitter. Maar hij bracht de geknechte mensen redding. Hij bracht hun verlossing uit de macht van de satan. Hij bracht u weer naar Mij terug - u die verlossing zult willen vinden.
Ik kwam zelf naar de aarde. Maar Ik kon het niet in mijn macht en heerlijkheid, wat voor u mensen een totaal vergaan zou hebben betekend. En daarom ben Ik onopvallend naar de aarde gekomen in een kindje, dat voor Mij het omhulsel was en bleef tot het werk van verlossing was volbracht. Want Ik zelf ben in de mens Jezus de weg over de aarde gegaan. Ik ben uit liefde voor u, mijn schepselen, mens geworden om u te helpen weer terug te keren naar uw God en Vader van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6737 Reddingsmiddelen van de lichtwezens
15 januari 1957: Boek 72
In de geestelijke wereld is het doen en laten van de mensen op de aarde zichtbaar en het vervult de lichtwezens met extra ijver om hen te helpen, omdat ze ook op de hoogte zijn van het aanstaande einde en van het lot van datgene wat op aarde faalt. De barmhartige liefde zet hen onophoudelijk aan tot helpen, maar de wil van de mensen weert hen vaak af en tegen de wil van de mensen in mogen ze niet handelen. Maar omdat ze ook de geestelijke toestand van de mensen zien, zijn ze ook op de hoogte van doeltreffende middelen en in volledige overeenstemming met de wil van God passen ze deze middelen toe die daarin bestaan op aardse gebeurtenissen in te werken.
Zo kunnen zowel vreugdevolle als ook onaangename gebeurtenissen het inwerken van die lichtwezens zijn, die hun beschermelingen willen redden of heenleiden naar God. Want God zelf heeft hen bij de mensen als geestelijke leiders geplaatst en het heil van de ziel van hun beschermelingen ligt hen daarom buitengewoon aan het hart. Ook zij kennen de zegen van het lijden voor alle mensen en daarom is het lijden vaak niet te ontgaan, ofschoon de lichtwezens vervuld zijn van liefde voor de mensen.
Maar een ziel gered te hebben, maakt ieder lichtwezen gelukkig, want dezen zijn immers op de hoogte van de eindeloos durende toestand van kwelling van het geestelijke dat opnieuw in de materie wordt gekluisterd. Tegenover deze toestand van kwelling is ook het grootste leed op aarde gering te noemen en om die reden passen de helpers het toe, doordat ze aards geluk verstoren en vaak zo smartelijk ingrijpen in het leven van een mens dat een liefdevol motief nauwelijks nog te herkennen valt, maar het is alleen liefde voor en zorg om de ziel van de mens die zich in het grootste gevaar bevindt. Want zolang ze nog op aarde vertoeft, wordt ze ook niet door haar geestelijke vrienden en leiders opgegeven. En omdat de tijd steeds korter wordt die u mensen nog overblijft tot het einde, worden ook de smartelijke ingrepen van de lichtwezens steeds veelvuldiger, want ze handelen in opdracht van God, ze zijn voor Hem toch medewerkers die in Zijn wil werkzaam zijn.
De mensen verzamelen steeds meer aardse goederen, ze zijn de wereld en haar vreugden steeds meer toegedaan, en daarom moet voor hen vaak aards geluk verstoord worden. Ze moeten de aftakeling van aardse goederen meemaken, ze moeten de banaliteit van de vreugden van de wereld leren inzien. En dat alles is slechts mogelijk wanneer het niet volgens hun wens verloopt, wanneer ze door slagen van het lot van allerlei aard gehinderd worden bij het ongeremd genieten van datgene wat ze nastreven. Dan is het mogelijk dat ze hun gedachten een andere richting geven en dan zou het aardse verlies een buitengewone geestelijke winst zijn. Dan hebben de lichtwezens de zege behaald en de zielen geholpen te leven, waar de zielen hen eeuwig dankbaar voor zullen zijn.
Het is voor alle lichtwezens duidelijk in wat voor een duisternis de mensen op aarde voortgaan en ze weten ook dat de wereld daar debet aan is. Daarom zijn hun inspanningen erop gericht, steeds maar de gedachten van de mensen van de wereld af te wenden en zij trachten dit te bereiken door middelen die hard en liefdeloos lijken, maar steeds gebaseerd zijn op de liefde, omdat ze één zijn met God en daarom ook vervuld zijn met liefde voor alle nog ongelukkigen op aarde.
Het is nog maar een korte tijd vóór het einde, maar deze korte tijd zal ook erg zwaar zijn, omdat alle zielen moeten worden aangeraakt die niet vrijwillig van de wereld afstand doen en zich naar God keren. En zo moet elke moeilijke belevenis, elke harde slag van het lot worden beschouwd en onderkend als reddingsmiddel dat met goddelijke toestemming nog bij de mensen moeten worden gebruikt die in gevaar zijn in de afgrond te zinken. Want iedere ziel heeft uit het hiernamaals haar helper en beschermer, die echter steeds haar wil in acht moet nemen, daar er anders waarlijk geen mens verloren ging, maar nog vóór het einde de terugweg naar God zou vinden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6761 n Ernstige waarschuwing de wereld niet aan te hangen
14 februari 1957: Boek 72
Er zal altijd aan Mijn Woord worden getwijfeld door diegenen die nog een te sterke band hebben met de wereld, die geen juiste maat weten te houden inzoverre dat ze alleen voor de wereld waardering op brengen en niet denken aan hun taak op aarde. Mijn Woord vraagt een zich terugtrekken van de wereld, het vraagt het overwinnen van de verlokkingen en bekoringen die van de wereld uitgaan. En hiervan zijn er eindeloos veel. En houden ze zich nu aan Mijn Woord, dan blijven er alleen onschuldige vreugden voor hen over, die hun ziel niet meer in gevaar kunnen brengen en hun verlangen naar genietingen van geestelijke aard neemt toe. Dus komen ze geenszins te kort, alleen dat ze nu eenmaal door MIJ worden bedacht, niet door Mijn tegenstander.
Maar deze heeft nog veel macht over het merendeel van de mensen en wat hij hun dus aanbiedt, wordt liever vastgepakt, het vervult de zinnen van de mensen en wordt daarom ook voortdurend door hen nagestreefd. En dan zal Mijn Woord geen indruk maken, veelmeer wrevelig afgewezen omdat het tegen hun verlangens is gericht.
En zo is het ook te verklaren, dat elke band met MIJ losser wordt, wanneer er zich lichamelijke begeerten voordoen en niet worden teruggedrongen, wanneer het oog van de mens zich tegoed doet aan dingen die alleen het lichaam welbehagen verschaffen - of wanneer aardse voordelen de mens verlokken tot werken die weer alleen het lichaam en niet de ziel van nut zijn.
Dan komt Mijn tegenstander tussen MIJ en de mensen en dan zal ook Mijn Woord op dezen geen uitwerking meer hebben, omdat Mijn Stem daarin niet wordt vernomen. En u zult het steeds kunnen vaststellen dat mensen die zich al van de wereld hebben afgewend, u een open oor schenken voor Mijn Woord, terwijl nog werelds gebonden mensen het totaal zonder begrip aanhoren en het hen eerder onaangenaam treft, omdat het van hen iets vraagt wat ze niet willen geven: afstand doen van aardse vreugden en genietingen. En dezen heeft de satan nog helemaal in zijn macht.
U, mensen zult daarom niet genoeg gewaarschuwd kunnen worden voor de wereld wanneer u het eeuwige leven in gelukzaligheid wilt verkrijgen. Wie niet aan een leven na de dood gelooft, zal om zulke waarschuwingen alleen maar lachen en trachten op de wereld te veroveren wat ze hem maar aan vreugden biedt.
Maar IK spreek de mensen aan die erin geloven en spoor hen aan hun leven op aarde te benutten voor het leven nà de dood. Slechts korte tijd geven ze datgene prijs wat bekoorlijk lijkt om dan echter alles te kunnen bezitten: geluk en zaligheid, licht en kracht en vrijheid. En hoe meer ze aan Mijn aanmaningen en waarschuwingen gehoor schenken, des te dieper zal ook Mijn Woord indruk op hen maken, want ze vernemen de Stem van hun VADER, die in het aards gewoel echter niet wordt aangenomen door diegenen die zich nog te zeer aan de wereld hebben overgegeven.
Het is ook niet verwonderlijk wanneer Mijn Woord wordt betwijfeld door diegenen die het zouden moeten herkennen, omdat ze zich voor Mijn "vertegenwoordigers" op aarde houden. Ook zij zijn meestal nog in de "ban van de wereld". Ook zij konden zich er nog niet van losmaken en zijn daarom ook nog aan Mijn tegenstander gebonden, die hun gedachten in de war brengt, zodat hun ook het vermogen om te oordelen ontbreekt, wanneer hun Mijn zuiver Woord wordt gebracht. En dit geldt niet alleen voor de officiële vertegenwoordigers van Mijn Naam, maar ook voor diegenen die geestelijke interesses nog te zeer met wereldse interesses verbinden, die hun blik nog te zeer op de wereld richten inplaats zich ervan afkeren.
Steeds weer moet IK het zeggen dat de wereld niet Mijn rijk is, integendeel het rijk van Mijn tegenstander - dat u ze moet achterlaten, d.w.z. zult moeten overwinnen om Mijn rijk in bezit te kunnen nemen. Maar dan zal ook Mijn Woord u ten zeerste treffen en dan pas zal het u verlichten als een licht uit de hemel. Maar nooit zal u zich vanzelf in zijn schijnsel begeven, wanneer u de verblinde schijnlichten van de wereld nog te veel aandacht schenkt.
En Mijn Woord is het licht dat zuiver en helder straalt in het hart van diegenen die de wereld hebben overwonnen, die met al hun zinnen streven naar het rijk dat niet van deze wereld is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6763 Liefdevolle hulp aan medemensen die in nood zijn
16 februari 1957: Boek 72
U moet troost en hulp geven aan diegenen die in aardse of geestelijke nood zijn. Dan beoefent u ware naastenliefde en u wekt ook in uw naaste liefde op. De eindtijd kan niet zonder kommer en nood aan de mensen voorbij gaan, want dit zijn de laatste middelen die Ik aanwend om hen voor Mij te winnen. Elk mensenhart wil Ik aanspreken door dergelijke nood en wanneer ze Mij dan horen, wanneer ze in de nood mijn stem herkennen en nu hart en oor op Mij richten, dan zijn ze een stap vooruit gegaan. Ze zijn de weg opgegaan die naar boven leidt. Maar er zijn nog talloze mensen die hart en oor voor mijn stem gesloten houden. En dezen moet u aanspreken en hen in hun nood op Mij wijzen, bij wie ze echte troost en hulp zullen vinden.
U verleent hun al hulp doordat u niet aan hun nood voorbijgaat en deze hulp wordt dankbaar aangenomen. Geloof het, dat altijd alleen de liefde het ware geneesmiddel is, dat liefde de wonden zal laten helen, dat liefde smarten verzacht en dat geen mens niet ontvankelijk is voor een werk van liefde. En dus zal elk werk van liefde bij de naaste wederliefde opwekken en alleen op deze manier zijn zielen te winnen. Alleen door liefde worden zielen rijp en is een ziel tot liefde in staat. Dan zal ook leed haar grote zegen opleveren, want dan reinigt de ziel zich van alle aanklevingen en zal ze elke straal van liefde op zich in laten werken. Spreek daarom al deze mensen aan, van wie u weet dat ze in grote nood zijn, zwaar leed dragen en zonder hoop en moedeloos zijn. Geef hun troost en wijs ze op Mij. Laat hen niet over aan hun smart, opdat ze zich niet eenzaam voelen en wanhopig worden. Elk woord van liefde is voor hen een weldaad en medegevoel zal ze hun smart minder hard laten ondervinden. Geef hun aardse en geestelijke troost, opdat ook alle leed een zegenrijk resultaat heeft voor de zielen. Want er ligt voor u allen nog veel nood en ellende in het verschiet, u allen zult nog in situaties terecht komen waarin u dankbaar zult zijn voor troostende en bemoedigende woorden, voor hulpverlening op elke manier.
In de komende tijd zal de een op de ander zijn aangewezen en waar de mensen elkaar niet bijstaan zal de nood haast ondraaglijk lijken, tenzij ze zich tot Mij wenden, Die nooit een mens verlaat als hij Mij roept. En dat wil Ik alleen maar bereiken, dat de mensen een zo innige band met Mij aangaan dat ze zich nooit eenzaam en verlaten voelen, doch steeds hun Beschermer en Helper naast zich weten en zij dan ook de nood niet meer zo hard en bitter zullen voelen als diegene die nog ver van Mij afstaat. Elke nood is voor de mens, die tot Mij zijn toevlucht neemt, te verdragen. Maar u die Mij zult willen dienen, zult als tussenpersoon tussen Mij en die anderen werkzaam kunnen zijn. U zult hun de weg kunnen wijzen vrij van nood te zijn en als u dit in liefde doet zult u ook resultaat hebben.
U mensen, verhard uw harten niet, ga niet aan de nood van uw medemensen voorbij. Kijk om u heen en u zult veel nood zien en uw hulp zal steeds als weldadig worden ondervonden. Maar u allen zult kunnen helpen, want de ware hulp bestaat in liefdevolle gedachten, liefdevolle woorden en in werken die de liefde u zegt te doen. De ware erbarmensvolle liefde tot de medemens die in nood is, zal u ook altijd middelen en wegen laten vinden om hun nood te verzachten. En vaak is geestelijk toespreken van grotere waarde dan aardse hulpverlening, want daardoor opent u voor Mij de deur van hun hart en kan Ik pas zelf eens bij hen binnenkomen. Dan zullen ze ook getroost zijn en hun kruis graag dragen ter wille van hun zielen, en dan is hun nood zegenrijk geweest, dan hebben ze de Vader teruggevonden, Ik heb hen voor eeuwig gewonnen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6779 Aanmaning niet te verslappen tijdens de arbeid in de wijngaard
9 maart 1957: Boek 72
De mensheid heeft voortdurend een roep nodig om wakker te worden, want steeds weer valt ze terug in de doodsslaap waaruit ze echter moet ontwaken ten leven om nog ijverig aan hun zielen te kunnen werken. En daarom vraagt dat ook voortdurende arbeid van Mijn knechten om de mensen steeds weer wakker te schudden en hun de betekenis van hun leven op aarde voor de geest te stellen en hen aan te sporen zich aan de arbeid te begeven, die daarom dringend is omdat er niet meer veel tijd ter beschikking staat. Geen van Mijn arbeiders in de wijngaard mag geloven genoeg te hebben gedaan wanneer hij 'n keer zijn roep om wakker te worden liet weerklinken. Hij moet steeds opnieuw proberen de slaap van hen te verjagen die hen gevangen houdt en waaraan ze zich moeilijk kunnen onttrekken.
IK weet wel dat u steeds weer mislukkingen hebt te incasseren, maar toch moet u niet moede worden, want het is het voorbereidend werk dat u verricht, opdat ze weten waarom het gebeurt dat IK met donderstem hen uit hun rust opjaag, wanneer ze tevoren al niet zijn ontwaakt en zich richten op de voornaamste arbeid: zich zelf te veranderen zoals het beantwoordt aan Mijn Wil.
De mensen moeten niet in een diepe (geestelijke) slaap worden verrast en daarom zult u van te voren steeds weer de roep om wakker te worden moeten laten weerklinken, u zult hen op het komende moeten wijzen, u moet hun voor de geest stellen dat ze van hun rust niet lang meer zullen mogen genieten, dat ze met geweld moeten wakker worden geschud, wanneer ze u niet aanhoren en aan uw woorden gevolg geven. Maar u zult hen niet met rust mogen laten. Want ze zijn in een zeer benarde positie, ze verliezen steeds meer aan kracht omdat hun aardse leven spoedig is beëindigd en ze daarom ook hun levenskracht kwijt raken die ze nu nog bezitten en ze dus ook werkzaam zouden kunnen zijn, wanneer ze het zouden willen. Maar die wil is braakliggend zolang ze zich slapend dood houden, zolang ze geen enkel geestelijk leven nastreven en hun levenskracht daartoe benutten geestelijke goederen te verwerven. En de hele mensheid is al in een toestand van verstarring op de weinigen na die aan de wekroep gevolg gaven en verlangden te leven. Maar dezen moeten aan hun medemensen denken en hen helpen ook de weg naar het leven te vinden.
En daarom zult u ook niet op moeten houden hun te verkondigen wat IK u opdraag: dat IK over 'n niet meer lange tijd Mijn Stem luid en duidelijk hoorbaar laat weerklinken: Want deze dag komt steeds naderbij en hij zal het begin zijn van het einde. Want hij gaat als een schaduw aan de laatste tijd vooraf.
Maar het einde betekent een eindeloos lange nacht waaruit er niet meer zo'n ontwaken bestaat zoals het nu nog mogelijk is door Mijn Stem, die wel buitengewoon luid en verschrikkelijk zal weerklinken en daarom steeds nog mensen kan doen ontwaken. En dan kunnen nog enkelen met vergrote ijver zich wijden aan hun werkzaamheid en zich serieus voorbereiden op het kort daarop volgend einde. Maar dan breekt de nacht onherroepelijk aan over alle mensen die de wekroep niet willen horen. Dan verzinken ze waarlijk in een doodsslaap waaruit er eindeloos lange tijd geen ontwaken meer is.
Daaraan zult u moeten denken die als Mijn knechten MIJ uw diensten hebt aangeboden dat u niet vaak genoeg tegenover uw medemensen gewag zult kunnen maken van datgene wat voor de deur staat; Want iedere ziel die uw wekroep opvolgt zal u eeuwig danken dat u haar behoedde voor die eindeloos lange nacht; De mensen weten niet in welke nood ze zich bevinden en ze willen ook aan uw terechtwijzingen geen geloof schenken; Maar Mijn laatste ingreep kan hen toch nog tot bezinning brengen wanneer ze beseffen dat uw woorden waarheid waren, die dan bij hen weer in herinnering terugkeren en niet meer zonder indruk blijven.
Laat daarom geen gelegenheid voorbijgaan, vrees de spot of de onwil van uw medemensen niet, denk steeds daaraan dat u al in het licht van de dag staat en dat u de duisternis niet meer hoeft te vrezen, wat er ook komen mag, maar dat dezulken een onuitsprekelijk kwellend lot te wachten staat, wanneer het niet lukt ook hen uit hun doodsslaap wakker te schudden; Liefde en medelijden moeten u bewegen steeds weer in Mijn Naam te spreken, maar u moet nooit geloven al genoeg te hebben gedaan, want zolang deze aarde nog bestaat, moet er ook nog om de zielen worden geworsteld, dat ze niet aan de macht van Mijn tegenstander ten onder gaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6781 Noden nemen toe in de eindtijd
11 maart 1957: Boek 72
Het korte weggedeelte dat u nog hebt af te leggen, zal nog veel eisen aan u stellen, zowel aan uw kracht als aan uw wil. Want omdat de tijd die u mensen nog op deze aarde rest nog maar kort is, is de klim omhoog bijzonder steil en lastig. De hindernissen zijn bijzonder moeilijk te overwinnen. Maar het doel kan toch worden bereikt, omdat Ik ook met Mijn Kracht en Genade ongewoon werkzaam ben en omdat u zelf Mij maar om bijstand zult hoeven aan te roepen, die u zeker ten deel valt.
Hoe erg u in de laatste tijd door Mijn tegenstander in het nauw wordt gebracht, zult u allen nog ondervinden. Want hij zint met listen en slinksheid alleen op uw verderf en elk middel dat hem daarbij helpt is hem goed. En zo zal hij ook de mensen aards in allerlei nood drijven. Hij zal door zijn handlangers al diegenen bestoken, die de weg die naar Mij voert vastberaden gingen. En waar hij kan vergroot hij nog de hindernissen, steeds in de hoop dat de mensen ervoor terugschrikken en een minder moeilijke weg kiezen, die echter van het doel weg leidt.
De tegenstander werkt op de aan hem gebonden mensen in, dat ze helemaal in zijn wil tegenover de medemensen optreden, dat ze alles doen om dezen de nood in te drijven, dat ze hun zinnen weer op de materie richten, waarvan ze zich al hadden losgemaakt. Mijn tegenstander probeert ook de gedachten te beïnvloeden van de mensen, die hij zich als slachtoffer heeft uitgekozen. Hij brengt ze in de war en doet hen zo nu en dan niet bij machte zijn het geestelijke contact met Mij tot stand te brengen. Hij plaatst zich tussen Mij en u en daarom keert u zich - door hem aangezet - vaak naar de weg, die u gemakkelijker begaanbaar voorkomt.
U allen hebt zulke verzoekingen te verwachten en u zult in deze tijd heel standvastig moeten zijn en blijven. U zult er aan moeten denken, dat Ik u dit alles al heb aangekondigd en dat u daarom ook zult kunnen vertrouwen op Mijn Woord, Dat u verzekert van Mijn vergrote bescherming en vermeerderde toevoer van genade. Er staat u allen nog een ernstige tijd van beproeving te wachten. Want steeds verschrikkelijker is zijn werkzaam zijn. Steeds verderfelijker de giftige nevel die hij verspreidt, overal waar hij vreest zielen te verliezen.
Ik beloof u steeds weer Mijn stellige hulp, maar toch kan Ik Mijn tegenstander in deze laatste tijd niet hinderen bij zijn werkzaam zijn, omdat het om een strijd gaat tussen Mij en hem, waarbij de vrije wil van de mens de doorslag geeft en niet Mijn Macht. Daarom laat Ik hem de vrijheid, ofschoon zijn schandelijke plannen u allen nog in grote nood zullen brengen.
Maar u zult niet hoeven te bezwijken. U zult u altijd kunnen verweren door uw vrije wil Mij voor eeuwig toe te behoren. En u zult Mij altijd om bijstand kunnen vragen. U hebt u dan vrijwillig onder Mijn bescherming geplaatst en u zult die ook mogen ervaren, want Ik laat waarlijk geen mens, die de weg naar Mij wil nemen, over aan Mijn tegenstander.
Slechts zelden zal een mens zich in de komende tijd in volledige rust mogen verheugen, tenzij hij totaal ten prooi is gevallen aan Mijn tegenstander. Maar wie nog een beslissing moet nemen, wie al voor Mij heeft gekozen, die zal door de aanvallen van Mijn tegenstander voortdurend worden vervolgd. Hij zal aards in een benarde toestand geraken. Hij zal worden achtervolgd door ongeluk en ziekte. Er zal hem schade worden berokkend door medemensen, hij zal voortdurend moeten strijden en ook vaak beginnen te twijfelen aan Mijn Liefde. Doch juist dat wil Mijn tegenstander bereiken, want zodra het hem lukt Mij te verdringen heeft hij ook gewonnen.
En daarvoor waarschuw Ik u. En Ik verzeker u steeds weer, dat u ook door de grootste aardse nood wordt heengeleid, dat u de moeilijkste hindernissen zult overwinnen, als u dit geloof in Mijn Liefde en Macht maar niet prijsgeeft. Dit zijn de laatste beproevingen op deze aarde. Het is een tijd van nood, van ellende en droefenis, maar het is ook het laatste korte stukje weg, dat u nog moet afleggen.
En u zult onmetelijke kracht van Mij kunnen betrekken. U hoeft u alleen maar steeds tot Mij te richten en er zal een stroom van kracht in u overvloeien. U hoeft alleen maar vol vertrouwen alles wat u bezwaart in Mijn Handen te leggen en Ik zal u waarlijk niet verlaten.
Maar hem zult u niet moeten laten zegevieren, al komt u ook nog zo diep in nood. Zolang uw blikken op Mij zijn gericht, zijn ook zijn aanvallen tevergeefs. Zolang u met Mij in verbinding staat, dringt u hem van u weg en dan betrekt u aanhoudend genade en kracht van Mij. En uit de strijd tegen hem zult u als overwinnaar tevoorschijn komen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6823 Het terugkeren naar God vereist een serieuze wil
6 mei 1957: Boek 73
Wie zich ten doel heeft gesteld, zijn weg over de aarde naar Gods wil af te leggen, kan ook voortdurend zeker zijn van de ondersteuning van Gods zijde, omdat God hem alleen met dit doel zich liet belichamen, dat zijn wil zich aanpast aan de goddelijke wil. En daar in deze tijd op aarde alleen de wil van de mens beslist, heeft juist deze wil de proef al doorstaan en kan God zich nu op elke manier bekommeren om de mens, zonder dus een dwang op de wil uit te oefenen. Zolang de mens zelf besluiteloos is of nog geheel toebehoort aan de tegenstander van God, wordt er wel van de zijde van God en de lichtwezens gestreden om de wil van de mens, dat wil zeggen: hij wordt precies zo door Hem beïnvloed als van de kant van de tegenstander, opdat hij vrijelijk een besluit zal nemen.
Maar heeft de mens eenmaal vrij besloten zich aan de wil van God te onderwerpen doordat hij bereid is een levenswandel te leiden in de goddelijke ordening, dan is hij ook bewust in Zijn gebied gekomen en dan zal God hem niet meer het slachtoffer van Zijn tegenstander laten worden. Maar de wil moet serieus zijn. De schijnbare vervulling van Gods wil als resultaat van een kerkelijke opvoeding volstaat niet. Ook is het niet voldoende liefdewerken te verrichten die weer alleen kerkelijke verplichtingen zijn en als het ware in gehoorzaamheid tegenover deze eisen verricht worden.
Het moet het diepste streven zijn, aan God te willen toebehoren. De innerlijke volledig bewuste overgave aan Hem moet hebben plaatsgevonden in vrije wil, hij moet dus zijn wil zelf op Hem hebben gericht, die hij als God en Vader van eeuwigheid heeft herkend. En hieruit vloeit voort dat de terugkeer naar God geen massa-gebeuren is, dat ieder afzonderlijk uit zichzelf de terugweg moet hebben aanvaard en hij dus ook alles moet doen wat daarvoor nodig is: God herkennen en erkennen en vragen om de kracht, de terugkeer naar Hem te kunnen volbrengen. Maar hij zal dit verzoek niet tevergeefs tot God richten, want Hij kent zijn wil, zijn ernst en ook zijn zwakheid. Hij weet dat het hem alleen niet mogelijk is, dat hij hulp nodig heeft, maar die krijgt hij zeker. Hij verloor de kracht op het ogenblik dat hij zijn Wil van God afkeerde en hij ontvangt ze weer terug met het zich toekeren naar Hem.
En daarom kan ook geen uiterlijke vorm alleen voldoende zijn. Woorden alleen kunnen niet de juiste, op God gerichte wil garanderen en het toebehoren aan een geloofsgemeenschap kan de verandering van wil niet aantonen, integendeel: de daad moet het bewijs leveren en deze bestaat in het werken in liefde in onbaatzuchtigheid, zonder dwang en zonder gebod. Weliswaar gaf God de mensen de geboden van de liefde, toch moet de liefde vrij worden beoefend, want ook dat wat gedaan wordt om een gebod te vervullen, kan zonder de diepste wil worden volbracht en verliest dan ook aan waarde.
Daarom is het zalig worden, de terugkeer naar God, de meest eigen aangelegenheid van ieder mens, die hij niet van zich af kan schuiven op anderen en die ook geen ander plaatsvervangend voor hem kan verrichten. En ook de daad alleen is niet bepalend, maar de meest innerlijke wil die voor God waarlijk duidelijk is, die echter ook elke ondersteuning ondervindt. En wat er u mensen nu ook in het leven overkomt, het is allemaal alleen de invloed van God of van de lichtwereld die zorg voor u draagt opdat uw wil de juiste richting inslaat, dat hij zich vrijwillig aan God overgeeft en hij de terugkeer naar God als zijn enige doel beschouwt.
Maar is deze daad eenmaal voltrokken, is het meest innerlijke denken van de mens op God gericht en doet hij zijn best op aarde te leven naar Gods wil, dan is ook het aardse leven niet tevergeefs geleefd en brengt het de ziel van de mens met zekerheid de vrijheid. Ze kan zich losmaken van haar kwelgeest, ze kan de ketenen afschudden die haar eindeloze tijden gevangen hielden. Ze bevindt zich nu op de weg omhoog en hoeft de tegenstander van God niet meer te vrezen, die geen macht over haar heeft omdat God zelf haar nu vastpakt, die haar zeker omhoog leidt, want de wil van de mens keerde zich naar Hem toe, van wie hij eens als geschapen oergeest is uitgegaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6827 Verhevigde strijd tegen de vijand - Het aanroepen van Jezus Christus
11 mei 1957: Boek 73
En wanneer de tegenstander u nog zo zeer in het nauw brengt, bied hem dan weerstand, dat wil zeggen vlucht naar Mij - en hij moet van u wijken. U wordt hem met gemak de baas wanneer u deze weg gaat, wanneer u uw gedachten dadelijk naar Mij zendt en Mij om bescherming vraagt, wanneer u hem maar weerstand wilt bieden. Maar vaak speelt hij het klaar uw wil te verzwakken, zodat u de kracht niet vindt om weerstand te bieden, omdat u zich niet dadelijk bij Mij aansluit. En daar wil Ik u voortdurend opmerkzaam op maken, dat u tot alles in staat bent met mijn hulp, maar zonder Mij zwak en krachteloos bent en dan mijn tegenstander macht over u verkrijgt.
Denk eraan dat u voortdurend omgeven bent door lichtwezens die u willen helpen, die alleen op mijn opdracht wachten en bliksemsnel bereid zijn tot afweer, zodra u zich maar in gedachten tot Mij wendt. En steeds moet u zo innig met Mij verbonden zijn dat het voor u vanzelfsprekend is naar Mij te roepen. En u zult dan ook elke verzoeking kunnen weerstaan. U zult niet in zijn vangnetten geraken, die hij steeds weer uitwerpt om rijke oogst binnen te halen, ook onder de mijnen. En steeds weer zeg Ik het u, dat u alleen door voortdurende strijd de zege zult behalen, omdat een bestaan zonder strijd u geen resultaat oplevert voor uw ziel. En hoe dichterbij het einde is, des te harder zal de strijd zijn, des te groter de verzoeking en des te duidelijker het werkzaam zijn van mijn tegenstander.
Maar ook mijn stroom van genade zal steeds rijkelijker vloeien en op elke manier wordt u hulp geboden. Dus hoeft u niet te bezwijken in die strijd wanneer u maar zelf van harte begeert de mijne te zijn en te blijven. Dan zijn al zijn verleidingskunsten tevergeefs en hij laat u met rust, omdat hem dan het licht verblindt dat van Mij uitstraalt en u zich in de schijn ervan bevindt. En zo zult u ook zelf zijn dichterbij komen verhinderen, wanneer u Mij in u aanwezig laat zijn door voortdurend gebed en werken van liefde. Dan kan hij zich niet aan u opdringen, want in mijn nabijheid waagt hij zich niet en u bent aan zijn macht en werkzaam zijn ontrukt.
Maar dat ene moet u allen gezegd zijn, dat de komende tijd nog veel gevechten zal brengen voor ieder mens afzonderlijk, om ook ieder mens afzonderlijk de mogelijkheid te geven van een sneller rijp worden, omdat u allen niet veel tijd meer rest. En zijn werkzaam zijn zal zich uiten in onrust, onvrede, een vijandige instelling van de mensen tegenover elkaar, in liefdeloosheid die ook in haat omslaat. Hij zal overal proberen de mensen tegen elkaar op te hitsen, verwarring te stichten, ze lijfelijk schade te berokkenen en Hij zal zich steeds weer van de mensen bedienen die aan hem onderworpen zijn. En dan moet u niet ongerust worden, u zult uiterst geduldig moeten blijven en steeds maar uw ogen opheffen naar Mij. Want slechts een roep naar Mij is al voldoende om hem van u weg te dringen. En u bent weer een stap vooruit gekomen als u in zulke verzoekingen de juiste weg bent gegaan, de weg naar Mij. Maar velen zullen voor hem bezwijken.
En u moet allen een goed voorbeeld geven, u zult Hem moeten aanroepen Die sterker is dan hij en u moet ook uw medemensen op Hem wijzen Die de tegenstander heeft overwonnen en diens macht brak door Zijn dood aan het kruis. Denk in alle verleidingen van het lichaam en de ziel steeds alleen aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus, dan denkt u ook aan Mij en dan heeft de vijand van uw ziel waarlijk alle macht over u verloren, want geen roep tot Jezus Christus verklinkt ongehoord. Hij maakt u vrij van de tegenstander, Hij geeft u kracht en met Zijn hulp zult u hem altijd weerstand kunnen bieden, u zult eveneens hem overwinnen wiens macht Ik brak door mijn dood aan het kruis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6833 Waarschuwing voor schijn en uiterlijkheid
18 mei 1957: Boek 73
IK ken al uw gedachten, IK ben op de hoogte van uw innerlijkste harteroerselen en daarom zult u MIJ nooit om de tuin kunnen leiden. Dat wil IK aan al diegenen zeggen die anders denken dan hun mond spreekt, die wel hun medemensen zand in de ogen kunnen strooien, maar die nooit hoeven te geloven dat IK beoordeel wat de mond spreekt, integendeel steeds alleen naar het hart zie, hoe zijn gevoelen is.
En zo zult u, mensen ook kunnen inzien dat elke naar buiten toe zichtbare manier van doen zin en doelloos is, dat die steeds alleen geschikt is de innerlijke gevoelens en opwellingen voor de medemens te verbergen en dat ze alleen tot leugenachtigheid en veinzerij aanzet, wanneer het denken en voelen van de mens anders is. Maar MIJ blijft niets verborgen. IK zie tot in het uiterste verborgen hoekje van het hart en IK zal ook alle handelingen van de mens in overeenstemming daarmee beoordelen.
Daarom zou IK u graag eerst tot waarachtigheid opvoeden. IK zou graag in u het gevoel voor verantwoordelijkheid wekken, opdat u uzelf aanpakt, dat u strenge zelfkritiek beoefent over uw denken en handelen en dat u tegenover MIJ elk spelletje achterwege laat, dat u zich helemaal blootlegt en u MIJ zo nadert als u werkelijk bent - om dan ook uw fouten en gebreken in te zien en dan ook in alle ernst aan uzelf te werken. Want al dat goedpraten dat u graag doet, helpt u niet om het eigenlijke daaronder te verbergen. En IK vraag u: Is u aan het oordeel van uw medemensen meer gelegen dan aan het Mijne? Wat u werelds doet, zou zo nu en dan wel aanleiding kunnen geven u te verhullen, u een masker op ze zetten.
Maar u speelt ook verstoppertje op geestelijk vlak. Waar het om het heil van uw ziel gaat, zou u waarachtig moeten blijven, of u laat alleen maar zien dat u niet in MIJ gelooft als hoogst Volmaakt, alles doordringend WEZEN.
En daarom is de mens die alles nalaat wat als arbeid aan zijn ziel is te beschouwen en dit ook openlijk toegeeft, nog beter te noemen dan diegenen die de indruk willen wekken goed en vroom te zijn en toch geen enkele zorg aan hun ziel besteden. Want dezen weten wat hun taak op aarde is, maar komen die niet na, maar veinzen dit. En elke leugen is van de tegenstander, dus schikt u zich ook vrijwillig naar zijn werkingssfeer.
Wie er ernstig naar streeft volmaakt te worden, werkt in alle stilte aan zichzelf en de medemensen zullen daar maar weinig van merken, alleen diens levenswandel in liefde is naar buiten toe te herkennen. Ook werken van liefde kunnen worden voorgewend en in waarheid gericht zijn op een bepaald doel, maar ook deze worden door MIJ niet gewaardeerd, want ware liefde ontwaakt in het hart van de mens en is niet door uiterlijke handelingen te vervangen.
Dat zouden alle mensen zich goed in de oren moeten knopen, dat IK ware ernst verlang, waarbij het heil van de ziel wordt nagestreefd, dat IK geen genoegen neem met uiterlijkheden wanneer daar de ernst van de liefde bij ontbreekt en dat niemand tegenover MIJ kan doen alsof. In geest en waarheid moet u bidden en zo moet u ook in geest en waarheid handelen.
Maar elke uiterlijkheid is schijn en bedrog, wat het hart ook soms inziet en de mens daarom alle uiterlijkheden vermijdt zodra er in zijn hart het diepe en ernstige verlangen is zich met MIJ te verbinden. Dan is voor hem elke uiterlijkheid alleen storend om zich innerlijk te concentreren, dan zal hij zich ook ver houden van traditionele gebruiken die niets anders zijn dan symbolen waaraan de eigenlijke betekenis ontbreekt.
Bij veel mensen ontbreekt het aan de juiste ernst om hun wezen ten goede te veranderen, en toch zal deze hem alleen maar een leven in gelukzaligheid opleveren, want een verkeerd gevormde ziel kan niet in een sfeer worden geplaatst waar ze zou vergaan. Ze kan het lichtrijk niet ingaan, wanneer ze zich tevoren niet zo heeft gevormd dat ze ontvankelijk is geworden voor licht. En met het doel van deze omvorming bevindt ze zich op aarde.
En daarom zou deze omvorming, de wezensverandering, met alle ernst moeten worden uitgevoerd, want er staat de mens daarvoor maar korte tijd ter beschikking, die echter volop voldoende is, wanneer hij de wil heeft bij MIJ te geraken.
Dan zal IK hem waarlijk bijstaan en hem op elke manier helpen rijp te worden, dan zal hij zichzelf herkennen en vanuit zijn hart roepen naar MIJ en IK zal zijn roep verhoren, omdat die in geest en waarheid naar MIJ werd opgezonden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6947 Het openen van de deur van het hart - Avondmaal
17 oktober 1957: Boek 74
Wie zijn deur sluit en Mij de toegang ontzegt, die zal gebrek moeten lijden. Want Ik alleen kan hem dat brengen wat zijn ziel nodig heeft. U mensen gelooft u overal te kunnen voorzien van spijs en drank, van de voeding voor uw ziel, en u denkt er niet aan dat alleen Ik de ziel de juiste voeding kan toedienen en dat u, waar u ook maar heen mag gaan, steeds Mij zelf daarom zult moeten vragen, dus de deur van uw hart zult moeten openen, opdat Ik zelf kan binnengaan om u te spijzigen. En wanneer u nu Mij zelf daarom vraagt, doet het er ook niet toe waar u deze vraag tot Mij zult richten, want Ik zal u altijd horen en tot u komen, waar u Mij ook maar roept. Het is niet zo dat Ik spijs en drank ergens heb opgeslagen opdat u zich nu zult kunnen bevoorraden zonder in verbinding met Mij zelf te treden.
Alleen uit mijn hand zult u de juiste spijs en drank kunnen ontvangen, waarmee uw ziel zich kan sterken en gezond worden voor uw pelgrimsweg naar het vaderland. En daarom moet Ik zelf bij u naar binnen kunnen gaan. U zult Mij bereidwillig de deur moeten openen en nu ook met Mij samen het avondmaal houden omdat Ik zelf u wil spijzigen, omdat Ik zelf ieder afzonderlijk het voedsel aanbied dat hij nodig heeft voor de genezing van zijn ziel. Ik klop alleen aan, aan de deur van uw hart, maar u zelf zult ze moeten opendoen en Mij binnen moeten laten in uw hart.
Wat baat het u dus, wanneer u zich aan een spijs verzadigt die Ik zelf niet voor u heb bereid? U zult u dan goed voelen maar aan de spijs niet de stoffen kunnen onttrekken die uw ziel nodig heeft tot wederopbouw. Ze zal dood blijven of verzwakt, ze zal honger en dorst ondervinden en er wordt haar geen hulp gebracht in haar nood. En dit is het lot van de zielen van diegenen die ijverig hun best doen in Gods woord binnen te dringen, die zich voortdurend met het woord Gods bezighouden en alleen hun verstand daarmee belasten, die langs studie de zin van het goddelijke woord trachten te doorgronden en wier zielen daarbij leeg weggaan. Ze geloven dus hun ziel te voeden en toch neemt alleen hun verstand iets op, wat ze als "brood des hemels" bestempelen, dat ze nu weer willen uitdelen aan hun medemensen. Zij zelf zullen leeg weggaan, dat wil zeggen: hun zielen zullen gebrek lijden en ook hun medemensen zullen niets kunnen ontvangen voor hun ziel, wanneer niet tevoren de innige band met Mij tot stand wordt gebracht en Ik zal worden gevraagd ze te spijzigen, wanneer niet tevoren de deur werd geopend, zodat Ik bij hen naar binnen kan gaan om hun het avondmaal aan te reiken.
Al mijn woorden hadden een geestelijke betekenis, die echter door de mensen niet meer wordt geacht. En wanneer Ik tot mijn leerlingen heb gezegd: "Neem aan en eet, neem aan en drink, doe dit tot mijn gedachtenis", zo was de geestelijke zin van deze woorden ook steeds alleen de rechtstreekse band met Mij, dat ze aan Mij zouden moeten denken zodra ze spijs en drank in ontvangst nemen die hun ziel tot voedsel dient. Het aanbieden van brood en wijn alleen baten de ziel net zo weinig als het lezen en horen van het goddelijke woord, wanneer niet tevoren innig aan Mij wordt gedacht en dus als het ware de spijziging van de ziel door Mij zelf geschiedt. En alleen lege woorden volstaan ook niet om Mij zelf dichterbij te roepen. Het moet een roepen zijn in geest en in waarheid.
De deur van het hart moet voor Mij geopend worden en Ik moet gevraagd worden om mijn intrede te doen. En Ik zal waarlijk uitdelen aan spijs en drank wat iedere ziel nodig heeft. Het openen van de deur is dus hetzelfde als het zich vrijwillig toekeren naar Mij, als het verlangen naar aaneensluiting met Mij en de vraag om schenking van genadegaven. Het is een bekentenis van de zwakte en behoeftigheid van de ziel die graag door Mij zelf gelaafd wil worden en door zo’n geopende deur zal Ik waarlijk het hart binnengaan. Ik zal de ziel spijs en drank aanreiken en ze zal gezond worden. Ze zal rijpen, ze zal tot leven komen, wat ze nu ook eeuwig niet meer verliezen kan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6959 Toenemende verzoekingen - Innig gebed - De kracht van het Woord
1 november 1957: Boek 74
Steeds vaker zult u zich in geestelijke nood bevinden, want Mijn tegenstander legt het er helemaal op aan u, die hij vreest te verliezen, terug te winnen. En zijn middelen zijn altijd alleen maar zodanig, dat ze u in erge benauwenis laten komen, geestelijk of lichamelijk, opdat u aan mij zult twijfelen, aan uw God, die u Zijn hulp heeft toegezegd, die tot u sprak: "Vraag en u zal gegeven worden. Klop en u wordt opengedaan."
Lukt het hem dergelijke twijfel in u boven te laten komen, dan heeft hij u al een stap naar achteren geplaatst. Maar u zelf hebt te beslissen, want hij kan u er niet toe dwingen u bezig te houden met de gedachten die hij op u probeert over te dragen. U zult elk van dat soort gedachten dadelijk kunnen afweren, zodra u er mee in aanraking komt, wanneer u zich er altijd maar duidelijk van bewust bent, dat deze afkomstig is van Mijn tegenstander, die u wil verleiden.
U, die op Mij aanstuurt, hoeft alleen maar steeds heel bewust Mijn tegenstander af te wijzen. U hoeft alleen maar te willen dat u niet zijn prooi wordt, en zijn verzoekingen zullen afketsen, want uw wil geeft u daartoe de kracht. Aan Mijn liefde voor u hoeft u niet te twijfelen. En al drukt uw levenslot u ook terneer, dan zult u steeds nog vast moeten geloven dat dit alleen tot heil van uw ziel is en dat u Mij eens dankbaar zult zijn. Ik weet waarlijk wat goed voor u is.
Maar steeds weer zal ook Mijn tegenstander proberen tussen beide te komen en hij zal elk zwak moment willen benutten voor zich en zijn plannen. Maar dat u Mij erkent en dat u zich op Mij richt, is voor hem een gruwel. En het is zijn grootste streven dat tegen te gaan, u weer van Mij af te trekken. En daarom probeert hij in uw hart twijfel te zaaien aan een God die u liefheeft en u te allen tijde helpt, zoals Hij het heeft beloofd.
En steeds wanneer zulke stille twijfels in u opduiken, denk er dan aan, dat hij aan het werk is en weer hem. En weet, dat u Mijn kinderen bent, wier welzijn de Vader aan het hart gaat en aan wie Hij nooit Zijn liefde onttrekt. En neem dan alles in berusting op u, want het dient alleen tot welzijn van uw ziel. Maar zijn werkzaam zijn in de laatste tijd zal een alles verwoestende omvang aannemen en er is een sterke geloofskracht voor nodig hem weerstand te bieden.
Daarom maak Ik u er steeds weer op attent, dat u niet zult mogen verslappen om te worstelen om een sterk geloof. Dat u zult moeten vragen om kracht en genade, die Ik u dan ook kan doen toekomen in grote mate. Dat u door een leven in liefde ook voor uzelf de kracht verkrijgt en uw geloof dan ook groter wordt, en dat u steeds weer innige tweespraak houdt met Mij, uw God en Vader, uit wiens liefde u bent voortgekomen.
Uit deze innige tweespraak zult u veel kracht kunnen putten. Want ze kan onmiddellijk in u binnenstromen, wanneer u Mij de mogelijkheid geeft u aan te spreken. Want Mijn Woord is een bron van kracht, die u zeker datgene doet toekomen wat u ontbreekt. En zodra u zich in Mijn Woord verdiept, zodra u Mijzelf gelegenheid geeft tot u te spreken, is het Mijn tegenstander geheel onmogelijk u in het nauw te brengen, omdat hij dan in een lichtstraal zal staan, die hij ontvlucht, die uw beste verdedigingswal is tegen zijn aanvallen.
En als u dus in geestelijke of lichamelijke nood bent, beproef dan de kracht van Mijn Woord. Wijd u aan Mij in deemoedige tweespraak. Laat Mijn Woord werkzaam zijn in u en u zult tegen elke verzoeking van Mijn tegenstander opgewassen zijn. U zult weerstand kunnen bieden en uw geloof in Mijn liefde en barmhartigheid, in Mijn macht en wijsheid zal groeien. En steeds meer zult u met kracht op Mij aansturen en u losmaken van hem, die Mijn en uw vijand is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6967 Geestelijke dwang
13 november 1957: Boek 74
U bevindt zich in geestelijke slavernij, zolang uw wil geweld wordt aangedaan van de kant van uw medemensen, zolang u het recht niet wordt toegekend vrij te beslissen. Daarom kan het nooit Mijn Wil zijn, dat u, door bedreiging met eeuwige straffen, ertoe zult worden gebracht aan te nemen of af te wijzen wat u wordt voorgeschreven. U zult geheel vrij uw beslissingen moeten nemen, want úw wil moet beslissen, dus ieder afzonderlijk moet voor zich de beslissing nemen, omdat daardoor het lot van de ziel na de dood wordt bepaald. Ik Zelf plaats u niet onder dwang en Ik heb ook geen geboden gegeven, die afbreuk zouden doen aan uw wil. Want ook Mijn geboden van liefde vragen uw vrije wil. Want liefde is niet onder dwang te plaatsen, wat ieder mens volkomen duidelijk moet zijn. Maar de liefde ontsluit pas het weten van de waarheid. En zo baat het u mensen niets, wanneer u wordt voorgeschreven wat u moet geloven, wat u als waarheid aan zult moeten nemen. Want pas een mens, die in de liefde leeft, zal het kunnen beoordelen, of de u overgebrachte geloofsleren beantwoorden aan de waarheid. En dit onderzoek moet ieder mens zelf uitvoeren en hij mag er niet bij gehinderd worden door verboden of geboden. Want dit laatste is “geestelijke dwang”. En een dergelijke geestelijke dwang heeft teweeg gebracht, dat de mensen zich in een chaos van dwaalleren bevinden en zelf niet de moeite doen hier een uitweg uit te vinden, omdat ze de “straffen” vrezen, waarmee ze werden gedreigd.
De vrijheid van denken is ieder mens toegestaan en alleen de eigen beoordeling kan voor hem tot zegen worden. Elke dogmatische leer is geestelijke dwang. Het doet er niet toe of ze overeenstemt met de waarheid of niet. Ik bied u mensen steeds weer de zuivere waarheid aan, maar Ik dwing u niet ze aan te nemen, juist omdat u vrij zult moeten beslissen in het leven op aarde. En dwangmaatregelen zijn steeds een toegeven van zwakheid, van onvermogen de mensen via andere wegen naar het doel te brengen. Wie Mij serieus wil dienen, moet zijn best doen zijn medemensen in alle liefde te wijzen op de zegen van het juiste denken en handelen. Steeds weer moet hij hen Mijn evangelie van de liefde prediken. Hij moet ze aansporen een levenswandel ik liefde te leiden, maar hij moet elke dwangmaatregel achterwege laten. Hij kan zijn medemensen verzoeken steeds weer naar de verkondiging van het goddelijke Woord te luisteren, hij moet ze daar liefdevol toe aansporen, maar hij mag ze niet onder bedreiging van goddelijke straffen ertoe aanzetten, of ze dwingen door geboden, want dat is niet volgens Mijn Wil. Daarom kan Ik ook niet instemmen met de door mensen uitgevaardigde kerkelijke geboden, die alle slechts tot plichtsvervulling aanzetten, maar de vrijwillige overgave aan Mij vaak ondergraven. En nog minder kan Ik het verbod goedkeuren, om geestelijke geschriften van andere geestesrichtingen in te zien. Want de waarheid ervan moet ieder mens zelf mogen onderzoeken. En hij zal ook kunnen onderzoeken, wanneer het de mens ernst is de waarheid te verkrijgen en wanneer hij Mij Zelf om bijstand vraagt.
Vrij denken en willen is bepalend voor het resultaat van het leven op aarde van een mens, want Ik waardeer alleen datgene, wat de vrije wil tot stand bracht, terwijl voor Mijn ogen datgene zonder waarde is, wat alleen als plicht of vervulling van een gebod onder dwang werd gedaan. En wie eenmaal zijn best doet een leven in liefde te leiden, zal het ook helder en duidelijk inzien, dat de liefde alleen doorslaggevend is, dat de mens in de waarheid verkeert. Hij zal het inzien, dat dan ook alle geboden ongegrond zijn, omdat een liefdevol mens dan vanzelf doet wat Mijn Wil is. Hij zal ook weten, dat ieder mens zelf na innerlijke strijd moet komen tot het kunnen uitspreken van een vrije wilsbeslissing. Want de liefde is de enige band met Mij - Ik, Die Zelf de Liefde ben - en zodra hij nu met Mij samen zijn levensweg gaat, omdat hij in de liefde leeft, zal ook zijn wil steeds zo zijn gericht, dat hij geen menselijke geboden meer nodig heeft. Van Mij uit bent u te allen tijde vrij, maar Mijn tegenstander probeert u door dwang voor zich te winnen. En daar hij zelf geen dwang op u kan uitoefenen, tracht hij het door van hem afhankelijke mensen te bereiken. Wijs daarom elke dwang af, want het is steeds een teken van het werkzaam zijn van diegene, die probeert u in het verderf te storten.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6971 Het doel van de tegenstander: verwoesting
18 november 1957: Boek 74
Talloze werelden zijn er al voortgekomen uit Mijn Wil en talloze werelden zullen er nog ontstaan. Want het werk om het geestelijke terug te voeren heeft deze nodig, omdat al het eens gevallen geestelijke weer in het werkproces moet worden opgenomen, wanneer het Mij weer naderbij wil komen. En elke afzonderlijke wereld geeft dit geestelijke de mogelijkheid actief te worden, ofschoon Mijn Wil vooralsnog bepalend is en het de bezigheid toewijst, die het in de diepte gevallene helpt langzaam weer opwaarts te gaan. Alle werelden dienen alleen het ene doel van het terugvoeren van het eens gevallen geestelijke. En alle werelden worden daarom door Mijn Wil geregeerd. Ze zijn onderworpen aan Mijn wet van ordening. Ze getuigen van Mijn Liefde, Mijn Wijsheid en Mijn Macht.
Toch is hun oersubstantie het van Mij afgevallen geestelijke, dus nog behorend bij Mijn tegenstander, die Ik echter op het ogenblik van de schepping van deze werelden de macht over dit geestelijke heb ontnomen, omdat het anders eeuwig niet meer uit de diepte omhoog zou kunnen klimmen. Maar Mijn tegenstander is op de hoogte van het eindeloze aantal van diegenen, die hem in de diepte volgden en dit weten sterkt hem in zijn vijandige opstelling tegenover Mij. Het sterkt hem in de mening, Mij eenmaal te kunnen onttronen en het sterkt zijn haat, omdat Ik hem een groot deel van zijn aanhang heb ontrukt, die - gebonden in de werken van de schepping - de weg van de terugkeer begonnen is. En daarom houdt hij niet op zijn verwoestende invloed uit te oefenen, dat wil zeggen erop aan te sturen, dat zo mogelijk veel scheppingswerken worden vernietigd, in het geloof, dat hij dan het gekluisterde daaruit bevrijdt en het weer zelf in bezit kan nemen.
Hem zelf is het niet mogelijk zich verwoestend bezit te houden met die scheppingswerken, omdat hem daar de macht over is ontnomen. Maar zijn verwoestende invloed oefent hij uit in de tijd, dat dat geestelijke in het laatste stadium is aangekomen, waarin het weer in het bezit is van de vrije wil en Mijn tegenstander het recht heeft, hierop in te werken, omdat het eens gevallen geestelijke nu vrij moet beslissen voor Mij of voor Mijn tegenstander. En in deze tijd probeert hij niet alleen de mensen zelf terug te winnen, maar hij tracht door hen zich ook meester te maken van het nog gebonden geestelijke, doordat hij hen probeert aan te zetten scheppingen te vernietigen, die Mijn Liefde deed ontstaan om het geestelijke te helpen naar Mij terug te keren.
Het gebied van de tegenstander is de door de mensen bewoonde aarde. En in dit gebied is hij werkzaam op waarachtig satanische wijze. De mensen zijn het doelwit van zijn activiteiten, want alleen tegenover hen kan hij zijn invloed uitoefenen. Want tot de andere scheppingswerken, tot de ontelbare werelden in het universum, heeft hij geen toegang. Maar hij gelooft, ook in die werelden nog toegang te krijgen, wat hem evenwel nooit zal lukken. Zijn verward denken draagt hij echter ook over op de mensen.
Ook dezen probeert hij aan te praten, dat ze andere werelden in bezit kunnen nemen. En hij vindt ook van hem afhankelijke dienaren, die zich deze gedachten eigen maken en hetzelfde nastreven als hij. Hij verwart ook hun denken en laat hen de meest ongelofelijke pogingen ondernemen om tot dusver geldende grenzen te doorbreken, om de werelden te onderzoeken, die voor hen ontoegankelijk zijn. De tegenstander laat hen geloven, deze barrières te kunnen neerhalen en hij vindt ook gehoor, wanneer hij de mensen aanzet tot onderzoekingen van volledig zinloze aard. Want al deze onderzoekingen hebben geen verdere geestelijke ontwikkeling tot doel en kunnen daarom ook nooit overeenstemmen met Mijn Wil. En ze zullen nog minder een vernietigende uitwerking hebben op scheppingswerken, die Ik liet ontstaan buiten de aarde, juist omdat noch Mijn tegenstander, noch de mens het recht bezitten om over die scheppingen te heersen, omdat Mijn Wil elk scheppingswerk ook zijn bestaan garandeert, tot Ik Zelf de tijd rijp zal achten, waarin zijn doel is vervuld en het weer kan worden opgelost in zuiver geestelijke substantie.
De pogingen van de tegenstander zullen echter een steeds meer bedreigende vorm aannemen, hoe dichterbij het einde is. Hij zet de mensen aan tot proefnemingen, die een einde van deze aarde nog bespoedigen. Op de aarde vinden die proefnemingen plaats en op de aarde zelf werken ze zich uit. Het doel van de mensen betreft weliswaar de sferen buiten de aarde, maar wat ze zullen bereiken is een duidelijk bewijs van satanische beïnvloeding. Want de levensvoorwaarden op aarde worden veranderd. Er worden voor mens en dier schadelijke veranderingen van de lucht geschapen tegen hun zin. En de aarde wordt zelf een brandhaard, die eens ook zijn slachtoffers zal opeisen. Want de verwoesting van deze aarde is het hoofddoel van Mijn tegenstander. En daar de mensen heel erg in zijn macht zijn geraakt, zal het hem ook lukken, maar zonder hem het geringste voordeel te brengen. Want hij wint zijn aanhang niet terug. Integendeel, hij verliest hen des te zekerder.
Zijn doel is de verwoesting van de scheppingen, die Ik liet ontstaan met het doel het geestelijke terug te voeren. En door de mensen op deze aarde zal hij veel bereiken. Maar nooit zal hij in het domein van andere door Mij geschapen werelden verwoestend werkzaam kunnen zijn, omdat hemzelf de macht daartoe ontbreekt en een invloed op het geestelijke hem alleen is toegestaan, wanneer dit als mens over de aarde gaat. En zo zult u daaruit kunnen concluderen, dat ook de vijand het niet zal klaarspelen, bezit te nemen van het universum, en dus ook niet de mensen, die zulke plannen ontwerpen en menen, gebieden in het heelal te kunnen beheersen krachtens hun intelligentie. Ze kunnen wel proeven doen en hun proeven steeds verder uitbreiden, maar ze zullen onvermijdelijk de dood vinden, wanneer ze buiten het bereik van deze aarde gaan.
Maar ook dit is de bedoeling van Mijn tegenstander, dat er geen scheppende Autoriteit meer wordt erkend, dat de mensen zichzelf voor bekwaam houden, elke natuurwet wetenschappelijk te kunnen onderzoeken en dat de verwijdering tussen de mensen en Mij steeds groter wordt. Hij zal veel bereiken, maar hij zal niet in Mijn scheppings- en heilsplan kunnen ingrijpen. Hij zal alleen een heilloze verwarring aanrichten in het denken van al diegenen, die zich in zijn macht bevinden en zijn aanwijzingen blindelings opvolgen, tot uiteindelijk zijn werkzaam zijn zulke vormen aanneemt, dat de mensen zelf de aardbol in gevaar brengen, dat ze zonder bezwaar experimenteren en - daar Ik volledig uit hun gedachten ben uitgeschakeld - een alles vernietigende catastrofe in werking zetten, die het einde van deze aarde en elk op haar levend schepsel betekent.
Tevoren zal Ik nog een ernstige aanmaning naar de mensen doen uitgaan, die hen alleen al van het onzinnige van hun plan bewust zou kunnen laten worden. Ik zal hen uit het heelal een waarschuwing sturen. Ik zal de aarde in een gevaar brengen, dat zonder menselijke invloed teweeg wordt gebracht. Ik zal een hemellichaam uit zijn baan laten breken, die u mensen niet zult kunnen tegengaan, waaraan u machteloos bent overgeleverd, om u te tonen dat Ik alleen het ben, Die de wereld beheerst en alle zich daarin bevindende scheppingen. En u zou daardoor nog tot inzicht kunnen komen en uw plannen opgeven.
Maar u bent reeds al te zeer Mijn tegenstander ten prooi gevallen. En zo zal het einde komen, zoals het verkondigd is. De aarde zal ontvlammen en de mensen zelf zullen daartoe de aanleiding geven, omdat ze hem volgen en gehoorzamen, die alles wil verwoesten en verderven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6977 Gescheiden werelden Verschillende hemellichamen
27 november 1957: Boek 74
In het heelal cirkelen ontelbare hemellichamen die u, mensen niet kunt zien, die alle uit de Kracht van de Liefde van GOD zijn voortgekomen, d.w.z. in hun substantie eens uitgestraalde goddelijke Liefdekracht waren die echter oorspronkelijk een andere bestemming had. Want deze uitgestraalde Liefdekracht waren wezens die volgens de Wil van GOD werkzaam moesten zijn, die zich echter niet aan hun eigenlijke bestemming hielden en hun kracht die ze van zichzelf uit hadden, benutten in een willen dat tegen GOD gericht was. Deze wezens misvormden zichzelf dus tot schepselen met een aard die geheel tegen GOD inging en in hun misvorming niet konden blijven bestaan, omdat dit in strijd was met de goddelijke ordening.
Daarom gaf GOD deze schepselen een andere vorm. Hij loste ze op in ontelbare nietige krachtvonkjes en HIJ liet daaruit nieuwe scheppingen ontstaan van de meest verschillende aard. Dat wat eens als zichzelf bewuste wezens geschapen werd, waren nu aanvankelijk starre maaksels, die GOD de uiteenlopendste vormen en de grootste verscheidenheid in bestemming, gebonden aan een doel, gaf. Hij verzamelde a.h.w. door HEM eens uitgestraalde Kracht in speciaal daarvoor geschapen vormen. Hij schiep krachtens Zijn Wil, ontelbare werelden die eigenlijk alle hetzelfde zijn: omgevormde geestelijke wezens, die echter hun oorspronkelijke vorm terug moesten krijgen, maar daarom vooralsnog vanuit de goddelijke Wil opgelegd, elkaar moeten dienen.
Al deze werelden staan in zoverre met elkaar in verband dat ze dezelfde scheppende GEEST tot VADER hebben, dat ze alle uit dezelfde Macht zijn voortgekomen en alle ook als uiteindelijk doel weer de vereniging met deze scheppende GEEST hebben. Eén Wil regeert al deze werelden en één Kracht behoudt ze. Maar toch zijn de verschillende werelden van elkaar gescheiden en geen van de werelden kan met een ander in nauw contact treden, want de basissubstanties van elke wereld apart zijn, in overeenstemming ermee, daarin verzameld en deze basissubstanties bestaan uit datgene wat meer of minder aan GOD weerspannig is geworden en hebben daarom ook de meest verschillende op zich zelf staande scheppingen nodig om zich weer te formeren en in de oertoestand binnen te gaan,
Elk hemellichaam is daarom een scheppingswerk apart, alle hemellichamen zijn afwijkend van elkaar in basissubstantie, schepping en bestemming. Want de Wil om vorm te geven van de eeuwige scheppende GEEST is onbegrensd, omdat ook Zijn Liefde en Zijn Wijsheid zonder grens is. En Zijn laatste doel is alle Kracht die eens van HEM is uitgestraald terug te winnen als volmaakte kinderen, die in gelijke wil met HEM kunnen scheppen en werken tot hun lust en zaligheid.
De aarde is zo'n scheppingswerk dat GOD liet ontstaan met het doel dat wezens die door eigen wil misvormd werden, na een eindeloos lange tijd zich weer kunnen omvormen tot hun oerwezen. Maar alleen de aarde biedt de mogelijkheid de hoogste volmaaktheid te bereiken, terwijl de andere werelden deels al hoog ontwikkelde wezens herbergen, deels onderwijsinrichtingen zijn voor zulke wezens met een ikbewustzijn die het doel in het leven op aarde niet bereikten, maar toch een bepaalde graad van rijpheid moeten verkrijgen en ook kunnen verkrijgen, om hun eigenlijke bestemming eens na te kunnen komen. Maar voor het bereiken van het hoogste doel is alleen de aarde het aangewezen scheppingswerk, daarom is dan ook een gang over deze aarde veel moeilijker dan een gang door andere werelden.
Maar uiteindelijk dienen alle scheppingen in het heelal maar het ene doel van het weer terugbrengen van het eens van GOD afgevallen geestelijke. En daarom zal elke schepping ook streng van de andere afgezonderd blijven, omdat het ik-bewuste geestelijke in elke wereld in volledige wilsvrijheid zijn weg om zich te ontwikkelen af moet leggen, maar deze wilsvrijheid dadelijk in gevaar zou zijn, wanneer zich door contacten van ik-bewuste wezens dwingende bewijzen zouden voordoen voor het heilsplan van GOD en het vrije streven uit zichzelf naar volmaaktheid daardoor zou worden tegengegaan.
Geestelijke verbindingen bestaan weliswaar en kunnen worden aangeknoopt, maar deze oefenen geen geloofsdwang uit op de ik-bewuste wezens van deze aarde, ze kunnen geloofd worden of niet en ze zullen ook alleen dan een zegenrijke invloed uitoefenen, wanneer een zekere staat van rijpheid van die wezens al bereikt is, wanneer de mensen op de aarde het doel van hun bestaan al hebben ingezien en hun hoogste doel bereiken willen. Dan staan ze al kort voor hun voleinding en hebben ze geen bewijzen nodig, ze geloven ook zonder bewijzen en streven in vrije wil naar hun hereniging met GOD.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
6991 De vrije wil was aanleiding om van God af te vallen - Vergoddelijking
11 december 1957: Boek 74
Uit Mij kwam alleen het volmaakte voort. Want de diepste liefde en hoogste wijsheid liet alles ontstaan en voor mijn macht was niets onmogelijk. Dus kon Ik ook wezens uit Mij laten ontstaan in de hoogste volmaaktheid, die Mij als mijn evenbeelden zelf gelukkig maakten. Ze waren geschapen als miniaturen van Mij zelf en het was voor Mij zelf het hoogste geluk, de werken van mijn schepping in volheid van licht en kracht te laten scheppen en werken om ook hun weer dezelfde diepe vreugde te schenken, zich te kunnen verheugen in de werken die ze geschapen hadden. De benodigde kracht om te scheppen doorstroomde alle wezens en stelde hen tevens in staat scheppend bezig te zijn. Maar ze waren als het ware alleen de uitvoerders van mijn wil, omdat met de kracht van de liefde die hen toestroomde ook mijn wil die wezens vervulde. Zij waren dus steeds alleen mijn "schepselen" gebleven, wanneer Ik hen niet, als helemaal vrij, buiten Mij geplaatst zou hebben, met een vrije wil die ze in elke richting konden ontplooien. Nu pas konden ze worden aangemerkt als hoogst volmaakt, maar ze konden nu ook hun volmaaktheid verliezen.
Zolang mijn wil hen leidde, zouden ze nooit hun staat van volmaaktheid hebben verloren, maar de vrije wil gaf daartoe de mogelijkheid, zoals deze anderzijds ook de volledige vergoddelijking van de geschapen wezens mogelijk maakte, zodat ze net als kinderen aan mijn werken en vormgeven konden deelnemen, vrij uit zichzelf en toch in algehele overeenstemming met Mij en mijn wil. Nu is pas het hoogste doel bereikt dat Ik nastreefde toen Ik wezens schiep vanuit mijn liefde en mijn macht. Want nu kan ieder wezen zijn volmaaktheid niet meer verliezen en is het grenzeloos gelukzalig te noemen. Dit zou echter voor ieder wezen mogelijk geweest zijn, want er was geen enkele aanleiding zich van Mij af te keren toen het zijn vrije wil gebruiken kon. Het was volmaakt en het hoefde alleen maar in deze volmaaktheid te willen blijven. Dat het onvolmaakt werd en viel, was vanuit zijn bewustzijn van kracht en licht te verklaren, want het wilde zichzelf bewijzen als vol van licht en kracht. En bijgevolg miskende het mijn liefde, die zich geheel onbaatzuchtig aan dit wezen schonk om het gelukzalig te maken.
Een enkele aanmatigende gedachte vertroebelde reeds het licht van het inzicht en toen volgden er steeds meer verkeerde gedachten, die door zijn wil verkeerd gericht werden omdat deze vrij was. Het is moeilijk om u mensen begrijpelijk te maken dat het voor een volmaakt wezen zelfs maar mogelijk was te vallen, omdat volmaaktheid ook steeds licht, dat wil zeggen: volledig inzicht betekent. Maar juist het bewustzijn, vol van kracht in overvloed te zijn, liet het wezen meer aan de kracht in zich denken dan aan het licht. En de volheid van kracht liet het gemakkelijk arrogant worden, waardoor direct het licht vertroebeld werd. Het wezen was in staat voortdurend nieuwe scheppingen buiten zich te plaatsen net als Ik en het begon Mij zelf als Oerbron van kracht uit zijn gedachten te verdringen. Het wilde de verhouding die het tot Mij had als afhankelijk wezen, niet meer erkennen en toen het eenmaal deze gedachte had opgevat, verloor het ook het overzicht over de ontzettende gevolgen van deze richting van zijn wil.
Een vrij, buiten Mij geplaatst wezen moest echter ook deze vrijheid hebben, zichzelf in zijn wezen te kunnen veranderen, want de volmaaktheid mocht voor het wezen geen toestand van dwang betekenen, daar het anders waarlijk niet mijn evenbeeld genoemd had kunnen worden. Maar deze vrijheid, zichzelf te veranderen, zal het wezen ook altijd behouden en daarom kan het ook vanuit de zich vrij verkozen en veroorzaakte onvolkomenheid weer tot de hoogste volmaaktheid komen, om dan het door Mij nagestreefde doel te hebben bereikt, dat het mijn kind geworden is en ook eeuwig blijven zal. Nooit zou Ik Me zulke "kinderen" hebben kunnen scheppen, omdat het goddelijke kenmerk - de vrije wil - zelf werkzaam moet worden, dat dus het schepsel in de door Mij aan hem geschonken volmaaktheid in vrije wil ook verblijven wilde, of, wanneer het deze wilsproef niet doorstond, zich zelf weer de graad van volmaaktheid verwerven moet die het eens in vrije wil weggaf.
Wie dit mysterie begrijpt, die zal ook mijn heilsplan van eeuwigheid begrijpen en hij zal weten dat alleen de oneindige Liefde en Wijsheid zo'n plan ontwerpen kon, omdat Ik de door Mij geschapen wezens een lot bereiden wil dat de hoogste gelukzaligheid voor eeuwig betekent. En mijn liefde, wijsheid en almacht zal zo lang dit doel nastreven, tot het bereikt is, tot al het uit Mij voortgekomen wezenlijke in hoogste zaligheid aan mijn zijde kan scheppen en werken, zoals het mijn plan is van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7001 Het CHRISTUS probleem - Drieëenheid
24 december 1957: Boek 75
Alle engelen bogen zich diep neer voor de HEER, DIE afdaalde naar de aarde. Want ze wisten dat daarmee een verlossingsdaad begon voor het gevallen geestelijke, omdat de oneindige Liefde van GOD Zijn schepselen die in de diepte vertoefden, Zelf te hulp kwam. Het geestelijke dat bij GOD in de lichtwereld verbleef, was vol liefde voor het gevallene en evenzo was het GOD in diepste liefde toegedaan, en deze liefde werd steeds vuriger hoe meer ze inzagen welk werk van erbarming voor het gevallene zou worden volbracht. Want ze waren op de hoogte van de diepe kloof die moest worden overbrugd, opdat dit gevallene weer ten hogen kon komen.
En een Ziel bood Zich aan, een oergeschapen engelengeest, deze brug te slaan. Ze bood Zich aan, GOD als de eeuwige LIEFDE genoegdoening te verschaffen voor Haar gevallen broeders, voor hun eens begane misdrijf jegens HEM. De liefde van deze Ziel voor GOD en voor de broeders (en zusters) die in de diepte vertoefden, was zo groot dat Ze trachtte ze weer samen te verenigen, en de Liefde Die Haar bezielde was GOD zelf. En toen de Ziel van het licht Zich op aarde belichaamde in het kindje JEZUS, daalde dus de eeuwige LIEFDE Zelf af naar de aarde en dus werd GOD "Mens". En wederom moest het menselijk omhulsel zich door zijn weg over de aarde vergeestelijken, het moest temidden van een duistere omgeving zijn licht laten schijnen dat in HEM straalde, het moest Zich door een leven in liefde volledig met stralen laten doordringen door de eeuwige LIEFDE. En dus vond daardoor de vergoddelijking plaats, dat alles bij de mens JEZUS tot Liefde werd - en dus werd JEZUS "GOD".
De menswording van GOD in JEZUS kan niet anders duidelijk worden gemaakt dan dat Zich de eeuwige GODHEID - de LIEFDE - in de mens JEZUS manifesteerde, omdat Deze als naar de aarde afgedaalde Lichtziel, Zijn menselijk omhulsel door de liefde zo vormde, dat GOD hierin verblijf kon nemen, wat bij een liefdeloze zondige mens niet mogelijk zou zijn geweest. En zo is de eenwording van JEZUS en GOD eveneens alleen maar zo te begrijpen als volledige vergoddelijking van de mens JEZUS door de liefde.
GOD zond Zijn ZOON naar de aarde. Deze Woorden moeten voor u een bewijs zijn dat de Ziel van de mens JEZUS van "Boven" was, dat Zich een hoogste Lichtgeest aanbood voor een missie op aarde, maar die GOD Zelf, de eeuwige LIEFDE, in HEM ten uitvoer bracht, want de Liefde volbracht het Verlossingswerk, de Liefde delgde de zondenschuld, de Liefde bracht het gevallene redding uit zonde en dood. Maar voor u, mensen is het begip "liefde" nog onbegrijpelijk omdat u uzelf nog niet tot liefde hebt gevormd. En zo lang ook zal voor u de menswording van GOD niet te begrijpen zijn, en woorden zijn niet in staat u daarover opheldering te verschaffen, zolang de liefde in uzelf nog niet ontstoken werd en uw geest kan verlichten.
Maar u zult u niet in "GOD" en "JEZUS CHRISTUS" twee wezens mogen voorstellen, u mag niet van de VADER en de ZOON in combinatie met de Hl.GEEST in die zin spreken, zoals u zich tot nu toe de Drieëenheid GOD's voorstelt. GOD en JEZUS CHRISTUS is EEN en de Kracht van de GEEST straalt van deze EENHEID uit, omdat Ze weer, niet te scheiden, tot haar WEZEN behoort, omdat GOD Liefde, Wijsheid en Kracht is, iets GEESTELIJKS, dat niemand in staat is te zien. Maar in de mens JEZUS manifesteerde Zich de eeuwige GODHEID en werd voor Zijn door HEM geschapen wezens een zichtbare GOD.En alle engelen in de hemel roemen en prijzen HEM, Die naar de aarde afdaalde uit liefde voor al Zijn schepselen die verlangden HEM te zien. En HIJ opende voor allen de poorten naar de eeuwige gelukzaligheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7013 Het begrip tijd in de staat van volmaaktheid
9 januari 1958: Boek 75
Voor het volmaakte wezen lijkt de periode van het verleden als een ogenblik, ofschoon het elke afzonderlijke fase kan overzien en ook steeds weer kan beleven als in het nu. Maar al het pijnlijke maakt geen indruk meer op het wezen, want de grote erbarmende Liefde van God is voor hem steeds opnieuw zichtbaar wanneer het wezen zich verplaatst in het verleden. Maar tijdsbesef bestaat er niet meer voor wat volmaakt is geworden. En wat het wezen ook in zijn gedachten overdenkt, het zal steeds alleen zijn Schepper en Vader loven en prijzen en geen gelegenheid voorbij laten gaan Hem zijn dank te betuigen in de vorm van verlossend werkzaam zijn.
En een terugblik in het verleden moet ook steeds weer mogelijk zijn, om het geestelijke dat nog in de kluistering van de materie smacht steeds weer bij te staan en het in andere vormen over te plaatsen. Een taak die is opgedragen aan het volmaakte dat deel mag nemen aan het scheppen en voortbrengen naar de wil van God. Weliswaar is het verleden voor ieder lichtwezen slechts als een vluchtig ogenblik, maar voor het nog gekluisterde geestelijke zijn het eeuwigheden. En omdat het lichtwezen op de hoogte is van de kwellingen in deze eeuwigheden, staat het wat geketend is in innige liefde bij om het te helpen vrij te worden.
Maar Gods schepping is oneindig. Het aantal gevallen wezens is onvoorstelbaar. En daarom is ook het aantal van de in dienst van God staande lichtwezens onmetelijk groot. Want er is bij God geen beperking, omdat Hij het volmaaktste Wezen is en omdat al het volmaakte geen beperking heeft. En dus zullen er eeuwigheden lang ook scheppingen bestaan die onvolmaakt geestelijks bevatten. En eeuwigheden lang zal het verlossingswerk zich aan dat geestelijke voltrekken, omdat de liefde van het al verloste voortdurend toeneemt en zijn gelukkige dankbaarheid zich onafgebroken uit in verlossend werkzaam zijn. En het hoort ook bij de gelukzaligheid van een volmaakt wezen, dat het in het verleden kan schouwen en het verleden als nu kan beleven, omdat zijn liefde voor God daardoor voortdurend toeneemt, omdat het dan ook als lichtwezen de niet te overtreffen Wijsheid van God inziet en elke afzonderlijke omvorming - die het moest doorlopen - hem als een kostbaar wonderwerk voorkomt, dat hem steeds weer de Liefde van de Vader voor Zijn kind bewijst.
Wat eens voor het wezen onuitsprekelijke kwelling betekende, zal nu het lichtwezen gelukkig maken en ertoe aansporen zelf zulke vormen te scheppen, om in overvloeiende liefde ongelukkig wezenlijks daarin te bergen, opdat het eveneens die gelukzaligheid bereikt, die het lichtwezen is vergund. Omdat liefde, wijsheid en macht nu het lichtwezen eigen zijn, is het ook evenzo scheppend werkzaam. En omdat het op de hoogte is van het doel en resultaat van elk scheppingswerk, zal het in zijn activiteit niet verzwakken, steeds scheppend en werkend in liefde voor God en voor het onverloste. Want het bezit ook de macht tegenover de tegenstander van God. Het ontrukt hem het geestelijke om het naar zijn God en Vader toe te leiden, want het is toch ook op de hoogte van de toekomstige gelukzaligheid van het wezen, wanneer het van alle vormen bevrijd zal zijn.
Voor het volmaakte wezen is er geen leed en kwelling. Maar het is op de hoogte van de kwellingen van het onvolmaakte en tracht dit ervan te bevrijden. Daarom kan het zijn eigen wording door de schepping steeds weer als nu beleven. En het zal toch onuitsprekelijk gelukkig zijn bij de herinneringen aan zijn ontwikkelingsgang. En er zullen steeds weer nieuwe plannen in hem rijpen, die bevorderlijk zijn voor de verlossing. Het wezen zal steeds nieuwe scheppingen laten ontstaan. Het zal in meest innige verbondenheid met zijn Schepper en Vader van eeuwigheid ook diens kracht ontvangen en deze weer gebruiken om scheppend werkzaam te zijn, omdat zijn wil gelijk is aan de wil van God, die al het eens gevallene weer wil terugvoeren om het voor eeuwig gelukkig te maken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7019 Het kruisoffer werd voor tijd en eeuwigheid gebracht
17 januari 1958: Boek 75
Het verlossingswerk heb Ik voor alle tijden volbracht. Zolang het terugvoeren van het eens gevallen geestelijke nog niet is beëindigd, komt ook eens voor dat geestelijke de tijd dat het als mens over de aarde gaat. En in deze tijd heeft het mijn hulp nodig die hem door het verlossingswerk van Jezus Christus is verzekerd. Er moet in deze tijd een beroep worden gedaan op de aan het kruis verworven genaden, als de mens voorgoed vrij wil worden van zijn keten die hij heeft opgelopen door de val in de diepte, die bij hem is aangebracht door mijn tegenstander - die hiertoe ook de mogelijkheid had omdat deze wezens hem vrijwillig zijn gevolgd. Steeds weer zal er dus voor het eens gevallen geestelijke een korte tijd komen waarin het zich alleen maar tot de goddelijke Verlosser Jezus Christus behoeft te wenden, en waarin het door dit toewenden ook weer Mij zelf erkent in Jezus Christus.
En deze korte tijd is de gang over de aarde als mens, waarin het wezen weer zijn vrije wil terugkrijgt die nu opnieuw een beslissing moet nemen. Deze beslissing zou hij zonder mijn hulp nooit kunnen nemen, want mijn tegenstander houdt hem nog geketend. Maar door mijn verlossingswerk is deze beslissing voor de mens mogelijk, omdat hij alleen maar de voor hem verworven genaden hoeft te benutten, om ook tegenstand te kunnen bieden en zich te bevrijden van de vijandige macht. En zolang de aarde voor het geestelijke dient als een plaats om geheel rijp te worden, zolang er mensen op deze aarde zullen wonen, zolang zal ook het kruisoffer van Jezus Christus voor de mensheid de enige garantie zijn om van elke keten bevrijd te worden, want het is volbracht voor tijd en eeuwigheid. Het zal nooit alleen behoren bij het verleden. Het zal ook nooit alleen uitwerking hebben in de tegenwoordige tijd. Ook alle toekomstige verlossingsperioden op deze aarde zullen alleen maar succesvol zijn voor de als mens belichaamde zielen onder het teken van het kruis.
En ook in het rijk hierna zal de verlossende kracht van Jezus nog benut kunnen worden. Ook in het hiernamaals moet de goddelijke Verlosser aangeroepen worden, omdat ook dan nog mijn kruisoffer en daardoor dus Ik zelf in Jezus erkend wordt, en dit pas het vrij worden van mijn tegenstander betekent - dat eens moet plaats vinden wil het wezen tot zaligheid komen.
Ik volbracht het verlossingswerk als mens op deze aarde, en deze aardse periode was een bovenmate gezegende tijd waarin zeer veel van het eens gevallen geestelijke de weg terug tot Mij had kunnen betreden. Maar de wil van hen werd niet gedwongen en kan ook nooit gedwongen worden, om welke reden nog talloze scheppingen moeten ontstaan, ofwel, eindeloos vele scheppingsperioden zullen nog volgen die echter alle in het teken van het verlossingswerk zullen staan - omdat zonder Jezus Christus geen verlossing plaats kan vinden. En mijn erbarmende liefde zal de mensen steeds weer de kennis van het kruisoffer en de aan het kruis verworven genadeschat doen toekomen.
Steeds weer zullen verlichte mensen door mijn geest kunnen worden onderwezen, en steeds weer zullen deze in staat zijn het gehele verband te begrijpen en zodoende ook hun medemensen de betekenis van het verlossingswerk door Jezus Christus, de daad van mijn menswording op aarde en de vergoddelijking van de mens Jezus naar waarheid kunnen uitleggen. En deze kennis zal vanuit de ene periode op aarde naar de volgende worden overgenomen en nooit meer verloren gaan. Want het werk van erbarmen werd volbracht voor alle mensen, voor de mensen uit het verleden, het heden en de toekomst. En geen eens-gevallen-wezen kan tot Mij terugkeren dat zich niet uit vrije wil door Jezus Christus laat verlossen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7039 Het zich voegen naar de wet van de goddelijke ordening
10 februari 1958: Boek 75
U bent geschapen voor een leven in gelukzaligheid, niet voor een dode toestand waarin u geen gelukzaligheid zult kunnen voelen. Daar u zich echter zelf in deze toestand hebt gebracht, bevindt u zich ook niet in de wet van de goddelijke ordening. U zelf hebt deze wet omvergeworpen en u buiten mijn wet geplaatst. Maar van mijn kant kan deze toestand niet worden goedgekeurd. En daar Ik zelf - als hoogst volmaakt - steeds alleen deze ordening vertegenwoordig, daar alles wat goddelijk is zich dus in deze ordening moet ophouden, kan Ik ook niet voor eeuwig dulden dat het door Mij geschapene zich hier buiten bevindt. Ik tracht daarom deze ordening te herstellen, zelfs wanneer daar eeuwigheden voor nodig zijn. Want in dat gebied van de ordening hoort ook de vrije wil van het wezen - om welke reden het uit mijn wetmatige ordening treden trouwens dan ook kon plaatsvinden.
Om nu deze ordening langzaam te herstellen, werd het eens gevallen, Mij weerspannig geworden geestelijke eerst van zijn vrije wil beroofd. Dat wil zeggen: daar het deze misbruikt had, werd het onvrij. Want het bevond zich in de macht van zijn verwekker die als eerste tegen Mij in opstand was gekomen. Dus deze had de wil van zijn aanhang gebonden, om welke reden Ik het geestelijke weer de vrijheid van zijn wil wilde bezorgen, maar het eveneens de vrije wil nog zo lang onthield tot het in staat was deze ook weer juist te kunnen gebruiken wanneer het weer in een bepaalde graad van ontwikkeling was terechtgekomen. Ik bracht dus eerst weer een zekere ordening tot stand, doordat Ik overeenkomstig mijn wil de geestelijke substanties van de gevallen wezens in een werkproces inpaste dat ze moesten doorlopen.
Van zelfbewuste wezens die zonder vrije wil ondenkbaar zijn kon nu niet meer worden gesproken. Dat wat uit de ordening was getreden had zichzelf daardoor tot iets onwezenlijks gemaakt. Het was nog slechts verharde geestelijke substantie die Ik daarom gebruikte om een plan uit te voeren dat de wetmatige ordening kon herstellen en ook de wezens tot de hoogste voltooiing kon dienen. Een plan dat ook weer een leven in gelukzaligheid voor alle eens gevallen wezens garandeert. Wat zich buiten de goddelijke ordening ophoudt is dus wel eigendom van de Mij vijandige geest die als eerste uit mijn ordening trad, maar het is en blijft ook mijn aandeel omdat de oerkracht die het wezen liet ontstaan van Mij is uitgegaan en onherroepelijk ook weer naar Mij moet terugkeren, omdat dit ook volgens goddelijke grondwet is.
Maar deze terugkeer naar Mij gebeurt ook weer op een wetmatige manier. En ofschoon in het begin mijn rechtstreekse hulp moet beginnen die verharde geestelijke substantie weer langzaam tot leven te wekken, blijft het toch ieder wezen dat weer tot het zelfbewustzijn is gekomen vrij zich helemaal naar mijn wet van de ordening te voegen of zich ook weer te isoleren, mijn goddelijke ordening te minachten en opnieuw naar de toestand van de dood te streven. Want deze laatste beslissing moet het wezen zelf treffen, waarbij het wel altijd mijn hulp ondervindt, maar niet van Mij uit wordt gedwongen.
Maar een leven in gelukzaligheid is alleen mogelijk in het kader van mijn goddelijke ordening. Want een leven in gelukzaligheid vereist weer de volmaaktheid die het wezen in het allereerste begin bezat. En volmaaktheid betekent ook een zich voegen naar goddelijk volmaakte wetten. En wilt u mensen nu levend worden, dan zult u zich ook moeten onderwerpen aan deze wet. U zult u helemaal moeten onderwerpen aan mijn wil, dan treedt u ook de wet van de eeuwige ordening binnen. U bent aan de toestand van de dood ontkomen. U leeft en u zult dit leven nu eeuwig niet meer verliezen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7043 Hulpverlening uit het heelal?
15 februari 1958: Boek 75
U, Mijn aardse kinderen, u bent bestemd om de hoogste graad van zaligheid te bereiken, want u, die op deze aarde leeft, moest door de diepste diepten heengaan, omdat u uzelf als oergeschapen geesten in deze diepste diepten gestort hebt, er echter door Mij niet daarheen verbannen bent. En als u zich nu - al is het ook met Mijn hulp - uit deze diepste duisternis omhoog gewerkt heeft en nu als mens de laatste gang op aarde moet afleggen, dan behoeft uw eigenlijke ik (uw ziel) nog maar de laatste wilsbeproeving af te leggen die uw lot in de eeuwigheid bepaalt.
Deze wilsbeproeving echter eist juist van het wezen dat door de diepste diepten heen moest gaan, een geweldige verandering van zijn denken en streven van weleer, die van hem nu echter ook bijzonder gewaardeerd wordt, wat u begrijpelijk wordt als u er van in kennis gesteld wordt dat Mijn andere leerinstellingen verblijfplaatsen zijn voor die geestelijke wezens, wier val niet zo eindeloos diep was en die daarom ook niet zo buitengewoon te strijden hebben om weer in de sferen van het licht terecht te komen.
U,mensen bent dus buitengewoon belast geweest door uw vroegere afval van Mij. Uw ik - de eens gevallen oergeest dus - moest daarom ook buitengewoon worstelen - en ofschoon het langzame opklimmen plaats vond onder de wet van "je moet", is toch de laatste vrije wilsbeproeving ook nog buitengewoon zwaar, maar niet uitzichtloos. Want de genade van het verlossingswerk staat ieder eens gevallen wezen ter beschikking. En bovendien staan u allen lichtwezens bij in een eindeloze hoeveelheid, die vervuld met liefde, alles doen om u te helpen juist te beslissen. En al zijn dus de voorwaarden op deze aarde nog zo zwaar, ze kunnen toch worden nagekomen en het heerlijkste loon wacht hen, die ze vervullen.
Maar alles geschiedt in het kader van Mijn wettelijke ordening. Er kan niet willekeurig daar hulp verleend worden waar ze niet afgesmeekt, of afgewezen wordt. En zo kunnen ook de lichtwezens niet willekeurig hulp verlenen, maar ze zullen altijd in overeenstemming met Mijn Wil werkzaam zijn. Want Mijn Wil is ook de hunne, zodra zij zich in het licht bevinden. En dus Mijn Wil brengt hen ertoe of verhindert hen te werken voor het welzijn van de zielen die op de aarde belichaamd zijn. Dit moet u weten, dat IK regeer en dat Mijn Wil geëerbiedigd wordt door al het geestelijke dat MIJ dient, dus Mijn Lichtrijk bewoont.
En nu zult u ook begrijpen dat ook de Lichtwezens elke dwingende invloed achterwege laten omdat die niet volgens Mijn Wil is, want IK verlang een wilsbeslissing in vrijheid. Evenmin als IK de mensen dwing om Mijn Woord aan te nemen, dat hun als hoogste liefde- en genadebewijs wordt toegestuurd, als sterkste hulpmiddel voor de vrije wilsbeslissing, evenmin zal IK Mijn toestemming geven dat Mijn Lichtboden dwingende bewijzen van hun werkzaamheden aan de mensen geven. Zij zullen dit ook nooit doen omdat ze Mijn liefdes- en heilsplan ten duidelijkste inzien en ook weten, dat door dwang en bewijzen geen succes te behalen valt.
Het zou echter een bewijs zijn van buitenaardse werkzaamheid, als uit het heelal wezens met de aarde contact zochten die zogenaamd in Mijn opdracht u hulp zouden brengen. Hulp in aardse nood kan alleen IK u brengen, en hulp in geestelijke nood geschiedt niet op een manier die tot geloven dwingt. Hulp in aardse nood - wat het ook is - kan wel ook door Mijn Lichtwezens worden uitgevoerd, maar nooit zullen zij zich voor zulke hulpverleningen voor u zichtbaar materialiseren. Want de Lichtwezens hebben zulke materialisaties niet nodig en bovendien weten zij dat de mensen op die manier niet beïnvloed mogen worden, zodat zij gedwongen zijn aan bovenaardse wezens en bovenaardse macht te geloven. Zodra u, mensen hulp verwacht kan die u ook verleend worden, maar altijd onder de voorwaarde dat u geestelijke arbeid aanvaardt en dus ook geestelijke inwerking toelaat, maar dat gebeurt voor u nooit op een zichtbare manier.
En als u nu gelooft dat de aarde als zodanig de bescherming en de hulp van de geestenwereld nodig heeft - als u gelooft dat de vernietigende invloed door menselijke wil, door deze lichtwezens verhinderd of afgeweerd zou kunnen worden, dan wordt u door dit geloof van hun hulp verzekerd, maar nooit op die wijze dat bewoners van andere werelden u deze hulp verlenen, dat zij u worden toegezonden om Mijn Wil uit te voeren. Bedenk toch hoe klein u uw GOD en VADER daardoor voorstelt, dat HIJ deze sterrebewoners nodig heeft om u onder Zijn hoede te nemen.
En bedenk wat ook deze bewoners van andere sterren zijn. Dat ook zij in opgaande ontwikkeling zich bevindende geestelijke wezens zijn, die zeker ook als Mijn schepselen eenmaal zalig worden - die door een diep verlangen onophoudelijk gedrongen worden dichter bij GOD te komen - die echter steeds in de omgeving van het hemellichaam zullen blijven, waarop Mijn Liefde en Wijsheid hen geplaatst heeft. Wel kunnen alle goede wezens de uitstralingen van hun gedachten zenden naar de worstelende, ongelukkige wezens in het heelal, en zulke uitstralingen van gedachten kunnen wederom als kracht die wezens aanraken. Maar hun sferen verlaten kunnen die wezens niet en ze hoeven dit ook niet, want IK heb engelen en lichtboden in een eindeloos aantal, die elk afzonderlijk hemellichaam waarlijk op de beste wijze verzorgen.
En elk afzonderlijk hemellichaam heeft een onuitputtelijke toevloed van kracht - Mijn Woord, dat overal weerklinkt, - dat als de uitstraling van Mijn Liefde ook de kracht heeft om voor ieder afzonderlijk wezen - voor iedere eens gevallen oergeest, de terugweg tot MIJ mogelijk te maken. Wordt dit Woord van MIJ echter niet benut, wordt er op Mijn Woord geen acht geslagen, dan bewijst het wezen nog zijn weerstand, die ook nooit met geweld gebroken wordt, die te breken kunnen ook de engelen niet, zelfs als zij naar de aarde zouden afdalen. Tenzij,ze zich zo openlijk als Mijn afgezanten zouden kenbaar maken dat een geloven door dwang bereikt zou worden, wat echter nooit Mijn Wil is en ook nooit Mijn toestemming zou krijgen.
Als u, mensen nu gelooft in verbinding te kunnen treden met bewoners van andere werelden, dan wilt u zich daardoor m.a.w. een bewijs verschaffen dat deze werelden bewoond zijn. Maar als uw geest ontwaakt is, weet u dit echter ook zonder bewijs. Bent u echter nog niet geestelijk ontwaakt - staat u nog helemaal ver af van een geestelijk streven en van de kennis over het doel en de bestemming van de schepping, dan zouden ook die bewijzen u niet op de geestelijke weg brengen, u zou dan alleen maar aardse onderzoekingen ondernemen en geestelijk niets bereiken. Reeds daarom zullen de lichtwezens zich nooit aan u, mensen bekend maken en u door "mededelingen" informaties laten toekomen die niet met Mijn heilsplan van eeuwigheid overeenstemmen.
Want het doel is geenszins onbelangrijk dat bereikt wordt en alle geestelijke wezens die vol Licht zijn, die in Mijn opdracht werkzaam zijn om u, mensen in deze tijd van het einde te helpen, zullen steeds alleen het geestelijke welslagen nastreven, dat de mensen zich naar Mij keren, hun GOD en VADER van eeuwigheid, opdat zij zich los maken van de wereld, die aan Mijn tegenstander toebehoort - opdat ze het hoogste doel bereiken op aarde en in alle wilsvrijheid de laatste proef afleggen, om weer in hun oertoestand te kunnen binnengaan die hun onmetelijke zaligheid in licht en kracht en vrijheid brengt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7057 „De deemoedige schenk Ik mijn genade“
6 maart 1958: Boek 75
Mijn geest is machtig in de zwakke.
Maar dat wil niet zeggen dat het geloof van de mens zwak mag zijn, het gaat veeleer alleen om de deemoed van het hart, dat de mens inziet en voor Mij belijdt dat hij zwak en onwaardig is, en dat hij Mij om genade vraagt, die Ik hem dan ook rijkelijk doe toevloeien. Mijn geest kan alleen werken in een waarachtig deemoedige mens, want deze geeft zich totaal over aan Mij. Hij vraagt niets voor zichzelf, maar laat het aan Mij over wat Ik hem schenk. En een waarachtig deemoedige mens zal ook rijk met genaden worden gezegend. Hij zal deze benutten en hij zal ook innerlijk worden aangedreven in liefde werkzaam te zijn, omdat dit de bijkomstigheid is van ware deemoed, dat de liefde voor Mij en voor de naaste in het hart ontbrandt. Een deemoedige mens heeft zich al bevrijd van de heerschappij van mijn tegenstander, wiens oer-eigenschap de hoogmoed is. Dus is ook het dichter bij Mij komen voor hem alleen waard om naar te streven en een dergelijk verlangen wordt ook mijnerzijds ondersteund. Anders gezegd: de geestvonk in de mens streeft naar de vereniging met zijn Vadergeest van eeuwigheid en dus kan Ik mijn geest ook uitgieten over hem. Maar nooit kan mijn geest daar werken waar nog het kenmerk van mijn tegenstander, de hoogmoed, is aan te treffen. Want dan zou dat als het ware een samenwerking zijn van Mij met hem.
De mens moet deemoedig zijn geworden, voordat Ik in hem werkzaam kan worden.
Maar wat dient onder ware deemoed te worden verstaan?
Geen mens hoeft openlijk de ware deemoed te laten zien door uiterlijke gebaren, door gelaatsuitdrukkingen of uiterlijk gedrag tegenover de medemens. Ik kijk alleen naar de deemoed van het hart, naar het innerlijk toegeven van zwakheid en zondigheid, naar het inzien van de onwaardigheid van het geschapen wezen tegenover zijn God en Schepper, en dus ook naar het bekennen van zijn schuld door de vroegere zonde van afval. Eens waren alle wezens wel evenbeelden van Mij, die in stralende schoonheid ook Mij zelf als hun Schepper blij maakten.
Maar ze bleven niet wat ze waren. Hun hele wezen veranderde in het tegendeel en in deze toestand konden ze zich niet meer voor mijn ogen staande houden. Maar in hun blindheid wierpen ze zich op als hoger dan Ik, omdat ze het wezen van mijn tegenstander hadden aangenomen, die vol hoogmoed was. De terugkeer naar Mij is daarom niet eerder mogelijk dan wanneer het wezen zijn hoogmoed heeft afgelegd. Wanneer het hem heeft veranderd tot diepste deemoed, wanneer het zijn grote verdorvenheid en de verre verwijdering van Mij inziet en nu verlangend de handen naar Mij uitstrekt om erbarmen. Dan zal Ik waarlijk niet lang talmen, Ik zal zijn handen vastpakken en het wezen naar Mij toe trekken, want in zijn deemoed wordt het tot mijn kind dat door de Vader liefdevol aan Zijn hart wordt getrokken en dat Hij nu ook overstelpt met bewijzen van Zijn liefde, met genaden in overvloed en dat Hij nu ook weer kan aanstralen met Zijn geest. En nu zal ook de kracht van de geest duidelijk aan het licht komen. De mens zal gaven vertonen die schijnbaar bovennatuurlijk zijn maar die eigenlijk alleen die eigenschappen zijn die het wezen in het allereerste begin bezat, zonder welke een volmaakt wezen ondenkbaar is. De mens zal vol licht en kracht zijn, dat wil zeggen: over een ongewoon weten beschikken en ook over vermogens die anders een mens niet eigen zijn. Maar hij zal ook, ondanks zijn nu duidelijk zichtbare band met God, ten diepste deemoedig blijven, want de deemoed is een van de goddelijke eigenschappen die alleen door de afval omsloeg in het tegendeel. En zo zult u mensen ook steeds naar de ware deemoed moeten streven, als u wilt dat mijn geest werkzaam zal worden in u. Want wie nog een vonkje hoogmoed in zich draagt, die heeft zich nog niet losgemaakt van mijn tegenstander en diens voortdurende inspanning zal het zijn, hem verder in zijn ketenen te houden. En de wereld biedt hem daartoe vele mogelijkheden, zodat de mens steeds meer roem en eer zoekt en op alles neerziet wat klein en gering is. Maar dit is ook een zeker bewijs van zijn toebehoren aan de tegenstander, dat u mensen niet buiten beschouwing zult moeten laten en u moet hoeden voor een dergelijk innerlijke gezindheid, die waarlijk nog ver verwijderd is van ware deemoed. Maar wilt u dat Ik zelf machtig in u zal worden, dan zult u zich ook bewust moeten zijn van uw zwakheid, want alleen de deemoedige schenk Ik mijn genade.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7127 Waarom is de mensen de herinnering aan vroeger weggenomen ?
22 mei 1958: Boek 76
Als u, mensen, tegen uw aardse leven zouden aankijken als laatste periode van een eindeloos durend ontwikkelingsproces, dan zou u ook met grote ijver dit laatste korte stuk afleggen. U zou geen moeite schuwen om uw ontwikkeling omhoog in deze korte tijd van uw aardse leven, tot een succesvol einde te brengen. Omdat u echter de herinnering mist, daar u alleen iets over deze korte levensweg op aarde weet, brengt u ook geen bijzondere ijver op. U bent integendeel onverschillig tegenover wat voor u ligt; u denkt niet veel na over wat u te wachten staat na dit aardse leven. Toch moet u zonder deze herinnering aan vroeger door het leven gaan om uw willen, denken en handelen niet te laten bepalen. Maar zou u even kunnen terugblikken, dan zou u door ontzetting niet meer tot leven in staat zijn, of u zou, door grote vrees gedreven,alles doen wat van u verlangd wordt om maar dat verschrikkelijke lot te ontgaan - en vrij te worden uit elke materiële vorm.
IK zou dus wel de macht hebben u tot een levenswandel aan te sporen die voldoet aan Mijn Wil - zodra IK u een kijkje zou laten nemen in het verleden. Mijn Liefde tot u is echter groter en ze wil u een onbeperkt geluk bereiden, wat echter een dwingen van de wil uitschakelt. Om onbegrensd zalig te kunnen zijn moet u in volle wilsvrijheid zo leven, zoals het met Mijn Wil, d.w.z. met Mijn eeuwige orde overeenkomt.
U moet inzien dat het een werk van erbarming en van Liefde Mijnerzijds is, dat IK de herinnering aan het verleden van u heb weggenomen. Enerzijds om u de kennis van een overwonnen leven op aarde te besparen, anderzijds - om u de toegang tot een zaligheid mogelijk te maken die onbegrensd is. Maar zonder kennis laat IK u niet, al is zulk een kennis onbewijsbaar. U verneemt dus iets over uw vorige toestand, maar hij bezwaart u niet abnormaal - want u hebt hem overwonnen.
De kennis ervan zou u ook tot een groter geestelijk streven kunnen aansporen, dat dan echter altijd in volledige vrijheid van wil verloopt en u dan ook zegen oplevert. Zodoende kan IK u steeds maar aanraden: wijs niets af maar neem alles in overweging wat u over de zin en het doel van uw aardse bestaan voorgelegd wordt. En betrek bij uw beschouwing ook die kennis, die u over de voorafgaande toestand van uw belichaming onderricht. Overweeg het en leef uw aardse leven zo dat u het voor uzelf kunt verantwoorden, dan hoeft u ook geen verantwoording tegenover MIJ te vrezen. Geloof dat uw aards bestaan niet zinloos is en een ander doel heeft dan slechts het onderhouden en bevredigen van het lichaam, dat vergankelijk is, en waarvan u de levensduur zelf niet bepalen kunt.
En als u niet bereid bent andere onderrichtingen te ontvangen, wanneer u het onbewijsbare niet wilt aanvaarden, houd u dan tenminste aan GOD's Woord, want zodra u dit met gelovige ernst beluistert kan het ook een klein lichtje in u ontsteken - en veel zal u dan duidelijk worden en geloofwaardig voorkomen wat u inderdaad niet bewezen kan worden.
Zoek slechts een manier om de verbinding met het geestelijke rijk tot stand te brengen, zij het in uw gedachten of door uw wil die u de Schepper toezendt, of door werken van liefde die een echt zekere verbinding met MIJ zijn. U zult dan ook achter geheimen komen die zichzelf voor u ontsluieren, opdat u dan geholpen wordt de laatste korte weg van ontwikkeling met goed gevolg af te leggen. Maar ga niet geheel onverschillig zo door en laat niet alleen uw lichamelijke wensen uw gehele denken beheersen, want IK heb veel voor u geschapen wat u tot nadenken zou kunnen aansporen.
U bent door wonderen van allerlei aard omgeven die werken zijn van Mijn Liefde en Macht, en die u ook MIJZelf moeten aantonen. Zoek de verbinding met MIJ tot stand te brengen, met MIJ DIE ZICHZelf in de schepping aan u openbaart, dan zult u ook gespaard blijven voor het ontzettende lot - zelf weer door deze scheppingen te moeten gaan. U zult dan vrij worden van uw uiterlijke vorm en kunnen ingaan in dat zalige rijk van de geesten, waar u zult leven in vrijheid, licht en kracht - en in eeuwige zaligheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7129 Het dagelijks aanroepen van de naam Jezus
24 mei 1958: Boek 76
Met Mij en in mijn naam moet u elke dag beginnen en met elk werk een begin maken, dat wil zeggen uw dagelijkse taken vervullen, en u zult er ook zeker van kunnen zijn dat u gezegende arbeid verricht, hetzij aardse of geestelijke werkzaamheid. Zodra u echter alleen gaat, dat wil zeggen zonder Mij om mijn bijstand te hebben gevraagd, zult u veel vergeefse arbeid verrichten. U zult met moeilijkheden te maken krijgen, of de arbeid zal u niet altijd lukken. Al een innige gedachte aan Mij verzekert u mijn bijstand. En roept u Mij bewust aan om zegen en ondersteuning, dan zal zich ook alles vanzelf zo voordoen zoals het goed is en u zult in volledige kalmte uw dagtaak kunnen volbrengen. U zult steeds moeten weten dat u lastig gevallen wordt door duistere krachten, die steeds bij u binnenkomen wanneer u verzuimt een beschermende muur om u heen te vormen door het aanroepen van mijn naam, door te vragen om mijn zegen bij wat u doet. En zijn ze eenmaal tot u doorgedrongen, dan is het heel wat moeilijker ze weer van u af te houden dan het aanvankelijk was hun de toegang te beletten. Want ze verzwakken uw wil, die dan alleen met inspanning van alle krachten inhaalt wat werd verzuimd: Mij aanroepen om hulp.
De strijd om uw ziel wordt voortdurend gevoerd en vaak wordt de overwinning u moeilijk gemaakt door die duistere krachten. Maar het ligt dan vaak aan uzelf, omdat u onbeperkt kracht kunt vragen en dit steeds zult moeten doen door innig gebed om mijn leiding, mijn bescherming en mijn zegen. Daarom zult u nooit uw dagelijks werk moeten beginnen zonder Mij. In uw hart moet u mijn naam aanroepen, vragen om versterking van wil en u ongeremd aan Mij overgeven. Dan kan Ik u ook beschermen tegen de vijand van uw ziel, dan zullen er talloze lichtwezens om u heen zijn en die ander de toegang beletten, dan zult u blij en zorgeloos uw dagelijks werk verrichten vanuit het gevoel van kracht en innerlijke vrede. En dan zal u ook niets kunnen ontstellen, omdat u weet dat Ik steeds bij u aanwezig ben en alles voor u regel.
De innerlijke verbinding met Mij is de beste garantie voor het goed lukken van al uw plannen, hetzij aardse of geestelijke aangelegenheden. Steeds kan Ik dan zelf op u inwerken en uw gedachten en uw handelingen zo sturen, zoals het juist en nuttig voor u is. Maar zodra u zich van Mij afzondert, zodra u de band losser maakt zullen ook andere gedachten die u door mijn tegenstander worden toegestuurd de heerschappij over u verkrijgen. Gedachten die u de innerlijke vrede ontnemen, die u onrustig maken en steeds slechtere krachten toegang verlenen die nu het werk van innerlijke ontwrichting en disharmonie voortzetten zodat ook uw dagelijkse arbeid niet gezegend is en uw ziel zich in gevaar bevindt door hem gekluisterd te worden.
En wederom zult u zich uit zo'n gevaar alleen maar kunnen bevrijden wanneer u uw toevlucht neemt tot Mij, want Ik ben te allen tijde bereid u bij te staan in uw geestelijke nood. Maar zonder Mij kunt u zich niet van hem en zijn invloed bevrijden, zonder Mij bent u te zwak en daarom aan hem overgeleverd. Maar aan al zulke benauwenissen zult u kunnen ontsnappen wanneer u zich steeds weer aan Mij en mijn bescherming overgeeft, wanneer u Mij steeds om mijn zegen vraagt, wanneer u Mij uw lichamelijk en geestelijk welzijn aanbeveelt en nooit verzuimt mijn naam aan te roepen en u Mij daardoor openlijk in Jezus Christus belijdt. Dan richt u een muur op die mijn tegenstander niet zal kunnen laten instorten. Want hij ontvlucht Mij en mijn naam en dus zal hij u ook met rust laten wanneer u maar gelovig mijn naam uitspreekt in elke nood en elk gevaar.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7151 Natuurcatastrofe voor het einde
22 juni 1958: Boek 76
De aarde zal op haar grondvesten worden geschud omdat de mensen nog eenmaal heel duidelijk op het einde moeten worden gewezen, omdat eens de gedachte aan de dood in hen boven moet komen, wanneer ze zich uitgeleverd zien aan geweld waartegen ze machteloos zijn. Wel zullen veel mensen ernaar vragen hoe deze aardbevingen tot stand komen, maar de snel op elkaar volgende gebeurtenissen zullen hun geen tijd laten dit te beantwoorden. Want nu hebben er in afzonderlijke gebieden op aarde ontploffingen plaats van enorme omvang, die de mensen elk vermogen om te denken ontnemen, waarop dan een woeden van natuurelementen volgt, waarvan de gevolgen niet zijn voor te stellen en pas naderhand door de overlevenden kunnen worden overzien. En dezen zullen dan geneigd zijn te geloven dat proefnemingen (onderzoek) door mensen de oorzaak zijn geweest van dat niet te begrijpen groot vernietigingswerk.
Maar ze vergissen zich. Het is mijn stem die zo geweldig weerklinkt en moet weerklinken, omdat de mensen Mij geen gehoor meer schenken wanneer Ik hen zacht aanspreek en ter wille van henzelf er nog een laatste reddingswerk voor het kort erop volgend einde nodig is. Ontelbare mensen zullen hun leven daarbij verliezen, goede en slechte mensen zullen het slachtoffer worden van het vernietigingswerk, maar het kan de overlevenden nog tot zegen strekken wanneer ze er lering uit trekken, wanneer ze leren Mij te herkennen en in het vervolg de weg met Mij gaan.
Al lang kondigde Ik dit gebeuren aan, maar Ik vind weinig geloof, omdat de mensen zich geen voorstelling kunnen maken van zo'n geweldig natuurgebeuren en omdat zoiets ook nog niet is meegemaakt vanaf het begin van deze aardperiode. Maar hier is altijd gewag van gemaakt en wanneer de mensen maar een vonkje geloof hebben aan mijn woord, dan zouden ze ook eens rekening houden met wat hun lange tijd tevoren bekend is gemaakt. In de eindtijd is echter elk geloof verdwenen en zelfs de mijnen valt het moeilijk deze aankondigingen ernstig te nemen, hoewel ze gewillig zijn en steeds met Mij in liefde verbonden.
Maar plotseling en onverwachts zullen de eerste voortekenen zijn op te merken, dat zich kosmische veranderingen voordoen, dat alles schijnbaar uit de wettelijke ordening raakt. Er zullen zeldzame waarnemingen aan de hemel worden gedaan, er zullen zich onheilspellende verduisteringen voordoen gedurende korte tijd, maar steeds zal er daarna een schijnbare rust zijn, tot de natuurelementen zo snel en vreselijk worden ontketend, dat er voor geen mens tijd overblijft om te overleggen, dat er dan maar één hulp is: in gedachte naar Mij te roepen om bijstand in grootste nood en gevaar.
Alle mensen die er tevoren kennis van hebben genomen, ook als het hun niet geloofwaardig scheen, bevinden zich in een toestand van grote genade, omdat ze op de hoogte zijn van deze enige weg en alleen maar Mij hoeven aan te roepen in geest en in waarheid. Maar ook vele onder hen zullen niet in staat zijn te denken, en al dezen geef Ik deze raad: zich tevoren al tot Mij te wenden, dat Ik hen bij moge staan. En Ik neem deze verzoeken aan omdat ze Mij ook hun geloof bewijzen, dat Ik dan zichtbaar wil versterken.
Hoe het gebeuren zich zal afspelen, hoeft u mensen niet duidelijk gemaakt te worden, want het zou u tot niets dienen. Maar dat het zich zal afspelen, dat het alles zal overtreffen in nood en ellende wat tot nu toe voorviel, zult u kunnen geloven. En u zult ook met grote zekerheid uw medemensen daarvan in kennis kunnen stellen, want het kan hun alleen maar tot zegen strekken te weten dat alles door uw God en Schepper is voorbestemd, maar niet om u schade te berokkenen, integendeel alleen tot nut voor uw zielen die zich in het grootste gevaar bevinden verloren te gaan.
Want korte tijd daarna volgt het einde van deze aarde, dat echter niet van Mij uit wordt veroorzaakt, veeleer plaatsvindt door menselijk willen. Ik verhinder het echter niet, alles vernietigende proefnemingen uit te voeren, omdat ook voor de mensheid zonder innerlijk leven de tijd is gekomen waarin een scheiding moet plaatsvinden. Want alles wat uit de ordening is getreden, zal weer naar de ordening worden geleid, opdat de in het slop geraakte positieve ontwikkeling nu weer door kan gaan op een nieuwe aarde, die mijn liefde, wijsheid en macht weer zal laten ontstaan volgens mijn heilsplan van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7159 Aardse plannen - GOD's heilsplan
4 juli 1958: Boek 76
Nog verkeren brede lagen van de mensheid in een waan, want ze streven veelomvattende wereldlijke verbeteringen na, ze geloven zich krachten ten nutte te kunnen maken die tot nu toe nog niet ontsloten zijn, ze maken voor lange tijden vooruit plannen en willen zogenaamd de mensheid meer lastenverlichting of verbeteringen bezorgen, die echter alle slechts daarop gericht zijn, voor zich een aangenaam aards leven te ontwikkelen, die dus in het geheel geen geestelijke successen zouden zijn.
De mensen laten zich ook niet van zulke gedachten en plannen afbrengen, ze zijn ervan overtuigd, dat elk nieuw mensengeslacht dat na hen komt, zich deze inspanningen ten nutte zal maken, wanneer zij zelf hiervan niet mogen genieten. Ze rekenen op de toekomst als op iets dat vast staat en vermoeden niet hoe snel alles eens ten einde zal zijn.
Wel duiken overal geruchten op over een nabij zijnd eind, want overal zijn mensen die een geestelijk vooruitziende blik bezitten, die op de hoogte zijn van komende gebeurtenissen die zich op de aarde en onder de mensen zullen afspelen, doch op hun waarschuwingen of hun wijzen daarop wordt niet gelet, omdat ze helemaal niet in het plan passen dat het grootste deel van de mensen al met alle ijver nastreeft: aardse omwentelingen van het soort waarvan de mensheid denkt te genieten.
Doch vanwege de wilsvrijheid van de mensen kan ook hun denken niet onder dwang anders worden geleid. En zo doen zich natuurlijkerwijze tweeërlij opvattingen onder de mensheid voor: de ene bewust van het heden en de andere optimistisch gestemd over de toekomst. De mens wiens Geest gewekt is, maakt ver van tevoren geen plannen, want hij besluit dat de tijd gekomen is›waarin alles zich toespitst en het einde elke dag te verwachten is. Maar geestelijk blinde mensen zijn er veel meer en dezen zijn onophoudelijk erop bedacht alle aardse voordelen te benutten en voor zichzelf of hun nakomelingen een verzekerde toekomst te verschaffen. En ieder vervolgt zijn weg, maar alleen de eerste bereikt het doel, terwijl de laatste lange dwaalwegen gaat en tenslotte een slachtoffer zal zijn van zijn verblind denken.
Want al het gebeuren is voorbeschikt in het heilsplan van eeuwigheid. En zo loopt dus ook een aards tijdperk ten einde en begint er een nieuw. En alle plannen die door de mensen worden ontworpen zullen tenietgaan, omdat dat wat de mensen nastreven niet meer voor de nieuwe aarde is toegestaan, omdat het veelmeer de laatste aanleiding is dat deze aarde uiteenvalt en omgevormd wordt, wanneer de tijd vervuld is die u, mensen gesteld werd om vrij te worden uit de vorm.
Niemand van u, mensen kan zichzelf verzekeren van datgene waar hij vol begeerte naar streeft, zodra het gaat om aardse resultaten of bezit. Maar het bereiken van de geestelijke voltooiing hoeft hem niet onzeker voor te komen, want heeft hij maar eens dit streven in zich dan zal hij ook van de kant van GOD op elke manier worden ondersteund. En hij hoeft noch een einde van deze aarde, noch de eigen dood te vrezen, zijn toekomst ligt helder stralend voor hem, maar anders dan de wereldlingen het zich wensen.
Maar ieder ontvangt wat hij begeert, alleen kan en zal het aards materiële, dat de gedachten van de meeste mensen bezighoudt, hen weer in de boeien slaan, zij zullen onder zijn kluisters moeten lijden weer eeuwigheden lang, maar ze hebben zichzelf ook dat lot bezorgd, want ook het verkrijgen van de vrijheid is hun mogelijk geweest, zolang ze nog op de aarde vertoefden. En aan alle mensen worden aanwijzingen en waarschuwingen gestuurd die hen tot bezinning zouden kunnen brengen. Maar zoals de wil van de mens is, zo is ook zijn lot, en de wil van ieder mens is vrij.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7207 Nog slechts een korte tijd van genade
14 november 1958: Boek 76
Elke dag brengt u dichterbij het einde. En of u nog zo druk schept en werkt voor uw aardse welzijn, u maakt u tevergeefs zorgen. Want u zult van de resultaten van uw inspanningen niet kunnen genieten. Alles wordt u weer afgenomen, wat u gelooft te kunnen verwerven. En uw bezit, dat u mee overneemt naar het geestelijke rijk wanneer alles voorbij is, zal klein zijn, omdat u alleen dat overblijft, wat u aan geestelijk goed bezit, wat uw ziel verwierf op aarde.
Maar al wordt u dit nog zo vaak gezegd, u gelooft niet aan een voor de deur staand einde en uw inspanningen voor deze aardse goederen nemen dagelijks toe en maken u ongeschikt om de arbeid aan uw ziel te verrichten. Maar zou u, vooruitziend, de slechts nog korte genadetijd kunnen overzien, u zou ontsteld raken hoe dichtbij uw einde is. Maar het aardse leven gaat dagelijks verder. De ene dag verloopt als de andere en dat laat u juist ook twijfelen aan voorspellingen van deze aard.
Maar van de ene dag op de andere zal het veranderen. Plotseling zult u zich voor gebeurtenissen zien geplaatst, die een volledige omwenteling brengen in het leven van ieder afzonderlijk mens. U wordt allen uit de vertrouwde rust opgeschrikt en zult zich tegenover grote gevaren geplaatst zien. U zult de aardse werkzaamheden en plannen moeten opschorten, omdat u daar eenvoudigweg niet meer toe in staat bent gezien de dreigende gevaren, door menselijk willen veroorzaakt. Want de volkeren staan tegen elkaar op en er is nog maar weinig voor nodig dat er een brand wordt ontstoken, die alles dreigt te vernietigen.
En nu zullen de mensen nog veel meer vergeten, waarin hun eigenlijke taak op aarde bestaat. Maar ze zullen ook niet in staat zijn verder te scheppen en werkzaam te zijn, doch zich steeds alleen inspannen om zichzelf en hun bezit te redden, dus alleen aan hun lichamelijk leven en welbehagen denken, maar nooit aan hun ziel.
En ze zullen moeten inzien, dat ze tegenover al het gebeuren machteloos staan, dat over hen dreigt los te breken. Ze zullen een beroep doen op het verstand en de goede wil van de mensen, maar zonder gevolg. Van menselijke zijde verloopt alles vreeswekkend, maar van goddelijke Zijde wordt er ingegrepen. Menselijke plannen worden daardoor teniet gedaan, maar de mensen blijft niet bespaard wat ze met angst vreesden. Ze zullen alles kwijtraken wat hun hart boeit. Ze zullen alles verliezen en de Macht Gods kunnen leren herkennen in een natuurgebeuren van onvoorstelbare grootte.
Want de Schrift gaat in vervulling. En u mensen staat daar voor, of u het wilt geloven of niet. Zorgeloos schept en werkt u, steeds alleen voor uw lichamelijke behoeften, en u zult alles weer verliezen. Maar u denkt niet aan uw ziel, dat u graag aan haar verlangens zou willen voldoen. En dan zou u niets hoeven te vrezen, ook niet in deze komende tijd, want dan zorgt Hij voor u, Die u al in u hebt opgenomen, daar u er anders niet naar zou verlangen aan uw ziel te denken. Daarom wordt u steeds weer gewezen op dat wat komt. Steeds weer klinken Zijn Woorden als aanmaning en waarschuwing. Steeds weer wordt u het dwaze en nutteloze van uw aardse streven voor ogen gehouden. U hoeft er alleen maar naar te luisteren en uw leven ernaar in te richten, en rustig en zorgeloos zult u het komende gebeuren tegemoet kunnen zien.
Verheug u niet al te zeer over de schijnbare rust en de opbloei in aardse zin. Sus uw geweten niet in slaap met aardse vreugden. Het zijn slechts zinsbegoochelingen, die zeer snel voorbij gaan, want machteloos zult u mensen alles op u zien afkomen en u zult uzelf daar niet tegen kunnen verweren.
Maar het is u vaak genoeg aangekondigd en u zou daar al lang rekening mee hebben kunnen houden en uzelf veranderen. Dat u het niet doet zal een vreselijke uitwerking op u hebben, want het plan van God staat onherroepelijk vast. En zodra de tijd is gekomen, wordt het doorgevoerd zoals het is voorbestemd sinds eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7211 Waarschuwende woorden over het einde
19 november 1958: Boek 76
Bereid u voor op zware beproevingen die u meer of minder zullen treffen, want steeds nader komt het einde. Er moet nog op alle mensen ingewerkt worden opdat zij ernstig over het einde nadenken, hetzij over hun eigen levenseinde of over wat de gehele wereld te wachten staat. Zij moeten nu ernstig vermaand worden zich voor te bereiden, want er blijft hun niet veel tijd meer. Zodanig verneemt u, mensen steeds weer van MIJZelf wat u te wachten staat en u doet er goed aan Mijn Woorden ter harte te nemen, ze te accepteren als de zuivere waarheid en uw leven daarnaar in te richten.
Er zijn steeds mensen die zulke waarschuwingen en vermaningen proberen af te zwakken. Die Mijn Woorden als niet geloofwaardig voorstellen en die proberen dàt als onbeduidend te bezien wat buitengewoon gewichtig is omdat het de zieletoestand van u voor eeuwige tijden kan bepalen. Luister niet naar dezen, maar houd u aan Mijn Woord dat u steeds weer uit den hogen toekomt. IKZelf zorg daarvoor dat u de kennis ontvangt; en wie het hoort moet het ook ernstig nemen en als een liefdebewijs beschouwen dat IK zijn ziel wil redden en hem daarom aanspreek. IK weet wie Mijn Woord aanneemt en al dezen vermaan IK Mijn Woord in het hart te overwegen en daarnaar te leven, opdat niet plotseling en geheel onvoorbereid hen treft wat komen zal en komen moet - vanwege de talloze mensen die doof en blind voortleven.
Maar u die Mijn Woorden gelovig aanneemt, u zult nog veel kunnen bijdragen aan opheldering doordat u de medemensen daarop wijst waarrover u reeds lang, door Mijn Woord kennis had. U zult hun dan ook het evenzo zeker op handen zijnde laatste einde kunnen aankondigen, dat niet lang daarna zal volgen. Want in Mijn Liefde en Barmhartigheid wil IK de mensen nog een laatste genadetermijn geven waarin zij het tot nog toe verzuimde kunnen inhalen. Daarom ontvangen zij voordien nog een bewijs van de geloofwaardigheid van alle bekendmakingen die IK u, mensen doe toekomen op zulk een natuurlijke wijze, dat u evenzo licht geneigd bent er aan te twijfelen.
Wat in Mijn plan besloten ligt wordt onherroepelijk vervuld. Mijn plan is echter weloverwogen in alle Wijsheid en zal daarom ook niet door MIJ omvergeworpen of veranderd worden, noch wat de wijze waarop, noch wat de tijd betreft. Daarom kunt u Mijn Woord als onveranderlijk aannemen en in overeenstemming daarmee ook uw leven leiden. U zult er geen spijt van hoeven te hebben, want aardse goederen te verwerven zal blijken geheel nutteloos te zijn omdat u alles weer ontnomen wordt. Maar geestelijke rijkdom te verwerven is u allen mogelijk als uw wil daar ernstig op gericht is.
Hoor naar Mijn Woord en geloof aan de waarachtigheid van HEM DIE het u doet toekomen. En overweeg dan bij uzelf met welke ernst u nog aan uzelf moet arbeiden om u staande te kunnen houden voor MIJ, als het uur geslagen heeft dat IK u oproep van deze wereld. Geen van u weet wanneer voor hem dat uur komt, maar voor u allen is het nader dan u denkt. Daarom roept Mijn Liefde u steeds weer toe: bereid u voor en beschouw alleen dat als van belang wat dienstig is voor uw geestelijke ontwikkeling. Al het andere is onbelangrijk en wordt steeds onbelangrijker hoe dichterbij het einde komt. Dat echter het einde nadert is zeker waar en daarom moet u niet twijfelen maar geloven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7213 De staat van het verantwoordelijk zijn Geopende harten
21 november 1958: Boek 76
U bent door ontelbare verblijfplaatsen heengegaan. U ziet op een ontwikkelingsgang terug van eindeloze duur, van een tijdruimte waarvoor u elke maat ontbreekt omdat u niet in staat bent een zo eindeloze tijdsspanne te bevatten. Maar u hebt deze al achter u, daar u anders niet op deze aarde zou vertoeven. Een terugblik op deze achter u liggende tijd zou u weliswaar de belangrijkheid van uw aardse leven begrijpelijker laten worden, maar dit zou uw ziel niet ten goede komen die, door angst gedreven, alleen nog maar haar weg over de aarde zou gaan, wanneer ze het vermogen zou bezitten zich dit alles weer te herinneren en de eindeloze kwellingen tot haar doordrongen die ze moest ondergaan - in het tijdsbestek van haar ontwikkeling omhoog.
Toch is het feit niet te ontkennen dat u zo'n eindeloos lange tijdruimte van ontwikkeling moest doormaken en dat deze periode nu bijna haar grens heeft bereikt. Maar dit laatste bepaalt u zelf. En dat is het belangrijke van uw gang over de aarde, dat u aan een eeuwige tijden durende toestand van kwelling een einde maakt, of deze weer eindeloos zou kunnen verlengen - dat u dus uw verdere lot zelf gestalte geeft gedurende de tijd van uw leven op aarde. Want eeuwige tijden kon u niet ter verantwoording worden geroepen, eeuwige tijden moest u doende zijn volgens goddelijke Wil. U stond onder de wet van "je moet", u was onderworpen aan de wet van de goddelijke ordening en moest handelen volgens GOD's Wil. En onder deze wet van dwang klom u omhoog - weer tot het niveau waarin de belichaming als mens kon plaatsvinden.
Nu echter is uw leven niet meer vrij van verantwoording, want uzelf bepaalt de afloop en het succes door uw vrije wil. En deze tijd is maar heel kort, maar zou door ieder mens doelmatig kunnen worden ontplooid om hem de hoogst mogelijke voltooiing op te leveren, want daartoe staan hem alle middelen ter beschikking. Er wordt van hem niets onmogelijks verlangd, maar hij wordt op elke manier geholpen, op elke manier wordt er dus rekening gehouden met zijn zwakheid en onvolmaaktheid, zodat een geheel rijp worden van zijn ziel in vrije wil mogelijk is.
Maar er wordt zelfoverwinning van hem gevraagd. Er wordt van de mens een eigen prestatie gevraagd, die geen medemens of geen lichtwezen voor hem kan verrichten, anders zouden er waarlijk geen onverloste wezens meer op aarde zijn, omdat de liefde van die wezens al alles verlost zou hebben wat nog niet zalig is.
De laatste voltooiing echter moet de mens zelf volbrengen. En hij kan dat ook want de Liefde GOD's is zo groot dat Zij onverdiende genaden over al Haar schepselen uitstort, alleen om ze weer terug te halen in het VADERhuis, om hen voor Zich te winnen en aan de tegenstander te ontrukken, die hen eindeloze tijden gevangen hield. Maar de overgrote Liefde van GOD kan niet in strijd met de wet werken – Ze moet, om werkzaam te kunnen worden, geopende harten vinden waarin Ze ongehinderd binnen kan stromen. En voor het openen van het hart moet ieder mens zelf zorgen, de vrije wil moet aktief worden, de mens moet bewust naar GOD en het aanstralen van Zijn Liefde verlangen, dan opent hij zich ook vrijwillig voor de krachtstroom van de goddelijke Liefde en dan kan er niets anders zijn dan een opgaan naar omhoog, naar GOD, want de Liefde GOD's heeft zo'n Kracht dat Ze alles tot Zich trekt wat zich niet verzet.
De slechts zeer korte tijd van het aardse leven moet het omkeren van de mens naar GOD teweegbrengen, hij moet de weerstand opheffen - de mens moet zichzelf overwinnen, die aan het begin van de belichaming nog in zijn weerstand volhardt en daarbij een krachtige steun heeft aan GOD's tegenstander, die alles doet om deze weerstand nog sterker te maken. En die weerstand bestaat daarin, dat de mens zijn eigenliefde koestert, die totaal indruist tegen de Liefde GOD's en die gelijk is aan een gesloten deur die niets doorlaat.
De eigenliefde gelooft zichzelf genoeg te zijn en daardoor bewijst ze alleen 's mensen aanmatiging, die hoort bij de tegenstander van God. De deemoed echter herkent haar HEER en GOD - een deemoedig hart vraagt om genade en opent wijd de deur van het hart om Diegene binnen te laten komen DIE het Zijn Liefde zou willen schenken.
Het gaat er dus in het aardse leven alleen om, dat de mens zijn verzet opgeeft, dat hem onherroepelijk ketent aan de tegenstander van GOD –het gaat erom dat zijn vrije wil zijn GOD en VADER zoekt en HEM om genade vraagt. Dan zal hij waarlijk zeer rijkelijk bedacht worden en zal zijn aardse levensloop niet tevergeefs zijn, want de goddelijke Liefde zal hem overvloedig toestromen.
En omdat die Liefde licht en kracht is, moet de ziel ook vol van licht en kracht worden tijdens haar tijd op aarde, ook al is die nog zo kort in vergelijking met de eeuwig lange tijd ervoor. Maar een geopend hart staat er geheel garant voor dat de ziel tot voleinding komt, want waar de Liefde GOD's naartoe kan stralen, daar is geen duisternis meer, daar is alleen nog licht en gelukzaligheid - het recht van het volmaakte - het recht van die wezens die op aarde de voltooiing bereikten in vrije wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7229 Gods Vaderliefde
13 december 1958: Boek 76
Blijmoedig en zorgeloos zou u door het leven op aarde kunnen gaan bij een juiste instelling tegenover Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. U zou u alleen maar steeds als Mijn kinderen hoeven te voelen en elke angst zou u verlaten. Alle bedenkingen zouden ongegrond worden, want de juiste verhouding van een kind tot de Vader schakelt alle zorgen en angsten uit.
Het kind weet, dat de vader de kracht heeft om het tegen allerlei kwaad, vijandigheden en benauwenissen te beschermen. En zo zou u Mij ook als uw hemelse Vader, die u liefheeft, de macht en de wil moeten toekennen, dat Hij u beschermen en leiden zal, zoals een liefdevolle vader dat doet. U zult u toch alleen uw Vader moeten voorstellen als eeuwige liefde, die u met alle innigheid vasthoudt, die voor u steeds alleen maar geluk en zaligheid wil en die u waarlijk ook alles bezorgt, wanneer u Mij niet belet in liefde werkzaam te zijn.
U bent Mijn kinderen en zult het eeuwig blijven. Maar Ik kan u alleen als kinderen bedenken, wanneer u in Mij uw Vader ziet. Zolang u zich verre van Mij houdt, zolang Ik voor u nog de “vreemde god” ben die oneindig ver van u af staat, zolang heeft u nog niet de juiste verhouding tegenover Mij. En Mijn liefde kan u niet omsluiten, zoals het graag het kind zou willen omsluiten. Want Mijn liefde vraagt ook uw onbevangenheid, uw open hart en uw wil om u innig bij Mij aan te sluiten en u over te geven, zoals een kind zich aan zijn vader overgeeft.
Brengt u eenmaal dit innerlijk vertrouwen op tegenover uw God en Vader, dan zullen alle angsten en zorgen u verlaten. U zult vrolijk en monter uw levensweg gaan en waarlijk ook steeds juist worden geleid. Want dan heeft de Vader de leiding overgenomen, omdat het kind Hem dan bij de hand heeft gepakt en nu niet meer verkeerd kan gaan. De God, die de Liefde is, wil niet dat u zich in nood bevindt. Maar Hij kan deze nood niet van u afwenden, wanneer u zelf u aan Zijn zorgzaamheid onttrekt, wanneer u bewust alleen gaat, wanneer u Mij niet als Vader aanroept, dat Ik Zelf u leid. Een kind heeft grote macht over zijn Vader, wanneer het maar tracht diens liefde te verwerven.
De liefde van de Vader behoort het kind weliswaar toe, maar het kind zelf moet daarnaar verlangen. Het moet eveneens liefde voor de Vader voelen en dan zal het ook vanzelf naar Hem toekomen en niet meer van Hem willen scheiden. Dan is de band van liefde aangeknoopt en dan omgeeft het kind een rust die gelukkig maakt. Het voelt zich geborgen aan het Vaderhart en elke zorg en angst is van hem geweken.
En zolang u mensen deze juiste verhouding met uw Vader niet tot stand brengt, zolang zal ook het aardse leven voor u moeilijk zijn en vol zorgen. Want u draagt dan zelf de last, de uw Vader graag van u zou afnemen, wanneer u Hem er maar om zou willen vragen.
Probeer slechts u steeds weer zo’n innige verhouding voor te stellen, zoals die van het kind tot de Vader en laat dan deze verhouding tot Mij werkelijkheid worden. En u zult stellig zoveel liefde ondervinden, dat u zich al op aarde zalig zult kunnen noemen.
Maar elke vreemde verhouding belemmert dat Ik Mijn Liefde bij u werkzaam kan laten zijn. En u hebt nog een vreemde verhouding, zolang u Mij niet vertrouwt, zolang u beslist nog bedenkingen hebt, dat Ik u zonder liefde zou kunnen laten of dat u lijdt, zolang u denkt dat Ik het wil.
Ik houd van u en wil u alleen maar gelukkig maken. Neem deze Liefde aan en laat u geschenken geven. En laat u dragen over alle moeilijkheden van het aardse leven heen. U hebt de macht, wanneer u maar zelf Mij met liefde tegemoet komt. Dan zal Ik u geen verzoek weigeren. Ik zal alles doen om Mijn kind, dat zich vol vertrouwen aan Mij overgeeft, gelukkig te maken. Want Ik ben uw aller Vader en wil alleen als Vader worden gekend en bemind.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7237 De geboorte van Christus
24 december 1958: Boek 76
Het heil is gekomen van boven naar hier.
Hoeveel lippen spreken dit uit en hoe vaak is het hart er niet bij betrokken, in zoverre, dat een mens zich niet eenmaal ernstig bezint, wat de komst van Jezus Christus naar de aarde te betekenen heeft. Een kindje werd geboren, wiens ziel uit het rijk van het licht naar de aarde kwam, omdat God zelf zich in dit kindje wilde belichamen. Het kindje Jezus was een mens, geboren uit Maria, de maagd die Hem ontvangen had uit de kracht van de Geest.
De mens Jezus begon Zijn leven op aarde zoals elk ander mens. Maar de verschijnselen die Zijn geboorte begeleidden ware niet die van een gewoon mens. Maar ze wezen erop dat een buitengewoon omhulsel ook een bijzonder knaapje bevatte, dat ’t het omhulsel moest zijn van de eeuwige Godheid, die alleen in een zuiver mens zonder zonden zichtbaar kon worden, zoals het bij het knaapje Jezus het geval was. Want Hij had een missie te vervullen van zo’n grote betekenis, dat ook de voorwaarden daarvoor buitengewoon waren. God zelf wilde in dit kindje Jezus Zijn intrek nemen en Hij koos daarvoor een vorm die smetteloos was en ook een smetteloze ziel bevatte in welke nu de eeuwige Godheid Zijn intrek kon nemen om het verlossingswerk voor de gehele mensheid te volbrengen. Dat God zelf naar de aarde afdaalde was een buitengewoon groot werk van erbarmen. Want de aarde lag in diepste duisternis en alle bewoners van de aarde eveneens. Ze waren door de vorst der duisternis overheerst en gekneveld en ze kwijnden weg onder de druk van de onvrijheid in zonde en kwelling. En God was op de hoogte van de nood van Zijn schepselen die zich eens vrijwillig van Hem hadden gescheiden en, in steeds diepere duisternis verstrikt, geen uitweg meer vonden en riepen om een Redder die hen moest bevrijden. God hoorde hun roepen en zond voor hen Zijn Zoon naar de aarde. Een eveneens uit Zijn macht en liefde voortgekomen Wezen, dat in de volheid van Zijn licht is gebleven, toen Zijn broeders zich zelf naar beneden stortten in de duisternis. De ziel van Jezus was God in overgrote liefde toegedaan. Ze hield echter ook van haar gevallen broeders en wilde hen helpen terug te keren in het vaderhuis, omdat ze wist dat alleen in Gods tegenwoordigheid geluk en zaligheid was, en in afwezigheid van Hem nood, kwelling en duisternis. Jezus kende beide toestanden en Zijn liefde voor de ongelukkigen bracht Hem ertoe zich zelf aan God aan te bieden als offer, om de zondenschuld af te betalen die onmetelijk groot was en nooit door hen die zondig geworden waren zelf had kunnen worden goedgemaakt. Maar een reine, schuldloze ziel wilde zich opofferen voor hun zonden, om de schuld teniet te doen en aan de gerechtigheid van God voldoening te schenken. Want de ziel was Liefde.
De Liefde was God.
God, ofwel de Liefde, vervulde de mens Jezus zó, dat Hij een werk van het grootste lijden en kwellingen wilde volbrengen ter wille van die gevallen broeders. En zo daalde God zelf in Jezus af naar de aarde en betrok een menselijke vorm die aan alle eisen beantwoordde om de eeuwige Godheid zelf in zich te dragen, zonder te moeten vergaan.
Het kindje Jezus was vol liefde. En alles wat in de straal van Zijn liefde kwam, werd in het hart vervuld van liefde, lof en dankzegging. Want er kwamen naar de kribbe van het kindje alleen mensen, wier harten rein waren en God toegedaan en die daarom ook de liefde voelden die het kindje uitstraalde en die in vurige liefde ontbrandden voor het Jezuskind. Weliswaar worden de gebeurtenissen tijdens de geboorte van Jezus slechts nog als een legende beschouwd, maar wie vervuld is van de geest Gods, wiens geest is opgewekt, die weet ook dat alles waarheid is wat van de geboorte van Jezus als kennis onder de mensen bewaard is gebleven. Wonder na wonder gebeurde rondom het kind zelf, in de natuur, in de hemel en op aarde. En alle engelen in de hemel bogen hun knie voor Degene die zich belichaamde in het kindje Jezus, zoals ook mens en dier door het heiligste ontzag en door stilte waren gegrepen, toen het grootste wonder, de menswording van God in Jezus, plaatsvond. En wiens geest is gewekt, diens hart zal ook overtuigd de woorden uitspreken: "Het heil is van boven neergedaald." Want op hem straalt eveneens het schijnsel van liefde van de Heiland Jezus Christus. Hij behoort tot diegenen voor wier redding de Heiland naar de aarde kwam. Hij behoort tot de verlosten voor wie het werk van erbarmen aan het kruis werd volbracht, omdat hij wilde, dat ook hij verlost zou worden van zonde en dood. En deze zal niet alleen met de lippen spreken over de geboorte van Christus. Hij zal met zijn hart in gedachten alles volgen wat zich heeft afgespeeld in die nacht dat het Licht der wereld naar de aarde afdaalde, dat het kindje Jezus het Licht der wereld zag. En hij zal instemmen met de lofzang: "Vrede op aarde en een welbehagen voor de mensen die van goede wil zijn".
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7247 Ik wil u de “Trooster” zenden
6 april 1959: Boek 77
U allen die treurend of angstig door uw leven op aarde gaat, zult getroost worden. Mijn liefde zal u steeds volgen en mijn liefde wil niet dat u lijdt. En zo wil Ik u de ware Trooster zenden, mijn Geest die u woorden van liefde overbrengt. Woorden van troost en woorden van kracht. Ik heb u mijn Geest beloofd, dat Hij u troosten zal wanneer Ik niet meer in het lichaam op aarde vertoef. En deze belofte geldt voor allen die de weg over de aarde gaan.
Steeds wil Ik zelf in de Geest bij hen zijn en ze toespreken, zodat ze zich niet eenzaam en verlaten voelen. Dat ze niet hoeven te treuren, dat ze niet bang zijn en aarzelen.
Want Ik zelf ben bij allen die Mij om troost en kracht en liefde vragen. Mijn Geest is waarlijk een Trooster. Want kan een mens jullie wel liefdevoller toespreken dan zoals de eeuwige Liefde zelf het doet? En de eeuwige Liefde uit zich door de Geest, zoals zij het heeft beloofd: Ik wil u de Trooster zenden, de Geest der waarheid. En deze Geest die mijn uitstraling is, zal u waarlijk opbeuren en troosten. Hij zal u niet zonder kracht laten, Hij zal u sterken en steeds weer moed schenken en kracht. En u zult het aardse bestaan steeds aankunnen, omdat u zich aansluit en steun zoekt bij Mijzelf, wanneer uw geestvonk zich met de Vadergeest van eeuwigheid verbindt, om zich door Hem te laten troosten. Steeds zal er daarom maar één weg zijn, wanneer het hart treurig is, wanneer de mens de moed verliest in aardse of geestelijke nood. De weg naar Mij zelf opdat mijn Geest in u werkzaam wordt, zodat Hij zich uiten kan en dat ook waarlijk doet op een manier zodat u gesterkt en getroost uw weg vervolgt, het ware doel tegemoet. Want dan spreek Ik zelf u toe. En mijn woorden zullen als balsem uw hart treffen. Ze zullen alle smart lenigen en alle heimelijke noden uit de weg ruimen.
Mijn woord zal uw harten binnendringen en ieder de troost brengen die hij nodig heeft in zijn leed. Ik heb deze woorden niet zomaar gesproken: “Ik zal u de Trooster zenden.” Want Ik was op de hoogte van de velerlei noden waarin mijn kinderen zullen geraken wanneer ze de weg van de navolging van Jezus willen gaan. Op deze weg zal het leed niet op afstand van hen kunnen worden gehouden. En in dit leed wilde Ik hun verzekeren van mijn troost. En daar Ik zuiver lichamelijk niet meer op aarde vertoefde, beloofde Ik de mijnen de “Trooster”, mijn Geest, dus Mij zelf, alleen niet zichtbaar als mens, maar bij ieder tegenwoordig die troost en kracht nodig heeft en Mij aanroept om hulp in zijn nood. Maar Ik kan niet troostend optreden waar niet om mijn Geest wordt gevraagd, waar geen band is tussen de geestvonk in de mens en de Vadergeest van eeuwigheid. Ik moet wachten tot de roep tot mijn oren doordringt, dat een mens zich in nood bevindt en dat hij hulp van Mij verwacht. Dan ben Ik wel bereid te helpen, want mijn Trooster heb Ik beloofd aan allen die in Mij geloven en naar Hem verlangen.
En daarom hoeft geen mens moedeloos te zijn, wat hem ook bezwaart. Want hij zal steeds bij Mij troost en hulp vinden en Ik zal hem deze ook heel duidelijk verlenen, opdat mijn Geest en Zijn werkzaam zijn zichtbaar zal worden, overeenkomstig mijn belofte: “Ik wil u de Trooster zenden, de Geest der waarheid.” U zult u aan mijn belofte kunnen vasthouden, wanneer u moedeloos bent of bedrukt, want mijn woord is waarheid en niemand zal ongetroost van Mij weg hoeven te gaan, die zich tot Mij wendde in zijn nood.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7283 Lichtkleed - IJverige zielenarbeid en een onverwacht einde
15 februari 1959: Boek 77
Ook dat wordt u steeds weer gezegd, dat u niet zult moeten dralen om aan uw zielenarbeid te beginnen, omdat u niet veel tijd meer rest. Steeds weer wordt u aangemaand elke dag te benutten voor uw zielenheil, want geen van u weet dag en uur van zijn sterven en geen van u heeft nog zeer veel tijd te verwachten, omdat het einde voor u allen als bij verrassing komt, maar vele van u niet weten of ze het einde nog meemaken of al tevoren van de aarde worden weggeroepen. U neemt zulke woorden niet serieus, wat bewijst dat u er niet in gelooft. En toch zou u er rekening mee moeten houden dat het aardse leven van ieder slechts kort kan zijn bemeten, wat de gebeurtenissen om u heen u alle dagen bewijzen. Eens zult u bitter berouw hebben van elke dag die u onbenut liet om uw ziel voordeel te verschaffen voor het geestelijke rijk, want het zijn nutteloze dagen waarop u geen enkele zielenarbeid verricht, waarop u niet uw best doet goede werken te verrichten die u alleen navolgen in de eeuwigheid.
Het is waarlijk uiterst dringend dat u deze woorden ter harte neemt, dat u zult moeten werken zolang het nog dag is, omdat de nacht u onherroepelijk overvalt, waarin u niet meer kunt werken. En u zou nog zoveel werken van liefde kunnen verrichten, dat u waarlijk voor uw ziel een graad van rijpheid zou kunnen verkrijgen die u het binnengaan in hoogste gelukzaligheid verzekert. U zou voor uw ziel rijkdommen kunnen verwerven waarmee u dan kunt werken in het geestelijke rijk. U zou u waarlijk een lichtkleed kunnen verschaffen en hoefde dan het binnengaan in het rijk hierna niet te vrezen. Maar u doet het niet omdat u er niet in gelooft dat uw levenswandel op aarde na uw lichamelijke dood eens gevolgen zal hebben.
En daarom wordt het u steeds weer gezegd, dat u niet zult moeten treuzelen uw ziel aan een lichtkleed te helpen, dat u zich alleen op aarde kunt verschaffen door ijverige zielenarbeid, door een leven naar de wil van God, door het nakomen van Gods geboden van de liefde, door een voortdurend strijden tegen en bestrijden van de zwakheden en begeerten die uw ziel omlaag trekken en haar niet in hogere sferen laten opstijgen, wanneer ze eenmaal vrij wordt van de keten van het lichaam. Dan kan ze eveneens nog geketend zijn aan de materie door haar verlangen hiernaar en dan zal ze geen gelukzalige verblijfplaats vinden in het hiernamaals, maar nog lang onder het verlangen naar aards-materiële goederen te lijden hebben. Ze zal zich niet uit die sferen kunnen verheffen waarin ze vertoefde tijdens haar leven op aarde en haar toestand zal beklagenswaardig en ongelukkig zijn.
En u zou zoiets kunnen verhinderen. U zou na uw dood kunnen opstijgen tot lichte hoogten, wanneer u de aanmaningen en waarschuwingen ter harte zou nemen. Wanneer u acht zou slaan op uzelf en alles zou willen doen om fouten en zwakheden af te leggen en de aanklevingen los te maken waar de ziel door is omhuld en blijven zal wanneer u mensen de vaste wil ontbreekt om zielenarbeid te verrichten. U zult alleen maar in de liefde hoeven te leven, en al het andere zal dan vanzelf in orde komen. Want zodra eenmaal de eigenliefde is overwonnen en veranderd in onbaatzuchtige naastenliefde, zullen ook alle zwakheden en begeerten wegvallen en de ziel zal zuiver en helder worden omdat de lichtstralen binnen kunnen dringen en de ziel nu zeker is van een lichtkleed, zodat ze nu waarlijk de dood niet hoeft te vrezen, ook al komt hij plotseling en onverwachts op haar af en wordt haar aardse bestaan vroegtijdig beëindigd. Want zodra de mens de arbeid aan zijn ziel zal verrichten, heeft hij ook de zin en het doel van het aardse leven ingezien. En zijn ziel heeft een graad van liefde bereikt, die haar nu de toegang in het lichtrijk mogelijk maakt, wanneer het uur van het afscheid van deze aarde is gekomen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7297 De omvorming van de aarde
2 maart 1959: Boek 77
De aarde zal als hemellichaam blijven bestaan, want haar totale vernietiging heb Ik niet voorzien. Maar alles wat leeft op aarde, evenals alle scheppingen in de natuur, zullen vergaan opdat een totale reiniging van de aarde kan plaatsvinden, die in haar tegenwoordige toestand niet meer dienstig is voor de opwaartse ontwikkeling van het geestelijke. Al het geschapene in, op en boven de aarde verliest het leven. Het wordt bevrijd van de omhullende uiterlijke vorm en kan nu de weg van ontwikkeling weer verder afleggen, die in deze tegenwoordige tijd in gevaar is voor alles wat er bestaat. Want mijn tegenstander woedt op elke mogelijke manier en hij tracht ook elke ontwikkeling steeds weer te verhinderen of te onderbreken. De aarde echter moet nog eindeloze tijden lang haar opdracht vervullen, want op haar moeten de nog onrijpe wezens zich ontwikkelen tot kinderen van God.
Daarom zal de aarde als nieuw tevoorschijn komen nadat een ingrijpende omvorming heeft plaatsgevonden. Nadat al het geestelijke naar behoren gevonnist is, dat wil zeggen in de hem toegedachte uiterlijke vorm ingelijfd is, van de vaste materie tot en met de mens, die ook weer makkelijkere ontwikkelingsmogelijkheden geboden moeten worden om het doel te kunnen bereiken, namelijk ware kinderen van God te worden. Deze vernietiging op het eind is dus meteen het einde van de oude aarde - ofschoon het hemellichaam als zodanig blijft bestaan, maar alleen een totale omvorming van haar uiterlijke vorm zal ondergaan. En daarom kan en moet ook met recht op een einde gewezen worden dat niet alleen een einde is van alle beschaving, maar een einde betekent van alles wat is, dus van elk scheppingswerk op deze aarde.
En er begint weer een nieuw tijdperk, want het gehele aardoppervlak zal Ik weer opnieuw doen herleven met scheppingen van de wonderbaarlijkste aard en waaraan zich het menselijk oog weer kan verlustigen. Want Ik zal al de nieuwe scheppingen weer de wonderbaarlijkste vormen geven en de grootste verscheidenheid aan levende wezens zal Ik de mensen die deze nieuwe aarde weer bewonen, als gezelschap geven en die zal Ik hun zelf doen toekomen in liefde, wijsheid en macht. Want Ik vorm voor Mij de stam van een nieuw mensengeslacht uit hen die Ik voor die tijd van de oude aarde wegnemen kon, die Mij trouw bleven tot aan het einde en die Ik daarom uitkies voor de nieuwe generatie waaruit weer mensen moeten voortkomen die leven volgens mijn wil en bij wie Ik zelf kan vertoeven op grond van hun geloof en hun liefde.
En het zal een paradijselijk bestaan zijn, want alle nieuwe scheppingen zullen in ongekende mate de mensen met vreugde vervullen. De mensen zullen waarlijk een paradijs bewonen, een aarde die niet meer met de oude aarde vergeleken kan worden. Want ze zal alleen nog door rijpe mensen bewoond worden, die ook een mate van zaligheid kunnen ontvangen die tevoren op aarde niet gekend werd, daar de mensen al aan satan toebehoorden, om welke reden een reiniging van de oude aarde moest plaatsvinden. En deze tijd ligt voor u, en een ieder van u kan zijn wezen nog zo veranderen dat hem het grote geluk van de wegneming ten deel zou kunnen vallen. Maar het vaste geloof daaraan kan een mens maar zelden opbrengen, en ook maar weinig mensen zijn zo van liefde vervuld dat zij tot de kleine kudde behoren die Ik plotseling en onverwachts zal oproepen.
Maar voordien zal de aarde nog worden overvallen door een tijd van nood - wat voor u een zeker teken zal zijn dat de dag niet ver meer is. Wanneer u de activiteit van mijn tegenstander heel duidelijk kunt waarnemen en u zelf aan de slechte daden van zijn vazallen bent blootgesteld. Wanneer de nood zal toenemen en er u geen uitweg meer mogelijk lijkt, dan is ook het einde nabij. Dan zal Ik door mijn macht al het aartsboze vernietigen en de mijnen van de zekere ondergang redden. En die door Mij weggenomen worden zullen de ondergang van de oude aarde beleven, al kunnen zij daar zelf niet meer door getroffen worden. Maar eens zullen zij getuigen van het strafgericht van een rechtvaardige God. Zij zullen de daad van vernietiging moeten kunnen aanschouwen en nochtans Hem loven en prijzen die hen gered heeft van dat gericht.
En weer zal Ik een scheppingsdaad verrichten, want alleen mijn wil zal weer een nieuwe aarde laten ontstaan. Een woonplaats voor mijn kleine kudde, voor mijn uitverkorenen. Zij kunnen nu in vrede en vrijheid, in vreugde en zaligheid en in licht en kracht het geheel nieuwe leven leiden in het paradijs waar geen leed en pijn meer is. Want de veroorzaker van al het kwade is gekluisterd en kan de mensen lange tijd niet meer kwellen. Want een aardse periode is dan ten einde en er begint weer een nieuwe, die het talloos nog gekluisterde geestelijke omhoog moet leiden om eenmaal het uiteindelijke doel mogelijk te maken, de vereniging met Mij als mijn kind. En voor dát gebeuren staat u mensen, want de tijd die u tot vrijwording uit de vorm gesteld werd is vervuld.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7307 Geregelde zelfbeschouwing is nodig
13 maart 1959: Boek 77
Keer in uzelf en herken uw zwakheden. Een regelmatige zelfbeschouwing heeft u erg nodig, want u mensen bent u er niet van bewust dat u nog zeer onvolmaakt gevormd bent omdat u de staat van uw ziel niet aan kritiek onderwerpt maar al tevreden bent wanneer alleen uw buitenkant naar eigen goeddunken in orde is. Maar dit laatste draagt er niet toe bij de rijpheid van ziel te vergroten, dat een eigen arbeid vereist wil dit succes opleveren. En het is nodig dat u weet hoe uw gesteldheid moet zijn en hoe u geaard bent. Daarom moet u zich herhaaldelijk rekenschap geven - u moet zelfkritiek uitoefenen en als maatstaf steeds mijn geboden van de liefde tot God en de naaste nemen, dan zult u zich spoedig bewust worden van uw zwakheden en gebreken, die nu helder en duidelijk tevoorschijn komen wanneer u van plan bent uw wezen serieus te veranderen. En dit moet u goed onthouden, dat het de ernstige wil van het hart moet zijn, niet alleen maar voornemens die de mond uitspreekt, naar buiten, waardoor het hart echter niet geraakt is.
U mensen bent allen nog te werelds ingesteld en dat heeft tot gevolg dat de onbaatzuchtige naastenliefde maar heel weinig beoefend wordt, omdat de mens die nog te zeer met de wereld verbonden is, steeds eerst aan zichzelf denkt, eer hij aan zijn naaste denkt. Is het u echter ernst dat uw ziel tot rijpheid komt, dan zult u zichzelf ook heel open en eerlijk uw zwakheden en gebreken moeten bekennen en proberen daar tegen te strijden om een verandering tot stand te brengen en uzelf de ernst van uw wil te bewijzen, want alleen de ernstige wil verzekert succes, terwijl een oppervlakkige poging niet als zodanig wordt beschouwd en ook geen resultaat voor de ziel kan betekenen. Op elke manier kunt u wel geholpen worden zodat u bijstand ondervindt, zowel bij uw willen als ook bij het handelen, maar u zult toch zelf de eigenlijke arbeid aan uw ziel moeten verrichten en daar hoort een beschouwen en herkennen van zichzelf bij, daar hoort de volledige ernst bij van een zelfonderzoek, dat u nu ook zal onthullen waar u nu aan het werk moet, wat u dan ook zeker lukken zal want u ondervindt dan in hoge mate geestelijke ondersteuning.
De ernstige wil betekent alles en deze ernstige wil wordt ook beoordeeld door Hem, Die door u moet worden bemind boven alles en Die u ook de liefde voor uw broeders en zusters heeft bevolen, die ook Zijn kinderen zijn en aanspraak maken op dezelfde liefde van u. Maar daaraan laat u het allen ontbreken en daarom zult u steeds weer vermaningen moeten aanhoren om uzelf te onderzoeken. Want als u geholpen moet worden dan zult u eerst moeten weten waar hulp nodig is. En pas wanneer u uzelf doorziet, wanneer u zelf moeite doet uw wezen te herkennen dat nog ver af is van de volmaaktheid, pas dan zult u zich inspannen die te bereiken, ofschoon dit nog een wilskracht van grote standvastigheid vergt. Toch is dit mogelijk met geestelijke ondersteuning zodra wordt ingezien dat u van goede wil bent en serieus uw voltooiing nastreeft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7309 Krachttoevoer in het hiernamaals vereist liefdevolle hulpvaardigheid
15 maart 1959: Boek 77
Ieder moet ernaar streven zich te vervolmaken zolang hij op deze aarde vertoeft. Want is hij eerst eenmaal in onvolmaakte toestand het rijk hierna binnengaan, dan zal hij heel wat minder kracht hebben dan op aarde. En hij zal vooralsnog kracht moeten verwerven door werken van liefde, maar dit vergt ook weer kracht, terwijl hij op aarde over de levenskracht beschikt die hij naar eigen wil kan gebruiken, dus ook voor werken van liefde.
Denk eraan dat steeds alleen maar werkzaam zijn in liefde uw volmaaktheid bewerkstelligt, dat uw ziel alleen maar rijp kan worden door werkzaam te zijn in liefde, het doet er niet toe, of op aarde of in het hiernamaals. Denk eraan dat u in elk geval daar kracht voor nodig hebt. U bent te beklagen wanneer u daarboven in een krachteloze toestand aankomt en nu op de hulp van de mensen op aarde of van de lichtwezens in het geestelijke rijk bent aangewezen om vooreerst weer wat kracht te krijgen. De mensen kunnen u deze toevoer van kracht doen toekomen door liefdevolle voorspraak, waarom u echter ook op aarde de liefde van de medemensen zou moeten verwerven, die u nu in hun voorbede insluiten opdat u kracht zult verkrijgen.
De lichtwezens zullen u ook te hulp komen, maar ze kunnen u niet willekeurig kracht toevoeren. U zult bereid moeten zijn met deze toevoer van kracht andere zielen te helpen in hun nood. En juist deze wil om liefde te geven moet zelf in u ontwaken. Pas dan zal de nodige kracht om werkzaam te zijn in liefde u toekomen. Wel is er veel nood, ook in het rijk hierna, maar wie op aarde aan de nood van de medemensen voorbij is gegaan, die zal ook in het hiernamaals daar weinig door worden getroffen, omdat de eigenliefde nog te groot is en hij alleen maar aan zijn eigen noodtoestand denkt. Daarom is het veel moeilijker tot een hogere graad van voltooiing te komen dan op aarde. En u mensen zou daarom niet onverschillig moeten zijn. Integendeel, u zou de tot uw beschikking staande levenskracht goed moeten gebruiken voor uw heil in het hiernamaals.
U zult waarlijk veel schatten kunnen verzamelen op aarde, wanneer u maar ijverig werken van onbaatzuchtige naastenliefde verricht. En u zult vol van kracht en licht binnengaan in het geestelijke rijk en dus uw geestelijke schatten meteen kunnen gebruiken als helper van de ongelukkige wezens die verzuimd hebben op aarde geestelijke rijkdommen te verzamelen en die daarom in uiterste nood zijn aangewezen op liefdevolle hulp. Want alleen de liefde kan hun hulp brengen, ofschoon de eigen wil eerst bereid moet zijn deze liefde aan te nemen en eveneens weer hun noodlijdende metgezellen te helpen, die evenals zij zelf verzuimden op aarde geestelijke schatten te verwerven.
De nood is groot in het rijk hierna. En wie daarvan op de hoogte is, wie gelooft wat hem aan berichten daarover toekomt, moet proberen nog op aarde tot rijpheid van zijn ziel te komen. En hij zal bij zijn binnengaan in het geestelijke rijk gelukkig zijn aan deze aanmaningen gevolg te hebben gegeven. Want hij zal nooit datgene kunnen inhalen wat voor hem op aarde met goede wil buitengewoon gemakkelijk mogelijk is. Hij zal ook nog wel tot licht en gelukzaligheid kunnen komen, maar het zal veel meer tijd en een zeer grote overwinning vragen om slechts weinig schreden verder te komen, terwijl het aardse leven daarentegen volop toereikend was om de hoogste graad - de graad van het kindschap Gods - te kunnen bereiken. Maar in het rijk hierna is het hem niet meer mogelijk deze graad te bereiken. Leef daarom in de liefde. Doe alles om uw ziel tot voltooiing te brengen, nog op aarde, en eens zult u bovenmate gelukzalig zijn en als ware helpers ook verlossingsarbeid kunnen verrichten in het hiernamaals bij diegenen, die uit eigen schuld in duisternis zijn gebleven en alleen met de grootste moeite tot licht en vrijheid kunnen geraken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7321 De goddelijke kruisdrager JEZUS CHRISTUS
30 maart 1959: Boek 77
Breng al uw lasten en zorgen onder het kruis. Zodra u zich toevertrouwt aan de goddelijke Kruisdrager, zult u voelbaar van uw last bevrijd zijn, want HIJ zal u die helpen dragen of HIJ zal de last van u afnemen en op de grote zondenlast werpen waarvoor HIJ aan het kruis is gestorven. U, mensen maakt allen veel te weinig gebruik van dit grote voorrecht, u kwelt uzelf vaak lang en u kunt voor uzelf de last toch niet zelf verminderen, maar u gaat ook niet de weg naar HEM DIE u toch altijd Zijn hulp heeft beloofd, DIE u allen liefheeft en DIE niet wil dat u lijdt.
En HIJ heeft tot u gezegd: "Kom allen tot MIJ die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, IK wil u verkwikken". Steeds en steeds weer moet u aan deze Woorden van HEM denken en dus naar HEM toegaan, uzelf aan HEM toevertrouwen in uw nood en dan berustend op Zijn hulp wachten, want HIJ zal u helpen, omdat HIJ het u heeft beloofd en omdat Zijn beloften waarlijk ook worden vervuld. HIJ kent alle noden van u, maar HIJ vraagt van u dat u naar HEM toe komt, dat u daardoor uw geloof aan Zijn Liefde en Macht laat zien.
HIJ vraagt van u overgave in vol vertrouwen aan HEM, HIJ wil het Zelf dat u HEM uw lasten oplegt, wil ze voor u dragen om u ervan te bevrijden, want Hij kan dit doen zodra u HEM erkent als de Verlosser JEZUS CHRISTUS, DIE EEN is met de VADER, of ook: zodra u JEZUS CHRISTUS erkent als uw GOD en VADER van eeuwigheid, DIE voor u over de aarde is gegaan in de mens JEZUS, om u te verlossen. En elke last is altijd nog een teken van schuld, van onvolmaaktheid, die u dus moet dringen om onder Zijn kruis te gaan, omdat u daardoor uw geloof in HEM betuigt en HIJ u dan met recht kan bevrijden van datgene wat u bezwaart of benauwt.
Elke last is voor u te dragen, wanneer u door HEM, de goddelijke Kruisdrager, wordt gesterkt, of dat HIJ u helpt haar te dragen. Want een klein kruisje te dragen wordt u allen opgelegd, opdat u de navolging van JEZUS zult kunnen gaan. En dit kleine kruisje zult u ook met berusting op u moeten nemen, want uw kracht om te weerstaan wordt tengevolge daarvan gesterkt en u zult krachtige strijders worden tegen de vijand van uw ziel, krachtige strijders ook voor de HEER, aan Wiens Zijde u nu waarlijk niet zonder succes strijdt. Maar HIJ zal het ook niet toelaten, dat het kruis u terneer drukt, dat het te zwaar op uw schouders rust, HIJ zal steeds met Zijn sterke Armen bereid zijn u te ondersteunen of het kruis op Zijn Schouders te nemen, omdat Zijn Liefde vol zorg over u waakt dat u niet het slachtoffer wordt van diegene die u ten val wil brengen.
Denk daarom steeds aan de Woorden van JEZUS:"Kom allen tot MIJ die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, IK zal u verkwikken". U hoeft niet hopeloos te zijn en op te geven, u hoeft u alleen maar steeds tot JEZUS CHRISTUS te wenden en u zonder beperking aan HEM toe te vertrouwen en HIJ zal u horen. HIJ zal u in vaderlijke Liefde tot Zich trekken en ziel en lichaam zullen krachtig gemaakt zijn door Zijn Liefde en Erbarming, DIE steeds alleen maar tracht u gelukkig te maken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7331 Ongewone hulp van God na het natuurgebeuren
10 april 1959: Boek 78
Er zal een onbeschrijfelijke chaos zijn onder de mensen wanneer Ik zal hebben gesproken door de krachten der natuur, want ze zullen allen vrezen dat het gebeuren zich zou kunnen herhalen en daarom opgejaagd en vol angst voortleven te midden van verwoestingen die door de elementen der natuur werden aangericht en toch door mijn wil, die daarin tot uitdrukking kwam. Er zal een zware tijd over de mensen komen, een tijd die nauwelijks ooit werd meegemaakt door mensen die deze aarde bewonen.
Maar het is ook de tijd van het einde, waarin alles in een ongewone omvang gebeurt om de mensen nog tot wakker worden te brengen. Maar ook het natuurgebeuren zal weer slechts weinige tot nadenken brengen, terwijl het merendeel van de mensen vol verontwaardiging elk geloof in een God en Schepper verwerpt, die zulke verwoestingen toelaat zoals ze voor iedereen duidelijk zichtbaar zijn. Maar niemand denkt eraan hoe zijn eigen verhouding is of tevoren was tot God, tot Mij, die ze ook alleen maar met de mond beleden zonder echter een levend geloof in Mij te hebben, of met Mij in verbinding te zijn getreden. En maar weinigen keren zich nu in hun grote nood naar Mij, maar deze weinigen zullen mijn hulp ook zichtbaar gaan merken. Ik wil hen zo duidelijk bijstaan dat ze nog gesterkt worden in hun geloof aan een Macht die hun lot in handen houdt.
Alles gebeurt alleen maar om de mensen de band met Mij te laten vinden. Maar het zullen er steeds maar weinige zijn die ook het komende tot zegen zal strekken, want de mensen zijn al te zeer in handen van mijn tegenstander gevallen om zich nu tot Mij wenden en om mijn hulp te vragen. En daarom kan Ik me ook niet aan hen openbaren, wat Ik echter heel zeker zou doen tegenover hen, die dan naar Mij vluchten in hun nood. De zwaarte van het leed zal velen inniger laten bidden en dus zal het Mij ook gemakkelijk mogelijk zijn hun gebeden te vervullen, omdat het geloof blijkt in een God die helpen kan, en omdat ze Mij dan ook zo bestormen dat Ik hen waarlijk te hulp kom in hun nood. En dan is er ook veel gelegenheid voor mijn dienaren, mijn woord naar de mensen te leiden, dat opgenomen zal worden met een honger zoals die maar zelden te vinden zal zijn. Maar de ongelovigen zullen des te meer met haat vervuld zijn tegenover diegenen die mijn woord prediken, evenals tegenover hen die mijn hulp zichtbaar ondervinden. Maar ze zullen zich niet laten bekeren, integendeel, ze zullen door hun liefdeloosheid alleen maar bewijzen dat ze mijn tegenstander toebehoren en openlijk Mij en mijn liefde weerstaan, die ook hen zou willen winnen maar tot hen geen toegang vindt.
De nood zal groot zijn en toch niet hopeloos, omdat Ik steeds in gebed om hulp kan worden gevraagd en omdat Ik een waar gebed zal verhoren, om Mij zelf te openbaren aan diegenen die niet helemaal in handen van mijn tegenstander zijn gevallen. Maar het moet de mensen vrij blijven Mij aan te roepen en daarom moet alles gebeuren in het kader van het natuurlijke, maar gemakkelijk herkenbaar voor de mensen die nog een vonkje geloof in zich hebben en aan wie Ik me ook bekend zal maken, opdat hun geloof niet verloren zal gaan, veeleer zal toenemen in kracht en sterkte. De tijd ligt voor u en u zult hem niet kunnen afwenden omdat u zelf niet uw best doet andere wegen in te slaan en omdat u zelf door uw leven en handelen de tijd tot rijpheid laat komen, omdat u zelf het einde bespoedigt door uw gezindheid en omdat de tijd is vervuld die u werd toegestaan om uw ziel rijp te laten worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7351 Wezensverandering tot liefde - Gods tegenwoordigheid
1 mei 1959: Boek 78
Ik kan alleen bij u aanwezig zijn wanneer u zich verandert tot liefde. Mijn tegenwoordigheid is voor u echter het summum van gelukzaligheid. En daarom zou u alles moeten doen om u weer te vormen tot de liefde die uw wezen was in het allereerste begin. Mijn tegenwoordigheid betekent hetzelfde als liefde-doorstraling. En liefde-doorstraling verzekert u weer van kracht en licht, zonder welke u niet gelukkig genoemd zult kunnen worden. Maar wanneer u vervuld bent van licht en kracht, kunt u ook werkzaam zijn in volledige vrijheid van wil, die nu echter niet meer tegen Mij is gericht, maar volkomen in de mijne opgaat. U zult gelukkig zijn, in deze vrijheid en kracht te kunnen scheppen, omdat dit de bestemming is geweest van iedere oer-geschapen geest, die hij zelf alleen maar veronachtzaamde en daarom in die ongelukkige toestand is geraakt, waarin de mens, als nog onvolmaakt, zich op de aarde bevindt.
Maar hij kan zijn toestand zelf veranderen. Hij kan het ongelukkige lot omzetten in een gelukkig lot wanneer hij maar alles doet om zich te verzekeren van mijn aanwezigheid, wanneer hij zich weer omvormt tot liefde. En dit is waarlijk niet zo moeilijk, want hij hoeft alleen maar mijn geboden van de liefde voor God en de naaste tot richtsnoer van zijn wandel over de aarde te maken en altijd zo te leven zoals het met deze beide geboden overeenstemt. En daar hij voor zichzelf het recht opeist door de medemens te worden gerespecteerd, daar hij het zelf als weldadig ondervindt wanneer deze hem in liefde dient, kent hij ook precies de weg die hij zelf moet afleggen om aan de geboden van de liefde te voldoen.
Hij hoeft alleen maar zijn medemens zo te behandelen, zoals hij wenst dat er met hem zelf gebeurt wanneer hij in dezelfde situatie verkeert als zijn medemens. Wat hij als weldaad ervaart, moet hij voor de naaste doen, en hij zal daar ook altijd de kracht en de middelen voor hebben wanneer hij het zelf maar ernstig wil. En wat hij in het begin met bedachtzaamheid doet, dat zal spoedig voor hem een sterke innerlijke behoefte worden en hij zal zelf ervaren hoe gelukkig makend het is, voor de naaste iets goeds te doen, te geven en te helpen waar het nodig is.
De liefde zal heel zijn wezen vervullen en hij zal steeds dichter bij Mij zelf komen, want met elke daad van liefde trekt hij Mij zelf naar zich toe en verzekert hij zich van mijn tegenwoordigheid. En dan komt hij ook het doel na van zijn leven op aarde. Hij voltrekt de omvorming van zijn wezen, hij doet dat waarvoor hem het bestaan op aarde gegeven werd: hij tracht volmaakt te worden zoals hij het was in het allereerste begin. Met mijn genade en ondersteuning zal hij het ook tot stand brengen, maar nooit zonder Mij, omdat hij daar te zwak voor is. Hij moet zich verzekeren van mijn tegenwoordigheid.
Hij moet Mij vragen en dus door het gebed Mij eens benaderen. Hij moet Mij erom vragen hem kracht te schenken voor de verandering van zijn wezen tot liefde. Dit verzoek zal hem onherroepelijk worden vervuld, want het getuigt van de ernstige wil om deze wezensverandering door te voeren. En wie eenmaal dit verzoek tot Mij heeft gericht, die zal ook steeds weer in de gelegenheid worden gesteld zich in de liefde te oefenen, waar het hem geen grote overwinning kost, omdat hij duidelijk van Mij de kracht betrekt waar hij om heeft gebeden.
Neem deze verandering van uw wezen tot liefde toch serieus en vraag Mij om mijn hulp. En waarlijk, Ik zal bij u aanwezig blijven en u innerlijk aansporen om in liefde werkzaam te zijn, waar zich de gelegenheid ook maar voordoet. Want Ik wil met u verbonden zijn en dat kan alleen gebeuren door de liefde, die u in vrije wil zult moeten betuigen. Maar u zult steeds mijn ondersteuning ervaren wanneer u Mij maar ernstig om kracht vraagt om uw voornemen ook uit te kunnen voeren.
Zonder mijn tegenwoordigheid bent u tot niets in staat, maar u zult zich steeds van mijn aanwezigheid kunnen verzekeren door werkzaam te zijn in liefde, of een gebed in geest en in waarheid. Ik zal het horen en verhoren, Ik zal bij u zijn en blijven, Ik zal u aantrekken tot u zich niet meer van Mij zult willen losmaken, tot u door werkzaam te zijn in liefde de band met Mij zo hebt verstevigd, dat Ik voortdurend bij u aanwezig kan zijn en dan dus ook de verandering terug naar de liefde is voltrokken, dat u uw wezen aan het mijne hebt aangepast en u dus het doel van uw aards bestaan hebt vervuld en nu weer werkzaam zult kunnen zijn zoals het uw bestemming was in het allereerste begin.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7369 Verlossingswerk vereist vrije wil
22 mei 1959: Boek 78
Ik wil van u alleen de belofte hebben, dat u Mij zult willen toebehoren en uw leven zal voortaan slechts op één doel gericht zijn. Want dan heb Ik het in de hand u te leiden en te onderrichten, opdat u uw doel zult bereiken. Ik kan niet beslissend op uw aardse leven inwerken, zolang u niet vrijwillig Mij de belofte hebt gegeven. Maar Ik kan dadelijk uw lot in Mijn handen nemen, wanneer deze belofte vrijwillig is gedaan. Wanneer u weet dat het om een strijd gaat om uw ziel tussen Mij en Mijn tegenstander, die Ik in zoverre gerechtigheid moet doen door hem niet met geweld dat af te nemen wat hem toebehoort, zo zult u ook begrijpen dat eerst deze toezegging moet voorafgaan in vrije wil de mijne te worden en eeuwig te blijven.
Deze vrije wil geeft Mij pas het recht nu Mijn invloed te doen gelden en u hulpvaardig bij te staan in de strijd tegen de vijand van uw ziel, die zolang om u zal worstelen, als u nog niet geheel vrij bent van alle zwakheden en fouten die u als zijn aanhang kenmerken. Hij heeft dus nog zolang macht over u als u zich nog niet geheel van hem zult kunnen losmaken, dat wil zeggen als u nog kenmerken van Mijn tegenstander in u hebt: fouten, zwakheden, begeerten en allerlei slechte gewoonten die erfdeel zijn sinds zijn afval van Mij.
Doch uw wil is doorslaggevend of het zich losmaken van hem eens zal plaatsvinden of niet, omdat Ik daarvoor Zelf als Mens Jezus aan het kruis gestorven ben, dus Ik u verlost heb uit zijn macht. Tevoren was het voor u niet mogelijk u aan zijn macht te ontworstelen, omdat u zich door de oerschuld aan hem had overgegeven en hij u nooit zou hebben vrijgelaten uit zijn macht. Maar Ik heb door de kruisdood de schuld betaald.
Dus zou de hele geestelijke wereld vanaf dat ogenblik verlost zijn geweest, wanneer Ik niet de vrije wil had geëerbiedigd van die wezens, die weerspannig tegen Mij zijn. Want de wil van ieder wezen is vrij en het kan verblijven bij de heer die het zelf kiest. Dus kan ook de aanhang van Mijn tegenstander bij hem blijven en hun wil zal worden gerespecteerd. Ik zal Mijn tegenstander geen enkel wezen met geweld ontrukken, dat hem toebehoort en niet te kennen geeft vrij te willen worden van zijn huidige heer. Dus zal een dergelijk wezen niet verlost blijven, tot het zelf begeert vrij van hem te worden, al duurt het eeuwigheden.
Deze wezens zijn niet verlost, ondanks Mijn kruisdood. Maar zodra de vrije wil zich naar Mij keert, zodra het wezen in het stadium als mens, waarin het de vrije wil weer heeft teruggekregen, zich van Mijn tegenstander afwendt en zich bewust naar Mij keert, zodra het dus van Mij wil worden en blijven, treedt ook Mijn verlossingswerk in werking, doordat Ik - Jezus Christus en Vader van eeuwigheid - Me van die mens meester maak en hem dan los begin te maken van Mijn tegenstander, wat geschiedt in overeenstemming met zijn wilskracht hoe hij tegen zijn fouten en zwakheden strijdt. En deze wilskracht kan hij voortdurend vragen aan Jezus Christus en hij zal het ook doen, omdat hij in Hem gelooft.
Het geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk is voorwaarde, dat de mens Hem vraagt om de genade van het verlossingswerk. Daarom kan een ongelovige ook de verlossing niet vinden. Want Jezus Christus Zelf moet de wil van de mens versterken, zich vrij te maken van de tegenstander. Maar wie eenmaal zich in vrije wil naar Mij keert, die geef Ik eeuwig niet meer op. Hij kan zijn verlossing ook als zeker veronderstellen, want om hem zal Ik onvermoeibaar worstelen en Ik zal hem helpen door toevoer van kracht om van zijn fouten en zwakheden vrij te worden. En Ik zal ook steeds weer op zijn gedachten inwerken, dus hem niet meer uit Mijn Liefdezorg weglaten. En nooit zal een mens niet verlost blijven, wiens wil op Mij aanstuurt, die probeert Mijn Wil te vervullen en zich bewust aan Mijn tegenstander onttrekt.
Ik verlang alleen de wil van de mens. Ik vraag alleen de erkenning van Jezus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, in wie Ik Zelf het verlossingswerk voor de mensen heb volbracht, om hem nu de genaden van het verlossingswerk ook te kunnen doen toekomen, die daarin bestaan, dat de wil van de mens versterking krijgt, dat hij kracht kan betrekken om de verandering - terug naar de liefde - te kunnen doorvoeren. En Ik verlang alleen de blijvende band met Mij, opdat de kracht nu ook voortdurend in u kan overstromen en u alle taken zult kunnen vervullen die het aardse leven geestelijk en stoffelijk steeds weer aan u stelt.
Het op Mij richten van uw wil is alleen beslissend of en wanneer uw verlossing plaatsvindt. Maar dat ze plaatsvindt is zo zeker, daar anders Mijn verlossingswerk tevergeefs zou zijn volbracht, wat toch de grootste dwaalleer zou moeten worden genoemd, wanneer die ooit verkondigd zou worden. Jezus Christus heeft alle mensen verlost, maar alleen die verlost willen worden, zullen de genaden van het verlossingswerk deelachtig worden. Maar wie wil, die zal ook gelukzalig worden, omdat zijn wil Mij het recht geeft Mijn tegenstander de ziel te ontrukken, omdat Ik voor haar de koopprijs heb betaald met Mijn Bloed.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7411 Barmhartige naastenliefde
18 september 1959: Boek 78
Tegenover de nood van de medemens zult u in barmhartige liefde moeten ontbranden, wanneer u om hulp zult worden gevraagd en hun deze hulp zult kunnen bieden. U zult hun nood moeten voelen alsof ze van uzelf is, om dan naar vermogen te helpen. En u zult wederliefde in de naaste opwekken en de vlam van liefde zal zich uitbreiden in steeds grotere kringen. De liefdevolle mens zal ook zijn hulpvaardigheid versterken en de wederliefde in de medemens zal eveneens steeds nieuwe voeding vinden. De vlam van liefde zal groter worden en zich met kracht een weg banen naar Mij, de eeuwige Liefde.
De liefde voor Mij kan alleen door onbaatzuchtige naastenliefde worden bewezen. Want Mij lief te hebben, als het volmaaktste Wezen in de oneindigheid, is niet moeilijk. Maar van de medemens te houden, met al zijn zwakheden en gebreken, is er pas een bewijs voor, dat de mens een meevoelend hart heeft, dat bereid is liefde te geven en dat hij de in hem sluimerende liefde graag tegenover deze zwakke, hulpeloze naaste kenbaar zou willen maken, die in zijn nood tot hem komt. Deze liefde dus is mededogen en waarlijk in het hart van de mens geboren. En ze bewijst de liefde voor Mij, want van een gebrekkig wezen te houden, bevestigt pas de liefde voor het volmaakte Wezen, dat Schepper is van al datgene, wat de mens omringt. Dus ook van de naaste, die daarom op ware broederliefde aanspraak kan maken naar Gods wil.
De naastenliefde zal ook nooit kunnen worden geveinsd, want de mens bewijst de naaste of liefde of hij laat hem in zijn nood. Maar hij zal nooit diens nood lenigen, wanneer hij er niet toe is gedwongen door andere materiële voordelen, die dan echter niet meer in het gebied van de naastenliefde thuishoren, zoals ze door Mij van u mensen gevraagd wordt. Ter wille van aards voordeel hulp te bieden is in mijn ogen hetzelfde als een verzuim. Want alleen de onbaatzuchtigheid is echte naastenliefde, zoals Ik ze door mijn gebod vraag. Wat uit berekening wordt gedaan, valt niet onder de vervulling van dit gebod, maar is een dood werk, dat niet mijn aandacht trekt.
Maar u mensen zult Mij niet kunnen misleiden, want Ik kijk in uw hart. En daarom vraag Ik een gloed van barmhartige liefde. Een gevoel van barmhartige liefde, die uitgaat naar uw naaste die zich in nood bevindt. Alleen deze zal Ik beschouwen en waarderen als een bewijs van uw liefde voor Mij, uw God en Vader, die u met Zijn nooit aflatende liefde volgt en u tot zich wil trekken in erbarmende liefde. En er is u aangegeven, welke mate van liefde u de naaste zult moeten schenken. U moet van hem houden als van uzelf. Hetzelfde waarop u aanspraak maakt voor uzelf, zult u hem ook moeten laten toekomen. Dat wil zeggen: u moet hem naar vermogen helpen en er steeds aan denken, dat het ook u goed zou doen wanneer u van uw medemens dezelfde hulp zou ondervinden. U zult nooit moeten denken geen verplichtingen tegenover uw naaste te hebben. Want deze verplichting heb Ik u opgelegd door mijn gebod, door de toevoeging: "als uzelf".
Ik sta u mensen een mate van eigenliefde toe en daarmee in overeenstemming moet u de naaste beminnen "als uzelf". En deze toevoeging verplicht u steeds aan de naaste te denken, zoals u immers ook voornamelijk aan uzelf denkt en dit u ook niet is verboden. Maar zodra u zich ook om de naaste bekommert, is ook uw eigenliefde gerechtvaardigd en ze zal ook spoedig niet meer de juiste maat overschrijden. Want u zult toenemen in barmhartige naastenliefde en zo ook steeds diepere liefde voor Mij bewijzen. U zult mijn geboden vervullen en daardoor waarlijk gelukzalig worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7417 Zonder enige twijfel vertrouwen in GOD
27 september 1959: Boek 78
Alles zal u worden vervuld, als u maar juist bidt. Maar wat er onder "juist bidden" is te verstaan, weet u nog niet, daar u anders geheel zonder zorgen door uw aardse leven zou gaan, omdat u in alles op MIJ vertrouwt. Maar dit vaste vertrouwen ontbreekt u en bijgevolg zult u ook niet juist kunnen bidden, u twijfelt en vraagt nog steeds, terwijl u slechts zonder te twijfelen zou hoeven te wachten op hulp. Steeds zullen er nog kleine twijfels in u bovenkomen of IK u ook uw vragen zal vervullen en dan is uw gebed al niet zo, zoals het moet zijn om verhoord te kunnen worden. U zou steeds moeten weten dat Mijn Liefde voor u oneindig is en dat die Liefde nooit weigert. Wanneer u vanuit dit inzicht bidt, weet u ook dat IK u niets onvervuld kan laten waarom u bidt, want Mijn Liefde wil al de tegenspoed van u afwenden, Mijn Liefde wil gelukkig maken en Mijn Macht is zo groot dat niets onmogelijk is voor MIJ, ook wanneer het u, mensen onmogelijk schijnt.
U kunt u echter van Mijn Liefde zonder einde geen voorstelling maken en dit is het wat u zal laten twijfelen, wat uw vertrouwen op de vervulling van uw vragen verzwakt en MIJ daardoor ook in Mijn werkzaam zijn beperkt. U legt slechts steeds de maatstaf aan die op u, mensen zelf is toe te passen, u beperkt ook Mijn Liefde, omdat u niet weet wat het betekent, onbegrensd lief te kunnen hebben en onbeperkt Liefde weg te schenken. Maar IK ken geen begrenzing, noch van Mijn Liefde, noch van Mijn Macht en daarom is MIJ niets onmogelijk, zoals IK echter ook geen grenzen stel aan de Wil van Mijn Liefde tegenover u die innig tot MIJ bidt in het volle vertrouwen op Mijn hulp, op vervulling van uw vragen. En het is alleen nog maar het vertrouwen dat in u moet groeien, de vaste zekerheid dat IK uw smeekbede hoor en u te hulp kom, het mag wezen wat het wil.
Uw vertrouwen kan alles overweldigen, omdat u dan steeds zult werken met MIJ Zelf en nu ook kunt ondernemen wat u wilt, het zal door MIJ gezegend zijn. U zult duidelijk Mijn Hand bespeuren na 'n innig gebed tot MIJ vol vertrouwen - u zult zo geleid worden dat het voor u het beste is en alle zorgen zullen van u afvallen, zodat u blijmoedig en onbekommerd door het aardse leven zult kunnen gaan, steeds aan Mijn Hand, Die u zelf nooit los zult laten, omdat u zich voortdurend met MIJ verbindt in gebed. Vind slechts deze innige band met uw VADER en u zult dan ook juist kunnen bidden, u zult op de meest simpele manier met MIJ spreken, en IK zal u horen en geen ogenblik dralen Mijn kind te hulp te komen. Maar u moet MIJ vertrouwen. Dat vraag IK van u, omdat elke twijfel MIJ hindert in het werkzaam zijn van Mijn Liefde voor u, omdat dit wet is van eeuwigheid, dat de Liefde geen weerstand mag ondervinden, maar dat gebrek aan vertrouwen een weerstand is, waarbij Mijn Liefde niet in volledige kracht werkzaam kan worden.
Om het wedervaren van ieder afzonderlijk mens maak IK ME zorgen en ieder afzonderlijk mens kan met MIJ praten, zoals een kind met zijn vader spreekt. Wie dat doet, voor hem wordt waarlijk goed gezorgd in tijd en eeuwigheid, hij wordt alsmaar door geholpen, want zodra het kind MIJ vertrouwt, kan IK nu ook bij hem werkzaam zijn naar zijn wil. En dan kan hij pas juist bidden in geest en in waarheid, dan pas kan hij er zeker van zijn, dat hij verhoring van zijn vragen zal verkrijgen, want IK sta altijd klaar voor ieder mens die vol vertrouwen tot MIJ roept om hulp.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7459 Strijd met het zwaard van de mond
19 november 1959: Boek 78
IK heb u Mijn hulp toegezegd wanneer u zult moeten strijden met het zwaard van de mond, want IK heb gezegd: "Maak u geen zorgen over wat u zult spreken, IK zal u de woorden in de mond leggen", d.w.z: Mijn GEEST in u zal door u spreken wanneer de tijd is gekomen. En HIJ zal komen, want u zult u moeten verantwoorden, zodra u zich voor MIJ inzet, zodra u strijdt voor MIJ en Mijn rijk, zodra u Mijn Naam in het openbaar zult belijden.
Dan zal men rekenschap van u vragen en verantwoording van u verlangen en u zult deze zonder aarzelen kunnen geven en zonder geremdheid, want Mijn GEEST zal u aanzetten en u met kracht vervullen MIJ en Mijn Naam openlijk te belijden tegenover iedereen. Het zal u niet moeilijk vallen te spreken, want IK zal u de woorden in de mond leggen en ze zullen succes hebben, ze zullen een uitwerking hebben als van 'n zwaard dat in 'n eerlijke strijd wordt gebruikt en deze gevechten van u zullen ook zegevierend zijn want men zal niet in staat zijn iets tegen u in te brengen, omdat u hen zult verslaan met de woorden die IK u doe uitspreken door uw Geest.
En dit zal noodzakelijk zijn in de komende geloofsstrijd, waarin de tegenstander zal proberen elk geloof aan MIJ in JEZUS CHRISTUS uit te roeien, waarin hij zal trachten alles als onzinnig of legendarisch voor te stellen, om het zwakke geloof aan diegenen te ontnemen die door hun spreken heel makkelijk het onderspit zouden delven wanneer ze u niet als bemoediging zouden hebben, wanneer ze u niet zouden horen spreken en zich verbaasden over het spreken zelf en de uitwerking ervan. En dit zal hun zwak geloof versterken, wanneer ze zullen inzien dat u de tegenstanders met uw woorden verslaat en dezen niet in staat zijn iets tegen u in te brengen. Maar de Geest in u moet kunnen werken, Die uw spreken met kracht doet inslaan, Die u duidelijk zal sterken en u als overwinnaar uit de woordenstrijd zal doen komen. En slechts een gedachte aan MIJ is al voldoende dat IK u graag zou willen ondersteunen, opdat uw Geest aktief wordt en u helpt, terwijl u alleen te zwak zou zijn, want het verstand overmeestert deze tegenstanders niet. Mijn werkzaam zijn door de GEEST moet worden toegelaten zodat de tegenstander wordt overwonnen en deze GEEST uit MIJ in u zal u waarlijk verzoeken te spreken, dat u zich uitgeeft als ijverige verdedigers van Mijn Naam en door de tegenstander niet zult kunnen worden overtuigd dat hij het recht aan zijn zijde heeft.
En dat zal gebeuren terwille van de vele zwakgelovigen die sterke steunpilaren nodig hebben waaraan ze zich kunnen vastklampen om zelf sterker te worden en weerstand te bieden wanneer het hard tegen hard gaat. Daarom, vrees de komende geloofsstrijd niet, vertrouw veeleer op Mijn ondersteuning, wanneer u ter verantwoording zult worden geroepen voor uw aktiviteiten, voor uw arbeid in Mijn wijngaard. En IK zal u waarlijk bijstaan en u "de woorden in de mond leggen" zoals IK het u heb beloofd. Want er moet nog zware arbeid worden verricht en IK heb u allen ervoor nodig dat u MIJ zult willen dienen. IK heb u nodig, maar IK geef u ook de daartoe benodigde kracht en Mijn bijstand, zodat u nooit zonder Mijn bescherming en hulp aan Mij tegenstander bent overgeleverd, integendeel zult u kunnen overwinnen in elke redetwist die terwille van Mijn rijk nog zal worden gevoerd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7481 Verbinding met God te midden van de wereld
18 december 1959: Boek 79
Midden in het aards gewoel zult u dikwijls mijn geest moeten zoeken. Dat wil zeggen: u zult een innige gedachte naar Mij moeten opzenden, dat Ik u niet alleen laat gaan, maar u steeds met mijn aanwezigheid gelukkig kan maken. Te midden van het aards gewoel, want u wordt voortdurend door de wereld in beslag genomen en u zult gemakkelijk in haar banden verstrikt kunnen raken. En daarom zult u niet de verbinding met de geestelijke wereld moeten verliezen, die het alleen waard is nagestreefd te worden en waarin Ik Heerser ben van eeuwigheid. En u zult niet verloren kunnen gaan wanneer uw gedachten steeds weer naar Mij dwalen, want dan verlaat Ik u niet, maar houd u vast aan mijn hand. En waar u nu ook zult gaan of staan, daar ben Ik bij u en u zult veilig elke weg kunnen gaan, ook door het aardse gewoel heen.
Maar wie denkt er aan Mij, ook in de wereld? Het zijn er maar weinig voor wie Ik meer ben dan de wereld en slechts weinig zullen daarom met Mij de band aangaan. Dit zijn de mijnen die Mij in hun hart dragen, die te allen tijde aan Mij denken en die daarom ook zonder gevaar door het aards gewoel kunnen gaan, omdat ze Mij steeds als Begeleider hebben. Maar daartoe behoort het vaste geloof in Mij en de liefde voor Mij, die hen voortdurend naar mijn aanwezigheid zal laten verlangen. En dit geloof in Mij en de liefde voor Mij hebben er steeds maar weinig. Maar deze zijn gelukkig te prijzen, want zij zijn het die in nauwe verbinding met Mij staan en die Ik zal behoeden op al hun wegen.
Maar het merendeel beschouwt de wereld als hun god en ze verwachten alles alleen van de aardse wereld. En ze streven met alle geweld naar haar goederen en schatten, in het geloof dan alles te bezitten wat hun hart begeert. En toch zijn het slechts vergankelijke voorwerpen die zulke mensen verwerven. Het is geen geestelijke rijkdom, het zijn slechts schijngoederen die vergaan met de dood van de mens, die hij niet met zich mee kan nemen in het rijk hierna. Maar daar willen de mensen niets van weten en ze hechten aan aardse goederen dus veel te veel waarde en gebruiken al hun kracht om zulk vergankelijk goed te verkrijgen, dat hun geen enkel nut oplevert voor hun ziel en het heil ervan. En deze mensen zullen ook geen gedachten naar Mij opzenden wanneer ze zich te midden van het aards gewoel bevinden. Want hun god is deze aardse wereld met haar goederen en hieraan hebben ze zich helemaal overgegeven. En dus kan Ik ook niet bij hen tegenwoordig zijn, want ieder mens moet vurig naar mijn aanwezigheid verlangen. Hij moet de verbinding met Mij bewust tot stand brengen, wat echter bij de kinderen van de wereld niet gebeurt, omdat de wereld hen geboeid houdt aan mijn tegenstander, die ook de heer is van deze wereld.
En toch zou een gedachte aan Mij al voldoende zijn, dat Ik de mens bij de hand neem en hem door deze wereld heen zou leiden naar een ander doel. Dat Ik zijn blikken geestelijk zou richten, wanneer deze verbinding eenmaal zou hebben plaatsgevonden. Maar Ik gebruik geen dwang en Ik kan de mensen alleen maar aanraden steeds mijn aanwezigheid te zoeken en zich veilig te stellen, opdat ze al op aarde gelukzalig worden en eens in het geestelijke rijk, in het rijk dat niet van deze wereld is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7489 De band met Jezus Christus
29 december 1959: Boek 79
U zult de naam van de Heer te allen tijde mogen uitspreken en u zult steeds gehoor bij Hem vinden, want Hij wacht er alleen maar op dat u uw gedachten op Hem richt en Hij Zijn liefdesstraal in uw hart kan neerlaten. Want voor dit laatste is het nodig dat uw hart zich opent en dat gebeurt door uw gedachten op Hem te richten. Elke geestelijke gedachte is een verbinding van u met het rijk van het licht. Elke gedachte aan Hem, uw God en Vader in Jezus Christus, is een band met Hem die voor u altijd het meest waardevol is, omdat elke binding u kracht en licht oplevert, die uw ziel als zeer weldadig ervaart, ook wanneer uw lichaam daar niets van kan merken.
Daarom zult u zich ook in de kleinste noden tot Jezus Christus moeten wenden, omdat u daardoor steeds de band met Hem tot stand brengt, die nooit zonder resultaat zal blijven. En de vele kleine noden in het menselijk bestaan moeten u er steeds weer toe brengen dat u zich tot Hem te wendt, omdat Hij wil dat u altijd en overal aan Hem denkt en omdat uw band niet innig genoeg kan zijn als u daaruit grote zegen wilt ondervinden. U zult zover moeten komen dat u alleen nog met Hem uw wegen gaat, dat u Hem alles toevertrouwt, dat u niets onderneemt zonder Hem, dat u Hem om raad vraagt bij wat u ook doet, dat u niet meer alleen zult gaan maar onder voortdurende begeleiding van Diegene die uw Leidsman wil zijn en blijven op uw levensweg op aarde. Want dan zult u ook zeker uw doel bereiken.
En al mogen uw verlangens ook klein zijn, de band met Hem is het enige belangrijke en daar moeten ook de kleinste verlangens u aanleiding toe geven. En uw Vader zal genoegen scheppen in u, met wie Hij verbonden wenst te zijn tot in alle eeuwigheid. Want u had u eens vrijwillig van Hem gescheiden en zult daarom weer vrijwillig naar Hem moeten terugkeren. U zult u in gedachten weer tot Hem moeten wenden, van wie u in volledig verblind denken eens opzettelijk afstand nam. Maar als mens zult u er niet toe gedwongen kunnen worden. En daarom hebt u in de wereld een vrije wil, die u nu eveneens zult kunnen richten op de wereld en haar bekoringen. Maar dan bent u zelf nog heel ver van God verwijderd, Die u echter voor eeuwig terug wil winnen. En elke gedachte die u midden in het aardse leven op Hem richt, is het begin van de terugkeer naar Hem die nu steeds serieuzer moet worden nagestreefd. Dat wil zeggen dat u steeds vaker uw gedachten opzendt naar Hem van Wie u eens bent weggegaan.
Maar daarom blijft voor u ook de vrijheid van wil bestaan. Want u zult uit liefde de weg naar de Vader moeten vinden en gaan. Hij wil u er niet toe dwingen, omdat alleen de liefde het enige bindmiddel is dat de oude verhouding herstelt, zoals het was in het allereerste begin. Alleen de liefde verbindt het kind met de Vader, het schepsel met de Schepper van eeuwigheid. God wil deze liefde van u mensen bezitten en daarom lokt Hij uw liefde op elke wijze en tracht Hij deze te winnen, al gebeurt dit ook door allerlei soorten nood. Hij tracht u ertoe te bewegen u bij Hem aan te sluiten, wat dan ook in liefde zal gebeuren - die de Vader op verschillende manieren zal bewijzen opdat Hij alle liefde van het kind wint en de aaneensluiting nu kan plaatsvinden die het kind voor eeuwig met zijn Vader verbindt.
Laat steeds weer uw gedachten omhoog dwalen, naar Jezus Christus, uw God en Vader van eeuwigheid, en uw leven zal zich spoedig meer geestelijk afspelen. U zult het aardse leven met alle moeilijkheden gemakkelijk overwinnen en u zult spoedig alleen nog leven voor het geestelijke rijk, voor het rijk dat uw ware vaderland is en dat u zult binnengaan wanneer uw aards bestaan is beëindigd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7507 Is er een bepaald weten op aarde nodig? De geboden van de liefde
24 januari 1960: Boek 79
U zal geen kennis onthouden worden welke nodig is voor het rijp worden van de ziel, en daarom wordt u Mijn evangelie verkondigd, de goddelijke leer van de Liefde. Want eerst moet u liefde beoefenen om tenminste te kunnen begrijpen, wat u aan 'n uitgebreider weten wordt toegestuurd vanuit Mijn liefdevolle zorg voor het heil van uw ziel. Mijn evangelie verkondigt u dus op de eerste plaats Mijn twee geboden: de liefde tot GOD en de liefde tot de naaste. En als u deze vervult, zult u ook in staat zijn dat u verdere kennis op kunt nemen. Want dan wordt uw geest tot leven gewekt en hij onderricht u van binnen uit, d.w.z. hij geeft u het inzicht ook dan, wanneer het weten dat van MIJ uitging, u van buitenaf wordt gebracht.
De liefde echter is het voornaamste en een nog zo omvangrijke kennis zal u niet baten, als u de liefde niet hebt en dan in de geest totaal dood genoemd kunt worden. Maar de mens die in de liefde leeft, heeft wederom op aarde geen overgrote kennis nodig. Hij zal door zijn levenswandel rijp worden en plotseling het inzicht ingegeven krijgen, als hij de aardse wereld verwisselt met het geestelijke rijk. Evenwel is ook op aarde een geestelijk weten zegenrijk als het op de juiste wijze wordt benut. Als de mens wil binnendringen in de geestelijke samenhang, als hij zich een juiste voorstelling zou willen vormen over Mijn bestuur en Mijn werkzaam zijn. Want dan zal hij MIJ steeds meer leren liefhebben en steeds 'n groter weten begeren, omdat de geestelijke honger gewekt wordt door onderrichtingen die van MIJ uitgaan.
En daarom wordt u, mensen door MIJ aangesproken, omdat alleen IK als de eeuwige Waarheid Zelf, u dat weten kan doen toekomen dat overeenkomt met de waarheid. IK weet waarheen Mijn Woord gebracht wordt. IK weet waar het weer 'n juist begrijpen ontmoet en IK weet waar liefde beoefend wordt en de mens zijn best doet naar Mijn Wil te leven. En dezen ontvangen dus een weten dat aangepast is aan hun zielerijpheid, hun verlangen naar de waarheid en hun levenswandel.
En ieder kan nu met deze kennis doen wat hij wil. Hij kan er gebruik van maken doordat hij deze verder brengt, of er ook zichzelf intensief mee bezig houden. En hij kan ze vermeerderen als dat zijn ijverig streven is en hij van goede wil. Dan zal hem steeds meer geestelijk weten worden toegestuurd en hij zal die gaven dankbaar uit Mijn Hand aannemen, omdat zijn ziel uitrijpt zoals ook zijn kennis toeneemt, want een dode geest verlangt niets te weten over het geestelijke rijk. Geen mens echter moet zich bedrukt voelen als hij niet veel geestelijke kennis bezit. Want als hij maar op aarde leeft volgens Mijn Wil, als hij alleen maar Mijn twee geboden vervult - en dus zichzelf tracht te vormen tot liefde, zal het eens bliksemsnel helder in hem worden als hij het geestelijke rijk betreedt - en dan zal hij gelukkig zijn en blijven, want hij zal ook bliksemsnel begrijpen en alle samenhang duidelijk inzien.
Maar hij moet leven volgens Mijn Wil, want Mijn geboden van de liefde te vervullen kan geen mens bespaard blijven. Ze zijn het voornaamste in het aardse leven, ze zijn de grondsteen van Mijn evangelie dat u steeds weer wordt toegestuurd, onverschillig op welke wijze. Als u maar de geboden van de liefde ter harte neemt en ze probeert na te komen, dan vervult u ook uw aardse levensopdracht en u helpt uw ziel rijp te worden. En dit evangelie kan u overal worden uiteengezet, alleen moet u het vanuit uw wil MIJ Zelf te horen, in ontvangst nemen.
U moet naar MIJZelf,in Mijn Woord verlangen, u moet MIJ erin herkennen. U moet u open stellen wanneer Mijn Woord u tegenklinkt, als IK u aanspreek om u Mijn Wil bekend te maken. Want Mijn evangelie, de blijde boodschap en heilsleer, zal u altijd alleen Mijn Wil verkondigen, Die daarin bestaat u tot werken van liefde aan te sporen en het resultaat van een leven in liefde voor ogen te stellen, opdat uw ziel rijpt en zalig wordt.
Dan zal de kennis die u verlangt en die u nu ontvangen mag, u gelukkig maken. U zult MIJ steeds meer leren liefhebben, u zult ook uw naaste als Mijn kind en uw broeder leren bezien, u zult ook hem liefde betonen en uw wezen nu langzaam veranderen tot liefde, wat uw levensopgave op aarde is en blijven zal tot u voltooid bent.
Tot u zich in liefde met MIJ verenigt en dan met MIJ verbonden blijft tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7523 Toevoer van kracht
16 februari 1960: Boek 79
U zult uzelf kunnen overwinnen, wanneer u Mijzelf in Jezus Christus erom vraagt. Want door Mijn dood aan het kruis verwierf Ik de kracht voor u, die u nu onbeperkt van Mij zult kunnen betrekken. U zult daarom steeds weer naar Mij moeten vluchten en Mij in het gebed uw zorgen en noden toevertrouwen, en Ik zal Me om u bekommeren. Ik zal u helpen, hiervan zult u zeker kunnen zijn. U hebt kracht nodig om te overwinnen. Want uzelf bent nog krachteloos, zolang Mijn tegenstander u nog in het nauw kan brengen, omdat u niet dicht genoeg bij Mij blijft. De innigheid van uw contact met Mij zou u ook een overmaat aan kracht bezorgen en dan zou u ook met Mij kunnen samenwerken op een ongewone wijze. Maar slechts weinig mensen bezitten zo’n diepe liefde, dat ze altijd innig met Mij verbonden zijn.
Maar waar deze liefde is, daar is ook het geloof buitengewoon sterk en daar kan Mijn kracht tot zijn recht komen. Maar Ik zal u nooit de toevoer van Mijn kracht onthouden, wanneer u Mij er maar om vraagt. Uw geest en uw ziel zal versterkt worden, ofschoon uw lichaam zich zwak voelt. En spoedig zal de ziel ook kracht op het lichaam kunnen overbrengen en het zal in staat zijn op elke manier weerstand te bieden.
U hoeft dus niet over zwakte te klagen, zolang u Mij in Jezus Christus zult kunnen aanroepen. Want elke zodanige roep zal vervulling vinden. Ik wil niet dat u in zwakheid voortgaat. En daarom staat u van Mijn kant te allen tijde kracht ter beschikking. Want Ik wil dat u naar Mij Zelf zult komen en Mij vraagt, om u nu ook rijkelijk te kunnen voorzien van alles wat u ontbreekt. Want Ik heb u deze hulp beloofd met de woorden: “Komt allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken.” Maar u moet komen. Ik wacht op uw smekende roep. Ik wacht verlangend op uw band met Mij, om Me dan echter ook aan u kenbaar te kunnen maken, tot zegen en geestelijke verrijking van u.
Nooit zult u tevergeefs een vraag om kracht naar Mij zenden. Steeds zal die voor u vervuld worden. En voelt u ze niet lichamelijk, dan heeft toch uw ziel haar nut ervan, die dan ook het lichaam zal verschaffen wat voor haar bevorderlijk is. Maar soms leent de zwakheid van het lichaam zich ertoe de mens steeds inniger naar Mij te dringen. En dan zal de toevoer van kracht ook zo stellig plaatshebben, als Ik Me naar ieder kind buig om het te helpen in zijn nood.
En het nabije einde in aanmerking genomen, zult u nog veel kracht en hulp nodig hebben. U zult vaak menen te zwak te zijn tegenover de eisen die u geestelijk worden gesteld. Maar u hoeft niet zwak te zijn, omdat Mijn kracht u voortdurend ter beschikking staat, waar u te allen tijde om zult kunnen vragen. Al en gedachte die u vragend naar Mij opzendt, zal u met deze kracht in contact brengen. Want geen gebed is tevergeefs, dat in geest en in waarheid op Mij is gericht, dat niet alleen uw lippen spreken, maar door het hart gevoeld en naar Mij omhoog wordt gezonden. En de kracht zal eerst uw ziel vervullen, omdat deze eerst moet worden bedacht. Want het gaat om haar rijpwording, zolang u nog over deze wereld rondgaat.
Maar ook het lichaam zal verzorgd worden. Ook het lichaam zal merkbaar de kracht worden toegezonden, wanneer u maar gelooft dat Ik u liefheb en u van elke nood wil bevrijden. Maar dat is ook de bedoeling van alle nood, dat u Mij om hulp vraagt. Dat u de verbinding met Mij probeert te vinden en dat nu door deze band Mijn kracht in u kan overvloeien, zodat u zich steeds gesterkt zult voelen, wanneer u zich in innige gedachten maar voor Mij openstelt, dat Ik u geven kan wat u wenst. Kracht, genade en een verlichte geest, die Mij overal en in elk gebeuren herkent, zodat u Mij dan ook leert liefhebben en de liefde ons steeds hechter met elkaar verbindt, en dan ook elke zwakheid van u afvalt, omdat u dan met Mij wandelt en door Mij altijd gevoed wordt met licht en kracht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7529 De tijdsduur van de terugkeer naar God
23 februari 1960: Boek 79
En al strekt het werk van het terugvoeren zich ook over eeuwigheden uit, Ik zal eens mijn doel bereiken, dat al het door Mij eens geschapene en van Mij afgevallene naar Mij in vrije wil is teruggekeerd en daardoor van "schepselen" tot "kinderen" zijn geworden, zoals het mijn plan was van eeuwigheid. Hoe lang dit terugvoeringsproces duurt, is helemaal afhankelijk van de vrije wil van het geestelijke dat in zijn laatste levensproef op aarde als mens deze wil van hem moet bewijzen. En omdat dan zo vaak de vrije wil faalt, omdat hij deze laatste proef niet doorstaat, is één verlossingsperiode niet voldoende, maar zijn er steeds weer nieuwe verlossingsperioden vereist. En daarom kan er van eeuwigheden worden gesproken tot dit proces eens zal zijn beëindigd.
Maar deze ontwikkelingsgangen zijn tijden van nood en kwelling. En alleen daarom probeer Ik voor u deze korter te maken en mijn voortdurende zorg is, u zo te beïnvloeden dat u zo mogelijk in één zo'n ontwikkelingsgang, in één verlossingsperiode uw doel zult bereiken, dat u zelf uw wezen verandert en serieus de aaneensluiting met Mij zoekt, omdat u dan ook dicht bij uw voltooiing bent en dicht bij uw doel. Voor Mij zijn duizend jaar als één dag. Het maakt Mij zelf niets uit in welke tijd u de weg naar Mij terugvindt, maar u bent de dupe wanneer u de tijd van de terugkeer voor uzelf mateloos verlengt en u derhalve ook onmetelijke kwellingen en noden hebt te verduren.
En omdat Ik u liefheb, heb Ik medelijden met u en alleen daarom probeer Ik u in kortere tijd te winnen, want Ik alleen weet welke tijd achter u ligt en dan ook vóór u, wanneer u in dit aardse leven faalt. Ik ken uw ontwikkelingsgang en Ik wil niets liever dan dat die beëindigd zou mogen zijn wanneer u uw laatste vorm, als mens op deze aarde, zult verlaten. Ik wil niet graag dat u nog langer zult moeten lijden. Ik wil u allen graag hemelse vreugden bereiden in mijn rijk. Maar Ik kan dat alleen wanneer uzelf u zo gevormd hebt dat u dicht bij uw oertoestand bent. Maar heeft deze omvorming in het aardse leven niet plaatsgevonden, dan kan Ik u niet een hernieuwde gang door de schepping besparen en dan zullen er weer eeuwigheden voorbijgaan, tot u opnieuw als mens op deze aarde de vrije wilsbeslissing zult moeten nemen.
Want alleen de vrije wil brengt u dichter bij het doel. Zelfs al is mijn liefde voor u oneindig, Ik kan toch niet voorbijgaan aan uw wil en u een lot scheppen dat u niet verdient omdat uw wil nog steeds van Mij is afgekeerd en u daarom ook niet volmaakt kunt worden genoemd. En het lot is in overeenstemming met de rijpheid, oftewel: de wil alleen bepaalt het lot van de ziel, van de eens gevallen oergeest die zelf moet terugkeren naar waar ze vandaan kwam, naar Mij, uw aller God en Schepper, maar ook uw Vader. Eens bereik Ik mijn doel, eens zult u weer naar Mij terugkeren.
Maar welke tijd daarvoor nodig is, bepaalt u zelf in het stadium als mens. Daarom drukt er een overgrote verantwoordelijkheid op u in de tijd van uw wandel op aarde en daar zult u steeds aan moeten denken en alles doen wat Ik door mijn woord van u verlang. Want in mijn woord kom Ik zelf u naderbij in het aardse leven en maak Ik u mijn wil kenbaar. En vervult u deze, dan zult u ook dicht bij uw volmaaktheid komen en u zult het u gestelde doel bereiken, nog voordat u uw aardse leven beëindigt. En dan zijn ook die verschrikkelijke kwellingen en noodtoestanden voor u voorbij en u zult binnengaan in mijn rijk, dat een rijk is van licht en gelukzaligheid en dat u als uw ware vaderland zult herkennen. En alle mensen wil Ik alleen maar graag toeroepen: Zorg ervoor dat u in dit leven op aarde uw doel bereikt.Gebruik uw wil goed, dan zult u leven volgens mijn wil. U zult dan ook uw wezen veranderen en weer worden wat u was in het allereerste begin. Wezens die mogen genieten van het licht, de kracht en de vrijheid aan het hart van de Vader, wezens die onmetelijk gelukzalig zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7547 GOD is een welwillende, barmhartige Rechter
13 maart 1960: Boek 79
Steeds weer wordt u gewezen op Mijn oneindige Liefde en Barmhartigheid en daarom moet iedere zondaar zonder vrees tot MIJ komen en MIJ om vergeving van de schuld van zijn zonden vragen. IK ben als mens over de aarde gegaan, IK heb als mens alle zwakheden van Mijn medemensen meegemaakt. IK heb er begrip voor gehad, omdat IK Zelf mens was. IK kijk met overgrote Liefde neer op alle mensen die schuldig zijn en Mijn Barmhartigheid wil hen helpen. Maar ze moeten zelf tot MIJ komen en zich aan MIJ toevertrouwen en daarom moeten ze op de hoogte zijn van Mijn Liefde, opdat ze vertrouwen hebben in MIJ, DIE hen niet verdoem, maar integendeel hen helpen wil vrij te worden van hun zonden. Want de zondaar is nog in de macht van Mijn tegenstander, hij is nog zijn prooi en hij zal daarom in zonde blijven zolang hij Mijn tegenstander nog niet ontvlucht is.
Hij zal echter ook pas dan vrij van hem worden als hij zijn toevlucht neemt tot MIJ, opdat IK hem help. En hij zal pas dan zijn toevlucht nemen tot MIJ als hij beseft heeft dat IK een welwillende, barmhartige Rechter ben, onder Wiens Macht hij zich gewillig buigt.
Daarom moet u niet spreken van een god van toorn, van een onbarmhartige rechter, die zonder genade veroordeelt wat zondig is geworden. Mijn Liefde en Erbarming kennen geen grenzen en al zouden uw zonden rood zijn als bloed, dan wil IK u wit wassen als sneeuw - dat zult u kunnen geloven, want u bent allen Mijn schepselen, die uit Mijn Liefde bent voortgekomen en van wie IK zal houden tot in alle eeuwigheid. Alleen, u zult uw schuld moeten inzien, u zult zelf moeten bekennen dat u schuldig bent en met deze bekentenis tot MIJ komen. En u zult MIJ in JEZUS CHRISTUS om vergeving moeten vragen van uw schuld. Want voor deze schuld ben IK aan het kruis gestorven en heb ze dus teniet gedaan.
U zult steeds indachtig moeten zijn, dat IK een GOD van Liefde ben en niet een god van toorn. Dat Mijn Gerechtigheid u weliswaar niet kan bedenken met gelukzaligheid, moet u er steeds maar naar laten streven, zelf de rechtvaardige schikking tot stand te brengen, die daarin bestaat dat u uw schuld inziet en bekent - dat u MIJ vraagt om vergeving om niet ten prooi te wallen aan Mijn Rechtvaardigheid, Die niet uitgeschakeld mag worden, ondanks Mijn overgrote Liefde, omdat de Gerechtigheid tot Mijn volmaakt WEZEN hoort.
Maar daar IK Zelf de schuld heb uitgewist aan het kruis, hoeft u alleen maar te willen dat IK ook voor u Mijn Bloed mag hebben vergoten en u zult dan ook een beroep kunnen doen op de genaden van Mijn Verlossingswerk. U zult op een volledige vergeving van uw zonden kunnen rekenen omdat Mijn Liefde ze heeft uitgewist. En IK roep alle zondaars toe: "Kom tot MIJ, onder Mijn kruis en werp uw zondenlast af en u zult er vrij van worden, omdat Mijn Liefde en Barmhartigheid u een gelukzalig lot wil bereiden, omdat IK wil dat u naar MIJ terug zult keren, van Wie u eens bent uitgegaan".
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7549 Ongeloof aan het einde
15 maart 1960: Boek 80
Er is geen lang tijdsbestek meer tot het einde. En als u gelooft dat het voorspelde einde in de verre toekomst ligt zult u verrast zijn hoe de voortekenen toenemen en het duidelijk zichtbaar wordt in welk uur u leeft. Alles zal echter binnen de grenzen van het normale plaatsvinden, en dat geeft u steeds weer de hoop dat het einde nog lang op zich laat wachten. Toch moet uw wil vrij blijven tot de laatste dag, want onder dwang kunt u uw doel niet bereiken, dat daarin bestaat de verbinding met Mij tot stand te brengen, in vrije wil de handen tot Mij op te heffen en Mij daardoor te erkennen die u tot nog toe niet wilde erkennen. Daarom zal het aardse leven grote eisen aan u stellen en u zult veel aardse nood moeten doorstaan. En steeds zult u de gelegenheid hebben u tot Mij te wenden. Maar alles zal zich op een geheel natuurlijke wijze afspelen, wat echter de gewekte van geest als laatste teken vóór het einde zal herkennen.
En wanneer Ik u steeds weer aankondig dat u kort vóór het einde staat en u slechts nog weinig tijd toegestaan is op deze aarde, dan moet u deze aankondiging heel serieus nemen en ze niet steeds naar de toekomst verplaatsen zoals de mensen plegen te doen. U moet die woorden zo verstaan zoals ze u gegeven worden, dat wil zeggen "letterlijk nemen" - en u zult daar alleen maar goed aan doen. Want de tijd is gekomen waarin de oude aarde gereinigd wordt en een nieuwe aarde weer ontstaan zal. Maar al spreek Ik u nog zo dringend aan, u wilt het niet geloven. En Ik kan u geen ander bewijs geven voor de waarheid van mijn woord dan dat u heel spoedig verrast wordt door een natuurverschijnsel - en dan ook even zo zeker op het einde rekenen kunt. Weet u echter of u het eerst genoemde overleeft, of zelf aan het natuurgebeuren ten offer zult vallen?
Reken daarom dit natuurgebeuren eveneens als einde, want veel mensen zullen daarbij hun einde vinden en hun leven zal niet lang meer duren. Wees daarom niet lichtvaardig en bereid u voor, ook wanneer het aardse leven om u heen zich schijnbaar zo ontwikkelt als bestond er alleen maar een opbouwen en openbloeien. Slechts een enkele dag en alles is vergaan, en is de aarde aan de vernietiging door de natuurkrachten ten prooi gevallen. De overlevenden zullen dan verschrikkelijke beelden te zien krijgen omdat het mijn wil is dat zij nog tot bezinning komen en de laatste genadetijd die hun blijft tot het einde, benutten. Want alles wordt vervuld volgens het woord dat Ik u mensen liet verkondigen door zieners en profeten, en u zult spoedig de waarheid van mijn woord ondervinden. En zalig is hij die mijn woord aannam en dan de weg vindt tot Mij, want hij zal in grote nood steeds een uitweg vinden. Hij zal mijn hulp zichtbaar ervaren die Ik allen die tot Mij roepen beloofd heb.
Want daarom spreek Ik tot u opdat u tevoren reeds om kracht vraagt en daarna in de grootste nood als u enkel en alleen op mijn hulp aangewezen zult zijn. U zult deze hulp ook verkrijgen want Ik vergeet de mijnen niet. Zorg daarom dat u tot de mijnen wordt gerekend. Roep Mij aan in de nood en Ik zal u verhoren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7559 Ernstig verlangen naar de waarheid
26 maart 1960: Boek 80
De zuivere waarheid moet worden begeerd om ontvangen te kunnen worden. En begeren van de waarheid wil zeggen, bereid zijn het aanwezige weten op te geven, zich geheel leeg te maken en nu Mij te vragen de mens de zuivere waarheid over te brengen, die alleen Ik zelf hem kan schenken. Want Ik zelf ben de Waarheid, Ik ben de Weg en het Leven. Alleen Ik zelf kan de waarheid uitdelen en u daardoor de weg aanwijzen die naar het eeuwige leven voert. Maar meestal zijn de mensen niet in staat zich los te maken van het geestelijke goed dat ze bezitten. Maar ze moeten er steeds op bedacht zijn dat er veel geestelijke richtingen zijn, dat het geestelijke goed van verschillende mensen ook verschillend is, dat er echter maar één waarheid is, dat niet allen er aanspraak op kunnen maken de waarheid te bezitten zolang hun denken nog afwijkt van elkaar. En daarom zouden ze alles in het werk moeten stellen om in het bezit van de waarheid te komen. Ze zouden geen genoegen moeten nemen met een weten dat hun overeenkomstig de traditie werd overgebracht. Ze zouden de oorsprong van hun weten eerst moeten trachten te doorgronden en altijd Mij zelf om verlichting van hun denken moeten vragen opdat ze de zuivere waarheid vinden.
Ze moeten de waarheid begeren. En ze zullen overtuigd kunnen zijn ze ook te vinden, want Ik zelf bekommer Me om diegenen die met heel hun hart verlangen naar de waarheid. Want Ik ben de eeuwige Waarheid en Ik wil dat ook mijn schepselen in de waarheid wandelen, dat ze juist denken, dat ze zich een waarheidsgetrouw beeld maken van Mij zelf en mijn regeren en werkzaam zijn. Ik wil niet dat ze bevangen zijn door dwaling die de mensen door mijn tegenstander wordt voorgehouden met de bedoeling dat het hun onmogelijk is Mij zelf juist te onderkennen en dan ook te leren liefhebben. En omdat de liefde van mijn schepselen voor Mij het doel is dat de mensen moeten bereiken, wil Ik dat ze Mij juist onderkennen en daarom zal Ik de mensen die daarnaar verlangen, steeds weer de zuivere waarheid doen toekomen. Ik zal ze niet langer in dwaling laten en hun denken verlichten zodat ze leren de waarheid van de dwaling te onderscheiden en zich afkeren van het laatste. De waarheid zal de mensen steeds gelukkig maken, want de waarheid zal licht verspreiden in de harten.
Maar de dwaling maakt de weg die de mensen gaan donker en deze leidt nooit opwaarts naar Mij, omdat het de weg is van mijn tegenstander, waarop deze de mensen tracht te dringen die hem niet weerstaan. En ieder mens zou zich ernstig moeten afvragen in hoeverre hij zich tevreden stelt met het weten dat hij bezit. Hij zou zich ernstig moeten afvragen of hij naar de zuivere waarheid verlangt en wat hij al heeft ondernomen om tot deze waarheid te komen. Hij hoeft niets anders te doen dan Mij ernstig te vragen of Ik hem in de waarheid zou willen onderrichten wanneer zijn denken onjuist is. Maar deze wil moet opstijgen vanuit het hart. Het moet hem diepe, heilige ernst zijn, zich in de waarheid op te houden. En deze ernst ontbreekt de meeste mensen. Ze nemen genoegen met een weten dat ze hebben overgenomen en houden eraan vast. Ze denken er niet over na, daar ze anders zelf tegenstrijdigheden zouden ontdekken en moesten opmerken. Maar de wil van de mens kan niet gedwongen worden.
Daarom is de dwaling ook heel wat meer in de wereld verspreid dan de waarheid en daarom probeer Ik steeds weer de mensen van boven toe te spreken om hun de zuivere waarheid toe te zenden die hen moet aansporen te vergelijken en zelf daarover een standpunt in te nemen. En gezegend wie de waarheid aanneemt, gezegend wie zich tracht los te maken van het huidige weten, wanneer het niet overeenstemt met het van boven toegezonden weten.
Eens zal de ziel als geestelijke rijkdom kunnen vaststellen, het weten dat ze op aarde heeft aangenomen en ook mee naar boven zal nemen in het rijk hierna. Ze zal een aanzienlijk voordeel kunnen hebben ten opzichte van de zielen die zich op aarde niet van hun verkeerde leren los konden maken, want in het geestelijke rijk zal de ziel alleen kunnen werken met goederen die overeenstemmen met de waarheid. Elk ander weten zal voor haar nutteloos zijn, ook al heeft ze op aarde over nog zo’n groot weten beschikt. Was het niet de zuivere waarheid, dan zal ze het verliezen zoals al het aardse bezit, en arm en onwetend in het rijk hierna vertoeven, waar ze niet eerder tot een gelukkig stemmende werkzaamheid zal worden toegelaten, dan ook zij de zuivere waarheid heeft aangenomen, die haar wel zal worden aangeboden in het geestelijke rijk, maar evenals op aarde haar vrije wil vereist om aangenomen te worden. En daarom is het voor de mens zo noodzakelijk dat zijn denken nog op aarde wordt opgehelderd, dat hij op aarde de dwaling van de waarheid leert onderscheiden, want alleen de waarheid is de weg die naar het eeuwige leven leidt, alleen door de waarheid kan de mens gelukzalig worden en het eeuwige leven niet meer verliezen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7577 Goede Vrijdag
15 april 1960: Boek 80
Door Mijn lijden en sterven aan het kruis vond u verlossing van zonde en dood. IK bood als mens voor u het offer aan, IK gaf Mijn leven onder ontzettende pijnen om uw zondenschuld te delgen, om voor u het lichtrijk weer te openen dat voor u was gesloten door uw zondeval. En dit offer bracht de Liefde in MIJ, want alleen Deze was in staat zo'n werk van barmhartigheid te volbrengen, omdat de liefde de kracht is, omdat de LIEFDE GOD Zelf is van eeuwigheid.
Wat de mens JEZUS heeft geleden, zult u, mensen nooit kunnen beseffen, want ofschoon IK Zelf in Hem was, bleven het menselijk lichaam het lijden en de smarten niet bespaard, omdat HIJ de grote schuld wilde wegnemen terwille van de Gerechtigheid. De zonde van de vroegere afval van MIJ was zo onmetelijk groot dat de wezens ze zelf niet zouden hebben kunnen tenietdoen, al zouden er eeuwigheden voorbij gaan. Want de wezens waren vol van licht toen zij tegen MIJ in opstand kwamen.
En de mens JEZUS was door Zijn overgrote Liefde op de hoogte van deze schuld, Hij wist dat deze zonde een onmetelijke boete eiste, opdat aan de Gerechtigheid genoegdoening werd gegeven. En Hij bood Zich Zelf aan MIJ als offer aan, en IK nam dit offer aan, omdat de Liefde het bracht, of wel: IK Zelf volbracht het, DIE de eeuwige LIEFDE ben. IK nam Mijn intrek in de mens JEZUS, IK vervulde HEM met Mijn GEEST, met Mijn Liefde die Kracht is en dus bracht de mens JEZUS ook de Kracht op voor dit werk van Verlossing, dat met onmetelijk lijden en kwellingen was verbonden die beantwoordden aan de grote schuld. Want Hij wilde deze zondenschuld teniet doen, Hij wilde boete doen terwille van de Gerechtigheid. Hij wist ook in welke nood de mensheid zich bevond wanneer hun geen hulp werd gebracht en Zijn ZIEL had Zich aan MIJ als offer aangeboden. Zijn ZIEL was bij MIJ gebleven toen Zijn broeders in de diepte stortten en Zijn ZIEL bood Zich aan om hen te redden, omdat zij zelf niet meer konden opstijgen ten hogen en omdat hun ook de weg die terugleidt naar het vaderhuis versperd was, zolang hun grote zondenschuld niet gedelgd was.
De ZIEL van JEZUS wist dit alles. IK had Mijn ZOON naar de aarde gezonden. IK had Zijn aanbod aangenomen MIJ genoegdoening te willen geven voor Zijn gevallen broeders. En Hij was op de hoogte van de mate van lijden die HEM wachtte. Maar Zijn Liefde dreef HEM aan, Zijn Liefde gold MIJ en de gevallen broeders, die HIJ MIJ weer terug wilde brengen. Hij daalde af naar de aarde en HIJ ging de weg als mens, HIJ nam MIJ volkomen in Zich op, de LIEFDE DIE HEM steeds meer vervulde - IK Zelf - bewoog HEM nu tot alles wat HIJ deed, want deze Liefde was enkel bedoeld voor de geknechte mensheid, die HIJ wilde verlossen uit de boeien van Mijn tegenstander. En zo ging HIJ de weg van het kruis, de weg van het lijden en de Liefde. Tot de tijd gekomen was, dat HIJ Zijn leven offerde voor Zijn medemensen, tot de dag gekomen was, waarop HIJ onder ontzettende smarten en kwellingen de dood aan het kruis onderging, waarop HIJ Zich Zelf had opgeofferd aan het kruis om de grote zondenschuld teniet te doen die op de mensheid drukte.
Hij heeft onuitsprekelijk geleden, onnoemelijke pijnen brachten Zijn tegenstanders HEM toe, die zich als afgezanten van Mijn tegenstander op HEM uitleefden. het waren smarten die geen mens zou hebben kunnen verdragen, wanneer de Kracht van de Liefde HEM niet zou hebben vervuld, wanneer de LIEFDE Zelf HEM niet zou hebben vervuld en HEM de kracht gaf vol te houden tot aan Zijn dood.
En deze Liefdedaad verloste de mensheid van de eeuwige dood. GOD's Gerechtigheid was voldoening gegeven, Mijn LIEFDE had de genoegdoening verricht en de mensen die het Verlossingswerk van JEZUS erkennen en er in willen delen, waren vrij van hun schuld. IK Zelf heb ME over de mensen ontfermd, IK Zelf heb in de mens JEZUS het Verlossingswerk volbracht, IK heb ME een menselijke vorm uitgekozen die bovenmenselijk leed op zich nam, opdat de mensheid Mijn werk van erbarming duidelijk werd, opdat ze de grootte van haar schuld inzag en nu vanzelf haar schuld naar Hem toe draagt, DIE voor haar aan het kruis is gestorven.
En daar IK Zelf dus in deze mens JEZUS was, komen de mensen nu met hun schuld naar MIJ en vragen MIJ om vergeving. Ze erkennen MIJ, zoals ze eens weigerden MIJ te erkennen en ze zien daardoor hun schuld in en zij bekennen hem ook. En IK neem ieder aan die zijn schuld tot onder het kruis draagt en voor ieder is nu ook de weg vrij naar MIJ, voor ieder is de weg vrij naar het Vaderhuis, want JEZUS CHRISTUS heeft de poorten geopend die door de zondeval gesloten waren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7589 "Zie, Ik sta voor de deur"
28 april 1960: Boek 80
U zult de deur van uw hart wijd open moeten zetten wanneer Ik binnengelaten wil worden. Ik klop steeds weer op uw deur, want Ik wil u een kostbaar geschenk aanbieden. Maar Ik wil binnenkomen. U moet Mij met vreugde opnemen. U moet u verheugen over mijn komst en van ganser harte begeren dat Ik bij u verblijf. U moet in Mij uw Vader herkennen die u liefheeft en u daarom goede gaven wil brengen. U zult Mij niet de toegang tot u moeten ontzeggen. Dat is alles wat Ik van u verlang, dat u de deur van uw hart wijd opent om Mij zelf binnen te laten komen. Want dat laat Mij zien dat u ook Mij liefde toedraagt. Het toont Me dat u voor Mij de woning hebt bereid om Mij daarin op te nemen. En nu kan Ik Heer en Meester zijn in mijn huis en het zal waarlijk alleen voor uw heil zijn. Want wat Ik u nu dagelijks aanbied, dat is spijs en drank voor uw ziel, die nu geen gebrek meer hoeft te lijden. Die zich met de geest in zich verenigt en spoedig de aaneensluiting met Mij zal hebben gevonden omdat ze Mij nu niet meer uit haar hart laat wegdringen. Omdat ze Mij is toegedaan met al haar zinnen en altijd alleen maar wil dat de Vader bij Zijn kind zal mogen blijven om het gelukkig te maken, zolang de ziel op aarde leeft en ook voor eeuwig.
Wie Mij vrijwillig opneemt in zijn hart wanneer Ik aanklop en wens binnengelaten te worden, die heeft de grootste winst behaald op aarde. Want hem kan niets worden aangeboden wat kostbaarder is dan mijn dagelijks voedsel, dat Ik de ziel zal geven en dat haar al op aarde geheel rijp zal laten worden. En zo klop Ik op alle deuren en wens binnengelaten te worden. En gelukkig hij die Mij zal horen en zijn hart opent en zich voorbereidt op mijn ontvangst. Gelukkig hij die de woning van zijn hart reinigt en versiert en de Heer te allen tijde binnen kan komen in Zijn huis. Gelukkig hij die Mij met vreugde opneemt en Mij niet meer zal laten weggaan. Want deze zal Ik nooit meer verlaten. Ik zal bij hem blijven en hem mijn liefde schenken. Ik zal voortdurend met hem spreken en hem met de waarheid bekend maken, omdat hij hiervan op de hoogte moet zijn om tot het juiste inzicht te komen, tot het licht waar zonder hij niet gelukzalig kan zijn. En wiens hart Ik eenmaal in bezit kon nemen, die behoort Mij toe. En voor hem wil Ik zorgen, aards en geestelijk, want Ik breng hem alles zodra hij Mij zal laten binnenkomen in zijn hart. Want Ik kom niet met lege handen. Ik heb een rijk gevulde hoorn des overvloeds en aan mijn gaven die Ik uitdeel zal geen einde komen, omdat Ik u liefheb.
En mijn kostbaarste gave is mijn woord, want het is spijs en drank voor de ziel. Het is het onderpand van mijn liefde. Het is geestelijke rijkdom waarmee u eens zult kunnen werken in het rijk hierna. En ieder die voor Mij de deur van zijn hart opent wanneer Ik wens binnengelaten te worden, zal over zulke rijkdom beschikken, omdat Ik nooit zonder genadegaven kom en omdat Ik altijd weet wat de ziel het meest nodig heeft. En Ik klop op menige deur van het hart, maar niet iedereen doet Mij open. En dan moet Ik verdergaan en kon Ik de ziel geen versterking brengen. Ik kon haar geen genadegave bezorgen en daarom blijft de ziel armzalig van aard en ze zal ook armzalig het rijk hierna binnengaan wanneer haar uur is gekomen. Maar ze heeft zelf de genade verspeeld Mij op te nemen in haar hart. En eens zal het haar bitter berouwen wanneer ze zal inzien Wie het is geweest die op haar deur klopte zonder binnengelaten te worden. Maar Ik dring niet binnen waar men de deur gesloten houdt. Ik ga verder en doe alleen daar mijn intrede waar Ik met vreugde word ontvangen, waar de liefde de deur voor Mij wijd opent. Waar Ik mijn intrek kan nemen en erin verblijven, waar de ziel haar God en Vader herkent, die ze nooit meer wil opgeven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7591 Hernieuwde kluistering is een gevolg van de geestelijke dood
30 april 1960: Boek 80
De geestelijke dood vereist een kluistering in de materie, d.w.z. een geestelijk wezen dat ten prooi is gevallen aan de dood, dat in de dood blijft steken, moet weer worden ingekapseld in de harde materie om langzaam weer tot leven te komen.
Zodra het geestelijke nog een klein vonkje leven in zich heeft, wordt alles geprobeerd het verder naar het leven te leiden, en dit kan ook als resultaat hebben, dat het wezen dan de kluistering in de materie bespaard blijft, dat het toch langzaam tot leven komt, al is het ook pas na eindeloze tijd. Maar het kan ook zijn, dat het wezen volkomen verstart, dat het steeds verder wegzinkt in de diepte - wat veel zielen in het rijk hierna toelaten. Dan wordt de geestelijke substantie van dit wezen opgelost en weer in de harde materie - in de scheppingen op de aaarde - ingesloten. En het moet een uiterst kwellende weg gaan om weer ten leven te komen.
En evenzo kunnen de mensen op de aarde in de eindtijd in hun geestelijke toestand wegzinken, ze kunnen in vrije wil steeds meer op de diepte aansturen, ze kunnen zich helemaal overleveren aan de heer der duisternis en als diens aanhang zelfs in uiterste duisternis verzinken. En dan is het eveneens noodzakelijk, de zielen op te lossen in ontelbare partikeltjes en weer in te sluiten in de scheppingen; en ze moeten weer de weg van de positieve ontwikkeling gaan door talloze omvormingen, tot ze weer ontwaken ten leven.
En dit geestelijk dieptepunt is ingetreden, in de eindtijd is de geestelijke dood duidelijk zichtbaar en zowel op aarde alsook in het hiernamaals wordt alles ondernomen om nog enkele vonkjes leven aan te wakkeren, om het leven dat nog voorhanden is te versterken en te verhinderen dat het weer ten prooi valt aan de dood.
Want het is een tijd van eindeloze kwellingen waaraan het geestelijke dan weer is blootgesteld, wanneer het opnieuw wordt gekluisterd in de vorm. En de Liefde en Erbarming van GOD geldt ook het wezen dat allerdiepst gezonken is en HIJ zou het ervoor willen behoeden. Maar waar HEM de vrije wil van het geestelijke wezen in de weg staat, moet het heilsplan van GOD worden doorgevoerd, volgens hetwelk zich een hernieuwde kluistering in de materie niet laat omzeilen. Zouden de mensen daar precies mee bekend zijn, dan zouden ze er waarlijk alles voor over hebben om de geestelijke dood te ontvluchten. Maar ze nemen het weten daarover niet aan, ze geloven niet in een voortleven, ze geloven niet aan het zich verantwoorden voor GOD en ze geloven ook niet aan een GOD en Schepper, DIE eens verantwoording van hen eist. Maar uw "ik" kan niet meer vergaan en overeenkomstig zijn toestand is zijn verblijf, alleen dat het in de dode toestand zich niet meer van zichzelf bewust is, maar evenwel de kwellingen van het gekluisterd zijn bespeurt, omdat het als oorspronkelijk vrij geestelijk wezen geschapen was. Het kan echter in zijn dode toestand daar ook niet verplaatst worden waar leven is, omdat het vrijwillig de toestand van dood zijn heeft gekozen en er nu aan zijn wil gevolg werd gegeven.
De vrije wil is evenwel een staat van gelukzaligheid, de gekluisterde toestand een toestand van kwelling. En als mens kiest het wezen zijn toestand zelf. En de Liefde en Wijsheid GOD's laat het zijn vrijheid, maar helpt het op elke denkbare wijze om als mens het eeuwige leven te bereiken - zoals HIJ het ook door de verbanning in de materie weer Zijn hulp ten deel zal laten vallen, opdat het dode eens weer ten leven kan ontwaken. De Liefde GOD's geldt al het eens gevallen geestelijke, Ze volgt het ook in de diepte en helpt het weer ten hogen - maar Ze is heel bijzonder werkzaam in de tijd waarin het wezen weer zijn ikbewustzijn en zijn vrije wil heeft teruggekregen - in de tijd als mens, dat het dan de aanvankelijk nog dode toestand verandert in een toestand van leven. Maar de vrije wil van de mens blijft onaangetast, hij wordt geëerbiedigd, en deze vrije wil bepaalt of het wezen definitief vrij komt van zijn uiterlijke vorm of dat deze vorm zich weer verdicht, dat het weer in de harde materie terugkeert. Dan is het wezen ten prooi gevallen aan de geestelijke dood en er is een eindeloos lange tijd voor nodig, tot het zich opnieuw in de genade van de belichaming (als mens) bevindt en voor zich het leven kan verwerven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7603 Om Gods zegen moet gevraagd worden
20 mei 1960: Boek 80
Verzuim niet Mij om mijn zegen te vragen, waar u ook aan begint. Want dan toont u dat u Mij tot uw Leidsman hebt gekozen, dat u niets zult willen doen zonder Mij, dat u dus met Mij verbonden wenst te zijn. En dit verzekert u ook mijn zegen en mijn leiding op al uw wegen. En weet dat u geen mislukkingen zult hoeven te vrezen wanneer u tevoren om mijn zegen hebt gevraagd, dat dit verzoek u waarlijk voor mislukkingen beschermt. Want ook datgene wat u misschien als een mislukking beschouwt, zal dan in waarheid alleen tot voordeel van uw ziel zijn. U moet alleen steeds aan Mij denken, meer verlang Ik niet van u. Maar vaak bant u Mij uit uw gedachten en u begeeft u dan steeds in het gevaar dat mijn tegenstander zich ermee bemoeit en u op ongunstige wijze beïnvloedt.
Daarvoor wil Ik u waarschuwen omdat u dan de weg over de aarde voor uzelf verzwaart, omdat u deze veel makkelijker af kunt leggen wanneer Ik onderweg uw Begeleider ben en blijf. En steeds weer zult u Mij moeten vragen om mijn bijstand, want de band met Mij is nodig om beschermd te zijn tegen mijn tegenstander, die niet nalaat u in het nauw te brengen. Hij heeft veel macht in de tijd van het einde, die alleen uzelf hem zult kunnen beknotten. Want uw wil en uw denken dat op Mij gericht is, zijn voor u een groot schild in de strijd tegen hem. Het is het beste wapen dat u tegen hem zult kunnen gebruiken omdat u dan Mij zelf in uw nabijheid roept, die hij schuwt en bijgevolg u met rust laat.
En hij schept veel verwarring, ook onder de mijnen, omdat hij ieder die tot de mijnen behoort heel erg lastig zal vallen en omdat zijn kwellingen op zo'n manier geschieden dat hij hen tegen elkaar ophitst en probeert er zich tussen te dringen. En dan is alleen uw verbinding met Mij nodig en u zult vrij worden van hem. Want uzelf en uw wil zijn doorslaggevend of hij bezit van u kan nemen. Daarom hoeft u hem ook niet te vrezen, omdat hij totaal machteloos is wanneer uw wil Mij geldt en wanneer u zich dus aan Mij in Jezus Christus in vol vertrouwen overgeeft en Mij om bescherming vraagt. Maar hij heeft veel macht over u wanneer u alleen uw weg gaat zonder Mij en mijn lumineuze leiding. Dan kan hij werken binnen zijn bereik en hij doet het waarlijk op satanische wijze.
Daarom zeg Ik u steeds weer: begin niets zonder eerst om mijn zegen te hebben gevraagd en geef Mij daardoor blijk van uw wil om met Mij verbonden te zijn, en u zult waarlijk uw dagelijks werk ook onder mijn zegen volbrengen. Het zal succesvol zijn. U zult in rust en innerlijke vrede uw weg gaan en u zult de tegenstander geen doelwit meer kunnen bieden om aan te vallen, want Ik ga aan uw zijde, en Mij ontvlucht hij omdat hij mijn licht niet kan verdragen in welks heldere schijn u zich nu bevindt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7607 De goede wil garandeert het naderen tot God
25 mei 1960: Boek 80
De wil tot het goede garandeert ook dat de mens nader tot God komt, dat hij Hem leert herkennen en zich buigt voor Zijn wil. Ieder mens is de liefdesvonk in het hart gelegd. En deze is het die de ontwikkelingsgang van de mens, het rijp worden van zijn ziel bepaalt. De mens kan vanaf zijn jeugd van goede wil zijn. Hij kan tegenover zichzelf en de omgeving het bewijs leveren dat hij van goede wil is, te helpen wanneer hij de innerlijke aandrang in acht neemt, wanneer hij zich door zijn geweten laat leiden. En hij kan nu ook met zekerheid zeer snel tot een zeker geestelijk inzicht komen. Hij zal God leren herkennen en trachten dichter bij Hem te komen en God zal hem tegemoet komen omdat Hij de goede wil van de mens kent. En dat is het geheim van de liefde. De eeuwige Liefde trekt zeer sterk de mens aan die de liefdesvonk in zich voedt, die dus van goede wil is. En deze zal nu ook inzien met welke liefde God zich tot hem over buigt. Hij zal God in alles onderkennen wat hem omgeeft, wat gebeurt en wat hemzelf betreft. Hij zal zich toegedaan aan Hem toevertrouwen en uit eigen beweging doen wat Gods wil is. Hij zal in de liefde leven en zijn geest doen ontwaken en zijn ziel zal rijper worden.
Er behoort dus alleen een goede wil toe, op aarde het doel te bereiken waarvoor de mens leeft. En ook al weet hij in het begin niets daarover, het inzicht krijgt hij vanzelf omdat de liefdesvonk in hem werkzaam is en dus de geest in zich tot leven wekt. Dan is hij uit de aanvankelijk dode toestand naar buiten getreden en wordt hij zelf actief naar Gods wil. En God zal hem nu de taak stellen waarvan de mens zich bereid verklaart die te vervullen, bewust of ook onbewust, want God weet in hoeverre hij deze taak zal nakomen en welke bekwaamheden de mens bezit om tot zegen op de aarde te wandelen. En de mens biedt Hem geen weerstand omdat zijn wil goed is en hij zich geheel onder de wil van God schikt.
Deze overgave aan God is het mooiste in het leven, want ze ontheft de mens dan van elke verantwoordelijkheid. Ze geeft hem innerlijke vrede en vreugde, ze brengt hem steeds dichter bij God, Die hem nu van Zijn kant aantrekt, Die niet van zijn zijde wijkt en hem beschermt tegen alle aanvallen van de vijand van zijn ziel. En het is dan waarlijk gemakkelijk voor de mens zijn levenstaak te vervullen. Hij zal niet veel kracht hoeven te gebruiken om zich het hemelrijk te verwerven, voor hem zal het juk zacht zijn en de last licht, want hij is van goede wil. En zijn liefde voor God en voor de naaste groeit met de dag en ze vervult hem voortdurend met meer kracht om alles te kunnen verrichten wat van hem verlangd wordt, zowel geestelijk als ook aards. Hij is dan ook de juiste verhouding aangegaan. Hij zal dan omgaan met God als een kind met zijn Vader en het kind zal de liefde van de Vader voelen en in vrede met God door het leven op aarde gaan. Het zal ook weten dat zijn ware vaderland niet de aarde is, maar dat het na zijn dood terug zal keren in het vaderhuis, omdat de Vader Zijn kind in Zijn liefde trekt, tot het de weg naar huis heeft gevonden, naar Hem.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7639 Het werkzaam zijn van God rechtstreeks of door lichtboden
3 juli 1960: Boek 80
Wanneer u mensen het Woord Gods wordt aangeboden, onbedorven en zuiver zoals het van boven door de Geest ontvangen werd, dan zult u zich moeten herinneren, dat God u deze gave heeft beloofd met de woorden: “Ik wil u de Trooster zenden, de Geest der waarheid, die u zal inleiden in alle waarheid.” U moet eraan denken dat Hij u “de Geest” heeft beloofd en dat Hij gezegd heeft: “Ik blijf bij u tot aan het einde van de wereld.” Hij Zelf is het dus die tot u spreekt wanneer u door de stem van de Geest Zijn Woord verneemt.
Want Hij zal steeds tot de mensen spreken en dus “bij u blijven tot aan het einde der wereld.” Of Hij nu rechtstreeks of door Zijn lichtboden tot u spreekt, het blijft altijd hetzelfde Woord. Want het gaat van Hem uit en stroomt door alle wezens van het licht. Dus moet het steeds als Zijn heilig Woord worden herkend en erkend, omdat het uitgaat van het eeuwige Woord zelf, van de Oerbron van het licht, omdat de Liefde Gods het in de oneindigheid zal laten uitstralen en ieder het horen kan die zich opent en de voorwaarden vervult die God aan het “werkzaam zijn van de Geest in de mens” heeft verbonden.
God is dus werkzaam en daar moet steeds gewag van worden gemaakt. Want ook het werkzaam zijn van de lichtwezens is het toegevoerde “werkzaam zijn van God”. Het is de uitwisseling van licht en kracht, die in het geestelijke rijk plaatsvindt en bijgevolg de lichtwezens oneindig gelukkig maakt. En steeds zullen deze wezens hetzelfde uitdelen. Dus nooit zullen de bekendmakingen elkaar tegenspreken die van boven zijn ontvangen, uit het rijk van het licht, dat alleen door de wil van God wordt geregeerd. En nooit kunnen minderwaardige krachten zich inmengen om dwaling te verspreiden.
En u mensen moet daarom het Woord Gods beluisteren, het in uw hart opnemen en ernaar leven. En dan doorstraalt het licht u. Uw inzicht neemt toe. Er wordt u een weten overgebracht en elke geestelijke duisternis verdwijnt. En dan zult u het ook herkennen wanneer u dwaling wordt aangeboden. Want u herkent dan de tegenstrijdigheid met het zuivere Woord Gods en wijst de dwaling af omdat ze u geen licht brengt. Integendeel, ze zou uw inzicht willen verduisteren.
Maar u moet in het licht staan, dat is Gods wil. En daarom zal Hij ook licht ontsteken waar het ook de wil van de mens is dat hij waarheid ontvangt. En u mensen zou alleen maar ernstig de waarheid in u moeten willen hebben. U zou alleen moeten proberen begrip op te brengen voor het “werkzaam zijn van de Geest”. Dat wil zeggen: u zou moeten proberen daar de waarheid over te weten te komen.
En het zou voor u dan ook vanzelfsprekend zijn dat de waarheid alleen door God en Zijn Geest naar de aarde kan worden geleid en daarom ook zonder bedenkingen mag worden aangenomen. Want God Zelf heeft deze belofte aan de mensen gegeven toen Hij op aarde wandelde. Hij zal tot aan het einde der wereld onder de zijnen zijn. En Hij zal ze in de waarheid onderwijzen, en dat kan alleen gebeuren door Zijn Geest die werkzaam is in de mens die gelooft.
En God wil in iedere mens werkzaam zijn. Maar de mens zelf moet dit mogelijk maken doordat hij zich vormt tot een opnamevat van de goddelijke Geest, doordat hij in de liefde leeft, dus de geboden Gods nakomt, opdat God Zich nu aan hem kan openbaren. Waar de liefde niet is, daar zal ook Zijn Woord niet kunnen weerklinken. Waar de liefde niet is, kan de Geest Gods niet werkzaam zijn. En waar de liefde niet is, ontbreekt ook het geloof in het werkzaam zijn van God door Zijn Geest.
Doch nooit zal ook daar de waarheid zijn of worden verdedigd, waar de liefde ontbreekt. Want God, de Liefde en de Waarheid, zijn één. En er valt niet aan het ene zonder aan het andere te denken. De Geest uit God moet aan het werk zijn, willen de mensen in de waarheid worden onderwezen. En de Geest uit God moet de mensen ook het begrip ervoor ontsluiten, daar anders de waarheid ook niet als zodanig wordt ingezien. En daarom moet de mens zich eerst tot liefde vormen, opdat de eeuwige Liefde Zelf in hem kan zijn, opdat ze hem door de Geest kan aanspreken en hem nu inleidt in de waarheid, zoals God het heeft beloofd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7643 Natuurgebeuren en chaos
8 juli 1960: Boek 80
Op mijn ingreep zal een ongeëvenaarde chaos volgen en daarin zult u zich staande moeten houden. Maar wat er ook komen mag, u zult steeds op mijn hulp kunnen rekenen. Het leven zal voor u draaglijk zijn wanneer u het leidt naar Mij, wanneer u zich aan mijn hand vasthoudt en elke stap met Mij gaat. Maar dat de chaos komt is zeker, ook wanneer het u nu nog ongeloofwaardig voorkomt, ook wanneer u zich van zijn aard en omvang geen voorstelling kunt maken. Want het is de tijd van het einde. Het is het laatste grote wakker roepen van mijn kant. Het is de laatste grote schok die u nog zult moeten meemaken opdat u mensen de weg naar Mij zult nemen, u die nog andere wegen gaat, opdat u nog de laatste korte tijd die u dan nog is toegekend tot aan het einde, juist zult benutten.
De chaos na mijn ingreep door de krachten der natuur zal onbeschrijflijk zijn en u zult veel kracht nodig hebben om vol te houden. Maar u zult Mij te allen tijde om deze kracht kunnen vragen. U kunt ze u zekerstellen door werkzaam te zijn in liefde. U zult nooit krachteloos aan het noodlot zijn overgeleverd wanneer u maar uw medemensen zult willen helpen en wanneer u daartoe om mijn hulp vraagt.
Ter wille van de geestelijke nood laat Ik dit natuurgebeuren over u komen, opdat u tot bezinning zult komen over wat het aardse leven waard is wanneer het slechts werelds wordt geleefd. Want u zult elk bezit verliezen. U zult in omstandigheden worden gedrongen waarin u zeer veel hulp nodig hebt en deze hulp alleen bij Mij kunt vinden, want aards zal elke hulpverlening onmogelijk zijn. Maar Ik kan u helpen. En Ik zal u helpen zodra u Mij zult aanroepen in geest en in waarheid, zodra u maar innig vragende gedachten naar Mij zult opzenden, of Ik Me om u zou willen bekommeren in uw nood.
En hoe onzelfzuchtiger uw gebeden zijn, des te meer zult u mijn hulp ondervinden. En dan verwacht Ik van de mijnen dat ze voor Mij spreken en ook hun medemensen attent maken op Mij. Dat ze proberen dezen te sterken in het geloof in mijn eindeloze vaderliefde en dat ze dus werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk. Want dan zullen ze ook open oren en harten vinden, ofschoon het merendeel der mensen hun weinig gehoor zal schenken.
Maar het gaat erom nog de weinigen te winnen, dat Ik ter wille van hen deze catastrofe over de aarde laat komen. Want voor Mij is iedere afzonderlijke ziel belangrijk. Ik wil geen enkele ziel verloren laten gaan die nog te redden zou zijn en Ik wil ook mijn dienaren goed bespraakt laten zijn opdat ze succesvolle knechten kunnen zijn in mijn wijngaard. U allen zult tevoren al veel kracht moeten vergaren, omdat de nood heel groot zal zijn. Maar Ik verzeker u dat u zult kunnen volhouden wanneer u zich maar aan Mij vasthoudt. En ieder mens die in uren van grote nood aan Mij denkt vervul Ik van kracht. In het geloof aan en vertrouwen op mijn hulp zult u allen sterk zijn en elke aardse nood bedwingen. Want u moet alleen de weg naar Mij nemen. Dat is het enige doel van mijn ingreep, opdat u niet meer voor eindeloos lange tijd verloren zult gaan wanneer het einde is gekomen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7669 De ziel gaat bewust de belichaming aan
8 augustus 1960: Boek 80
U aanvaardt uw weg over de aarde, volkomen bewust van wat u te wachten staat, en u geeft vrijwillig uw toestemming. Maar de herinnering hieraan wordt u ontnomen, anders zou uw gang over de aarde onder een zekere dwang plaatsvinden, wat echter voor het rijpen van uw ziel niet bevorderlijk zou zijn. U moet daarom tijdens uw aardse leven niet klagen over de een of andere lotsbeschikking, want zij zijn alle slechts middelen, die u moeten helpen de zielen tot rijpheid te laten komen en die bij de juiste instelling ook tot volkomenheid leiden. Dus moet uw wil juist gericht zijn, en daaruit bestaat de aardse levensbeproeving, met welk doel u op aarde verblijft.
Wanneer u zich als mens belichaamt, dan lijken u alle hindernissen gemakkelijk te overwinnen. En u neemt ze graag op u, omdat u inziet dat dit de laatste belichaming in een gedaante is, dat u daarna in alle vrijheid zult kunnen leven, wanneer u de aardse levensweg hebt afgelegd. En het is u ook mogelijk door dit aardse leven vrij te worden uit de vorm wanneer u altijd Gods ondersteuning vraagt. Dan bewijst de ziel dat ze haar aardse levensdoel wil vervullen. Ze bewijst dat ze God erkent en ze verlangt ook naar Hem, anders zou ze Hem niet aanroepen om Zijn hulp.
En ook de zwaarste slagen van het noodlot zal de ziel nu kunnen overwinnen. Deze zal ze nooit alleen hoeven te dragen, maar ze zal veel geestelijke bijstand ervaren, zodat haar aardse leven ook altijd weer verlichting vertonen zal en ze steeds rijper uit iedere beproeving tevoorschijn komt. Doch zonder zulke beproevingen kan ze niet omhoog klimmen in haar ontwikkeling. Deze kennis wordt haar gegeven vóór haar belichaming als mens, en ze weigert ook niet de aardse levensweg aan te gaan. Zou haar deze herinnering gelaten blijven, dan zouden haar willen en handelen niet vrij zijn. Ze zou steeds onder dwang handelen en ook uit vrees voor het komende, zelfs als haar geen volledige duidelijkheid en kennis daarover geschonken werd.
Maar als mens moet u weten, dat u vrijwillig uw aardse lot op u genomen hebt, en dit weten moet u in zoverre geruststellen, dat u er altijd aan zult moeten denken, dat u het gehele vrij worden uit de gedaante mogelijk is, hoe ook uw aardse levensweg bepaald is. U moet weten, dat u altijd geestelijke ondersteuning mag ondervinden, dat God zelf wil dat u tot Hem terugkeert en dat Hij naar u verlangt en dus ook alles zal doen om u de terugkeer gemakkelijker te maken en dat u daarom ook niets hoeft te vrezen, wat voor lotsbeschikking u ook overkomt. Want met Zijn hulp zult u alles kunnen overwinnen. Met Zijn hulp lukt het u meester te worden over Zijn tegenstander, die u nog geboeid houdt. Want deze heeft geen macht meer over u, wanneer u naar God verlangt, die uw aller Vader is. Die in Jezus Christus de strijd heeft gevoerd tegen Zijn en uw vijand en die hem aldus ook overwonnen heeft. En bij Hem hoeft u alleen maar steeds om kracht te vragen. Hij zal u te allen tijde bijstaan, Hij zal u zelf van kracht voorzien als het erom gaat de levensweg met goed gevolg af te leggen, als het erom gaat alle moeilijkheden te boven komen, welke beproeving u ook is opgelegd, opdat u nog op aarde tot rijpheid komt, zodat u vrij wordt uit iedere gedaante en als vrij schepsel zult kunnen binnengaan in het geestelijke rijk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7673 Waarschuwing voor het omgaan met de wereld van gene zijde
14 augustus 1960: Boek 81
Dit is Mijn Wil, dat u zich tot Mij zult wenden in innig gebed, voor u zich met geestelijke wezens in verbinding stelt. Want van dit innige gebed tot Mij hangt het af, of de band met de geestenwereld zegenrijk voor u is. Het innige gebed tot Mij beschermt u tegen zulke wezens, die niet in staat zijn u voordeel te bieden, omdat ze zelf nog niet in het licht staan. Maar u weet het niet zelf, of de zielen van de gestorvenen, die u roept, al het lichtrijk zijn binnengegaan, want zelfs wanneer ze het u verzekeren, weet u niet of hun uitspraken geloofwaardig zijn. En daarom moet u met alle voorzichtigheid aan zulke betrekkingen met de geestelijke wereld beginnen, want u zult zelf al in een geestelijke sfeer moeten zijn, die al het kwade van u wegdringt, zodat het niet dichterbij u kan komen en u alleen door lichtwezens verzorgd en onderricht zult worden.
De omgang met de zielen van gestorvenen is altijd een groot gevaar, omdat u mensen niet weet in welke sfeer ze zich bevinden. Weliswaar wordt u een dergelijke omgang niet als zonde aangerekend, wanneer de liefde voor die zielen u ertoe aanzet, maar uzelf verkrijgt niets. U zult eerder kunnen verliezen, wanneer u daardoor zelf in duistere sferen terecht komt en onjuiste leringen of mededelingen zult ontvangen, die uw ziel niet tot heil strekken. En daarom waarschuw Ik u nadrukkelijk voor een dergelijke omgang met de geestelijke wereld, terwille van uzelf. Wat u ook vanuit deze wereld verteld wordt, het zal nooit aan diepte en wijsheid Mijn Woord kunnen evenaren, dat Mijn Liefde aan u mensen overbrengt van boven en dat u door boden van het licht wordt toegevoerd, wanneer u zelf het niet rechtstreeks van Mij zult kunnen ontvangen.
Ik Zelf wil uw Vriend en Leraar zijn, uw Broeder, met Wie u te allen tijde van gedachten zult kunnen wisselen bij elke vraag, of ze aards of geestelijk van aard is. En Ik zal u altijd antwoord geven als u zulks verlangt. Ik zal u onderrichten, dat u naar Jezus Christus uw schreden zult moeten richten om gelukzalig te worden. En dus moet u zelf ook de zielen van de gestorvenen in kennis stellen van Hem en ze in gedachten wijzen op Hem, Die uw aller Verlosser is van zonde en dood. Want ook deze zielen moeten eerst de weg naar Hem hebben gevonden, om in het lichtrijk te kunnen worden opgenomen. En u zult deze zielen geen grotere dienst van liefde kunnen bewijzen, dan hen in gedachten het evangelie te verkondigen, de goddelijke leer van de liefde, die Ik Zelf in de Mens Jezus op aarde heb gepredikt, om hen de weg te tonen, die weer naar Mij terugvoert in het Vaderhuis. U zult deze zielen van de gestorvenen moeten willen helpen. U zult aan hen moeten geven, maar u niet door hen laten onderrichten, om het even op welke manier.
Van Mij uit is u het weten over de toekomst onthouden, dus moet u hun ook geen vragen van deze aard stellen. Maar geestelijk weten moet u steeds verlangen, doch dit kunnen ook die zielen niet geven. Maar wel zult u zich altijd tot Jezus Christus kunnen wenden, de goddelijke Leermeester. En Deze zal u liefdevol opheldering geven en Hij zal u steeds naar Zich Zelf roepen, dat u Hem zult vragen om vergeving van de zonde, dat u Hem zult navolgen, om door Hem Zelf te worden binnengeleid in het rijk van licht en gelukzaligheid. Maar zonder Hem zult u niet gelukzalig kunnen worden, dat moet u ter harte nemen. En wanneer het nu uw wil is, in Mijn Wil te leven, dan zult u ook alles doen, wat Jezus op aarde heeft onderricht, wat Hij in Zijn geboden van de liefde tot God en de naaste tot uitdrukking bracht. U zult dan zelf in liefde leven en inzien waar licht is. U zult dan ook in staat zijn, de waarde van geestelijke overdracht te onderkennen en u zult er naar streven, alleen met die geestelijke wereld in contact te komen, die vol van licht is en u nu ook heldere onderrichtingen kan overbrengen. Want steeds bent u het zelf, die de graad van het licht bepaalt, waarin u zich bevindt. Maar laat u dat gezegd zijn, dat de omgang met een geestenwereld gevaarlijk is, waarvan u niet weet in welke graad van rijpheid de zielen, die u raadpleegt, zich bevinden. Laat het u steeds gezegd zijn, dat u aan die zielen moet geven, want zij allen zullen uw voorspraak nodig hebben om omhoog te klimmen, die u dus in liefde die zielen zult moeten schenken tot hun en ook tot uw zielenheil. En dan zal u worden toegemeten, zoals u zelf uitmeet.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7681 IK blijf bij u tot aan het einde van de wereld
24 augustus 1960: Boek 81
"IK wil u Mijn Trooster zenden, de GEEST der waarheid". U allen hebt het vermogen in u de "Stem van Mijn GEEST" te vernemen, want een deeltje van MIJ ZELF, een Geestvonk van Mijn goddelijke LIEFDE ligt in u, en DIE zal Zich ook steeds met MIJ kunnen verbinden. Mijn Woord zal door hem u binnenstralen, want deze Geestvonk is een uitstraling van MIJZelf die u doeltreffend raakt als u daarop voorbereid bent. Zolang u zich geïsoleerd houdt van MIJ, houdt ook deze Geestvonk zich in u stil. Verbindt u zich met MIJ, dan staat ook de Geestvonk in contact met MIJ en hij kan u alles overbrengen wat nu van MIJ aan licht en kracht uitgaat. Hij kan u de zuivere waarheid uit MIJ doen toekomen, en u kunt door het ontvangen van deze waarheid toenemen in inzicht, dus uit het donker van de nacht naar buiten treden in het licht van de dag.
IKZelf heb u dit beloofd toen IK op aarde leefde, dat IK u niet meer alleen zal laten tot aan het einde van de wereld. IK wees u op "het werkzaam zijn van Mijn GEEST" in u, DIE u vertrouwd zal maken met de waarheid, want tevoren was de ziel nog met de oerschuld belast, die het onmogelijk maakte dat de verbinding van de mens met MIJ zo innig was dat hij Mijn Stem in zich vernam.
Want de verlossing door JEZUS CHRISTUS, die de grote scheiding van MIJ ophief, moest eerst plaatsgevonden hebben. De mens moest MIJ heel bewust erkennen in JEZUS CHRISTUS. Hij moest dus vanuit zijn wil de terugkeer aanvaard hebben, die hem dan ook weer de aanstraling van Mijn Liefdekracht opleverde en hem het weerklinken van Mijn Woord in zichzelf verzekerde, als dit zijn wil was. Als hij zich bewust openstelde en nu de Geestvonk in zich aanleiding gaf zich te verbinden met de VADERGEEST van eeuwigheid.
Daartoe behoort slechts de ernstige wil, in Mijn Wil binnen te gaan. Daartoe is het erkennen van MIJZelf nodig, aan WIE het wezen eens zijn erkenning ontzegd had. En daar is een leven in liefde voor nodig opdat Mijn GEEST zich nu uiten kan, zoals IK het beloofd heb. Lichamelijk kon IK niet bij u, mensen blijven, maar IK gaf u de troost Mijn GEEST te zenden en dus altijd "bij u te blijven tot aan het einde van de wereld". En deze belofte moet u ernstig nemen. U zult u van Mijn tegenwoordigheid altijd bewust kunnen zijn en blijven, u hoeft het maar zelf te willen dat IK bij u aanwezig ben. U hoeft slechts in gedachten de verbinding met MIJ tot stand te brengen, in de geest of in het werkzaam zijn in liefde.
Dan zult u MIJ ook voortdurend kunnen vernemen, want IK Zelf ben in u en de Geestvonk verliest nimmer de verbinding met de VADERGEEST van eeuwigheid, alleen kan HIJ Zich niet uiten als de mens zelf zich niet openstelt in vrije wil, als hij niet zelf luistert om te horen wat de GEEST uit MIJ door de Geestvonk hem overbrengt.
En zodoende ligt het steeds alleen aan de mens zelf, dat hij de Vonk in zich doet ontbranden, dat hij hem de mogelijkheid geeft zich te openbaren, dat hij MIJ Zelf vraagt dat IK bij hem mag zijn, hem onderricht en bekend maak met de waarheid volgens Mijn belofte. En IK zal hem waarlijk als een Trooster terzijde staan. IK zal hem binnenleiden in de waarheid, IK zal MIJZelf aan hem bewijzen door Mijn aanspreken. IK zal bij hem zijn en blijven tot aan het einde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7687 Het einde en de wegneming Het paradijs op de nieuwe aarde
1 september 1960: Boek 81
Een zalig lot zal u deelachtig worden in het paradijs op de nieuwe aarde, wanneer u stand zult houden in de laatste geloofsstrijd, en MIJ getrouw zult blijven tot het einde. Het zal weliswaar voor u nog een zware tijd zijn, maar u zult ze kunnen doorstaan omdat u door Mijn Kracht wordt gesterkt. U wordt zo duidelijk door MIJ met Mijn Liefde gesterkt dat u geduldig al het moeilijke op u neemt en MIJ en Mijn Naam belijdt voor de wereld. En door uw sterk geloof zullen nog enkele van uw medemensen die nog zwak zijn van geloof, troost en sterkte ontvangen. En dan zullen zij ook Mijn Macht en Sterkte kunnen ervaren, als zij levendig in MIJ geloven.
U mag echter niet terwille van het loon bij MIJ blijven, maar uw liefde tot MIJ moet u er toe bewegen aan alle aanvallen van de tegenstander weerstand te bieden. En die liefde zal ook in u zijn bij het zien van de duidelijke hulp die IK u Zelf geef door Mijn Liefde. U zult in vurige liefde tot MIJ ontbranden en niets kan u doen ontstellen, niets kan u meer van MIJ scheiden. Want IK ben en wil de VADER blijven van u allen, DIE Zijn kinderen wil plaatsen in het paradijs op de nieuwe aarde, en u daarom ook wil bijstaan tot het einde.
"IK zal de dagen verkorten terwille van de mijnen", deze belofte moet uw troost zijn als u de chaos ziet om u heen. Als u aan de vervolgingen bent blootgesteld die van Mijn tegenstander uitgaan, en die een ieder zal treffen die in MIJ gelooft. Laat u echter niet misleiden door beloften van hen die MIJ niet willen erkennen. Laat u zich niet op een dwaalspoor brengen door hun schijnbaar luxueus leven en verlang er niet naar, want de tijd dat Mijn tegenstander en zijn aanhang er zich in kan verheugen is maar kort.
Alles zal vergaan op de dag van het gericht, en alleen u zult die dag overleven en mogen ingaan in het rijk van vrede, als IK u zal wegnemen voor hun ogen. En opdat u sterk blijft in weerstand en MIJ getrouw blijft tot het einde, daarom zal IK u sterken in elke nood naar lichaam en ziel.
En IK zal ook zichtbaar tot u komen, waar de sterkte van uw geloof en uw liefde dat toelaat. IK zal u voorzien van zo’n ongewone troost en kracht opdat u zult kunnen weerstaan, en opdat u die korte tijd kunt doormaken zonder de minste schade te lijden aan lichaam en ziel. Want Mijn Macht is waarlijk groot genoeg om u te behoeden in elke nood en elk gevaar.
Maar reken dan elke dag op MIJN komen, wanneer u heel erg verdrukt wordt terwille van uw geloof. Weet dan dat de dag van het gericht niet ver meer af is, en volhard dan in liefde en geduld. Want IK heb u Mijn hulp beloofd en IK zal u ook redden uit elke nood.
Hoe dicht u vóór het einde staat weet u niet, en de dag en het uur zal voor u verborgen blijven. Maar sla acht op de tekenen van de tijd die u het einde verkondigen, want daaraan kunt u herkennen dat u leeft in het twaalfde uur en dat de tijd snel voorbij vliegt. En daarom moet u deze tijd goed benutten naar uw beste vermogen. U moet steeds met MIJ in verbinding blijven opdat u bij voortduring kracht ontvangt, opdat u toeneemt in geloofssterkte en in liefde tot MIJ.
IK behoed u waarlijk voor de ondergang als u slechts de wil hebt MIJ toe te behoren. Dan zal IK u ook de kracht geven om stand te kunnen houden tot het einde. Of, als u te zwak bent zal IK u van tevoren al wegroepen, opdat u niet in uw zwakheid Mijn tegenstander ten offer valt. In geen geval laat IK u verloren gaan, want zodra u zich tot MIJ keert laat IK u niet meer over aan Mijn tegenstander, maar omvat u en neem u tot MIJ.
Maar zalig hij die de tijd tot het einde zal beleven. Die MIJ getrouw blijft en MIJ belijdt voor de wereld, hem zal IK verplaatsen naar de nieuwe aarde als de dag van het gericht is gekomen. Hij zal bevrijd zijn van alle ellende en elke pijn, en zal leven in vrede en zaligheid. Want IKZelf zal onder de mijnen vertoeven op de nieuwe aarde, zoals IK het steeds weer heb beloofd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7699 De ontwikkelingsweg van het geestelijke
14 september 1960: Boek 81
U bent door de gehele schepping heen gegaan. Dit is een belangrijke uitspraak die u pas kunt begrijpen wanneer u mijn plan van het terugvoeren, mijn plan tot vergeestelijking van al het nog onrijpe geestelijke kent en over de verbanden weet die aan uw gang door de schepping ten grondslag liggen. Want u bent pas als mens weer dat oerwezen dat u was toen Ik u schiep en buiten Mij plaatste. Uw afval van Mij in de diepste diepte had ook uw ontbinding tot gevolg, zodat u de gang door de schepping hebt afgelegd in talloze afzonderlijke substanties, die alle in scheppingswerken ingelijfd werden en zo hun bestemming moesten nakomen. Zodoende konden ze langzaam de opwaartse ontwikkeling doormaken die het terugvoeren van het geestelijke, zijn wezensverandering, tot stand moet brengen volgens mijn heilsplan van eeuwigheid. Elk scheppingswerk heeft zijn taak waarvan dienen het doel is. Door voortdurend dienen vanuit de wet van de gebonden wil verliest het geestelijke steeds weer zijn uiterlijke vorm en kan zich dan weer in een nieuwe uiterlijke vorm belichamen. En dit wordt zolang voortgezet, tot het geestelijke de rijpheid verkregen heeft die voor de belichaming als mens, nodig is.
Deze ontwikkelingsgang door de scheppingen van de aarde voert onherroepelijk tot deze rijpheid, want hij wordt afgelegd onder de wet van de gebonden wil. Mijn wil beslist, en overeenkomstig deze wil voegt zich alles naar mijn wetten en bereikt zo de rijpheid. Wel vergt het eindeloos lange tijden tot een bepaalde graad van rijpheid bereikt is waarin de afzonderlijke substanties zich weer verzameld hebben en de oerziel, nu als mens belichaamd, de laatste gang over de aarde gaat om zijn vergeestelijking te voltooien. Maar deze gang door de schepping kan niet willekeurig uitgeschakeld of door een andere ontwikkelingsgang vervangen worden, hij moet worden afgelegd door elk wezen dat weer wil terugkeren en worden wil zoals het was in het allereerste begin. Want de materiële schepping is pas door mijn wil tot stand gekomen omdat Ik ze als weg zag waarover mijn schepselen - die onmetelijk ver van Mij verwijderd waren - weer nader tot Mij konden komen.
De schepping zelf is dus dat gevallen geestelijke dat zich verhardde tot geestelijke substantie en dat door mijn wil nu omgevormd werd in de meest verschillende vormen die Ik hun bestemming en doel toewees: langzaam het geestelijke tot rijpheid te brengen en dit steeds een nieuwe vorm aan te bieden om steeds een hogere rijpheid te bereiken. Om uiteindelijk eenmaal als mens belichaamd, als zelfbewust wezen, het laatste doel na te streven: de vereniging met Mij bewust te zoeken en te vinden en dan de uiteindelijke terugkeer tot Mij voltrokken te hebben. Dat is het enige doel van elk scheppingswerk, dat het geestelijke zich erin kan bergen dat verplicht is opwaarts te gaan naar Mij en dat ook door mijn wil deze langzame opwaartse ontwikkeling bereikt, omdat het dient - weliswaar steeds ook onder de wet van de gebonden wil - en zich door dat dienen altijd weer bevrijdt uit zijn vorm.
Maar er zullen nog eeuwigheden vergaan totdat van het laatste geestelijke wezen al zijn partikels weer samen zijn gekomen. Tot dan ook de aan Mij vijandelijke geest Lucifer zich vrijwillig weer naar Mij zal toekeren, omdat hij volledig krachteloos is wanneer alle geschapen wezens hem vrijwillig verlaten hebben, die nu op Mij aansturen omdat zij Mij als hun Heer en Schepper onderkennen. Pas dan zal mijn tegenstander zijn volledige onmacht inzien en weer verlangen naar licht en kracht. Pas dan verlangt hij weer naar mijn liefde die hem eens onmetelijk zalig maakte, en hij zal zich dan ook weer vrijwillig openen voor mijn liefdestraling en keert nu naar Mij terug als mijn zoon.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7717 De weg naar het kruis moet worden ingeslagen
1 oktober 1960: Boek 81
U keert allen weer terug naar het hemelse vaderland. U wordt allen weer door mijn vaderarmen omhelsd en allen zult u onmetelijk gelukzalig zijn. Dit is zeker voor u die in het vlees op deze aarde of ook in het rijk hierna nog onvolmaakt bent. Want eens zal de tijd komen waarin uw hart doorgloeid is van liefde en op het vaderhart toesnelt. En dan heb Ik mijn doel bereikt dat Ik me heb gesteld bij het scheppen van de geesten. En wanneer alleen mijn liefde de doorslag zou geven, dan zouden de hemelse, paradijselijke streken u allang hebben opgenomen. Want Ik verlang vurig naar mijn kinderen en Ik wil ze graag onmetelijk gelukkig maken. Maar mijn liefde kan niet ingaan tegen mijn wet van eeuwigheid.
En deze eist de vrijwillige terugkeer van het wezenlijke dat eens van Mij was uitgegaan en zich ook in vrije wil van Mij had verwijderd. En zo is de weg omhoog voor u mensen - die de eens gevallen oer-geesten bent - van heel verschillend lange duur. Hij kan in korte tijd worden afgelegd, maar hij kan ook eeuwigheden eisen. Hij kan meerdere ontwikkelingsperioden nodig hebben en voor u ook eindeloos lange tijden in kwelling en gebondenheid betekenen.
Maar eens zult u uw doel bereiken. Als mens bent u niet op de hoogte van de toestand van gebondenheid vol kwelling. Maar Ik weet ervan. En Ik heb u lief en wil u graag de kwelling besparen, opdat u niet weer afglijdt in dezelfde toestand die u als mens allang hebt overwonnen. Daarom bied Ik me zelf aan als uw leider op uw weg door het aardse bestaan. Daarom voeg Ik me bij u op de pelgrimsweg om u de kortste weg te tonen die omhoog leidt. En deze weg voert naar het kruis.
De weg omhoog voert naar Jezus Christus. En wie deze weg gaat, komt zeer zeker bij Mij terug in het vaderhuis, omdat Jezus Christus en Ik één zijn, omdat u Mij zelf erkent wanneer u Hem en Zijn verlossingswerk erkent en u dus ook door Hem zult laten verlossen die voor u de schuld van de afval van weleer van Mij teniet heeft gedaan. Deze weg, de weg naar het kruis, moet op aarde of ook in het hiernamaals onherroepelijk worden betreden, omdat dan ook mijn liefde weer werkzaam kan worden, die ter wille van de rechtvaardigheid moest wijken toen u gevallen bent. Maar aan de rechtvaardigheid is voldaan door de mens Jezus, in wie Ik zelf me heb belichaamd.
Mijn liefde heeft dus de vereffening gebracht. De rechtvaardigheid is niet uitgeschakeld, want Ik nam als mens de overmaat aan lijden en pijnen op me als zoenoffer voor de grote schuld die uw afval eens is geweest.
Maar uw wil moet dat zoenoffer nu ook aanvaarden. Uw wil moet de vergeving van de schuld bewust afsmeken. U zult dus zelf onder het kruis moeten bekennen dat u schuldig bent.
U zult in vrije wil de goddelijke Verlosser Jezus Christus moeten aanroepen om vergeving van de zondenschuld, om Zijn erbarmen en Zijn genade.
U zult de weg naar het kruis moeten kiezen.
En dan kan mijn liefde u weer vastpakken, want dan erkent u Mij zelf die u eens uw erkenning ontzegde. Want Hij en Ik zijn één. Ik zelf heb u in de mens Jezus aan het kruis verlost van zonde en dood.
En hebt u eenmaal deze weg naar het kruis ingeslagen, dan is ook uw tocht over de aarde voltooid. Dan is de trede van ontwikkeling bereikt, die u het binnengaan in het geestelijke rijk verzekert. Dan hoeft u een herhaalde gang door de schepping op aarde niet meer te vrezen, dan zult u in het geestelijke rijk steeds hoger kunnen klimmen. Mijn liefde zal u aantrekken en uw liefde voor Mij zal steeds sterker worden.
Vader en kind zullen zich aaneensluiten en de gelukzaligheden die Ik mijn kinderen bereid zullen onbegrensd zijn, omdat ook mijn liefde onbegrensd is en zich eeuwig wil weggeven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7829 Het "werkzaam zijn van de GEEST" en de activiteiten van de geestenwereld
18 februari 1961: Boek 82
U wordt met de waarheid vertrouwd gemaakt, kunt u daar de betekenis van beseffen? Dat u hiervan verzekerd bent volledig in de waarheid vast te staan, omdat IK u Zelf onderricht? En als men u tegenwerpingen maakt dat u er niet zeker van bent dat IK het ben DIE tot u spreekt, laat u dan niet in de war brengen, want dan zou u anders alles kunnen verwerpen, ook het boek der boeken (de bijbel) dat Mijn duidelijke aanwijzing bevat over het "werkzaam zijn van Mijn GEEST".
De mensen zijn echter al zo ver van MIJ verwijderd, dat zij van een werkzaam zijn van Mijn GEEST in de mens niets meer weten. Zij zoeken weliswaar sporadisch ook de verbinding met het geestelijke rijk, maar zijn totaal onwetend dat zij zich daardoor in gevaar begeven mededelingen in ontvangst te nemen die niet overeenkomen met de waarheid, omdat zij te weinig weten over "de activiteiten van de geesten", die nog niet het lichtrijk zijn binnengegaan.
Zij brengen verbindingen tot stand met geestelijke gebieden, met de geestenwereld, die ook wel contact zoekt met de mensen - doch alleen maar om zichzelf te kunnen uiten, om hun verkeerd, verward denken op de mensen over te kunnen dragen zoals zij het op de aarde gedaan hebben, want zolang zij niet in de lichtwereld vertoeven denken ze niet juist. Ze zijn nog verduisterd van geest en kunnen de mensen alleen valse ideeën overdragen.
En de mensen hechten te veel waarde aan zulke mededelingen uit de geestenwereld. Maar de ware band met MIJ, die hun het toekomen van de waarheid garanderen zou, zoeken zij niet. "Mijn GEEST" zal u in de waarheid leiden. IKZelf wil u onderrichten en ofschoon IK door lichtboden tot u spreek, dan is dat toch hetzelfde, want van MIJ gaat de waarheid uit en wordt u door Mijn lichtboden gebracht, die nooit anders spreken kunnen en zullen zoals het Mijn Wil is, omdat zij de geestelijke leringen van MIJ aannemen die zij aan u doorgeven.
IKZelf onderricht u door de GEEST. Begrijp het mensen, dat GOD Zelf tot u spreekt en doe dat niet als iets onmogelijks af. Want u staat in rechtstreekse verbinding met MIJ omdat u Mijn schepselen, Mijn kinderen bent en eeuwig bij MIJ hoort. En de VADER zal steeds tot Zijn kinderen spreken als dezen het maar willen en de voorwaarden vervullen die IK daaraan verbonden heb - dat het kind de Stem van de VADER verneemt.
U moet geloven dat IK tot u spreek, u gereed maken als opnamevat voor de Stroom van Mijn GEEST - en dan innerlijk luisteren. Om te kunnen geloven moet u in de liefde leven en daardoor bereidt u zichzelf tot woning voor MIJ. IK kan dan bij u aanwezig zijn, en als u opmerkzaam luistert zult u MIJ vernemen. En wat IK u zeg is de waarheid, want de eeuwige WAARHEID Zelf spreekt tot u. ZE onderricht u en u zult ook alles vernemen wat nodig is voor het heil van uw ziel.
Hebt u daar echter de stemmen uit de geestenwereld voor nodig? Laat u ernstig waarschuwen, mededelingen als waar aan te nemen die niet door de "werkzaamheid van Mijn GEEST" tot u zijn gekomen. Houd u ver van hen die voorgeven dat zij in verbinding staan met de geestenwereld. Zij zijn een gevaar voor u, want zij verwarren uw gedachten en houden u weg van de zuivere waarheid. Wel kunnen soms mensen wier zielen al uitgerijpt zijn, geestelijk in deze gebieden een blik werpen en hun invloed op de zielen der duisternis uitoefenen; maar nooit zullen mensen op aarde iets winnen als zij contact zoeken met gindse wereld, waar geen licht is. En daarom moeten zij zo'n omgang met de geestenwereld mijden, want ook deze omgang is een middel van de tegenstander in de eindtijd om de gedachten van de mensen in verwarring te brengen, zodat de mensen ook geen begrip voor het "werkzaam zijn van Mijn GEEST" kunnen opbrengen en afwijzend tegenover de waarheid staan of haar minder aandacht schenken dan andere mededelingen - en aan een genadegave van de hoogste waarde voorbijgaan.
De waarheid gaat van MIJ uit en u, mensen zult haar ontvangen als u deze waarheid begeert. Neemt u echter genoegen met mededelingen die hun oorsprong niet uit MIJ hebben, schenkt u aandacht aan zulke mededelingen, dan begeert u de waarheid niet en deze zal ook nooit in uw bezit komen. Waar echter Mijn GEEST werkt daar is de waarheid. Want IK kan alleen werken, waar de voorwaarden aanwezig zijn, dan houd IK elke dwaling op een afstand, want deze macht staat MIJ waarlijk ter beschikking.
IK wil dat de waarheid naar de aarde gebracht wordt en IK heb de macht Mijn Wil uit te voeren, want u, mensen doolt rond in dwaling en bent daarom in groot gevaar. U, mensen kunt alleen maar door de waarheid zalig worden en moet deze ernstig van MIJ afsmeken. Dan echter kunt u er ook zeker van zijn dat u haar zult ontvangen, dat IKZelf u leer zoals IK het beloofd heb.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7853 Slagen van het noodlot - Geestelijke dood
17 maart 1961: Boek 82
De mensen die geen geloof meer hebben in een God en Schepper, in een leven van de ziel na de dood, zijn nu al een prooi geworden van de geestelijke dood. Want dezen geloven ook niet aan een doel en zin van hun aardse leven, maar beschouwen dit leven slechts als een doel op zich. Ze houden zich alleen op in aardse gebieden. Hun gedachten vinden de weg naar het geestelijke rijk niet, want ze verweren zich ertegen vandaar uitgaande gedachten aan te nemen en er gevolg aan te geven. Ze zijn slechts menselijk gerichte schepselen, wier graad van geestelijke rijpheid zo laag is dat hun met grote zekerheid het lot wacht opnieuw gekluisterd te worden, omdat hun vrije wil zich niet naar boven, maar naar beneden richt. Ze hebben al een bepaald leven bereikt en leveren zich toch weer uit aan de dood. Maar ze kunnen ook niet daarbij gehinderd worden, omdat het hun vrije wil is, omdat het om de laatste wilsbeslissing in alle vrijheid gaat in het leven op aarde.
Maar God wil de mensen het leven geven dat eeuwig duurt. En de mensen moeten het ook uit Zijn hand aannemen. Ze kunnen het niet ergens anders in ontvangst nemen dan alleen bij hun God en Schepper van eeuwigheid. In Hem echter geloven ze niet en daarom vragen ze Hem er ook niet om. En daarom kan Hij hun voor het aardse bestaan slechts een lot opleggen dat hen van de aardse wereld afleidt en hen ertoe brengt na te denken. Hij kan bij hen alleen aards geluk en hoop stukslaan, omdat Hij ze wil redden, omdat Hij hun het leven wil bezorgen dat eeuwig duurt. Want vindt de mens steeds vervulling van zijn aardse wensen en begeerten, dan zal hij er steeds meer naar verlangen en zijn gedachten steeds wereldser richten. En dan zal voor hem het leven ook slechts het doel op zichzelf blijven, maar nooit het middel tot het doel worden.
Daarom zult u zich niet moeten verwonderen wanneer in de laatste tijd de gebeurtenissen toenemen die in aardse zin een rampzalige uitwerking hebben op de getroffenen. Wanneer ongevallen en catastrofen van allerlei aard talloze mensenlevens eisen. Wanneer aards bezit verwoest wordt en de mensen met ziekte en leed worden getroffen. Want dit zijn alleen middelen die God gebruikt om toegang te krijgen tot de harten van de mensen die in wereldse welvaart Hem de toegang beletten.
Wat Hij nog kan doen, dat zal Hij ook doen tot redding van de mensen die de dood tegemoet gaan. Want de geestelijke dood is veel erger dan de lichamelijke dood, waardoor de ziel niet getroffen hoeft te worden wanneer de mens op aarde een adequaat leven heeft geleid. De ziel kan niet sterven, maar ze moet de gevolgen dragen van het denken en de levenswandel van de mens op aarde. En ze zal onherroepelijk het lot van de hernieuwde kluistering moeten ondergaan, wanneer ze niet nog voor het einde de weg naar God heeft gevonden, wanneer ze Hem niet nog voor het einde leert onderkennen en Hem bewust erkent en om hulp en ontferming vraagt in haar geestelijke nood. En opdat dit nog mogelijk is, zal er nog veel gebeuren wat u niet in overeenstemming meent te kunnen brengen met de liefde van een God.
Maar het is liefde, al mag het u nog zo vreselijk toeschijnen. Want de geestelijke dood van een ziel is veel benauwender dan de meest vreselijke slagen van het noodlot op deze aarde kunnen zijn. Want het leven op aarde gaat voorbij, maar de ziel moet weer eindeloze tijden in kwelling en duisternis doorbrengen, voordat ze weer de genade heeft als mens over de aarde te gaan met dezelfde opgave: in vrije wil te beslissen ten gunste van Hem uit Wie ze eens is voortgekomen, uit vrije wil te kiezen voor God van Wie ze zich eens in vrije wil afwendde en daarom ongelukkig werd. En ze kan pas weer gelukzalig worden wanneer ze de zin en het doel van haar bestaan als mens heeft vervuld. Dan zal ze ook tot leven komen, dan zal ze de dood niet meer hoeven te vrezen. Ze zal eeuwig leven zodra ze weer naar God is teruggekeerd, zodra ze zich weer met Hem heeft verenigd, waartoe het bestaan als mens haar de mogelijkheid bood en haar wil nu de juiste beslissing nam.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7901 De Huisvader neemt alle zorgen op Zich
26 mei 1961: Boek 82
Vertrouw u alleen maar toe aan MIJ en Mijn leiding en u zult doen en laten wat voor MIJ juist is - u zult die wegen gaan waarop u met succes zult kunnen werken voor MIJ en Mijn rijk. U zult MIJ dienen naar Mijn Wil, want IK ben het steeds DIE in en door u kan werken. Alleen maar uw overgave aan MIJ is nodig en uw weg over de aarde zal niet tevergeefs zijn, hij zal u naar het doel leiden. En IK heb nog veel werk voor u voordat het einde komt. IK wil nog veel mensen redden die in geestelijke nood zijn en heb daarvoor u nodig die makkelijker toegang verkrijgt bij diegenen die nog niet zelf de weg naar MIJ hebben gevonden. En omdat IK u nodig heb, zal IK er ook voor zorgen dat u in rust voor MIJ zult kunnen werken. IK zal uw aardse lot zo inrichten dat het voor u is te verdragen, dat u uw hele kracht voor MIJ in zult kunnen zetten en MIJ dan dient naar Mijn Wil. Want uw volledige overgave aan MIJ geeft MIJ ook de mogelijkheid, voor u te zorgen en u te leiden, dat u dan ongehinderd ook de arbeid voor MIJ zult kunnen uitvoeren, dat het u van binnen uit aanzet in Mijn Wil werkzaam te zijn.
Neem zo genoegen met deze toezegging van MIJ om voor u elke zorg op ME te nemen. De Huisvader zal Zich om het welzijn van Zijn kinderen die HEM trouw dienen bekommeren; Maar de VADER zal dus ook trouw op Zijn kinderen passen en in Liefde voor hen zorgen. En weet dat alles beschikt is in overeenstemming met de missie die u vrijwillig op u nam, want deze missie is buitengewoon belangrijk en betekenisvol, want het komt er op aan, nog veel verlossend werk te verwezenlijken voor het einde, de medemensen in Mijn plaats Mijn Woord aan te bieden, omdat IK hen Zelf nog niet kan aanspreken en dit nu door u moet gebeuren, opdat ze niet verloren gaan. Want zo velen zijn gewillig te geloven, maar ze vinden het ware geestelijke goed niet dat hen naar een levend geloof zou kunnen leiden. En dezen Mijn Woord te brengen en ze te wijzen op een GOD en Schepper, DIE ook hun VADER wil zijn, is waarlijk een dankbare taak, die zijn uitwerking kan hebben tot in alle eeuwigheid. En wanneer er slechts één ziel wordt gered van een hernieuwde gang door de scheppingswerken, dan is de arbeid in Mijn wijngaard niet zonder resultaat geweest en hij zal u zegen opleveren, geestelijk en ook aards.
Maar omdat IK u Zelf kan aanspreken, bezit u een geestelijk goed van onmetelijke waarde, een geestelijke leer die elke gewillige ziel aanspreekt, die haar tot geloven kan voeren en ze dan gered is voor eeuwig. En deze geestelijke leer zult u verder mogen geven, u zult Mijn genadegaven steeds opnieuw mogen ontvangen en ermee werken. U bezit een kostbaar zaad dat u zult kunnen uitstrooien, en u dient MIJ waarlijk als trouwe knechten wanneer u Mijn opdracht vervult en het evangelie (van de liefde) in de wereld uitdraagt.
En daarom zult u ook kunnen geloven dat IK u de wegen gereed zal maken die u zult moeten gaan. U kunt geloven dat IK u altijd bijstand verleen, dat u met elke zorg, met het kleinste verzoek of het kleinste verlangen naar MIJ als uw Huisvader zult kunnen komen en IK u waarlijk alle zorgen zal afnemen. U kunt geloven dat IK voor u de zorgen overneem, zolang u in Mijn dienst bent, zolang u zich om de arbeid voor MIJ en Mijn rijk bekommert; En daarom zult u al die zorgen die u aards nog terneerdrukken moeten laten vallen, want IK wil dat u inziet dat u een VADER hebt, DIE u liefheeft, dat u een goede HEER hebt, DIE door u wordt gediend, dat IK over u waak, omdat u MIJ dient en dat IK uw arbeid voor MIJ en Mijn rijk zegen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7907 Worden tot "kinderen" Gods - Kindschap Gods
2 juni 1961: Boek 82
Eeuwig neem Ik mijn liefde niet meer van u weg en of u uzelf ook verre houdt in vrije wil - eens zult u weer naar Mij terugkeren omdat mijn liefde u niet opgeeft. En Ik zal u ook steeds blijken van mijn liefde geven, Ik zal u begeleiden en voor u zorgen wanneer u als mens over de aarde gaat, omdat Ik ook uw liefde wil winnen die u weer met Mij verbindt zoals in het allereerste begin. Dus nooit mag u aan mijn liefde twijfelen. Uw liefde echter bepaalt de graad van het nader komen tot Mij, van uw liefde alleen hangt het af, of en wanneer de aaneensluiting met Mij plaatsvindt. En uw liefde toont u Mij door de graad van naastenliefde, die u steeds verhogen moet als u volmaakt wilt worden. En hiervoor is weer vereist dat u de eigenliefde volledig aflegt, dat u er naar streeft in de liefde tot de naaste op te gaan, dat u onzelfzuchtig de naaste behulpzaam bent. Dan komt u steeds dichter bij Mij, want met elk werk van liefde trekt u Mij tot u. Met elk werk van liefde klimt u hogerop, u brengt de verbinding tot stand met de eeuwige Liefde. Ik zelf kan nu in u zijn, mijn liefde kan u weer doorstralen zoals vroeger, u bent dan mijn kinderen geworden en zult het nu ook blijven tot in alle eeuwigheid.
En dit is uw bestemming gedurende uw aardse leven, dat u zich tot kinderen vormt, u die eens als "schepselen" van Mij bent uitgegaan. En daar u de weg door de diepte gegaan bent en totaal zonder enige liefde was door uw vroegere afval van Mij, is dit een moeilijke opgave om uzelf weer in vrije wil tot liefde te vormen.
Er is dus een sterke wil voor nodig die moet worden omgezet in daden. De kracht daartoe moet dus steeds weer door liefde worden verworven of door innig gebed van Mij gevraagd worden. Alleen liefdesbetuigingen tegenover Mij zijn dus niet voldoende, maar daden van liefde zijn nodig om tot deze kracht te komen, die dan echter ook een gestadig dichter naar Mij toekomen tot gevolg heeft.
Zodra een mens zelf zijn hart opent in vrije wil om zich door Mij met de kracht van mijn liefde te laten aanstralen, zal ook zijn hart steeds meer tot liefde bereid zijn en de mens zal ook eenmaal zijn doel bereiken: hij zal het kindschap Gods verwerven zodra zijn leven een ononderbroken werken in liefde is in volledige onzelfzuchtigheid.
Maar slechts weinigen bereiken op aarde deze graad van liefde omdat steeds nog het eigen ik op de voorgrond treedt, omdat het grote inspanning vereist dat de mens alle wensen en begeerten opgeeft ter wille van de naaste. Want zijn ziel moet zich gedurende zijn leven op aarde volledig ontdoen van onrijpe aanklevingen en daar is een hoge graad van liefde voor nodig en vaak ook een grote mate van leed, zodat de ziel geheel gelouterd is bij haar heengaan van deze aarde. Dezen zijn dan volgroeid tot ware kinderen van God en hebben de aaneensluiting met Mij al op aarde gevonden. Ze hebben zichzelf in vrije wil gevormd tot kinderen die Ik Mij zelf niet scheppen kon. Wie er echter ernstig naar streeft, wie in diepste deemoed steeds weer om mijn genade vraagt, wie zichzelf al voelt als mijn kind, die zal ook niet verzwakken in zijn streven en zijn doel ook bereiken.
Maar de liefde tot Mij moet hem vervullen, niet het verlangen naar de hoogste gelukzaligheid, en de liefde tot Mij zal dan ook de graad van zijn naastenliefde voortdurend verhogen. Door de naastenliefde echter bewijst hij pas zijn liefde voor Mij. Ik wil echter u allen tot mijn kinderen vormen. En u moet u ook allen als mijn kinderen voelen, daar u anders niet de juiste verhouding tot uw Vader van eeuwigheid tot stand brengt, uit wiens liefde u bent voortgekomen. Alleen mag u niet vergeten dat u op aarde bent om mijn kinderen te worden en dat u zich daarom onophoudelijk moet inspannen. Bent u echter mijn kinderen, dan kan en zal Ik u ook van de aarde wegnemen omdat u dan het doel bereikt hebt waarvoor Ik alles geschapen heb: de hoogste volmaaktheid in vrije wil.
Dit verschil moet Ik u steeds weer voor de geest stellen om u ertoe te brengen de grootste inspanningen te leveren, want zolang u over deze aarde gaat heeft ook mijn tegenstander invloed op u. En zolang mijn tegenstander nog invloed op u kan uitoefenen zal hij het ook weten te verhinderen dat u zich geheel aan de naastenliefde wijdt, want zolang er zich nog onreine geestelijke substanties in u bevinden heeft het lichaam ook nog aardse verlangens, zolang is de eigenliefde niet helemaal overwonnen en moet de mens hiertegen nog steeds strijd voeren. De totale overwinning van al het negatieve verzekert de mens echter ook een hoge graad van liefde en dan kan ook de eenwording met Mij plaatsvinden, want dan trekt de Vader Zijn kind naar zich toe en laat het eeuwig niet meer los.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7919 Betekenis van de genadegave - Het schenken van kracht
14 juni 1961: Boek 83
Neem steeds Mijn Woord in ontvangst zoals je gegeven, opdat je het verder doorgeeft en het zijn bestemming vervult: kracht en licht te brengen aan de mensen die in duisternis voortgaan en krachteloos zijn. Het is steeds weer nodig dat u mensen op de hoogte bent van de betekenis en het belang van de grote genadegave die Ik u toezend, omdat u in grote geestelijke nood bent. Uw denken en streven behoort voornamelijk aan de wereld toe, maar aan uw God en Schepper denkt u weinig. En daarom brengt u maar zelden de band met Mij tot stand, waarin alleen Ik u kracht zou kunnen overbrengen voor uw pelgrimstocht op aarde.
U zult niet mogen geloven dat de u ter beschikking staande levenskracht u alleen werd gegeven om uw aardse wensen te vervullen. U moet er geestelijke kracht mee verwerven, wat zoveel betekent als dat u de levenskracht zult moeten gebruiken voor werken van liefde, wat u dan zeker ook geestelijke kracht oplevert. Want u hebt geestelijke kracht nodig voor uw klim omhoog, voor het rijp worden van uw ziel. Geestelijke kracht gaat niet voor u verloren, wanneer u het aardse leven hebt beëindigd en elke levenskracht verloren gaat.
Geestelijke kracht te verwerven is de opgave van uw aardse leven. En geestelijke kracht neemt u in ontvangst door werkzaam te zijn in liefde, door innig gebed tot Mij en door het luisteren naar Mijn Woord, dat een rechtstreekse overdracht van kracht is en dat u weer alleen Mijn wil bekend maakt, u te vormen tot liefde, zonder welke u niet zalig zult kunnen worden.
Geloof dat u op aarde er alleen naar zult moeten streven uw geestelijke kracht te vergroten. En geloof dat Ik u deze kracht wil toevoeren en u daarom toespreek. En wanneer Mijn Woord van boven voor u weerklinkt, dan is dat waarlijk een genadegave van ongewone uitwerking. Want ze schenkt u dat wat u mankeert, wat u echter zeer nodig hebt om rijp te worden tijdens uw aardse leven, om het rijk van licht en gelukzaligheid binnen te kunnen gaan, wanneer u dit aardse leven hebt beëindigd.
Mijn Woord dat Ik u aanbied is alles. Het is het brood uit de hemel. Het is het manna dat van de hemel komt en het voedsel voor uw ziel is. Het is een licht dat de duisternis verdrijft. Het is de krachtbron waaruit u onophoudelijk het water van het leven zult kunnen scheppen. Het is het bewijs van Mijn Liefde voor u mensen, bij wie Ik aanwezig kan zijn wanneer u ook Mij uw liefde betuigt. Het bewijst u ook Mijn wijsheid en Mijn macht, want u wordt met een weten bekend gemaakt, dat u een duidelijk beeld geeft van Mijn wezen. Mijn Woord is de uitstraling van Mijn goddelijke kracht van Liefde. En deze kan nooit zonder resultaat blijven. Ze moet op uzelf, op uw ziel, een uitwerking hebben en u tot de volmaaktheid voeren.
En daarom wil Ik u allen aanspreken. Daarom stuur Ik Mijn Woord naar de aarde en geef u steeds maar de opdracht het door te geven aan uw medemensen. En Ik maak u steeds weer het belang begrijpelijk, de uitwerking van de grote genadegave, opdat u Mij zult aanhoren en dus kracht ontvangt in overvloed, door bewust gebruik te maken van Mijn genade, doordat u het Woord aanhoort en ook ten volle ontplooit, doordat u Mijn wil vervult die Ik u door Mijn Woord verkondig omdat Ik u liefheb.
En u zult moeten geloven dat Uw God en Vader Zelf u aanspreekt. Want Ik wil Mijn kinderen terugwinnen, die al eindeloos lange tijd van Mij verwijderd zijn. Ik wil hun de terugweg wijzen en ze ook de kracht overbrengen om deze te kunnen gaan. Ik wil ze allen weer opnemen in Mijn rijk en ze de gelukzaligheid bereiden die ze mochten genieten in het allereerste begin. De Vader wil Zijn kinderen terug die eens vrijwillig van Hem zijn weggegaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7949 De Vader neemt alle zorgen op zich
25 juli 1961: Boek 83
Vertrouw op Mijn hulp in elke aardse of geestelijke nood en wend u met al uw verzoeken en verlangens alleen tot Mij, uw Vader van eeuwigheid, die altijd bereid is Zijn kinderen bij te staan en die u nooit tevergeefs zult aanroepen als u Mij maar volledig vertrouwt.
Alle aardse gebeurtenissen komen zo op u af, zoals ze gunstig zijn voor uw positieve ontwikkeling. En al mag het u ook voorkomen dat u in nood en in het nauw terechtkomt, u zult deze zelf van u af kunnen wenden wanneer u zich maar gelovig aan Mij vasthoudt, wanneer u Mij vraagt alle zorgen op Me te nemen, en Ik zal het doen. Want de Vader wil de liefde van Zijn kind winnen en Hij zal hem daarom ook steeds alleen maar liefde schenken.
Elke geestelijk gerichte gedachte garandeert u ook Mijn hulp. Want Ik heb u de belofte gegeven: "Zoek eerst het rijk Gods en al het andere zal u bovendien gegeven worden." En als u nu het rijpworden van uw ziel als zeer dringend beschouwt, als u uw gedachten op Mij en het geestelijke rijk richt, dan zullen de aardse noden u niet zo treffen, omdat Ik ze Zelf van u afneem. Mijn belofte wordt verwezenlijkt, hiervan zult u zeker kunnen zijn.
Ik verlang van u dat u meer aandacht schenkt aan uw ziel dan aan het lichaam. Ik verlang dat u de band zoekt met Mij en Mijn rijk en Ik neem dan de zorgen over die u aards belasten. Ik regel alles en altijd zo, dat u er nut van hebt. Maar u zult Mij moeten vertrouwen. U zult u niet door aardse noden terneer mogen laten drukken. U zult alles alleen maar berustend aan Mij moeten overlaten, en waarlijk, u zult u gelukkig kunnen prijzen. Want beter dan Ik kan er niemand voor u zorgen, omdat Ik van alles op de hoogte ben wat u nodig hebt, en omdat Ik ook aan u wil schenken, u die Mij dient, die bereid bent de mijne genoemd te worden, die aan Mij denkt en Mij in uw hart draagt. Voor wie zou anders Mijn belofte gelden, als u het niet bent, die de wil hebt te leven naar Mijn welgevallen?
En als u dus een verzoek of verlangen hebt, hetzij aards of geestelijk, kom dan vol vertrouwen tot Mij en leg het Me voor. En waarlijk, Ik zal u in overeenstemming met uw vragen bedenken, want voor Mij is niets onmogelijk en Mijn liefde voor u is overgroot.
Maar houd er ook rekening mee, dat er zich spoedig grote veranderingen voordoen, die terwille van de gehele mensheid noodzakelijk zijn. Maar ook dan leid Ik de mijnen er doorheen en u zult Mijn macht ondervinden, alsook Mijn liefde, die duidelijk herkenbaar zal zijn bij de mijnen. Want die zullen hebben wat nodig is en Mijn kracht zal hun toestromen, zodat ze niets als te zwaar ervaren, ook al worden ze door slagen van het noodlot getroffen. Steeds zullen ze Mijn nabijheid bemerken en zich in vast geloof aan Mij overgeven. En steeds zullen ze uit elke nood worden weggeleid.
Zorg er alleen voor dat uw geloof zich zal versterken. Sluit u steeds inniger bij Mij aan en houd met Mij stille tweespraak, en u zult daar veel kracht uit putten en dan ook niets meer doen zonder Mij. U zult Mij altijd bij u laten zijn. U zult u van Mijn aanwezigheid verzekeren door innig gebed en werken van liefde. En vanuit deze innige verbinding zult u Mij ook vol vertrouwen alles voorleggen wat u belast en er zeker van zijn dat Ik alle zorgen van u afneem, dat Ik voor u zorg en dit waarlijk beter kan doen, zoals een aardse vader voor zijn kinderen zorgt. En om u en uw geloof te beproeven zullen er ook steeds weer zorgen en noden op u afkomen. Maar daar u de weg weet hoeft u hem alleen maar te gaan. U hoeft Mij alleen maar aan te roepen in geest en in waarheid, en waarlijk, Ik zal uw gebed verhoren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7951 Geloof
27 juli 1961: Boek 83
Jullie moeten het geloof in jullie nog veel vaster vormgeven. En dat betekent, dat jullie nog meer in de liefde moeten leven die een levendig geloof voortbrengt. Liefdewerk is een directe verbinding met Mij, met de eeuwige Liefde zelf. En dat moet het voor jullie al begrijpelijk maken, dat jullie, met Mij verbonden, niet meer twijfelen kunnen of zwakgelovig kunnen zijn, omdat Ik zelf dan de waarborg ben dat jullie geloof niet verloren gaat. En zo kan ook de wil om te geloven sterk zijn in jullie, maar jullie moeten dezelfde sterke wil hebben om te werken in liefde. De liefde moet jullie van binnen aansporen tot alle willen en handelen, en dan zal met alle zekerheid ook jullie geloof sterk en onwankelbaar zijn. Jullie zullen eenvoudig niet meer kunnen twijfelen, maar zeker zijn van wat jullie moeten geloven. En dit geloof vol overtuiging zal jullie gelukig stemmen en jullie innerlijke rust schenken, want Ik zelf ben jullie dan nabij, omdat jullie Mij door liefdewerken voortdurend naar jullie toe trekken, want: "Wie in de liefde blijft, is in Mij en Ik in hem".
De liefde verbindt ons onlosmakelijk en de liefde brengt een onwankelbaar, levend geloof voort. En wanneer jullie bidden om een sterk geloof, dan moeten jullie tegelijkertijd bidden om een sterkere wil om lief te hebben, en jullie zullen waarachtig ook een sterker geloof bereiken. En als Ik jullie dit steeds weer laat weten, weet dan dat jullie een tijd tegemoet gaan waarin jullie een sterk, onwankelbaar geloof moeten bezitten om stand te kunnen houden tot het einde. Bezitten jullie dit geloof, dan zal jullie waarachtig niets kunnen doen wankelen, wat jullie ook overkomen mag, want dan weten jullie dat Ik jullie help, en dus vertrouwen jullie je vol geloof aan Mij toe. En Ik ben dan ook waarachtig steeds tot hulp bereid. Ik laat jullie niet in lichamelijke of geestelijke nood, want jullie zijn door jullie bereidwilligheid tot liefde, door jullie levenswandel, al de mijnen geworden. Jullie hebben je met Mij verbonden en Ik kan nu voortdurend in en door jullie werken.
Een standvastig geloof is de grootste zekerheid die jullie kunnen bezitten, want deze geeft jullie innerlijke rust en gelatenheid tegenover al het aardse gebeuren, dat Ik te allen tijde van jullie afwenden kan, of zijn uitwerking op jullie kan doen verminderen omdat jullie geloven. En zo moet jullie gebed voortdurend luiden: "Vader, help me dat ik in liefde werk en laat mijn wil om lief te hebben steeds sterker worden". En de wil om lief te hebben zal in gelijke mate toenemen, want liefde garandeert mijn aanwezigheid en mijn aanwezigheid garandeert hulp in iedere nood. Liefde garandeert ook het beseffen van alle samenhang en daarmee ook begrip voor alles, wat wederom alleen tot versterking van het geloof moet bijdragen. De liefde is alles - en hebben jullie de liefde, dan zijn jullie ook vol van kracht uit Mij. En deze kracht stelt jullie ook in staat ongewone dingen uit te voeren wanneer het nodig is, wanneer weer alleen de liefde jullie ertoe aanzet te willen helpen. Dan bezitten jullie het geloof dat bergen verzet en dan zullen jullie niets vrezen, wat er ook over jullie komt. Want dan zijn jullie verbonden met Hem, de Heer over alles die ook de elementen gebieden kan dat ze jullie sparen en die zich ook als jullie Vader wil waarmaken, die Zijn kinderen liefheeft en ze niet wil prijsgeven aan het verderf. Richt deze bede om versterking van het geloof en de wil om lief te hebben dagelijks aan Mij, want dit is een geestelijk verzoek dat Ik ook inwilligen zal omdat de liefde en het geloof nodig zijn voor jullie voleinding.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
7963 "Wat geen menselijk oog ooit gezien…"
10 augustus 1961: Boek 83
Ik heb geen ander doel dan u gelukzalig te maken, u de heerlijkheden van mijn rijk te schenken, u te laten schouwen wat geen mensenoog ooit heeft gezien, u onbeperkt gelukkig te maken en u als mijn kinderen aan mijn hart te drukken, omdat mijn liefde voor u onmetelijk is. En Ik zal ook eenmaal dit doel bereiken. Maar er kunnen ook nog eindeloze perioden voorbijgaan omdat een ding daartoe vereist is: dat ook u Mij uw liefde zult schenken, dat u in vrije wil terug zult verlangen naar Mij, van Wie u eens bent weggegaan.
En daarom tracht Ik ook voortdurend uw liefde te winnen. Ik probeer u kennis te geven van mijn wezen, dat hoogst volmaakt is. Ik moet dus ook uw liefde winnen wanneer u mijn wezen echt zult herkennen. En daarom openbaar Ik Me aan u, Ik bewijs Me aan u als bestaand en Ik geef u opheldering over mijn wezen, over mijn regeren en werkzaam zijn, over mijn plan van eeuwigheid. Ik onthul voor uw ogen een beeld dat u kunt liefhebben en ook zult liefhebben, wanneer u maar uw ogen opent en het beeld zult opnemen in uw hart. En opdat u Mij echt zult herkennen, spreek Ik u aan.
U mensen bent nog blind van geest en daarom zult u ook geen juiste voorstelling kunnen maken van Mij, uw God en Schepper, Die uw Vader wil zijn. U had eens elk inzicht verloren door uw afval naar de diepte, en in deze donkere geestelijke toestand bent u ook nog bij het begin van uw menselijk bestaan. En wil Ik uw liefde winnen, dan moet Ik uw geest verlichten. Ik moet u een klein lichtje schenken, dat voor u het beeld van uw God en Schepper zal belichten, opdat u Mij zult leren herkennen. Ik moet u opheldering geven over uw schepping, uw oorsprong uit een hoogst volmaakt Wezen, Dat u weliswaar niet kon schouwen, Dat u echter onmetelijk gelukkig stemde. Ik moet u kennis geven over wat u was, wat u bent en wat u weer zult moeten worden.
En het weten over alles moet ertoe bijdragen dat u Mij zelf zult leren herkennen en liefhebben, dat u op Mij zult aansturen en weer met Mij verenigd zult willen zijn. Dit is het doel gedurende uw leven op aarde, dat u de toestand van lichtloosheid zult verruilen voor een staat van helderst licht, waar de Geest in u, die deel is van Mij, zich kan uiten tegenover u en voor u steeds helderder licht zal uitstralen. Dan zult u steeds dichter bij uw God en Schepper komen en dan zult u tijdens de duur van uw aardse leven ook het doel bereiken: volledige aaneensluiting met Mij en dus ook die gelukzaligheid die Ik u schenken wil in de overvloed van mijn liefde.
En dan heeft uw definitieve terugkeer plaatsgevonden. Mijn poging om uw liefde te winnen heeft succes gehad en nu kan mijn liefde u gelukkig maken en u zult Mij kunnen schouwen van aangezicht tot aangezicht. Want nu ben Ik u in Jezus Christus tot de zichtbare God geworden en uw verlangen is vervuld - dat u eens bewogen heeft u van Mij af te keren en naar hem toe die u als zichtbare god erkende, die echter mijn tegenstander is geworden omdat hij zichzelf verhief tegen Mij.
Eindeloos lange tijden was u nu door uw afval gescheiden zijn van Mij en eindeloos lange tijden verkeerde u in een ongelukkige toestand. Nu echter zult u Mij zelf kunnen aanschouwen in alle macht en heerlijkheid, want Ik werd in Jezus Christus voor u tot een zichtbare God. En aan uw gelukzaligheid zal geen einde komen. U zult voortdurend smachten naar Mij en mijn nabijheid en het zal u voortdurend verwezenlijkt worden. En wat geen menselijk oog ooit gezien en geen menselijk oor ooit gehoord heeft, dat zal Ik diegenen bereiden die Mij liefhebben, want mijn eindeloze liefde geldt u, mijn kinderen, tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8017 Geestelijk laag peil Geloofsbeproeving - Strijd Wegneming
13 oktober 1961: Boek 84
Ook de mijnen moeten door tijden van nood gaan, opdat zij tot een steeds sterker geloof zullen komen als IK hen keer op keer help uit hun nood. Zij moeten volharden tot het einde en hebben daarom een sterk en onwankelbaar geloof nodig, waaruit zij de kracht kunnen scheppen om weerstand te bieden. De strijd tegen het geloof zal de laatste strijd zijn, en hij zal met gewelddadigheid worden gevoerd. Maar een levend geloof zal tegenstand bieden omdat u zo innig met MIJ bent verbonden dat u niets vreest, wat ook de tegenstander zal ondernemen om u weer ten val te brengen.
Een sterk geloof betekent ook een levendige verbinding met MIJ. IK ben voor u dan niet meer de "verre GOD" maar ben voor u de VADER, DIE bij Zijn kind is. En dat "kind" behoeft niet meer te vrezen omdat het zich geborgen weet onder Zijn bescherming. En dan zal te zien zijn wie tot Mijn "ware kerk" behoort die IKZelf heb gegrondvest, wie een geloof bezit zoals Kephas (de rots Petrus), een geloof dat niet zal wankelen al breken nog zoveel stormen er over los. Dan zal blijken wie innig met MIJ verbonden is en in de waarheid wandelt, en daarom ook afweet van Mijn heilsplan van eeuwigheid. Zij zullen ook zonder vrees het hoofd bieden aan alles wat men tegen hen zal ondernemen.
U, die aan MIJ toebehoort zult steeds duidelijker herkennen dat het einde niet ver meer af is. En u moet met open ogen door de wereld gaan en inzien hoe laag het geestelijke peil is van de mensheid, dat zij niet meer dieper zinken kan en dat er daarom een einde vereist is. Die dag is al sinds eeuwigheid vastgesteld en die termijn wordt ook nagekomen. Maar de mensen zullen ongelovig uw aankondigingen negeren en u weinig gehoor schenken, wanneer zij worden gewaarschuwd en vermaand. Zij zullen plannen maken voor de toekomst en daarvan niet willen afwijken. Zij zullen steeds werelds denken en aan uw geestelijke vermaningen geen aandacht schenken. Daarom zullen zij totaal verrast worden door hetgeen komende is. Zij zullen zonder voorbereiding het einde beleven van deze aarde, als zij niet nog van tevoren luisteren naar Mijn laatste waarschuwende Stem die zal weerklinken. Maar dat vereist van hen ook dat zij zichzelf geheel veranderen.
Tegenover alles wat gaat gebeuren moet u die de mijnen bent en wilt blijven, gewapend zijn. Uw geloof mag niet wankelen en u moet vast staan als een rots. En tot dat geloof wil IK u helpen, doordat u steeds duidelijker Mijn hulp zult ervaren wanneer u in grote nood verkeert. IK zal u waarlijk niet verlaten, omdat u zich aan MIJ heeft toevertrouwd en MIJ wilt dienen. IK weet echter ook welke eisen nog aan u gesteld zullen worden in de laatste tijd, en IK wil u daarop voorbereiden opdat u aan deze eisen voldoet. Opdat u over een geloofssterkte zult beschikken die u de kracht zal geven te volharden in alles wat nog zal gaan gebeuren.
Overal moet IK een handje helpen waar er bij u nog wat ontbreekt, en een ieder van u moet IK nog in Mijn "school" opnemen omdat IK wil dat u standhoudt. IK wil dat u alle verzoekingen doorstaat en met al uw noden tot MIJ komt, en dat u gelovig op MIJ en Mijn hulp vertrouwt. En steeds weer zult u Mijn hulp mogen ervaren. Keer op keer zult u Mijn Liefde en Macht ondervinden en steeds wil IKZelf bij u zijn, want de verbinding met MIJ zal daardoor steeds sterker worden. Dan bestaat niet meer het gevaar dat u faalt, want IK behoed en bescherm u voor Mijn tegenstander, wat ook tegen u wordt ondernomen.
De laatste strijd op deze aarde zal niet lang duren, omdat IKZelf de dagen zal verkorten terwille van de uitverkorenen. Maar deze strijd zal onherroepelijk plaatsvinden, want hij betreft de scheiding van de bokken (de ongelovigen) en de schapen (de gelovigen). De mijnen moeten MIJ ook openlijk belijden voor de wereld. En voor deze bekentenis zullen zij ook de kracht hebben omdat zij de tegenstander niet vrezen, en zich bewust zijn van Mijn tegenwoordigheid. Zij zullen met Mijn kracht vervuld, hem niet uit de weg gaan en spreken zonder vrees en schroom, wanneer een belijden van hen wordt gevraagd.
En al lijkt het vaak dat de tegenstander overwinnaar is, hij zal u niet kunnen vernietigen. Want IK zal Zelf komen in de wolken en zal u redden uit de hoogste nood. IK zal de mijnen tot MIJ halen en Mijn tegenstander opnieuw kluisteren voor een lange tijd. IK zal aan zijn woeden een einde maken. IK zal de mijnen wegnemen van de aarde en dan het werk van verandering aan de aarde volbrengen, opdat een nieuwe verlossingsperiode kan beginnen. En opdat het ontwikkelingsproces van alle geestelijke substanties in de scheppingen kan worden voortgezet volgens het heilsplan van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8059 Het geloof aan een voortleven van de ziel
9 december 1961: Boek 85
Wanneer de mensen er toch maar aan zouden willen geloven dat hun ziel - hun eigenlijke ik - onvergankelijk is, wanneer ze zouden willen geloven dat de ziel als mens op deze aarde zichzelf het lot bereidt in het rijk hierna, wanneer ze haar aardse lichaam verlaat. De onverschilligheid tegenover hun latere lot zullen de mensen eens bitter berouwen, want eens zullen ze tot het besef komen wat ze verzuimden in het leven op aarde, wat ze zouden hebben kunnen bereiken wanneer ze de waarschuwingen en vermaningen zouden hebben geloofd die hun op aarde steeds weer werden aangedragen. De onverschilligheid tegenover hun toekomstig lot is het grootste kwaad dat veel mensen in de afgrond dreigt te sleuren. En daarom moeten ze er steeds maar weer op worden gewezen dat er een verder leven is na de dood, dat ze niet kunnen vergaan, ook al moeten ze hun aardse lichaam afleggen. Hun gedachten moeten gericht worden op deze tijd, die zo zeker komt als de dag van morgen. Dan zouden ze ook in groter bewustzijn van hun verantwoordelijkheid leven, als ze maar het geloof zouden kunnen verkrijgen aan een voortleven na de dood.
Ook dit kan hun niet worden bewezen, ze kunnen het alleen geloven. Maar ze kunnen een overtuigd geloof verkrijgen, wanneer ze nadenken en vragen naar het eigenlijke doel van hun leven op aarde. Slechts een geestelijk gerichte gedachte zou voldoende zijn dat hem ook het antwoord door middel van gedachten wordt gegeven uit het rijk dat het ware vaderland van de ziel is. Maar deze vragende gedachten moet de mens in vrije wil opzenden, want hij kan niet dwangmatig in zulk geestelijk denken worden gedrongen. Maar de geringste impuls kan al voldoende zijn dat hij zichzelf deze vraag stelt en ze zal zeker alleen goede gevolgen hebben. Daarom moet de mens vaak worden getroffen door gevoelige verliezen die al datgene kunnen betreffen wat hij bemint, aards bezit of ook lieve mensen waarvan het verlies hem tot zulke gedachten kan aanzetten. En dan zijn ook zware slagen van het noodlot voor hem tot een zegen geworden, wanneer ze het denken van de mens in geestelijke banen leiden en geestelijke krachten nu tussenbeide kunnen komen die hem trachten te onderrichten.
En wordt de mens gevraagd of hij overtuigd gelooft aan een voortleven van de ziel, dan zal hij daar meestal aan twijfelen, zelfs wanneer hij daarover vanuit de kerk is onderricht en het nog niet openlijk heeft weersproken. Maar de innerlijke overtuiging ontbreekt hem en dat laat hem ook onverschillig zijn in zijn levenswandel, die gericht moet zijn op dat leven in het geestelijke rijk. Maar steeds weer wordt de mens geconfronteerd met wederwaardigheden die zijn denken moeten en kunnen richten op het einde, dat zeker voor hem is en dat toch geen einde betekent voor zijn ziel. En steeds weer zullen hem ook onderrichtingen toekomen in de vorm van gesprekken of geschriften die hij wel in vrije wil kan aannemen of afwijzen.
En ook het verlies van aardse goederen kan de mens tot nadenken stemmen, zodat hij zich afvraagt of het bezit ervan de eigenlijke zin van het bestaan op aarde is. En dan is er ook de mogelijkheid, dat zijn denken verandert; dan is het mogelijk dat hij een verder leven na de dood niet voor uitgesloten houdt en nu zijn levenswandel bewust gaat, omdat hij voelt dat hij zich er eenmaal voor moet verantwoorden. En dan zal in hem de zekerheid ook steeds sterker worden, dat het niet is afgelopen met de dood van zijn lichaam, want waar maar de geringste wil aanwezig is op aarde een zinvol leven te leiden, wordt de mens ook geholpen en zal hij niet verloren gaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8069 IK zal het verstand van de verstandigen verwerpen
28 december 1961: Boek 85
U kunt alleen dan het ambt van leraar goed uitoefenen als u zelf de juiste leerstof bezit die volgens de waarheid is. En juist deze leerstof zou u aan een serieus onderzoek moeten onderwerpen, als u uw medemensen wilt onderrichten. Want alleen dat is tot zegen, wat van MIJ als zuivere waarheid is uitgegaan. Doch dit onderzoek wordt meestal nagelaten. De mensen nemen met een vanzelfsprekendheid en zonder bedenken dat aan wat hun wordt verteld als waarheid. Zij zorgen ook nog voor de verbreiding ervan zonder de oorsprong vast te stellen, zonder zelf de vaste overtuiging te zijn toegedaan de waarheid ontvangen te hebben.
Het ambt van een leraar echter is een verantwoordelijk ambt, want de leraar kan grote zegen schenken maar ook vergiftigend op de mensenharten inwerken, daar alleen de waarheid de ziel tot heil strekt, terwijl de dwaling een waar vergif voor haar is. En ieder die zelf wil onderrichten kan zich duidelijkheid verschaffen of hij de zuivere waarheid uitdraagt, als hij maar van ernstige wil is er voor in te staan en Mijzelf om ondersteuning vraagt - dat IK zijn denken verlicht en hem niet laat verdwalen.
Deze zal zeker Mijn bijstand ondervinden en IK zal hem de waarheid binnenleiden. Want IK heb u de belofte gegeven en deze zal vervuld worden omdat Mijn Woord waarheid is. En in de waarheid moet u wandelen omdat u dan met MIJ gaat, terwijl dwaling u steeds weer de begeleiding van Mijn tegenstander oplevert, die u alleen maar schade wil berokkenen en daarom verhindert dat u tot het licht van de waarheid komt. Daarom heeft ieder die onderricht een grote verantwoording als hij, wat niet volgens de waarheid is, verbreidt. En u, mensen denkt, u door studie een waarheidsgetrouwe kennis te verwerven, u gelooft verstandelijk tot een geestelijk weten te kunnen komen en u waardeert alleen maar die mensen die dus een rijke verstandelijke kennis hebben opgenomen - en u bent bereid deze kennis ook als waarheid te aanvaarden. IK echter zal het "verstand van de verstandigen" verwerpen en de "wijsheid van de wijzen" te niet doen.
Begrijpt u nu de zin van deze Woorden? Nooit zult u in het bezit komen van de zuivere waarheid, als u niet tot Mijzelf komt en van MIJ de waarheid verlangt. Want IK heb het MIJZelf voorbehouden u de waarheid binnen te leiden omdat IK alleen weet wie in staat is ze op te nemen, wie de geestelijke rijpheid bezit om ook de waarheid als zodanig te herkennen. En deze geestelijke rijpheid is weer afhankelijk van de ernstige wil van de mens - in Mijn Wil te leven.
De verbinding met MIJ in geest en in waarheid moet eerst tot stand zijn gebracht, opdat de stroom van Mijn Liefde kan binnenvloeien in de mens. En deze Liefdestroom is de toevoer van Mijn Woord der waarheid, in de vorm van gedachten of door het hoorbaar overgebrachte Woord. Dan echter zal de mens vast en zeker in de waarheid wandelen, zijn denken zal juist zijn, en hij zal niet hoeven te vrezen een prooi te worden van de dwaling, want de innige verbinding met MIJ en het verlangen naar de waarheid behoedt hem daar voor.
Maar waar is zo'n verlangen te vinden onder hen die onderwijzen, die geloven de waarheid te bezitten en nog niet de geestelijke verbanden begrepen hebben, die niet weten welke voorwaarden vervuld moeten worden om het toevoeren van Mijn kant uit van de waarheid waardig te worden? Op onverschillige wijze wordt geestelijke lering volgens traditie aangenomen en onderricht, en weer nemen de mensen het aan zonder na te denken en geraken zo in een geestelijke duisternis - of, zij vinden hun weg niet uit de geestelijke duisternis waarin zij vertoeven. Want valse leren kunnen geen licht brengen, alleen de duisternis wordt nog dieper en de zielen bevinden zich in geestelijke nood omdat zij licht nodig hebben om de juiste weg te gaan, die omhoog voert.
En dit alles moet u, mensen ook de urgentie van Mijn openbaringen duidelijk maken, want de tijd is nog maar kort. En willen de mensen de juiste weg vinden en gaan, dan is licht nodig dat hun de weg verlicht. Licht echter kan alleen van boven komen, en ieder die een leerambt uitoefent moest zich eerst met het Licht van Eeuwigheid in verbinding stellen, om zelf door dit Licht doorstraald te worden, en waarlijk, als de waarheid bij de mensen veld zou winnen zou de geestelijke nood niet zo groot zijn. En wat van Mijn kant nog gedaan kan worden zal waarlijk gebeuren, want alleen de waarheid maakt vrij, alleen de waarheid brengt de mensen tot MIJ terug, en alleen door de waarheid kunt u, mensen weer zalig worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8081 GOD's hulp in de eindtijd De Voorloper
17 januari 1962: Boek 85
De mensen op aarde veranderen niet meer en er is geen geestelijke ontwikkeling meer te constateren. Slechts enkelen zullen nog de weg tot MIJ vinden die de wil hebben aan het doel van hun aardse leven te beantwoorden. Wat Mijnerzijds nog geschieden kan om het aantal van de laatstgenoemden te vergroten zal waarlijk gebeuren, en Mijn Liefde vindt ook nog middelen en wegen de harten van enkelen te beroeren, zodat zij zich openen zonder innerlijke weerstand en Mijn Woord aannemen.
Maar het zijn er niet veel en daarom kan gerust gezegd worden, de tijd is vervuld. Want het geestelijk niveau van de mensheid bepaalt zelf het einde, en dit is zo gedaald, dat aan een verandering van de mensheid niet meer te denken valt. Mijn tegenstander heeft de macht over het geestelijke gewonnen dat als mens belichaamd, de laatste weg over de aarde gaat. Hij werkt in volledig negatieve zin op hen in die hem onderhorig zijn en zijn wil opvolgen. Dezen hebben dus hun laatste wilsbesluit al genomen en kiezen zelf weer het rijk van de duisternis. Zij keren tot de materie terug waaraan zij op aarde onderworpen zijn en waarvan zij zich niet los kunnen maken. De materie zal daarom deze zielen weer opnemen.
Maar tot het laatst geef IK de mensen nog gelegenheid zich tot hun GOD en Schepper te wenden. Want de standvastigheid der mijnen zou hun denken nog kunnen keren en in hen vragen kunnen laten opkomen die IKZelf hun dan ook zou beantwoorden, omdat IK elke ziel zou willen redden voor de hernieuwde kluistering - voor een herhaalde gang door de scheppingen van de nieuwe aarde.
Mijn GEEST zal zo duidelijk bij de mijnen zijn dat ook de ongelovigen versteld zouden kunnen staan. IK Zelf zal MIJ aan hen openbaren door de zichtbare hulp die IK de mijnen verleen en de ongelovigen zouden ook kunnen geloven, als zij zich vrij wilden maken van Mijn tegenstander die hen gevangen houdt. Want door de geringste gedachte die zij naar MIJ zouden opzenden zou IK ze nog vastpakken, en hen niet meer loslaten. IK laat MIJ ook nog in het laatste uur vinden, waar maar de wil is MIJ te ervaren.
De mijnen zullen echter beseffen hoe gekluisterd de tegenstander de mensen houdt. De mijnen zullen wel blootgesteld zijn aan zijn aanvallen maar Mijn Kracht zal hen zichtbaar ter zijde staan. IKZelf zal hen in de strijd bijstaan en zij zullen als overwinnaar te voorschijn komen. Want waarlijk, Mijn Kracht is sterker dan de zijne en het licht dat hem uit u tegenstraalt zal hij ontvluchten omdat hij MIJZelf daarin herkent.
En opdat de mijnen sterk blijven, daarom zullen zij daadkrachtige ondersteuning ervaren. IKZelf zal in het Woord bij hen zijn en IK zal hun lichtdragers zenden die zo helder stralen, dat zij alle schaduwen verjagen en ook de vijanden afweren die de mijnen in het nauw willen drijven. IK zal de mensen met Mijn (geestelijke) tegenwoordigheid verblijden en hen sterken in hun strijd tegen de vijand. Enkele mensen zullen MIJ kunnen aanschouwen en daar overgrote kracht uit putten, zodat zij deze kracht ook op hun broeders en zusters zullen overdragen.
En dan zult u ook horen van iemand die Mijn komst aankondigt, die weer als Roepende in de woestijn zal verschijnen en wiens "Licht" u allen zal verlichten en die u ook als Mijn Voorloper herkent in de tijd van het einde.
IK laat u, die van MIJ bent en wilt blijven niet in lichamelijke- en geestelijke nood achter. U bent waarlijk niet eenzaam en verlaten, al ziet het er aards zo naar uit. IKZelf ben bij u en u zult ook Mijn tegenwoordigheid gewaar worden en een onwankelbaar geloof in MIJ en Mijn komst bezitten, op de dag van het gericht.
En terwille van de mijnen zal Ik de dagen verkorten opdat zij stand houden tot het einde, want er is geen ommekeer meer op deze aarde mogelijk. Maar er moet weer een omkeren plaats vinden, want de aarde moet weer in dienst staan van de opwaartse ontwikkeling en het geestelijke dat gefaald heeft in zijn laatste wilsbeproeving moet hernieuwd gekluisterd worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8093 Het einddoel is de aaneensluiting met GOD
2 februari 1962: Boek 85
Dit is de voltooiing van alle dingen, dat ze met MIJ verbonden zijn. Want alles wat bestaat, alles wat voor u, mensen zichtbaar is - van de hardste materie tot en met de mens - dit alles is door MIJ eens uitgestraalde Kracht, die tot scheppingen en wezens gevormd werd volgens Mijn Wil.
Deze wezens verwijderden zich echter van MIJ - van de Oerbron van kracht - en daardoor werden ze onbekwaam tot enige eigen werkzaamheid, omdat hun nu Mijn Kracht ontbrak. En deze krachteloze wezens werden daarom door MIJ weer omgevormd tot nieuwe scheppingen van de meest uiteenlopende aard.
Doch al deze scheppingen dragen nu ook nog het van MIJ afgevallen geestelijke in zich en hielpen- en helpen - het langzaam zich te voltooien. En ook de materie zelf gaat deze ontwikkelingsgang in positieve zin - dus streeft alles naar de voltooiing. De voltooiing waarborgt echter al het wezenlijke weer de aaneensluiting met MIJ, zijn GOD en Schepper van eeuwigheid. En zo keert dus de Kracht die van MIJ is uitgegaan, weer naar de Oerbron van Kracht terug, al het wezenlijke verenigt zich weer met MIJ en vindt in deze vereniging zijn hoogste gelukzaligheid.
En wie van dit proces, dat al eeuwigheden duurt, op de hoogte is - wie in Mijn heilsplan van eeuwigheid is ingewijd, die staat ook al dicht bij zijn voltooiing, omdat dit weten al een aanstraling van het licht van Mijn Liefde bewijst, dat eens in vrije wil door de wezens werd afgewezen. In de staat van totale onvolmaaktheid, in de staat van verwijdering van MIJ, kan het ikbewuste wezen- de mens, nog niets van dit licht van het inzicht waarnemen, want pas Mijn aanstraling geeft hem dit licht, en dit aanstralen kan alleen maar een mens bereiken die zijn hart vrijwillig opent, dus het licht uit MIJ begeert En openen van het hart vereist eerst weer het voornemen dichter bij MIJ te komen, dus is de mens al op de terugweg naar MIJ van WIE hij eens vrijwillig wegging.
Nu is er een bewust streven naar volmaaktheid, want de mens doet zijn best in Mijn Wil te leven, hij onderwerpt zich aan Mijn Wil en dat betekent ook dat zijn wezen zich steeds meer aan Mijn Oerwezen aanpast, dat het weer geheel tot liefde verandert, omdat het zich onafgebroken voor de straal van Mijn Liefde opent en Mijn Liefde ontvangen wil. Elke weerstand in dit wezen is gebroken en er staat de vereniging met MIJ niets meer in de weg - het gaat de volmaaktheid tegemoet. En in deze toestand moet het ook tot inzicht komen - de mens wordt ingewijd in Mijn eeuwig heilsplan, hij zal weer in het diepste weten doordringen, waarin het wezen zich in het allereerste begin bevond, en het zal met dit weten zijn medemensen gelukkig kunnen maken die bereid zijn het aan te nemen.
En zo zult u, mensen nu ook begrijpen dat zo'n Licht, dat u inzicht schenkt over uw begin, uw afval van MIJ en uw hele ontwikkelingsgang weer naar omhoog nà de afval van MIJ, alleen door MIJ Zelf in u ontstoken kan worden, want IK alleen weet alle geheimen, en IK alleen kan u de diepste wijsheden ontsluiten. IK Zelf ben het LICHT Dat u aanstraalt wanneer u nu door MIJ wordt binnengeleid in de waarheid - en IK Zelf weet waarlijk in welke sterkte de lichtstraal van Mijn Liefde u kan treffen die u naar de volmaaktheid moet leiden. Maar u kunt jubelen en juichen wanneer u nu al beschikt over een weten dat Mijn Liefde Zelf u heeft verschaft, u kunt zingen en loven, van MIJ Zelf een geestelijke rijkdom te hebben ontvangen, die Mijn Geest, Die in u sluimert u heeft overgebracht. Mijn oneindige Liefde volgde u ook toen u zich nog op de verste afstand van MIJ bevond - zonder ikbewustzijn, opgelost, en door eindeloze kwellingen u omhoog worstelend. Maar toen u weer in het stadium van het ikbewustzijn was - als mens - pakte Mijn Liefde u vast en nam bezit van u. Een klein liefdevonkje werd u bijgevoegd dat nu met MIJ in verbinding kan treden als dit uw wil was, dat als deeltje van MIJ in u werkzaam kon zijn, zodra u dit toeliet.
Maar deze Liefdevonk werkt niet tegen uw wil in, maar dat hij in u is in het stadium als mens, geeft u ook de garantie, dat u zich weer helemaal met MIJ verenigen kan. En dit, MIJN "IK" in u, schenkt u een helder Licht - het onderricht u in alle waarheid zodra u het maar zijn werkzaamheid toestaat, en dan zult u steeds dieper binnendringen in de waarheid - het helderste inzicht wordt u weer geschonken en u kunt nu ook zelf weer het licht uitstralen dat u van binnen verlicht.
U bent nu bewust de verbinding met MIJ weer aangegaan, daar IK anders niet in u zou hebben kunnen werken, omdat IK niet met dwang op de mens inwerk, maar wacht op zijn volledig vrijwillige overgave, tot IK Zelf MIJ weer aan hem openbaar. Dan echter heeft de geestelijke communie plaatsgevonden - in alle volheid deel IK weer spijs en drank aan u uit als voedsel voor uw ziel. IK geef u het brood des hemels, het water des levens. IK zal u aanspreken en Mijn Woord zal in u levend worden, uw ziel zal zich voltooien en een zijn met MIJ in tijd en eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8101 De zegen van de liefdevolle voorbede
13 februari 1962: Boek 85
Geen ziel zal gebrek lijden, die u uw liefdevolle voorbede schenkt.
Hoewel mijn liefde gebonden is aan de wet van de eeuwige ordening, kan uw liefde een verlossende uitwerking hebben. En ter wille van uw liefde kan Ik de zielen kracht doen toekomen en hen helpen zich definitief te verlossen. Want Ik wil u alleen aansporen liefde te schenken, omdat liefde een kracht is die zowel de nog niet verloste hulp kan bieden, als ook u zelf in uw positieve ontwikkeling vooruit kan helpen. En zo heeft alles een buitengewoon zegenrijke uitwerking, wat in de liefde zijn motivering heeft, zowel op aarde als ook in het hiernamaals. Bent u mensen in staat alles met uw liefde te omvatten, dan bent u al ver gevorderd in uw ontwikkeling en zult u als voltooide wezens binnen kunnen gaan in het rijk hierna, wanneer uw ziel het aardse lichaam verlaat. Maar zo’n liefde kunnen de mensen maar zelden opbrengen, want meestal oordelen ze nog zuiver menselijk en zien ze de fouten en zwakheden van hun medemensen, die ze daarom naar hun mening niet kunnen beminnen.
Maar de liefde moet zodanig zijn dat ze voor alles begrip heeft, dat ze alles kan vergeven, dat ze de zwakheden en fouten van de medemens met ogen vol van medelijden aanziet, dat ze bereid is hem te helpen.
En wie zich deze graad van liefde op aarde eigen kan maken, kan zich werkelijk gelukkig prijzen. Want hij heeft de omvorming van zijn wezen tot liefde volbracht, die het doel van zijn weg over de aarde is geweest.
Maar u moet allen uw best doen die graad van liefde te verkrijgen en u moet daarom steeds trachten u een voorstelling te maken van de ziel van de medemens die vaak in diepste nood verkeert en hulp nodig heeft, ongeacht of ze nog op aarde verblijft of al in het rijk hierna.
Zou u zulke zielen kunnen zien, dan zou een diep medelijden u aangrijpen. En ook dadelijk zou uw wil zijn aangespoord om te helpen, ze te bevrijden uit hun nood. En zo zult u zich eens serieus bezig moeten houden met de gedachte dat zulke zielen dringend hulp nodig hebben en die maar zelden ervaren, omdat ook andere mensen aanstoot nemen aan hun gedrag en ze daarom helemaal geen liefde verwerven bij hun medemensen.
De gedachten van de mens kunnen niet goed zijn, maar de ziel is te beklagen, omdat ze zich in de boeien van de tegenstander bevindt, die al het goede in haar verstikt. En in haar zwakheid is ze hulpeloos aan hem overgeleverd, omdat ze in zichzelf geen liefde opwekt die haar kracht zou kunnen schenken om weerstand te bieden.
En zulke zielen zult u moeten helpen met uw liefde.
Een goede gedachte, een voorsprekende roep naar Mij en ook een onbaatzuchtige daad om te helpen die de ziel weldadig aandoet, kan in de ziel de liefde laten opvlammen, omdat ze een kracht in zich voelt die uw liefde haar heeft doen toekomen. Wanneer u steeds maar zou proberen u in de nood van die zielen te verplaatsen, dan kwam uw liefde hen tegemoet en u zou waarlijk bij deze zielen verlossend werkzaam kunnen zijn. Want iedere ziel die nog in volledige duisternis leeft, die nog niet de kracht van de liefde bij zichzelf heeft bespeurd, is te beklagen. En juist aan zulke zielen gaat u voorbij. U schenkt hun weinig aandacht of u wendt u van hen af, omdat de mensen u niet bevallen, omdat u denkt niet van ze te kunnen houden.
Bekommer u om hen. Probeer u in hun nood te verplaatsen, u die het licht al hebt gevonden. Heb medelijden met degenen die zonder licht voortgaan. Schenk hun liefde en leg Mij hun nood voor, en Ik zal waarlijk, ter wille van uw liefde, hen genadig zijn en ze van kracht voorzien, die ze alleen maar juist hoeven te gebruiken om een uitweg te vinden uit hun nood. Denk minder aan de mens dan aan diens ziel, die u dankbaar is voor de geringste hulp, omdat ze zichzelf niet kan helpen wanneer ze geen beroep doet op de kracht van de liefde.
En daar ze zelf weinig liefde heeft, zult u deze ziel liefde moeten doen toekomen. En u zult verlossend bezig zijn en evenzo vervulling vinden van uw verzoeken, wanneer u zelf in geestelijke nood bent en Mij deze voorlegt. Want u allen hebt hulp nodig van mijn kant, zolang u nog over de aarde gaat. En ook in het rijk hierna wil Ik diegenen de hulp niet weigeren, voor wie u in liefde bidt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8117 De individualiteit van de ziel (2)
5 maart 1962: Boek 86
Ik wil u nogmaals een opheldering over de ziel geven, opdat het u helemaal duidelijk wordt. Van het geestelijke, dat Ik het leven gaf, dat wil zeggen: dat Ik als iets wezenlijks buiten mijzelf plaatste, kunt u de individualiteit niet ontkennen. Het was een wezen, naar mijn evenbeeld geschapen. Het werd als geheel afzonderlijk door Mij in de oneindigheid geplaatst, het was zelfbewust en herkende zichzelf dus ook als een denkend wezen met een vrije wil.
Het was een miniatuur van mijzelf, maar in verhouding met mijn Oer-volheid was het zo nietig, dat wel van een vonkje uit de vuurzee van mijn liefdeskracht gesproken kan worden. En toch had het een eigen individualiteit die over zichzelf beslissen kon, behalve dan dat het voortdurend door het toestromen van mijn liefdeskracht met Mij verbonden was, wat echter het wezen zelf op geen enkele wijze hinderde.
Het was vrij en vol van licht en kracht. Het was een goddelijk schepsel dat in hoogste volmaaktheid uit Mij was voortgekomen, dus ook op geen enkele wijze een beperking van mijn kant uit ondervond. Iedere begrenzing of beperking van zijn licht en kracht heeft het zichzelf aangedaan omdat het vrij over zichzelf beslissen kon.
En datzelfde geldt ook voor alle geestelijke wezens die de eerst geschapen geest met gebruik van mijn kracht in het leven riep, door zijn vrije wil. Zij waren evenzo hoogst volmaakt en ieder wezen was zich van zichzelf bewust, dus een afzonderlijk wezen dat op zichzelf geplaatst in alle zelfstandigheid in het geestelijke rijk in vrije wil kon werken. Geen wezen was dus door dwang aan Mij en mijn Wezen gebonden. Ieder wezen bewoog zich vrij en op zichzelf te midden van geestelijke scheppingen en was onmetelijk zalig.
Wanneer er nu dus over een "val der geesten" gesproken wordt, het afzinken van de oer-geesten in de diepte, dan is dat zo te verstaan dat de wezens zich verzetten het aanstralen van mijn liefde aan te nemen, dat zij de krachtstroom van mijn liefde afwezen, die onafgebroken van Mij uitging en alles doorstroomde met licht en kracht. Zij namen mijn geest van liefde niet meer aan en scheidden zich vrijwillig van Mij, maar konden toch nooit vergaan omdat zij door Mij uitgestraalde liefdeskracht waren en dat ook blijven zullen tot in alle eeuwigheid.
Iedere gevallen oer-geest was een wezen op zichzelf, een eigen "individualiteit", en dat blijft het ook tot in alle eeuwigheid. Het verwijderde zich van het eeuwige Licht, van de Oerbron van kracht en werd daardoor totaal zonder licht en kracht. Maar toch bleef die oer-geest het wezen dat eens in hoogste volmaaktheid van Mij uitging. En al vindt nu ook het eindeloos lange proces van het terugbrengen van dit geestelijke naar Mij plaats, waarbij dat wezen is opgelost en in zijn partikeltjes door alle scheppingen moet gaan - al deze partikeltjes verzamelen zich weer en vormen in eindeloos lange perioden weer het zelfbewuste wezen, de gevallen oer-geest, zodat die kort voor zijn voltooiing als ziel van een mens weer vrij beslissen kan of hij terug wil keren in het rijk van de gelukzalige geesten, of zijn terugkeer weer eindeloos wil verlengen door eigen weerstand.
Doch dat zelfbewuste wezen - de mens - bergt als ziel in zich deze eens door Mij buiten Mij geplaatste geest die altijd en eeuwig hetzelfde individu zal zijn en blijven, dat eens uit Mij is voortgekomen. Het was volmaakt en koos uit vrije wil de diepte, maar het verging niet. Het is en blijft eeuwig dat zelfbewuste wezen, uitgezonderd gedurende het werk van het terugvoeren door de schepping, waarin hem het zelfbewustzijn ontnomen wordt, waarin het opgelost is en in gebonden toestand de weg van opwaarts gerichte ontwikkeling gaat.
En of dat wezen nu ook meermalen de weg door de scheppingen van de aarde moet gaan, steeds zal het datzelfde zelfbewuste wezen blijven dat zich eens van Mij afkeerde, dat mijn liefdeskracht afwees en zodoende uit vrije wil de scheiding van Mij voltrok, die echter nooit meer kan plaatsvinden omdat alles wat uit Mij voortkomt onlosmakelijk met Mij verbonden is.
Dus de "afval der geesten" is ook letterlijk op te vatten. Wat Ik uitgestraald had als zelfbewuste wezens is gevallen omdat Ik het niet verhinderde, omdat het in vrije wil over zichzelf kon beslissen. En dit geestelijk wezen moet weer in hoogste volmaaktheid tot Mij terugkeren als het zich weer met Mij verenigen wil, om dan voor eeuwig onvergelijkelijk gelukzalig te zijn.
Want zodra Ik het weer met mijn liefde kan doorstralen is het ook weer in zijn oertoestand teruggekeerd. Maar steeds blijft het zich ook bewust van zijn eigenheid. Het is innig met Mij versmolten en toch een vrij wezen dat evenwel geheel in mijn wil is opgegaan, en daarom ook met Mij kan scheppen en werken en onmetelijk zalig is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8161 Het uitrijpen van de ziel Wonder genezingen - Geloofsdwang
27 april 1962: Boek 86
Laat de Kracht van Mijn Liefdestroom in u werken. Open uzelf en ontvang voortdurend licht en kracht van boven en geef zo uw ziel de mogelijkheid uit te rijpen, om volmaakt Mijn rijk te kunnen ingaan als voor u het uur is gekomen van deze aarde te scheiden.
De ziel is dat geestelijke in u waaraan alleen geestelijk gegeven kan worden, dat ook voortdurend geestelijk voedsel nodig heeft voor haar gang door het aardse leven. De ziel is dàt wat blijft bestaan als het lichaam wordt ontbonden, want dit is vergankelijk. Het diende alleen voor het nog onrijpe geestelijke - de ziel - als omhulsel. Maar ongeacht de ziel bestaat ook het lichaam uit onrijpe geestelijke substanties, die echter nog een langere ontwikkelingsweg hebben af te leggen. Het zou weliswaar mogelijk zijn dat ook de substanties van het lichaam reeds gedurende het aardse leven van de ziel zich vergeestelijken en zich aansluiten bij de ziel, doch dat gebeurt maar heel zelden. En zo lost, nadat de ziel het lichaam heeft verlaten, de materie weer op. Ze geeft de geestelijke partikels weer vrij, die dan voor een verdere ontwikkeling weer een nieuwe vorm aannemen.
De ziel echter heeft het laatste stadium van haar ontwikkeling op aarde bereikt. Daarom moet uw hele zorg haar gelden opdat zij tot de uiteindelijke rijpheid komt en als lichtgeest weer kan terugkeren in het rijk dat haar ware VADERland is. Maar die rijpheid kan zij alleen bereiken als zij zich onafgebroken door MIJ laat beschijnen, als zij licht en kracht rechtstreeks van MIJ in ontvangst neemt doordat zij zich bewust aan MIJ overgeeft, doordat zij zich openstelt en de stroom van Mijn Liefde in zich opneemt, doordat zij naar MIJ luistert als IK tot haar spreek om haar van eten en drinken te voorzien, om haar de juiste voeding te verstrekken die haar voltooiing op aarde verzekert.
En iedere ziel die zich voor MIJ opent zal ook Mijn Liefdekrachtstroom ervaren, omdat deze nooit werkeloos blijft waar de weerstand tegen MIJ gebroken is. Doch de reden dat u zo’n zelfde werking niet ook lichamelijk bespeurt, wordt u hierdoor verklaard dat IK geen enkele geloofsdwang op u en uw medemensen uitoefen zolang u nog vrij kunt kiezen tussen het aannemen of het afwijzen van het u door MIJ van bovenaf aangeboden geestelijk voedsel. U moet dus Mijn Woord dat rechtstreeks van MIJ tot u komt, geheel vrij aannemen, het mag u niet zo duidelijk bewezen worden dat het u tot geloven zou kunnen dwingen.
Begrijp dus, dat u uit vrije wil moet geloven; eigen nadenken, liefdewerken en een nauwe band met MIJ moeten u dit geloof bezorgen. Ook Mijn werkzaam zijn door de Geest van een mens moet geloofd worden, het zal niet te bewijzen zijn. Maar ieder ongewoon verschijnsel zou reeds als bewijs gelden en dit zou schadelijk zijn voor de ziel van uw medemens.
Bijgevolg moet u altijd nog lichaam en ziel scheiden. De voltooiing van uw ziel wordt door uw innerlijk leven bereikt, dat zich wel naar buiten toe door liefdewerken laat zien - en daarom moet ook het lichaam zich aanpassen aan de wensen van de ziel. Het mag haar verlangens geen tegenstand bieden, maar het lichaam mag niet als graadmeter van de uitstraling van Mijn Liefde op een mens worden aangezien, om welke reden dus ook een ziek lichaam een gezonde ziel in zich kan bergen. En zo'n mens zal zolang een ziek lichaam te verdragen hebben als dat lichaam een opdracht heeft, die de medemensen tot heil moet strekken. Want dezen zullen alleen door Mijn Woord en niet door wonderen, zoals de plotselinge genezing van een ziek lichaam, tot het geloof worden gebracht. Hoewel IK ook zulke wonderen laat gebeuren, wanneer de kracht van een sterk geloof daardoor bewezen moet worden. Want een sterk geloof laat IK niet te schande worden.
IK weet echter altijd het beste, of en op welke wijze IK mensen kan winnen om tot een levend geloof te komen. IK weet ook wat iedere ziel afzonderlijk tot heil dient, en vanuit die kennis zal IK ook aan ieder die mate van lichamelijke genezing geven die hij voor de ontwikkeling van zijn ziel nodig heeft. Maar u kunt en moet MIJ steeds weer vragen om de Kracht van Mijn Liefde, en IK zal dan uw bede verhoren en u de Kracht van Mijn Liefde zenden, en deze zal wat u betreft niet zonder effect blijven, ook als u zelf zo'n uitwerking niet vermag te.zien.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8191 Terugweg uit de diepte omhoog
9 juni 1962: Boek 86
Oh, geloof het, dat u de weg omhoog weer net zo zult moeten afleggen als u hem zelf in vrije wil naar de diepte bent gegaan. Dat u geen stadium van uw positieve ontwikkeling zult mogen overslaan, maar bewust de ommekeer terug naar uw oerwezen zult moeten voltrekken, wat ook vereist dat u fase voor fase Mij weer zult moeten naderen, zoals u zich eens fase voor fase van Mij verwijderde. Als mens ontbreekt u de beoordeling van het onrecht dat u beging toen u zich van Mij scheidde, toen u in opstand kwam tegen mijn liefde en dus elk licht en elke kracht afwees vanuit het gevoel van innerlijke opstand tegen Mij. Maar precies zo zult u vrijwillig weer vurig moeten verlangen naar mijn liefde en u openen en het Mij dus mogelijk maken, de liefde weer bij u naar binnen te laten stralen, die u eens afwees in zondige afweer van Mijzelf. En deze teruggang duurt eindeloos lange tijd, want hij gebeurt wetmatig. Hij moet en zal zo plaatsvinden, zoals uw verwijdering van Mij zich heeft afgespeeld.
Als mens is u niet begrijpelijk te maken op welke manier uw afval van Mij plaatsvond, maar het moet u volstaan dat hij eeuwige tijden vergde en evenzo ook weer eeuwigheden vereist tot u de weg naar het hart van de Vader hebt teruggevonden en voor eeuwig de mijne bent geworden. Want bent u eenmaal naar Mij teruggekeerd, dan zult u niet meer vallen en een herhaalde gang over de aarde hebben te vrezen, tenzij de liefde u naar uw ongelukkige broeders drijft die u zult willen helpen voordat ze in hun opwaartse worsteling falen. Maar dit gebeurt dan weer in volledig vrije wil, maar niet meer zich tegen Mij verzettend, integendeel, geheel in overeenstemming met mijn wil. En dan zal de afdaling naar de diepte ook zegen brengen aan het wezen zelf, evenals aan de mensen die op Mij aansturen maar nog erg moeten worstelen en zwak zijn om opwaarts te gaan.
Maar dat u mensen zich op deze weg van de terugkeer in het vaderhuis bevindt, dat is een waarheidsgetrouwe leer, die Ik u geef opdat u zich van de verantwoording van uw gang over de aarde bewust zult worden en blijven, want uw hele leven moet vanuit dit gezichtspunt worden beschouwd. En gelooft u daarin, dan zult u ook een leven leiden naar mijn wil, die u steeds zult vernemen omdat Ik zelf u mijn wil bekend maak door rechtstreeks toespreken, maar ook u een stille maner in het hart heb gelegd, die u juist zal wijzen en u dan, wanneer u deze maner gehoor schenkt, met alle zekerheid vooruit zult gaan en u Mij steeds meer nadert, omdat u dan ook mijn geboden van de liefde zult vervullen, die u als hoofdkenmerk van mijn wil zult leren inzien. Want Ik zal er steeds maar op wijzen, een leven in onbaatzuchtige liefde te leiden, dan zal uw ontwikkeling onherroepelijk vooruitgaan.
Stap voor stap zult u de weg omhoog moeten afleggen, zoals u hem ook naar de diepte bent gegaan. Want u zult u weer moeten verbinden met Mij, van Wie u zich eens door middel van de wil losmaakte. En het is u ook mogelijk met mijn ondersteuning, maar nooit zult u dit werk tot stand brengen zonder mijn hulp, uit eigen kracht, omdat dan mijn tegenstander alle macht en list zal gebruiken om u weer naar beneden te trekken, omdat hij zijn aanhang niet wil verliezen waarin hij zijn macht ziet. Maar u allen bent ook mijn deel. U bent, hoewel door zijn wil, dan toch uit mijn kracht voortgekomen. En deze kracht moet onherroepelijk weer naar de krachtbron terugstromen volgens wet van eeuwigheid.
En daarom zal Ik ook alles doen om u mensen gedurende uw tijd van leven op aarde, waarin u zelf vrij zult moeten kiezen voor Mij of voor hem, opheldering te schenken, hoe het met uw gang over de aarde gesteld is en langs welke weg u naar Mij terug zult komen. Ik zal u zelf behulpzaam zijn, opdat uw gang uit de diepte omhoog niet zonder resultaat zal zijn en u eens uw doel zult bereiken, dat u terug zult keren naar de Krachtbron van eeuwigheid, dat u op Mij zelf zult aansturen en Mij vrijwillig uw liefde zult schenken, dat u met Mij een innig contact tot stand zult brengen dat het zeker zal bewerkstelligen dat u vol van kracht uw weg over de aarde zult gaan en deze gegarandeerd opwaarts voert en dat u gedurende het leven op aarde de juiste beslissing zult nemen, dat u de laatste wilsproef op deze aarde goed doorstaat, dat u in het hart Mij zult kiezen als uw Heer en Mij nu ook van ganser harte en blijmoedig zult dienen, omdat u hebt ingezien dat u Mij toebehoort en eeuwig ook met Mij verbonden zult zijn en zult moeten blijven, als u gelukzalig wilt zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8209 De waarde van een levend geloof
8 juli 1962: Boek 86
Ook dat wordt u steeds weer gezegd, dat u een levend geloof alleen door de liefde zult kunnen verkrijgen.
Want de liefde verbindt u met Mij, Die de Liefde zelf ben. En dan moet ook uw geloof in Mij levend zijn, omdat u mijn aanwezigheid voelt, dus u ervan overtuigd bent wat u zult moeten geloven. Want geloven betekent, iets voor waar houden, waarvoor u de bewijzen ontbreken.
Maar u hebt dan geen bewijzen meer nodig, want het gevoel van mijn tegenwoordigheid is het sterkste bewijs van Mijzelf. En u weet dan ook dat Ik met u werk of dat u met Mij zult kunnen werken, dat alles voor u mogelijk is, omdat Ik het zelf ben Die nu tot stand brengt waar u om vraagt of wat u zelf zult willen doen in het sterke geloof in Mij en mijn kracht.
De Liefde ben Ik zelf. En met deze Liefde zult u zich innig moeten verbinden, wat u steeds zult doen wanneer u werken van liefde verricht, wanneer u steeds maar tracht uw naasten onbaatzuchtige liefde te bewijzen. Wanneer u helpt waar hulp nodig is, wanneer u aards en geestelijk uw naasten bijstaat, wanneer u zich om zijn aardse of geestelijke noden bekommert en hem dus dient in liefde.
Duizendvoudig stroomt de zegen van zulke liefdewerken naar u terug en het gevoel van een levend geloof is het meest kostelijke wat u daardoor zult kunnen verwerven, want u gaat dan geheel zorgeloos door het leven op aarde. U verkeert te allen tijde weer met Mij zoals met uw Vader en er bestaan voor u geen twijfels of onoplosbare problemen, want u laat in dit levende geloof alles aan Mij over, uw Vader van eeuwigheid, Die voortdurend in u aanwezig is. En u zult nooit het gevoel van verlatenheid kunnen hebben, omdat u zich in Mij geborgen weet.
En u zult begrijpen hoe buitengewoon belangrijk het is dat u zich in de liefde oefent, dat u werken van liefde verricht die u kracht geven voor uw levenswandel. Dat deze zich voortdurend in liefde voltrekt en u daardoor steeds inniger de band tot stand brengt met Mij, uw God en Vader van eeuwigheid, Die u vanuit Zijn liefde heeft geschapen.
Wie een levend geloof heeft gekregen, gaat nu ook zeker de weg omhoog. Want daar hij weet dat Ik zelf bij hem aanwezig ben, gaat hij alleen nog onder begeleiding van Mij, Die hem waarlijk ook naar het doel leid.
Hij kan nu ook met overtuiging zeggen: “Ik geloof niet alleen, maar ik weet dat God dicht bij mij is.” Want het levende geloof zal geen twijfel meer toelaten. Het levende geloof zal ook geen zwakheid meer toelaten, want zelf is het kracht, omdat het ondenkbaar is zonder liefde en de liefde de kracht is die hem nu doorstroomt en hem tot alles in staat stelt wat hij vanuit zijn liefde wil.
En hij zal daarom ook elk werk van liefde kunnen volbrengen, wanneer het de medemens tot heil strekt. Hij zal ook zieken kunnen genezen, want de liefde in hem en het vaste geloof geven hem daar de kracht voor, omdat ook het inzicht nu in hem is, wanneer en of een ongewoon werkzaam zijn bij zijn naaste ook zegenrijk is.
Tracht nu allen het levende geloof te verkrijgen dat dus een werkzaam zijn in liefde vereist, en u zult waarlijk uw taak op aarde volbrengen. Uw ziel zal rijp worden. U zult Mij zelf als voortdurende begeleider hebben, want u sluit u door de liefde met Mij aaneen en alles wat u nu doet, zult u met Mij volbrengen.
En uw aards bestaan zal u waarlijk de volmaaktheid opleveren, want u zult u toch alleen tot liefde moeten vormen, dan zult u ook de ommekeer van uw ziel volbrengen. U keert weer terug in uw oertoestand en u zult dan weer gelukzalig zijn en voor eeuwig blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8219 Het "rechtzetten" van het geestelijke aan het eind
21 juli 1962: Boek 86
Het uur van vereffening komt waarin ieder mens zich verantwoorden moet voor zijn Rechter, want eens moet de orde weer tot stand gebracht worden en ieder mens zal zich moeten verantwoorden die deze ordening van eeuwigheid heeft overtreden. Er zal een gerechtelijke uitspraak worden gedaan en iedere ziel zal het lot toebedeeld krijgen dat zij zichzelf heeft bereid. Het door de vorm gegane geestelijke wordt daarheen verplaatst waar het naar zijn graad van rijpheid behoort. De oude schepping wordt opgelost, dat wil zeggen al haar vormen worden veranderd in scheppingswerken van een geheel andere aard. Het onverloste geestelijke wordt in deze nieuwe vormen geplaatst om weer de weg van verlossing te beginnen of voort te zetten volgens zijn graad van rijpheid.
Nog bent u mensen actief naar eigen lust en vreugde en u wordt daarbij niet gehinderd, al is uw handelen nog zo goddeloos. Maar er zal spoedig een einde aankomen en u mensen zult niet meer naar eigen wil kunnen werken, omdat de tijd is verstreken waarin u voor uw zielenheil bezig kon zijn. Want u hebt de tijd niet benut naar de wil van God maar het omhulsel van de ziel nog versterkt. En u hebt daarmee uzelf dat lot bereid doordat u meer en meer aan de materie verslaafd bent. Daarom zult u ook weer tot de materie worden die u reeds lang overwonnen had.
Maar eenmaal moet de wet van de eeuwige ordening weer vervuld worden en al het geestelijke dat als mens over de aarde gaat moet opnieuw gevormd worden, want de positieve ontwikkeling moet doorgaan vanaf waar ze werd onderbroken. Ook moet het geestelijke dat als mens op aarde gefaald heeft weer opnieuw de mogelijkheid gegeven worden zich in te passen in het terugvoeringsproces, wat wel een uiterst hard oordeel genoemd kan worden maar toch steeds overeenkomstig de vrije wil van de mens is, die hij op de aarde opnieuw misbruikte, wat weer de hernieuwde kluistering van zijn ziel in de materie tot gevolg heeft. Zij wordt weer opgelost en moet de eindeloos lange weg door de schepping weer afleggen, tot zij weer het stadium van menszijn binnengaat.
Eenmaal zal zij het laatste doel bereiken en elke uiterlijke vorm kunnen verlaten, maar zijzelf zal die tijd verlengen of verkorten tot zij eindelijk verlost het lichtrijk binnen kan gaan. En al is God ook onvoorstelbaar lankmoedig en geduldig en probeert Hij in Zijn liefde steeds weer de mensen ertoe te brengen de juiste wilsbeslissing te nemen, toch is eenmaal de termijn verstreken. En dan treedt Zijn rechtvaardigheid naar voren en Hij brengt de oude ordening weer tot stand, wat echter ook een "rechtzetten" van het geestelijke betekent, een overplaatsen in de uiterlijke vorm die beantwoordt aan zijn graad van rijpheid.
En een dergelijk "rechtzetten" is tegelijkertijd het einde van een aardse of verlossingsperiode. Het vereist de vernietiging van de scheppingswerken op aarde die het nog onverloste geestelijke bergen dat in de gedwongen toestand zijn ontwikkelingsweg aflegt, als ook van mensen die hun bestaan op geen enkele manier benut hebben om vooruit te komen in de ontwikkeling. Zij worden ook weer "rechtgezet", dat wil zeggen weer in de harde materie gekluisterd overeenkomstig hun geestelijke rijpheid. En u mensen staat voor dit einde van de oude aarde, of u het geloofwaardig vindt of niet. En u wordt er steeds weer op gewezen uzelf nog voor het einde te veranderen en u te voegen naar de wet van de eeuwige ordening, waarvoor alleen een leven in liefde vereist is. Want de liefde is het goddelijke principe dat ook u zich als Zijn schepselen eigen moet maken, wil de goddelijke ordening worden aangehouden.
U wordt steeds vermaand door zieners en profeten die u dit dichtbij zijnde einde aankondigen. Zij laten u nadenken over uw eigenlijke levensdoel hier op aarde opdat het einde voor u niet als een verrassing komt. Opdat u niet volledig schuldig voor Gods rechterstoel zult moeten verschijnen, als u niets hebt gedaan om in de laatste vorm als mens rijp te worden. Ook al bent u nog niet bevrijd van uw oerschuld door deze tot onder het kruis te dragen en Jezus Christus te vragen om van deze schuld verlost te worden.
Hij alleen kan u alle schuld ontnemen, en dan kunt u vrij van schuld voor de "rechterstoel" van God treden en hoeft het laatste gericht niet te vrezen. U zult dan uw verblijf op deze aarde kunnen verwisselen voor dat in het geestelijke rijk dat uw ware vaderland is. U zult dan het rijk van de zalige geesten kunnen binnengaan en noch het einde van de oude aarde, noch de hernieuwde kluistering hoeven te vrezen. Want de eeuwige God is geen strenge maar een rechtvaardige Rechter die u allen zal bedenken naar uw eigen wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8231 De Voorloper van CHRISTUS - Geloofsstrijd
2 augustus 1962: Boek 87
De mijnen zullen de Roepende in de woestijn herkennen die Mijn verschijnen zal aankondigen zoals IK het voorspeld heb, want zijn "Licht" zal helder stralen en zijn spreken zal geweldig zijn. Hij zal niet bang zijn in zijn redevoeringen de machtigen aan te vallen, want hij is door MIJ naar de aarde gezonden om zijn laatste missie te vervullen. Om het einde van deze aarde te prediken en Mijn komst te verkondigen op de dag van het gericht.
Die MIJ toebehoren zullen door de kracht van zijn taal geweldig onder de indruk zijn en zij beseffen, dat het niet lang meer zal duren tot IK Zelf zal komen en hen redden uit hun nood. Van tevoren echter zult u mensen u ook altijd weer in valse veronderstellingen verliezen en hem in vele mensen menen te herkennen, IK echter zeg u; dat u niet zult behoeven te vragen maar zult weten dat hij het is die IKZelf vooruit zend. Want als hij optreedt is ook Mijn tegenstander al aan 't werk op zo'n wijze, dat hij zich belichamen zal in een machthebber die zal optreden tegen elk geestelijk streven en tegen het geloof. Hij zal nu ook door zijn handlangers de mijnen erg verdrukken opdat zij van MIJ afvallen en zich naar hem zullen toekeren.
U kunt dan nagaan wanneer de geloofsstrijd zal beginnen en buitengewoon veel troost ontvangen door Mijn Voorloper, omdat u dan ook weet dat het einde niet ver meer af is. Want zijn missie op aarde is niet van lange duur, en ook de antikrist zal makkelijk te herkennen zijn - want hem zal ook geen lange levensduur beschoren zijn. De Voorloper zal komen en uw geloof sterken. Hij zal met zulke geweldige woorden van MIJ getuigen en Mijn komst aankondigen, dat de mijnen uit zijn woorden kracht zullen putten en ook volhouden tot aan het einde. Want IKZelf zal hen bijstaan in hun noden die deze geloofsstrijd met zich mee zal brengen.
De Roepende in de woestijn zal zich niet laten weerhouden en openlijk optreden tegen de mensen die de mijnen vijandelijk gezind zijn. Hij zal hun handelen als afschuwelijk brandmerken en altijd zal hij tegenover hun aanvallen Mijn bescherming genieten, tot zijn uur gekomen is. Hij zal zijn missie weer met zijn dood bekopen, maar dat mag u niet doen schrikken als u van MIJ bent. Het moet u alleen versterken omdat u in de waarheid bent en alles zo verwachten kunt, zoals IK het u door Mijn GEEST heb verkondigd.
Het tijdperk dat u, mensen gesteld was om u van de vorm te bevrijden loopt ten einde. Maar tot de laatste dag help IK u om tot een juist geloof in MIJ te komen, en ook de Voorloper is u gestuurd om uw geloof te sterken. Wie hem wil herkennen zal hem ook herkennen. Wie echter zijn woord afwijst is openlijk een aanhanger van Mijn tegenstander en wijst ook MIJZelf af. Maar het licht uit den hogen dat helder straalt is niet over het hoofd te zien en zijn woord is niet te negeren. Zijn levenswandel en arbeid op aarde in de laatste tijd is zo duidelijk herkenbaar als goddelijk werk, dat ieder mens hem herkennen kan en niet behoeft te vragen of hij het is.
Mijn tegenstander zal weer op dezelfde manier willen werken doordat hij verwarring probeert te stichten en zijn aanhangers influistert, dat de Voorloper daar en daar te zien is. Daarom is een nauwe verbinding met MIJ nodig om juist te onderscheiden en naar waarheid te denken. En daarom vertel IK u steeds weer dat hij pas dan zal verschijnen als ook Mijn tegenstander zich de juiste uiterlijke vorm gereed heeft gemaakt, waarin hij dan werkt tot ontzetting van de gelovigen. Hij beschikt over grote macht en gebruikt die tot een rigoureuze geloofsstrijd. Maar dan treedt ook hij op die IKZelf zend en hij zal de antikrist openlijk aanvallen en hem niet vrezen. En daaraan kunt u hem herkennen, want ook hij beschikt over grote kracht die hij echter in Mijn Naam gebruikt. Hij zal ook zieken genezen en wonderen doen en daarom des te heftiger bestreden worden door de machthebbers die hem naar het leven staan, en zij zullen ook bereiken dat hij een gewelddadig dood sterft.
Maar het "Licht" dat hij verspreidt onder de mijnen zal hen ongewoon sterken. Zij zullen vol vertrouwen Mijn komst verwachten en volharden tot aan het einde, want zij weten dat Mijn Woord vervuld wordt en alles zal gebeuren zoals IK het liet verkondigen in woord en geschrift.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8233 Het bewust op God richten van de wil
4 augustus 1962: Boek 87
Ik geef u wat u nodig hebt voor uw pelgrimstocht op deze aarde opdat u deze succesvol kunt afleggen en uw ziel rijp kan worden. Want alleen Ik weet hoe ze is geaard en wat bevorderlijk is voor haar voltooiing. Toch kan niet aan uw vrije wil worden voorbijgegaan en deze moet dus mijn genade aannemen en benutten.
Dat u mensen een vrije wil bezit wordt zeer vaak betwijfeld, omdat de mens zelf niet in staat is zich zijn aards bestaan naar zijn eigen wil vorm te geven en hij daarom de vrijheid van de wil ontkent. En steeds weer moet het u duidelijk worden gemaakt dat uw wil niet gedwongen wordt beïnvloed, ook al is de mogelijkheid tot verwezenlijking niet aanwezig. Maar het willen en denken zult u altijd zelf bepalen en het diepste willen en denken kan u door niemand worden voorgeschreven. En voor dit willen en denken zult u zich moeten verantwoorden. En is dit willen nu serieus op Mij gericht en op het bereiken van de rijpheid van uw ziel, dan kunt u er ook zeker van zijn dat u het zult bereiken. En u zult dan ook mijn genadegaven aannemen en juist benutten en uw voltooiing zal verzekerd zijn.
Hoe uw aardse leven zich ontwikkelt bepaalt wel mijn wil. Want Ik zie in vanuit welke levensomstandigheid voor u het grootste succes zal voortkomen. En steeds zal Ik passend bij de richting van uw wil ingrijpen in uw aards bestaan, vanuit het weten dat u hulp moet worden gebracht wanneer u geneigd bent verkeerde wegen te gaan. Maar er bestaat een heel zeker middel waardoor u beslist opwaarts zult gaan: wanneer u uw wil geheel onderwerpt aan die van Mij, wanneer u dus Mij zelf erkent als de Macht die u liet ontstaan en bereid bent u geheel aan deze Macht te onderwerpen. Wanneer u de eigen vrije wil helemaal aan Mij offert en dan dus niet anders meer zult kunnen denken en willen dan zoals het mijn wil is. En dan zal uw levenslot zich ook in rustiger banen bewegen. Maar u zult dan ook mijn genadegaven aannemen en weten dat ze u alleen tot zegen strekken. U zult willen dat Ik u spijzig en laaf met het brood des hemels, met het water des levens. Want u zult verlangen naar juiste spijs en drank, omdat u zich nog ziek en zwak zult voelen zolang u het juiste voedsel voor uw ziel niet van Mij in ontvangst neemt.
En verzet uw wil zich hier nu niet meer tegen, dan laat u zich weer door Mij bestralen zoals eens. En dan ontbrandt er in u een licht. Uw inzicht neemt toe, uw geestelijke armoede verdwijnt. U verzamelt geestelijke goederen en uw ziel wordt sterk en gezond omdat de juiste Arts u het juiste medicijn geeft en u dus geheel rijp zult moeten worden en u het doel van uw bestaan op aarde zult vervullen. U ontvangt mijn woord en zult mijn woord nu ook naleven en niet alleen toehoorders blijven. U zult uw best doen om een leven in liefde te leiden volgens mijn wil. Want mijn woord verkondigt u mijn wil en zodra u zich geheel aan Mij overgeeft gaat u ook helemaal op in mijn wil. U zult u weer voegen naar mijn wet van ordening. U maakt u het principe van de liefde eigen en u voltrekt nu de verandering van wezen. U zult worden wat u was vanaf het allereerste begin en zult in vrije wil naar Mij terugkeren als mijn kinderen. Aldus heeft uw aards bestaan alleen als doel dat u Mij uw wil schenkt, dat u zich innerlijk uitspreekt voor Mij, dat u afstand zult nemen van mijn tegenstander die eveneens gedurende het aards bestaan uw wil voor zich wil winnen. Maar het hangt alleen van u af voor wie u beslist. Hij kan u niet dwingen en Ik zal u niet dwingen. U zult zelf de heer moeten kiezen die u zult willen toebehoren. Ik kan alleen steeds maar weer trachten u door levensomstandigheden of slagen van het lot te beïnvloeden om de weg te nemen naar Degene van Wie u eens bent weggegaan en Ik help u waarlijk steeds weer juist te leren denken. Ik stuur mijn lichtboden naar u toe die eveneens proberen op uw wil in te werken zonder deze echter te dwingen. Alleen de vrijwillige terugkeer naar Mij levert u een eeuwig leven in de eeuwigheid op en het doel van uw aards bestaan is alleen het aan Mij schenken van uw wil.
En daarom zal Ik Me ook steeds weer aan u mensen openbaren op de meest verschillende manieren. Want zodra u een God en Schepper boven u zult erkennen Die u in het leven riep, zult u ook uw innerlijke weerstand opgeven die u eindeloos lange tijd van Mij gescheiden hield. Want dan kan Ik u al bestralen met de kracht van mijn liefde, opdat u Mij nu ook als Vader zult erkennen en als kinderen naar Mij toe zult komen omdat u innerlijk ertoe wordt aangespoord de aaneensluiting met Mij te vinden om nu ook eeuwig bij Mij te blijven, om nu te leven in gelukzaligheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8237 Was Adam de enige mens, die God schiep? Voortzetting van nr. 8236
11 augustus 1962: Boek 87
Jullie zijn zeer beslist werkzaam naar Mijn wil, wanneer jullie het geestelijk goed verbreiden, dat jullie als Mijn woord vanuit de hemel toegevoerd wordt. Want het gaat erom, nog veel mensen opheldering te geven, die dat serieus willen Steeds weer zeg Ik jullie, dat de mensen ver van de waarheid afgeweken zijn, maar dat zij in hun foute denken volharden, omdat hun een juiste opheldering ook niet aannemelijk schijnt. Het is echter de tijd van het einde, en de afstand van het begin van een verlossingsperiode tot nu is te groot, om bewijzen te kunnen geven van de gebeurtenissen, die zich in het begin afspeelden, toen de eerste mensen bezit namen van de aarde.
Maar het ontbrak de eerste mensen zelf aan het juiste inzicht, omdat zij met de oerzonde belast waren, waarvan zij vrij hadden kunnen worden, wanneer zij hun wilsproef doorstaan hadden Hun geest was nog verduisterd en zij wisten niets over de samenhang van het geestelijke en het aardse rijk, omdat zij door de verleiding van Lucifer hun liefde veranderden, omdat de zuivere liefdevonk uit Mij vertroebeld werd door hun zondeval omdat het anders ook niet mogelijk geweest was, dat de mensen steeds dieper zonken en het menselijk geslacht, de nakomelingen van Adam, zich in ongeloof verloren, zodat de zonde de overhand kreeg.
Ze herkenden de samenhang niet en leefden alleen een aards leven. En hoewel ook steeds weer lichtwezens zich op aarde belichaamden, om de mensen te onderrichten en hun het doel van hun bestaan begrijpelijk te maken, bleef toch hun denken beperkt, en beperkt weten werd nu ook doorgegeven, omdat de voorwaarde niet voorhanden was voor diepere wijsheden waartoe (tot welke) Mijn heersen en werken in de gehele schepping behoort. Het beperkte denken van de mensen liet ook niet zulke ophelderingen toe, die betrekking hadden op de wijde scheppingsruimte, waarvan alleen de aarde blijk moest geven en die door Mijn macht en wijsheid, door Mijn liefde voor alle geschapen wezens steeds en voortdurend bevolkt werd met het destijds van Mij afgevallen geestelijke, dat de terugkeer tot Mij moest realiseren op juist dat scheppingswerk aarde.
En zo, zoals hun blikveld nog beperkt was, zo ook berichtten zij steeds alleen over het begrensde gebied, dat zij zelf bewoonden En er werd verslag uitgebracht van de aardse ontwikkelingsgang sinds Adam en Eva, de stamouders, wat echter niet uitsluit, dat hetzelfde zich afspeelde op andere gebieden van de aarde, die voor deze eerste mensen nog zo ver uitelkaar lagen en ten dele van elkaar gescheiden waren door grote wateren, zodat elk rijk een wereld op zich was, waar het destijds gevallen geestelijke rijp kon worden en zich in de mens kon belichamen.
Elk volk heeft echter een andere voorstelling van zijn herkomst, zijn ontstaan en zijn godsbesef. En het ontbreekt hun ook niet aan leraren, die uit de hemel afdalen, zodat de mensen hun aardse opdracht eveneens daarin zien, een hun nog onbekende godheid te leren kennen, haar aan te roepen en moeite te doen, goed en rechtvaardig te leven. En zodra zij in zich de goddelijke liefde, de onzelfzuchtige naastenliefde, tot ontplooiing laten komen, zal ook hun denken nader tot de waarheid komen.
Maar het moet steeds weer benadrukt worden, dat alle volkeren verschillende geestelijke richtingen vertegenwoordigen, maar dat ook aan elk volk het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk gebracht moet worden, opdat hun bevrijding uit de vorm nog op aarde voltooid kan worden. En ofschoon de verschillende geestelijke richtingen en religies niet met elkaar overeenkomen, zal toch de liefdeleer beslissend zijn, en wie de liefde ontplooit - waarvoor elk volk ook de aanleg in zich heeft - zal tot rijping komen.
De verbinding tussen de verschillende volkeren zal echter steeds meer tot stand komen en onderhouden worden en dat betekent ook, dat allen kennis kunnen nemen van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, dat Hij erkend worden kan en de overgave aan Hem daarop volgt, wat nu ook tot vereniging met Mij, tot terugkeer naar Mij, leiden zal, en dat nu ook de bevrijding uit de vorm gegarandeerd is; dat de eens gevallen oergeest zijn doel bereikt heeft en weer thuiskomt in zijn Vaderhuis en gelukzalig is, zoals hij was in den beginne.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8243 De ziel neemt kennis van het aardse leven
17 augustus 1962: Boek 87
Zodra u een vraag tot Mij richt, zal Ik u antwoorden en u onderrichten, zodat u ook juist begrijpt en elke onduidelijkheid is opgeheven. De gang over de aarde als mens voor de in hem belichaamde ziel, voor de eens gevallen oergeest, is een zware beproeving van zijn wil, die vrij is, zoals het was toen de oergeest van Mij is uitgegaan. Want er wordt om hem gestreden van twee kanten en hij alleen beslist de afloop van deze strijd. Er staan hem steeds geestelijke begeleiders ter zijde, die echter zijn wil niet mogen aantasten. En evenzo doen talloze vijandige krachten moeite om de mens opnieuw ten val te brengen. Maar de mogelijkheid bestaat dat hij die laatsten de baas wordt, dat hij vastberaden zijn wil op Mij richt en dan ook voortdurend kracht ontvangt om weerstand te bieden en dat hij zijn wilsproef doorstaat.
Daar echter de oergeest bij het begin van zijn belichaming als mens nog geheel onwetend is, omdat hij zelf zich door zijn afval, door het afwijzen van het licht van mijn liefde, van zijn licht, van zijn weten, van zijn inzicht beroofde, moet hij worden onderricht. En dit gebeurt zowel van buitenaf als van binnenuit door mijn geestvonk, die hem is toegevoegd, die hem onophoudelijk van binnen zal aansporen het goede te doen en die nu ook een innerlijk licht aan de mens overbrengt. Bovendien zal Ik steeds de levensomstandigheden van een mens zo richten dat hij daaruit kan leren, omdat steeds weer van de kant van de geestelijke begeleiders op zijn denken wordt ingewerkt dat het de juiste richting neemt, dat het de wil ertoe brengt zich naar Mij te keren en Ik zelf dan ook buitengewoon in hem werkzaam kan zijn. Ik zorg dus op elke manier dat de oergeest gedurende zijn leven op aarde als mens, zijn doel kan bereiken, zodra hij eenmaal zijn wil te kennen heeft gegeven deze laatste wilsproef als mens af te leggen.
Maar nooit wordt een ziel, een oergeest die in de staat van gebonden wil door de scheppingen is gegaan, tot deze laatste belichaming gedwongen. De staat van de gebonden wil houdt op op het moment waarin zich alle partikeltjes van een oergeest weer hebben samengevoegd en vanaf dit moment is de oergeest weer vrij. Hij is aan geen dwang onderhevig, noch van mijn kant, noch van die van mijn tegenstander. Hij kan over zichzelf beslissen. Zijn weerstand tegen Mij is gedurende de tijd van zijn positieve ontwikkeling vanuit de diepte zover afgezwakt dat hij nu rijp is geworden om als mens de gang over de aarde te kunnen gaan, maar dit genadegeschenk moet hij vrijwillig aannemen. En daarom wordt hem ook het aardse lot bekend gemaakt. De oergeest beseft, door mijn toelating, dat hij nog niet in zijn vaderland is waarin hem heerlijkheden wachten en hij verlangt daarnaar. Maar hij ziet ook in dat alleen de gang als mens hem naar zijn verloren vaderland terugvoert. Hij weet ook dat hij nu weer een vorm moet betrekken en dit weten kan hem ook nog zijn gang als mens doen uitstellen. Maar meestal neemt hij bereidwillig de belichaming als mens op zich en hij voelt zich ook sterk genoeg om de laatste wilsproef te doorstaan.
Maar hij moet zelf vrij beslissen en daarom wordt hem zijn weg over de aarde getoond, doordat hij zich zelf ziet in de verschillende levenssituaties die hij meent gemakkelijk de baas te kunnen en daarom ook gewillig is de laatste weg in de vorm te gaan. Maar Ik ken de graad van rijpheid van elke afzonderlijke oergeest en Ik kan de weg over de aarde als een schaduwbeeld aan hem voorbij laten trekken. Ik weet ook hoe dit gebeuren als in een droom de afzonderlijke ziel aangrijpt en kan daaraan beantwoordend nu haar verwekking in de menselijke vorm teweeg brengen, die nu pas een levend wezen wordt wanneer de oergeest bezit heeft genomen van de vorm.
U mensen zult het kunnen geloven dat Ik alles kan, dat Ik ook naar een geheel blinde geest een lichtvonkje kan stralen dat hem voor enige momenten ziende maakt en dat deze momenten voldoende zijn om zijn wil actief te laten worden, die de oergeest weer kan gebruiken wanneer al zijn substanties zich weer hebben verenigd. U zult ook moeten weten en geloven dat er voor Mij geen tijdsduur nodig is en dat toch mijn wil tot stand brengt wat Ik voor nodig houd. En dat een oergeest laat blijken de vorm van een mens te willen aannemen is noodzakelijk, want hij is uit zijn gekluisterde staat naar buiten getreden en hij moet nu ook vrij kunnen kiezen voor zijn gang over de aarde als mens. Het stoffelijke lichaam van de mens wordt echter pas levensvatbaar, wanneer de oergeest als "ziel" dit heeft betrokken. Maar ook nu wordt de mens eerst geleid door zijn beschermende geesten. Langzaam wordt hij binnengeleid in een zeker weten. Hij moet zich nu ook als mens eerst ontwikkelen, voordat zijn vrije wil en zijn verstand zich redelijk kan uiten. Het is de laatste ontwikkelingsgang op deze aarde, die de oergeest totale bevrijding kan opleveren wanneer hij daar zelf naar streeft, wanneer hij goed let op de zachte stem in hem, op de innerlijke aandrang, die een uiting is van mijn in de mens gelegde goddelijke geestvonk.
Maar mijn tegenstander heeft gedurende het leven op aarde hetzelfde recht op hem en hij tracht dat ook te laten gelden. De mens is altijd blootgesteld aan de beïnvloedingen van boven en van beneden, maar hij zelf moet kiezen wie de macht over hem verkrijgt. En dat is zijn laatste wilsproef, dat hij bewust op Mij als Zijn God en Vader aanstuurt. En deze vrije beslissing kan niemand hem afnemen, doch er wordt hem op elke manier bijstand verleend, omdat ook Ik vurig verlang naar zijn terugkeer en waarlijk als een goede Vader mijn kind aan de hand leid wanneer het deze maar zelf vastpakt en zich door Mij laat leiden. Want Ik wil dat al mijn schepselen gelukzalig worden en Ik heb waarlijk alle mogelijkheden overwogen om mijn doel te bereiken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8263 GOD zond Zijn ZOON naar de aarde
3 september 1962: Boek 87
IK heb Mijn ZOON naar de aarde gezonden. Een WEZEN uit Mijn eeuwige Oerliefde voortgekomen, DAT Zijn hele Liefde op MIJ richtte toen een groot leger van Mijn oergeschapen geesten van MIJ afviel, DAT MIJ als Zijn VADER van eeuwigheid onderkende; ofschoon HET MIJ niet kon zien, wilde HET MIJ Zijn overgrote Liefde tonen, doordat HET MIJ de ontrouw geworden kinderen wilde terugbrengen door een werk van eenmalige aard. En omdat Zijn liefde HET daartoe aanzette, liet IK het toe. IK gaf Mijn toestemming dat dit WEZEN naar de aarde afdaalde, dat HET uit het rijk van het Licht, waarin HET onmetelijk gelukzalig was, Zich in een duister gebied begaf, in het rijk van de aan MIJ vijandige geest Lucifer, die als eerste van de gevallen wezens tot Mijn tegenpool werd.
IK zond Mijn ZOON naar de aarde, DIE Zich aanbood MIJ Zelf op aarde als Omhulsel te dienen, omdat IK alle gevallen wezens te hulp wilde komen in hun grote geestelijke nood. Want de terugweg naar MIJ was voor hen afgesneden, ze zouden voor eeuwig op oneindige afstand van MIJ hebben moeten blijven in een staat van eindeloze kwelling en ellende. Maar allen waren ze Mijn schepselen die uit Mijn Liefde en Macht waren ontstaan door de wil van het eerstgeschapen wezen Lucifer, die in het allereerste begin de grootste gelukzaligheid daarin vond, schepselen te verwekken met gebruikmaking van Mijn Kracht. Dat deze oergeest die IK als Mijn evenbeeld buiten MIJ had geplaatst, gevallen is, zou IK wel hebben kunnen verhinderen, maar IK deed het niet, daar IK toch in Mijn Liefde en Wijsheid een ontwikkelingsgang zag van een volledige vergoddelijking van de gevallen wezens, met het einddoel het kindschap GOD's, dat echter in vrije wil moest worden bereikt.
De wil van de gevallen wezens was echter door de invloed van de aan MIJ vijandige geest Lucifer dermate verzwakt, dat de wezens niet in staat waren uit de diepste diepte eens weer ten hogen te geraken, wanneer IK hun geen hulp zou hebben verleend, die nu ook van Mijn kant uit, aan de wil werd gegeven, door de in de toestand van "je moet" - dus volgens Mijn Wil - afgelegde gang door de materiële schepping. Maar ook dan waren de wezens nog totaal krachteloos, omdat ze eens Mijn Liefdekracht afwezen en deze kracht om opwaarts te gaan alleen door de liefde konden verkrijgen. Maar ze waren onbekwaam geworden om lief te hebben. In Mijn overgrote Erbarming legde IK in hen wel een liefdevonkje, bij hun laatste stadium op de weg van de terugkeer naar MIJ. Toch bleef de ontzaglijke last van de oerzonde, de opstand tegen MIJ als hun GOD en VADER, in de staat van het helderste inzicht, op ieder van de gevallen oergeesten drukken, want die last moest worden gedelgd volgens wet van goddelijke Gerechtigheid, er moest genoegdoening worden verschaft die deze gevallen wezens zelf nooit tot stand zouden kunnen brengen.
En daarom bood een Oergeest die bij MIJ verbleef Zich aan om op aarde dat werk van boete te verrichten, omdat Zijn liefde voor MIJ en voor de gevallen broeders zo geweldig was, dat HIJ van zins was alles op Zich te nemen wat dat werk van verzoening vroeg aan smarten en lijden. Want HIJ wilde als "mens" over de aarde gaan, HIJ wilde Zich belichamen in het menselijk omhulsel JEZUS en een lijdensweg gaan die de hoogste Liefde vroeg en die ook de manifestering van de eeuwige GODHEID Zelf in HEM mogelijk maakte. Want IK kon alleen maar zijn waar liefde is. IK kon ME Zelf alleen met de liefde verbinden en ME daarom een opnamevat kiezen om Mijn intrek in te nemen, dat Zich geheel tot Liefde had gevormd.
De Ziel van JEZUS bracht weliswaar de Liefde voor MIJ mee naar de aarde, maar het gebied dat Ze bij Zijn geboorte betrad, was het rijk van Lucifer en de Ziel werd door hem in het nauw gebracht. Alles wat HEM omgaf was deel van Lucifer en omdat HIJ het op Zich had genomen als mens een missie te volbrengen om Zijn gevallen broeders te redden, mocht HIJ ook niet de kracht van de liefde, die HEM als "Mijn ZOON" ter beschikking stond, gebruiken om Zich te verweren tegen wat HEM bedreigde en het van Zich af te schudden, maar HIJ moest net als Zijn medemensen worstelen om dat wat HEM bedreigde te verlossen door een levenswandel in liefde - die daarom niet zo makkelijk te gaan was, omdat het destructieve geestelijke HEM trachtte te hinderen en Zijn menselijke buitenkant net zo reageerde op alle verzoekingen, dus Zijn Ziel daartegen moest strijden tot de liefde in HEM steeds sterker begon door te breken en HIJ daardoor ook Zijn lichamelijk Omhulsel vergeestelijkte, dus het licht van Zijn liefde steeds helderder straalde en HIJ dát deed wat de tegenstander HEM wilde beletten: dat HIJ een bovenmenselijk lijden en sterven verdroeg uit Liefde, dus HIJ de Liefde plaatste tegenover Mijn vijand en hem door de Liefde overwon - dat HIJ Mijn Gerechtigheid voldoening heeft verschaft en de koopprijs betaalde voor de zielen die de tegenstander nu niet meer gevangen kon houden.
Dus heeft de Liefde dit werk van erbarmen volbracht, Die HEM helemaal vervulde en deze Liefde was IK Zelf Maar "Mijn ZOON" moest door deze duisternis, door het rijk van Lucifer, heengaan en daarom Zijn licht en Zijn kracht, die HIJ als niet gevallen Oergeest bezat, achterlaten. HIJ moest, net als ieder mens, in dezelfde zwakheid het aardse leven beginnen, want HIJ moest de mensen de weg tonen die weer naar MIJ terug leidt, de weg van de liefde en het lijden, die de mens JEZUS Zijn medemensen waarlijk is voorgegaan en IK daarom in HEM Mijn intrek kon nemen, omdat Zijn Ziel niet door de oerzonde belast was en Zijn Liefde HEM de kracht gaf, ook Zijn menselijk lichaam te vergeestelijken, HIJ dus zonder enige zonde door het aardse leven ging. Want zonde is alleen dat wat strijdig is met de liefde. En daar IK in het hart van ieder mens een vonkje van Mijn goddelijke Liefde leg, is ook ieder mens in staat, de liefde te ontsteken en aan te wakkeren tot hoogste gloed.
Dus wordt er niets onmogelijks verlangd van u, mensen, omdat alleen de zwakheid van wil u kan hinderen bij het werkzaam zijn in liefde en u te allen tijde JEZUS CHRISTUS om versterking van uw wil zult kunnen vragen, omdat dit een van de genaden is die HIJ door Zijn dood aan het kruis voor u heeft verworven. En deze genaden van het verlossingswerk zult u, mensen moeten gebruiken, opdat Zijn werk van erbarmen niet tevergeefs voor u werd gebracht, opdat u in JEZUS MIJ Zelf herkent, DIE in Zijn Omhulsel Mijn intrek nam om u van uw zondenschuld te verlossen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8269 Slagen van het lot - Catastrofen - Ongevallen
10 september 1962: Boek 87
Verneem Mijn Stem, Die steeds weer tot u zal klinken van boven, omdat het nodig is dat de Vader tot Zijn kinderen spreekt.
De mensheid wekt Mijn medelijden op, omdat het einde dichtbij is en ze merendeels voortgaat zonder te weten wat haar te wachten staat, wanneer ze niet tevoren nog de band met Mij tot stand brengt. Maar de mensen zijn zo ver verwijderd van Mij, hun God en Schepper, dat ze geen enkele geestelijke band aanknopen, dat ze alleen aandacht schenken aan de aardse wereld, die het rijk van Mijn tegenstander is. En ze laten zich ook niet onderwijzen, want Mijn tegenstander heeft hun denken verward en hij heeft ook hun harten verhard, zodat ze alleen nog van zichzelf houden, maar geen liefde voelen voor hun naaste, die in nood is.
Ieder mens is er alleen op bedacht zijn aardse goederen te vermeerderen en zijn aardse lichaam genoegen te verschaffen. Maar aan hun ziel denken zeer weinige en daarom heerst er op aarde zo’n grote geestelijke nood, die Mij steeds weer aanleiding geeft tot Mijn schepselen te spreken in de vorm van harde slagen van het lot, catastrofen en ongelukken van allerlei aard, waarvoor u mensen geen juist begrip zult kunnen opbrengen, dat het toelatingen zijn van een liefdevolle God, Die alleen maar Zijn schepselen tot rede zou willen brengen, Die hen op deze manier aanspreekt, omdat ze niet luisteren naar Zijn Woord van boven.
En daarom zal de aardse nood worden vergroot. De tijd van rampspoed zal over de mensen losbreken, die ertoe zou kunnen dienen dat de mensen zich bezinnen en de weg naar Mij inslaan. Hoe gemakkelijk zouden ze hem vinden, wanneer ze slechts acht zouden geven op Mijn Woord, dat hen van boven toeklinkt, dat hen door Mijn boden wordt overgebracht. Het toesturen van Mijn Woord is het meest doeltreffende middel, maar het aannemen vraagt hun vrije wil en deze dwing Ik niet.
Daarom bent u, Mijn dienaren, voor deze laatste reddingsactie heel hard nodig. En Ik zegen elke arbeid, die u voor Mij verricht. Want het is een vreselijk lot dat hen wacht, die voor het einde de terugweg naar Mij niet hebben aanvaard. Ik ben daarvan op de hoogte en neem daarom nog van tevoren van de aarde weg, die niet totaal vervallen zijn aan Mijn tegenstander, opdat ze in het rijk hierna nog een helder licht bereiken en dan opwaarts kunnen streven. En daarom zult u alsmaar weer horen van sterfgevallen in grote getale en steeds zult u dan moeten weten, dat dan Mijn grote Erbarming deze mensen heeft weggeroepen van de aarde, opdat ze niet helemaal ten prooi vallen aan Mijn tegenstander.
Dat er dan ook goede mensen worden getroffen, is voor dezen waarlijk geen onheil, want deze kunnen in het rijk hierna ertoe bijdragen de anderen de weg te wijzen. Hun liefde kan in het hiernamaals veel zegen brengen en zijzelf zullen hun graad van rijpheid ook kunnen verhogen door hun verlossende arbeid, waarnaar ze verlangen bij het zien van de vele arme, zieke en zwakke zielen, die plotseling de dood vonden en zonder licht zijn.
De tijd neigt naar het einde en elke dag moet worden benut om de dwalende zielen te verlossen. En wat zult u, Mijn dienaren op aarde, beter kunnen doen, dan Mij door u tot de mensen te laten spreken? Wat zult u beter kunnen doen, dan Mijn woord te verbreiden en het ook voor diegenen toegankelijk te maken, die nog in de wereld staan en er zich ook moeilijk van kunnen losmaken? Uw voortdurende band met Mij geeft Mij de mogelijkheid veel mensen aan te spreken. En de kracht van Mijn Woord zal een verandering van wil tot stand brengen in diegenen, die nog niet helemaal het eigendom van Mijn tegenstander zijn. En dezen zullen dan ook gered zijn van de afgrond die ze nu tegemoet gaan.
Dat ook de noden toenemen is u steeds weer bekend gemaakt. Maar u zult daarvoor ook de juiste verklaring moeten hebben, dat alleen de Liefde voor de Mij nog afvallige schepselen Mij ertoe brengt, wanneer u ook daaraan twijfelt en het zo nu en dan niet zult kunnen begrijpen wanneer u een tijding bereikt van grote rampzalige slagen van het noodlot, waardoor de mensen en de hele wereld worden getroffen. Wanneer ze ertoe bijdragen, dat de medemensen er zo door worden geraakt, dat in hen de wil om te helpen bovenkomt, dat in hen de liefde ontbrandt, dan zijn ook deze slagen van het noodlot tot zegen, wanneer u eraan denkt dat deze mensen een hernieuwde kluistering ontgaan, die hen weer eindeloze tijden van kwelling en onvrijheid brengt. Want Ik wil steeds alleen maar helpen, dat de mensen gelukzalig worden. En Ik zal alles doen, opdat ze hun ontwikkelingsgang op deze aarde nog beëindigen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8273 Motivering van misgeboorten
15 september 1962: Boek 87
En ieder zij gezegend die zich aan Mij overgeeft en Mij vraagt om mijn bijstand. Voor geen enkel verzoek dat het heil van uw ziel geldt, zal Ik me afsluiten. En wat u begeert te weten, zult u vernemen. U mensen zult de leerschool van de geest moeten doorlopen, zoals Ik het scheppingswerk aarde daarvoor heb bedoeld, en ieder mens zal op haar rijp kunnen worden, want voor alle trappen van ontwikkeling biedt ze gelegenheid. Maar de zielen, de eens gevallen oergeesten, zijn zo verschillend rijp geworden gedurende hun gang over de aarde in de toestand van onvrije wil, dat ze ook allen verschillende levenssituaties nodig hebben. Ze moeten weliswaar een bepaalde graad van rijpheid hebben bereikt om tot belichaming als mens te worden toegelaten, maar hoe dichter ze bij deze laatste belichaming kwamen, des te losser waren de ketenen van de uiterlijke vormen, en de geestelijke substanties die in de vormen waren gebonden, konden het losser worden ervan benutten, maar ook onbenut laten.
En daaraan beantwoordend is nu ook de aard van de ziel wanneer ze de weg als mens begint. Deze verschillende toestanden van de ziel hebben ook verschillende wegen op aarde nodig die tot resultaat kunnen hebben helemaal vrij te worden uit de vorm. Nog zeer sterk belaste zielen kunnen ook zo'n resultaat verwerven wanneer ze uit vrije wil een bijzonder zwaar aards leven op zich nemen. En ze kan zelf beslissen of ze deze weg wil gaan, daar die haar vóór haar belichaming wordt getoond.
Dit is een verklaring voor mensen die met gebreken zijn behept, wier zwaar lot u vaak naar de reden van hun toestand doet vragen. Maar er zijn ook zielen belichaamd die een extra zware gang over de aarde vrijwillig op zich nemen ofschoon zij dit zelf niet nodig hebben, die uit het rijk hierna naar de aarde willen gaan en Mij daarom vragen om andere zielen daardoor te helpen, die dus geen missie hebben te vervullen maar enkel en alleen zelf een belasting voor de medemensen zijn, om hun gelegenheid te geven zich te oefenen in liefde, in geduld, barmhartigheid, zachtmoedigheid, vredelievendheid en rechtvaardigheid, die hun eigen staat van rijpheid daardoor verhogen, maar die al in het rijk hierna een bepaalde staat van rijpheid hebben bereikt die zo'n nieuwe belichaming op de aarde toelaat, omdat een sterke wil om lief te hebben en te helpen de reden van hun verzoek is.
Maar dan zult u ook niet van een toestand van boete doen van die mensen kunnen spreken. Want zielen die nog onrijp zijn, worden niet toegelaten om zich nogmaals te belichamen met het doel hun rijpheid te verhogen. En nooit moet u vergeten dat geen enkele ziel gedwongen wordt haar gang over de aarde te gaan, maar vrijwillig een lot op zich neemt dat haar tevoren wordt getoond. Het "boeten" voor een schuld op aarde is in zoverre een verkeerde mening, omdat alleen Jezus Christus deze schuld teniet kan doen en de mens dus door Hem alleen vergeving verkrijgt, want Hij heeft "geboet" voor alle zonden van de mensen.
En deze vergeving door Jezus Christus moet eerst zijn verkregen, voordat een ziel zich vrijwillig weer op aarde kan belichamen vanwege een missie of om hulp te bieden. Want een ziel die het licht heeft bereikt is op de hoogte van de liefdeloze staat van de mensen op aarde, in het bijzonder in de eindtijd, en ze is ook bereid er zelf toe bij te dragen dat de mensen de liefde in zichzelf doen ontbranden, dat ze barmhartigheid laten heersen, dat ze alle deugden kunnen ontplooien wanneer ze in de omgeving van een mismaakte of ongelukkige mens leven. Want steeds weer leg Ik er de nadruk op dat er wel terugplaatsingen naar de aarde bestaan, maar dat deze alle hun bijzondere motiveringen hebben, doch nooit zal een nog onrijpe ziel door mijn wil naar de aarde terugkeren om in te halen wat ze op aarde verzuimde.
Alleen vrijwillige zoenoffers kunnen Mij ertoe bewegen mijn toestemming te geven aan hen aan wie echter altijd de eigen verlossing door Jezus Christus moet zijn voorafgegaan. Dat dan zo'n ziel ook de mogelijkheid is gegeven een hoge graad van rijpheid op deze aarde te bereiken, is te begrijpen, omdat elk vrijwillig offer door Mij wordt aanschouwd en gezegend is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8291 Her-belichaming of bezetenheid?
4 oktober 1962: Boek 87
U mag geen enkel geval van bezetenheid als een reïncarnatie van de ziel aanzien, als een terugplaatsen uit het rijk hierna naar de aarde met als doel een hernieuwde gang over de aarde als mens. Nog steeds houden zich onrijpe geesten in de nabijheid op van de aarde, zielen, die reeds de weg door het vlees gegaan zijn en in diepste geestelijke duisternis gestorven zijn. Het lichtrijk is voor hen nog gesloten en zij razen dus uit in het rijk van de laagste geesten dat overal is waar dezen zich ophouden. Zij kunnen zich niet losmaken van de plaatsen waar zij werkzaam waren op de aarde. Zij vallen de mensen lastig op velerlei manieren, voornamelijk door te trachten hun gedachten, hun boze neigingen en hun hartstochten over te brengen op mensen die een gesteltenis hebben die op hun eigen karakter lijkt. Want die mensen zijn gemakkelijk te beïnvloeden en vervullen gewillig hun verlangens - terwijl ze doen waartoe zij door die geesten worden aangespoord. En deze invloed is zeer vaak te constateren als de mensen zich niet bewust vrijmaken, hun lusten niet bestrijden en MIJ niet om hulp bidden. Zijn ze echter ongelovig, dan hebben deze geestelijke krachten vrij spel en zullen zich steeds meer uitleven en de mensen tot goddeloze handelingen drijven - wat in de laatste tijd vóór het einde bijzonder op de voorgrond zal treden.
Maar steeds is dit slechts een beïnvloeden d.m.v. gedachten - het zijn geen gevallen van bezetenheid. Ook de gevallen dat mensen volledig beheerst worden zullen in de eindtijd heel duidelijk naar voren komen, zodat het voor hun medemensen onbegrijpelijk is wat een mens aan boosheid en misdaden van allerlei aard kan volbrengen. Deze mensen kunnen innerlijk niet de nodige kracht tot weerstand opbrengen, want zij hebben een totaal verzwakte wil en dan lukt het de boze geesten geheel bezit te nemen van het lichaam om zich in dat lichaam uit te leven, alle slechte eigenschappen brengen zij op hen over en laten hen handelingen uitvoeren die zij zelf als mens gedaan hebben. Het lukt hun de ziel van de mens te verdringen en hun eigen wil te laten overheersen.
De boze geest neemt onrechtmatig een menselijk lichaam in bezit waaruit hij echter ook altijd weer kan worden verdreven als het de ziel zelf, of een mens uit haar omgeving, gelukt zich innig aan MIJ over te geven en MIJ om hulp te bidden. Want dan kan en zal IK die boze geest gebieden dat lichamelijk omhulsel te verlaten. Maar het ongeloof en de liefdeloosheid van de mensen verhinderen MIJ vaak om in te grijpen.
En zo'n inbezitneming is ook vaak door MIJ toegelaten tot loutering van de betrokken ziel zelf en ook van haar omgeving, zoals het ook mogelijk is dat de kwade geest als hij uitgeraasd is zich bezint en zich verbetert, als hij de verschrikkelijke uitwerkingen van zijn boze wil inziet.
Want soms wordt van de mens voor zijn onmenselijke daden rekenschap gevraagd, en moet hij een lange lijdensweg doormaken. En dan wordt de boze geest elke verdere mogelijkheid ontnomen de mens aan te sporen tot daden die hijzelf zou doen, wanneer hij nog als mens op de aarde zou leven. Dan verlaat hij uit zich zelf het lichaam en de eigenlijke ziel neemt nu ook de staat van lijden gewillig op zich. Maar ofschoon zij vrij is van alle schuld, draagt zij toch tot loutering de straf. Zij kan daardoor eerder uitrijpen dan in een leven van onverschilligheid zonder een bijzondere schuld.
En dit onderscheid moet u altijd maken, dat gevallen van bezetenheid geen her-belichamingen van vijandige zielen zijn. U moet weten dat in de eindtijd de hel alles uitgebraakt heeft en de vorst der duisternis zijn aanhang aanspoort tot het uiterste te gaan.
U moet weten dat ook deze boze geesten zich nog kunnen redden van het lot van een hernieuwde kluistering, als zij dat zelf maar willen. Want spoedig komt de dag van vereffening en ieder wezen moet dan rekenschap geven hoe het de tijd benut heeft, die hem ten behoeve van zijn vrijwording uit de macht van Mijn tegenstander is toegestaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8297 Gods rechtvaardigheid
12 oktober 1962: Boek 87
Dat mijn rechtvaardigheid niet kan worden ontdoken staat onomstotelijk vast, daar Ik anders niet volmaakt zou kunnen worden genoemd. Maar aan deze rechtvaardigheid werd voldaan door de mens Jezus die Mij het zwaarste offer heeft aangeboden dat ooit een mens heeft volbracht en volbrengen zal, want Hij was geheel zonder zonden en nam de zonden van de gehele mensheid op zich om ze te verzoenen. Hij werd dus niet getroffen door gevolgen van Zijn eigen zonden, maar Hij nam vrijwillig de gezamenlijke zondenlast van de mensheid op zich. Hij leed onuitsprekelijk en stierf de meest pijnlijke dood aan het kruis uit liefde voor de mensheid. Hieraan zult u moeten denken, die meent dat de mensen zelf moeten en kunnen boeten voor hun schulden, want daartoe is geen mens in staat omdat elke zonde een vergrijp is tegen de Liefde, tegen Mij zelf, ook wanneer ze jegens de naaste wordt begaan. U mensen zult ook wel uw deel ertoe kunnen bijdragen doordat u op aarde de gelegenheid wordt geboden het begane onrecht goed te maken en u voor dit doel zelf door wantoestanden van allerlei aard zult worden geplaagd die het gevolg zijn van uw zondige levenswijze of handelingen en die over u komen opdat u zelf daardoor inziet op welke manier u hebt gezondigd tegen Mij of tegen uw naasten. Want u zult toch tot inzicht moeten komen van uw schuld om die naar Jezus Christus te dragen onder het kruis, Die u pas de zonden kan kwijtschelden wanneer u Hem daarom vraagt. En u zou alle twisten, alle slagen van het noodlot die over u komen meer als opvoedingsmiddel moeten beschouwen, als middel waardoor u tot zelfkennis zult moeten komen, om u van het kwade af te keren en naar mogelijkheid goed te maken, dat wil zeggen al op aarde boete doen om niet in het hiernamaals in uiterste kwellingen te moeten verblijven tot u daar de zelfkennis opdoet.
Nooit zult u zonder Jezus Christus gelukzalig kunnen worden, juist omdat alleen Hij uw schuld teniet kan doen, zij het de oerschuld van uw vroegere afval van God of ook de in het leven op aarde begane zonden, want ook voor deze zult u bij Jezus Christus om vergeving moeten vragen, want u zult zelf de schuld niet kunnen aflossen, al zou u nog zo’n groot lijden hebben te verduren, op aarde of in het rijk hierna. U zult de weg naar Jezus Christus moeten vinden, u zult de weg moeten nemen naar Hem opdat de poorten naar het lichtrijk voor u worden geopend.
Dat steeds weer de gevolgen van een schuld op u mensen terugslaan, is goddelijke wet maar verlost u niet van die schuld, al zou u nog zo zwaar hebben te lijden. Dit laatste heeft steeds alleen opvoedkundige waarde opdat u eens de weg zult nemen naar het kruis, naar Jezus Die alleen alle schuld heeft goedgemaakt door Zijn verlossingswerk. U zult er steeds aan moeten denken dat ieder mens voor zichzelf de toestand schept waarin hij zich bevindt, dat aan zijn ongelukkige toestand, zijn moeilijke situatie, de vrije wil van de ziel zelf de schuld heeft. Dat ze zich op uiterste afstand van God bevindt door haar zondenschuld, waarvoor ze zelf verantwoordelijk is, moet haar ook een ongelukkige toestand opleveren, die ze echter zelf kan veranderen, wat weer haar vrije wil moet doen.
In de eindtijd nu zijn veel zielen belichaamd als mens, van wie de graad van rijpheid zeer laag is. Maar de tijd die voor hun vrij worden uit de vorm gesteld werd is afgelopen en nu komt ook deze onrijpheid van de zielen vaak aan het licht door handelen dat vijandig jegens God is. En ook de zondigheid van de mensen is dus buitengewoon groot, wat ook moeilijkere levensvoorwaarden vereist en louteringsmogelijkheden van de meest verschillende aard, die voor de geestelijk niet gewekte mensen niet begrijpelijk zijn en hen aan mijn liefde en rechtvaardigheid laten twijfelen of aanleiding geven tot de verkeerde aanname dat onrijpe zielen teruggeplaatst zijn naar de aarde. Maar dit zijn belichamingen van zielen die door de schepping aarde heen zijn gegaan en geen groot besef hebben bereikt, maar die zich toch nog in het aardse bestaan vrij kunnen maken van elke vorm omdat ze alleen maar tot Jezus hun toevlucht hoeven te nemen Die hen zal helpen in elke zwakheid, Die hun wil kan versterken wanneer deze zich maar tot Hem keert. Maar ook die zielen wordt de vrijheid gelaten in hun willen en denken, maar de beste opvoedingsmiddelen worden van Mij uit aangewend om hen nog te winnen voor het einde. Dat ze ook nu buitengewoon in het nauw worden gedreven door de vorst der duisternis en zijn aanhang, valt niet te ontkennen. Maar ook Ik zet ze openlijk de voet dwars, maar moet het aan hen zelf overlaten voor welke heer ze kiezen. En in overeenstemming daarmee zal ook hun toestand zijn wanneer het einde is gekomen. Ze zullen tot leven komen of weer voor lange tijd aan de dood vervallen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8311 Ontketende natuurelementen
27 oktober 1962: Boek 87
Eeuwig zal mijn zorg uitgaan naar u die nog op grote afstand van Mij verblijft en u verzet de weg naar Mij terug te gaan, en Ik zie vol erbarmen neer op de mensheid die geen aanstalten maakt zich naar Mij te keren en het zich afwenden van mijn tegenstander ten uitvoer te brengen. Het einde van deze aarde dat voor al haar bewoners beslissend is voor hun verdere lot, komt steeds dichterbij. Steeds dringender en aanmanender laat Ik mijn stem weerklinken en er komt een grote mate van lijden en nood over de aarde, die waarlijk voldoende zou zijn een verandering van de gevoelens der mensen te bewerkstelligen. Maar de meeste blijven er onberoerd door zolang ze niet zelf zijn getroffen en hun eigenliefde wordt steeds sterker, zodat ze zich schadeloos stellen met de genoegens van de wereld en nauwelijks aan de ongelukkige naasten denken.
En al komen er steeds meer ongelukken en catastrofes, ze vergroten zelf nog de nood en het lijden door eigen machinaties en daardoor brengen ze de mensen erg in het nauw. De zonde krijgt de overhand en het handelen van de enkeling tegenover zijn medemens is onverantwoord.
Ze zijn zo ver van Mij af dat mijn stem hen nauwelijks kan bereiken. En daarom brengen ze Mij ertoe hem luid te laten weerklinken van bovenaf, zodat ook zij nu nog in uiterste nood geraken door de elementen van de natuur, zodat ze de medemensen niet meer verantwoordelijk kunnen stellen voor wat er over hen losbarst, integendeel de uiting van een Macht moeten erkennen aan wie ze zelf niet in staat zijn weerstand te bieden. Ik moet dit laatste zeer krachtige middel toepassen, ofschoon ook zoiets geen dwang om te geloven zal zijn, omdat de mensen voor zichzelf alle andere verklaringen zullen geven dan die ene: dat hun God en Schepper zich wil uiten om door de mensen te worden gehoord.
Het geloof in een God is uitermate gering aanwezig en ook dit geringe geloof zullen veel mensen kwijtraken bij het zien van het vernietigingswerk dat de ontketende natuurelementen tot stand hebben gebracht. En toch pas Ik dit laatste middel nog toe, omdat enkele mensen Mij daardoor zullen vinden, die in uiterste nood de weg naar Mij nemen en een gebed in geest en in waarheid naar Mij opzenden. Op wonderbaarlijke wijze zullen ze redding ondervinden en Mij nu ook niet meer willen opgeven, omdat ze mijn hulp duidelijk hebben ervaren, die echter alleen ten deel kon vallen aan hen die Mij in geest en in waarheid aanriepen.
Talloze mensen zullen hun leven verliezen en de aarde moeten verwisselen voor het rijk hierna, maar hun is steeds nog de mogelijkheid geboden opwaarts te gaan, want nog zijn de poorten van het geestelijke rijk niet gesloten en het is voor veel mensen nog een genade van de aarde te worden weggeroepen. En Ik ken waarlijk de gesteldheid van hun zielen in hoeverre ze nog in staat zijn onderricht te worden in het geestelijke rijk hierna.
Maar de overlevenden staat op aarde nog een tijd van nood te wachten, die ook alleen maar te verdragen zal zijn als zij gebruik maken van de kracht en hulp mijnerzijds. Want er zal een chaos zijn die niet te overzien is, die u mensen alleen niet de baas zult kunnen worden en nu zal blijken dat de mijnen worden geleid door alle nood, omdat mijn hulp aan hen duidelijk zichtbaar zal zijn. En ze zullen nu ook nog hun medemensen troost en kracht kunnen geven doordat ze ook dezen wijzen op Mij, die alleen hun toestand kan verbeteren, maar die ook uit het diepst van het hart wil worden aangeroepen.
Ook dit laatste ingrijpen van mijn kant voor het einde zal een overgrote genade zijn ofschoon de meeste mensen aan mijn liefde zullen twijfelen, ja zelfs openlijk een God loochenen die zo'n ongeluk over de mensen laat komen. Maar het duurt niet lang meer tot het einde. En daarom moet er voordien nog alles worden geprobeerd om mensen te redden van het lot van de hernieuwde kluistering in de scheppingen van de nieuwe aarde, omdat dit lot zo verschrikkelijk is dat u mensen niet in staat bent u dit voor te stellen. En wil Ik u daarvoor behoeden, dan wend Ik dus tevoren nog die middelen aan die enig resultaat beloven, ook wanneer u er aan twijfelt dat ze het werk zijn van een levende God die in zich liefde is.
Het gaat Mij er alleen maar om, dat de mensen in hun nood aan Mij denken, dat ze de weg nemen naar Mij, dat ze in hun hart Mij erkennen en dan ook niet verloren gaan wanneer ze worden weggeroepen van de aarde, want dan is voor hen ook hun klim omhoog in het rijk hierna zeker. En overleven ze het enorme natuurgebeuren, dan zullen ze Mij ook niet meer opgeven. En aan hen allen is nog een tijd van genade verleend tot aan het einde, waarin ze serieus een beslissing kunnen nemen wanneer ze nog besluiteloos zijn.
De tijd loopt ten einde en er staat de mensheid nog veel zwaars te wachten. Maar die in Mij geloven, kunnen ook deze tijd met een gerust hart tegemoet zien, want ze zullen steeds mijn hulp ondervinden en ook deze nood zal voorbijgaan zodra het doel is vervuld. Want spoedig kom Ik zelf en haal de mijnen van deze aarde, wanneer de laatste dag is gekomen, zoals het voorzien is in mijn plan van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8329 Grote geestelijke nood in de eindtijd
16 november 1962: Boek 88
U zult u niet mogen verwonderen over de verwarde opvattingen van de mensen in de laatste tijd vóór het einde - het doet er niet toe op welk gebied. Overal heerst Mijn tegenstander en hij beïnvloedt het denken van diegenen die niet helemaal vast met MIJ verbonden zijn. Maar de mijnen zullen zich afvragen hoe het mogelijk is dat een zo verkeerd denken onder de mensheid is ingezet, want ze zijn door MIJ Zelf in hun denken geleid en kunnen daarom niet begrijpen in welke denkrichting de mensheid verkeert; omdat ze weinig geloof heeft en haar weg alleen gaat zonder MIJ, en Mijn tegenstander zich derhalve bij hen kan aansluiten. Aards en geestelijk hebben de mensen zich van de waarheid afgekeerd, van natuurlijk(e) gevoelen(s) en van al het goede en mooie. Daarentegen zijn ze de wereld in de meest krasse vorm toegedaan, d.w.z. ze vervormen alles en hebben elk gevoel voor het juiste en goede verloren. En geestelijk bevinden ze zich in diepste duisternis, ze weten. niets over geestelijke samenhangen, over hun GOD en Schepper en de opgave van hun leven op aarde en wensen daar ook niets over te weten te komen. Ze leven in 'n geheel verkeerde wilsrichting en geven daarom Mijn tegenstander onbeperkte macht, die hij gebruikt op de meest kwalijke wijze.
En hulp is zo lang onmogelijk als in hen zelf niet het verlangen opkomt duidelijkheid te verkrijgen in alle zaken. Er moet uit henzelf dit verlangen bovenkomen, vanuit het inzicht dat de wereld en haar goederen vergankelijk zijn en dat hun leven niet alleen doel op zichzelf kan zijn, integendeel middel tot een doel moet zijn. Dit inzicht kunnen ze verkrijgen zodra ze a.h.w. hun levenslust hebben botgevierd, zodra ze aards hebben genoten van wat hun begerenswaardig voorkwam. Er kunnen uren van innerlijke bezinning komen die hun het leven dat ze tot nu toe hebben geleefd onnozel en onzinnig doet voorkomen en dan is het mogelijk dat ze plannen maken om te veranderen, dat ze toegankelijk zijn voor het spreken van de medemensen die op de juiste weg wandelen en hen trachten te overtuigen dat hun weg de juiste is. En mensen zouden erbarming moeten hebben met de geestelijke nood van een medemens en er aan denken door ten gunste van hem te bidden. Want zulke gebeden blijven niet onverhoord. Maar meestal behoudt de tegenstander zijn macht over zulke mensen en de geestelijke nood wordt steeds bedreigender en is ook oorzaak van de verandering van deze aarde. Want zodra het geestelijk dieptepunt is bereikt, is ook een verwoesting van de oude aarde met al haar scheppingen gemotiveerd, een totale verandering van al datgene wat het onrijpe geestelijke bevat met als doel de positieve ontwikkeling.
Steeds zal er vóór het einde van een verlossingsperiode deze op de materie gerichte toestand onder de mensen zijn waarin het geestelijk besef onder de mensen verloren is gegaan, omdat er in deze tijd veel mensen op aarde zijn die nog veel onrijp geestelijks in zich dragen, wier tijd echter is afgelopen die hun werd toegekend om vrij te worden uit de vorm. Deze mensen kunnen rijp worden in de tijd tot aan het einde, maar ze moeten hun weerstand tegen MIJ opgeven, ze moeten hun wil veranderen en op MIJ richten. Maar hun ontbreekt het geloof in MIJ als GOD en Schepper, DIE hun kracht kan en wil doen toekomen. Zonder deze echter zijn ze te zwak. Maar ze worden voortdurend gewezen op de Macht Die hun het leven gaf, zowel door Mijn Woord dat deze mensen ook soms bereikt alsook door dat wat ze meemaken, het eigen lot en dat van hun medemensen. Want IK maak ME aan alle mensen bekend die er maar over nadenken wat het aardse leven hun ten deel laat vallen. Het denken staat de mens volledig vrij, hij wordt wel beïnvloed door Mijn tegenstander of ook door de krachten van het licht, maar niet gedwongen in dezelfde richting te denken als zij. Maar zolang de mens van MIJ uit denkvermogen bezit, moet hij zich ook verantwoorden over hoe hij zijn aardse leven heeft gebruikt, want van MIJ uit wordt er alles aan gedaan om zijn denken te stimuleren.
En daarom is het de mensen ook mogelijk op aarde rijp te worden - dat hun het binnengaan in het Lichtrijk toestaat - die in een nog erg onrijpe toestand deze aarde betreden. Ze mogen geaard zijn hoe ze willen, het is hun niet onmogelijk zichzelf te veranderen en de voltooiing te bereiken, omdat Mijn genade op buitengewone wijze allen toevloeit en ze alleen maar hoeft te worden benut. En zelfs met een zeer zwakke wil houd IK rekening, doordat IK zulke mensen in situaties laat komen waar hun weerstand afneemt en het hun makkelijk zou kunnen vallen zich op MIJ te richten. IK wend elk middel aan dat nog succes belooft, opdat de ziel niet ten prooi valt aan het lot van de hernieuwde kluistering. Maar de laatste vrijheid moet IK aan hen overlaten.
Het is een grote genade wanneer ze voortijdig uit het aardse leven worden weggeroepen, omdat ze dan op aarde niet meer dieper kunnen vallen en in het rijk hierna waarlijk alles wordt geprobeerd om hen voor een verdere val in de diepte te behoeden. Maar dan houden ze zich nog in de nabijheid van de aarde op en ze kunnen ook het lot van veel mensen die met hen nauwe banden hadden in het leven op aarde, op de voet volgen. Ook in de geestelijke wereld kunnen ze nog denken, ofschoon vaak verward, maar er wordt hun steeds weer bijstand verleend van de kant van de lichtwezens die zich onherkenbaar gehuld in hetzelfde gewaad, bij hen voegen en met hen spreken. Alles wordt er geprobeerd de zielen op de weg ten hogen te brengen, steeds zonder dwang van hun wil, maar in liefdevolle zorg, die ook soms wordt herkend en in dank aangenomen. Zodra echter deze verlossingsperiode ten einde loopt, zijn ook de poorten van het geestelijke rijk gesloten, d.w.z. dan is op aarde al de scheiding voltrokken van de bokken en de schapen. Alleen blijven nog die mensen over die MIJ trouw zijn en overgeplaatst worden op de nieuwe aarde. Maar de anderen zijn de aanhang van Mijn tegenstander en ze delen ook het lot van Mijn tegenstander. Ze worden gekluisterd weer voor eindeloos lange tijd.
En daarom moet u de mensen niet beklagen die uit het leven worden weggeroepen, want bij hen is er steeds nog een verbetering te behalen, ze zijn niet helemaal ten prooi gevallen aan Mijn tegenstander, ofschoon ze ook in het rijk hierna nog weg kunnen zinken, terwijl zij die achterblijven wel nog tot het einde de mogelijkheid hebben om te keren en dan ook gered worden van de ondergang, maar deze mogelijkheid weinig benutten en daarom een vreselijk lot tegemoet gaan. En u zult ook het eerdere sterven van uw geliefden als een daad van genade van Mijn kant mogen beschouwen en zodra u hen liefdevolle gedachten en voorspraak doet volgen, hoeft u ook niet meer bang te zijn dat ze verloren gaan.
Deze toezeggingen van Mijn kant moeten u altijd troostvol aandoen en de verklaring geven van alle slagen van het noodlot, ongevallen en katastrofen waarbij zoveel mensen hun leven verliezen. Want IK wil het aantal ongelukkigen die een hernieuwde kluistering ondergaan, verminderen voor zover dit mogelijk is.
Want dit zal erg groot zijn, want Mijn tegenstander is op het einde op zo'n manier bezig dat hij grote aanhang heeft en behoudt. Maar dit ene staat vast, dat zowel op aarde alsook in het geestelijke rijk wordt geworsteld om iedere afzonderlijke ziel, dat er alles aan wordt gedaan om de mensen op de juiste weg te leiden en de zielen van hen die zijn gestorven behulpzaam te zijn. Want alle moeten eens de gelukzaligheid bereiken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8353 De Messias, de Redder van de mensheid
12 december 1962: Boek 88
Uit lichte hoogten ben Ik naar de aarde afgedaald om in de duisternis mijn licht binnen te dragen. Want de zon van de Geest was ondergegaan. Geen lichtstraal verlichtte de donkere nacht en de mensen bevonden zich in de ergste nood. En die hun nood onderkenden, schreeuwden naar Mij om hulp. Ze riepen een Redder te hulp Die hen zou bevrijden, want deze weinigen waren nog niet geheel door mijn tegenstander gevangen genomen. Ze leefden een leven in liefde en hadden de band met Mij nog niet geheel verloren. En daarom wendden ze zich tot Mij in hun nood, opdat Ik hun een Redder zou mogen zenden.
En dus zond Ik mijn Zoon naar de aarde. Een lichtgeest die uit mijn liefde was voortgekomen en die Mij ook trouw bleef toen de schare van oer-geesten van Mij afviel, bood zich aan Mij aan voor een werk dat uniek was, dat echter de gehele mensheid redding bracht. Hij daalde af naar de aarde en ging midden tussen de mensen wonen. Hij begon aan zijn aards bestaan net als ieder ander mens, maar hij had een grote missie op zich genomen: zichzelf, dat wil zeggen zijn aards omhulsel in orde te brengen, zodat het Mij tot verblijfplaats kon dienen omdat Ik zelf Me over mijn schepselen wilde ontfermen, omdat Ik zelf hun grote schuld teniet wilde doen die ze door hun vrijwillige afval van Mij op zich hadden geladen.
Dit lichtwezen, een kind van mijn liefde, bood zich aan om als mens voor Mij dit werk van genoegdoening te verrichten. En als ziel nam het zijn intrek in het kindje Jezus en begon een weg over de aarde die zo buitengewoon smartelijk was omdat ook Zijn aardse lichaam zich moest vergeestelijken om Mij zelf als de eeuwige Liefde als woning te dienen. Al bij Zijn geboorte kon de omgeving herkennen dat dit Kindje de beloofde Messias was, want soms drong Zijn overgrote volheid van licht door en uitte zich in uitzonderlijk wijs spreken van het Kindje. Maar Zijn ziel werd buitengewoon lastiggevallen door mijn tegenstander die al het nog hem toebehorende geestelijke ertoe aanzette bezit te nemen van Zijn lichaam, zodat dus het lichaam door deze invloed in sterke verzoeking kwam, waartegen de mens Jezus moest strijden om niet het onderspit te delven.
De liefde in Hem gaf Hem daartoe deze kracht. Maar Hij moest buitengewoon worstelen en Zijn hele weg over de aarde was een ware kruisweg, die Hij echter vrijwillig op zich had genomen uit liefde voor Zijn gevallen broeders wier grote nood Hij kende. Maar Zijn leven was ook een ononderbroken dienen in liefde. En omdat Ik de Liefde zelf ben, kon Ik ook voortdurend in Hem zijn en Hem van de kracht voorzien om de missie te vervullen: het werk van de boetedoening voor de grote zondenschuld van de mensen te verrichten. Hij was mijn Zoon. Hij was een ziel van het licht die op aarde de totale aaneensluiting vond met Mij, die het werk van de vergoddelijking volbracht dat het doel is van ieder door Mij geschapen wezen: van een "schepsel" mijn "kind" te worden dat zich in vrije wil geheel verenigt met mijn wil en bijgevolg de hoogste graad van volmaaktheid kan bereiken.
Jezus was een niet gevallen oer-geest, maar toch moest deze vergoddelijking plaatsvinden in vrije wil - die de gang door het aardse bestaan, de gang door de diepte, teweeg heeft gebracht. En dus moest ook Zijn ziel aan alle kwellingen van de kant van mijn tegenstander zijn blootgesteld, omdat deze ook die ziel wilde bezitten die hij niet ten val had kunnen brengen. En daar de aarde zijn rijk was, dus het rijk van het gevallen geestelijke, is ook de ziel van Jezus aan alle duivelse lusten en kwellingen blootgesteld geweest. En de mens Jezus moest deze weerstand bieden. Hij moest, ondanks alle verzoekingen, mijn kant kiezen, de kant van Zijn Vader van eeuwigheid. Hij moest Mij zelf tot Zijn medestander maken en Hij heeft dat gedaan doordat Hij ononderbroken om mijn liefde vroeg en deze door Zijn werkzaam zijn in liefde ook ontving, omdat de liefde nooit ophoudt en de grote liefde van de mens Jezus Mij oppermachtig aantrok.
En krachtens deze liefde - want de liefde is kracht in zich - kon Hij weerstand bieden en het werk van de verlossing ten uitvoer brengen tot aan het einde. Er was de mensheid in waarheid een Redder gezonden. De Messias was gekomen, zoals het lang tevoren was voorspeld. Het Licht was naar de aarde afgedaald om de harten te verlichten van de mensen die Hem erkenden, die in Hem Mij zelf herkenden - Degene Die de mensen wilde redden van zonde en dood.
En het licht doorbrak de duisternis. In Jezus verrees er voor mijn tegenstander een Strijder die hem overwon. Want Zijn wapen was de liefde en tegen de liefde strijdt mijn tegenstander tevergeefs. Tegen de liefde zal hij altijd het onderspit delven, want de Liefde ben Ik zelf en Ik ben waarlijk sterker dan degene die u eens in de diepte stortte.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8363 “Ik ben bij u, alle dagen...”
26 december 1962: Boek 88
“Ik ben bij u, alle dagen tot aan het einde….” Nooit bent u verlaten, ook al bent u met aardse noden bezwaard, want steeds is er Een bereid u te helpen. Steeds ga Ik naast u, zodra u maar Mijn aanwezigheid toelaat, zodra u bewust Mijn leiding voor u vraagt.
U zelf bepaalt dus of Ik bij u kan vertoeven, want zodra Mij nog innerlijke afweer wordt geboden, trek Ik Me terug. Dat wil zeggen dan zult u ook Mijn Liefde niet kunnen gewaarworden, zelfs wanneer Ze u eeuwig niet opgeeft. Maar Ik heb u beloofd, dat Ik bij u zal blijven tot aan het einde. En aan deze belofte zult u waarlijk geloof kunnen schenken, omdat elk Woord, dat uit Mijn Mond stroomt, waarheid is.
Maar wanneer Ik bij u ben zult u ook geen onheil hoeven te vrezen, want Ik kan het afwenden en wil het ook afwenden, als u zich met Mij verbindt door gebed en werken van liefde. Voortdurend staat u, die tot de mijnen wilt horen, dus onder Mijn zorg. En voortdurend geeft Ik u er ook een bewijs van, doordat Ik tot u spreek, zoals een vader tot zijn kinderen spreekt. Ik maan en waarschuw u, Ik maak u Mijn Wil bekend en Ik geef u opheldering over Mijn Wezen, opdat in u de liefde voor Mij zal ontbranden, die dan ook Mijn voortdurende tegenwoordigheid garandeert.
Maar wat het betekent bij u aanwezig te zijn, zult u ondervinden in de komende tijd, waarin het om u heen zal stormen en bruisen, waarin u door een tijd van rampspoed heen zult moeten gaan, omdat deze ter wille van de gehele mensheid moet komen, zo er nog enkele mensen moeten worden gered van de ondergang.
U, die van Mij bent, zult wel steeds Mijn bescherming en Mijn hulp ondervinden, maar de omvang van de nood zal ook van u een sterk geloof vragen, daar u anders niet zult kunnen standhouden tegenover de benauwdheden, aan welke u door Mijn tegenstander bent blootgesteld en waarin u zich zult moeten waarmaken. U zult deze tijd van nood niet hoeven te vrezen, want zodra u zich aan Mij toevertrouwt, zodra u Mij zult aanroepen, zal Ik steeds bij u aanwezig zijn. Want dit heb Ik u beloofd toen Ik Zelf over de aarde ging. Mijn tegenwoordigheid bij u wordt alleen toegelaten, doordat u ernaar verlangt, doordat u zich niet gevangen zult laten nemen door de wereld, die met haar verlokkingen uitermate sterk op u af zal komen.
Doch u zou een slechte ruil doen, want ze is vergankelijk, zoals alles, wat om u heen is, heel spoedig aan de vernietiging ten prooi zal vallen, zoals het u is aangekondigd door woord en geschrift. En wat de mensen bezitten, zullen ze verliezen en ze zullen er arm en naakt bijstaan op de dag van het gericht. Maar u zult u te allen tijde onder Mijn bescherming geborgen weten en uw goederen zullen waarlijk onvergankelijk zijn. Ze zullen u de toegang in het lichtrijk garanderen, wanneer u nog voor het einde van deze aarde overlijdt, of u een leven in het paradijs op de nieuwe aarde opleveren, dat u dan met grote rijkdom binnengaat en waar u nu in gelukzaligheid werkzaam zult kunnen zijn. En dan zult u Mij Zelf mogen meemaken, dan zal Mijn belofte duidelijk in vervulling gaan, want Ik blijf bij u, omdat u Mij de liefde betoont, die Mijn aanwezigheid bij u mensen mogelijk maakt.
Denk steeds aan deze Woorden van Mij en vrees niet, wat er ook komen mag. Want Ik heb het u voorspeld, dat er een tijd van ellende over de aarde gaat, die het dichtbij zijnd einde aankondigt en die door de mijnen ook moet worden doorstaan. Echter de kracht daartoe wordt u te allen tijde toegestuurd. En veel kracht zult u van tevoren al moeten verwerven. Steeds zult u zich voor Mij moeten openstellen en Mijn aanwezigheid in u toelaten, opdat uw geloof onwankelbaar zal worden en u Mijn Hand niet meer zult loslaten, Die u zal leiden en u liefdevol door alle noden heenbrengt.
En als u Mij niet uit uw gedachten laat gaan, dan zal ook Ik u niet alleen laten. Ik zal u elk ogenblik met ongewone Kracht vervullen, zodat u Mijn tegenwoordigheid bemerkt en Mij voortdurend meer liefde schenkt, die u steeds inniger met Mij verbindt. Want er wordt een verlossingsperiode afgesloten en een nieuwe zal beginnen, zoals Ik het vanaf het begin van deze periode heb voorspeld door zieners en profeten.
En alles zal in vervulling gaan, want Mijn Woord is waarheid. En dit Woord van Mij zult u kunnen vernemen tot aan het einde, want Ik blijf bij u en Mijn tegenwoordigheid zal worden bewezen, doordat Ik u toespreek. U, die begeert Mij te horen, die van Mij zult willen zijn en zult blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8377 Gods hulp om de ziel te louteren
11 januari 1963: Boek 88
Al het aardse beleven moet en kan er toe bijdragen dat u volmaakt wordt, want het is allemaal zo beschikt, dat u genoodzaakt wordt daar tegenover de juiste instelling te vinden, die dan ook zijn uitwerking op uw ziel zal hebben. U zult alles gelaten op u kunnen nemen en het als mijn wil of door Mij toegelaten inzien, maar u zult innerlijk ook in opstand kunnen komen en dan zult u daar weinig voordeel voor uw ziel uit behalen en kunnen er veel gebeurtenissen aan u voorbij gaan, zonder de uitwerking die ze moeten hebben op uw ziel. Geloof dat u niets “toevallig” overkomt, maar zie in alles mijn leiding en mijn wil of mijn toelating, omdat Ik u gelegenheid wil verschaffen, waarbij u ijverige arbeid aan uw ziel zult kunnen verrichten, waar u zich zult kunnen oefenen in geduld, zachtmoedigheid en vredelievendheid; waar uw barmhartigheid moet worden opgewekt of ook uw deemoed versterkt. Waar u onbaatzuchtige naastenliefde zult moeten beoefenen en al het leed geduldig op u nemen. En steeds zal het dienen voor de bestwil van de ziel die alleen met het doel over de aarde gaat dat ze gelouterd wordt, dat alle aanklevingen van haar afvallen, die de bestraling door mijn liefde beperken of helemaal verhinderen.
En hoe ijveriger u deze arbeid aan uw ziel verricht, des te eerder zal ook alles wat u bezwaart van u wijken, want u zult dan steeds meer werkzaam worden in liefde en de liefde lost alle aanklevingen van uw ziel op en ze wordt rijp in korte tijd. Wanneer u alle wederwaardigheden in het leven, alle dagelijkse onbehaaglijke gevoelens van deze kant bekijkt, zult u ze ook veel gemakkelijker kunnen overwinnen. U zult weten dat u ze nog nodig hebt, omdat u nog onvolmaakt bent en u zult ook weten dat Ik u altijd weer help, wat het ook is. Want elk middel dat Ik aanwend om u tot grotere rijpheid te brengen, is hulp die mijn liefde u zal doen toekomen en die u daarom ook dankbaar zult moeten aannemen.
En wanneer er niets meer in staat is u te storen, wanneer u alle wederwaardigheden van het dagelijkse leven gelijkmoedig aan u voorbij zult laten gaan, wanneer u ze gelaten en geduldig zult verdragen, hebben ze ook hun taak vervuld en uw ziel zal Mij dankbaar zijn, dat Ik u deze hulp ten deel liet vallen, die haar hielp zich te voltooien. U moet allen nog veel kwijtraken tijdens uw leven op aarde, want slechts zelden is een mens al helemaal deugdzaam geworden. Ieder moet aan zichzelf werken om zijn slechte gewoonten en ondeugden te veranderen in de toestand die de ziel moet bereiken, dat ze in staat is de lichtstraal van mijn liefde op te vangen, dat de straal van mijn liefde haar kan doorschijnen, zonder daarbij gehinderd te worden door ondoordringbare omhulsels. Alle ondeugden en slechte gewoonten zijn zulke omhulsels die de straal van mijn liefde hinderen, die een ijverige arbeid aan de ziel vragen, die u echter zult kunnen verrichten, wanneer u bereid bent mijn wil te vervullen. Doch omdat de mens niet vanzelf zulke arbeid aan zichzelf verricht, moet hij door Mij als het ware worden aangespoord, doordat voor hem in het dagelijkse leven veel tegenstand en hindernissen ontstaan, die hij de baas moet worden, wat hij ook kan met mijn hulp, als hij Mij maar aanroept, opdat Ik hem bijsta in de strijd tegen al wat materialistisch is, wat hem nog in het nauw brengt.
Dan geeft hij eenmaal zijn zwakheid toe en de deemoed zal in hem toenemen, hij zal zijn best doen alles met liefde aan te zuiveren en af te keren. En de liefde is het beste louteringsmiddel voor de ziel. Ze lost alle omhulsels op en mijn liefde kan haar nu doorstralen met volle kracht.
Laat u alleen niet meeslepen in liefdeloosheid door zulke tegenwerkingen, want dan heeft mijn tegenstander over u gezegevierd en u zult steeds meer moeite moeten doen, om de voleindiging van uw ziel op aarde te bereiken. Niets wat u overkomt, is zin- of doelloos, want mijn wil stuurt uw levensloop en Ik wil alleen uw rijp worden bevorderen, maar niet u opnieuw in de diepte laten vallen.
Onderken daarom ook in alles wat u treft mijn wil of mijn toelating en schik u daarin.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8387 Verwijzing naar de vele noden voor het einde
20 januari 1963: Boek 88
Er zal nog veel nood over de aarde gaan, maar steeds worden alleen diegenen daar direct door getroffen, die daar voor hun ziel profijt uit trekken, wanneer ze niet helemaal verhard zijn. Maar de medemensen zijn er niet lang van onder de indruk en daarom worden ook zij op een andere wijze getroffen, want Mij staan waarlijk veel opvoedingsmogelijkheden ter beschikking, die Ik moet gebruiken, wil Ik de mensen niet verloren laten gaan en helemaal aan mijn tegenstander verliezen. Want het is net een ziekte, dat ze eerder aan de wil van diegenen voldoen, die hen te gronde wil richten, dan de wil van Mij, die hen toch wil helpen gelukzalig te worden.
Mijn spreken en vermaningen baten niet veel en ze moeten gevoeliger worden getroffen, wil hun denken veranderen en zich op Mij richten. Pas de noden die zij alleen niet de baas kunnen, kunnen hen naar Mij toe drijven. Pas zulke noden waarbij elke hulp onmogelijk lijkt, kunnen hen ertoe brengen te bidden, tot Mij te roepen in geest en in waarheid. En zijn ze nog niet helemaal verhard, is er in hen nog een vonkje geloof in een God en Schepper die almachtig en vol van liefde is, dan zullen ze ook tot Mij roepen en Ik zal me aan hen bewijzen omdat het me er alleen maar om te doen is dat ze levendig in Mij geloven. Want alleen een levend geloof geeft hun kracht om in welke aardse nood dan ook weerstand te bieden. Want daar het de tijd van het einde is zal ook de tijd van ellende en rampspoed niet ophouden en steeds weer in een andere vorm de mensen treffen en dan is een levend geloof een sterke hulp, want het vertrouwen op Mij zal de mensen alles gemakkelijker laten verdragen en overtuigd laten wachten op hulp.
En er zal u van alle kanten tijding bereiken over ongevallen en catastrofen van allerlei aard en denk dan altijd dat Ik daarmee een verandering van de harten der mensen op het oog heb, dat niets zonder reden en zonder zin over de mensen losbreekt, wat het ook is. En vaak moet Ik zulke hulpmiddelen gebruiken waar geen menselijke aanleiding, geen menselijk falen aanwezig is, want ze moeten niet de onvolmaaktheid of zondigheid van de medemensen beseffen, maar ze moeten Mij zelf herkennen als Veroorzaker van toestanden die hen in uiterste nood brengen. Want ze moeten tot Mij roepen, niet van de medemensen hulp verwachten die hun deze niet geven kunnen. Er is alleen nog maar één redding voor de mensen, dat ze zelf de band met Mij tot stand brengen, want het einde komt onherroepelijk en de tijd van nood die aan het einde voorafgaat, kan alleen worden doorstaan door de mensen die zich innig met Mij verbinden en daarom ook voortdurend zeker kunnen zijn van mijn hulp. Want Ik heb u mensen lief en Ik wil u helpen. Ik heb daartoe de macht en kan u dus ook helpen, alleen wil Ik dat u zelf Mij daarom vraagt, dat u de weg neemt naar Mij opdat u dan ook gered bent en het laatste einde niet hoeft te vrezen. Want er zal veel kracht van u worden gevraagd om alle stormaanvallen van mijn tegenstander te weerstaan en deze kracht zult u voortdurend van Mij in ontvangst moeten nemen. Maar daar is de innige band met Mij voor nodig, die ook een mate van toevoer van kracht verzekert zodat u zegevierend uit alle bekoringen tevoorschijn zult kunnen komen.
En hoe dichterbij het einde is, aan des te meer nood en ongevallen u zult zijn blootgesteld, omdat het niet lang meer duurt en mijn openlijk ingrijpen geboden is waardoor u nog aan het ergste lot zult kunnen ontsnappen, de kluistering in de materie, in de nieuwe scheppingen van de aarde. En dit lot is zo ontzettend dat alle aardse noden daarbij vergeleken klein lijken, als u zelf het eerste in zijn volle omvang zou kunnen beseffen. Maar u zult niet in angst en vrees tot een verandering mogen besluiten. En daarom zult u ook niet het hele overzicht ervan kunnen krijgen, alleen kan u steeds weer uw lot worden voorgehouden en wat u dan zult kunnen geloven of niet. Maar eens zult u Mij dankbaar zijn, wanneer u door grote aardse noden dat vreselijke lot bespaard is gebleven.
De tijd gaat onherroepelijk naar het einde voor de mensen op deze aarde en dit verklaart ook de zware slagen van het noodlot waardoor de mensen worden getroffen. Maar omdat de liefde onder de mensen is bekoeld, is ook het medegevoel niet ver strekkend. Pas wanneer de mensen zelf getroffen zijn, hebben zulke noden en zulk leed een uitwerking, dat ze over zichzelf gaan nadenken en hun gedachten eens geestelijk richten, naar Hem toe, die Heer is over leven en dood, over hemel en aarde, die grondlegger is van alle scheppingen, die alles mogelijk is, die u mensen maar vol vertrouwen hoeft aan te roepen om ook zeker de hulp te ondervinden en daarmee ook een bewijs krijgen van Hem zelf, zodat uw geloof levend zal worden. U zou zelf de mate van uw lijden kunnen verkleinen, als u maar naar uw geloof zou terugkeren dat u mensen hebt verloren, want dat is de reden van de toegenomen noodtoestand, dat ook het geestelijk dieptepunt is bereikt, dat de mensen noch geloven noch liefde betrachten en daarom in volledige duisternis voortleven. Ze moeten echter een God en Schepper leren onderkennen, ze moeten in Hem en Zijn eindeloze liefde geloven en ze zullen dan ook deze liefde mogen ondervinden in elke aardse en geestelijke nood.
Maar zelfs de zwaarste slagen van het lot zullen vaak niet tot stand brengen dat de mensen veranderen en daarom trekken dezen zelf een ondergang naar zich toe. Ze dragen er zelf toe bij dat de aarde wordt verwoest en een nieuwe wordt klaargemaakt, want ze moet het geestelijke dienen zich positief te ontwikkelen. En deze geestelijke opgave is onmogelijk geworden, omdat de mensen zelf falen en daarom alles weer opnieuw in orde moet worden gebracht, dat alles weer tot een wettelijke ordening moet worden gebracht wat buiten deze ordening is gekomen, dat dus een omvormingswerk op deze aarde wordt voltrokken volgens plan van eeuwigheid.
Maar de zorgzaamheid van mijn liefde zal nog voor alle mensen gelden tot aan het einde. Ik zal nog alle middelen aanwenden die resultaten beloven opdat het aantal verkleind zal worden van hen die gekluisterd worden in de materie, opdat ze weer hun ontwikkelingsgang uit de diepte naar omhoog kunnen afleggen, die weliswaar ontzettend kwellend is, maar toch het geestelijke aan de handen van mijn tegenstander zal ontwringen, daar er anders eeuwig geen terugkeer naar Mij zou kunnen bestaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8429 Harmonisch leven op de nieuwe aarde
4 maart 1963: Boek 89
Welke voorstellingen u zich ook maakt van de nieuwe aarde, zij zullen nog ver overtroffen worden. Want een zalige tijd breekt aan voor de mijnen, voor de mensen die standhouden tot het einde en weggenomen worden voor de nieuwe aarde. In volste harmonie en vrede zullen de mensen met elkaar leven, omgeven door scheppingswerken van onvergelijkelijke aard. En ook de dierenwereld zal in vrede met elkaar leven, er zal geen strijd zijn tussen deze schepselen. Want ook hun zielensubstanties staan vlak voor de belichaming als mens en al het in de scheppingen gekluisterde geestelijke bespeurt de harmonie om zich heen. En ook de weerstand verandert duidelijk, wat ook uit het gewillig dienen van deze scheppingswerken goed te zien is, daar ook dit geestelijke snel tot de laatste gang over deze aarde komen wil. En de mensen zullen zich mogen verheugen over vele heerlijkheden, want zij zijn rijp geworden voor een leven in zaligheid. Anders zouden zij deze zaligheid in het hiernamaals mogen genieten, maar zij leven op de nieuwe aarde verder omdat uit hen het nieuwe mensengeslacht moet voortkomen.
En wederom zullen de zielen zich mogen belichamen die door de grote verandering, door de bovenmate droevige eindtijd en door de grote verwoesting, een hogere graad van rijpheid hebben bereikt. Die nu door het liefdevolle leven der mensen op de nieuwe aarde in versterkte mate bereid zijn de laatste dienende functies in de materiële vorm te vervullen. Die daarom bij het begin van hun belichaming als mens ook niet geheel zonder liefde zijn, en zich daardoor sneller positief ontwikkelen. En vooral, daar de kwellingen van de tegenstander wegvallen omdat hun liefde hun de bescherming en hulp van de lichtwezens verzekert, zodat zij de hun nog aanklevende ondeugden en begeerten gemakkelijk kunnen afstoten. Want hun wil is op Mij gericht, dus zij werken heel bewust aan hun wilsbeproeving tijdens hun bestaan als mens op aarde, omdat mijn tegenstander hen niet meer van de wijs kan brengen en de liefde in die mensen de verbinding met Mij tot stand brengt.
Dit voordeel van een lichtere gang over de aarde hebben de mijnen voor hun nakomelingen verworven door hun standhouden in de eindtijd, waarvoor waarlijk een sterke wil en een grote liefde tot Mij nodig was en die Ik daarom ook op elke manier zal belonen. Bovendien ken Ik de wilsverandering van het geestelijke in de vorm, en hiermee overeenstemmend kan Ik dit weer inlijven in uiterlijke vormen op de nieuwe aarde, die een gewillig dienen van dit geestelijke garanderen. Op de nieuwe aarde zullen de mensen niet meer door leed en zorgen worden gekweld. Zij zullen zowel lichamelijk als ook geestelijk geen nood ondervinden en mogen zich onbezorgd in de heerlijke scheppingen verheugen. Zij zullen elkaar daar zo in liefde zijn toegedaan, dat zij alles uit de weg willen ruimen wat de andere zou kunnen bezwaren.
En deze liefde geeft Mij aanleiding te midden van de mijnen te zijn, hen te onderwijzen en met mijn aanwezigheid te verblijden. Een waarlijk goddelijke vrede breidt zich uit over al het geschapene en zal lange tijd blijven bestaan, omdat liefde de beweegreden is van alles wat gedaan wordt. En zo zullen ook de navolgende generaties mijn tegenwoordigheid onder zich toelaten, terwijl de tegenstander geheel uitgeschakeld is. En hij kan niet zijn daar waar Ik ben, want deze mensen zijn allen waarlijk verlost en leven onder het teken van het kruis. Zij zijn over het verlossingswerk van Jezus Christus ten duidelijkste onderwezen en hebben Mij lief in Hem met heel de gloed van hun hart.
Het is waarlijk een paradijselijke toestand, die wel een lange tijd zal duren maar toch niet onbegrensd zo blijft. Want steeds meer van het door de schepping gegane geestelijke, waarvan de weerstand nog niet geheel gebroken is, zal tot een laatste belichaming komen. En dan zal ook het begeren naar het stoffelijke weer overheersen en als het ware de ketenen van mijn tegenstander verbreken. Want de mensen zullen dan begeren wat hem toebehoort en zo bewijzen dat zij nog met hem verbonden zijn en daardoor weer in zijn macht geraken. En dan heeft de tegenstander ook weer het recht om de wil van de mens te beïnvloeden, en dat zal hij benutten om de mensen weer aan te zetten tot daden die tegen Mij ingaan en die de geboden van de liefde overtreden en zo Mij zelf uit het gezichtsveld verdringen van degene die zich overgeeft aan mijn tegenstander.
En weer zal de strijd beginnen tussen licht en duisternis, en de aarde zal weer dienen als station om rijp te worden. Want nog eindeloos veel van het gekluisterde geestelijke gaat de weg van opwaartse ontwikkeling, en voor alles is een tijd gesteld. En steeds weer zullen ook geheel verloste zielen van de aarde heengaan naar het geestelijke rijk, want het verlossingswerk van Jezus Christus zal nooit zonder effect blijven. En steeds wordt er door Mij voor gezorgd dat de mensen daarover kennis wordt bijgebracht, want Jezus zal altijd de Tegenstander zijn van de vorst der duisternis. Hij zal de overwinning behalen op langere of kortere termijn, al naar gelang de wil der mensen die vrij is en blijven zal. En de menselijke wil zal ook de laatste voleinding in het aardse leven tot stand brengen, daar die zich eenmaal geheel aan Mij zal overgeven en zich helemaal onderwerpt aan mijn wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8443 Niets blijft voor eeuwig onverlost achter
20 maart 1963: Boek 89
Ieder mens draagt zelf de verantwoordelijkheid voor de staat van rijpheid van zijn ziel en daarom bepaalt ook de mens zelf de duur van zijn verwijdering van Mij. Dat wil zeggen: iedere oergeest - de in de mens belichaamde ziel - keert onherroepelijk naar Mij terug, maar in welk tijdsbestek ze deze terugkeer bewerkstelligt, is een aangelegenheid van de vrije wil. En daarom kan het ook eeuwigheden duren tot ze weer tot dat is geworden wat ze was in het allereerste begin: tot een volmaakt, met Mij innig verbonden wezen dat in licht en kracht en vrijheid nu werkzaam kan zijn naast Mij. Maar dat deze terugkeer eenmaal wordt gerealiseerd is zeker, omdat het oerwet is van eeuwigheid dat alles wat van Mij als kracht uitstraalt, weer naar Mij moet terugkeren. Maar de tijdsduur van de terugkeer naar Mij kan zich over eeuwigheden uitstrekken en voor u mensen is dit tijdsbestek niet te overzien, want uw denken is beperkt.
Nochtans bestaat er geen "eeuwige" dood, wanneer daaronder een altijddurend ver van Mij af zijn wordt verstaan. U zult wel van eeuwigheden kunnen spreken, maar niet van een staat die eeuwig duurt, dus zonder einde is. Want zo'n begrip is niet verenigbaar met mijn wezen, dat liefde is en wijsheid en almacht. Gelooft u soms, dat mijn wijsheid en almacht niet over middelen beschikken om alles te bereiken, ook de definitieve terugkeer van het van Mij eens afgevallen geestelijke? Of gelooft u, dat mijn liefde zo beperkt is, dat ze ook maar één wezen in de staat van de eeuwige dood zou laten?
U weet, dat zelfs mijn tegenstander eens terug zal keren in het vaderhuis en dat hij door zijn Vader wordt opgenomen als de naar huis teruggekeerde zoon, ook al zullen nog eeuwige tijden voorbijgaan. Toch zal ook hij niet eeuwig uit mijn aangezicht verbannen blijven, ook hij zal eens vurig verlangen naar mijn liefde en vrijwillig naar Mij terugkeren. En er zal niets bestaan, wat achterblijft in onverloste staat, want ook de hardste materie lost eens op. Ze geeft het gevangen geestelijke vrij en zelf vergeestelijkt ze zich langzamerhand, omdat alles, wat in het gehele universum bestaat, geestelijke kracht is, dat uit Mij was en is voortgekomen, maar zich alleen maar in verschillend sterke werking uit, dus dienovereenkomstig verhard of al verzacht, dicht bij haar vergeestelijking is. Maar eens zal deze vergeestelijking van alle materie zeker plaatsvinden en er blijft niets meer achter wat zich tegen Mij verzet. Ook deze verkeerde veronderstelling is ook het produkt van het verstandelijk denken van de mens, dat door mijn rechtstreekse onderrichting van boven moet worden rechtgezet, want nooit is er van Mij uit de mensen zo'n leer gegeven.
Steeds weer zal mijn tegenstander zich inmengen en de mensen ertoe aanzetten geestelijk gedachtegoed te veranderen, dat u op een dwaalspoor moet brengen en twijfel aan mijn wezen moet wekken. Want zodra u dit voor mogelijk houdt, dat onverlost geestelijks eeuwig in zijn toestand moet blijven, is ook mijn eindeloze liefde in twijfel getrokken. Ze zou beperkt zijn, wat onmogelijk is bij een Wezen dat hoogst volmaakt is en blijven zal tot in eeuwigheid. Mijn tegenstander heeft waarlijk veel gelegenheid naar binnen te sluipen en verwarring te stichten en hij zal dit altijd doen wanneer het werkzaam zijn van mijn geest verdrongen wordt door verstandelijk denken, wat steeds mogelijk is wanneer de mensen zich niet tevreden stellen met een eenvoudige verklaring en menen verplicht te zijn er iets te moeten bijvoegen of afhalen. Zouden ze echter voor zulke veranderingen terugschrikken, dan konden zulke dwalingen niet binnensluipen. Want dan hielden ze zich precies aan mijn woord en zouden geen prooi kunnen worden van dwaling.
En daarom moet Ik steeds weer opnieuw de dwaling blootleggen. Ik moet u mensen mijn woord vrij daarvan doen toekomen. Ik moet alles in het reine brengen, opdat u zich geen geestelijke lering eigen maakt die niet van Mij is uitgegaan maar dat als mijn woord ijverig wordt verdedigd. Het werd in alle zuiverheid en waarachtigheid naar de aarde geleid, maar wanneer een mens zelf veranderingen aanbrengt, dan kan hij daar niet van Mij uit in gehinderd worden. Maar Ik zorg er altijd voor, dat u mensen steeds weer in het bezit van de zuivere waarheid komt. En wanneer u zelf begeert in de waarheid vast te staan, dan zult u ook bij elke verkeerde leer achterdochtig worden en u zult ze niet kunnen rijmen met het hoogst volmaakte wezen van uw God en Vader van eeuwigheid.
En dit is het juiste en zekerste onderzoek: dat u zich afvraagt of liefde en wijsheid en almacht van uw God een leerstelling rechtvaardigt, want zodra één ervan ontbreekt, zult u deze leerstelling ook als onjuist mogen afwijzen. En waarlijk, Ik zal u ook met redenen omkleden waarom zo'n leer die voor eeuwig verdoemt vals is, zodat u nu ook zult kunnen geloven en er zeker van bent dat u zich in de waarheid bevindt, die Ik steeds weer de mensen zal toesturen omdat deze alleen het licht is dat de weg verlicht die omhoog leidt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8461 Gebed om kracht - Het overwinnen van de eigenliefde
7 april 1963: Boek 89
Ik houd met al uw zwakheden rekening en zal waarlijk niets verlangen, wat voor u niet mogelijk is te verrichten. En opdat u te allen tijde uw toestand van zwakte zult kunnen verhelpen, zult u alleen maar de genade van het gebed hoeven te gebruiken. Want zodra u maar om kracht bidt, om uw arbeid aan de ziel te kunnen verwezenlijken, zult u ze ontvangen. Want door het gebed, wanneer het in geest en waarheid tot Mij is gericht, is al het kontakt tussen u en Mij tot stand gebracht en kan de kracht in u overstromen. Dus komt het er slechts op aan, dat u het besluit neemt te bidden, Mij innig aan te roepen, dat Ik Me over uw zwakheid moge ontfermen en u moge helpen het doel te bereiken, dat u voor het leven op aarde gesteld werd. Maar om innig te kunnen bidden zult u ook levend moeten geloven. U zult ervan overtuigd moeten zijn, dat uw God en Schepper ook uw Vader is, Die geen van zijn kinderen spaarzaam bedenkt, wanneer het zich tot Hem wendt en hulp vraagt, omdat het zich zelf te zwak voelt om Mijn wil te vervullen.
Maar Mijn Wil is, dat de mens in liefde leeft. En omdat de eigenliefde steeds nog sterker is, moet hij hiertegen strijden en hij voelt zich daar te zwak voor. Maar smeekt hij vol vertrouwen Mijn hulp af, dan zal hij steeds minder aan zichzelf denken en de zorgzame liefde voor de naaste zal sterker worden. En hoe meer hij nu liefde beoefent, des te meer zal hij ook zelf gelukkig zijn, daar de liefde zelf ook de kracht is, die zijn toestand van zwakte opheft. U zult waarlijk vol vertrouwen kunnen zijn, dat uw gebed om kracht wordt verhoord. Want dat u naar Mij komt in vrije wil, zal Ik u ook lonen en Ik zal u geven wat u voor uzelf afsmeekt. En bent u vooreerst bezorgd om het heil van uw ziel, dat u dus kracht vraagt voor uw geestelijke vooruitgang en Mij zodoende laat zien, dat u ernaar streeft bij Mij en in Mijn rijk te komen, dan zult u ook al het andere ontvangen, wat u aards nodig hebt. Maar of Ik u aardse wensen zal vervullen, wanneer alleen die uw hart bezighouden of u aanleiding geven om te bidden, hangt af van de rijpheid van uw ziel, of ook wel van het gevaar, dat zo’n aards vervulde wens voor u kan zijn.
Maar Mijn Oor zal steeds voor u geopend zijn, zodra uw roep uit het hart komt en u zich innig met Mij verbindt. Daarom hoeft u geen toestand van krachteloosheid te vrezen. U hoeft nooit te denken, dat Ik u taken opleg, die u niet aankunt, want Ik wil niets anders, dan dat u liefde beoefent en dit is alleen door een strijd tegen de eigenliefde te bereiken, waartoe u daarom kracht zult moeten en mogen vragen. Want u bent zwakke schepselen door uw vroegere zondenval, waar u kracht en licht weggaf, daar uw denken verblind was. Is uw denken echter toch zo sterk veranderd, dat u het op Mij richt, dan zal ook uw toestand van zwakte veranderen en u zult verbaasd staan, waartoe u nu in staat bent met Mijn kracht, die Ik u onherroepelijk toezend, als gevolg van een innig gebed in geest en in waarheid.
Daarom hoeft u nooit moedeloos te zijn, ofschoon u zich steeds weer van uw krachteloze toestand bewust wordt. Want Die Zelf de Krachtbron is van eeuwigheid, Die voorziet ook al Zijn schepselen er onbeperkt van, alleen moet het schepsel zelf zich openstellen, om te ontvangen. En dat gebeurt door de band met Mij in gebed. Daarom is het gebed een genade van de grootste betekenis, omdat u daarmee alles zult bereiken. Alleen de sterkte van uw geloof bepaalt de mate van het ontvangen van kracht. En dit geloof zal steeds sterker worden, wanneer u maar eenmaal de proef doet; wanneer u zich innig bij Mij aanbeveelt en hoopvol wacht op Mijn hulp.
Ik laat waarlijk geen gebed onverhoord, omdat Ik Zelf wil, dat uw kracht zal toenemen, dat u weer wezens vol van kracht en licht zult worden, zoals u het was in het allereerste begin. Alleen kan Ik u niet tegen uw wil van kracht voorzien, maar u zult zelf tot Mij moeten komen en kracht moeten wensen, u zult zich door een innig gebed zelf moeten openstellen en u zult waarlijk alles mogen ontvangen, wat u nodig hebt om nog op aarde rijp te worden. En ook het lichaam zal worden bedacht, opdat het de ziel zal dienen rijp te worden, omdat het de kracht nu zal gebruiken om werkzaam te zijn in liefde en zo het doel van het leven op aarde vervuld wordt. Wees niet bang voor uw zwakheid, want in de zwakke zal Ik machtig kunnen zijn, wanneer hij zich maar in zijn zwakheid tot Mij Zelf wendt en Mij vraagt om kracht en licht en genade.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8467 Waar zijn verleidingen van afkomstig?
14 april 1963: Boek 89
Er wordt u veel gegeven omdat Mijn Liefde voor u onbegrensd is, en gelooft u dan dat IK een verzoek van u onvervuld laat dat het welzijn van uw ziel bebetreft?
De ziel zal er echter het grootste voordeel uit trekken, als IK haar naar waarheid onderricht, want dan leert ze MIJ kennen en liefhebben en dan is ook haar doel zeker, dat ze zich door de liefde met MIJ verenigt. Veel zult u, mensen nog te weten komen door Mijn onderrichtingen, steeds dieper zult u binnendringen in een gebied dat voor u alleen maar op geestelijke manier kan worden ontsloten, en daarom zal IK MIJ steeds weer aan u openbaren, IK zal u door Mijn GEEST een weten doen toekomen, dat u zal verblijden en moet helpen u te voltooien.
En het is voornaam dat u weet, hoe uw eigen aard is en waarom u zo geaard bent zoals u als mens over de aarde gaat. Het gaat erom op deze aarde uw laatste wilsproef af te leggen, het gaat erom dat u volbrengt, u opnieuw te vormen zoals u als oerwezen was, wat zoveel wil zeggen als, dat u al het negatieve dat nog aan u kleeft, verandert in iets positiefs en weer die volmaakte wezens wordt die u was in het allereerste begin.
Uw onvolmaaktheid bestaat daarin, dat uw vrije wil die zich alle richtingen op kon ontplooien, helemaal omsloeg, dat hij dus het tegenovergestelde nastreefde van datgene wat met Mijn Wil overeenkwam, dus wettelijke ordening was. Het (oerwezen) stapte uit de wet van de eeuwige ordening, het misbruikte zijn wil en deed zo zijn wezen worden tot het tegendeel. Nu echter is het door het eindeloos lange tijd durende proces dat hem terug moet brengen weer in staat opnieuw zijn wil een beslissing te laten nemen, wat het tevoren, in de toestand van een gebonden wil, niet kon. Deze ontwikkelingsgang is u al uitvoerig uitgelegd. Nu echter is het wezen bij het begin van zijn belichaming als mens nog ver van de volmaaktheid verwijderd omdat het nog eigenlijk veel negatiefs bezit, dat het nog moet overwinnen in het aardse leven. Want het wezen bevindt zich nog helemaal in de macht van hem, die de aanleiding gaf tot zijn val in de diepte. En daar de wezens hem eens vrijwillig in de diepte zijn gevolgd, heeft hij ook nog een zeker recht op die zielen.
Maar ook IK heb er recht op, omdat al Mijn schepselen uit Mijn Kracht zijn voortgekomen. De ziel moet nu zelf de beslissing nemen aan welke heer ze ondergeschikt wil zijn, en om haar wil strijden zowel IK alsook Mijn tegenstander gedurende het aardse leven. Dus heeft ook Mijn tegenstander het recht op de wil van de mens in te werken en hij doet daarom ook alles, om hem voor zich te winnen.
Daar de mens, het eens gevallen schepsel dat nu belichaamd is, veel negatiefs in zich bergt, dus eigenschappen en aandriften die kenbaar maken dat hij bij Mijn tegenstander hoort, moet de mens nu strijd voeren tegen die eigenschappen en aandriften. Hij moet zichzelf overwinnen, al het negatieve afstoten en zijn wezen weer veranderen, doordat hij goddelijke eigenschappen aanneemt, doordat hij een passende maat vindt voor alle neigingen die hem naar zijn natuur als mens zijn toegevoegd, opdat hij zich toetsen kan en strijd voert tegen zichzelf, d.w.z. tegen de door de tegenstander in wanorde gebrachte gedachten, handelingen en geestvermogens, die juist als gevolg van de val van weleer het wezen totaal veranderden, d.w.z. zondigen tegen de wet van de eeuwige ordening.
De strijd tussen MIJ en Mijn tegenstander om de wil van de mens, vindt voortdurend plaats gedurende het aardse leven, en de tegenstander zal te allen tijde zijn verleidingskunsten aanwenden, hij zal de mens steeds ertoe aanzetten te handelen tegen de wet in, dus tegen Mijn ordening van eeuwigheid te zondigen. En steeds opnieuw zal de mens zelf de wil moeten opbrengen deze verzoekingen te weerstaan, maar daar ook altijd de kracht voor krijgen, wanneer hij MIJ er maar om vraagt. De verleidingen komen altijd van Mijn tegenstander, terwijl IK alleen maar aangeroepen wil worden om de mens voor vallen te behoeden.
Wat het nu ook wezen mag, op welke wijze de mens in verzoeking raakt, het is steeds het werkzaam zijn van Mijn tegenstander. Nooit is zo'n verleiding van MIJ afkomstig, steeds ben IK echter bereid u, mensen te helpen om de verzoekingen te weerstaan. Het gaat erom dat u, mensen zich van Mijn tegenstander, die om u vecht, los maakt, terwijl hij steeds weer probeert u aan zich te binden en ten val te brengen. Nooit zou IK u op dezelfde manier in zulke bekoringen leiden, integendeel proberen u daar uit te bevrijden. Maar IK kan Mijn tegenstander niet zijn recht ontzeggen om voor u, die in vrije wil bij hem wilde horen, te strijden. En evenzo heb niet IK deze verkeerde neigingen in u gelegd, dat ze u dus volgens de wetten van de natuur naar beneden zouden kunnen trekken, veeleer moet uw vrije wil zelf de grenzen trekken, u zult de juiste maat moeten vinden, dan zult u nooit zondigen.
Mijn tegenstander echter zal steeds proberen u ertoe te brengen de juiste maat te overtreden, dus al het goede in het tegendeel te doen verkeren, alle aandriften, die u volgens de natuur in u hebt, te misbruiken en u daardoor tot zonde te brengen. Hij zal nooit aflaten u in verzoeking te brengen tot aan het eind van uw leven, maar u zult hem kunnen overwinnen met Mijn Genade en Mijn Kracht. Dat IK al deze verzoekingen toelaat, betekent echter niet dat IK Zelf u "in verzoeking leid", maar IK leid u uit de verzoeking en verlos u van alle kwaad, wanneer u MIJ daarom vraagt.
Van MIJ kan er niets negatiefs beweerd worden, IK Zelf kan ook niets negatiefs in een mens gelegd hebben, integendeel, IK kan steeds alleen maar het volmaakte scheppen, dat het wezen echter in vrije wil door de invloed van Mijn tegenstander kan veranderen in het tegendeel. Maar in het aardse leven moet u de proef afleggen of u bereid bent te strijden tegen al het niet-goddelijke in u, en met dat doel zal IK u helpen op elke wijze. Want IK wil dat u de volmaaktheid bereikt, maar IK Zelf zal uw geestelijke nood niet vergroten, doordat IK de mogelijkheden van een nederlaag voor u nog vermeerder. Want IK bemin u en wil u gelukzalig maken voor eeuwig.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8501 Opgave van de tijd (Vervolg van nr 8500)
19 mei 1963: Boek 89
Nooit zal er u een tijdsaanduiding toekomen, omdat het voor uw ziel alleen een schadelijke uitwerking zou kunnen hebben precies op de hoogte te zijn van het tot werkelijkheid worden van datgene wat u wordt voorspeld. U zult er wel kennis van moeten nemen, omdat IK wil dat u zich voorbereidt, omdat IK u wil aanmanen en waarschuwen: aansporen om ijverig te werken aan uw ziel en waarschuwen voor onverschilligheid, die u eens bitter zult berouwen. En daarom maak IK u bekend met dat wat op u toekomt en heb de mensen ook gewezen vanaf het begin van deze verlossingsperiode op dat wat komen gaat, want de gedachte dat u er vlak voor staat, moet u aansporen te leven in overeenstemming met Mijn Wil, en dus te beantwoorden aan het doel van uw leven op aarde. Maar nooit is u de tijd opgegeven, wanneer u met datgene wat is aangekondigd rekening hebt te houden en dat heeft u lauw doen worden.
Steeds verwacht u de vervulling van Mijn voorspellingen in de verre toekomst. Maar u denkt er niet aan dat de tijd voortdurend verloopt, dat u ook dit toekomstige steeds dichterbij haalt en dat ook eens de toekomst tegenwoordige tijd wordt. Zo ook zeg IK u nu weer vooraf, dat het einde van deze aarde vlak voor u staat, het beëindigen van een verlossingsperiode. En steeds dringender wijs IK er op, omdat het u ongeloofwaardig voorkomt dat u in deze eindtijd terecht zult moeten komen. Wederom geef IK u geen precieze tijd en zal het niet doen tot aan het einde, om uw vrije wil niet te dwingen. Doch dit ene zeg IK u, dat u niet veel tijd meer hebt, dat zeer snel de tijd is gekomen waarin al Mijn voorspellingen vervuld worden en dat u er zich niet op zal mogen verlaten dat voor MIJ één dag is als duizend jaar.
Ook duizend jaar gaan eens voorbij en zo ook zal de verlossingsperiode waarin u zich bevindt eens haar einde vinden, want eens moet een nieuwe tijd beginnen, al is het al om het vele geestelijke dat in de scheppingswerken is gekluisterd, dat door moet gaan in zijn ontwikkeling. En weer zeg IK u alleen maar, u staat er dicht voor. Maar IK herhaal deze Woorden steeds weer met zo'n aandrang, dat u toch achterdochtig zou moeten worden. IK tracht altijd maar weer arbeiders te winnen in de laatste tijd vóór het einde, omdat IK ze dringend nodig heb met het oog op wat komen gaat, IK doe u, mensen een weten toekomen dat ongewoon is, omdat u ook Mijn voorspellingen leert begrijpen, dat u zult weten welke beweegredenen aan de aankondigingen ten grondslag liggen.
En IK doe het daarom, omdat het einde zeer nabij is en omdat u erin zult mogen geloven dat Mijn Woorden in vervulling gaan. Maar ook nu kan IK de tijd niet vermelden, als IK geen onoverzienbare chaos over u wil laten losbarsten. Want een precies weten van de dag en het uur zou u in een ontzettende verwarring storten, maar u geen enkele rijpheid opleveren. IK kan steeds weer en steeds dringender erop wijzen dat u met de vervulling van alle voorspellingen rekening zult moeten houden, dat u er zich niet op zal mogen verlaten dat u het zelf niet meer meemaakt. Geen mens weet het uur van zijn dood en zo ook weet geen mens of hij zelf door dat wat is aangekondigd, door het grote vernietigingswerk en zijn voorboden, het ongewone natuurgebeuren, verrast wordt en hij alles moet meemaken wat zich in de eindtijd afspeelt, want IK zeg u steeds weer: u staat er vlak voor en u hebt niet veel tijd meer en zult elke dag en elk uur erop moeten rekenen, dat IK door de elementen van de natuur ME op een ongewone wijze zal openbaren, en dan weet u ook dat het einde niet ver meer is.
Daarom moet u leven volgens Mijn Wil. U zult al het gebeuren zonder vrees tegemoet kunnen gaan. U zult u alleen moeten verbinden met MIJ door werken van liefde, gebed en het veelvuldig denken aan MIJ en waarlijk, u zult geen schade oplopen aan uw ziel, zelfs wanneer IK u voortijdig wegroep.
Maar IK zal u ook lichamelijk beschermen, wanneer het Mijn Wil is dat u MIJ nog moet dienen tot het einde. Maar reken er nooit op dat IK u inwijd met betrekking tot de tijd, want op geen enkele manier zou dat voor u die MIJ dient van nut zijn, maar ook niet voor uw medemensen, wier staat van rijpheid zo'n weten al helemaal niet verdraagt. Maar wat u maar mogelijk is, de medemensen in kennis te stellen van dat wat komt, van Mijn heilsplan van eeuwigheid en te vertellen over de oneindige Liefde van de VADER, DIE al Zijn kinderen zou willen redden vóór het einde, doe dat en verricht zo voor MIJ een heel vruchtbaar werk in de wijngaard nog tot het einde. Want elke ziel die nog gered wordt, is winst voor MIJ, die IK waarlijk zal lonen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8521 Valse christussen en profeten Kenmerk: de Verlossing
7 juni 1963: Boek 89
Waar veel Licht is, is ook veel schaduw. En zo zal juist daar, waar Mijn zuivere Woord neerstraalt naar de aarde, ook veel dwaling worden heengeleid, want Mijn tegenstander probeert het licht uit den hogen te doven of te vertroebelen opdat het zijn intensiteit zal verliezen. En zo ook is het te verklaren dat hij de mensen tracht te misleiden met schijnbaar dezelfde gaven, dat hij de mensen bedriegt met het toezenden van boodschappen uit de duistere wereld, die hij in hetzelfde kader tracht aan te bieden, die echter duidelijk zijn tegenstrijdig werkzaam zijn verraden, want het leidt de mensen af van het voornaamste: van de zuivere waarheid over JEZUS CHRISTUS en Zijn Verlossingswerk. Want juist de verlossing van de zielen door JEZUS CHRISTUS wil hij verhinderen, opdat hij zijn aanhang behoudt in welke hij zijn macht ziet.
Er zullen veel geestelijke leringen worden aangeboden en ieder zal zich er op beroepen die "uit den Hogen" ontvangen te hebben. Want Mijn tegenstander schuwt het niet zich als lichtengel te vermommen om het denken van de mensen in verwarring te brengen. En IK kan zijn handelingen niet tegengaan, want het zijn toch de mensen zelf die hem dit recht verlenen. Want meestal is 't het verlangen naar ongewone belevenissen dat Mijn tegenstander de gelegenheid biedt zelf in te grijpen en hun geestelijke leerstellingen te doen toekomen die waardeloos, zo al niet erg gevaarlijk zijn voor de ziel van de mensen. Het verlangen naar ongewone belevenissen is bij veel mensen sterk en daarom zijn ze niet kritisch genoeg tegenover zich zelf. Wanneer zij zich in ernstige wil, tot MIJ Zelf wenden om bescherming tegen onjuist denken, wanneer het hun werkelijk te doen is om de zuivere waarheid, dan worden ze waarlijk ook beschermd en Mijn tegenstander zal hen niet kunnen beïnvloeden, omdat het innerlijke afweren van hem door MIJ Zelf in het hart wordt gelegd.
Maar meestal hebben zij de weg gebaand voor het verkeer met de wereld hierna en zelf zijn ze niet in staat te onderzoeken of hun waarheid of dwaling wordt toegestuurd. En deze instelling van de mensen maken de geestelijke wezens zich ten nutte, doordat ze de mensen mededelingen doen, die zij zonder onderzoek als waarheid aannemen en dat daarom Mijn tegenstander voortdurend in kan grijpen. En dat het hem slechts daaraan gelegen is de duisternis dichter te maken en de mensen de weg naar MIJ te versperren, dat hij alles zal doen om de mensen van de verlossing door JEZUS CHRISTUS af te houden, dat is makkelijk te begrijpen daar het tegen het einde loopt.
Overal worden daarom zulke verbindingen met de geestelijke wereld tot stand gebracht en de mensen zullen liever die geestelijke leringen aannemen dan de zuivere waarheid, die hun van Mijn kant uit wordt toegezonden. Maar de vrije wil van de mens zal IK niet bepalen, steeds echter zal IK weer opheldering geven en ieder die serieus naar de zuivere waarheid streeft, zal deze ook herkennen en de dwaling afwijzen.
En steeds weer zal IK u de kenmerken aangeven. IK zal u die MIJ wilt dienen een helder onderscheidingsvermogen geven, zodat u zelf zult kunnen onderzoeken en u ook weer uw medemensen duidelijke onderrichtingen zult kunnen geven, waardoor ook zij zelf in staat zijn de dwaling te herkennen en zich ervan te bevrijden. U zult er zeker van kunnen zijn dat geen enkel mens die ernstig naar de waarheid streeft, verstrikt raakt in de wirwar van leugen en dwaling, die Mijn tegenstander goed kan produceren. Wie echter zonder te onderzoeken aanneemt, heeft geen sterk verlangen naar de waarheid en daarom kan hij ook niet door MIJ beschermd worden, want ook Mijn tegenstander heeft het recht om te strijden om iedere ziel opdat hij ze niet verliest, daar ze hem eens vrijwillig gevolgd is en hij gedurende haar bestaan als mens dit recht van hem goed gebruikt en alleen de wil van de mens zelf de tegenstander buiten gevecht stelt.
Veel zult u nog vernemen over zijn handelen en steeds opmerkzamer zult u moeten zijn op alles wat om u heen geschiedt. En u moet alleen naar MIJ en Mijn bescherming verlangen, die IK u waarlijk niet zal onthouden. IK heb u voortdurend gewaarschuwd voor valse christussen en valse profeten. En hoe vaak nog zal men u op een dwaalspoor trachten te brengen en hoe vaak zich bedienen van de heiligste Namen om voor u de dwaling en de leugen aantrekkelijk te maken. Maar u moet, zodra het u ernst is de waarheid te weten, op uw innerlijkste gevoelen letten dat steeds de dwaling zal afwijzen. En vertrouw u te allen tijde toe aan MIJ en Mijn genade, want zodra nu uw wil naar MIJ is gekeerd, heeft Mijn tegenstander elke macht over u verloren.
Valse christussen en valse profeten zullen u altijd weer in verzoeking brengen tot aan het einde, u zult ze echter kunnen herkennen, want ze zullen het Verlossingswerk van JEZUS niet naar voren brengen en niet trachten u, mensen ertoe te brengen de weg naar het kruis te nemen om vrij te worden van uw zondenschuld. En u zult dan ook weten dat u niet naar waarheid wordt onderricht en u zult zonder bezwaar alles kunnen afwijzen wat u van die kant wordt aangeboden. Juist de onbekendheid met de betekenis van het Verlossingswerk is de geestelijke duisternis en deze moet door het Licht van de zuivere Waarheid worden doorbroken. Overal moet van JEZUS en het Verlossingswerk melding worden gemaakt door er op te wijzen dat de verlossing - de zondenvergeving door JEZUS CHRISTUS - het voornaamste is dat in het aardse leven bereikt moet worden om binnen te kunnen gaan in het rijk van licht en gelukzaligheid. En dit weten wordt u steeds weer van boven toegezonden door Mijn Woord. Nooit echter klinkt Mijn Woord daar waar daarover geen uitsluitsel gegeven wordt of Zijn grote werk van erbarmen geloochend of gebagatelliseerd wordt. Daarom, wacht u voor valse christussen en valse profeten, want ze maken de duisternis die over de aarde gespreid ligt alleen maar groter, maar ze schenken geen licht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8527 U zult vanuit genaden zalig moeten worden
13 juni 1963: Boek 90
Blijf met MIJ ten zeerste verbonden en IK zal Mijn genaden onbeperkt over u uitstorten. U moet ze alleen dankbaar in ontvangst nemen, en u zult ook Mijn liefdegave niet afwijzen wanneer u zelf u bij MIJ aansluit, wanneer u bidt of liefdewerken verricht en daardoor nauw met MIJ verbonden bent. Alles wat u helpt opwaarts te gaan, geef IK u en dat zijn genaden, omdat het geschenken van Mijn Liefde zijn, die niet uw eigen verdienste zijn, omdat u eens Mijn Liefde afwees en daar dus ook geen recht meer op hebt.
Maar Mijn Liefde is overgroot en Ze wil zich wegschenken, en daarom volgt Ze u en biedt u genadegaven aan die voor u waarlijk van betekenis zijn, want ze zijn de middelen die uw rijp worden mogelijk maken. En uw levensloop is door MIJ zo gestuurd dat elke gebeurtenis voor uw bestwil kan zijn. Dus alles is genade wat u in het leven overkomt, want het kan uw positieve ontwikkeling in de hand werken. Maar hoe u al deze genaden benut, blijft aan uzelf overgelaten, want dwang komt van Mijn kant niet in aanmerking. IK geef u geschenken, maar dwing u niet deze aan te nemen, daar moet uw vrije wil over beslissen.
Maar zonder Mijn hulp zou u totaal niet bij machte zijn nog op aarde rijp te worden, zoekt u echter uit uzelf contact met MIJ, dan benut u ook stellig de genadegaven die IK u aanbied, want de verbinding met MIJ bewijst dat uw wil naar MIJ is toegekeerd en deze zal zich dan ook aan de Mijne ondergeschikt maken en dus ook Mijn Liefde onderkennen in alles wat hem overkomt. En hij zal vanuit genaden zalig worden.
Het hele leven op aarde als mens is een genade omdat IK hem de laatste mogelijkheid ontsluit, weer als volmaakt geestelijk wezen terug te keren in het rijk dat hij eens vrijwillig had verlaten. En wat van Mijn kant uit gebeuren kan tijdens het aardse leven om de mens te helpen zich te vervolmaken, geschiedt ook. Dit alles zijn genaden die Mijn Liefde aan Mijn schepselen doet toekomen, waarop geen wezen aanspraak kan maken, omdat zij MIJ eens vrijwillig verlieten, maar die Mijn grote Liefde laten zien, die IK als VADER voor Mijn kinderen voel. De grote zwakheid van de mensen, hun gebrekkigheid, wil IK verhelpen en hun zoveel genade en kracht doen toekomen, dat ze zelf de terugkeer naar MIJ kunnen realiseren, en ook wil IK hun wil versterken, die zelf het begin moet maken met het werk zich om te vormen. IK zal niets achterwege laten wat er toe zou kunnen bijdragen dat de ziel naar MIJ opklimt, alleen dit ene kan IK niet: uw wil onvrij maken en u met geweld omhoog trekken.
Daarom stelt u, mensen zelf ook aan de toevoer van Mijn genaden grenzen, want zodra u er niet vrijwillig gebruik van maakt, blijven ze ook zonder resultaat, al zou Mijn diepe Liefde u heel graag voor MIJ willen winnen. Doch IK zal het vrije niet onvrij maken, IK zal geen mens zijn vrije wil beknotten. En dat is de verklaring voor het lage geestelijke niveau van de mensen, die allen Mijn genadegave onbenut laten en er geen aandacht aan besteden en daarom geen stap verder komen in hun ontwikkeling en daarom ook nog eenmaal voor de beslissing worden geplaatst in de laatste geloofsstrijd, waarin hun verantwoordelijkheid hun onder ogen zal worden gebracht. Want het hangt ook dan weer van henzelf af, hoe hun instelling is tegenover MIJ, tegenover hun GOD en Schepper, DIE ze eens niet wilden erkennen en die daarom ongelukkig zijn geworden.
Ook nu is alleen de juiste wilsbeslissing nodig, dat de mens in grote mate hulp wordt geboden, dat hem ook nu weer genaden zonder mate ter beschikking staan en dat hij waarlijk ook het doel kan bereiken de definitieve vereniging met MIJ tot stand te brengen, die hem weer tot Mijn kind maakt, tot het oerwezen dat het was in het allereerste begin.
Op elke manier tracht IK van de mens de wil die nog tegen MIJ gericht is, te veranderen, op elke manier bied IK de mens Mijn Liefde aan en hij hoefde zich er alleen maar door aangeraakt te voelen om dan ook MIJ zijn hele wil te schenken. Maar alles moet vrijwillig gebeuren. En daartoe moet Mijn woord helpen, dat uit den hogen naar beneden naar de aarde klinkt. Mijn woord moet de mensen aansporen om de geboden van Mijn Liefde ten volle te ontplooien en waarlijk de mens zal zich nu vrijwillig naar MIJ keren, omdat hij met elk werk van liefde ook de band met MIJ tot stand brengt en IK hem nu ook vastpak en eeuwig niet meer laat vallen.
Daarom is Mijn woord van boven de grootste en doeltreffendste genadegave die u allen ontvangen moogt, en u alleen uw hart maar hoeft te openen wanneer u door MIJ wordt aangesproken, want dan schenkt u MIJ uw wil en IK laat u niet meer van MIJ gaan. IK begeleid u op al uw wegen en u zult steeds vaker de verbinding met MIJ tot stand brengen, omdat u MIJ niet meer uit uw gedachten zult loslaten.
Dan benut u ook alle genaden juist, u neemt elke gelegenheid te baat, waar u werken van liefde zult kunnen verrichten, want de toevoer van Mijn genade betekent ook toevoer van kracht die u steeds kunt benutten om werken van liefde te verrichten. En dan bent u waarlijk vanuit genaden zalig geworden en u zult als Mijn kinderen terugkeren in uw Vaderhuis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8537 „God zond Zijn Zoon naar de aarde“
22 juni 1963: Boek 90
Steeds weer wordt u er opheldering over gegeven, dat de ziel van Jezus uit de lichtwereld naar de aarde kwam om zich in de mens Jezus te belichamen ter wille van een missie die een zuivere ziel eiste. Want God zelf wilde in deze ziel Zijn intrek nemen en dit kon Hij alleen maar doen in een zuivere ziel zonder zonden.
Hij zond Zijn Zoon naar de aarde.
Kan een woord dit duidelijker bevestigen? Het was een niet gevallen ziel, in tegenstelling tot de zielen der mensen die de lange ontwikkelingsgang door de schepping moeten gaan en in een zeer onvolmaakte toestand hun belichaming als mens beginnen.
Maar dat sluit niet uit dat de ziel van Jezus onuitsprekelijk moest worstelen en strijden tegen al het verderfelijke geestelijke dat haar van buiten af lastig viel.
Want Zijn lichaam was onrijpe materie en door deze niet verloste substanties werd de ziel onder invloed van de tegenstander zwaar gekweld.
Het lichaam was met alle aardse hartstochten behept en het verlangde vervulling van zijn lusten die het dus aankleefden, als behorend bij de nog zeer onrijpe substanties van het lichaam. De ziel van Jezus kwam geheel rein naar de aarde. Doch er voegden zich ontelbare onrijpe wezenlijkheden bij haar, welke de ziel niet van zich af mocht schudden, maar zachter moest maken en rijp moest laten worden. Van buiten af stormde eveneens onrijp geestelijks de mens Jezus tegemoet. De omgeving oefende invloed uit op Zijn ziel, zodat deze alle innerlijke gevechten had te doorstaan die ook een gevallen ziel moet doorstaan. En daarom is het onjuist dat het de mens Jezus gemakkelijker gevallen zou zijn dit werk van verlossing te volbrengen wegens de volmaaktheid van Zijn ziel.
Integendeel, omdat ze rein en zonder zonde was leed Zijn ziel veel meer onder de onrijpe omgeving. Zijn reine ziel was uitermate gevoelig voor de zonde, voor alles wat als inwerken van de tegenstander van God van de kant der medemensen op hem afstormde.
De duisternis waarin de ziel van het Licht moest vertoeven, was voor haar een onuitsprekelijke kwelling. Desondanks was ze vervuld van vurige liefde voor deze zondige mensheid en wilde ze die verlossen van zonde en dood. Al het duivelse drong zich wel aan de ziel van Jezus op, maar niets ervan bracht tot stand dat Jezus zelf in zonde viel. Hij hield stand tegen alle verzoekingen. Hij streed tegen Zijn tegenstander en ook tegen al het slechte geestelijke dat druk op Hem uitoefende.
Zijn liefde voor Zijn broeders die in nood waren, werd niet minder. En het lukte Hem ook de niet geestelijke substanties van Zijn lichaam te vergeestelijken, juist door de liefde die voortdurend toenam en de mens Jezus zo vervulde, dat de eeuwige Liefde zelf bezit van Hem nam.
Maar Die zou zich nooit in een zondige ziel hebben kunnen manifesteren, zonder dat deze vergaan zou zijn.
Waarom wilt u mensen dit woord niet laten gelden: "Hij zond Zijn Zoon naar de aarde"? Wat van Hem komt is volmaakt en dus lezen we: "Hij daalde af naar de aarde" en niet: "Hij klom op uit de diepte". Het duivelse omgaf weliswaar de ziel van Jezus in hoge mate, maar het kwam van buiten af op Zijn ziel toe, die dit echter weerstond en zich niet ten val liet brengen, wat de tegenstander van God beoogde.
Of het nu onrijpe geestelijke substanties waren die vanuit het lichaam druk op Hem uitoefenden, of dat het niet verloste wezens waren die zich als afgezanten van de satan aan Hem probeerden te hechten.
Zijn reine ziel bood weerstand en weerde het duivelse af, terwijl ze het onrijpe geestelijke van Zijn lichaam tot rijp worden bracht, zodat het als vergeestelijkt zich bij de ziel kon aansluiten toen Jezus Zijn werk van liefde had volbracht. Zodra de ziel het rijk der duisternis betrad, was ze ook aan de duivelse krachten blootgesteld. Doch zij bezweek niet voor hen. Integendeel, zij weerstond ze, omdat ze vervuld was van liefde en deze liefde gaf haar kracht om tot aan het einde toe vol te houden. Maar de liefde bracht de ziel mee van boven. Ze offerde haar liefde niet op, veeleer verbond ze zich steeds meer met de eeuwige Liefde en zo vond dus de vereniging plaats die einddoel moet zijn van ieder mens die over de aarde gaat. De mens Jezus heeft zich op aarde door Zijn grote liefde en Zijn overmatig lijden en smartelijk sterven vergoddelijkt.
Maar ook Hij moest worstelen om deze vergoddelijking te bereiken. Het is Hem niet gemakkelijker gevallen dan andere mensen. Want ook de mensen bezitten de goddelijke liefdesvonk en kunnen hem voortdurend voeden en helder laten opvlammen.
En daartoe kunnen ze vragen om de hulp van Jezus, terwijl Jezus steeds alleen kracht putte uit de liefde, maar deze Liefde was God zelf die zich in Hem borg. En God kon zich wederom alleen bergen in een wezen dat zonder zonden was. Hij zou nooit een ziel hebben kunnen betrekken, die - als gevallen - de opwaartse weg door de schepping was gegaan. Een ziel die eens van Hem was afgevallen en Zijn liefde afwees.
Want dit was immers de oer-schuld die alle gevallen wezens belastte en deze oer-schuld had tevoren teniet moeten worden gedaan, voordat er weer een vereniging met God mogelijk was.
Zou dus de ziel van de mens Jezus een gevallen ziel zijn geweest, dan was ze vóór de kruisdood ook niet verlost en dan zou God zelf nooit verblijf in haar hebben kunnen nemen.
Maar Hij was in Jezus, want Hij was de Liefde.
God zelf was mens geworden. Doch nooit zou anders de menswording van God - die echter het grootste mysterie is en blijven zal - mogelijk hebben kunnen zijn.
Een rein wezen moest het verzoeningswerk voor de oer-schuld der mensen volbrengen. Want een gevallen wezen stond zelf nog onder de heerschappij van de tegenstander van God en zou vanuit zichzelf nooit ofte nimmer de kracht hebben kunnen opbrengen om zich los te maken van de tegenstander, zijn gevangenbewaarder.
Thans kan de mens het, omdat Jezus Christus daarvoor aan het kruis is gestorven.
Een ziel van het licht moest de strijd aanbinden met de tegenstander. En Jezus heeft deze strijd doorstaan, omdat Zijn kracht de liefde was, omdat Hij verenigd met God zelf, de eeuwige Liefde, deze strijd heeft gevoerd en dus God zelf de mensen verlost heeft van zonde en dood.
U mensen moet daarover opheldering worden gegeven, want onjuiste opvattingen leiden ook tot onjuiste gevolgtrekkingen. Lucifer zou geen strijd hebben hoeven te voeren tegen Jezus, wanneer hij over Hem de heerschappij zou hebben bezeten.
En elke gevallen ziel staat nog onder de macht van de tegenstander, tot ze verlost is door Jezus Christus.
Nooit zou het een gevallen ziel zijn gelukt de tegenstander te overwinnen.
Maar het verlossingswerk was nog niet volbracht en daarom zou een worstelen van Jezus vruchteloos zijn geweest. Want een gevallen wezen dat zich eens had verweerd tegen de liefdeskracht van God, had van God uit wel een klein liefdesvonkje ontvangen, maar zou dit nooit tot een heldere gloed hebben kunnen laten opvlammen, omdat de tegenstander het verhinderd zou hebben en het wezen zelf te zwak was.
Begrijp het, u mensen, dat u in een vals denken verdwaalt wanneer u zich niet losmaakt van de opvatting dat de ziel van Jezus een deel was, dat eens was afgevallen van God.
U zou het probleem van de menswording van God door deze opvatting alleen nog onbegrijpelijker en meer dubieus maken.
En daarom moet u daarover steeds weer de zuivere waarheid worden voorgehouden. Want alleen de waarheid geeft u mensen een juist licht en de waarheid zal altijd alleen van God zelf uitgaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8573 De vergeestelijking van ziel en lichaam Wat is het materiële lichaam?
28 juli 1963: Boek 90
Elke vraag wil IK u beantwoorden op een manier die voor u begrijpelijk is, zelfs als de diepste samenhangen u nog niet begrijpelijk zijn vanwege uw lage zielerijpheid. Toch zult u over vraagstukken die u bezig houden en die u alleen niet vermag op te lossen niet in 't onzekere gelaten worden.
Het zal net zo licht in u worden als u licht begeert. De samenstelling van de ziel van de mens heeft zich op dezelfde wijze toegedragen als het uiteenvallen van het wezen en heeft plaatsgevonden na haar afval van MIJ, na de verharding van zijn substantie.
De afzonderlijke partikeltjes die door de scheppingswerken zijn heen gegaan met het doel uit te rijpen, worden weer verzameld: gesteenten, het planten- en dierenrijk lieten alle partikeltjes die tot een gevallen wezen behoren weer vrij, en deze sloten zich tenslotte weer aaneen en vormden dan de ziel van de mens. Dus is deze ziel de eens gevallen oergeest die moet terugkeren tot MIJ, van WIE hij is uitgegaan, als hij in het aardse leven zijn laatste wilsproef doorstaat - waarvoor zijn vrije wil noodzakelijk is. Deze ziel belichaamt zich in een omhulsel van vlees, in een stoffelijk lichaam en dit bestaat uit ontelbare geestelijke substanties die nog in het begin van hun positieve ontwikkeling staan. Want alle materie is het geestelijke dat aan het begin van zijn ontwikkeling staat, dat reeds het rijpere geestelijke in zich bergt, dat daarin dienen moet en zo tot ontwikkeling komt. De "materie" dus heeft een zeer lange weg voor zich tot ook zijzelf zich als "ziel" kan belichamen. Toch kan de weg van elke geestelijke substantie van verschillend lange duur zijn. Het geestelijke in de materie kan sneller uitrijpen, ook kan echter de materie zelf sneller tot 'n uiteenvallen komen als haar dienende functie zonder weerstand vervuld wordt, als de tegenstand van het geestelijke dat nog gekluisterd is in de materie vlugger afneemt, en dienstbaar is.
Dit zal steeds dan het geval zijn als het zich in een omgeving bevindt waarin een bewust streven naar MIJ te bemerken is, wat al het geestelijke als een weldaad ondervindt en waarvan de ontwikkelingsweg ook afgekort wordt, omdat het vaak de mogelijkheid krijgt te dienen. (Onder "dienen" is te verstaan dat de partikeltjes hun hoogmoedige weerstand opgeven en zich dienstbaar opstellen tegenover het volgen van de natuurwetten, het verrichten van functies of het voldoen aan het levensdoel.= opm. v.d.uitgever).
U moet dat zo verstaan: waar nog een hang naar de materie is, waar geen geestelijk streven te bemerken is - daar wordt de materie "opgepot". Haar wordt weinig gelegenheid gegeven te dienen, en de gekluisterde toestand in deze materie wordt verlengd, zoals hij echter ook zeer verkort kan worden als de mens geen vermeerdering van aardse goederen nastreeft, en het weinige dat hij bezit steeds gelegenheid geeft te dienen.
Dan draagt de mens zelf door zijn instelling tegenover MIJ en de materie bij tot een sneller uiteenvallen ervan, en het daarin gebonden geestelijke zal heel wat vaker zijn uiterlijke gedaante kunnen verwisselen en sneller tot rijpheid komen en ook in minder tijd dat stadium bereiken waarin alle partikeltjes zich verzameld hebben en waarin nu de belichaming als ziel in de mens kan plaatsvinden. Zo ook is de aards- lichamelijke omhulling van de ziel nog geconsolideerde materie waarvan de substanties tot een eertijds gevallen oergeest behoren, die eveneens ooit zelf als ziel de wilsproef op aarde af moet leggen. Gelukt het nu een mens tijdens zijn leven op de aarde tegelijk met zijn ziel ook zijn vleselijk lichaam te vergeestelijken, wat weliswaar zelden voorkomt maar toch mogelijk is, dan zullen de geestelijke substanties ervan zich bij de ziel aansluiten en een bepaalde geestelijke rijpheids - toestand bereiken, zodat nu ook van de kant van de lichtwezens aan wier zorg de gevallen geesten zijn toevertrouwd, ook op het nog in de uiterlijke vorm gekluisterd wezenlijke zo ingewerkt wordt dat het snel tot uitrijpen komt - omdat een ziel die zo'n vergeestelijking tegelijk met het lichaam tot stand zou brengen overal veel kracht uitstraalt op alle substanties van die ziel - die de ontwikkelingsgang nog moet afleggen.
Die ziel neemt dus haar vergeestelijkt lichaam met zich mee in het geestelijke rijk en zij straalt deze vergeestelijkte substanties dan weer als kracht naar het oerwezen, aan wie ze toebehoren. Dit wezen legt dan zijn ontwikkelingsweg in veel kortere tijd af, omdat het uitgerijpte geestelijke ook een terugval verhindert, wanneer de ziel als mens over de aarde gaat. Want de substanties van het lichaam zijn verlost door de in het lichaam wonende ziel, en kunnen nu nooit meer een terugval ondervinden.
Bovendien zullen ze ook in vorm en kracht op de ziel inwerken en deze tot een verhoogd streven aanzetten, om welke reden de mens er een zeer grote opdracht in moet zien dat zijn lichaam eveneens zal worden vergeestelijkt. Daarom moet de mens alles doen om deze vergeestelijking te bereiken, om niet alleen zijn eigen ziel, maar ook de ziel van wie de substanties hem als stoffelijk omhulsel dient tijdens zijn aardse leven, te helpen.
De aardse materie vergaat wanneer het uur van de dood gekomen is. Maar een vergeestelijkt lichaam sluit zich aan bij de ziel en stroomt dan weer als kracht de oergeest toe aan wie ze toebehoort, zodat deze een merkbare hulp bespeuren zal en nooit meer naar de diepte kan afglijden, omdat de reeds vergeestelijkte substantie dat verhindert. En u kunt door lijden en smarten van het lichaam vele nog onrijpe substanties ervan helpen zich te ontwikkelen. U kunt voor deze geestelijke wezensdeeltjes kleine zoenoffers brengen door in bewuste overgave uw lijden te dragen, die de onrijpe substanties van het lichaam wel veroorzaken, die echter door uw liefde tot al het nog onverloste en uw wil te helpen bijdragen tot vergeestelijking van het lichaam.
U brengt in uw aardse leven niet alleen uw eigen ziel tot rijping, maar u helpt ook een andere oergeest zich sneller te ontwikkelen als u al het nog lage geestelijke in u, dat nog tot Mijn tegenstander behoort, verlost door uw liefde en uw wil te helpen, waar het maar mogelijk is.
Vindt deze verlossing niet plaats, dan gaat ook het lichaam zijn natuurlijke weg: het lost zich op en vergaat en dient weer voor ontelbare kleine en kleinste wezens tot opbouw. Zijn weg is dan heel veel langer, maar eenmaal zullen ook deze substanties alle bijeen komen en vindt ook de laatste belichaming in de vorm plaats op deze aarde.
Bedenk altijd dat de materie het in 't begin van zijn ontwikkeling staande geestelijke is, dat reeds het rijpere geestelijke bevat om dit het dienen mogelijk te maken, waardoor al het geestelijke zich positief ontwikkelt. En de scheiding van lichaam en ziel moet u altijd maken. Dan zult u ook makkelijker begrijpen welke bedoeling en beweegreden het lijden en de smarten van het lichaam hebben en waarom u,mensen de kruisweg van JEZUS altijd weer wordt voorgehouden, DIE moet u navolgen. Want HIJ droeg de zonden voor u, mensen. Zijn Ziel was geheel zonder schuld en toch heeft HIJ onuitsprekelijk geleden!
En wanneer u lijdt, bedenk dan dat u ook voor het geestelijke dat u als uiterlijke vorm dienstbaar is, tot een boetedoening bereid moet zijn, opdat u de volmaaktheid bereikt. Want u kunt de lijdensweg ervan ook belangrijk afkorten. En daarom moet uw liefde u ertoe brengen al wat zondig geworden is te helpen verlossen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8623 Begoochelingen door de tegenstander – UFO’s -
22 september 1963: Boek 90
U zult nog vaak in grote twijfel gedompeld worden en ertoe worden gebracht vragen te stellen, want in de eindtijd moet u nog bedacht zijn op grote verrassingen die u van de kant van Mijn tegenstander bereid worden. Hij zal voor geen middel terugdeinzen, om u, mensen in de war te brengen en u van de waarheid af te houden - hij zal alles doen om uw gedachten af te leiden van uw eigenlijke zielenarbeid en hij zal daarbij listig te werk gaan, zodat het moeilijk zal zijn zijn activiteiten te herkennen als satanisch, want steeds zal hij zich met een lichtgewaad camoufleren. Hij zal u voorspiegelen dat u beschermd wordt, dat er voor u hulp in aardse noden komt van "boven" in de gedaante van lichtwezens, van bewoners van andere hemellichamen, die zich over de mensen ontfermen. Want hij ziet zeer wel de chaos die er op de aarde heerst en benut deze ook nog voor zijn eigen doeleinden - de verwarring nog groter te maken.
Weliswaar zijn in Mijn opdracht talloze Lichtwezens bereid om u, mensen wat voor hulp dan ook te verlenen, zowel geestelijke alsook aardse, maar hun werkzaamheid zal alleen zuiver geestelijk zijn. Zij zullen op het denken van u inwerken, ze zullen u met zachte drang naar Mij in JEZUS CHRISTUS leiden - zij zullen uw lotgevallen zo leiden dat uw ziel er voordeel uit kan trekken. Zij zullen u d.m.v.gedachten goede raad geven en u kunt hen ook in al uw nood om hulp aanroepen, zodra u met Mij verbonden bent, zodra IK dus die Lichtwezens de opdracht kan geven u bij te staan.
Maar voor al deze hulpverleningen zijn waarlijk geen voor u zichtbare dingen nodig. De Lichtwezens zullen u niet benaderen door zich te manifesteren of, zich van zulke voorwerpen bedienen die u met uw ogen zou kunnen waarnemen. Want de bewoners van de Licht-wereld, de bewoners van Mijn rijk die IK de opdracht geef u hulp te verlenen, hebben geen voor u zicht-baar omhulsel nodig om hun wil werkelijkheid te laten worden. Het zijn geestelijke wezens die altijd alleen geestelijk op u inwerken.
Anders echter werkt Mijn tegenstander op u, mensen in - hij probeert u te verblinden - hij wil de mensen doen geloven dat bovenaardse wezens zich het lot van de bewoners van de aarde aantrekken - en hij draagt zijn vasallen op schijnlichten op te laten flikkeren, want het is zijn doel om de mensen van een overgave aan hun GOD en Schepper af te houden, dat zij zich naar deze wezens keren, zich aan hen toevertrouwen en daardoor onder zijn heerschappij geraken. En hij heeft in het einde grote macht die hij waarlijk goed voor zichzelf benut.
U, mensen kan IK steeds alleen maar waarschuwen voor lichtgelovigheid. Als u gelooft dat van andere hemellichamen wezens de aarde naderen om u de een of andere hulp te verlenen, dan moet u eerst bedenken dat alle zichtbare hemellichamen bewoond zijn door wezens die tot volle ontwikkeling moeten komen, die evenwel het hen toegewezen hemellichaam niet kunnen verlaten vanwege de wet van eeuwigheid - dat er wel een geestelijke verbinding kan bestaan, maar dat zo'n verbinding door bewoners van de aarde met bewoners van andere hemellichamen niet gezocht mag worden, omdat u niets afweet van de rijpheidsgraad van deze wezens, die zich aan u geestelijk te kennen willen geven. Deze wezens kunnen u op een geestelijke manier - door media - weliswaar boodschappen laten toekomen, die u echter op hun waarheidsgehalte niet kunt controleren.
En zulke boodschappen moet u daarom als twijfelachtig afwijzen. Want als u van MIJ uit moet worden onderwezen, geschiedt dit rechtstreeks, of door lichtwezens uit Mijn rijk, die de leerstof direct van Mij ontvangen die ze u moeten brengen. Zolang u de geesten niet hebt leren onderscheiden, moet u zich verre houden van een omgang met hen. Mijn tegenstander echter zal altijd daar tussenbeide komen waar de mensen zich bereidwillig openstellen voor mededelingen uit het rijk der geesten. Het verlangen naar het bovennatuurlijke geeft Mijn tegenstander reeds een houvast en hij zal hen die dat verlangen steeds van dienst zijn, maar nooit tot heil van hun ziel.
In de eindtijd zal hij ook de mensen proberen te misleiden, doordat hij zelf zijn toevlucht neemt tot materialisaties - doordat hij voor de ogen van afzonderlijke mensen voorwerpen laat verschijnen die niet materieel bestaan, maar zich als fantomen aan hen presenteren die het abnormale beleven willen en daarom ook door Mijn tegenstander gemakkelijk beïnvloed kunnen worden. En daarbij komt nog de omstandigheid, dat ook de mensen proefobjecten in het heelal sturen, die als materiële voorwerpen te zien zijn. Daarom kunnen de mensen ook geen onderscheid meer maken tussen schijn en werkelijkheid. Maar van satanische oorsprong zijn beide, of het van mensen uitgaat of van de geestelijke wereld, die toch altijd het rijk van de duisternis is, zoals ook die mensen bij hun pogingen door de vorst der duisternis worden aangezet.
Het loopt naar het einde en dat is ook de reden van de ongewone activiteit van satan. Maar IKZelf werk ook op ongewone wijze, doordat IK de mensen de zuivere waarheid laat toekomen - en IK zou waarlijk aan u, mensen ook bericht laten toekomen als in Mijn opdracht deze bewoners van andere hemeliichamen handelend moesten optreden - IK zou u daarover niet in het onzekere laten. Desondanks zeg IK u steeds weer: Laat u niet door zulke betoverende lichten van uw stuk brengen. Want hij van wie ze uitgaan wil u niet redden maar u verderven. En u zult voor het einde nog veel beleven en zijn activiteiten duidelijk kunnen nagaan, als u maar opmerkzaam bent en met Mij verbonden blijft, zodat IK Zelf steeds uw denken verlichten kan en in het Licht van de waarheid u ook hem en zijn optreden herkent.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8627 Volledige overgave aan God
26 september 1963: Boek 91
Vertrouw u steeds aan Mij toe en maak Me zo tot uw Leidsman, tot uw voortdurende Begeleider die u stuurt en u beweegt tot al uw denken en doen. En waarlijk, dan zal uw aards bestaan zegenrijk zijn voor uzelf en ook voor uw medemensen. Want steeds zal dan mijn wil in u werkzaam zijn omdat u uw wil ondergeschikt maakt aan mijn wil. Daarom is de totale overgave aan Mij ook de zekerste garantie dat u uw voltooiing zult bereiken, want dan is elke weerstand in u gebroken. U erkent Mij weer vrijwillig en niets staat de aaneensluiting nu meer in de weg omdat een volledige overgave aan Mij zonder liefde voor Mij ondenkbaar is en omdat de liefde in u nu ook niet werkeloos zal blijven, omdat nu uw wandel over de aarde een werkzaam zijn in liefde zal zijn. De volledige overgave aan Mij kan niet plaatsvinden zolang de eigenliefde in u nog overheerst, want dan laat u steeds nog uzelf gelden en uw wezen zal blijk geven van aanmatiging, terwijl de overgave aan Mij een daad is van deemoed en uw eigenliefde al veranderd is in onbaatzuchtige naastenliefde. U zult zich ook alleen dan aan Mij overgeven, wanneer u Mij volledig vertrouwen schenkt, wanneer u Mij al heeft onderkend als een Wezen dat in zich Liefde, Wijsheid en Kracht is. Dan gaat u vanzelf de verhouding aan van een kind tot de Vader. U brengt de oorspronkelijke verhouding weer tot stand en zult dus ook weer gelukzalig worden, want u vervult de wet van de eeuwige ordening. U bent weer liefde geworden, u zult de straling van mijn liefde kunnen ontvangen en als mijn kinderen nu terugkeren in uw vaderhuis.
Steeds weer tracht Ik uw liefde te winnen, heel uw vertrouwen, uw totale overgave aan Mij. En daarom openbaar Ik mijn wezen aan u. U zult over mijn wezen naar waarheid onderricht moeten zijn, want pas wanneer u mijn eindeloze liefde in haar volle omvang zult kunnen beseffen, pas wanneer u zult weten dat ze altijd en eeuwig naar u uitgaat omdat u uit mijn liefde bent voortgekomen, zult u het begrijpen dat Ik vurig naar u verlang. En wanneer u in deze grote liefde van Mij zult geloven, zult u haar ook beantwoorden. Want liefde wekt wederliefde op.
Daar u echter als mens nog een verduisterde geest hebt, denkt u vaak nog verkeerd. U vreest Mij Die u met alle liefde tegemoet komt. U zult u niet door Mij laten aanspreken omdat u mijn strengheid vreest, omdat u zich niet als kinderen van een Vader voelt die steeds op de liefde van de Vader kunnen vertrouwen en in alle moeilijkheden tot Hem mogen vluchten. Er is u een verkeerd beeld van Mij gegeven, waarbij Ik u wel als machtig en rechtvaardig werd voorgesteld, maar er van mijn eindeloze liefde te weinig melding werd gemaakt. En daarom ontbreekt u het vertrouwen van een kind in de Vader - dat echter door de Vader nooit beschaamd zal worden. En in uw geestelijke duisternis gaat u vaak zo ver dat u zich van de gedachte aan een God en Schepper los zou willen maken om van alle verantwoordelijkheid af te zijn. En steeds zult u door mijn tegenstander bekrachtigd worden, want hij zal elk geloof in Mij van u af willen nemen. En wanneer u dus zelf zonder liefde bent, zult u ook niet kunnen geloven in een Wezen dat in zich Liefde is.
Maar u zult het kunnen geloven dat Ik u steeds weer zal aanraken om liefde in u op te wekken. Want Ik wil u graag gelukzaligheden bereiden die u al eeuwige tijden lang moest ontberen. Doch Ik kan niet tegen de wet van de ordening in handelen. Ik kan u niet gelukkig maken zolang u Mij weerstaat, zolang u mijn liefde niet beantwoordt. Want zolang bevindt u zich buiten de stroomkring van mijn liefde. Elke weerstand stelt de straal van mijn liefde buiten werking en pas wanneer u weer liefde bent geworden zult u de gelukzaligheid van de straal van mijn liefde gewaar worden. Maar dan zult u Mij eeuwig niet meer opgeven, evenals Ik ook u niet meer zal afstaan wanneer Ik u eenmaal voor Mij heb gewonnen.
En eenmaal zal het Mij ook lukken. Eenmaal zult u uit uzelf de weg naar Mij nemen en Ik zal u de handen toesteken waar u naar zult grijpen en die u niet meer los zult laten. Want uw ware vaderland is het rijk van het licht en van de gelukzaligheid. Uw vaderhuis is bij Mij en u zult gegarandeerd eens weer naar uw oorsprong terugkeren. Daarom zal Ik u ook steeds weer het evangelie van de liefde uiteenzetten. En wie Mij op aarde wil dienen, moet ook weer de goddelijke leer van de liefde verder uitdragen. Hij moet de medemens aansporen tot liefde en zelf hem een goed voorbeeld geven. Want zodra de liefde eenmaal wordt ontstoken in het hart van de mens, sluit hij zich ook bij Mij aan en dan kan ook de volledige overgave aan Mij plaatsvinden die hem een gelukzalig leven garandeert in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8647 Vergeving door Jezus Christus - Verhoging van de graad van liefde
17 oktober 1963: Boek 91
Belijd Mij openlijk in Jezus, dan behoort u ook tot de mijnen, over wie Ik waak en die Ik bescherm op al hun wegen. Hebt u Jezus als goddelijke Verlosser aangenomen, dan heeft u zich door middel van uw wil ook weer naar Mij zelf gekeerd, die in Jezus mens ben geworden. En omdat Jezus door Zijn kruisdood voor uw oerzonde heeft geboet en u Mij weer erkent als uw God en Schepper, keert u nu ook weer naar Mij terug, uw vrije wil die zich geheel en al aan Mij overgeeft en die zich aan de mijne onderworpen heeft, is werkzaam geworden. En u behoort Mij toe. Het losmaken van mijn tegenstander is voltrokken, omdat Jezus Christus u van hem heeft vrijgekocht met Zijn leven, omdat Hij uw zondeschuld teniet heeft gedaan met Zijn bloed. En wie de mijne is geworden, kan nu ook zijn aardse leven zonder vrees volbrengen, hij zal niet meer aan mijn tegenstander ten prooi vallen, want diens macht is gebroken door de kruisdood van Jezus. Ik zelf heb hem overwonnen in een mens, die zo van liefde was vervuld, dat Hij de overmacht behaalde op de tegenstander, die tegen de liefde machteloos is.
Wat de mens nu op aarde heeft te verdragen zijn alleen maar middelen om zijn ziel te louteren, die zich van haar aanklevingen moet bevrijden, opdat ze in hoge mate met licht kan worden doorstraald, wanneer ze het rijk hierna binnengaat. De oerschuld is dus gedelgd door het erkennen van Jezus en de vraag om vergeving. Maar de ziel moet nog aan zichzelf werken om tot de hoogste vervolmaking te komen, want door de eindeloos lange scheiding van Mij, haar God en Schepper, was ze uit haar staat van volmaaktheid getreden. Ze was tot een geheel liefdeloos wezen geworden, dat weliswaar door te dienen in de gedwongen toestand weer tot een zekere graad van rijpheid is geraakt, maar in het aardse leven weer bewust het aanstralen van mijn liefde moet verwerven, dat bewust zijn graad van liefde moet verhogen door zelf in vrije wil werkzaam te zijn in liefde. En deze graad van liefde kan nog gering zijn, en het is de arbeid van een mens aan zijn ziel om deze graad te verhogen, waardoor de ziel kristalhelder wordt en nu steeds met sterkere lichtstraling vervuld kan worden.
Dus zult u een onderscheid moeten maken tussen "vergeving van uw zondeschuld" en "vervolmaking van uw ziel", die een mens op aarde zelf kan bereiken, juist door bewust werkzaam te zijn in liefde. De vergeving van de zonden wordt u geschonken door het werk van erbarmen van Jezus, maar de liefde moet de mens zelf ontsteken en tot de helderste vlam laten oplaaien, en daarom kan een ziel die de weg naar Jezus heeft gevonden, wel het rijk van het licht binnengaan omdat Hij haar zondeschuld teniet heeft gedaan, maar de graad van licht kan heel verschillend zijn. En daarom moet de mens zijn aardse leven goed benutten met het doen van liefdewerken, om de graad van zijn liefde (licht) te verhogen en des te gelukzaliger zal hij zijn na zijn lichamelijke dood.
Liefde en leed brengen de loutering van een ziel tot stand, liefde en leed leveren haar een steeds hogere graad van licht op en daarom moet u ook het leed zegenen, omdat het een doeltreffend hulpmiddel is, dat u tot volle rijpheid brengt. Mensen die Jezus nog niet hebben gevonden, moeten ook vaak lijden en dan moet hun blik worden gericht op Hem die het grootste leed op zich heeft genomen, vrijwillig en uit liefde voor de mensen, van wie Hij wist dat ze in de grootste geestelijke nood waren en die Hij wilde helpen. Want eens zal de gedachte aan Hem in ieder mens opduiken die van Hem heeft gehoord, in het bijzonder in groot leed. Maar of de gedachten worden aangenomen, bepaalt weer de vrije wil van de mens en daarom kunnen zulke gedachtengolven ook worden afgewezen. En de ziel blijft verder in grootste nood. En wederom zullen ook mensen die de goddelijke Verlosser Jezus Christus afwijzen, ook weinig werken van liefde verrichten, omdat de liefde hun al een helderdere graad van inzicht zou opleveren en zij dan geen openlijke tegenstander van de goddelijke Verlosser zouden zijn. Want de tegenstander beïnvloedt zulke mensen en verhindert hen ook werken van liefde te doen. En toch wordt er aan allen genoeg gelegenheid geboden waarin ze zich zouden kunnen oefenen in liefde. Maar de erkenning van Jezus en daardoor ook de erkenning van Mij zelf verschaft iedere mens vergrote kracht, want Ik bekommer Me om al diegenen die naar Mij terug willen keren, wat bewezen wordt door de erkenning van Mij zelf in Jezus.
Ik laat waarlijk geen mens zonder hulp, zonder bescherming en zonder kracht, want er is Mij oneindig veel gelegen aan de terugkeer van iedere ziel afzonderlijk, en wat gedaan kan worden om haar te redden uit de boeien van de duistere macht, wordt waarlijk niet nagelaten. Want mijn liefde volgt al mijn schepselen die eens vrijwillig van Mij zijn weggegaan en mijn liefde was de aanleiding dat Ik zelf in de mens Jezus het verlossingswerk volbracht, want deze Liefde was in de mens Jezus belichaamd. De eeuwige Godheid zelf was naar de aarde gekomen, ze vervulde de mens Jezus helemaal en volbracht in Hem het grootste werk van erbarmen ter wille van de mensen die in de gevangenschap van de tegenstander smachtten en zich niet van hem konden bevrijden. Hij heeft deze kluistering verbroken, Hij heeft Zijn leven gegeven om de gevallenen, zij die de dood waren ingegaan, het leven weer terug te geven. Hij heeft de grote schuld teniet gedaan die de reden was van uw bestaan op deze aarde. En Hij heeft voor u de weg weer vrijgemaakt naar uw God en Schepper, naar uw Vader van eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8669 Graad van liefde is maatstaf voor waarheid
10 november 1963: Boek 91
Het is mijn wil dat de mens in liefde leeft, omdat de liefde het grondbeginsel van een goddelijk wezen is en omdat u mensen weer goddelijke wezens zult moeten worden, zoals Ik u in het allereerste begin heb geschapen. Vervult u Mijn wil, dan bent u ook gehoorzame kinderen die de Vader geen verdriet willen doen, die zich graag buigen voor Zijn wil, die niets anders meer willen dan Ik omdat ze dan ook mijn wil in zich dragen en niet meer kunnen zondigen.
De liefde is alles wat Ik van u verlang. Want dan zal elke geestelijke blindheid van u wijken. Dan zult u ook altijd inzien wat voor u wetenswaardig is en wat u helpt bij het rijpen van uw ziel. U zult het kunnen geloven dat u dan ook niet meer een prooi van de dwaling zult kunnen worden, want de liefde die u vervult geeft u ook een duidelijk inzicht wat van Mij en wat van mijn tegenstander is uitgegaan. Want de liefde wekt de geest tot leven, die als voornaamste aandeel van Mij zelf in u rust en die u altijd het juiste weten zal overbrengen. U mensen zou daarom niet meer in dwaling kunnen voortgaan wanneer u een leven in liefde zou leiden. Maar denkt u nog verkeerd, dan ontbreekt het u aan liefde. Dit zult u ter harte moeten nemen als u ooit in het bezit van de zuivere waarheid wilt komen. U herkent de waarheid niet als zodanig zolang de graad van liefde nog te wensen overlaat. Want liefdeloosheid betekent duisternis. Ze betekent onwetendheid, dus geestelijke blindheid die alleen kan worden opgeheven door een leven in liefde, door onbaatzuchtige naastenliefde, door het overwinnen van de eigenliefde die nooit goddelijk is, maar aandeel van mijn tegenstander.
Steeds weer worden u de geboden van de liefde gepreekt en steeds weer worden u de uitwerking van een leven in liefde en de verschrikkelijke gevolgen van een levenswandel zonder liefde voorgehouden. Maar zolang u dit niet ter harte neemt zult u in dwaling wandelen, al gelooft u nog zo ijverig in de "dienst voor de Heer" te zijn die voor Mij geen waarde heeft wanneer een leven in liefde niet het bewijs ervan is dat de mens zich ophoudt in het juiste, ware denken. Nooit moet de medemens dat aannemen wat een liefdeloze mens hem tracht over te brengen, in het bijzonder wanneer het geestelijke zaken betreft die absoluut een leven in liefde vooropstellen wanneer ze overeen moeten stemmen met de waarheid. De prediker moet in liefde leven. Maar ook om een preek te begrijpen is een leven in liefde voorwaarde.
En ware liefde moet zich uiten in werken. Ze kan niet alleen door woorden worden betuigd, want de liefde is een kracht en elke kracht zal een uitwerking hebben. Daarom kan een geestelijke verbinding met Mij steeds alleen tot stand worden gebracht door werkzaam te zijn in liefde. Dan stroomt ook de genadestroom van mijn liefde onophoudelijk bij de mens naar binnen en dan zal zich een verandering van zijn wezen voltrekken die zin en doel is van het aardse bestaan. Dan leeft de mens zijn leven niet vergeefs. Het brengt hem de voltooiing, want het wezen deed eens vrijwillig afstand van de liefde en vrijwillig moet het de liefde weer beoefenen om nu ook weer door Mij aangestraald te kunnen worden, wat het ook de laatste voltooiing verschaft, zodat het zich weer met Mij aaneen kan sluiten zoals het in zijn oertoestand het geval is geweest.
Wanneer u mensen u toch het grote belang van een leven in liefde zou willen voorhouden, dan zou u ook inzien in hoeverre de medemensen zich in de waarheid ophouden, wanneer u alleen de liefde als maatstaf neemt. U moet ze weliswaar niet veroordelen, maar hen trachten te helpen. Maar u weet dan ook wat u van hen zult mogen aannemen, of u waarheid of dwaling wordt aangeboden. Want zonder liefde kan de mens zich niet in de waarheid ophouden. Liefde garandeert het juiste denken en alleen een mens die leeft in de liefde, heeft daarom het recht te onderrichten. Want in deze kan Ik - de Liefde zelf - zelf werkzaam zijn.
Maar nooit zal een liefdevolle mens dwaling aannemen of verbreiden, omdat Ik zelf hem dat verhinder. Want hij is al van Mij zodra hij zich door een leven in liefde met Mij heeft verbonden, zoals Ik het beloofd heb met de woorden: "Wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem". Dus moet ook daar de waarheid zijn, want Ik, de Waarheid en de Liefde zijn één.
Maar of een mens in de liefde leeft, dat ziet u aan zijn werken, of ze in alle onzelfzuchtigheid alleen tot welzijn of tot hulp voor de naaste worden verricht, of steeds alleen werken zijn die eigenliefde of berekening laten zien. Dan zult u ook op uw hoede moeten zijn, onderrichtingen van die laatste aan te nemen, want dan is er nog geen waarheid gegarandeerd die uitgaat van Mij zelf, Die steeds alleen daar kan zijn waar de ware liefde is aan te treffen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8693 De uitwerking van onjuiste leren in het hiernamaals
5 december 1963: Boek 91
Er zal nog veel dwaling door Mij moeten worden rechtgezet, vooraleer de mensen zich in de waarheid zullen bewegen. Het denken van de mensen is volledig op een dwaalspoor gebracht. Een onjuiste leer heeft vele andere verkeerde leren tot gevolg. En de mensen zijn er niet van af te brengen. Ze hangen als waarheid aan wat hun werd gebracht door mensen die zelf niet in de waarheid konden wandelen, omdat hun geest niet gewekt was. En talloos vele zielen gaan in deze toestand zonder licht het rijk hierna binnen. Ze verdedigen ook dan nog hun leerstellingen en laten zich er niet van overtuigen dat hun denken verkeerd was en is, zolang ze geen licht accepteren dat voor hen ook daar boven schijnt, maar hun vrije wil nodig heeft het aan te nemen. Ook in het rijk hierna is er een strijd tussen licht en duisternis, want steeds weer trachten lichtwezens een licht te ontsteken voor hen die nog een verduisterde geest hebben. Maar zeer vaak is hun moeite vruchteloos omdat de zielen in hun dwaling volharden.
Deze laatsten kunnen evenwel niet begrijpen dat ze geen gelukzaligheid ervaren, ofschoon ze menen op aarde alles gedaan te hebben om de hemelse gelukzaligheid te verwerven. En niet voordat het hun helemaal duidelijk is, dat mijn wil waarlijk een andere is dan Hij hun op aarde werd voorgesteld, niet voordat ze de waardeloosheid inzien van datgene wat van hen werd verlangd, niet voordat ze inzien dat Ik andere eisen aan een mens stel dan kerkelijke gebruiken en uiterlijkheden na te komen - dat Ik alleen liefde vraag van de mensen en een mens alleen beoordeel naar de graad van zijn liefde en overeenkomstig de graad van zijn liefde ook zijn gelukzaligheid kan zijn, hebben al deze zielen geen benijdenswaardig lot, zelfs wanneer ze zich niet in uiterste duisternis bevinden. Maar ze maken ruzie en begrijpen hun ongelukkige toestand niet. Ja, ze maken zichzelf vaak verwijten deze uiterlijkheden en geboden, door mensen uitgevaardigd, niet voldoende te zijn nagekomen en daarom nog niet toegelaten te worden tot de gelukzaligheid. En die zou in korte tijd hun deel kunnen worden als ze maar de onderrichtingen van de lichtwezens zouden aannemen, of zich daar een beetje licht verschaffen waar de straal van de liefde naar de aarde wordt gestuurd, waar de zuiverste waarheid wordt uitgedeeld en door alle hongerende zielen gretig in ontvangst wordt genomen.
Maar net als op aarde, zijn ze ook in het rijk hierna halsstarrig en wijzen alles af wat hun opvattingen tegenspreekt. En juist bij deze fanatici heeft de tegenstander nog steeds grote macht. Want ook in het rijk hierna verzuimen ze één ding: elkaar helpend bij te staan, waardoor de graad van hun liefde zou worden vergroot en hun weerstand tegen het licht verzwakt. Ze kunnen in het geestelijke rijk geen stap verder komen, omdat ook daar de liefde de kracht is die de ziel helpt opwaarts te gaan. Maar de liefde is ook het licht en liefde kunnen ze ook elkaar in het rijk hierna schenken, want waar nog geen gelukzaligheid is, is nog nood en ellende, en steeds zal een ziel de andere kunnen bijstaan. Maar dan zal ook het denken van de zielen steeds helderder worden en ze zullen ook vragend met elkaar van gedachten wisselen en het antwoord zal hun zeker toekomen.
Maar steeds komt de liefde op de eerste plaats. En de grote geestelijke dwaling bij die zielen bestaat daarin, dat ze datgene wat het menselijk verstand tot een "goddelijke leer" heeft verheven, boven de liefde stellen - dat ze steeds eerst dat navolgden wat mensen eisten en geen acht sloegen op goddelijke eisen. En er is eeuwig geen verandering in hun toestand als ze de liefde niet op de eerste plaats stellen en dus door een liefdevolle wil tegenover andere zielen om te helpen, ook tot het inzicht van de zuivere waarheid komen, die hun dan ook onbeperkte hemelse vreugden zal bereiden.
Daarom zal ieder mens wiens denken op een dwaalspoor werd gebracht op aarde, maar wiens wil om lief te hebben en in liefde te werken een hoge graad bereikte, plotseling in het rijk hierna tot inzicht komen en hij zal de dwaling bereidwillig laten varen. Hij zal zijn best doen zijn weten ook aan andere zielen over te dragen, omdat hij het grote onheil beseft dat de dwaling sticht en omdat hij de geestelijke blindheid graag wil opheffen, want de liefde zet hem ook aan om te helpen. En diens invloed kan daarom buitengewoon zegenrijk zijn, omdat hijzelf op aarde net zo dacht maar wat hij hun nu als foutief kan aantonen en daarom ook succes kan boeken bij die zielen die hem nu gehoor schenken.
De dwaling is het ergste vergif voor de zielen van mensen en daarom wordt er door het licht onverbiddelijk strijd gevoerd tegen de duisternis. En het licht zal ook eenmaal zegevieren. Maar het staat de ziel vrij of hij kiest voor het licht of de duisternis. Hij wordt niet gedwongen en kan vrij zijn keuze maken, maar er wordt alles aan gedaan dat hij nog op aarde tot het inzicht van de waarheid komt. Maar ook in het hiernamaals verminderen de lichtwezens hun inspanningen niet, want alleen die ziel kan zalig worden die vaststaat in de waarheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8707 Kerstmis 1963
25 december 1963: Boek 91
In dankbaarheid en vreugde zult u mijn geboorte op aarde moeten gedenken. Want voor u was dit een daad van onmetelijke liefde en erbarmen. Voor u ging er een licht op, dat u de weg uit de donkere geestelijke nacht moest verlichten. Voor u mensen eindigde een tijdsbestek van diepste hopeloosheid, voor u begon een nieuwe ontwikkelingsperiode. De weg die weer terug voerde naar Mij werd voor u gereed gemaakt. En deze weg leefde de mens Jezus u voor Die deze missie op zich had genomen uit liefde voor Mij en voor u, Zijn gevallen broeders. Want Hij wilde Mij mijn kinderen terugbrengen die al eeuwigheden van Mij verwijderd waren en in diepste armzaligheid smachtten.
Het menselijk omhulsel van Jezus werd door een ziel van het licht betrokken, door een eens door Mij uitgestraald wezen dat Mij in liefde was toegedaan en bij Mij bleef toen het leger der oergeschapen geesten van Mij was afgevallen. Deze ziel borg zich in het kindje Jezus en het ene wonder na het andere getuigde al bij Zijn geboorte van de goddelijke Geest die dit Kindje bewoonde. Maar de mens Jezus moest net als iedere andere mens Zijn leven op aarde beginnen. Hij werd geboren uit Maria, de maagd die uitermate rein was en dus ook het goddelijke Kindje ter wereld kon brengen zonder ooit gezondigd te hebben. En deze ziel van Jezus moest een rein lichaam betrekken, omdat Ik zelf in Zijn menselijke buitenkant mijn intrek wilde nemen en daarom ook Zijn lichaam rein en zonder zonde was en is gebleven. Want hoewel Hij voortdurend door de wezens van de duisternis werd bedreigd die Hem ten val wilden brengen, heeft Hij hen toch weerstaan en Hij heeft al het onreine wat zich aan Zijn ziel vastklampte door Zijn overgrote liefde verlost. Hij heeft aan alle verzoekingen weerstand geboden en al het onontwikkelde geestelijke, dat Zijn lichaam in het nauw bracht omdat Hij in deze materiële wereld vertoefde, heeft Hij vergeestelijkt. Hij heeft het volgzaam gemaakt aan de wensen van Zijn ziel, want Hij was vol van liefde en de liefde overwint alles, ook de grootste vijand. De mens Jezus moest eerst alle nog het lichaam aanklevende onrijpe substanties tot rijp worden brengen. Toen pas kon Ik zelf als de eeuwige Liefde in Hem verblijf nemen en toen pas kon het grote werk van erbarmen voltooid worden, dat Hij wilde volbrengen voor de zondenschuld van de gehele mensheid.
Toen Ik naar de aarde afdaalde, toen het kindje Jezus geboren werd, was mijn geest in Hem omdat het aardse lichaam een volmaakte ziel in zich droeg. Ze was dus innig met Mij verbonden en Ik zelf kon Me uiten door Hem. En er gebeurden dingen bij Zijn geboorte die u naar het rijk der fabelen zou willen verwijzen, maar die in waarheid zijn gebeurd, want voor een volmaakte geest is alles mogelijk. Maar slechts weinigen, wier harten vol van liefde waren en die in het Kindje de beloofde Messias herkenden en het aanbaden, beleefden deze wonderen bij het kindje Jezus. Zodra mensen in Zijn nabijheid kwamen wier harten niet rein waren, zagen dezen alleen een kind, geaard zoals ieder ander kind. Maar meestal kwamen alleen die mensen in Zijn nabijheid die hun geest naar Hem toedreef, die het wonder bespeurden dat zich in deze nacht voltrok en die Het nu aanbidding betuigden omdat ze de beloofde Messias in Hem zagen.
Maar het was het grootste wonder aller tijden dat zich nooit zal herhalen, dat God zelf naar de aarde kwam en in een kindje verblijf nam. Want de Liefde kwam naar de aarde. Het kind Jezus was vol van liefde, want de grote liefde voor het eens gevallene, ongelukkige, heeft Het ertoe aangezet vlees aan te nemen en nu de oerschuld teniet te doen, die juist alleen door de Liefde teniet kon worden gedaan omdat ze daarin bestond dat tegen de Liefde werd gezondigd. En dit werk heeft de mens Jezus volbracht, dat Hij zelf uit liefde Zijn leven gaf. Dat Hij het grootste offer bracht dat ooit een mens op deze aarde gebracht heeft en brengen zal, dat Hij zich zelf van alle licht en macht ontdeed die Zijn eigendom was door de in Hem wonende Liefde, dat Hij te midden van de duistere wereld als alleen mens heeft geleden en de meest pijnlijke dood aan het kruis is gestorven.
Jezus, een Wezen uit het rijk van het licht, bood zich vrijwillig aan voor deze missie, als mens over de aarde te gaan en een werk van verzoening met onvoorstelbaar lijden en onvoorstelbare pijnen te volbrengen om de gevallen broeders te helpen. De liefde vervulde alle wezens die uit Mij waren voortgekomen en bij Mij gebleven waren toen Lucifer zich van Mij afkeerde en ontelbare geestelijke wezens mee naar beneden trok in de diepte. En de liefde van Jezus was zo sterk dat ze tegenover Mij de boete wilde doen voor het onmetelijke vergrijp tegen Mij, hun God en Schepper, tegen de eeuwige Liefde zelf. En deze liefde die Jezus Mij toedroeg, nam Ik aan en dus ook Zijn offer, omdat de Liefde het bracht en omdat slechts door de Liefde alleen de oerzonde teniet kon worden gedaan. En zo nam het Lichtwezen vlees aan en ging net als alle andere mensen over de aarde, belast met een zwaar aards lichaam dat voor het in vrijheid en licht staande Wezen een keten was welke de ziel als buitengewoon kwellend ondervond. Maar Hij moest de weg op aarde als mens afleggen, omdat Hij de medemensen tot voorbeeld moest dienen, opdat ze Hem navolgden. Hij moest met dezelfde zwakheden en weerstanden te strijden hebben die ieder mens in overeenstemming met zijn natuur belasten, omdat het erom ging alle zwakheden en fouten kwijt te raken door eigen arbeid aan de ziel.
De mens Jezus stond midden in de aardse wereld, in het gebied dat mijn tegenstander toebehoorde. En het was voor de Ziel uit het lichtrijk dubbel zo zwaar, zich in dit duistere gebied te handhaven, weerstand te bieden aan alle satanische pogingen om Hem ten val te brengen en met liefde op al het lage geestelijke in het vlees en in de omgeving in te werken. Want ook Zijn lichaam werd zeer in het nauw gedreven door onrijp geestelijks, hetgeen de ziel van Jezus niet verhinderde, omdat Hij in Zijn wijsheid inzag dat ook dat geestelijke verlost wilde zijn. En Zijn liefde was er voortdurend toe bereid, alles hulp te bieden wat nog ongelukkig was. Zijn ziel leed onuitsprekelijk door haar omgeving. Ze was vrijheid en licht en liefde gewend en dus hoogste gelukzaligheid, en bevond zich nu in de duisternis, geketend door het lichaam en in de meest liefdeloze omgeving. En zo is ook Zijn aardse bestaan van kindsbeen af een toestand van lijden geweest, waardoor Hij zeer veel schuld van Zijn medemensen goedmaakte, totdat Hij dan het grote zoenoffer volbracht, dat Hij zichzelf offerde voor de oerschuld van alle mensen van het heden, het verleden en de toekomst.
Nooit zult u mensen dit werk van barmhartigheid kunnen bevatten. Want geen mens was in staat zo’n hoeveelheid lijden op zich te nemen, bewust van de afloop, want Zijn einde stond Hem voortdurend voor ogen en liet in Hem geen vrolijkheid bovenkomen. Hij voelde als mens en ook alle angsttoestanden, die elke gedachte aan dat wat voor Hem lag veroorzaakte, doorleefde Hij. En Hij hield vol tot aan het einde. De liefde in Hem voor Mij en voor al het niet verloste nam voortdurend toe en gaf Hem ook de kracht om Zijn werk van barmhartigheid ten uitvoer te brengen. Ik zelf kon Hem volledig doorstralen, Ik zelf was in mijn oerwezen in Hem. En dus was Ik het Die de zondenschuld teniet deed voor de mensen, want het was de Liefde Die de mens Jezus de kracht gaf te lijden en te sterven aan het kruis, om de mensheid te verlossen, om de grote oerschuld te voldoen die alleen door een werk van liefde de rechtvaardige voldoening vond, zoals het de mens Jezus aan het kruis heeft volbracht.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8731 De ware voorstelling van het verlossingswerk
20 januari 1964: Boek 92
Ik wil u er steeds maar uitsluitsel over geven, dat u alleen naar Mij zult kunnen terugkeren op de weg van de waarheid en dat u deze daarom ook van Mij in ontvangst zult moeten nemen, omdat Ik de Eeuwige Waarheid ben. Maar dan zult u ook vastberaden uw weg vervolgen, die u wordt aangewezen, omdat u duidelijk inziet, waarom u over de aarde gaat en waar uw ware Vaderland is. Wanneer u in de waarheid onderwezen wordt, zult u ook over uw oorsprong te weten komen en over alle gebeurtenissen eens in het geestelijke rijk. En dan is ook het aardse leven duidelijk voor u en u ziet daarin een zin en doel en probeert deze nu te bereiken. Maar wordt u dwaling toegeleid, dan is alles voor u onbegrijpelijk en brengt het u ertoe vragen te stellen van allerlei aard, die u weer alleen onjuist worden beantwoord. En dan is uw aardse leven meestal een nutteloze zaak, daar hij, die u in dwaling vasthoudt, u steeds zal verhinderen naar de waarheid te zoeken of er serieus naar te verlangen.
De kern van datgene, wat u zult moeten weten, is en blijft het verlossingswerk van Jezus Christus en bent u daarin in de waarheid onderwezen, dan is ook uw voltooiing - uw terugkeer naar Mij - gewaarborgd, want dan benut u de genaden, die de Mens Jezus door Zijn dood aan het kruis heeft verworven. En u raakt elke wilszwakte kwijt. U streeft serieus naar uw voltooiing en de last van de oerzonde, die u tevoren teneer drukte, zodat u zelf uit eigen kracht niet omhoog kon komen, is van u weggenomen. En het zal altijd Mijn streven zijn, u over het verlossingswerk de waarheid te doen toekomen, want deze zult u moeten vernemen, wil het ook op u een zegenrijke uitwerking hebben, wil ook voor u het Bloed van Jezus hebben gevloeid, dat uw grote zondenschuld te niet deed. Want u zult bewust aanspraak moeten maken op de genaden, u zult bewust Hem als goddelijke Verlosser moeten erkennen, aan Hem uw schuld overdragen en Hem om vergeving vragen, want Hij en Ik is Eén. Eens wees u Mij af en nu zult u Mij Zelf moeten erkennen in Jezus als uw God en Vader en weer vurig verlangen naar de vereniging met Mij.
Er bestaat geen andere weg terug naar Mij, dan de weg naar het kruis. En alleen deze zuivere waarheid leidt u hier naartoe. Alleen door de waarheid zult u kennis kunnen nemen van wat het verlossingswerk van Jezus Christus voor u betekent en waarom u daarvan kennis zult moeten nemen. En wanneer nu door het inwerken van Mijn tegenstander deze waarheid wordt vermengd met onjuiste geestelijke leringen, dan wordt ook het verlossingswerk van Jezus Christus verkeerd voorgesteld. Het wordt niet op juiste waarde geschat, juist omdat het verkeerd wordt begrepen, wat het doel is van Mijn tegenstander. En zijn streven zal steeds zijn, de mensen in duisternis van geest te houden. En daarom zorgt hij ervoor, dat de waarheid wordt vermengd met dwaling, om te verhinderen, dat er de mensen een licht opgaat en zij in dit licht de juiste weg onderkennen en hem betreden.
Het is zijn doel, het verlossingswerk geheel zonder uitwerking te laten zijn, de mensen daarover elke kennis te ontnemen, Jezus voor te stellen als een mens, die onrust stookte in wereldse zin en daarom de dood moest ondergaan aan het kruis. Zijn doel is, elke geestelijke motivatie te bestrijden en zo de mensen het geloof aan een missie van Jezus te ontnemen, opdat ze niet de weg nemen naar Hem onder Zijn kruis, maar Hem loochenen als een door God gezonden redder der mensheid. En daardoor ontstaat er voor de mensheid een onvoorstelbare schade, want Hij alleen is de Helper in hun grote geestelijke nood.
Schakelen de mensen Jezus Christus en Zijn werk van verlossing uit, dan zal hun aardse leven zonder resultaat zijn. Ze zullen in de duisternis van geest blijven en dus ook een deel van diegene, die Mijn tegenstander en Mijn vijand is. Doch waar hij werkt, ben Ik ook voortdurend werkzaam en waar hij tegen de waarheid optreedt, leid Ik ze voortdurend naar de aarde. En de zuivere waarheid zal ook steeds daar de weg nemen naar waar ze wordt begeerd. En de tegenstander zal dit niet kunnen verhinderen, want het verlangen naar de waarheid geldt Mij. En daarmee legt de mens al de laatste wilsproef af, hij heeft voor Mij gekozen en wordt daarom ook door Mij bedacht. En wat Ik geef zal steeds van grootste waarde zijn en zal de mens dus ook helpen het doel te bereiken.
Maar één ding zult u, mensen, niet mogen vergeten, dat alleen de waarheid naar een zegenrijk resultaat kan leiden, want nooit kan onjuiste geestelijke lering de ziel van de mens tot heil strekken. En daarom zult u steeds alleen de waarheid moeten wensen. U zult geen genoegen mogen nemen met een geestelijke lering, waar u de herkomst niet van kent. En u zult daarom steeds Mij Zelf erom moeten vragen, u het juiste en ware te laten inzien en u te beschermen tegen onjuiste geestelijke lering. En waarlijk, dit verzoek zal Ik u steeds in vervulling doen gaan, want Ik wil toch, dat u naar Mij zult terugkeren. En dus zal Ik u de juiste weg wijzen, die u zult moeten gaan. En dan zult u ook zeker uw doel bereiken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8737 De band met God - Noden en lijden
27 januari 1964: Boek 92
En wanneer het u lukt u in gedachten innig met Mij te verbinden, dat u vurig naar Mij verlangt vanuit een hart vol liefde, dan ben Ik ook bij u aanwezig, want de liefde in u trekt Mij geweldig aan en liefde kan Ik nooit weerstaan. Maar mijn tegenwoordigheid verzekert u steeds toevoer van kracht, die wel alleen de ziel bemerkt, maar zij wordt rijper en steeds volmaakter omdat Ik haar dan ook niet meer loslaat. Dan hebt u uw vrije wil bewezen weer bij Mij te horen, dan hebt u de wilsproef doorstaan waarvoor u de gang als mens over de aarde gaat.
Weinig mensen houden zich echter in gedachten met Mij bezig, en zo ja, dan alleen op vastgestelde tijden. En het wordt dan steeds slechts een uiterlijke formaliteit vanuit een gebeuren dat diep innerlijk moet zijn om een geestelijk resultaat op te leveren. Slechts weinig mensen denken op een dag vaak aan Diegene die hun God en Schepper is en die als Vader door hen gezien en aangeroepen wil worden. De wereld met al haar verplichtingen laat de mensen bijna geen tijd meer tot innerlijke beschouwing, hun gedachten zijn helemaal in beslag genomen door aardse aangelegenheden en zorgen, en geestelijke gedachten schakelen ze volledig uit, ze als nutteloos en waardeloos beschouwend, om welke reden ze ook nooit iets kunnen bemerken van goddelijke zegen die op hun dagelijkse bezigheden rust. Alleen wanneer zorgen op hen drukken komt soms een gedachte in hen op aan die Ene die machtig is en helpen kan en dan is het al een groot gewin wanneer ze zich tot die Ene wenden met een stil verzoek, want dan moeten ze de band met Mij tot stand brengen zodra ze maar een gebed in geest en in waarheid naar Mij opzenden. Maar zijn het slechts lege lipgebeden, dan bereiken ze mijn oor niet, want het innige contact ontbreekt, dat hun ook de vervulling van hun verzoek verzekert. En nochtans zijn lijden en noden de enige middelen om de gedachten van de mensen op Mij te richten. Noden en lijden kunnen hen tot momenten van innerlijke band met Mij brengen en ze zullen dan steeds een voordeel voor hun ziel behalen omdat geen band zonder toevloed van kracht zal blijven en het toestromen van kracht steeds een geestelijke uitwerking zal hebben.
Gelukkig zijn die mensen te noemen, die geregeld hun gedachten naar Mij doen uitgaan, die daartoe niet eerst door nood en leed gedreven hoeven te worden doch veeleer hun liefde ze ertoe aanzet zich met Mij te verbinden, die de ware troost en het ware geluk alleen in het hart, in de nauwe band met Mij vinden. Zalig die zich van de wereld al zo ver hebben losgemaakt dat ze tijd vinden voor geestelijke gedachten, dat ze met Mij van gedachten wisselen omdat het hen aanspoort met Mij in contact te komen. Want dezen trek Ik zelf ook onophoudelijk aan en het rijp worden van hun ziel is gewaarborgd. De scheiding tussen de wezens en Mij, die ze zelf eens in vrije wil voltrokken, is nu opgeheven door de vrijwillige band met Mij die elke innige gedachte, elk gebed en elk werk van liefde bewijst, want nu heeft het wezen als mens zich opnieuw omgevormd tot zijn oertoestand die ook de innigste band met Mij betekende. En Ik probeer alles om in de mensen het verlangen naar de band met Mij tot leven te wekken. Ik kruis zelf het pad van ieder mens of Ik verhoor de hulproep van diegenen die in nood komen om Mij zelf en mijn liefde voor hen te bewijzen. Ik kom zelf met mijn liefde ieder mens tegemoet, maar Ik kan hem niet dwingen ze aan te nemen. In volledig vrije wil moeten ze de terugkeer naar Mij voltrekken en in volledig vrije wil Mij vragen om kracht en liefde (licht) en mijn aanwezigheid. Maar dan ga Ik nooit meer van hen weg. Dan is hun gang over de aarde waarlijk niet tevergeefs en voortdurend zal mijn kracht naar hen toestromen opdat de ziel al op aarde een graad van rijpheid bereikt die haar een gelukzalig leven in het geestelijke rijk waarborgt. En het is waarlijk gemakkelijk zich de zekerheid te verschaffen over een gelukzalig lot na de dood, want de innige band met Mij is de juiste verhouding die Ik van mijn kind met Mij tot stand wil hebben gebracht en een Vader zal altijd Zijn kind gelukkig willen maken. Hij zal het voortdurend geven wat het tekort komt en dus zal Hij ook de ziel datgene bezorgen wat ze nodig heeft om geheel rijp te worden: licht en kracht en genade. Alleen moet ook het contact tot stand worden gebracht dat een overvloeien van de stroom van mijn licht en genade waarborgt. Dan bereikt de mens zeker zijn doel op aarde, hij verwerft het eeuwige leven in alle gelukzaligheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8753 De vrije wil moet geestelijk weten aannemen
14 februari 1964: Boek 92
Waar er zich aan u een gelegenheid voordoet, ophelderend werkzaam te zijn op geestelijk gebied, daar moet u er gebruik van maken en van Mijn bijstand zult u altijd verzekerd kunnen zijn. Want niets komt toevallig op uw weg - alles is door MIJ beschikt, zoals IK het als nuttig en zegenrijk voor de zielen van de mensen inzie. Want er is nog veel dwaling uit de weg te ruimen, en IK ken die mensen, die van goede wil zijn. En dezen probeer IK de waarheid te doen toekomen opdat ze tot inzicht komen en hun dwaling niet verder doorgeven tot schade van hun medemensen.
IK kan echter steeds alleen maar daar werken waar de wil MIJ betreft - waar dus geen weerstand tegen MIJ als God en Schepper meer bestaat, want zoiets maakt alle wegen onmogelijk en verhindert tengevolge daarvan de mensen datgene aan te nemen wat hun als waarheid wordt verteld.
IK ben een GOD van Liefde, Wijsheid en Macht en toch gebonden aan Mijn wet van eeuwige ordening. Zelf kan IK niet in strijd handelen met deze wet, omdat IK een hoogst volmaakt WEZEN ben en deze eeuwige wet ook beantwoordend aan Mijn Volmaaktheid werd opgesteld. En zo kan IK niet op grond van Mijn Macht een geschapen wezen dat vrij is, onvrij maken doordat IK dit wezen Mijn Wil opleg.
Doch krachtens de vrije wil kan de mens in de waarheid, maar ook in de meest krasse dwaling verkeren zonder daar door MIJ in gehinderd te worden. Maar het kleinste beetje wil om in de waarheid te Wandelen, verzekert hem deze ook omdat IK daartoe de macht heb - en omdat IK de wil zie en alles zo beschik, dat de mens in de waarheid wordt binnengeleid.
Maar iedereen die bereid is MIJ te dienen, die dus bezig is in de zin van zijn medemensen opheldering te schenken, moet zelf een gewekte Geest hebben, d.w.z. door middel van gedachten in innige verbinding met MIJ staan en door werken van liefde deze innige band versterken zodat hij dus het contact tot stand brengt tussen hem en MIJ, dat voor hem het toestromen van Mijn Liefde mogelijk maakt - en dat in de vorm van het doorgeven van waarheid bewezen wordt. Want pas wanneer hij zelf de waarheid bezit kan hij deze ook aan zijn medemensen doorgeven en dan zal IK hem zegenen en hem waarlijk rijk voorzien van geestelijk weten. En hij zal zijn verstand minder nodig hebben wanneer hij luistert naar datgene wat de stem van zijn hart hem zegt.
Hij zal zich dan meer door het gevoel laten leiden en toch heel succesvol arbeid kunnen verrichten, omdat hij altijd zeker kan zijn van Mijn ondersteuning wanneer het er om gaat dat het licht onder de mensen gebracht wordt. Alleen moet u zich zonder tegenstand laten leiden, d.w.z. aan alle innerlijke opdrachten gevolg geven die u weliswaar als zelfgewild zult voelen, die echter steeds Mijn Wil als beweegreden hebben, Die u de juiste gedachten ingeeft.
Ieder die de innerlijke drang voelt de waarheid te bezitten en door te geven, kan IK ook als goede knecht voor Mijn wijngaard gebruiken. En hij zal steeds alleen vanuit Mijn Wil bezig willen zijn, Die hij in zich voelt - als 'n eigen verlangen dat hij zou willen vervullen. En diens wegen zal IK effenen en ook zijn gedachten juist leiden. Maar het zijn er maar weinige die naar het licht zoeken en tot de Bron van het licht gaan, het zijn er maar weinige die geen genoegen nemen met geestelijke leringen die ze van buitenaf gebracht bekomen, het zijn er maar weinige die alles grondig proberen uit te zoeken en zo met MIJ in innig contact staan.
En daarom kan er van MIJ uit maar zelden waarheid naar de aarde gestuurd worden - maar ze zal worden verbreid omdat het licht ingang zal vinden en steeds weer diegenen zal toestralen die zich uit de duisternis zouden willen bevrijden. En hoe dieper ze zelf de waarheid binnendringen, des te sterker is in hen ook de drang hun medemensen opheldering te verschaffen. En ieder van hen is voor MIJ dan ook een ware medewerker in Mijn wijngaard, omdat hij dan in Mijn plaats spreekt wat de mensen allemaal moeten weten en ook zouden kunnen weten wanneer ze hun hart maar zouden willen openen zodat helder licht bij hen binnen zou kunnen stralen.
En of het er maar weinige zijn die MIJ dienen, ze zullen toch niet zonder resultaat werkzaam zijn, want het licht heeft een werking vol van kracht die niet onderschat mag worden. Daarom, let alleen op Mijn leiding en neem ook alles wat gebeurt als goddelijke beschikking aan, want IK alleen ken de harten van de mensen en IK alleen weet wat voor hun ziel dienstig is om rijp te worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8783 Zelfonderzoek van een tussenpersoon
18 maart 1964: Boek 92
Ook dat zal u eens tot zegen strekken, dat u de verleidingen weerstaat, dat u tot MIJ uw toevlucht neemt in elke nood en innerlijke benauwenis en dat u weer een wilsproef mag afleggen, wie over u de heerschappij verkrijgt.
IK moet alle verzoekingen toelaten, want alleen door strijd komt u tot de overwinning en elke verzoeking is een beproeving van de sterkte van uw wil, daarvoor uit te komen wat u als waarheid inziet. Steeds weer zullen verblindende schijnlichten uw ogen verzwakken. Steeds weer wordt u in innerlijke twijfel gedompeld of duiken er vragen op, maar aan uzelf ligt het nu tot wie u zich wendt om alle twijfel op te lossen en op alle vragen antwoord te ontvangen. En gezegend bent u als u zich dan altijd alleen tot MIJ wendt, uw GOD en VADER van eeuwigheid, DIE de WAARHEID is en deze waarheid schenken wil aan ieder die de waarheid begeert.
En steeds weer moet IK u zeggen dat de vrije wil van de mensen voor alles de verklaring is. Hij wordt niet gehinderd een richting op te gaan die van de waarheid afwijkt; en ieder mens wordt vanuit het geestelijke rijk beïnvloed, overeenkomstig zijn geestestoestand. En zo zal ook zijn denken meer of minder volgens de waarheid zijn. En op zijn gedachten bouwt hij zichzelf nu een zienswijze op, maar hij is er niet zeker van of die uit de eeuwige waarheid afkomstig is.
En wederom wordt de wil van ieder mens afzonderlijk beoordeeld of hij zijn medemensen iets schenken wil, of hij hen helpen wil en of de motivatie van zijn gehele doen goed is, of hijzelf dus liefdevol is en zijn medemensen gelukkig zou willen maken. En overeenkomstig daarmee zal hij ook juist denken. Hij mag zich echter niet reeds zelf een basis geschapen hebben waarvan hij nu uitgaat.
En daar moet u bijzonder veel belang aan hechten, dat de oorsprong van zijn opvattingen vastgesteld wordt. Want 'n hele berekening kan niet kloppen als er reeds in 't begin een rekenfout is ingeslopen. Daarom is steeds alleen dan de zuivere waarheid gewaarborgd, wanneer deze zich in een leeg vat kan uitstorten, wanneer IKZelf de BRON ben en de Krachtstroom van Mijn Liefde kan laten binnenvloeien in een vat dat geheel geledigd is. Dan kan IK een mens van de grond af aan onderwijzen en dan zijn verkeerde gedachten uitgesloten, want die kunnen naast de zuivere waarheid uit MIJ niet bestaan, ze worden onmiddellijk als vals herkend en ze worden daarom niet aangenomen. En zo'n zelfonderzoek moet ieder mens bij zichzelf verrichten die als tussenpersoon tussen MIJ en de mensheid werkzaam wil zijn en haar de waarheid zou willen doen toekomen.
Voor de geesteswereld staan alle mogelijkheden open om zich van een mens meester te maken, zijn wil aan zich te onderwerpen en dan door die mens te werken. Of het nu in goede of in slechte zin is, dat beslist de mens zelf die zich aan geestelijke krachten overlevert - dat zij zich door hem kunnen uiten.
En er bestaan in de geestelijke wereld zoveel verschillende graden van ontwikkeling, dat ook de mededelingen eruit geheel verschillend zijn. En u, mensen hebt niet altijd die gave van onderscheid die nodig is om zeker te zijn van de waarheid. Daarom zult u steeds van de kant van de lichtwereld er op gewezen worden uzelf zo te vormen, dat het werkzaam zijn van de Geest in de mens mogelijk is. Dat IKZelf dus, de VADERGEEST van eeuwigheid, door de Geestvonk in u MIJ kan uiten. Dan kunt u ervan op aan dat u alleen maar de zuivere waarheid wordt toegezonden.
IKZelf duid u steeds het kenteken van het werkzaam zijn van de goddelijke GEEST aan, dat u opheldering gegeven wordt over JEZUS CHRISTUS en Zijn Verlossingswerk. Want u, mensen leeft allen vergeefs uw aardse leven als u de weg naar HEM niet vindt, DIE alleen u bevrijden kan uit de macht van Mijn tegenstander. DIE alleen de oerzonde delgen kan die bestaat uit de afval van weleer van MIJ en DIE alleen u de kracht om vrij te worden kan schenken door Zijn aan het kruis verworven genaden om uw wil te versterken. Een bracht u ten val en EEN kan en zal u verlossen en weer tot Zich opheffen. Deze ENE moet herkend en erkend worden als Verlosser van de wereld in WIE IKZelf MIJ belichaamde en het Verlossingswerk voor de mensen volbracht.
Als het weten daarover u nog niet helder en duidelijk ontsloten wordt, bent u ook niet door MIJZelf onderwezen en u doolt zolang in de duisternis van geest tot u het licht gevonden hebt, dat rechtstreeks van MIJ uitstraalt en een ieder vervult die zijn hart maar opent en aanneemt wat IKZelf hem tracht over te dragen - direct of indirect. Maar deze moet ook uit het diepst van zijn hart naar de waarheid verlangen, dan zal hij ze ontvangen en ook het volle inzicht verkrijgen voor dat wat hem uit het geestelijke rijk wordt aangeboden.
IK kan niet anders dan u direct Mijn Woord, dat de zuivere waarheid is, doen toekomen. Het staat u vrij dit aan te nemen of u vreemde geestelijke leringen eigen te maken, die u weliswaar ook zullen aanspreken, maar altijd verblindende lichten blijven die geen effect hebben op uw ziel. Zodra u zich echter oprecht tot MIJ wendt, dat IK uw Geest verlicht en u het juiste gevoelen geef voor wat waar is en wat vals, zult u deze bede niet vergeefs uitspreken, want IK behoed ieder voor dwaling die ernstig naar de waarheid verlangt. Maar IK hinder ook Mijn tegenstander niet, die alles proberen zal om uw denken te verwarren en u ideeën en opvattingen in overweging te geven die tegengesteld zijn aan de waarheid. Want tot het einde toe zal hij tegen de waarheid vechten, op het einde echter zal IK u ook een licht toesturen dat uw geloof bevestigt en u zalig maakt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8803 Het uitgieten van de geest over de discipelen en ook nu
16 mei 1964: Boek 92
Dat Ik bij u zal blijven tot aan het einde, heb Ik u beloofd. En mijn woord is waarheid. Ik heb hier echter een voorwaarde aan verbonden, dat u Mij zult moeten vragen, dat u het antwoordt zult willen hebben van Mij, van de eeuwige Waarheid. En daarom zult u zelf met Mij in verbinding moeten treden en u zult ontvangen wat u vraagt. Want het uitgieten van de geest is niet alleen door mijn discipelen ontvangen. Al deze voorrechten gelden voor de mijnen die met Mij in zo’n innige verbinding stonden, dat Ik ze dus net zo kon bedenken als mijn eerste discipelen. En dit werkzaam zijn bij de mijnen is als eenmalig voorgesteld. Er is gewag van gemaakt als alleen geldig voor mijn eerste leerlingen en als eenmalige gebeurtenis. En bijgevolg is van het "werkzaam zijn van mijn geest" in de mens geen kennis genomen. En juist dit werkzaam zijn van mijn geest in de mens is het, waardoor Ik als uw God en Schepper word onderkend. Want juist dat brengt de verbinding tot stand tussen Mij en de mensen. Ik heb alleen een hart nodig dat voor de stroom van mijn liefdeskracht ontvankelijk is, waarin Ik binnen kan stromen om Mij nu daarin te openbaren.
En mijn openbaringen zijn het diepste weten over dat wat u was ontgaan. U zult weer te weten moeten komen wat u was, wat u bent en weer zult moeten worden. U moet daarover kennis ontvangen en dus moet het licht worden rondom u. Ik kon mijn geest uitgieten over mijn discipelen, omdat dezen helemaal met Mij waren verbonden. Omdat ze aan alle voorwaarden voldeden die voor het werkzaam zijn van mijn geest in hen vereist waren en omdat Ik tevoren het verlossingswerk voor hun oer-schuld heb volbracht. Toen waren mijn leerlingen van mijn geest vervuld en in mijn opdracht spraken ze nu uit, wat Ik zelf tot hen sprak. Ze konden nu onderrichten in mijn opdracht en de mensen mijn evangelie prediken. En zo zal Ik bij u blijven tot aan het einde, want Ik voer ten hemel en wilde u toch alleen mijn aanwezigheid te kennen geven. En deze zult u steeds weer moeten ondervinden. En u zult niet moeten menen dat u verlaten bent, want mijn geest is voortdurend onder u die innig met Mij verbonden bent. Ik wil u onderrichten en uw kennis vergroten, zodat u met recht zult kunnen zeggen: "Gods geest werkt in mij." En Ik kan u alleen in de waarheid onderrichten, zoals Ik het heb beloofd met de woorden: "Ik wil u bekend maken met de waarheid en u aan datgene herinneren wat Ik u heb gezegd".
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8819 Wie gelooft er aan de lange ontwikkelingsgang over de aarde?
24 juni 1964: Boek 93
Sedert uw afval van MIJ zijn aeonen jaren voorbijgegaan - een tijdsbegrip dat voor u onvoorstelbaar is, dat u echter nu zou kunnen beëindigen, als u de wil hebt, uiteindelijk bij MIJ aan te komen. In aller-kleinste partikeltjes opgelost, legde u deze weg af en tevoren moesten voor u al die scheppingen ontstaan waarvoor oneindige tijden nodig waren, tot de voormalige oergeest weer samengevoegd was zoals die van MIJ is uitgegaan. Elke fase van uw ontwikkeling bracht weer ontelbare voorstadia met zich mee, er kon geen fase worden overgeslagen - elke bloem, elk dier - moest doorlopen worden, want u zou niets kunnen zien wat niet in uw ziel al gestalte heeft gekregen.
Maar wie gelooft dat? Wie gelooft dat u een eindeloos lange tijd voor uw bestaan als mens hebt afgelegd en wie trekt daaruit de konsekwenties: op de laatste etappe van uw terugkeer in het VADERhuis, MIJ de gehele wil te offeren en eindelijk de lange tijd van zijn ontwikkeling te beëindigen? Wel zou u dit alles kunnen geloven, dan echter zult u er alles aan doen om nu de afsluiting - het vrijworden uit de vorm - te bereiken. Doch wie kan u het tegendeel bewijzen van datgene, wat u rechtstreeks van MIJ verneemt? Wie kan de zin en het doel van het aardse leven anders verklaren? En waarom schenkt u hem geloof, die het leven als doel in zichzelf doet voorkomen?
Omdat een geestelijke duisternis u omhult, die het werk is van Mijn tegenstander, die u tot uw afval van MIJ heeft aangezet. En deze geestelijke duisternis kan alleen worden opgeheven doordat IK u een juiste verklaring geef, maar het aan u moet overlaten of u ze aanneemt om uw vrije wil te eerbiedigen. En als IK u voor de geest stel dat u weer gekluisterd wordt in de vaste materie, als IK u daarvoor waarschuw en u aanspoor u te willen bevrijden uit de laatste keten, dan moet dit u toch Mijn Liefde voor u bewijzen, Die u terug wil winnen. U echter gelooft dit niet. U gelooft veelmeer aan een totaal vergaan na uw lichamelijke dood. U zult vergaan, maar niet naar uw geestelijke substantie, maar elk bewustzijn wordt weer van u afgenomen, u zelf echter gaat weer de smartelijke weg omhoog van ontwikkeling
O, als u toch zou willen geloven, als u toch zou willen inzien dat u onvergankelijk bent en alles weer daar wordt heen geplaatst, waar het volgens de toestand van rijpheid behoort te zijn; dat u zich zou kunnen vrijmaken van elke materiële vorm en eindelijk - na eindeloos lange tijd - weer terug zal kunnen keren in uw VADERhuis; dat u allen in de korte tijd van uw aardse leven de wil op zult moeten brengen om de laatste afvalstoffen van uw ziel kwijt te raken. Dan zult u waarlijk niets onbeproefd laten, want de heerlijkheden die u wachten in het rijk hierna zijn onvergelijkelijk.
Waar haalt u echter de zekerheid vandaan dat met dit leven alles is afgelopen? Wie kan u daarvoor een bewijs leveren? U plaatst verstandelijk denken tegenover Mijn openbaringen. Uw verstand is echter aan de invloed van Mijn tegenstander onderworpen zodra uw wil niet op MIJ gericht is. En vandaar ook die grote geestelijke duisternis, want hij wil u in geestelijke duisternis houden om u de weg naar MIJ niet te laten vinden.
En IK kan alleen door ongewone gebeurtenissen indruk op u maken, waardoor u mede schade berokkend wordt. En gezegend hij die dan nog tot het geloof aan MIJ komt, gezegend hij die ernaar verlangt in de waarheid onderwezen te worden. IK zal ME aan hem openbaren en hem helpen tot inzicht te komen. Want IK heb medelijden met al Mijn schepselen die zich zouden kunnen bevrijden van hun ketenen en die de tegenstander nog niet loslaat, omdat ze een te zwakke wil hebben en zichzelf niet bevrijden kunnen zonder de toevoer van kracht uit MIJ, die IK hun echter niet kan doen toekomen zolang hun wil nog van MIJ is afgewend.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8839 Ware verkondigers van de leer van Christus
12 augustus 1964: Boek 93
Het is van het grootste belang dat u kennis neemt van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Niet vaak genoeg kan u deze verwijzing worden gegeven, want wat u hier op aarde verzuimt, dat is niet meer in te halen in het rijk hierna, zelfs al zult u ook daar nog tot Hem worden geleid, Die u opneemt in Zijn rijk. Maar dit kan nog eeuwigheden duren wanneer u geheel ongelovig zult heengaan van de aarde. Maar ook wanneer u in kortere tijd de weg naar Hem zult vinden, dan zult u toch nooit het kindschap Gods kunnen bereiken, dat het hoogste doel is. Wanneer u maar het weten zou kunnen worden overgebracht van uw oerzonde, die aanleiding gaf tot de komst van Jezus naar de aarde, wanneer u zich maar liet onderrichten over de geestelijke reden van Zijn komst. Maar u mensen ontbreekt elk geloof, want ook de kerkelijke gelovigen weten niet dat het om veel meer gaat dan om de redding van tijdelijke zondeschuld, want het weten daarover zou de predikers heel wat indringender tot de mensen laten spreken. Maar dit weten kan alleen aan hem worden gegeven die een levend geloof heeft en dit moet door de liefde levend zijn geworden.
Dat er nu ook predikers zijn die diepgelovig zijn, valt niet te betwisten. Maar aan al deze predikers ontbreekt het geloof in "het werkzaam zijn van de Geest in de mens." Ze zijn volledig onwetend en slaan geen acht op datgene wat hun van beroepen zijde bekend wordt gemaakt. Ze luisteren niet naar binnen, daar ze anders ook wetend zouden zijn. En er ontbreekt hun ook het verlangen naar de waarheid. Ze nemen zonder bezwaar aan wat hun weer als waarheid is voorgehouden, zonder eens ernstig daar tegenover hun standpunt te bepalen. En er kan dan alleen dood weten overblijven. Alles wordt tot vorm, waarmee ze echter zonder bezwaar instemmen, en zo is een christendom ontstaan dat krachteloos is en geen mens dat geven kan, wat hem helpt zalig te worden.
U zult nog in het leven op aarde levend moeten geloven in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Want wie daartoe de mogelijkheid heeft, wie de grote genade heeft dat hem deze leer wordt overgebracht, die zal eens het verwijt zwaar treffen, zich daar niet grondiger mee bezig te hebben gehouden. Want zodra hij daar opheldering over begeert, zal deze hem ook toekomen. Hij moet voor het kruis uitkomen, hij moet zijn zondelast bewust onder het kruis dragen en om vergeving vragen, want hij zal (moet) zich steeds van zijn gebrekkige toestand bewust zijn en (zal) daarom ook weten, dat eigen misstappen de reden van zijn gebrekkige toestand waren. En te (hij moet) weten dat er Een is Die hem van zijn onvolmaaktheid kan verlossen, dat deze Ene echter ook moet worden aangeroepen in levend geloof. Het geloof kan echter pas door de liefde levend worden en zo moet tevoren de liefde worden beoefend, die de mens dan ook opheldering geeft over alles wat met de goddelijke Verlosser verband houdt.
U mensen, benut de korte tijd van leven op aarde die u allen nog vergund is, opdat u opheldering zult verkrijgen, wie Jezus Christus was en in welke betrekking (verhouding) u tot Hem staat. En u die kennis hebt van het Boek der boeken, u zou u ook daarover moeten informeren wat onder het "werkzaam zijn van de Geest" dient te worden verstaan. De onwetendheid zal het beste voor u verloren laten gaan, daar u anders tegenover de resultaten van het werkzaam zijn van de Geest niets in zou brengen, wanneer u hiervan kennis wordt gegeven. Maar alleen door zo’n opheldering zult u een weten kunnen ontvangen dat u volledig begrip schenkt voor het verlossingswerk, dat u nu echter ook het grote belang van het verlossingswerk van Jezus Christus zult inzien, zodat u alles doet om op aarde het kindschap Gods te verwerven, waartoe de verlossing door Jezus Christus op aarde al voorwaarde is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8849 De heiligen der laatste dagen
2 september 1964: Boek 93
Hoe vaak al heb Ik Me aan de mensen geopenbaard en hen Mijn Wil bekend gemaakt? En als de mensen zich alleen maar aan Mijn Woord zouden hebben gehouden, zouden alle ontstane dwaalleren direct zijn herkend als tegen Mijn Wil gericht. Maar elke geestesrichting heeft zijn aanhangers en zo ontstonden er hele geloofsgemeenschappen, die voor de waarheid van datgene, wat ze leerden, opkwamen; die zich houden voor de “heiligen van de laatste dagen”en hun opvattingen zo voorstaan, dat tegenover hen nauwelijks een mens zich kan staande houden. Maar nu openbaar Ik Me duidelijk, doordat Ik al die leren brandmerk, die Mijn Woord - u van boven gegeven - tegenspreken. En dit zijn er een heleboel.
Het is van zo grote betekenis, rechtstreeks van boven te worden aangesproken en Mijn Woord te vernemen, dat daarbij waarlijk elke dwaalleer uiteen moet vallen in het niets; dat ze geen recht meer heeft als waarheid te bestaan. Want de Bron van de waarheid ben Ik Zelf, de Eeuwige Waarheid, Die u nooit ofte nimmer in dwaling kan leiden, Die u geen verkeerde leer zal opdringen, Die zuiver en puur is en blijft tot in alle eeuwigheid. Er kan dus steeds maar één waarheid bestaan en deze mag zichzelf niet tegenspreken. Zolang u mensen zich nog aan uiterlijkheden vasthoudt, zolang u het bereiken van de rijpheid van uw ziel daarvan afhankelijk maakt, zolang bevindt u zich niet op de bodem van de waarheid. En zolang u niet op de hoogte bent van de reden van uw belichaming op deze aarde, zult u ook niet de juiste weg betreden, die u naar het doel leidt dat u moet bereiken.
U, mensen, denk er eens ernstig over na, in hoeverre elke door u verdedigde geestesrichting overeenstemt met Mijn Woord, Dat u van boven werd toegestuurd. En streef er allen naar, een mens te vinden, die de genade en de rijpheid heeft om Mij als opnamevat te dienen. En wanneer dit het geval is, zult u nauwelijks een leerstelling vinden die de andere tegenspreekt, want deze zijn alle door de Geest aangeleerd. Ze zijn door Mij Zelf aangeleerd en dat waarlijk in alle waarheid. En overal zal Mijn Woord veld winnen. Overal worden ook diegenen aangesproken, die nog in dwaling rondgaan. Maar in alle wilsvrijheid moeten ze de genadegaven van Mij in ontvangst nemen. Ze kunnen niet worden gedwongen. En daarom zullen er altijd weer mensen moeten zijn, die door Mijn boden werden onderricht en die nu ijverig werk in de wijngaard moeten verrichten, doordat ze weer doorgeven.
Maar niets gebeurt zonder strijd. Niemand zal bereid zijn, de dwaling los te laten. U zult als Mijn arbeiders moeten spreken en daarvoor Mijn genade voor u vragen. Maar één ding moet u duidelijk zijn: dat het geen gemakkelijke arbeid is, de mensen, die al te zeer in de dwaling verstrikt zijn, de zuivere waarheid te brengen. Want elke geestesrichting blijft bij haar geestelijke leer en laat zich alleen dan overtuigen, wanneer de mens een grote hoeveelheid aan liefde heeft. Dan is de Geest gewekt en verlicht Deze hem als een helder schijnsel van binnen. Dan neemt hij alles aan, wat u hem verkondigt en is hij u dankbaar voor het licht, waarin hij de samenhang van alles nu kan herkennen en begrijpen.
Er kan aan alle geestesrichtingen - hoe ze zich ook noemen - steeds slechts die ene vraag worden gesteld, of in hun gemeente “Mijn Geest” werkzaam is, Die Zich dan op die manier uit, dat een mens een belangrijk weten wordt toegezonden, zonder eigen toedoen. Een weten, dat hem opheldering verschaft over zijn oorsprong en zijn einddoel. Daar zal ook steeds de zuivere waarheid uit Mij zijn, omdat Ik steeds alleen maar hetzelfde kan zeggen, omdat de eeuwige waarheid nooit anders wordt en dus blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. En wanneer de mensen maar de goede weg zouden willen gaan, de weg naar mij en Mij om opheldering vragen - ze zouden allen waarlijk vol zijn van de Geest en geen mens zou meer kunnen vervallen in de onjuiste leren.
Doch dit is een aangelegenheid van de vrije wil. En de mensen gebruiken hun wil niet ten volle, maar ze luisteren naar wat hen door eveneens niet gewekte mensen wordt gezegd. En daarom groeit de dwaling tot in het oneindige. Daarom wordt hij niet onderkend en daarom komen ontelbare mensen voor dwaalleren op, die ze echter als dwaling zouden kunnen herkennen, als ze daartoe de wil zouden opbrengen. En dat is de grote geestelijke nood. En terwille daarvan heb Ik veel arbeiders in Mijn wijngaard nodig. En slechts weinigen zullen zich door dezen laten onderrichten; slechts weinigen nemen dat als waarheid aan, wat hen wordt aangeboden van boven. Maar Ik zal ieder zegenen, die Mij in Mijn werk ondersteunt, die ophelderend bezig is en zo de grote geestelijke nood helpt op te heffen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8861 Voortzetting van 8860
28 september 1964: Boek 93
Alles is u duidelijk gemaakt met overgrote Liefde, Die onbegrensd is en Zich aan ieder schepsel schenkt, ook aan het eens van MIJ afgevallen schepsel, want Liefde kan niet vergaan, Ze volgt het verlorene in de diepte en tracht het weer te bewegen om terug te keren. Daarom heb IK u ook het scheppingswerk zo beschreven dat IK ook het eerste wezen met grenzeloze Liefde omvatte, dat IK MIJ verheugde in zijn gelukzaligheid en aan hetwelk IK nimmermeer Mijn Liefde onttrokken zou hebben als het Deze niet vrijwillig afgewezen zou hebben.
Maar IK heb u ook duidelijk gemaakt waarin de vrije wil bestond, dat het wezen zichzelf veranderen kon en uit de eeuwige ordening is gestapt, en dat dit niet verhinderd kon worden omdat het een vrije wil had, zich uit Mijn wet van de eeuwige ordening te verwijderen. Het uitstappen uit Mijn wet was de zonde, waartoe IK echter nimmer een wezen heb gebracht daar dit in strijd is met Mijn Liefde.
IK Zelf ben in Mijn diepste WEZEN goed, in MIJ is er niets wat tegen de wet gericht is. IK kan ook geen enkel wezen haten, IK zal het voortdurend met Mijn Liefde volgen, maar IK kan niet het wezen dat tegen MIJ gezondigd heeft de gelukzaligheid schenken. IK zou ook niet hebben kunnen beweren dat het Mijn Wil geweest is dat het eerste wezen viel. U kent MIJ niet in Mijn overgrote Liefde en Barmhartigheid, Die geen hard Woord spreekt, ook al is uw schuld nog zo groot. IK constateer alleen wat in overeenstemming is met de feiten zonder echter toornig te worden, want Mijn Liefde is groter als Mijn "toorn" - en wat IK doe volgens Mijn heilsplan van eeuwigheid, geschiedt altijd alleen uit Liefde Die naar u uitgaat tot in alle eeuwigheid.
Wie derhalve van mening is, dat Lucifer vallen moest om dan voor MIJ een welkom werktuig te zijn, om voor MIJ als tegenpool te dienen, die verwisselt het op de hoogte zijn van zijn wil - die MIJ sinds eeuwigheid bekend was - met het voorbeschikken van het wezen - want deze wil was, omdat hij vrij was tegen MIJ gericht, zodat IK bijgevolg op deze wil Mijn heilsplan kon opbouwen. Dat een wezen zo totaal veranderen kon dat volmaakt geschapen was, dat het een haat tegen MIJ kon opvatten die onmetelijk diep was, dat is niet aan MIJ toe te schrijven, DIE de LIEFDE Zelf ben. IK onttrok ook dat wezen niet aan Mijn Liefde, daar haat een niet-goddelijke eigenschap is die in MIJ nooit een plaats kan vinden, die echter omdat de vrije wil zich eindeloos ver van MIJ verwijderen kon - ook tot de diepste haat kon omslaan. Dat betekent dus niet dat de haat in MIJ aanwezig is, dat IK alles, zowel het goede als het kwade in MIJ heb. Alles wat in MIJ is, bevindt zich in de goddelijke orde, alleen wat zich van MIJ verwijderd heeft, bevindt zich ook buiten de eeuwige orde.
U, mensen moet begrijpen dat het onjuist is te denken in MIJ ook maar de geringste verkeerde ordening te kunnen ontdekken, want dan was IK niet volmaakt, wat nu eenmaal het goede in hoogste volmaaktheid alleen zijn kan. Dat met Mijn oneindige Liefde ook de gerechtigheid samengaat is wel de aanleiding tot allerlei nood en lijden die u mensen treffen, die IK echter veel te graag ver van u verwijderd zou willen houden, als u dat toelaat door de juiste richting van uw wil.
En zo ook is de verwijdering van Mijn eerst geschapen wezen mateloos toegenomen en moet zo de afstand tot MIJ aan zichzelf toeschrijven, die IK terwille van de gerechtigheid niet naar believen verminderen kan, maar hij zal voor MIJ en Mijn heilsplan de tegenpool blijven tot ook zijn uiteindelijke verlossing kan plaats vinden. Daarom heb IK u de scheppingsdaad zo verklaard, opdat u niet in een verkeerde gedachtengang terecht komt, die u doet twijfelen aan Mijn hoogst volmaakte WEZEN, Dat alles buiten Zich heeft geplaatst in diepste Liefde. En waar liefde is kan nooit een slechte gedachte een wezen voorbestemmen om te vallen, een gedachte die nooit van MIJ kan zijn uitgegaan omdat IK hoogst Volmaakt ben.
Vertaald door Gerard F. Kotte
8863 Hoe is het kwade ontstaan?
3 oktober 1964: Boek 93
Zodra u mensen in Mij uw God en Schepper ziet, zodra u de juiste verhouding met Mij tot stand hebt gebracht, die van een kind met de Vader, staat u ook in de juiste relatie tot Mij, dat wil zeggen: u bent vervuld met diepe deemoed en u wacht er op door Mij aangesproken te worden, wat Ik niemand van u weiger die op de juiste wijze tot Mij bidt, waarvoor onherroepelijk de diepste deemoed nodig is, want aan de ootmoedige schenk Ik mijn genade. U mensen moet u echter voor mijn aanspreken openstellen, u moet iedere gedachte die na innig gebed in u opkomt als een antwoord van Mij zien. Want u kunt dan onmogelijk iets anders denken dan zoals het mijn wil is, omdat Ik tot u gezegd heb dat u alleen maar op de juiste manier, dat wil zeggen: in geest en in waarheid tot Mij moet bidden, opdat Ik uw gebed hoor en verhoor.
Toch hoeft u niet op ongewone resultaten te rekenen, dat u Mij nu hoorbaar verneemt, maar iedere gedachte die na innig gebed in u opkomt is mijn antwoord. En u zult dan waarlijk alleen maar goede gedachten hebben, die niet aan een andere bron ontsprongen kunnen zijn dan aan de mijne. U moet steeds bedenken dat Ik weet wanneer uw gedachten op Mij gericht zijn en dat u dan geen gedachten van de vijand kunnen treffen. U moet weten dat Mij deze houding van u ten opzichte van Mij lief is en Ik u nu geven kan naargelang de rijpheid van uw ziel, of Ik Mij hoorbaar uiten kan, wat toch in een heel enkel geval mogelijk is.
Wanneer Ik Mij echter hoorbaar kan uiten, is iedere dwaling uitgesloten. Want dan klinkt het in u als een helder klokje. U bent overgelukkig als u zo mijn stem verneemt. En Ik kan u dan openbaringen doen toekomen van diepste wijsheid en u zult zulke openbaringen zonder bezwaar geloof kunnen schenken. Nu valt echter dit ene te bedenken, dat de mens zich met dergelijke problemen bezighoudt en (alleen dan) zijn verstand een verkeerde weg gaat (kan gaan), waardoor de tegenstander de mogelijkheid gegeven is tussenbeide te komen en de mens dan ook wel een stem hoort, die hem echter niet gelukkig maakt maar een licht onbehagen in hem opwekt. En deze stem lost dan het probleem zo op, zoals het met de wil van de mens overeenkomt. En daarom is het juist bij zulke vragen dringend nodig dat hij het verzoek om "beschermd te worden tegen dwaling" tevoren naar Mij opzendt, omdat deze bede hem voor het werkzaam zijn van de tegenstander behoedt. Dan maakt hij zichzelf ontvankelijk voor het antwoord dat nu van Mij zelf tot hem kan komen, daar dit verzoek de tegenstander wegdringt.
En juist de vraag, of ook het kwade van Mij is uitgegaan, houdt u mensen heden nog bezig, evenals in de tijd van die openbaringen daarover. Ik kan u echter steeds alleen maar zeggen dat Ik geen slechte gedachten in Mij kan overwegen, dat alles alleen goed kan zijn wat van Mij is uitgegaan. Hoe is dan het kwade in de wereld gekomen?
In het denkvermogen van het wezen hebt u de verklaring. Want dit was vrij, kon dus de goede gedachten die van Mij naar het wezen toe straalden in vrije wil veranderen. En vrije wil betekent, zich in iedere richting te kunnen ontplooien. Dus is het kwade geboren in de vrije wil. Het was er tevoren niet! Het is een product van de vrije wil. Het is er, omdat het denkvermogen van het wezen hem geen beperking oplegde - een scheppingsproduct van hem, die van zijn macht blijk gaf, tegengesteld aan Mij en mijn wil, die dus, daar hij de gave had te kunnen scheppen, nu ook het "kwade" schiep, dat dit aan hem te wijten was, dat hij ter wereld heeft gebracht en daardoor dus een onrein wezen geworden is.
Steeds wilt u Mij, als het volmaaktste Wezen, het kwade ten laste leggen waarvoor bij Mij nooit plaats zou zijn geweest. Dat echter mijn tegenstander zelf de oorsprong van het kwade was, dat hij zijn denkvermogen in zichzelf tot kwaad deed worden, omdat hij zich verwijderde uit de stroomkring van mijn liefde en dit dus een "uittreden" uit mijn ordening van eeuwigheid was, dat kunt u zich niet voorstellen. Dat hij precies zoals Ik een zelfstandig wezen was en de hem van Mij uit toe gestraalde goede gedachten uit eigen vrije wil veranderen kon en ze veranderd had, was het begin van de zonde tegen Mij. Want Ik had alle wezens de vrije wil gegeven, Ik had alle wezens met een denkvermogen uitgerust.
Hoe kwam het dan dat niet alle wezens hun vrije wil en hun denkvermogen op dezelfde wijze gebruikten? Hijzelf was het die het kwade uit zich heeft voortgebracht, dat ermee begon, dat hij in zichzelf een verkeerde liefde voelde, dat hij Mij de kracht misgunde en daaruit dan al het kwade voortkwam - maar in hemzelf zijn oorsprong had, omdat hij zijn denkvermogen verkeerd gebruikte, wat Ik echter vanwege de wilsvrijheid niet veranderen kon, maar van Mij uit kwamen er geen verkeerde gedachten naar hem toe.
U moet steeds bedenken dat dit wezen, Lucifer oftewel lichtdrager, iets anders geweest is dan de wezens, voortgebracht door de wil en de kracht van ons beiden, dat Ik Mij in hem een evenbeeld geschapen heb, een wezen, dat precies zo was als Ik zelf en dat Ik ook de grootste scheppingsmacht gaf en dat derhalve ook uitermate goed was. Maar het enorme aantal van de uit ons voortgekomen wezens maakte hem arrogant, en deze verwaandheid vertroebelde tijdelijk zijn denkvermogen - en dit was al een geringe opwelling van eigenliefde die tegen mijn Wezen gericht was.
En daarom zeg Ik: Wat zijn eigen weg, buiten Mij, ging, dat verkeerde niet meer in mijn orde. En dit wezen - Lucifer - heeft met Mij gebroken en alles in hem veranderde tot een door en door slecht wezen. Het liet zelf uit zich alle slechte eigenschappen ontstaan en bracht ze tevoorschijn. U kunt steeds alleen maar zeggen: Hij, als ook een macht gelijk aan Mij, bracht het kwade in de wereld - maar niet, dat Ik ook het kwade in Mij zou hebben en op dat wezen zou hebben overgedragen. Want de omstandigheid dat er ook niet gevallen wezens waren, zou u er van moeten overtuigen dat het denkvermogen niet ten de val zou hebben hoeven te leiden, dat echter mijn tegenstander veel middelen ter beschikking stonden om zijn aanhang eveneens ten val te brengen.
Alleen al dat Ik als het hoogste Wezen voor hen niet zichtbaar was, hij echter in alle volheid van licht straalde en zij hem als hun god erkenden, niettegenstaande het helderste licht. Want de afval strekte zich uit over eeuwig lange tijden. Dus kon hij niet als "onzuivere" geest door Mij geschapen zijn en konden die slechte eigenschappen zich langzaam ontwikkelen, maar nooit hadden ze in Mij hun oorsprong, daarentegen in hem, die net als Ik machtig was, maar wel een begin had - wat hij heel goed wist. En zo is ook het kwade begonnen toen de afval van de geesten van Mij begon. Tot dan was echter alles volmaakt en dus is ook hij in alle volmaaktheid uit Mij voortgekomen, wat echter niet uitsloot dat hij zijn begaafdheid anders gebruikte dan mijn bedoeling was.
En dat had dus zijn "denkvermogen" tot stand gebracht, dat Ik echter niet voorbeschikt heb, maar van Mij uit stroomden hem altijd alleen maar goede gedachten toe. En steeds weer wijs Ik u op de ontelbare niet gevallen wezens, die eveneens het denkvermogen hadden, maar in Lucifer het misbruik van krachten ontdekten, die het kwade naar de wereld bracht en Mijzelf er verantwoordelijk voor stelde dat Ik het kwade in Me zou hebben en hij zo ook die mensen altijd op een dwaalspoor zal brengen die daarvoor ontvankelijk zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8867 De overgrote genade van God is Zijn toespreken
13 oktober 1964: Boek 93
De genade Mij Zelf te horen is zo onmetelijk groot, dat u niet in staat bent het te begrijpen. Ik Zelf, uw God en Vader, buig Me naar u mensen over en spreek tot u. De hoogste Geest van de oneindigheid, de Schepper van al datgene wat bestaat, de Leider van al wat geschiedt, die op aarde regeert evenals in de hemel, die het hele universum heeft geschapen, die spreekt tot u mensen die de van hem afgevallen oergeesten bent. En Hij spreekt tot u om u aanleiding te geven naar Hem terug te keren. Hij geeft u in eeuwigheid niet op, al blijft u nog eeuwigheden op afstand van Hem. Mijn Liefde voor u is grenzeloos en daarom rust ze niet eerder dan dat het werk van het terugvoeren haar is gelukt, dat het laatste geestelijke is verlost, dat ook de verloren zoon is teruggekeerd in het Vaderhuis.
Maar dat u mensen deze verbinding met Mij tot stand zult kunnen brengen, dat is het grootste wonder; dat Ik Zelf Me naar u over buig en tweespraak houd met u, die nog ver van uw voltooiing bent verwijderd. Ik spreek u allen toe en maak u Mijn wil bekend, die alleen daarin bestaat, dat u zult moeten veranderen tot dat wat u was in het allereerste begin. En u allen zult Mij kunnen vernemen, wanneer u luistert naar het opnamevat - de mens die Ik heb uitgekozen om tot u allen te kunnen spreken. Ik verlang van u alleen maar dat u uw harten voor Mij opent, dat niet alleen uw oor de woorden zal horen, maar het hart Mij kan vernemen en dat u er nu ook gehoor aan geeft. Dat u nu Mijn wil vervult en zo leeft dat u verandert. Dat u de eigenliefde in u tot zuivere onzelfzuchtige liefde omvormt en daardoor dichter bij uw volmaaktheid komt.
Het is een buitengewoon geschenk van genade dat Ik ieder van u aanbied. En u zult het eens bitter berouwen wanneer u daar helemaal aan voorbijgaat. Want er blijft u niet veel tijd meer tot aan het einde. En de laatste grote genade niet te hebben benut, zal u ver terugwerpen en uiteindelijk zal de hernieuwde kluistering weer uw lot zijn. En dit wil Ik u besparen. Daarom zult u ook het oor moeten lenen aan diegenen, die u Mijn boodschappen brengen. Die Ik ervoor heb bestemd om u aanmaningen en waarschuwingen te doen toekomen en die van Mij ook het recht hebben, zich Mijn boden te mogen noemen. Die Ik voortdurend onderricht en die hetzelfde bij u moeten doen, opdat ook u van Mijn wil hoort en hem tracht te vervullen. U weet niet in welke nood u zich bevindt, want de wereld kan u niet dat bieden wat uw ziel verlangt. Ze kan u alleen beletten het verlangen van de ziel te stillen. En de ziel is in grote geestelijke nood, want het aardse leven is spoedig voorbij en op de ziel werd geen acht geslagen. Haar toestand in het rijk hierna is daarom armzalig. Ze staat naakt en bloot, arm en behoeftig, aan de ingang tot het hiernamaals en bezit niets aan geestelijke goederen.
En deze grote geestelijke nood wil Ik opheffen. En Ik spreek u allen toe. Maar daar u een vrije wil bezit, kan Ik u er niet toe brengen dat aan te nemen. Maar steeds zult u het feit voor ogen moeten houden, dat u in het bezit bent van een grote genade, wanneer uw God en Vader u Zelf toespreekt, en dat u zich eens zult moeten verantwoorden, of u deze genade hebt benut. Want eens zult u de verandering tot volmaaktheid moeten voltrekken. En bereikt u het niet in dit aardse leven, dan loopt u het gevaar nog eens de gang door de materie te moeten maken. Maar dit is zo verschrikkelijk, dat Ik alle middelen aanwend om u nog tevoren tot deze verandering over te halen, opdat het lot van de hernieuwde kluistering u niet treft wanneer het einde is gekomen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8887 Wanneer en waarom werd het volmaakte onvolmaakt?
25 november 1964: Boek 93
Alles wat uit Mij afkomstig is moest volmaakt zijn omdat Ik eenvoudigweg niets onvolmaakts scheppen kon, omdat mijn liefde, wijsheid en macht geen onvolmaaktheid toelieten bij de scheppingen die mijn wil buiten Mij plaatste. Dit gebeurde dus "in het begin", toen Ik er behagen in schiep voor Mij een wezen te scheppen en het uitrustte met dezelfde macht om te scheppen, om dan dit wezen gelukkig te maken door gelijke wezens buiten ons te plaatsen door zijn wil met gebruikmaking van mijn kracht. Mij echter deze volmaaktheid te ontzeggen, dat kunnen alleen de mensen doen die zich zelf in een toestand van onvolmaaktheid bevinden. Die dus in hun beperking van het denken zich niet de staat van volmaaktheid kunnen voorstellen waarin het dan onmogelijk is iets onvolmaakts te laten ontstaan.
Maar wanneer van Mij alleen het volmaakte kon uitgaan, wanneer is dan dus de verandering van het volmaakte in het onvolmaakte ingetreden? Deze vraag is moeilijk en toch ook weer gemakkelijk te beantwoorden. Dat het hoogst volmaakte, door Mij geschapene, geheel in het tegendeel kon veranderen, zal u eeuwig onbegrijpelijk blijven. Maar dat de vrije wil ook de verwijdering van de goddelijke ordening toeliet, moet u begrijpelijk zijn. Want de vrije wil kon uit de goddelijke ordening naar buiten treden. Hij zelf kon de goddelijke ordening omver stoten, dus hij kon het oorspronkelijk volmaakte veranderen in het tegendeel, in een toestand van het niet-goddelijke die geheel indruiste tegen mijn volmaakte wezen, die mijn eerst geschapen geest, die met dezelfde scheppingskracht was uitgerust, krachtens zijn denkvermogen voor zich teweeggebracht.
Ik kon in mijn volmaaktheid geen verkeerde gedachten in Me hebben, maar hij kon dit wel omdat hij een vrije wil had die hij verkeerd gebruikte. Voor Mij zou een verkeerde gedachte een onmogelijkheid zijn geweest, maar voor hem was het mogelijk door zijn denkvermogen, dat anders gericht was door zijn vrije wil. En u bent als mens in uw denken beperkt. U tracht u in mijn wezen zelf een verklaring te geven dat ook het kwade uit Mij is voortgekomen, maar u bedenkt niet dat dan de val van de geesten aan Mij zelf toe te schrijven zou zijn als Ik de wezens niet volmaakt buiten Mij zou hebben geplaatst. Maar dat u aan hem de val te danken hebt, wilt u niet aannemen. Veeleer zoekt u de schuld bij het hoogst volmaakte Wezen Dat waarlijk u alleen kon scheppen zoals dit mogelijk was: in de hoogste volmaaktheid.
Dat u al het tegengestelde ook in Mij verankerd wilt zien, is alleen een bewijs dat mijn oerwezen u vreemd is. Ik weet goed wat met Mij in tegenspraak is, omdat Ik het verkeerde denken van mijn tegenstander op de voet kon volgen en wist waarin zijn zonde bestond: dat hij tegen Mij in opstand kwam, dat hij Mij mijn kracht misgunde en Mij dus langzamerhand begon te haten. En Ik wist ook waar zijn gezindheid heen voerde, maar Ik hinderde hem niet bij zijn val, en ook niet de wezens die hem wilden volgen, hoewel ook dezen in alle volmaaktheid van Mij zijn uitgegaan. Daar Ik echter de wezens had uitgerust met een vrije wil, kon Ik ze ook niet verbieden de gedachten van hem aan te nemen die Mij geheime weerstand bood. En deze gedachten brachten ook de wezens ten val, daar hij nu al zijn gedachten van haat op die wezens overdroeg, die hen tot de afval bewogen. Want ze kwamen in opstand tegen Mij, erkenden Mij niet meer en wezen mijn liefdeskracht af.
Hoe vals het echter is, in Mij al het tegenstrijdige te willen zien, komt daaruit voort dat u aan mijn liefde zou kunnen twijfelen, die u dus naar mijn evenbeeld schiep. Dat u aan mijn wijsheid zou kunnen twijfelen die uw val dus voorstaat en dat voor u ook mijn almacht twijfelachtig zou zijn die steeds alleen het hoogst volmaakte kan scheppen. En daarom weerleg Ik dus deze leer als een dwaalleer, die u steeds verhinderen zal Mij in mijn oerwezen juist te zien, en u mij de liefde ontzegt die Ik van u verlang.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8893 Jezus Christus moet door de mens worden erkend
13 december 1964: Boek 93
U bent de kring van Mijn Liefdelicht binnengegaan, zodra Ik u kan toespreken. Want dan opent u uw hart voor Mij en bent u bereid Mijn Liefdekracht te ontvangen. Eens sloot u zich af voor de lichtstraal van Liefde. En uw wezen was alleen maar weerstand tegen datgene wat u tot nu toe mateloos gelukkig maakte. U verloor daardoor elk inzicht, dat u nu weer wordt toegestuurd. U werd krachteloos en zult nu weer kracht in overvloed in ontvangst kunnen nemen. Alle tekenen van achteruitgang waren in u aanwezig, maar nu zal de weg u omhoog leiden.
Alles waar u naar streefde was negatief. Maar nu zult u alleen maar positieve invloed kunnen hebben op al het nog onvolmaakte geestelijke, dat - net als u - als mens over de aarde gaat. U was eindeloos ver van Mij verwijderd. Maar nu komt u steeds dichter bij me. De brede kloof die ons scheidde is overwonnen. Want uw wil is weer op Mij gericht, zoals hij het was in het allereerste begin. U staat dicht voor uw doel: de algehele vereniging met Mij.
Maar één ding is daarvoor noodzakelijk: dat u Mij Zelf weer erkent, dat u in Mij de goddelijke Verlosser ziet die voor uw vroegere zonde heeft geleden en is gestorven aan het kruis, om boete te doen voor dit vergrijp. Het zou voor u niet mogelijk zijn deze band met Mij tot stand te brengen, wanneer u nog onder de last van de oerzonde gebukt ging. Want dan zou Mijn tegenstander u nog in zijn macht hebben, die elke band met Mij zou verhinderen, wanneer u zich niet tot Jezus Christus wendt die hem weerstand bood en hem heeft overwonnen, wanneer niet Ik Zelf u zou helpen, die in Jezus “Mens” geworden ben.
Een positieve ontwikkeling als mens kan alleen plaatsvinden, wanneer eerst de schuld is vergeven, daar het u anders niet mogelijk zou zijn dat u Mij weer zult horen, zoals in het allereerste begin; dat u door Mij bekend wordt gemaakt met de zuivere waarheid; dat uw kennis toeneemt en u dus duidelijk met Mij in verbinding staat. En daarom is het voornaamste in het aardse bestaan, dat de mens uitsluitsel krijgt, waarom hij Jezus Christus moet erkennen, omdat pas dan de positieve ontwikkeling kan beginnen, daar hij anders het aardse bestaan weer net zo verlaat als hij het is binnengegaan.
De zonde van de opstand tegen Mij is geschied en kan niet eerder worden geschrapt tot Hij wordt erkend die de zondeschuld voor u heeft betaald. Dus kan Ik tevoren een mens geen opheldering geven en hem niet naar waarheid onderrichten, voordat hij de weg naar het kruis is gegaan, voordat hij zijn zondeschuld heeft overgedragen aan Hem die ze voor hem teniet heeft gedaan. Maar dan is het ook niet moeilijk opwaarts te klimmen, want hij kan weer de kring van Liefde binnengaan en zich dus positief ontwikkelen. Het zal hem gemakkelijk vallen, want aan kracht zal het hem waarlijk niet ontbreken, omdat Mijn Woord de kracht is die hij nu ontvangt.
Doch het is niet mogelijk zonder Jezus Christus dezelfde weg te gaan, die omhoog voert. Want de oerschuld belast hem en elke klim omhoog zal worden verhinderd door Mijn tegenstander, die dan nog steeds de macht over hem heeft, die hij ook waarlijk gebruikt. Daarom is er in de eindtijd ook weinig geestelijk succes te boeken, want het geloof in Jezus Christus is nog maar zelden te vinden. En al belijdt een mens Hem ook, dan is dit meer voor de vorm, om niet tegen te spreken. Maar in geval van nood zal hij geen openlijke bekentenis afleggen en Hem gemakkelijk opgeven.
En toch moet er van de kant van de verkondigers van Mijn Woord uitsluitsel worden gegeven aan ieder mens die daar ontvankelijk voor is, dat hij tenminste de bekendheid met Hem meeneemt naar het rijk hierna, omdat het ook dan nog kan leiden tot verlossing uit de duisternis.
Zodra dus een mens bewust met Mij de diepe, innige band tot stand brengt, kan Ik hem ook onderwijzen en hem over alles in kennis stellen. Maar dan zal hij niet moe moeten worden ook zijn medemensen hetzelfde over te brengen. Weliswaar zullen nu ook alleen diegenen dat aannemen, die niet onwillig zijn zich te laten verlossen, die de gang naar het kruis aanvaarden en die Ik dan ook verder kan helpen, tot zij ook de band met Mij zijn aangegaan en steeds dichter bij hun voltooiing komen. Want het is het geloof in het verlossingswerk van Jezus Christus, dat pas de deur opent naar het lichtrijk, omdat Hij de strijd is aangegaan met hem die u allen in zijn macht heeft en houden wil, maar van wie Jezus Christus de zielen heeft gekocht. En dus is er alleen nog de eigen wil voor nodig, zich ook te laten vrijkopen.
Probeer aan allen de reden en betekenis van het verlossingswerk duidelijk te maken, u die van Mij Zelf kennis hebt genomen. Want aan dit vraagstuk mag geen mens voorbijgaan, wil diens aards bestaan succesvol zijn, zodat hij kan binnengaan in het rijk van licht en gelukzaligheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8923 God zet een grote dwaling recht
1 februari 1965: Boek 93
Ik wil u een zeer belangrijke opheldering doen toekomen, die een licht moet geven aan u, die nog gelooft, dat in Mij ook het kwade is verankerd en dat Ik de wezens dus moet hebben geschapen met alle slechte aandriften en eigenschappen. U, die als mens tegen al deze aandriften hebt te strijden om weer de oertoestand te bereiken, bent zo niet uit Mij voortgekomen, want Ik zou dan een wereld hebben geschapen van geesten, die niet voor Mijn evenbeelden konden worden gehouden. Alles is hoogst volmaakt uit Mij voortgekomen en is ook eindeloos lang in deze volmaaktheid gebleven. Wanneer ze dus Mijn evenbeelden waren, dan moest Ik Zelf volgens uw mening in Mijn Oerwezen alle slechte eigenschappen in Mij hebben. Bijgevolg moest Ik een tweeslachtige god zijn, die tegelijkertijd zowel goed als kwaad heeft geschapen. Maar dan waren de wezens niet schuldig te noemen, omdat ze volgens hun aanleg zich van Mij hadden verwijderd. Maar dan zou ook het verlossingswerk van Jezus Christus niet nodig zijn geweest, want een “zonde” is een vergrijp tegen Mij, dat het wezen echter niet kon begaan, daar het niet anders geschapen was. Dus Ik Zelf zou voor die zogenaamde zonde de aanleiding hebben gegeven.
Wanneer u zich het Volmaaktste Wezen zo voorstelt, dat in Hem alle tegenstellingen verankerd zijn, dan spreekt u zichzelf tegen, want wat volmaakt is moet goed zijn; het kan niet met alle niet goede eigenschappen in verband worden gebracht, omdat het dan niet meer volmaakt is. Maar al het gevallen geestelijke is nu met de oerzonde belast, die het eeuwig alleen niet kan goedmaken. Daaruit kunt u opmaken, hoe ontzaglijk groot en zwaarwegend deze zonde tegen Mij is. En voor deze zonde zou Ik Zelf de aanleiding zijn geweest? Voor een zonde, die een zodanig werk van erbarming vereiste, zoals de Mens Jezus heeft volbracht, Die inzag dat juist terwille van de Gerechtigheid deze zonde eens moest worden goedgemaakt?
Een van de meest zuivere Engelen bood Zich aan voor dit werk van verzoening, in het besef, dat de zonde van de afval van God het grootste vergrijp tegen Zijn Liefde was. En deze zonde zou Ik Zelf in de hand hebben gewerkt, doordat Ik de wezens met “alle tegenstellingen” schiep? Om dan voor deze van Mij uit veroorzaakte zonde deze wezens een zo buitengewoon smartelijke gang door de materie te laten gaan, wat dus weer zou resulteren in een oerslecht wezen, maar niet in de grenzenloze Liefde van een hoogst Volmaakte God en Schepper, Die uw aller Vader wil zijn.
Alles, wat op de zondenval gevolgd is, zult u op rekening van Mijn tegenstander kunnen zetten, die dus zelf de beweegreden is geweest, die alle slechte aandriften in u heeft geplant en dat ook kon op het ogenblik, waarop u zich tegen de uitstraling van Mijn Liefde verzette en dus ook geen kracht meer bezat om weerstand aan hem te bieden. Zolang u deze onjuiste leer nog verdedigt, is Mijn Volmaaktheid voor u nog een zeer onduidelijk begrip. Zolang u nog het ontstaan van het kwade bij Mij zoekt, zolang is het verlossingswerk van Christus voor u nog niet echt begrijpelijk. Want van de oerschuld zult u dan pas kunnen spreken, wanneer u daar volledig verantwoordelijk voor bent en dat zou u niet zijn, wanneer Ik Zelf u zo zou hebben geschapen, dat u de aanleg tot zonde al in u had. Daar u echter belast bent met de oerschuld, waarvan u alleen door Jezus Christus verlost zult kunnen worden, maar u Mij niet van onrechtvaardigheid zult kunnen betichten, zo volgt hier heel duidelijk uit, dat uzelf zich schuldig heeft gemaakt aan de zonde tegen Mij; dat Mijn tegenstander u tot deze zonde heeft aangezet, die u in vrije wil hebt begaan en er daarom ook volledig verantwoordelijk voor bent; dat u dus aan alle kwellingen en leed uit het verleden zelf schuldig bent en Jezus Christus u erbij helpt van deze schuld vrij te worden.
U, die Mij zult willen dienen door het verbreiden van de waarheid, is de scheppingsdaad uitvoerig duidelijk gemaakt, voor zover u in staat bent het te begrijpen. En uit dit alles blijkt, dat de geestenwereld in het allereerste begin in alle volmaaktheid buiten Mij werd geplaatst en dat Ik eeuwigheden lang met het leger der oergeschapen geesten uitermate gelukkig was. Doch Ik was sinds eeuwigheden ook op de hoogte van de vijandschap van Mijn eerste - buiten Mij geplaatste - geest. Ik was op de hoogte van diens tegenstand en van de verwarring, die hij zou aanrichten onder Mijn oergeschapen geesten. Ik was op de hoogte van zijn afval van Mij, maar Ik had hem als Mijn evenbeeld buiten Mij geplaatst, met dezelfde macht en kracht om te scheppen. En Ik heb hem ook niet gehinderd, toen hij deze macht misbruikte en al zijn verkeerde, verdraaide, eigenschappen overdroeg op diegenen, die hem vrijwillig volgden, want Ik liet alle wezens hun vrijheid van wil. En zo ook was de val in de diepte te verklaren, die alleen in vrije wil plaatsvond en daarom zo zwaarwegend was, omdat de wezens zich nog in het licht van inzicht bevonden en zij desondanks alle slechte eigenschappen van Mijn tegenstander hebben aangenomen, die hij in hen heeft gelegd, waarvoor Ik Zelf echter niet verantwoordelijk kan worden gesteld.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8941 1 Korintiers 15 vers 29: Doophandeling voor een dode
22 februari 1965: Boek 94
Laat Me u uitleggen, wat u wenst te weten: Alleen maar Mijn Geest kan u onderrichten, wanneer u verstandelijk de zin van de woorden niet zult kunnen begrijpen, want uw verstand gaat verkeerde wegen, vooral dan, wanneer het om een woord gaat, dat niet van Mij is uitgegaan. Dan is het nodig Mijn Geest te bevragen, Die u opheldering kan en zal geven. Een dode ten doop houden heeft nooit bestaan, maar wel een doophandeling voor een dode. En hiervan zult u slechts het volgende kunnen aannemen als een zinnebeeld: dat de mens zich ontfermt over zijn medemens, dat hij een “geestelijk dode” wil helpen te leven, dat hij hem het Water des levens aanreikt en hem dus “doopt”, doordat hij hem Mijn Woord aanbiedt in liefde, wat trouwens onder “doop” is te verstaan.
Steeds weer heb Ik van “doden” gesproken en steeds weer waren de doden in de geest daaronder te verstaan. Wanneer Ik u zei: “Laat de doden de doden begraven”, zo was dat toch het meest voor de hand liggend Woord, dat u allen moest begrijpen, dat Ik van de doden in de geest heb gesproken. En zo zijn ook deze woorden te begrijpen, die Mijn apostel sprak en die overduidelijk waren, dat ieder mens zich moest ontfermen over de geestelijk dode. Maar dat een mens een dode ten doop zal houden is een verdraaiing van het woord, dat ook niet van Mij is uitgegaan en ook niet door Mijn apostel zo kon worden overgenomen. De mensen hebben er zuiver wereldllijke begrippen in gebracht, die hun lage geestestoestand verrieden, maar die door iedere door de Geest gewekte mens werden ingezien als onjuist en die niet als “Mijn Woord” mogen worden weergegeven, omdat zo’n woord grote verwarring zal aanrichten.
Wie de doop in de geestelijke betekenis van het woord begrijpt, zal zich ook door die woorden niet van de wijs laten brengen. Hij zal ze inzien als vals en niet uitgegaan van Mij, Die u alleen steeds opheldering geeft. En al deze ophelderingen spreken elkaar niet tegen. En wanneer Ik u de betekenis van de doop begrijpelijk heb uiteengezet, dan kan onmogelijk dat woord waar zijn, omdat het Mijn Woord compleet tegenspreekt. Dus zult u moeten geloven, wat u door openbaringen wordt toegevoerd, omdat Ik u niet aan verkeerd denken wil overlaten, wanneer u de zuivere waarheid begeert.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8963 Stemmen de evangeliën overeen met de waarheid?
15 april 1965: Boek 94
Het is een begrijpelijke vraag die u bezighoudt, wanneer u verlangt naar de waarheid. Dat er zich overal veranderingen hebben voorgedaan valt niet te ontkennen, omdat Ik de vrije wil van de mens geen geweld aandoe wanneer hij zelf veranderingen doorvoert, deels als gevolg van verkeerde vertalingen, deels ook teweeggebracht door het spraakgebruik dat overal anders is en zich ook leent voor de meest verschillende uitleggingen. En zou u op de oorspronkelijke tekst teruggrijpen, dan zijn ook deze aantekeningen afwijkend van elkaar. Maar ze geven mijn leer niet verkeerd weer. Ze geven mijn woorden zo weer, zoals Ik ze heb gesproken, omdat deze woorden van Mij onvergankelijk zijn en zullen blijven. Maar nu wenst u te weten wie van Mij uit opdracht heeft gekregen om mijn goddelijke leer van de liefde, evenals mijn levenswandel op te tekenen.
En Ik kan u daarop alleen maar antwoorden, dat Johannes, mijn meest geliefde leerling, de rechtstreekse opdracht van Mij had en dat hij bijgevolg deze opdracht ook is nagekomen. Maar nu heeft ook mijn apostel Mattheus, die eveneens het schrijven machtig was, geschriften nagelaten. Maar hij heeft meer van de aardse feiten melding gemaakt. Daarom is hij voor Mij een net zo trouwe dienaar geweest. Maar er komen in zijn notities kleine afwijkingen voor, die echter niet zo moeten worden verklaard, dat iedere schrijver dezelfde gebeurtenissen anders heeft gezien. Maar het gaat dan om dubbele gebeurtenissen, want Ik heb vaak dezelfde dingen gedaan. Doch dit evangelie is voor u nog verborgen en vervangen door een discipel met dezelfde naam, die door de geest Gods is aangezet, net als de evangelisten Lukas en Markus, die pas in latere jaren hebben opgetekend wat ze hoorden over Mij en mijn verlossingswerk. U zult er nu ook op kunnen vertrouwen dat ze onder de invloed van mijn geest stonden, daar ze anders nooit aan zo’n werk zouden zijn begonnen.
En voor ieder mens die door de Geest is gewekt, zal het ook mogelijk zijn de kleine veranderingen te herkennen die in de loop der tijd zijn binnengeslopen. Maar steeds zal hij zich aan mijn rechtstreekse uitspraken kunnen houden, daar Ik mijn woord bescherm tegen veranderingen. Weliswaar zult u nu ook deze woorden van Mij verkeerd kunnen uitleggen, wat u ook hebt gedaan en zo de door Mij gesproken woorden een andere betekenis hebt gegeven, maar een mens met een gewekte geest zal deze steeds herkennen als onjuist. En wanneer u nu weet dat u zonder bezwaar ook alle evangeliën, als door mijn Geest overgebracht, zult mogen aannemen, wanneer u maar de verrichting van het overbrengen in verschillende periodes plaatst, dan is wel het evangelie van Johannes door Mij als eerste gegeven, omdat Johannes als het ware alles heeft meegemaakt en daarover ook het uitvoerigste kon berichten. Maar ook aan de andere evangeliën kan zonder bezwaar geloof worden gehecht, want ze spreken elkaar niet tegen. Alleen kunnen ze in de loop der tijd kleine veranderingen hebben ondergaan, maar deze zijn onbeduidend en worden herkend. Wanneer de vertalers zich streng aan de grondtekst houden, wanneer ze niet zelf de woorden veranderen in overeenstemming met hun spraakgebruik, dan kan ook worden aangenomen dat de evangeliën zuiver bewaard blijven. Maar dit laatste zou achterwege moeten worden gelaten, omdat daardoor de betekenis volkomen veranderd kan worden. En ook de “toelichtingen” vragen om een gewekte geest. Het wereldlijk onderzoek helpt wat dat betreft niet, al bewandelt het ook geestelijke wegen.
En steeds weer worden zulke “toelichtingen” gegeven, die afleiden van het juiste denken. En er is zo menige passage die een zuiver menselijke uitleg heeft gekregen, terwijl ze alleen geestelijk moet worden verstaan, wat echter steeds alleen dat betreft, waarvoor deze toelichtingen werden gegeven.
Vanwege de vrije wil van de mensen kan Ik het niet verhinderen. Maar Ik hoed het woord dat Ik tijdens mijn leven op aarde heb gesproken zo goed mogelijk, opdat u, die in de waarheid wenst te staan, daarover het juiste uitsluitsel wordt gegeven.
Want zulke vragen zullen alleen worden gesteld door de mens die het serieus meent, die zich niet tevreden zal laten stellen met een geschrift waarvan hij de oorsprong niet kent en die door zulke vragen steeds alleen maar bewijst dat hij de zuivere waarheid liefheeft en bijgevolg ook Mij, de eeuwige Waarheid zelf.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8969 Is de wil het eerste of de genade?
26 april 1965: Boek 94
Wees tevreden met Mijn genade, want ik bedenk u er rijkelijk mee, omdat u alleen door genaden gelukzalig zult kunnen worden. En Ik wil dat u er zich steeds van bewust bent, welk genadegeschenk het leven op aarde voor u is, maar dat het u pas op de juiste weg brengt wanneer u het ook als zodanig ten volle benut. Want net zo goed zult u het onbenut aan u voorbij kunnen laten gaan en bent u daar, waar u bij het begin van uw belichaming stond, het leven is voor u nutteloos geweest. En het hoogste en meest waardevolle van Mijn genadegaven is Mijn Woord dat u altijd in staat bent te horen wanneer u verlangt het te horen.
Maar diep in uw hart zult u er naar moeten verlangen, dan is uw geestelijk oor geopend en zult u Mij vernemen. En u zult verheugd zijn, want u gaat dan de oertoestand binnen. Uw weg is niet lang meer tot de voleinding, waar Mijn Woord voor u klonk en u onmetelijk gelukzalig was. Daarom zult u steeds uw wil actief moeten laten worden, opdat u de genaden die u worden aangeboden ook in ontvangst zult nemen.
Dus is de wil het eerste en al worden u ook de genaden onmetelijk toegestuurd - wanneer de wil niet bereid is ze aan te nemen en volledig te benutten, dan haalt u er totaal geen voordeel uit en uw toestand verandert niet, u blijft onvolmaakt, zoals u bij het allereerste begin van uw belichaming bent geweest. Het is dus verkeerd te zeggen dat Ik de genaden uitdeel volgens Mijn goeddunken, want aan u allen staat de gelijke mate aan genade ter beschikking, daar Ik anders Zelf de volmaaktheid van Mijn schepselen zou bepalen. Deze gedachte, dat Ik Zelf u heb uitverkoren om zalig of verdoemd te worden, is zo verkeerd, terwijl dit toch alleen door uw vrije wil wordt bepaald.
Over de vrijheid van wil is u al voldoende inlichting gegeven, zodat u elke tegenwerping van dien aard zult kunnen weerleggen. En toch wordt hij verdedigd door diegenen die op grond van verkeerd begrepen geschriften in de bijbel, die beweringen deponeren, zoals: “Het is God die in u werkt, het willen en het volbrengen … naar Zijn welgevallen”. Ook dit geschrift wordt geheel verkeerd uitgelegd, wanneer u daardoor gelooft dat Ik alles bewerkstellig naar Mijn wil. Ik werk weliswaar in u, omdat u niets zou kunnen doen zonder de kracht van Mij te ontvangen, Ik ben het ook geweest die u met de vrije wil uitrustte, maar u zult deze vrije wil zelf tot ontplooiing moeten brengen. En daarom bedenk Ik u met een mate van genaden die u ook de volmaaktheid met zekerheid oplevert wanneer u die benut, maar waartoe eerst steeds de wil bereid moet zijn.
En daarom draagt u een grote verantwoording en er strijden om uw wil zowel de lichtwezens alsook de krachten der duisternis. De eersten om de wil op Mij te richten en het goede geheel gezind te maken, terwijl het streven van de duistere krachten is, uw wil een verkeerde richting te geven, dus van Mij af, en u zo te verhinderen naar de volmaaktheid te streven. Maar toch zult u altijd een rijkdom aan genaden kunnen ontvangen, omdat dit uw wil ertoe kan brengen, dat u hem juist gebruikt en het er steeds alleen op aankomt of u Mij ziet als de Bron van genade, dan zal ook uw wil bereid zijn.
En wordt u dus Mijn Woord aangeboden, dat op een ongewone manier naar de aarde wordt gebracht, dan zou ieder mens het kunnen herkennen als een ongewone genade. Want ook het verstand hoefde zich alleen maar af te vragen, hoe het tot stand komt, en het zou de mens te denken moeten geven. Maar wanneer hij het desondanks afwijst, dan is zijn wil ertegen gericht, en deze wil is doorslaggevend. Dan doorstaat hij de beproeving van zijn wil niet en dienovereenkomstig is ook zijn lot in de eeuwigheid, wanneer hij niet nog daar verandert en langzaam tot inzicht komt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
8999 Na Zijn kruisdood daalde Jezus af in de diepte
20 juni 1965: Boek 94
Toen Ik over de aarde wandelde, was dit mijn voortdurende gedachte, de mensen ervoor te behoeden dat ze in diepste duisternis wegzonken en zij niet in het voorgeborchte van de hel konden binnengaan (die hun ook het binnengaan van het voorgeborchte belette), om welke reden Ik hun onophoudelijk de leer van de liefde verkondigde, opdat het hun gemakkelijk viel in mijn werk van verlossing te geloven en dientengevolge het reddingswerk bij deze mensen gelukt was. Maar de mensen bevonden zich allen nog te zeer in de aardse wereld. Maar weinige hadden het geloof in een voortleven en deze waren ook ontvankelijk voor mijn leer van liefde. En hun viel het herkennen van Mij zelf gemakkelijk, omdat Ik hen ook kon onderrichten en zij alles als waarheid aannamen. Dus daarom kon een groot deel van hen die Mij zelf meemaakten ook als "verlost" binnengaan in mijn rijk, doch veel meer sloten zich af van mijn leer, zij bleven liefdeloos en moesten hun lot in het hiernamaals op zich nemen.
Na mijn kruisdood ben Ik nu ook dit rijk binnengegaan en kon daar al diegenen verlossen die zich in het voorgeborchte bevonden. Al die mensen die een aan God welgevallig leven hadden geleid, voor wie echter het lichtrijk nog was gesloten omdat ze nog de last van de oerzonde droegen. Mijn werk van verlossing moest dus eerst worden gebracht. En tot dezen kwam Ik nu als "mens Jezus", want ook zij mochten niet worden gedwongen te geloven. Ik kwam bij hen in mijn lijdensgedaante, zodat ook velen zich afvroegen: Wanneer u de Messias bent die ons was beloofd, waarom heeft uw macht dat niet verhinderd, waarom moest u deze verschrikkelijke dood aan het kruis ondergaan? Want ze wachtten op Mij, op Diegene die hun beloofd was als Redder. En ook deze moesten geheel uit vrije wil Mij volgen en het is ook niet moeilijk geweest hen ervan te overtuigen dat Ik die beloofde Messias was.
Maar nu kwam ook mijn nederdalen in de hel, in het gebied waarin Ik ook de verlossing van de oerschuld wilde brengen. Maar daar lukte het Me minder de zielen te overtuigen, juist omdat Ik in dezelfde gestalte bij hen verscheen en als de "Geslagene" voor hen zichtbaar was, die ze alle macht ontzegden en die ze daarom ook niet wilden erkennen. Maar wie wilde, mocht zich bij Mij aansluiten en Ik heb hem bevrijd van zijn ketenen. En steeds weer daal Ik in de diepte af om voor allen een klein licht te ontsteken, zodat ze eventjes zich Diegene herinneren die hun eens is verschenen en dat hun weerstand steeds minder wordt, dat ook die zich laten verlossen door Zijn liefde, die eens koppig zijn geweest en slechts woorden van haat en spot voor Mij over hadden. Maar mijn liefde neemt hun niets kwalijk, mijn liefde is er steeds bezorgd om dat allen worden gered, dat niemand weer in de ketenen geraakt van diegene die hen zo lang heeft bezeten en dat ook voor dezen mijn werk van verlossing niet tevergeefs is gebracht. Maar Ik kan het niet verhinderen wanneer hun weerstand tegen Mij zo groot is dat alle inspanningen van mijn kant vruchteloos zijn, want Ik dwing niemand Mij te erkennen, maar geef alleen ieder de beste mogelijkheden de weg naar het licht te vinden.
En zo ook verleent u mensen Mij veel hulp door uw gebed voor deze zielen. Want steeds weer maken er zich enige, die door de macht van het gebed worden geraakt, los en kunnen nu naar het licht worden geleid. En in grote dankbaarheid zullen deze zielen zich nu eveneens aansluiten en andere zielen uit de diepte omhoog aantrekken, daar zij elkaar kennen en ook weten welke bedenkingen in deze zielen nog overheersen en deze bezwaren proberen ze te ontzenuwen.
Wanneer het mogelijk is dat ze eerst eens nota nemen van mijn grote werk van erbarmen, zullen ze ook in zich keren en met Mij in contact proberen te komen. En dan is hun de vergeving van hun grote schuld verzekerd, dan zal ook voor hen de poort naar het lichtrijk worden geopend en een lange staat van kwelling zal ten einde zijn. Doch die niet bereid zijn, zullen op het einde weer ten prooi vallen aan de hernieuwde kluistering. Want eens moeten ook zij weer het zelfbewustzijn als mens bereiken en een besluit nemen. En zo kan de gang over de aarde wel meer dan eenmaal worden afgelegd, en eens zal ook zeker de wil van die wezens zich naar Mij keren, eens zal ook voor hen het uur van verlossing slaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
9001 De eindeloze Liefde volbracht het verlossingswerk
24 juni 1965: Boek 94
Altijd zult u hieraan moeten denken, dat het aardse bestaan het laatste stadium voor uw voleinding is, dat u echter met succes zult kunnen afsluiten, wanneer u zich alleen aan Hem overgeeft, die voor u aan het kruis gestorven is. Want Zijn verlossingswerk heeft u vrij gemaakt van alle schuld, maar het moet door u vrijwillig aangenomen worden.
En het is daarom voor u van het grootste belang, dat u gedurende het leven op aarde Hem vindt, die voor u weer de poorten openen zal terug in uw Vaderhuis. Daarom kunt u niet genoeg op Jezus Christus en Zijn verlossingswerk gewezen worden. En hebt u ook maar het geringste verantwoordelijkheidsgevoel, dan zult u ook niet achteloos aan Hem voorbijgaan. U zult het beseffen dat Hij alleen u bevrijden kan uit de macht van de tegenstander. En u zult ook alles doen, om Zijn vergeving voor u te vragen. U zult u aan Hem vasthouden en u verzekeren van Zijn Liefde, die voor u de zondeschuld op zich genomen heeft en zich ook thans onophoudelijk inspant, u naar zich toe te trekken, die u niet opgeven wil en alles doet opdat u haar toegedaan bent.
Dat zich een hoogst lichtwezen daartoe aangeboden heeft, voor u als mens te lijden en te sterven om uw grote oerzonde uit te wissen, was het grootste werk van barmhartigheid. Want de mens Jezus die niet anders geschapen was als uzelf, moest dit lijden en de dood verdragen.
Maar de Liefde - het oerwezen van God - vervulde Hem en gaf Hem ook de kracht vol te houden tot het einde. Het was dus de Liefde die het werk volbracht, en deze Liefde was God Zelf. God Zelf heeft dus voor u de zondeschuld teniet gedaan, daar Zijn liefde zo groot was, dat deze u niet aan de tegenstander wilde overlaten, dat ze zichzelf over u ontfermde en de koopprijs aan Zijn tegenstander betaalde voor uw zielen. En u zou allen deze ongelofelijke genade moeten benutten, want het komt enkel op uw vrije wil aan, haar aan te nemen. En daarvoor is u het aardse leven gegeven, opdat u kennis neemt van Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, in wie God Zelf Zich belichaamd heeft, en opdat u zich nu vrijwillig aan Hem overgeeft, opdat u de genadeschat in ontvangst neemt, die Hij voor u aan het kruis verworven heeft.
Want God kon enkel genade aan u doen toekomen, omdat u anders nooit vrij geworden zou zijn van uw schuld. Maar Hij verlangt van u, dat u ze vrijwillig aanneemt en benut. Want de oneindige Liefde van de mens Jezus heeft de zonde die u begaan had, weer vereffend. Zij heeft verzoening gebracht en aan de rechtvaardigheid van God voldaan, en zij keert zich nu ook naar u toe en biedt u haar hulp aan, opdat u haar nu beantwoordt en God weer de mogelijkheid geeft dat Hij u kan aanstralen zoals vroeger.
U mensen, die niet gelooft aan Jezus Christus als Verlosser van de wereld, u weet niet welk genadegeschenk u ontgaat. U weet niet in wiens macht u bent en dat u zich uit die macht bevrijden kunt.
Maar u wordt niet gedwongen Jezus Christus te erkennen, net zoals u ook niet door uw tegenstander gedwongen kunt worden, wanneer u zich van hem vrij wilt maken. Het ligt alleen aan uw wil, of u zich naar Hem toewendt, om dan ook uw toestand te kunnen veranderen in onmetelijke gelukzaligheid. Dan echter vervult u ook uw levensdoel op aarde, welke alleen daarin bestaat, dat u de voleinding bereikt, die alleen Hij u geven kan.
En opdat u allen kennis kunt nemen van Jezus Christus en Zijn belangrijke missie, zend Ik ook nog kennis daarover aan hen die geestelijk nog volledig blind zijn, die alleen daarover opheldering moeten krijgen, om ook hen tot het aannemen van Jezus Christus te brengen. En dan zal Ik ook wonderen laten geschieden, omdat deze mensen in hun kinderlijk geloof zulke heilswonderen nodig hebben, die hun getuigenis moeten geven van de kracht van Jezus’ naam. Maar in landen, die al inzicht hebben en Jezus toch afwijzen, zouden wonderen tot een geloof dwingen, die echter niet als echt geloof gewaardeerd kan worden.
En zo zijn de wonderbaarlijke genezingen te verklaren, waar ook boodschappers gewekt worden, die in Zijn naam het evangelie daar moeten brengen, waar de mensen nog zonder elk (geestelijk) inzicht zijn. Die mensen mogen echter ook niet verloren gaan en zullen daarom aangesproken worden door diegenen die zich in diep geloof met Hem verbinden en bijgevolg ook daartoe bekwaam zijn het weten over Jezus Christus aan die mensen over te brengen, en die Hij daarom voorziet van grote kracht om in Zijn naam te werken. Want het weten moet overal verspreid worden, opdat een ieder nog zalig kan worden, die deze grote genade benut en de weg naar Jezus Christus vindt, die alleen hem redden kan uit diepe geestelijke nood.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
9007 De Voorloper van JEZUS
3 juli 1965: Boek 94
Dat zo vele mensen geloven de incarnatie van de Roepende in de woestijn te zijn is ook een teken van geestelijke dwaling. Het staat vast dat hij een groot redenaar zal zijn die echter tot zijn optreden niet weet welke opgave hem is toebedeeld, nml. dat hij met een geweldige stem zijn woord zal laten weerklinken, dat MIJ en Mijn spoedig komen aan het einde der dagen aankondigt.
Hij zal weer vóór MIJ uitgaan en aangevallen worden door al diegenen die niets van een einde willen horen. Zij zullen hem bespotten en honen omdat hij hun dingen aankondigt die hun ongelooflijk voorkomen, en hij zal daarom doorgaan voor een fantast. Hij zal in dezelfde tijd optreden, als de antikrist de geloofsstrijd laat ontbranden. Hij zal de antikrist heftig bestrijden en de mijnen zullen bij hem kracht en troost halen. Hij werkt maar een korte tijd op aarde, maar hij benut die goed om Mijn Woord te brengen aan allen die het aannemen. Mijn tegenstanders zullen hem vervolgen en ter verantwoording willen roepen, maar hij zal zich steeds weer aan hen onttrekken tot zijn uur gekomen is waarin hij zijn leven zal laten voor MIJ.
Het is u al meerdere malen gezegd dat hijzelf geen idee heeft van zijn missie, dat het plotseling over hem zal komen en dat hij dan door ieder zal herkend worden. Dan zal hij het ook zelf weten waarom hij met zo'n geweldige stem is uitgerust en waarom hij MIJ moet aankondigen. Dan weet hij dat het einde gekomen is waarin IK in de wolken zal komen om de mijnen weg te nemen.
En dan zal de antikrist zelf proberen hem in zijn macht te krijgen, want de Voorloper pakt hem in het bijzonder aan en brengt zijn schanddaden aan het licht. Hij schrikt er niet voor terug hem openlijk aan te vallen en zal daarom vervolgd worden door zijn vijand.
Maar die onder de heerschappij van de antikrist moeten lijden zal hij troosten. Hij zal ze op Mijn komst wijzen en een ieder zal hem geloof schenken omdat zij zich door zijn woord voelen aangesproken als had IKZelf tot hen gesproken. Zijn woorden zullen als balsem zijn voor u die in angst en bekommernis wacht op de dingen die komen zullen. U zult uit zijn woorden troost en nieuwe kracht putten en u altijd weer gesterkt voelen, omdat hij u bewijst dat uw VADER Zelf u heeft aangesproken. Dat u dus zijn woorden geloven kunt die u op Mijn spoedig komen in de wolken wijzen.
Derhalve zult u op alle waarschuwingen en vermaningen acht geven die u van zijn kant uit bereiken, want hij zal ook in de Geest bij hen zijn die IK hem als MIJ toebehorend te herkennen geef. Hij zal de bekwaamheid bezitten dat hij zich in uw nabijheid begeeft terwijl zijn lichaam ergens anders is, want de roep tot MIJ om hulp geef IK door en hij zal dan ook tot hulp bereid zijn.
Daarom: U herkent hem als zijn missie begint, maar verwacht hem niet nu reeds. (openbaring 1965) Eerst moet Mijn ingreep vooraf gaan voordat hij verschijnt. Dan echter zal de tijd vliegensvlug voorbij gaan, want terwille van de mijnen zal Ik de dagen verkorten - opdat Mijn tegenstander ze niet nog tot afval van MIJ kan brengen. Want dan zal de nood groot zijn en IK zal hun daarom ook sterke lichtgeesten toezenden, die hen beschermen zullen in elke aardse en geestelijke nood.
Maar wanneer Mijn Roepende in de woestijn zijn leven zal moeten geven, dan kunt u ook elke dag Mijn komst verwachten. Dan zal IK u brengen naar een rijk van vrede en alle nood zal ten einde zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
9011 De weerstand vermindert de kracht van de liefdeaanstraling
8 juli 1965: Boek 94
Niet de geringste weerstand mag zich tegenover Mijn liefdeaanstraling opstellen, daar ze anders niet bij u werkzaam kan worden. En zo zult u het ook begrijpen, dat uzelf zich volledig vrij aan Mij moet overgeven, want elke dwang schakelt uit. En daarom is het dus in de eerste plaats uw wil die zich voor Mij moet buigen, maar dan kan Ik bezit van u nemen en laat Ik u werkelijk niet meer van Mij weggaan.
Het gaat om uw wil, waar echter ook Mijn tegenstander om strijdt met alle list en bedrog. U zult hem echter altijd herkennen, omdat hij u alleen met aardse goederen lokt, omdat hij u geen enkel geestelijk goed zal brengen, wat u enkel van Mij in ontvangst kunt nemen. Wanneer nu zulke gedachten u omringen, die u steeds alleen aan de aardse wereld binden, dan bent u in zijn macht. Wijdt u zich echter aan de gedachten die duidelijk Mijzelf als bron hebben, en volgt u deze, dan wordt u weggevoerd van de aardse wereld. Want Ik wil, dat u zich met Mij verbindt juist door goede gedachten of een innig gebed, om u nu tot Mij te kunnen trekken, om u te geven wat voedsel is voor uw ziel, opdat ze ontvangt wat ze nodig heeft om tot volledige ontwikkeling te komen. Dan zult u waarlijk spijs en drank ontvangen, want dit is Mijn liefdeaanstraling, waarvan u verzekerd bent wanneer u zich uit vrije wil aan Mij overgeeft, wanneer u uw hart voor Mij opent en Mijn liefdeaanstraling wilt ontvangen.
Maar altijd verlangt dit de bewuste vrijwillige toewijding aan Mij. Dan zult u echter ook niet meer verloren kunnen gaan. Dan keert u weer tot Mij terug, van wie u eens bent uitgegaan. Alleen één ding moet u niet vergeten, dat Mijn liefde niet werkzaam kan worden, wanneer u zichzelf daartegen verzet, wanneer u Mij ook maar de geringste weerstand biedt. En weerstand is het reeds wanneer aardse dingen nog lokken, wanneer u omwille hiervan Mij achterstelt en Ik niet op de eerste plaats sta, wanneer u aardse dingen voorrang geeft en Ik dan niet meer alleen in uw hart ingang vind.
De wereld heeft vele gevaren in zich, die u niet als zodanig herkent, die echter altijd de mens afhouden van geestelijk streven. En deze gevaren moet hij mijden, wil hij Mij geheel en al toebehoren. Want ik geef hem waarlijk iets mooiers en beters wat tegen alle dingen van de wereld opweegt, wat echter alleen Ikzelf uitdelen kan aan de mijnen, aan hen die Mij geheel en al toebehoren en bereid zijn alles aan Mij te geven. En deze zullen aan het einde ook over alle anderen zegevieren, want dan zullen ze voor Mij de grootste geloofsbeproeving moeten afleggen en deze toch niet hoeven te verliezen, want Ikzelf zal hen bijstaan in de laatste strijd op deze aarde.
Er zal dus wel veel van u gevraagd worden, maar toch hoeft u niets te vrezen. Want er zal u eveneens veel kracht gegeven worden, want u heeft de wereld geheel en al overwonnen. En waar zal de tegenstander dan nog zijn verleidingskunsten aan de dag leggen? Hij kan u niet meer naar beneden trekken de diepte in, want dan zou hij tegen Mijzelf moeten worstelen. Mij echter ontvlucht hij en zo ook u die van Mij bent.
En daarom wil Ik altijd alleen maar, dat u Mij met heel uw hart uw wil schenkt, opdat er voor u niets anders meer is, dan dat u in gedachten altijd maar bij Mij vertoeft, dat Mijn liefdeaanstraling werkzaam kan worden en dat u zich innig met Mij verenigt. Dan heb Ik u gewonnen, dan bent u weer de oorspronkelijke verhouding binnengetreden, waarin u stond vanaf het begin.
Alleen dat ene wil Ik, dat u weer net als eens naar Mij toesnelt, dat u de harten open gaan, waarin Ik nu weer Mijn liefde kan laten stromen. En om dat te bereiken, moet u alles opofferen wat u met de wereld verbindt. Maar u kunt u verheugen op dat wat Ikzelf u laat toekomen. Verlies u alleen niet in aardse goederen die altijd alleen het middel zijn van de tegenstander die u verderven wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
9013 Welke boodschappen garanderen de waarheid?
12 juli 1965: Boek 94
Ondanks mijn overgrote liefde kan Ik u nog niet in mijn rijk opnemen zolang u zich tegen het verlossingswerk van Jezus Christus verzet, want daardoor sluit u juist voor uzelf de poort naar het lichtrijk, waarvan alleen Jezus Christus de toegang is. Want u wijst dan met Hem ook Mij zelf af, want Hij en Ik zijn Een. Pas wanneer u begrijpen zult dat Ik, de oneindige Geest van eeuwigheid, in Hem voor u zichtbaar werd, zal mijn liefde u weer gelukkig kunnen maken. Want dan pas erkent u Mij in Hem en de eertijdse zonde van uw afval van Mij kan u nu vergeven worden en u zult uzelf dan ook weer door mijn liefdekracht laten bestralen, zoals voorheen. Dat u mensen juist van dit grote werk van erbarmen door Jezus Christus het begrip ontbreekt, is ook een teken van het aanstaande einde, want wat dat betreft heeft de tegenstander grondig werk verricht. Het is hem gelukt juist over mijn menswording een ondoorzichtige sluier te spreiden, want hij wil verhinderen dat u mensen verlost wordt. Daarom is ook de tijd gekomen waarin aan zijn activiteiten een einde wordt gemaakt.
Overal in de wereld zijn geestelijke stromingen waar te nemen die ver van de waarheid staan, want mijn tegenstander beïnvloedt de mensen vanuit het hiernamaals om ze op een dwaalspoor te brengen. En er zijn veel mensen die aan die boodschappen die vanuit het geestelijke rijk komen geloof schenken. Mijn tegenstander kan echter ook nog in het geestelijke rijk op veel wezens inwerken, en deze trachten nu wederom de onwaarheid te verbreiden en op de mensen over te dragen. En dat zij vaak gelegenheid hebben de mensen van de wijs te brengen is wederom het gevolg daarvan, dat de mensen zich niet rechtstreeks tot Mij zelf wenden om waarheidsgetrouwe opheldering. Daarom kan Ik steeds alleen zeggen: Geloof niet zulke boodschappen waar het verlossingswerk van Jezus Christus niet vooropgesteld wordt. Zij zijn verkeerd, ook al bevatten zij ten dele de waarheid. Want het verlossingswerk van Jezus Christus is van een zo grote betekenis dat u daaraan de geloofwaardigheid van wat u ontvangt kunt nagaan, en uzelf niet tevreden mag stellen met kennis waarvan u niet geheel overtuigd bent, omdat u dan over het meest belangrijke, namelijk over dat wat u het binnengaan in het lichtrijk waarborgt, in onwetendheid wordt gelaten.
Hoe wilt u nu weten en uitmaken wat waarheid is en wat dwaling, als Hij u niet onderricht die alles weet en u ook naar waarheid kan inlichten? Ook de inwerking vanuit het hiernamaals op de mensen van deze aarde kan Ik vanwege de vrije wil van de mensen niet verhinderen. Doch steeds weer geef Ik zelf de mensen de juiste weg aan hoe zij tot de zuivere waarheid kunnen komen. Maar ook dit werken van mijn geest in de mens is pas het gevolg van de voorafgegane verlossing door Jezus Christus. Daarom heeft mijn tegenstander vanuit het hiernamaals grote macht, daar hij steeds weer deze verlossing tegenwerkt en de mensen over het ware wezen van Jezus in onwetendheid laat, omdat hij met alle mogelijke middelen verhinderen wil dat zij de verlossing door Hem nog op aarde vinden. Daarom beïnvloedt hij ook die wezens die zich altijd al verzet hebben tegen de verlossing door Jezus Christus en die nu eveneens valse leren naar de aarde sturen. Dat Ik nu te allen tijde bezig ben door lichtwezens deze misvatting aan het licht te brengen, dat Ik juist door hen de mensen steeds weer de zuivere waarheid doe toekomen, dat gebruikt u als aanleiding om waarheidsgetrouwe ophelderingen met valse leringen te vermengen. En daar het u ontbreekt aan de gave van onderscheid, is het vaak mogelijk dat juiste boodschappen uit het lichtrijk zich temidden van dwaalleren bevinden, wat wederom veel hoorders en lezers doet twijfelen aan de geloofwaardigheid van alle boodschappen.
Maar dit ene is een zeker teken van valse mededelingen: Dat mijn menswording in Jezus Christus en mijn verlossingswerk niet genoemd of zelfs helemaal ontkend wordt. Daaraan kunt u altijd de waarheid toetsen. Want een waarachtig geestelijk ontwaakte mens weet ook hoe hij zulke mededelingen moet inschatten. Want juist door deze mededelingen worden de mensen bewust op een dwaalspoor geleid en dan is ook de waarde van de boodschappen van mijn lichtwezens gedaald - die geen ingang konden vinden omdat er bij de mensen geen verlangen naar de zuivere waarheid voorhanden was. Want dan zou voor hen ook waarlijk het verlossingswerk van Jezus Christus begrijpelijk uitgelegd zijn en dan zou het werk van mijn tegenstander uitgeschakeld zijn. Want de fout ligt bij de mens zelf die aan alle boodschappen uit het geestelijke rijk geloof schenkt, alleen maar omdat het van daar is uitgegaan. Maar hij weet niet dat de tegenstander ook daar nog zijn macht kan ontplooien, en dat enkel de wil van de mens om voor dwaling behoed te worden, hem tegenwerkt. In dat geval kan hij geen valse boodschappen overbrengen, want het verlangen naar de zuivere waarheid garandeert ook de ontvangst ervan.
En dit zult u moeten weten, dan kunt u zich met een gerust hart overgeven aan de woorden die de geest uit Mij u overbrengt. Want Ik ben de eeuwige Waarheid en van Mij kan dus alleen zuivere waarheid uitgaan. Deze is echter door het kenmerk van het verlossingswerk van Jezus Christus gekarakteriseerd, en alleen wie daarin gelooft zal zich voor eeuwig niet meer kunnen vergissen. Want voor hem heeft de eeuwige Waarheid zelf zich ontsloten. Ze heeft zich aan hem geopenbaard en hem in de waarheid binnengeleid, zoals het u beloofd is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
9029 Alleen de waarheid leidt naar het doel
11 augustus 1965: Boek 94
U kunt een lange weg over de aarde gaan en toch het doel niet bereiken wanneer deze weg u op dwaalwegen voert. En daarom laat Ik voor u op deze aardse weg voortdurend lichtboden verschijnen - die u weliswaar ook zult kunnen afwijzen, wier aanwijzingen naar de goede weg u niet wilt aanhoren. En dit zal steeds gebeuren, omdat mijn liefde u niet wil laten verdwalen.
Als u er toch maar op zou willen letten, dat u nooit zonder waarschuwingen uw weg gaat, dat u steeds van één kant voorstellen worden gedaan om goed, liefdevol te handelen. Want dan zult u steeds opheldering ontvangen, u zult inzien wanneer u voortgaat in dwaling, en dan zou het gevaar voorbij zijn, dat u de weg die omhoog leidt voor uzelf onnodig langer maakt. Dan zou Ik u voortdurend kracht kunnen doen toekomen om steeds nieuwe werken van liefde te verrichten, en spoedig zou het in u zo helder en licht zijn, dat u zonder angst de weg over de aarde zou kunnen afleggen om het juiste doel te bereiken. Want alleen de dwaling is de hindernis voor u om in zekerheid opwaarts te gaan, omdat de dwaling het werk is van mijn tegenstander, die alles doet om de zuivere waarheid te bestrijden. En zolang u onder zijn heerschappij staat, zult u zich ook tegen de waarheid verzetten.
Maar Ik gaf u het verstand, dat u nu ook op de juiste manier moet gebruiken, doordat u moet nadenken wat wel de reden van uw onvolmaaktheid - die u zou moeten beseffen - zou kunnen zijn. En zodra deze gedachte in u serieus is, zal u ook een bevredigend antwoord toekomen, dat u weliswaar ook alleen als resultaat van uw denken beoordeelt, maar dat u niet zodanig met afdoende tegenbewijzen zult kunnen weerleggen dat u hiervan volledig overtuigd bent. Want binnen in u is iets dat u stilletjes aanspoort, dat u is toegevoegd en dat, als u eerlijk tegen uzelf bent, als mijn stem kan worden herkend.
Alles zal gemakkelijk voor u zijn, als u maar inziet dat er boven u een God en Schepper is en u zich gewillig aan Hem onderwerpt. Dan leid Ik u zelf en waarlijk over een weg die u niet moeilijk zal voorkomen, want Ik zelf ben voor u de Steun aan welke u zich moet vasthouden, die u niet meer zult verliezen, want Ik leid u tot u uw doel bereikt hebt. Alleen dit geloof vraag Ik van u, daar u anders eenzaam en verlaten door het aardse leven voortgaat en een speelbal wordt van diegene die u naar de afgrond wil voeren.
En alleen de (zuivere) waarheid moet u worden aangeboden, die als een licht helder straalt en u gelukkig zal maken. Want de waarheid gaat van Mij uit en ieder mens wordt ze eenmaal aangeboden, maar ze moet in vrije wil worden aangenomen, omdat ze niet onder dwang kan worden overgedragen. Ook mijn tegenstander kan u er niet toe dwingen de waarheid af te wijzen, het blijft helemaal aan u overgelaten, hoe u zich opstelt tegenover de waarheid en bijgevolg ook tegenover Mij. Maar eens zult u triomferen over diegene die u op dwaalwegen wilde leiden, wanneer u tegen hem de waarheid zult kunnen inbrengen. En dan zult u weer in het licht staan zoals in het allereerste begin, toen u het helderste inzicht had en zalig was.
Let daarom op mijn boden die langs de weg staan en bij allen nog een klein lichtje willen ontsteken, en hoor hen zonder bezwaar aan, ook al neemt u niet dadelijk de inhoud van hun spreken aan, maar denk erover na en laat Mij, als uw God en Schepper daar bij zijn, en Ik zal waarlijk uw gedachten juist sturen en u ook steeds op de dwaling opmerkzaam maken opdat u deze niet zonder onderzoek aanneemt. Dan legt u al getuigenis af van het verlangen in de waarheid te wandelen, en hiermee zal rekening worden gehouden.
Want dat is het grootste kwaad, dat de vergankelijke wereld alleen maar gebaseerd is op dwaling, daar zij de eens van Mij afgevallen geesten bevat die mijn tegenstander in een verkeerd denken heeft gestort en dat ze daar niet eerder van bevrijd worden, tot de zuivere waarheid veld heeft gewonnen, maar wat de mens zelf door zijn vrije wil moet doen. Daarom is er maar weinig licht onder de mensen, maar ieder kan tot het licht komen die dit ernstig wil en zich aan Mij in vol vertrouwen overgeeft, dat Ik hem binnenleid in de waarheid, zodat hij dan ook bedeeld wordt volgens zijn wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0919 Aansporing om Gods woord overal bekend te maken – Goede herder
17 mei 1939: Boek 18
Een blik te mogen werpen in het eeuwige rijk is een onvergelijkelijke genade en zal alleen degenen, die zich ernstig het doel van de vereniging met God voorgenomen hebben, toegestaan zijn. Maar om deze reden is deze mensen ook een bijzondere opdracht gegeven en het is hun opdracht om de algemene kennis van de mensen te verdiepen of te veranderen. Juist de mens, die gelooft wetend te zijn, heeft vaak de minste kennis van zaken, die in het geestelijke gebied liggen en deze mensen te onderwijzen, is zonder twijfel heel erg nodig, want de geestelijke nacht omsluit degene nog, die gelooft kennis te hebben.
Aan de wil ontbreekt het soms niet, want de aardse strijd is tegelijkertijd een goede leermeester voor hen en nadenkend letten ze op de gebeurtenissen van de tijd, die zowel dichtbij als veraf plaatsvinden. Maar ze zoeken hun verklaring in de wereldse bedrijvigheid en ze zijn slechts heel gebrekkig en zelden met God verbonden, zonder Hem echter af te wijzen. En dit is een dankbaar werkterrein voor de uitverkoren dienaren van God. Wat zo duidelijk aan het licht komt, moet aanleiding geven tot ernstig nadenken en een terrein om werkzaam te zijn, biedt zich aan de tot arbeid bereidwillige vertegenwoordigers van het goddelijke terrein aan.
Nu erkennen de mensen echter zelden een bovennatuurlijke kracht en er staan daarom velerlei vermoedens ter discussie. Maar niemand kan een afdoende verklaring geven en uiteindelijk zal toch het werkzaam zijn van de eeuwige Godheid duidelijk voor hen zijn en alle twijfel zal wegvallen, waar ernstig naar licht verlangd wordt.
Zo is de toestand van de ziel uiterst benard en ze is dus dankbaar voor elke hulp. Talloze mogelijkheden blijven onbenut en toch zouden ze succes op kunnen leveren. Maar de mens, voor wie het de opdracht wordt om over te dragen, wat hij zelf in ontvangst neemt, moet onophoudelijk werkzaam zijn. Er zijn nog mogelijkheden genoeg om de mensen kennis te geven van hun eigenlijke taak. Maar er kan ook een tijd komen, waar een ieder op zichzelf aangewezen is en het moeilijk is om de individuen van de kant van de mensen hulp te geven.
Jullie moeten door elke open poort naar binnen gaan en het woord van God verkondigen, want er is een dringende behoefte aan. Evenzo moeten jullie vermelding doen van de komende tijd, die voor een ieder, die niet standvastig is in het geloof, een angstaanjagende uitwerking zal hebben.
En hoor dus de stem van de Heer: Veel van Mijn schaapjes dwalen nog in het rond en ze vinden hun Herder niet. Ze gaan allemaal weg en verdwalen in het struikgewas en verkeren in het gevaar van de rotsten te storten, die ze in hun onervarenheid en lichtzinnigheid beklimmen. En alle nood van de schaapjes gaat Mij aan het hart. Ik roep, maar Mijn stem horen ze niet en Ik vrees voor elk individueel leven, dat ze het niet voor eeuwig verliezen.
De zonde is in de wereld gekomen en is de dood van elk mens. En wanneer Ik het leven beloof aan iedereen, die Mij navolgt, dan neem Ik de zonde op Mij en behoed hen voor de eeuwige dood, maar Mijn schaapjes moeten Mij volgen en hun Herder in Mij herkennen. En Ik zal hen getrouw over alle oneffenheden van de weg leiden. Ik zal verhoeden, dat er ook maar één van Mijn schaapjes verloren gaat, want Ik ken hen allemaal en Ik ben om elk individueel leven bezorgd. En als ze in Mij hun goede Herder herkennen, zullen ze Mij volgen en zich gewillig door Mij laten leiden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0929 Ontwaken uit de geestelijke slaap – Licht – Geestelijke zon
25 mei 1939: Boek 18
Aan de dag van het ontwaken uit de geestelijke slaap gaat geen enkel voorteken vooraf, maar plotseling zal er een lichtstraal schijnen in de duisternis van de geest. En wie eenmaal binnen het bereik van de lichtstraal gekomen is, volgt zijn weg naar het uitgangspunt. En voortaan is het licht en helder rondom hem en in hem, want nu werkt de goddelijke kracht, de liefdesgeest van eeuwigheid af. Zoals het lichtschijnsel onvermijdelijk de duisternis doorbreekt, zo is nu ook de nacht van de geest door een zweem van inzicht een slachtoffer geworden van de aanbrekende dag. Alles, wat tot nog toe in de duisternis verborgen was, komt aan het licht en is aan elke beproeving blootgesteld en kan zich nu vrij ontplooien en vormen.
En zonder het geestelijke inzicht zou het volledig onmogelijk zijn om de huidige duistere geestestoestand te verlaten. Dus moet ook alle geest uit God met licht doorstraald worden en in de donkere woning van geestelijke duisternis zijn geboeide toestand aanschouwen, want hem werd de bekwaamheid gegeven om zich te ontplooien. Maar de nog wereldse ziel houdt hem vast in de betovering, en de bevrijding daaruit vindt niet eerder plaats, totdat een liefhebbend wezen zijn hele wil gebruikt om de geest uit alle boeien te bevrijden.
De geest is door haar liefde tot veel in staat, voelt zich ook bedrukt als ze afzijdig moet blijven, waar licht en leven wenkt en het in haar macht ligt om de donkere nacht in de helderste dag te veranderen. Dus is het van buitengewoon belang, dat de mens eerst zichzelf herkent. Dat hij in staat is om te onderscheiden of de toestand van de ziel naar licht verlangt of zich beter voelt in de altijd durende duisternis van de geest en dus ook nog niet rijp is voor de verlichting van de geest.
Het is onbeschrijflijk moeilijk om de geestelijke zon te laten stralen voor degenen, die in de geest volledig blind zijn. Ze zullen noch zien, noch horen, want ze beschouwen hun verduisterde toestand als het ware met welgevallen en wanen zich wetend en heel superieur boven de geestelijk verlichte mensen en ze geloven de stralen van het licht niet nodig te hebben. Het is moeilijk om hen hulp te geven en alleen een voortdurend bedachtzaam mens, die onvolmaakt is, kan eindelijk door het verlangen naar licht gegrepen worden, als hij de toestand van zijn ziel als reden van een ontevreden leven herkent en hij er nu op bedacht is om zichzelf verlichting van de geest te bezorgen en hij dus bewust naar het licht verlangt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0937 Waarheid – Wilskracht – Brug door de liefde
30 mei 1939: Boek 18
Gezegend degene, die in Mijn naam kracht en heil zoekt en aan alle boze invloeden tegenstand biedt. Alle geest is levend door de wil om Mij te dienen. En zo beseft hij de diepe waarde van de waarheid en haar eeuwige bestaan. Want nooit kan vergaan, wat als Mijn woord naar jullie toegestuurd wordt. Want Mijn woord is waarlijk het eeuwige leven.
Amen
Op grond van de wilskracht, die de mens de zijne noemt, is het voor hem mogelijk om in de volste waarheid te staan, maar hij moet haar ook in het diepst van zijn hart en in haar hele rijkdom begeren en dan dit verlangen door de wil werkzaam laten worden. Hij moet zelf alles doen, wat voor hem de weg naar de waarheid effent. Hij moet de verbinding met God, als de eeuwige Waarheid Zelf, tot stand brengen. En hij moet zichzelf waardig bewijzen om de waarheid uit de hand van God in ontvangst te nemen. Hij moet ook alles doen, wat tot uitbreiding van zijn kennis leiden kan, doordat hij zich aan het hoogste goddelijke wezen ter beschikking stelt, Zijn wil, Zijn woord en dus de eeuwige waarheid in ontvangst neemt, om deze weer voor de mensen toegankelijk te maken.
Want de Heer van de hemel en de aarde wil steeds en te allen tijde Zijn schepselen kracht, troost en hulp geven, en dit door Zijn woord. Hij denkt voortdurend in liefde aan de mensheid en uit deze liefde door de schenking van Zijn woord. En daartoe heeft Hij de vrije wil nodig van zich aan Hem wijdende mensenkinderen, die als het ware bemiddelaar zijn tussen Hem en de mensheid. Die zichzelf aan Hem aanbieden en zich volledig aan Zijn wil onderwerpen.
En door de liefde van dit mensenkind wordt als het ware een brug geslagen, en de Heer daalt in eindeloze liefde naar de mensen af, neigt Zich liefdevol naar hen toe, geeft zuivere waarheid en zo doen de mensen Hem hun harten toekomen. Hij trekt met zachte liefde degenen, die verlangend hun handen naar Hem uitstrekken, tot Zich naar boven. Hij verlicht hun pijn, troost hen als ze lijden en Hij laat hen schouwen in Zijn rijk, doordat Hij hen onderwijst en hun Zijn werkzaam zijn en heersen, zowel op aarde als ook in het hiernamaals, bekend maakt en zo neemt de liefde voor Hem toe. Want degene, die naar de waarheid verlangt, hoort ook de zachtste roep van de eeuwige Godheid. Hij volgt die roep en laat zich grijpen door de liefhebbende Vaderhand.
De ziel treuzelt soms wel, maar de geest in haar herkent de waarheid en duizenden engelen waken, zodat de ziel van een waarheidlievend kind niet verdwaalt. Want de wil op zich is al kracht. En waar de wil zich naar de goddelijkheid toekeert, zal de nog zwakke ziel ondersteuning vinden en dus tegenstand kunnen bieden als haar van menselijke zijde of van aardse zijde gevaar dreigt. Slechts een zwak smeken om naar de juiste weg geleid te worden, beschermt tegen elke dwaling en zo worden degenen, die hier naar verlangen en zich aan God de Heer ten dienste aanbieden voor de lijdende en in de duisternis van geest wandelende mensheid, in de waarheid onderwezen.
De ziel heeft wel een vermoeden van de juiste weg, maar in haar onervarenheid treuzelt ze vaak om de ontvangen boodschappen te benutten. Daarom blijft ze zo lang twijfelachtig en onzeker tot er hulp voor haar komt in de vorm van een innig gebed, dat de mens naar de Vader stuurt om duidelijkheid en herkenning van de waarheid te krijgen. Dan zal het licht en helder in hem worden, en hij zal in staat zijn om de leer van de hemel duidelijk van de leer van de wereld te onderscheiden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0941 Veredeling van de medemens – Afwijzing – Uur van het besef
1 juni 1939: Boek 18
Het is het juiste geloof, wanneer de mens in alle gebeurtenissen Mijn werk ziet en hij in vol vertrouwen alles doet, wat zijn hart hem aanraadt. Ik ben voortdurend in jouw nabijheid en bestuur en leid jou en daarom kan jouw handelen niet in strijd zijn met Mijn wil, waar jouw voortdurende streven de verbreiding van Mijn woord betreft.
De enige weg naar het inzicht gaat alleen via de geboden van liefde. Degene, die zich met een liefhebbend hart over een ziel ontfermt, brengt haar daardoor al dicht bij de goddelijke instroom. Hij zal een buitengewone bekwaamheid hebben om via gedachten op de mensen in te werken. Hij zal als het ware door de liefde verbinding vinden met de nog niet opgewekte geest en deze aansporen, zodat hij werkzaam wordt. Alles in de mens verlangt naar bevrijding uit de boeien. Hij verkeert alleen in volledige passieve toestand en is dus krachteloos geworden, daarom is deze prikkeling ook dringend nodig.
De mens gelooft al het geestelijke af te kunnen wijzen, steeds met de verkeerde opvatting zich daardoor aan de verantwoordelijkheid te onttrekken. Hij beseft echter zijn eigen toestand niet en spant zich daarom ook niet in om zich uit het gevaar te redden. Maar het moment van het inzicht moet ook voor hem komen en hij kan zalig zijn, als dit nog op aarde gebeurt. Hij heeft dan nog volop de mogelijkheid om zijn leven in overeenstemming met de juiste bestemming vorm te geven.
Hij blijft wel voortdurend weerstand bieden, maar hij onderzoekt innerlijk zijn gedachten en zijn onbenutte gang over de aarde zal hem met schrikbarende duidelijkheid geopenbaard worden. De geest in hem eist onverbiddelijk het recht en laat zich nu niet meer gevangen houden. Hij schenkt aandacht aan de stem uit het hiernamaals en moet deze tegen zijn wil accepteren.
En zo wordt al het geestelijk streven door succes begeleid, ofschoon vaak nauwelijks zichtbaar, want slechts zelden zal de mens openlijk toegeven hoe diep de woorden van de Heer hem raken. Hij wil het voor zichzelf niet toegeven en toch is hij in de ban van het woord dat van boven komt. De lasten van de aarde raken op de achtergrond en voortaan kan de brug naar het hiernamaals gepasseerd worden, maar deze wordt vaak door zoekende, maar twijfelende mensenkinderen gebruikt.
En tot dat alles is de liefde van een in dienst van de Heer staand mens, die alleen de veredeling van de medemens nastreeft en die geven wil en waaraan alleen uitsluitend de vrijgevigheid aan al het handelen ten grondslag ligt, in staat. En dan zal dit zaad niet op steenachtige bodem gevallen zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0947 Het uur van de beslissing – Waarschuwing om de Heer trouw te blijven
4 juni 1939: Boek 18
In de tijd van de oogst is voor jullie mensen het moment gekomen, waar jullie beslissen moeten of jullie Jezus Christus verloochenen of als Zoon van de Allerhoogste willen erkennen. En deze vraag, die aan jullie hart gericht is, zal jullie menige onrustige momenten bezorgen, totdat jullie vrijelijk een beslissing genomen hebben. De stem van het hart schenkt er dan aandacht aan en geeft haar gehoor, want Ik waarschuw eenieder dan ernstig, zodat hij zich niet ter wille van uitwendig voordeel laat overhalen. Ik waarschuw degenen, die zwak van wil zijn, dat ze volhouden en Mij hun trouw zullen bewijzen.
Ik ben iedereen met Mijn liefde nabij en Ik laat hen deze liefde voelen en Ik zal ook op de geschikte plaats duidelijk zichtbaar worden, zodat degenen, die nalatig of lauw zijn aandachtig worden en ze zich moeten bezinnen op hun verantwoordelijkheid ten opzichte van hun ziel. En Ik wil de tegenstander nog de aarzelende zielen ontworstelen. Ik wil hun kracht geven, zodat ze Mij herkennen als hun God en Schepper, hun Heiland en Verlosser en dat ze Mij met gehele wil trouw blijven.
En zo zal iedereen, die Mij in het gebed aanroept, ook de zegen gewaarworden, want Ik sluit Mijn oor niet voor de stem, die in deze nood tot Mij doordringt. Alleen degene, die Mij zonder enige bedenking afwijst, zal zonder Mijn genade zijn, want hij minacht, wat Ik hem geven wil en hij is volledig door de vijand geboeid. Dan is ook de tijd niet veraf meer, die door het ongeloof van de mensheid veroorzaakt wordt.
De schare van de Mijnen zal heel klein zijn en daarom moet Ik met luide stem roepen om de afvalligen tot ommekeer te bewegen. Ik laat niemand van de mensenkinderen zonder waarschuwing. Ik laat ook geen van hen aan zijn noodlot over. En daarom moet Ik daar streng optreden, waar op Mijn liefde geen acht geslagen wordt. Waar Mijn werken van liefde zonder succes zijn.
En deze tijd zal voor alle ongelovigen bitter zijn. Want ze hebben geen enkele bescherming en ruggensteun. Ze zijn hulpeloos aan de willekeur van het verderf prijsgegeven en hulp kan hun alleen nog gegeven worden, wanneer ze zich van de wereld afkeren en tot Mij hun toevlucht nemen. Wanneer niemand hen kan helpen, dan grijpen ze de strohalm om zich daaraan vast te klampen. En als ze in zo’n nood nog naar Mij roepen, verhoor Ik hun gebed en laat hun Mijn genade in overvloed toekomen, opdat ze sterker worden en zich steeds inniger naar Mij toekeren.
Deze tijd is nabij en alle voortekenen, die jullie erop opmerkzaam moeten maken, dat Mijn woord zich te zijner tijd vervult, zijn hier al aan het voorafgaan. Het moet jullie, die Mij willen dienen, aansporen tot de uiterste werkzaamheid, opdat iedereen, die in Mij hun Heer en Heiland herkennen, bijstand verleend wordt, opdat ze niet zwak worden in tijd van nood.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0953 Vrijheid van de geest – Droom – Geestelijk rijk – Materie
8 juni 1939: Boek 18
De geest van de mens is als zodanig met de hele schepping bekend en daarom kan hij ongehinderd snel door het heelal gaan. Er is hem geen grens aan ruimte en tijd gesteld. Hij is altijd in staat om overal te verblijven en hij kan daarom ook in de droom van zijn uiterlijk omhulsel weggaan, omdat er voor hem geen tijd nodig is om weer in het lichaam terug te keren. De geest is uit God en dus overal tegelijkertijd aanwezig. En de mens kan dan dus wel aan tijd en ruimte gebonden zijn, de geest in hem is echter vrij. Die weet, ziet en hoort alles, maar voor de mens als zodanig is hij niet hoorbaar, zolang hij nog te zeer materie is en voor het leven van de geest weinig belangstelling heeft.
En zo zal het voor jullie nu ook begrijpelijk zijn, dat alle kennis door deze geest op de mens overgedragen kan worden. Het ligt alleen maar aan de wil van de mens om deze geest te horen. En de mens kan van verbazing een gebeurtenis, die in de aard van deze zaak ligt, niet begrijpen. Het aardse omhulsel is immers een voorbijgaand, vreemd gebied. Maar de geest is van eeuwigheid af aan thuis in het geestelijke rijk. Dus moet hij ook in zijn tijd op aarde, omdat hem geen grens aan zijn bewegingsvrijheid gesteld is, zo veel mogelijk daar verblijven. En het moet ook zijn streven zijn om de mens, die zijn omhulsel op aarde is, zo veel mogelijk uitvoerig het eigenlijke Vaderland te beschrijven.
Als de wil van de mens hem tegemoetkomt, dan is hij in staat om onvermoede geheimen aan hem te openbaren en spant hij zich op elke manier in om hem te verheffen in het geestelijke rijk en hem van de aarde af te doen keren. De geringste wil van de mens is voldoende, zodat de geest zich naar voren dringt, want voor hem is de vlucht omhoog, de geestelijke sferen in, hoogst welkom, als hij maar eenmaal de geestelijke duisternis van de mens zou kunnen doorbreken en juiste deze wil hem bevrijd heeft.
Wanneer de geest zich echter nog volledig in boeien bevindt, wanneer hij in het menselijke omhulsel opgesloten zit en daar net zo lang blijven moet, tot de mens, dat wil zeggen diens wil, zelf werkzaam geworden is, dan zal de mens begrijpelijkerwijs steeds in gedachten op de aarde vertoeven. Hij zal nooit proberen om met zijn gedachten de vlucht naar de hoogte te nemen en hij kan daarom ook geen andere kennis buiten zijn aardse wereldwijsheid hebben.
Het levensdoel op aarde is en blijft juist de opwekking van de goddelijke geest in zich. Het bevrijden van de goddelijke geest uit de banden van de duisternis, die de materie is. Want alleen de mens, die de materie begint te overwinnen, maakt tegelijkertijd de boeien van de geest los. En pas dan kan de geest het onvermoede volbrengen. Want hij kan zich nu pas ontplooien. Voor hem staat het geestelijke rijk open en hij kan nu ook de mens een blik in het geestelijke rijk laten werpen. Hij kan, om zo te zeggen, het geestelijke rijk dichter bij de mens brengen, het vurige verlangen hiertoe doen toenemen, zodat de wil van de mens alleen nog maar het verlangen naar geestelijke heerlijkheid betreft.
Wat zich in de droom aan de mens openbaart, is vaak een beeldende voorstelling van het geestelijke leven. En ook in gevallen, waar de mens gewaarschuwd moet worden, zijn dit directe verwijzingen naar één of andere gebeurtenis. Maar steeds zal de geest zich tegen de mens willen uiten. Steeds zal hij iets uit het geestelijke rijk aan het bewustzijn van de mens over willen dragen om de gedachten van deze mens te beïnvloeden om zich meer naar het geestelijke toe te keren.
Het is dus buitengewoon belangrijk om juist zulke gedachten te koesteren en aandacht aan deze te schenken. Maar de mens verwerpt in zijn nuchtere denken al te graag zulk soort gedachten, die hem af zouden kunnen doen dwalen van zijn aardse bedrijvigheid. Hij streeft dus liever het onbelangrijke na en slaat geen acht op het belangrijkste in het leven en knevelt dus de in hem sluimerende geestvonk net zo lang, totdat hij beseft, dat de materie volledig waardeloos is en hij uit eigen wil naar de hoogte streeft. Dat wil zeggen, dat hij de geest in zich de vrijheid geeft om zich altijd in het rijk van het geestelijke te verheffen. Dan zal hij steeds opnieuw kunnen scheppen, want de geestelijke waarheid kan hem onbeperkt toegestuurd worden door de in hemzelf werkzaam geworden goddelijke geest.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0971 Weg naar de hoogte vol doornen – Het woord van God is een versterking
19 juni 1939: Boek 18
Het is een mateloze genade voor jullie mensen, als jullie het goddelijke woord waardig worden. Want te midden van de duistere nacht schijnt voor jullie het helderste licht en jullie kunnen onbezorgd de levensweg tot het einde gaan en jullie hoeven niet te vrezen om in de duisternis verkeerd gewezen te worden. De genade van God heeft jullie mensen eeuwig en altijd goed geleid, zolang jullie de genade verlangd en gebruikt hebben. Maar hoe vaak was de weg vol doornen en onbegaanbaar en wilden jullie bijna opgeven of naar een gangbaardere weg vluchten. Maar deze weg leidt niet opwaarts, maar voortdurend neerwaarts.
En de weg naar de hoogte moet op elke manier tegenstand bieden. Deze moet overwonnen en moeizaam stap voor stap afgelegd worden, als hij jullie naar het juiste doel moet leiden. Maar de liefde van God kent elke hindernis en Hij zou het mensenkind graag de gang door het aardse leven makkelijker maken. Hij zou hem graag helpen, zodat het niet de moed verliest en moedeloos wordt. En dus geeft Hij hem verkwikking en lafenis voor zijn moeizame weg. Hij laat het kind niet zonder kracht, maar voorziet het liefdevol van geestelijke spijs, opdat het geen acht slaat op de ongemakken van de weg en gemakkelijk en moeiteloos alle hindernissen overwint om uiteindelijk tot de Vader te geraken.
En wie daar dus gesterkt naar toe gaat, verlangt nooit meer naar de minder moeilijke, maar daarentegen aanzienlijk gevaarlijkere weg. Want hij ziet de gestalte van de goddelijke Heiland, Die hem liefdevol aan het einde van de weg tegemoetziet. En het verlangen naar Hem laat het mensenkind steeds flink doorstappen. Het neemt met gemak de moeilijkste hindernissen, want de liefde voor de goddelijke Heiland is de drijfveer. Ze is tegelijkertijd aansporing en kracht.
Maar zonder de goddelijke hulp zou het mensenkind moe worden van de strijd tegen alle tegenspoed van het leven. Het zou de doornen en het kreupelhout van de weg naar boven niet kunnen doorbreken en spoedig afgemat langs de weg blijven liggen. Maar aan deze zwakheid heeft de Vader in de hemel wijselijk gedacht en voorzorgsmaatregelen getroffen, zodat hij in de grootste nood hulp krijgt. En dus geeft Hij Zijn woord, en hiermee kracht en versterking aan het mensenkind.
En degene, die het ontvangt, bevindt zich in Zijn genade. Hij heeft talloze genaden voor Zijn kinderen op aarde klaar staan en ze zijn allemaal door innig gebed voor jullie toegankelijk. Maar Zijn woord is de belichaming van de genadevolle Vaderliefde. Want Zijn woord verschaft het kind onmetelijke kracht. Degene, die het woord heeft, ontbreekt het nooit aan kracht. Maar bij hem moet het geloof ook vast en onwrikbaar zijn, want als hij in het diepste geloof staat, is hij tot alles in staat. Er wordt hem door het woord geleerd om de kracht goed te gebruiken. Maar als het geloof ontbreekt of te zwak is, gebruikt hij deze kracht niet in die mate, zoals het hem toekomt.
Laat daarom eerst het geloof zo sterk worden, dat jullie geen tegenstand meer vrezen. En pas dan begrijpen jullie de macht en de kracht van het woord. En als jullie de stem van de Heer horen, dan is de toestroom van deze kracht voor jullie verzekerd. En als jullie deze ontvangen, gebruik haar dan ook op de juiste manier. En deel haar uit. Geef haar aan degenen, die net als jullie de moeilijke weg over doornen en klippen gaan, opdat ze gesterkt in de geest de weg voortzetten, die omhoog naar de goddelijke Heiland leidt. Die verlangend de handen naar hen uitstrekt en hen thuishaalt in het Vaderhuis.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte
0967 Zorgen van de geestelijke vrienden – Streven van de duistere machten
17 juni 1939: Boek 18
Kijk, Mijn kind, de ziel vindt niet de ware rust, zolang ze niet in staat is om zich volledig te scheiden van het gebied van aardse gedachten. En het zal de mens steeds weer afhouden van zijn geestelijk opwaartse vlucht, tot hij zich onvoorwaardelijk aan Mij overgeeft. En daarom moet alle tegenstand gebroken worden. Op de wereld moet geen acht geslagen worden en steeds moet alleen het verlangen naar Mij de mens aanzetten om zich los maken van de aarde.
En verneem zo weinig, maar heilzame woorden, die jou steeds moeten helpen als de scheiding van de wereld jou zwaar valt. Er wordt een strijd zonder weerga om jou gevoerd. De machten van de tegenstander proberen je met alle middelen aan het aardse vast te houden en je op alle denkbare manieren te hinderen bij de voortzetting van dit werk. En jouw geestelijke vrienden strijden net zo om jouw ziel, om jouw gehele wil. En hun inspanning is ijverig en volhardend. Nu moet jij zelf hun inspanning tot een succes maken, doordat je aan elke, ook de fijnste, opwelling, die tot voordeel voor dit werk is, toegeeft. Kijk, met elke nieuwe bekendmaking vervul jij de hoop van deze vrienden in het hiernamaals.
Door de inzet van de macht van de tegenstander bestaat het gevaar dat jij jezelf verliest en nalatig wordt of moe wordt van het werk en onwillig om te ontvangen. De voortdurende zorg van jouw vrienden is daarom gerechtvaardigd. En Ik wil jou opnieuw op het hart drukken om je aan Mij over te geven en geen moeite of ongemak te schuwen, wanneer het erom gaat de geestelijke overdrachten in ontvangst te nemen. Kijk, Ik geef je onbeperkt en Mijn liefde is jou steeds nabij. Maar jij moet Mij zelf zoeken en steeds je wil werkzaam laten worden. En Ik wil je zegenen en je met Mijn kracht bedenken.
Amen
1013 Zon
21 juli 1939: Boek 19
Waardoor wordt deze buitengewone lichtkracht tot stand gebracht? In welk verband staan de krachten om tegelijkertijd lichamelijk en geestelijk onvermoede effecten te ontketenen en een buitengewoon licht te ontsteken en dus in elk opzicht onnavolgbaar te blijven? Hoe verhouden de geestelijke stromingen zich tot elkaar en welke zichtbare of aards verklaarbare natuurkrachten liggen aan deze lichtkracht ten grondslag?
Al deze vragen dringen zo diep in de geestelijke kennis binnen, dat het menselijke verstand werkelijk te gering is, als hij zelf het antwoord zou willen geven. Alleen waar tegelijkertijd zuiver geestelijke kennis nagestreefd wordt, kan daarover opheldering gegeven worden, want enkel in het werkzaam zijn van geestelijke krachten ligt de verklaring van dit scheppingswonder.
Onvergelijkbaar verheven is het bewustzijn ervan, dat de mens in zekere zin het recht heeft om daar opheldering over te krijgen, dat hij elke lacune in zijn kennis aan mag vullen en ook aan moet vullen en dat hem dus geen grenzen gesteld zijn, als hem één of andere vraag, die de schepping betreft, interesseert.
Juist de zon met haar stralenwerking is voor de mensen onbetwist het grootste raadsel in de natuur en toch verlangen ze weinig of in het geheel niet naar onderrichting, die hen van boven aangeboden wordt en die weer alleen doorslaggevend kan zijn, omdat alleen de Godheid Zelf iets, wat zijn oorsprong eindeloos ver van de aarde heeft, uitvoerig en begrijpelijk verklaren kan.
De neutrale verbinding tussen twee elementen heeft een nieuwe stof tot resultaat. En aan deze wet ligt alles ten grondslag. De samensmelting van onontgonnen krachten daarentegen veroorzaakt bepaalde wrijvingen, omdat elke kracht zich wil uiten en de andere wil verdringen. Waar nu zulke wrijvingen ontstaan, moet het zich in het middelpunt bevindende lichaam, of het nu van een vaste soort is of niet, ontbranden, dat wil zeggen zich verzetten tegen de hem benauwende kracht. Bijgevolg is dus elk lichtverschijnsel een zich verzetten van de ene kracht tegen een tweede kracht. En zo is het met elk krachtstroming net zo.
Amen
1019 Schepsel – Scheppingswerk – Mens
23 juli 1939: Boek 19
De levensloop van alle schepselen vereist een volledige bevrijding uit de vaste vorm. Alleen wat vrij is, kan als individu in de natuur de hem voorgeschreven weg gaan, als schijnbaar geïsoleerd in de schepping zo lang vegeterend, tot het alle stadia van de belichaming doorgemaakt en de weg op aarde afgelegd heeft. Er moet een zich steeds herhalende scheiding van de uiterlijke vorm van dat ogenblik plaatsvinden om deze vorm geheel overwonnen te hebben. Elke nieuwe vorm betekent een strijd voor het wezen en tenslotte het overwinnen van de vorm door de scheiding hiervan.
Een doorlopende verandering van het uiterlijke omhulsel kan alleen zo maar mogelijk zijn en alles, wat op aarde, in de lucht en in het water leeft, geeft steeds weer het omhulsel voor de eigen verdere ontwikkeling op. De wezens zijn dus net zo lang veranderbaar, als ze onrijp, dat wil zeggen onvolmaakt, zijn en het is door de Schepper buitengewoon wijs ingericht, dat een voortdurende verandering in het natuurlijke leven plaatsvindt. Dat elk levend wezen van een ontstaan en vergaan verzekerd is en dat het aardoppervlak zonder onderbreking talloze kleine levende wezens, die zich in een voortdurende verandering bevinden, een verblijfplaats biedt.
Het zou voor de mens onbegrijpelijk zijn, als hem de verscheidenheid en ook de veelvoudigheid voor wat het aantal betreft, getoond zou worden. Talloze scheppingen en voor menselijke begrippen onschatbare variaties getuigen van de wijsheid en almacht van de Schepper.
De mens is wel eindeloos klein en nietig te noemen, afgezet tegen de heerlijkheid en grootheid van het scheppingswerk en toch staat hij in het middelpunt van deze schepping. Hij is het doel van alle schepselen. Hij is door alle schepselen gegaan en bergt alle scheppingswerken in de kleinste uitvoering in zich. En ter wille van de mens, dat wil zeggen diens ziel, is het gehele scheppingswerk ontstaan, want de mens moet een kind van God, het evenbeeld van de goddelijke Vader worden en zodoende is het doel van het scheppingswerk buitengewoon ontzagwekkend en de midden in het scheppingswerk staande mens is in zekere zin het heerlijkste scheppingswerk van God en elk schepsel dient weer de ziel, die onvergankelijk is, tot de volmaaktheid van voorheen.
Amen
1031 Roep van God – Aardse werkzaamheid
30 juli 1939: Boek 19
De Heer bepaalt het tijdstip van jouw werkzaam zijn en dienovereenkomstig word je de aankondiging toegestuurd, volgens welke jij jouw aardse werkzaamheid af moet breken en je geheel aan de Heer moet wijden. Jouw opdracht vraagt jouw volledige inzet. Jij moet je met alle kracht en met de volste overgave aan jouw Heer en Heiland ter beschikking stellen en getrouw alles vervullen, wat van jou verlangd wordt. En alle hindernissen, die jou tegenstand bieden, zullen met Gods hulp opgeruimd worden.
Je mag nooit denken, dat daaruit voor de jouwen een noodsituatie zou kunnen ontstaan, wanneer jij je huidige arbeid niet meer verricht. In tegenstelling hiermee zal een volledige omkering van jouw huidige levenssituatie jou ontlasten en je de volste vrijheid verlenen, maar deze moet dan ook op de juiste manier benut worden en je moet onverwijld in dienst van de Heer treden.
De goddelijke Meester onderricht Zijn volgelingen juist met het doel, dat ze voor Hem en in Zijn naam werkzaam zijn op aarde. En als Hij hen nu roept, moeten ze Hem zonder tegenspraak dienen. Ze moeten de mensheid geven, zoals hun gegeven werd. Ze moeten de mensen het woord van God onderwijzen en op geen enkele manier nonchalant en zwak zijn in de uitbreiding van deze goddelijke leringen.
En de tijd zal spoedig komen, dat het verlangen naar het zuivere woord van God onder de mensen gewekt wordt. En er zal met elke opwelling van het menselijke hart rekening gehouden worden. Degene, die het begeert, zal gespijzigd worden met gaven uit de hemel en niemand die ernaar verlangt, zal overgeslagen worden, als het woord van God verkondigd wordt.
Je zal de woorden van de Heer, die jou tot onvermoeibare werkzaamheid voor Hem roepen, duidelijk horen. En als jij je met een gelovig hart aan de goddelijke wil onderwerpt, zal jouw hart je ook dwingen tot dat, wat je doen moet. De Heer zal je niet in twijfel achterlaten, maar veeleer jou Zijn genade doen toekomen, opdat jouw hart niet in tweestrijd staat, maar jij helder en ondubbelzinnig de wil van de goddelijke Heer herkent. En vastberaden moet jij dan de weg gaan, die jou door de Vader gewezen wordt. Want wie zich enkel altijd aan de goddelijke leiding overlaat, zal zich op het juiste spoor bevinden.
En hoor nu de woorden van boven: Sla er acht op, dat je je niet verliest in al te bezorgde gedachten, want dit is een teken van een zwak geloof en dit hindert je op vele manieren. Probeer het volste vertrouwen in je te koesteren en laat alleen de Vader in de hemel Zelf heersen, dan zal elke twijfel of angstige gedachte ver van je wegblijven. En je zult tot de meest volledige sterkte van het geloof komen in de kortst mogelijke tijd.
Alleen een innig gebed om kracht bezorgt je een buitengewone genadeschenking en dit zal weer in de eerste plaats jouw nog zwakke geloof betreffen. En dus zal ook elke twijfelende gedachte uit je hart verbannen zijn en je herkent duidelijk de goddelijke liefde, die jou buitengewoon zorgzaam leidt. En met vreugde en toewijding zul jij tot in alle eeuwigheid deze goddelijke liefde dienen.
Amen
1033 Geestelijke saamhorigheid van alle scheppingswerken – Zichtbaar
1 augustus 1939: Boek 19
Kijk, Mijn kind, er worden elk uur talloze levende wezens geboren en in allen belichaamt zich Mijn geest. En dit is des te verbazingwekkender, als toch ook elke belichaming, dat wil zeggen dit omhulsel, eveneens geestelijks uit Mij is. Dus alles wat jullie omgeeft, alles wat rondom jullie, in jullie en boven jullie is, wijst naar Mij als Schepper van alle dingen. En toch kan het weer alleen maar geestelijk begrepen worden.
Als jullie ook de kennis hebben, dan benutten jullie deze kennis toch weinig, zolang de geest in jullie niet ontwaakt is, want alleen een ontwaakte geest is in staat om jullie de verhouding van jullie tot alles, wat rondom jullie is, begrijpelijk te verklaren. Maar jullie niet-gewekte geest peinst, en een dergelijke overpeinzing kan jullie denken eerder in de war brengen, dan dat het tot volledig begrip leidt.
Als de geest in jullie levend geworden is, dan begrijpen jullie alles, en jullie herkennen Mij voortdurend en overal in de natuur, omdat al het geestelijke in de schepping dan de toegang tot de goddelijke geest in jullie vindt. En jullie zullen iets zo geweldigs, wonderbaarlijks, aan jullie beleven, dat jullie de natuur enkel beschouwen als de uitstraling van Mijn liefdesgeest.
Het vaste geloof en de onzelfzuchtige liefde wekken de geest uit Mij in jullie op. En zo zullen deze twee dus eerst nodig zijn om alles te begrijpen, wat zich aan jullie ogen aanbiedt. En plotseling zijn jullie niet meer in de schepping staande individuen, maar jullie voelen de saamhorigheid met de hele schepping in je, want jullie beschouwen haar niet meer als de door Mij geschapen vorm, maar, wat jullie ook zijn, als een grote geestelijke uitstraling, als van de oergeest uitgaand, echter onscheidbaar geestelijks, dat eeuwig en altijd goddelijk in zichzelf is, dat zichzelf tijdelijk niet als zodanig herkent.
Degene, die in vereniging met de natuur de geestelijke verbondenheid van het hele scheppingswerk met elkaar beseft, herkent nu bewust, wat hij is en hij verliest dit bewustzijn nooit meer. En hij bekijkt nu de meest verschillende scheppingen in het licht van deze waarheid en heeft nu ook geestelijk het grootste succes geboekt, want het geestelijke rondom hem openbaart zich als het ware zichtbaar en helpt hem om zijn inzicht te vergroten, doordat het hem een kijkje laat nemen in de geestelijke werkzaamheid van de hele schepping.
Dezelfde kracht, die zich aan jullie, mensen, door openbaringen van boven bekendmaakt, is ook dan onophoudelijk aan het werk om zich zichtbaar te uiten. En nu is enkel jullie wil, het diepste geloof en levendige liefdadigheid nodig om jullie binnen te leiden in meer kennis van Mijn almacht, liefde en wijsheid.
Amen
1039 Overdragen van het goddelijke woord – Kracht van het woord
6 augustus 1939: Boek 19
Draag geestelijk goed aan de mensen over en sterk hen in de levensstrijd en Ik wil jouw onderneming zegenen. Ik heb deze geestelijke opdracht voor jou sinds ondenkbare tijden voorzien en vergroot daarom jouw kennis, zodat de huidige nood onder die mensen, wiens zielen zich verlangend naar Mij toekeren, opgeheven wordt. Maar de kracht van hun geloof volstaat niet om de hindernissen, waar ze tegenover staan, te overwinnen. En zo zouden ze hieraan te gronde gaan en het geloof in Mij verliezen, als Ik hun niet de benodigde kracht toe zou willen sturen.
En dit is jou toebedacht, want hun harten zijn bereidwillig en Mijn Vaderoog ziet hun gebreken en hun noden. En door de liefde, die in hen aanwezig is, verwerven ze Mijn genade en dus Mijn hulp. Hun harten jubelen als ze Mijn genade gewaarworden. Hun zielen herkennen Mij en elke geest wordt levend als Mijn woord hun toegestuurd wordt.
Nog een korte tijd en de kring, die in Mijn naam en voor Mijn naam strijdt, sluit steeds inniger aaneen tegen degenen, die Mij willen verloochenen. En dan zal ook de kracht duidelijk worden, waarmee Ik Mijn woord belegd heb, want iedereen zal helder en duidelijk beseffen dat hij voor Mij strijdt, en hij zal geen aardse macht vrezen, maar moedig en zonder vrees voor Mijn woord opkomen, omdat hij niet anders kan, dan Mij met de gehele inzet van zijn leven dienen. En degenen, die het wapenschild van het geloof dragen, zijn waarlijk onoverwinnelijk. Ze vechten en strijden met Mij samen, en Ik bescherm hen tegen elk gevaar.
En zo is elke dag van jouw leven, die jou naar je missie leidt, gezegend, opdat niet één uur onbenut blijft, en jij het getal van degenen, die Mij in het hart dragen, helpt vergroten en de onnoemelijke geestelijke nood op aarde daardoor beïnvloed wordt.
Amen
1049 Werkzaamheid in het hiernamaals – Lichtstraal
11 augustus 1939: Boek 19
Laat dit jullie bijzonder op het hart gedrukt zijn, dat alleen die ziel, die zich in het aardse leven bewust naar de eeuwige Godheid toekeerde, in lichte sferen kan binnengaan. Want een verblijf in het licht vereist een staat, die weer alleen maar te bereiken is met de hulp van God en dus gelovig aan Hem gevraagd moet worden.
Maar een mens zonder geloof is ook niet in staat om zich kracht toe te eigenen om dezelfde staat van rijpheid te bereiken, want een duistere toestand van de ziel maakt een verblijf in het licht onmogelijk. Zo’n ziel kan zich alleen maar in de omgeving ophouden, die aan haar toestand van rijpheid aangepast is, ofschoon ze ook onnoemelijk onder de duisternis lijdt.
Door de genade van God, door gebed of het liefdevol gedenken van de mensen en hulp van hogere geestelijke wezens komt de ziel toch op bepaalde momenten in de nabijheid van een lichtstraal om haar wil te prikkelen en het verlangen op te wekken om in een lichtvolle omgeving te komen. En elke lichtstraal heeft één of andere oorzaak en aan hem liggen altijd geestelijke werken van liefde ten grondslag. Dit moet dus bijgevolg een weldadig effect op de zielen in de duisternis hebben.
Onverbeterlijke, dat wil zeggen volledig onwillige zielen ontvluchten zo’n straal, maar de zielen, die hun duisternis als bedrukkend ervaren, zijn eindeloos dankbaar voor een dergelijke schenking en spannen zich in om in voortdurende verbinding te blijven met de wezens, die hen willen helpen, ofschoon ze hun macht nog niet herkend hebben. De meest uiteenlopende onderrichtingen worden de zielen nu toegestuurd en steeds worden ze erop gewezen om overal een hulpvaardige hand te bieden, waar een ziel in erge nood verkeert. Daardoor ontstaat er dan spoedig een soort gemeenschap onder hen, waar allen elkaar willen dienen en voor elkaar het lot lichter willen maken. En dit streven is het begin van het opwaarts gaan.
Zodra een ziel eenmaal herkend heeft, hoe onnoemelijk die zielen, die op aarde niet volgens de wil van God geleefd hebben, lijden, is ze ook tot hulp bereid en probeert het verzuimde ijverig via het wezen, wiens lot eveneens een aan zichzelf te wijten duisternis is, in te halen.
Maar waar geen gebed op aarde verlichting geeft, is het strijden onnoemlijke zwaar. Wat ze op aarde aan werken van liefde verzuimden, ontberen ze nu dus smartelijk, en daarom worden jullie mensen steeds weer aangespoord: Help hen door jullie gebed in de strijd om licht. Geef hun door jullie liefde kracht te streven naar licht, en heb medelijden met hen, opdat een lichtstraal hen verlicht en hen de weg naar boven wijst.
Amen
1051 De eeuwige Godheid
12 augustus 1939: Boek 19
Een eindeloos aantal zonnen en sterren cirkelen in het heelal, en de Schepper wijst dezen hun baan. En ontelbare wezens zijn aan deze sterren toegewezen. En de almacht en wijsheid van God houdt al het geschapene in een wijze orde, en Zijn wil onderhoudt al het bestaande. En de ontwikkeling van alles, wat in deze schepping leeft, is een van eeuwigheid af bepaalde ontwikkeling. En alle gebeurtenissen moeten de door de eeuwige Godheid voorstemde loop hebben, want in Zijn wijsheid herkende God de voor het wezen dienstige weg voor het uitrijpen vanaf het begin tot een volledig versmelten met de oerkracht.
Er is geen wezen, dat bij benadering de geweldige grootte van het goddelijke macht- en krachtbewustzijn begrijpt, want alles, wat uit God, als de Schepper van alle dingen, voortgekomen is, verdwijnt in de oneindigheid en is net zo lang een geïsoleerd levend, scheppend wezen, totdat het de vereniging met de Schepper en Vader weer aangegaan is.
Het is een miniatuur van de eeuwige Godheid. Eveneens vervuld van kracht en macht door de vereniging met alle geestelijke kracht in en rondom zich. Want deze is van goddelijke oorsprong, ze is geest uit God, ze is ondeelbare goddelijke kracht en is dus de schakel tussen God en Zijn geschapen wezens. En wie dus door het benutten van deze geestelijke kracht drager van goddelijke kracht geworden is, nadert zodoende de eeuwige Godheid Zelf steeds meer. Zijn macht en kracht worden groter en groter. En het oorspronkelijk geschapen wezen verenigt zich tenslotte met zijn Schepper en beseft pas dan hoe overweldigend en onvoorstelbaar de eeuwige Godheid overal en altijd in het eindeloze heelal werkt.
Amen
1061 Verzamelen van geestelijke goederen – Bouwwerk – Fundament
18 augustus 1939: Boek 19
U moet ervan verzekerd zijn, dat de Vader in de hemel uw smeken verhoort, als dit tot heil van uw ziel is. Maar U moet u altijd beijveren om de zonde te vermijden en de wil van God te vervullen. En dan is de goddelijke hulp voor u ook verzekerd, want de Heer belooft Zijn zegen aan degenen, die naar Hem streven.
Hoe inniger uw hart zich naar de goddelijke Heiland toekeert, des te rijkelijker wordt u door de Heer bedacht. En als u uw aardse leven in voortdurende verbinding met Hem leeft, vloeit goddelijke genade u mateloos toe, want de Vader in de hemel wil u alles geven, waar uw hart naar verlangt. Hoeveel te meer, als uw vurige verlangen alleen Hem betreft. De Vaderliefde omvat jullie allemaal en staat altijd klaar om te geven. Maar wie geen acht slaat op Zijn liefde zal dan niet deelachtig worden aan deze liefde en zijn leven op aarde zal de ziel weinig voordeel brengen.
Maar het is een noemenswaardig succes, als een mens, zich bewust van zijn kracht uit God, zich altijd aan de Vader toevertrouwt, Hem raadpleegt en antwoord krijgen kan. Zo verzamelt hij goed na goed voor zijn ziel. Hij verzamelt, wat tot in alle eeuwigheid bestendigheid heeft. Hij laat een bouwwerk ontstaan, onvergelijkbaar waardevol en gelukkig makend. Hij bouwt als het ware een geestelijk thuis en voegt steen voor steen samen, want de goddelijke Bouwmeester Zelf onderwijst hem en zorgt ervoor, dat het fundament stevig en onverwoestbaar is en dat de mens geen gevaar loopt om in een bodemloze put ten onder te gaan.
En streef zo voor alles naar de diepste verbondenheid met God, opdat u Zijn vaderlijke verzorging waardig wordt en nooit zonder hulp blijft. Want de Vader heeft Zijn kinderen lief en Hij helpt hen in elke nood.
Amen
1063 De uitstorting van de heilige geest
20 augustus 1939: Boek 20
De Heer wil jou een buitengewoon belangrijke les bekendmaken, die jullie mensen tot nog toe zeer misvormd en daarom moeilijk te accepteren onderwezen werd. Het is echter te belangrijk om er in het geheel geen aandacht aan te besteden. Dit geldt zowel in aards, alsook in geestelijk opzicht, want de voorbeschikte weg tijdens het aardse bestaan maakt een bepaalde rijpheidsgraad van de ziel mogelijk. Deze is echter afhankelijk van de heersende instelling van de mens ten aanzien van juist deze les.
Kijk, de uitstorting van de heilige geest wordt nog altijd niet volledig door de mensen begrepen en omdat ze de betekenis van de woorden nog niet begrepen hebben, kennen ze er ook geen betekenis aan toe en ze wijzen het daarom makkelijk af, hetgeen enorm nadelig is voor het mensenkind. Want het is niet alleen, dat het zelf in uiterste armoede van de geest voortgaat, het heeft geen begrip voor de gaven van de geest, die aan andere mensen gegeven worden en dat is er de oorzaak van, dat de mensheid geen enkele zichtbare uiting van goddelijke kracht erkent.
En als de mens ooit probeert zich voor te stellen, hoe kwellend de toestand voor hem zou zijn, als het hem niet lukt een gedachte vast te houden, wanneer steeds alleen maar een gedachte als in een flits opdook om direct weer uit het bewustzijn te verdwijnen, dan zou de mens proberen te beseffen, dat ook deze werkzaamheid van de gedachten aan een bepaalde ordening onderworpen moet zijn om als zodanig een doel en nut te hebben. En het zou dan al begrijpelijk voor hem zijn, dat dit gedachtengoed iets is, wat men niet naar believen af kan wijzen.
En er moet weer op gewezen worden, dat er toch geen kracht in het wilde weg het heelal ingestuurd wordt, maar volgens Gods wil daarheen geleid wordt, waar door de wil van de mens deze kracht als drager van energie geschikt is om zo’n kracht op te nemen. En het is de kracht uit de geest van God, die zich over de mensen uitstort, als ze maar de wil hebben, als vat te dienen en de uitstorting van de heilige geest is dus niet anders te begrijpen, dan dat God Zichzelf, dat wil zeggen Zijn kracht, Zijn geest mateloos aan diegenen geeft, die het willen ontvangen. Over degene, die om het heiligste uit God, Zijn uit Hem stromende geest, vraagt, die bewijst het waard te zijn en dus bereid is om te ontvangen, stort zich het heiligste, de kracht uit God, uit.
En de goddelijke geest ordent zo al het denken en voelen in de mens. De geest van God leidt het mensenkind de heilige waarheid binnen, in de diepste kennis. En de geest van God maakt zichzelf bekend door de mond van de mens. De geest in een bereidwillig mensenkind is bereid tot elk onderricht. De geest uit God, die zich nu door de mond van een mens kan uiten, wil alles aan de mensen bekendmaken en hun geven, wat bevorderlijk is voor hun zielenheil. En deze geest uit God moet op grond van zijn volmaaktheid natuurlijk ook dingen kunnen volbrengen, die voor de mens als zodanig onmogelijk zijn. Als de geest van God zich over een mens uitstort, is van een natuurlijk spreken, denken en handelen geen sprake meer. De goddelijke geest leidt de werkzaamheid van de gedachten. Hij leidt de wil tot woord en daad en het effect is het duidelijkste teken van zijn goddelijkheid.
En als u nu bedenkt, dat jullie allen, die over de aarde gaan, hetzelfde recht hebben om te vragen om de geest uit God en dat deze zich over iedereen uitstorten zal, als jullie je inspannen om ontvankelijk te zijn, dan zult u begrijpen, hoe enorm belangrijk het inzicht in deze gebeurtenis is en hoe weinig u deze allen toekomende genade gebruikt. Hoe armzalig u voortdurend in de geest bent, omdat u geen acht slaat op de bron van onschatbare geestelijke rijkdom en u de werkzaamheid van uw gedachten slechts in de allerkleinste mate actief laat worden en u ook nog weerstand biedt, waar u het bewijs geleverd wordt, dat alleen het willen ontvangen beoefend moet worden, als een mensenkind, die in de liefde werkzaam is, onnoemelijk overvloedig bedacht moet worden door de uitstorting van de heilige geest.
Amen
1069 Aanvoer van geestelijke kracht – Staat van rijpheid
24 augustus 1939: Boek 20
Hoor de goddelijke stem: De toegang tot al het geestelijke opent zich voor jullie vanaf het moment, dat jullie de liefde beoefenen en dus al geestelijk werken. Want de liefde, die werkelijk onbaatzuchtig is, is al geestelijk werk op zich. En zo neemt ze ook in zichzelf door elke nieuwe daad van liefde toe en daarom zal de mens, die in de liefde werkzaam is, tot geestelijke rijpheid komen, omdat al het rijpe geestelijke zich als het ware met een mensenkind verbindt, dat in liefde werkzaam is en dus ook de geestelijke kracht vergroot.
Wanneer in de tijd van het bestaan op aarde de aanvoer van geestelijke kracht zich uit, dan is zo’n bestaan op aarde niet tevergeefs geleefd, want het bracht reeds de vereniging met het geestelijke tot stand en dus moet de graad van rijpheid gewaarborgd zijn, waar de vereniging met het geestelijke onophoudelijk plaatsvindt. Als jullie mensen altijd proberen je te verenigen met het goede, dan moet de mens natuurlijk ook bereidwillig zijn te doen, wat hij als goed herkent. Hij kan niet iets nastreven, waarvan het bezit hem niet waardevol lijkt, en hij zal dus alleen maar naar dat verlangen, wat voor hem werkelijk de meest innerlijke behoefte is.
En als hij nu onbaatzuchtig liefheeft, wordt hij onvermijdelijk naar God getrokken. Hij wordt aangetrokken door alle geestelijke kracht, waarvan het uitgangspunt weer de eeuwige Godheid is. En hij verlangt uit het diepste van het hart naar al het goddelijke en eist in zekere zin de geestelijke kracht op. Hij wil het verlangen naar God, de liefde voor God en alle goede krachten in zich vergroten, omdat dit hem helpt om de eeuwige Godheid te naderen en dus is zijn vragen en smeken altijd tot God gericht.
En het verlangen van het mensenkind groeit, naarmate het zich inniger aan God overgeeft, want het wordt gegrepen door geestelijke kracht. Het is een voortdurend overgaan van deze kracht in het hart van het mensenkind, dat dus liefhebbend werkzaam is. En het kan dus nooit door goede geestelijke kracht verlaten worden, omdat het zich voortdurend door elke geestelijke gedachte, door elk geestelijk gesprek en door juist het contact met God door innig gebed met deze kracht verbindt.
Het gebed brengt op zich al toestroom van geestelijke kracht in een onbeschrijflijke hoeveelheid tot stand, want als de mens bidt, opent hij zijn hart voor elke genadeschenking van boven. Hij smeekt God om kracht en is dus ook ontvanger van deze kracht, omdat hij bereidwillig is de hulp van God aan te nemen. En zo vergroot de geest zich voortdurend en dit heeft de rijpheid van de ziel tot gevolg, want de mens, die voortdurend geest uit God vraagt, moet in dezelfde mate ook uitrijpen, want hij bedient zich toch van de goddelijke genade, die zijn weg op aarde tot een gemakkelijk begaanbare weg maakt.
Amen
0683 Gebed in de naam van Jezus – Beproevingen nodig ter vergroting van het geloof en versterking van de wilskracht
25 november 1938: Boek 14
Uit de woorden van de Heiland moeten jullie moed putten: Waar jullie de Vader in Mijn naam om vragen, dat zal jullie gegeven worden. En zo is deze belofte voor jullie de zekerste garantie dat jullie niet vergeefs vragen in de naam van Jezus. Begin daarom: De wil van de Heer legt jullie zo vaak beproevingen op, die jullie moeten dienen ter vergroting van het geloof en versterking van jullie wilskracht. Jullie moeten je deze laten welgevallen als zendingen van God en mogen niet gaan twijfelen. Want alle beproevingen ondergaan jullie vergeefs als ze niet hun doel bereiken. De hele volheid van het leven zullen jullie pas dan als weldadig ervaren als niets jullie meer kan doen wankelen in het geloof, als jullie vreugde en leed aannemen als toetsstenen op de weg naar boven.
In de verzoekingen van het kwaad wortelt ook de kracht van de weerstand. En het juiste denken zal het gevaar tijdig laten herkennen. Slechts wie zich willoos aan alle opwellingen overgeeft, goed of slecht, wie zijn wil niet staalt maar alles over zich heen laat gaan, zal weinig nut hebben van zulke beproevingen. En de weg over de aarde zal voor deze wel gemakkelijk zijn, maar het ware doel niet vervullen. Wees daarom ook jij je ervan bewust dat alleen maar voortdurend strijden jou de zegen kan brengen en dat een dag zonder strijd geen vooruitgang brengt. Dat iedere gebeurtenis die het lichaam hindert of belast altijd alleen maar heilzaam is voor de ziel, als je dit juist aanpakt.
Want zie, de Vader in de hemel bedenkt Zijn kinderen naar behoefte. Hij weet wat er nodig is om iedere ziel te helpen vooruit te gaan, terwijl jullie, kinderen op aarde, in de verste verte niet de noodzaak van zulke beproevingen kunnen inzien. Laat jullie gezegd zijn dat er niets gebeurt zonder de wil van de Heer en dat jullie alle leed met gelovig vertrouwen in Hem heel goed het hoofd kunnen bieden, opdat het voor jullie niet ondraaglijk schijnt. Want in dezelfde mate waarin de Heer jullie zulks oplegt, is Hij ook tot hulp bereid als jullie Hem daar maar gelovig om vragen. Alleen de verbondenheid met de hemelse Vader mogen jullie niet verliezen. Dan zal het leven voor jullie gemakkelijk zijn, ook bij slagen van het noodlot, die de Vader jullie immers Zelf zendt om jullie liefde voor Hem op de proef te stellen._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
0691 Woorden van de Vader – Liefde – Gedicht
29 november 1938: Boek 15
Je moet graag en blijmoedig jouw arbeid vervullen en je moet altijd van Mijn hulp verzekerd zijn. Want Ik zegen altijd degenen die zich in Mijn wil ophouden. Talloze wezens worden door Mij verzorgd en nooit zal Ik de Mijnen in nood laten als het hun streven is een Mij welgevallig leven te leiden. Zoals alles rondom jullie Mijn werk is, zo wil Ik ook in jullie werkzaam zijn en krachtens Mijn liefde ook in jullie de vlammen van de liefde ontsteken en laten oplaaien, want wie naar Mij verlangt, heeft de liefde in zich en zal alleen maar verlangen dat ze hem vervult.
Het zaligste gevoel in het hart komt van de voortdurende omgang met Mij. Jullie zullen je niet meer op de aarde wanen, als jullie deze gelukzaligheid geproefd hebben en toch laat het jullie vurige verlangen naar steeds grotere vervulling toenemen, want de liefde overtreft zichzelf. Ze heeft geen einde en geen grenzen, ze is alsmaar gevend en gelukkig makend en haar verblijfplaats zal altijd een Mij toegekeerd hart zijn. Want de liefde ben Ik Zelf en wie Mij van harte liefheeft, neemt Mij in zijn hart op. En wie in Mijn liefde leeft, die verneemt de gelukzaligste spraak. Zijn hart is vol gejuich en vrolijkheid en niets wat van buiten op hem afstormt, zal hem van zijn geluk kunnen beroven. Hij is immers geborgen in Mijn liefde en zijn verlangen naar Mij wordt vervuld. Probeer daarom altijd alleen maar in liefde werkzaam te zijn, dan zal Mijn aanwezigheid jullie onbegrensd gelukkig maken.
Want wat jullie ook ondernemen, Mijn liefde waakt over jullie en als een trouwe zorgende Vader leid Ik jullie schreden, zodat jullie niet van de juiste weg afwijken en in de gevaren van het leven geraken. En Ik heb nog vele vreugden voor jullie bereid. Ik maak jullie tot de meest verlichte wezens in het hiernamaals als jullie liefde voor Mij niet afneemt en jullie harten voor Mij slaan. Want het geluk van het kind is de Vader tot vreugde. Zijn welzijn is Mijn zorg en waar jullie het gevaar lopen te struikelen, houd Ik beschermend Mijn hand boven jullie.
En als jouw hart vurig verlangt....
alleen maar naar Mij gekeerd te zijn,
zal Mijn liefde je dragen....
tot Mij in het vaderland,
dan van alle leed ontheven,
wandel je in het helderste licht.
Kijk dan in de hemel daarboven
in je Vaders aangezicht....
En je hart zal beven....
en ontbranden in liefde....
En in gelukzaligheid zul je leven,
zalig rustend aan Mijn borst.
Voortdurend in Mijn nabijheid zijn,
zalig in verlangen en vreugde,
Mijn liefde zal jou geven,
het zuiverste geluk in eeuwigheid._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
0863 Geestelijke beïnvloeding – Directe verbinding – Gedachtenoverbrenging
14 april 1939: Boek 17
Het vereist grote liefde en geduld van de zijde van de geestelijke wezens, die ermee belast zijn om op het denken van de mensen in te werken. Hoe verder de mensen van geestelijke vraagstukken afstaan, des te sneller wijzen ze ook plotseling optredende gedachten, die het uiten van deze geestelijke krachten zijn, van zich af en keren haastig weer terug naar zulke gedachten, die meer betrekking hebben op het aardse leven.
De geestelijke kracht heeft dus weinig invloed op zulke mensen. Het is haar taak om alleen op geestelijk gebied te werken, om alleen puur geestelijke gedachten en leringen op de mensen over te brengen. En juist dit stuit in de meeste gevallen op een zekere afwijzing. En daarom moet deze taak met grote liefde en geduld uitgeoefend worden, als één of ander resultaat aan het licht moeten komen.
Een geestelijk wezen kan zich niet steeds in directe verbinding vanuit het hiernamaals naar de aarde uiten en er wordt daarom ook slechts zelden bewust naar geluisterd. Maar de gedachtenoverbrenging is veel moeilijker uit te voeren, want de mens verzet zich vaak, omdat hij juist geestelijk onderricht afwijst, zolang hij zich daar niet bewust mee bezig houdt.
De denkende mens stelt vaak vragen aan de Godheid en mag ook altijd het antwoord in ontvangst nemen, maar op een andere manier, dan het onder mensen gebruikelijk is. En er behoort geloof en vertrouwen in God bij om dit antwoord, dat hem in de vorm van gedachten toegestuurd wordt, ook als goddelijk antwoord aan te nemen. En degene, die in God de hoogste almacht en liefde herkent, zal er niet aan twijfelen, dat hem altijd antwoord van boven gegeven wordt, vanwaar alleen opheldering aan de mensen gegeven kan worden. Veel is zo eenvoudig en het laat alleen de innige liefde van de hemelse Vader voor Zijn kinderen blijken.
Maar het menselijke verstand ontzenuwt alles zo, dat het eenvoudige niet goed meer herkend kan worden. De mens probeert dan, op een hoogst omslachtige manier te doorgronden, waarover hem gemakkelijk en begrijpelijk opheldering gegeven kan worden, wanneer hij enkel acht slaat op zijn gedachten, die hem waarlijk op een snellere manier het juiste antwoord uiteenzet. Want de geestelijke kracht benut de ontvangstbereidheid van het mensenkind. Dat wil zeggen, dat ze onmiddellijk tot geven en tot werken bereid is, waar de geringste vraag, die het geestelijke betreft, ook de wil van de mens om tot de waarheid te geraken, verraadt. De geestelijke wezens begroeten het met buitengewone vreugde, wanneer ze werkzaam kunnen zijn en een hart, dat hongerig naar waarheid is, te mogen onderwijzen.
Alleen zal datgene, wat de mensen in gedachten geopenbaard wordt, zelden als zuivere waarheid verspreid worden. Menig mens vormt zich op grond van deze beïnvloeding door de gedachten een oordeel, dat ook met de waarheid overeenstemt. Maar hij zal hoogst zelden zijn gedachten, die vermeende eigen producten van zijn overpeinzingen zijn, aan andere mensen als waarheid over kunnen dragen, omdat de mens ook al het denken als onbetrouwbaar voorstelt. Dus voor de geuite bekendmakingen kan er nooit een bewijs van de waarachtigheid geleverd worden.
Alleen in de directe verbinding vanuit het hiernamaals naar de aarde ligt er een mogelijkheid om de ongelovigen een geloofwaardig bewijs te kunnen geven. Dat wil zeggen, ook slechts dan, wanneer ze ernstig naar de waarheid verlangen. En dit werk moet zo’n bewijs voor de mensheid worden. Iedereen, die het geringste verlangen naar de goddelijke waarheid in zich draagt, moet dit werk in kunnen zien. En als hij inziet, dat het kunnen en weten van een mens niet voldoende is om doorlopend zulke bekendmakingen neer te schrijven, zal hij zelf een hoger heersen daarin herkennen. Hij zal nu ook meer en meer de geestelijke beïnvloeding van hem welgezinde geestelijke wezens gewaarworden en eveneens de waarheid binnengeleid worden, want het is zijn wil, die naar de goddelijke waarheid verlangt._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
0983 Waarheid – Wil – Zwak geloof
27 juni 1939: Boek 18
Degene, die de waarheid zoekt, blijft in de juiste kennis. Hij wijst gevoelsmatig alles, wat de waarheid tegenspreekt, van zich af en kan dus aan alles, wat zijn geest gewillig opneemt, geloof schenken. Degene, die naar de waarheid verlangt, geeft zich ook gewillig over aan de goddelijke kracht en is daardoor al beschermd tegen het aannemen van valse leringen. Als hij zijn wil aan de goddelijke wil onderwerpt, moet hij nu ook willen, wat Gods wil is. Hij kan dus alleen het ware opnemen, omdat de in hem werkzame wil al het onware afwijst, weer gedreven door de goddelijke geestvonk, die de waarheid herkent en dus degene, die de waarheid zoekt, tegen vergissing beschermt.
De zekerste waarborg blijft voortdurend juist de wil van de mens, door alleen maar zo te handelen en zo te denken, zoals het God welgevallig is. Dan kan hij nooit en te nimmer plezier aan het tegendeel beleven. Hij wordt dus letterlijk door de wil van de Heer geleid. Want de Heer eist immers enkel de vrije wil van de mens. Als deze naar Hem toegekeerd is, dan is er ook geen gevaar om te verdwalen, want de hele mens wordt dan door goddelijke kracht gegrepen, die hem niet laat vallen, maar voortdurend naar boven trekt.
De schroom, die ondanks de naar God toegekeerde wil, de mens vaak overvalt, is alleen maar een te zwak geloof. Zo zal de mens, die een sterk, diep geloof heeft, geen enkele bedenking hebben over de waarachtigheid van het goddelijke woord. En daarom zal hem ook een diepe innerlijke vrede ten deel vallen, want hij hoeft zich niet meer met twijfel te kwellen.
Maar als de menselijke geest bereid is om de inwerking van boze krachten voor mogelijk te houden, dan geeft hij zichzelf ook in hun macht, terwijl een vaster geloof al deze gedachten verwerpt en dus de uitwerking van zo’n kracht tenietdoet. En daarom blijven al hun pogingen zonder succes, terwijl een zwakker geloof de werkzaamheid van deze krachten bevordert.
Slechts een onophoudelijk vragen om kracht om tegenstand te kunnen bieden, biedt dit gevaar doeltreffend het hoofd. En zo is weer het gebed de enige hulp, als het geloof aan het wankelen dreigt te worden gebracht. Met een sterk geloof zegeviert de mens. Hij overwint alle verzoekingen en biedt weerstand aan alle aanvallen van vijandelijke zijde. Het vaste geloof is een wapen, die de strijder overwicht verleent en het is tegelijkertijd de kortste weg naar de waarheid. Wat de mens in zo’n onwrikbaar geloof via gedachten ontvangt, kan nooit en te nimmer door onzuivere geestelijke wezens, dus door de vorst van de leugen, overgedragen worden.
In diep geloof naar de waarheid verlangen, betekent zulks ontvangen. Want de kracht uit God is zelf aan het werk en kan dus enkel goddelijks aan de mensen geven. Maar een onbewust afdwalen van de gedachten, dat wil zeggen een toegeven aan de verleidingen van de buitenwereld, verzwakt het verlangen naar de waarheid. Als de mens nu onverschillig uit de bron van de waarheid wil putten, als niet het diepe verlangen uit de grond van het hart komt, dan hebben de geesten van de leugen de mogelijkheid om makkelijker bezit van de wil van de mens te nemen, om hem te verzwakken of ook geheel in hun macht te krijgen. (Onderbreking)_>Amen
Vertaald door Peter Schelling
0991 Geestelijke rijkdom – Bewuste afwijzing van de waarheid
2 juli 1939: Boek 19
Het levert de mens de grootste geestelijke rijkdom op als hij in levendig contact staat met de goddelijke Heer en daarom zou dit rechtstreekse onderricht van de mensen buitengewoon begerenswaardig moeten zijn. Echter herkennen deze mensen vaak zo’n buitengewone werkzaamheid van de eeuwige Godheid niet in zijn volle omvang en ze interesseren zich hier nauwelijks voor, zolang ze niet door de liefde in zich in het goddelijke heersen en werkzaam zijn binnendringen. De zegen hiervan ligt alleen in het doorzettingsvermogen in het onophoudelijk in ontvangst nemen van goddelijke leringen.
Het mensenkind geeft door zijn voortdurende bereidwilligheid pas het bewijs dat hij doordrongen is van de goddelijke leer. Het vraagt niet meer om aards succes, maar is er voortdurend op bedacht om geestelijke goederen te verzamelen en laat aardse voordelen volledig buiten beschouwing. Maar dit duidelijk werkzaam zijn van God zal voor de mens, ondanks menigvuldige pogingen, een moeilijk op te lossen vraagstuk blijven, aangezien de mens in zijn dagelijkse leven buitengewoon in beslag genomen wordt door aardse werkzaamheid.
Alle pogingen falen, waar verstandsmatige opheldering verlangd wordt. Daarentegen zijn de bewijzen van de goddelijke werken van liefde onweerlegbaar en onverwoestbaar voor de vijandelijke macht, waar de mens dit herkennen wil. De mens, die steeds bewijzen wil, zal er niet voor terugschrikken om verkeerde beweringen te doen om maar het geestelijke werkzaam zijn te kunnen ontkennen. En toch zal de waarheid uiteindelijk duidelijk aan het licht komen, want de waarheid zal voor eeuwige tijden blijven bestaan, terwijl alles, wat de waarheid niet wil erkennen, te gronde moet gaan.
En zo is het veel heilzamer om ook zonder het nodige begrip de goddelijke gaven in ontvangst te nemen en op zich in te laten werken, dan uit puur menselijke zwakheid de zuivere waarheid niet tot zijn recht te laten komen. Want het zal aan het licht komen. En in het grootste nadeel zullen degenen zijn, die bewust zulke gaven afwezen en hun geestelijke rijkdom niet vergroot hebben._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
0997 Nieuw geestelijk rijk (opgenomen bij heftig onweer)
6 juli 1939: Boek 19
Zo begint de nieuwe tijd, het nieuwe geestelijke rijk. Alles, wat eerst in rust was, zal beginnen te beven. En al het geestelijke zal onnoemelijk actief zijn en alleen de wil, die God toebehoort, is in deze komende tijd van rijpheid ten volste gerechtvaardigd. En de wereld zal overwonnen worden en met haar alles, wat vijandig is voor de ziel. Dan maakt de geest zich los van de materie en verheft zich naar de hoogte en hij zoekt zijn Schepper om Hem tot in alle eeuwigheid te eren.
En als deze tijd in aantocht is, maakt de Heer Zich bekend, zodat de hele wereld Hem hoort. Hij roept degenen, die traag zijn en herinnert hen er vaak aan om aan hun ziel te denken. Hij geeft getuigenis van Zijn macht en klopt bij elk hart aan en verlangt ernaar om binnengelaten te worden. En Hij waarschuwt degenen, die Hem vergeten, met luide stem.
En als Hij met kracht en heerlijkheid naar de aarde komen zal, dan is het nieuwe geestelijke rijk ontstaan en is de heldere dag aangebroken, die de geestelijke nacht aflost en de duisternis zal heengaan en het morgenrood zal de dag aankondigen. En degenen, die het ontstaan van het nieuwe rijk meemaken, zullen zich in het licht verheugen._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
1009 Informeren van de onderwijzende geestelijke wezens door hogere lichtwezens is nodig
17 juli 1939: Boek 19
Een bijzonder belangrijke taak van de geestelijke wezens bestaat erin om met bepaalde tussenpozen in verbinding te treden met buitengewoon hoog ontwikkelde geestelijke wezens om door hen opheldering te krijgen over de met de wijste vooruitziende blik voorziene plannen van het goddelijke werkzaam zijn.
Dit is nodig, zodat de geestelijke wereld ernaar streeft om op overeenkomstige manier hun invloed op de mensen uit te oefenen. En daarom moeten alle onderwijzende geestelijke wezens goed onderricht zijn en alle desbetreffende informatie in ontvangst nemen, zolang ze zelf onderwijzend actief zijn, maar niet als volmaakte wezens de volledige kennis hebben. De werkzaamheid als leraar vereist weliswaar een uiterst omvangrijke kennis, maar deze omvat slechts alle reeds bestaande goddelijke scheppingswerken en de geestelijke taak van alle wezens.
Maar wat de Heer in Zijn wijsheid besluit om het lot van Zijn mensenkinderen in de eeuwigheid tot een buitengewoon heerlijke te vormen, is voor deze geestelijke wezens nog verborgen en wordt op een bepaald moment door de in de hoogste sferen verblijvende lichtwezens aan de eersten overgedragen en deze overdracht is voor het wezen in het hiernamaals op zich zowel buitengewoon succesvol, alsook onuitsprekelijke zaligmakend. Maar het ontvangende wezen neemt met deze overdracht tegelijkertijd licht en kracht in zich op en dit is weer een stap omhoog, een overgang naar een hogere sfeer. En zijn onderwijzende taak wordt van dat moment af aan veelzijdiger en het ontvangende mensenkind, alsook de zielen in het hiernamaals, die bereid zijn om op te nemen, worden deze toegenomen geestelijke kracht gewaar.
Deze stroom gaat onafgebroken voort op alle wezens, die in nader contact komen met het opnemend mensenkind, zowel op aarde als ook in het hiernamaals. Deze geestelijke uitwisseling moet van tijd tot tijd plaatsvinden, als er daardoor toch onafgebroken gedachten aan zowel aan het lerende, alsook aan het onderwijzende wezen gedachten toegestuurd moeten worden, die met het komende wereldgebeuren in verbinding staan. En deze kennis brengt successen in geestelijk opzicht aan het licht, want degene, die het geestelijke nastreeft, bekijkt elke gebeurtenis dan alleen met geestelijke ogen en hij herkent duidelijk de goddelijke leiding._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
1109 Openlijk tonen van het geestelijke streven
23 september 1939: Boek 20
Er worden zo ongelofelijk hoge eisen gesteld, als het om werelds genot of aardse goederen gaat. En het is het streven van elk mens om de anderen te overtreffen. Maar in geestelijk opzicht ontbreekt het de mens volledig aan deze drijfveer. Ja, het is eerder het geval dat men het geestelijke streven voor de medemensen verbergt en dat dus de wedijver om het bereiken van de volmaakte toestand geheel niet aan de orde komt. En dit is kenmerkend voor de geestelijke teruggang van de mensheid. Men schrikt er niet voor terug om de hang naar aards goed openlijk te laten blijken, maar verzwijgt zo veel mogelijk alles, wat de bevordering van de ziel betreft.
En toch moet de mens eerst deze schroom voor de medemensen overwinnen. Hij moet zich openlijk en moedig belijden als een schepsel van God en dus als een mensenkind, dat Hem wil dienen en dat Zijn macht en heerlijkheid inziet. En als hij bij zijn aardse werkzaamheid de plicht tegenover God vooropstelt, zal hij ook van de goddelijke zegen zeker mogen zijn. Maar op een Hem niet openlijk belijdend schepsel slaat de Vader in de hemel geen acht.
En zo hebben er tegenwoordig maar weinig mensen het oprechte streven zich de wil van God eigen te maken. Ze vervolgen allen onverstoorbaar hun aardse weg, zonder zich af te vragen of ze de wil van Degene, Die hen geschapen heeft ook naar vermogen vervullen. Het gaat hen maar om één ding: have en goed te vergroten of tegen vermindering te beschermen.
Maar als ze net zo ijverig aan hun ziel zouden willen denken en met dezelfde ijver hun geestelijke plicht vervullen, dan zou het aardse leven hen niet meer belasten, want de vervulling van dat, wat voor het leven noodzakelijk is, belooft God de Heer aan degenen, die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden. En een openlijk belijden voor de medemensen zou buitengewoon mooie vruchten afwerpen, want een mens volgt altijd de ander na.
Op hoe veel nutteloze dingen richt de mens zijn denken? En hoe noodzakelijk is alleen het zich verdiepen in geestelijke vragen om zijn bestaan tot in alle eeuwigheid te verzekeren? De mens moet evenwel met het grootste genoegen afstand kunnen doen van aardse goederen en zich alleen met dat tevredenstellen, wat de Vader in de hemel hem toegedacht heeft. Maar gewillig geeft hij alles op, als eerst de geest in hem, hem onderricht en de waardeloosheid van het aardse begrijpelijk voor hem maakt.
Hoe is dan zijn denken alleen naar het geestelijke toegekeerd? En hoe leeg lijkt hem nu het aardse leven, zoals hij nu nuchter kijkt naar alles wat hij voorheen verlangd heeft? En zijn ijver zal steeds groter worden. Zijn schroom om te belijden wordt overwonnen. En hij zal nu kunnen werken tot zegen voor zichzelf en voor allen, die hij dezelfde leringen, die hem door de eindeloze liefde van de Heer zo duidelijk en wonderbaarlijk geboden werden, doorgeeft._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
1117 Woorden van de Vader – Een tip voor het gemakkelijk ontvangen en horen
26 september 1939: Boek 20
De gedachten stromen jou in ongekende overvloed toe om door jou gegrepen te worden, maar het verstandsmatige denken laat jou deze doorgegeven gedachten niet tot hun recht komen. De mens moet zich willoos aan de krachten van het hiernamaals overgeven en niet aards denken. Hij moet alleen met zijn Schepper willen spreken en zijn hart willen openen, zodat hij de goddelijke stem hoort. En alles wat aards is, zal uit zijn bewustzijn verdwijnen en de krachten van het hiernamaals zullen ongehinderd kunnen werken.
Deze toestand moet nagestreefd worden om steeds diepere wijsheden te horen en om altijd te beantwoorden aan de goddelijke wil. Kijk verlangend uit naar het moment, dat jou vrijmaakt van elke bedenking. Ik verlang naar jouw hart en Ik kan Me er alleen maar meester van maken, als jij het volledig aan Mij overgeeft. Maar je moet je doel zonder enige inwerking van buitenaf proberen te bereiken. En pas wanneer jij Mij geheel en al toebehoort, spreek Ik zo tot jou, dat de laatste twijfel verdwijnt en jij voortaan onlosmakelijk met Mij verbonden bent.
Het Woord te horen is de grootste zaligheid. Het verzoet elke smart en tilt je over alle moeilijkheden heen en jij zoekt Mijn geest altijd en overal. En Ik ben zo dicht bij je, dat je Me gewaarwordt en vredig bent. Want alleen de liefde maakt het leven waard om te leven. Maar als je in liefde voor Mij ontbrand bent, is de hele wereld ver van je verwijderd en dan leef je met Mij en voor Mij. Want je hebt hemelse gelukzaligheden geproefd en je houdt het aardse leven voor niets meer, dan slechts de verblijfplaats, waar je een missie vervullen moet.
En dit houd je staande: Als je bang bent, vergeet dan nooit, dat Mijn liefde jou voortdurend met zorg omringt en Ik jou in elke situatie ter zijde sta en dat Ik, in geval van aardse nood, bereid ben om iedereen hulp te geven. Want als jij je tot liefde vormt, bestaan er tussen ons geen barrières meer en Mijn zegen begeleidt jou op al jouw wegen.
Probeer nu om jouw vurigheid te vergroten en treedt Mijn licht en Mijn liefde binnen. En als het moment gekomen is, dat Ik voor jou bepaald heb, dan kom Ik je tegemoet en neem je met open armen in Mijn rijk op, want Ikzelf heb jou het doel gesteld en Ik versterk je, opdat jij het bereikt. En luister altijd in je binnenste, tot je het hoort klinken en je Mijn nabijheid daaraan herkent. Het moment is niet veraf meer en ze brengt je bevrijding en maakt je helemaal tot een liefhebbend kind van de hemelse Vader. En al het opwaartse streven zal nu met succes bekroond worden, want Mijn liefde leidt je._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
1123 Wezens drager van goddelijke kracht – Sterren zijn centrale verblijfplaatsen
29 september 1939: Boek 20
De Heer laat alle geestelijke wezens in het eindeloze heelal komen en Hij bedeelt elk zijn bestemming toe. De Heer laat in zekere zin al Zijn scheppingen door de wezens in bezit nemen en laat hen alle taken uitoefenen, die de Schepper ten behoeve van het voortbestaan van Zijn scheppingen bepaald heeft. Er ontwikkelt zich dus een onvoorstelbare activiteit in de hele schepping en deze activiteit kan weer alleen worden uitgevoerd door middel van goddelijke kracht. Als de goddelijke kracht niet door al deze wezens zou werken, dan zouden deze dood en inactief zijn. Al deze wezens zijn dus drager van geestelijke kracht. Ze oefenen hiermee hun werkzaamheid uit en vergroten daardoor weer de kracht in zichzelf tot een zekere graad om dan in een nieuwe werkkring binnen te kunnen gaan.
En zo zijn alle werelden, alle sterren weer centrale verblijfplaatsen of verzamelplaatsen van goddelijke uitstraling. En al het wezenlijke wordt gevoed en ontvangt in zekere zin ononderbroken de voor zijn voortbestaan benodigde uitstraling van zijn Schepper en Verwekker.
Om deze gebeurtenis te kunnen begrijpen, hoeft de mens zich alleen maar voor te stellen, hoe krachteloos en hulpeloos elk pasgeboren kind is en hoe het is aangewezen op de voeding en elke hulp van de aardse verwekker. En het is schijnbaar een zelfstandig wezen, dat van alle anderen onafhankelijk is, maar toch is het zo door de band van de natuur met zijn verwekker verbonden. Hoeveel te meer nu het schepsel, dat uit niets voortgekomen is. Dat de goddelijke wil tot liefde verwekt heeft, maar dat er nu toe bestemd is om zich te ontwikkelen tot een wezen dat tot in het hoogste aan God gelijk is.
Wanneer de Schepper deze eisen aan Zijn geschapen wezens stelt, dan moet Hij hen ook tegelijkertijd het middel geven om aan deze eisen te kunnen voldoen. En dit middel is Zijn kracht. Hij voedt alles met Zijn kracht en waarborgt zo ook de instandhouding van al dat, wat Hij geschapen heeft. En onophoudelijk ontvangen de wezens onbewust deze kracht, tot ze in dat bewuste stadium binnentreden, waar het voor hen mogelijk is om mateloos om deze kracht te kunnen verzoeken en ze nu hun laatste opdracht met gemak kunnen vervullen.
De mens op aarde heeft op alle geestelijke wezens dat ene voor, dat er voor hem geen beperking van goddelijke kracht ingesteld is en het aan hemzelf overgelaten blijft om deze te vragen en te benutten. Hij heeft dit ene voor, namelijk dat hij zich steeds weer tot zijn Schepper kan wenden en Hem kan vragen om schenking van deze kracht en zo het laatste verblijf op aarde benutten kan om het hem gestelde doel te bereiken en een God-gelijkend wezen, een waarachtig kind van God te worden._>Amen
Vertaald door Peter Schelling
1129 Denkvermogen en wereldwijsheid– Gewaarworden van het hart
8 oktober 1939: Boek 20
Niet het denkvermogen is doorslaggevend voor de innerlijke gesteldheid van de ziel van de mens en niet de grootte van de wereldwijsheid veroorzaakt de rijpheid van de ziel, maar alleen de graad van liefde van de ziel, die ongeacht zijn aardse bekwaamheden en levenssituatie probeert om God naderbij te komen en die dit verlangen in het diepste van zijn hart bespeurt. En daartoe behoort waarlijk noch wereldse wijsheid, noch buitengewone activiteit van de gedachten, maar het gewaarworden van het hart kan iedereen beoefenen, omdat het als kiem in hem sluimert en het elk mens zijn eigen zaak is om deze kiem tot bloei te brengen. En hier bezit elk mens ook de bekwaamheid voor.
Waar zou anders de rechtvaardigheid van God zijn, als Hij voor de ene mens de voorwaarde voor het bereiken van volmaaktheid gemakkelijker, en voor de ander moeilijker zou willen maken? Alle mensen staan dezelfde mogelijkheden en dezelfde gunsten ter beschikking, al mag het erop lijken, dat de natuurlijke omstandigheden zo verschillend zijn, dat ze dus ook verschillende ontwikkelingen ten gevolge zouden moeten hebben.
Het eenvoudige, ongecompliceerde denken van een mens heeft schijnbaar dit als voordeel, dat het geloof voor hem gemakkelijker aanvaardbaar is. Aan de andere kant echter is de mens, wiens verstandsmatige denken buitengewoon ontwikkeld is, in staat om het wonder van de goddelijke schepping nauwkeuriger te doordenken. En dus zou hij, die de mogelijkheid heeft, op de meest omvangrijke manier een kijkje kunnen nemen in Gods schepping, eveneens gelovig kunnen worden, als zijn verwaandheid door deze verstandelijke kennis hem niet zou hinderen. En dit is juist weer een weerstand, die hij met de voltooiing als doel, vrijwillig moet overwinnen.
Er worden aan alle wezens dezelfde voorwaarden gesteld en dus moet elk wezen tegen dezelfde zwakheden en fouten strijden. Alleen behaalt de één de overwinning in kortere tijd, terwijl anderen hier vaak bezwijken en juist hierdoor de fouten versterken en dus een steeds grotere kracht nodig hebben om deze fouten de baas te kunnen worden en zo zal om die reden menige onaangename eigenschappen sterker tot uitdrukking komen, omdat de strijd tegen deze eigenschappen niet van het begin af aan gevoerd werd, maar van tevoren werd er eerst aanzienlijk aan de toename van deze eigenschappen bijgedragen en nu is er des te grotere tegenstand vereist.
Er bestaat dus nooit één of ander nadeel voor het zielenleven of de mogelijkheid van het uitrijpen van de ziel, of het denken van de mens zich nu in kleinere of grotere gebieden beweegt, want uiteindelijk is enkel de ontvangstbekwaamheid van het hart doorslaggevend. Maar het is voor eenieder zijn eigen zaak om deze bekwaamheid te ontwikkelen of te laten verkommeren, want de liefde van God heeft al Zijn mensenkinderen met deze vaardigheid uitgerust en het is aan het afzonderlijke wezen overgelaten om haar te gebruiken volgens zijn wil.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1361 Afkeer van geestelijk voedsel – Hindernis
29 maart 1940: Boek 23
Er worden enorme hindernissen voor de ziel gelegd, als de mens een afkeer van geestelijk voedsel heeft. Hij stapelt het bolwerk, die hij toch af moet breken, steeds hoger op en de levendige interesse in al het aardse laat de steeds grotere verwereldlijking zien, terwijl er aan de ziel maar karig gedacht wordt.
Zulke mensen brengen het verreweg grootste deel van hun leven in passiviteit van de geest door, want ze besteden al hun denken slechts aan hetgeen tastbaar voor hen is en ze blijven daar met uiterste hardnekkigheid aan vasthangen, er niet aan denkend, dat alles met hun scheiden van deze wereld een einde neemt. De zorg voor het zielenheil noemen ze nutteloos en vruchteloos, of ze sluiten zich aan bij het schijngeloof en de schijngodsdienst en zijn van hun onfeilbaarheid overtuigd, zodat ze geloven geen onderricht meer nodig te hebben. En wat hun nu aangeboden zou kunnen worden voor hun ziel, laten ze onopgemerkt voorbijgaan.
Dit bedrukt de ziel en ze verdooft zich met zelfgekozen vreugden, waaraan geen enkele geestelijke waarde toe te kennen is. En zo zal het uur van de dood komen en hiermee het besef de grootste genade afgewezen te hebben, die de Heer de mensen toe liet komen. Dit besef is uiterst bitter, want het gebeuren laat zich nooit ongedaan maken en dus is de ziel ook achteraf geen graad van rijpheid te bezorgen, als de tijd op aarde niet gebruikt werd, voor zover het mogelijk was.
De Heer leidt elk mens in de nabijheid van het goddelijke werkzaam zijn. Steeds is de mens zelf de beslisser of hij deze gelegenheid benut en dus geestelijk rijper wordt of er daarentegen geen enkele notie van neemt en dus geestelijk op hetzelfde niveau blijft staan. En als de mensen erover zouden willen nadenken, dat ze als het ware onvoorbereid het hiernamaals zullen binnengaan en ze dan denken aan de vele dagen, die hen geestelijke vooruitgang hadden kunnen opleveren, als ze maar bereidwillig geweest zouden zijn, dan zouden ze nu alle wilskracht moeten aanwenden om alle mogelijkheden te benutten. Want het is moeilijk om in te halen, wat de mens op aarde verzuimd heeft, al wordt de ziel ook in het hiernamaals nog mogelijkheden gegeven om naar boven te klimmen. Maar het is nooit mogelijk om deze volmaaktheid in de korte tijd te bereiken, die het aardse leven een gewillig kind op kan leveren.
Alleen voor degene, die er voortdurend naar streeft, dat wil zeggen, degene, die eerst aan zijn ziel denkt, voordat hij iets aan zijn lichaam doet, zal het mogelijk zijn om al op aarde een zeer hoge trede te bereiken, hetgeen in het hiernamaals een onvoorstelbaar lange tijd duurt. Want het aardse leven is een genade voor de mens. Het werd hem verleend voor de volledige verlossing van de ziel, maar ze wordt niet altijd zo gebruikt, dat de mens gelijk na zijn sterven in het lichtrijk binnen kan gaan, dat ongekende gelukzaligheden belooft.
Wat de mens op aarde niet wilde horen, zal hij in het hiernamaals moeten aanvaarden, als hij niet als onvolmaakte geest werkeloos op de onderste trede wil blijven en op de barmhartigheid van lichtwezens of op het gebed van de nog op aarde verblijvende mensen aangewezen wil zijn. En dit is het lot van degenen, die afwijzen, wat hen van boven aangeboden wordt en geen enkele aanstalten maken om de toestand van hun zielen te verbeteren, want ze staan voor een schier onoverkomelijke opdracht, als voor hen eindelijk het inzicht komt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1367 Maatregelen – Moraalleer – Opvattingen over wat goed is
2 april 1940: Boek 23
Het gaat voor jullie mensen om het oplossen van zulke belangrijke vraagstukken, dat alle dingen uiteengezet moeten worden, omdat alles in een bepaalde samenhang met elkaar staat. Niets van wat een mens doet, is onbelangrijk, als het effect hiervan met de ziel in verbinding gebracht kan worden. En iets kan dus schijnbaar goed zijn voor het welzijn van de mens, of het kan, menselijk gezien, onbelangrijk en toch voor de ontwikkeling van de ziel uiterst belangrijk zijn.
En juist nu ontaarden alle wantoestanden op een zodanige manier, dat de ziel in het ergste gevaar verkeert. Zonder scrupules wordt het voortleven van de ziel buiten beschouwing gelaten. Er wordt steeds alleen maar voor het aardse bestaan en zijn verbetering gezorgd en daardoor wordt de ziel steeds meer schade berokkend.
Het is een toestand, die een ingrijpen van goddelijke zijde noodzakelijk maakt, en dit kan alleen op zo’n manier gebeuren, dat de mensen de nutteloosheid van hun streven duidelijk gemaakt wordt, dat alle succes, dat ze tot nu toe behaald hebben met betrekking tot de vermeerdering van aardse goederen, binnen korte tijd broos geworden is. Ze moeten beseffen, hoe onstandvastig en waardeloos alles is, wat de inhoud van hun leven tot nog toe was, opdat ze hun hart daarvan losscheuren en iets nastreven, wat blijvende waarde heeft en dus onvergankelijk is.
Want elke waarschuwing om het wereldse streven te verminderen en alle zorg op de ziel te richten, is vergeefs, dus alleen een vreselijk vermanende en waarschuwende roep kan nog succesvol zijn. En dit is de enige hulp, die de ziel nog geboden kan worden. En bovendien moet ook de geest naar het inzicht in dit streven, dat onvermijdelijk tot de volledige ondergang van de menselijke ziel leidt, geleid worden.
Dit zijn de onverantwoorde maatregelen, die alles aangaan, wat geestelijke opheldering betekent en dus een einde maakt aan het streven van de geest. Deze maatregelen, die van heel verschillende aard zijn, hebben zo’n effect, dat de mens er steeds ijveriger op let om de aardse verplichtingen te vervullen en in dezelfde mate verwaarlozen ze de ziel. Deze maatregelen zijn dus tegen de eisen gericht, waar de ziel voor de opwaartse ontwikkeling voor geplaatst is, zodat degene, die deze maatregelen in acht neemt, nooit zo aan de ziel kan denken, zoals het bevorderlijk voor haar is.
De mens wordt in een uiterst gevaarlijke toestand gebracht, waar hij enerzijds de wereldse bepalingen moet nakomen, maar anderzijds gehoor zou willen schenken aan de stem van God en hij moet nu dus kiezen tussen het gebod van God of de mens. En dit zal hem uiterst deprimeren, als hij tenminste nog aan zijn ziel denkt. En alleen de Heer Zelf kan hem in deze nood helpen en hij mag dit vertrouwen op goddelijke hulp niet verliezen, anders zou elke bescherming hem in deze tijd kunnen ontbreken.
Jullie zullen deze woorden leren begrijpen als van jullie geëist wordt, wat jullie de grootste nood van het hart brengt, als jullie zwak zijn in het geloof, maar jullie je nog niet volledig van God gescheiden hebben. Het vervullen van deze geboden gaat volledig tegen de leer van Christus in. Een volledig nieuwe moraalleer zal het denken van de mens nog meer misvormen, en dat, wat een uiterst schadelijk effect voor de ziel heeft, zal de mens toegestaan worden.
En juist die grote nood van de ziel geeft God aanleiding tot geweldige veranderingen van de huidige levensomstandigheden, want dan is er nog de hoop aanwezig, dat de mens de wil van God herkent en ernaar streeft om die wil te vervullen, terwijl de mensheid dus alleen nog de wil van de heersers van de wereld herkent en hun verlangen vervult.
Het gevaar schuilt vooral daarin, dat zelfs degenen, die nog in het geloof staan, zich ideeën over wat goed is eigen maken, die geheel tegen Gods rechtvaardigheidszin ingaan. Dat ook in hen het beoordelingsvermogen al verzwakt is. Dat ze niet meer in staat zijn om te herkennen wat goed en verkeerd is en dat ze zich daarom positief opstellen ten opzichte van een handelen, dat geheel en al hun afschuw tevoorschijn zou moeten roepen.
Zo’n mens is nu dubbel geboeid. Hij moet eerst tegen volledig misvormd denken strijden, voordat hij aan zijn eigenlijke zielenarbeid kan beginnen. En talloze mensen verkeren in dit gevaar. En God wil hen op een buitengewone manier te hulp komen, opdat ze hun onrijpe geestelijke toestand nog herkennen, zolang ze nog op aarde verblijven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1373 Geestelijk en lichamelijk voedsel
7 april 1940: Boek 23
De behoeften van het lichaam en van de ziel zijn geheel afwijkend van elkaar. Het lichaam heeft voor zijn instandhouding deze voedingsstoffen nodig, die weer uit het gebied van het aardse weggenomen worden. Het aardse moet dus met het aardse gevoed worden om te kunnen bestaan, dat wil zeggen dat het de goddelijke wil is, dat het aardse lichaam van de mens in zekere zin ook afhankelijk is van de hem ten dienste staande scheppingen van God, die daarmee weer hun aardse taak, dat ze het menselijke lichaam tot instandhouding dienen, vervullen. De mens kan zich dus nooit eigenmachtig vrij maken van deze anders onbeduidend lijkende scheppingswerken. Hij heeft deze onvermijdelijk nodig en verkeert dus in een zekere afhankelijkheid van alles, wat aan de instandhouding van zijn aardse leven bijdraagt.
En dit is wijs ingericht door de eeuwige Schepper. Hij heeft daarmee de verbinding tussen al het geestelijke tot stand gebracht. Alles in de schepping is nodig en bijgevolg is er niets zonder doel. Het geestelijke in elke scheppingswerk dringt zich steeds aan het geestelijke van diegene op, die het dienen moet. En de verbinding van al het geestelijke is steeds met de bevrijding uit de oude vorm verbonden. Dus betekent het dienen van het geestelijke ook diens verlossing. Het versmelten van het geestelijke van de ene en de andere vorm betekent ook een toegenomen werkzaamheid, dus een dienstbaar zijn van dit scheppingswerk aan de mensen, die het nodig hebben. Het lichaam van de mens heeft heel veel zaken in zijn leven nodig en al deze zaken moeten hem toegevoerd worden met het oog op de innerlijke structuur of ook om het uiterlijke omhulsel tot zijn bescherming te dienen. De schepping van God is in alles, wat de mens in zijn aardse bestaan nodig heeft, voorzien.
De materie wordt vooral elke geestelijke substantie ontnomen, zodra ze door een levend wezen als voedsel, dus tot instandhouding van de uiterlijke vorm, opgenomen wordt. Deze geestelijke substantie voegt zich nu aan het geestelijke van het levende wezen toe, zodat het geestelijke na een bepaalde tijdsduur weer de rijpheid bereikt om in een andere vorm over te gaan, die weer grotere taken aan het wezen oplegt. De toename van het geestelijke door het samensmelten van individuele wezens en het uitrijpen hiervan door op een door God gewilde manier te dienen is te allen tijde het doel van de gang door alle scheppingswerken.
En in het laatste stadium als mens moet nu eveneens het lichaam, de uiterlijke vorm, en de ziel, het geestelijke in de mens, bedacht worden met de toevoer van geestelijke substantie, met de voltooiing als doel. En weliswaar komt nu hetgeen door het lichaam opgenomen is, niet beiden, zowel het lichaam als de ziel, meer ten goede, maar ligt het weer aan de wil van de mens of tegelijkertijd ook de ziel geestelijk voedsel ontvangt. En deze voeding moet jullie weliswaar naast de zuiver lichamelijke voeding aangeboden worden en er moet ook bij het in ontvangst nemen van het laatste, tegelijkertijd aan de ziel gedacht worden, opdat deze naast de instandhouding van het lichaam, ook de toename van geestelijke substantie dient.
De ziel van de mens kan dus op tweeërlei manieren bedacht worden. Het geestelijke kan in de vorm door een rechtstreeks in ontvangst nemen van natuurlijke spijs en drank buitengewoon toenemen. En dit toegenomen geestelijke kan weer door de toevoer van geestelijke spijs, door het woord van God, een buitengewone hoge graad van rijpheid bereiken, zodat de uiterlijke vorm nu haar laatste doel bereikt heeft, dus het geestelijke zoiets niet meer nodig heeft voor de opwaartse ontwikkeling, maar het doel, dat haar voor de aardse levensloop gegeven werd, bereikt heeft en dus zonder enige uitwendige keten opvliegt naar de lichte hoogte.
In het laatste stadium van de ontwikkeling kan buitengewoon veel bereikt worden. Maar steeds is de vrije wil daar de aanleiding toe, omdat het nu de taak van de mens zelf is om zijn ziel, al het geestelijke in hem, te vormen. Maar ook het resultaat van het streven is buitengewoon waardevol, want het betekent het totale vrij worden uit de vorm.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1381 Werp al uw zorgen op de Heer
11 april 1940: Boek 23
Werp al uw zorgen op de Heer. En als u bang bent, denk dan aan Zijn dood aan het kruis. Hij nam in Zijn enorme liefde uw leed op Zich. Hij stierf voor uw leed, opdat deze minder zou worden, want Zijn liefde voor u bewoog Hem ertoe om Zichzelf over te geven om u te verlossen.
En deze liefde wil u nu ook weer behoeden voor leed en pijn, als u aan Hem denkt en Hem smeekt Zich over u te ontfermen. En kijk dus vol vertrouwen naar boven en vertrouw al uw zorgen toe aan Zijn hart, want Zijn macht is groot en Zijn liefde nog groter en als Zijn liefde u vastpakt, is Zijn wil voldoende om u te bevrijden. Vrees en twijfel daarom niet, wees gelovig en moedig. Weet dat de Heer Zelf bij u is, als u Hem door uw gedachten roept. Weet dat Hij uw gebed verhoort en Zijn hand beschermend over u uitstrekt, als vijandelijke machten u schade zouden willen berokkenen.
En uw geloof zal alle gevaar uitbannen. Uw geloof zal u laten zegevieren en uw geloof geeft u kracht. Want God is. En God is liefde. De liefde helpt u, want ze is sterker dan de tegenstander. En waar u moeten lijden, doet u dat voor de Heer. U stelt u aan Hem ter beschikking en Hij kiest u tot Zijn werktuig. Uw lijden moet weer liefde en geloof voortbrengen. Het moet dode zielen opwekken. Uw leed moet als het ware aanleiding zijn tot opheldering voor degenen, die dwalen en niet weten.
Maar als u de Heer uw leed voordraagt, staat Hij u bij en verandert uw leed in diepe liefde en u neemt het kruis van Christus geduldig en blij op u. U draagt het kruis voor de Heer en helpt verlossen. U bent wegbereider geworden en leidt zielen uit de duisternis naar het licht. U vergroot het aantal van degenen, die weten en brengt daarvoor een offer, doordat u lijdt ter wille van Jezus. En dat zal u tot zegen strekken, want talloze mensen lijden gebrek door geestelijke nood. Hen te helpen is een werk van liefde en als het alleen maar door leed te bereiken is en u neemt dit leed op u, dan is dit een werk van liefde ten bate van de dwalende mens. En de Heer laat u alle genaden toekomen. Hij geeft u kracht, versterkt uw geloof en maakt u tot een ijverige vertegenwoordiger van de goddelijke waarheid.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1399 Liefde en barmhartigheid van God voor de zielen in de duisternis
29 april 1940: Boek 23
“Ach, dat ik duizend getuigen zou hebben om de goedheid van de Heer te loven en te prijzen. Zo klinkt het in de rijen van de hemelse heerscharen, want de liefde en goedheid van God zijn eindeloos. En zo buigt Hij zich in grote barmhartigheid naar alle wezens en daalt Hij af in het rijk van de duisternis en probeert verlossing te brengen aan de daar smachtende zielen. En Zijn liefde wijst hen de weg naar boven. Hij bedenkt hen onophoudelijk met Zijn genade en stuurt hen Zijn boden, de dragers van het licht, opdat ook in hen het verlangen naar het licht actief wordt. Hij komt hen met alle liefde en genade tegemoet en predikt hen het Evangelie. Hij eist niets meer van hen dan liefde. Ze moeten in de eeuwigheid alleen inhalen, wat ze tot nog toe verzuimd hebben aan het geven van liefde. En ze zullen van alle kwellingen verlost worden.
En in de diepste diepte zijn er zielen, die nog liefde in zich dragen, die enkel tot nog toe de tegenpool van God betrof. Deze liefde om te keren, de wezens tot actieve hulp te bewegen, is de voortdurende inspanning van alle lichtwezens, die volgens de wil van God leven. En Gods wil is verlossing, geen verdoemenis. En zo schijnt Zijn straal van genade ook in de uiterste duisternis en Zijn liefdeskracht probeert zielen, die bereid zijn om te ontvangen, op te wekken en als ze geen weerstand bieden, worden ze de weldaad van de liefde gewaar en ze worden weekhartig en toegevend. En ze verlangen naar licht. Hun wil wordt actief. En zo bevrijden ze zich na een lange strijd van de duisternis en streven ze naar het licht.
De lichtdragers kennen elk streven van zo’n ziel en proberen hier rekening mee te houden, deels ondersteunend, deels vertragend. Want zo’n ziel kan niet aan zichzelf overgelaten blijven. Ze is nog krachteloos en vaak aarzelend. Ze moet zachtjes en behoedzaam daarheen geleid worden, waar ze in zichzelf sterk en gewillig is. En Gods enorm grote liefde bedenkt elke ziel overeenkomstig haar gevoelens, want Hij probeert elke terugval te verhinderen. Hij wil, dat ook deze ziel Zijn grote liefde en barmhartigheid in zichzelf ervaart en zich eveneens indeelt in het getal van degenen, die Hem loven en prijzen. Hij denkt met voortdurende zorg aan elke afzonderlijke ziel, dat ze tot de hoogte geraakt, dat ze licht ontvangt en haar Schepper in een steeds lichtere omgeving herkent.
Ze moeten Hem liefhebben, niet vrezen. Ze moeten naar Zijn genade verlangen en Hem bereidwillig dienen. Ze moeten eveneens liefde ontvangende en liefde gevende wezens worden, die een aandeel hebben aan het grote verlossingswerk in het hiernamaals en weer zielen omhooghalen naar het licht. Dit is een werk van liefde en kan nooit op een andere manier volbracht worden dan door de diepste, meest onzelfzuchtige liefde. Want alleen de liefde verlost en God laat in Zijn eindeloze liefde geen wezen aan de duisternis ten prooi vallen. En daarom moet alles wat Hem dient, verlossend werkzaam zijn. Dat wil zeggen liefde geven aan al degenen, die een duistere geest hebben, want elke vonk liefde verlicht de geest van degene, die een duistere geest heeft en alleen de liefde is in staat de duisternis te verdrijven. Alleen de liefde is het licht, dat naar boven wijst. En enkel de liefde geeft de kracht om de weg naar boven te betreden.
En daarom daalt u, die bereidwillig is om lief te hebben, af in de duisternis en probeert daar zielen te verlossen. Breng het licht bij degenen, die zich in de duisternis bevinden en blijf steeds in de liefde, want liefde is kracht en dit is, wat het wezen ontbreekt en daarom moet u het wezen deze liefde bezorgen, opdat ze ook naar de hoogte opklimt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1409 Gedachtegang van degene, die niet tot leven gewekt is – En geordende gedachten
6 mei 1940: Boek 23
De gedachtegang van een mens, wiens geest nog niet tot leven gewekt is, beweegt zich meestal in gebieden, die zonder enige geestelijke waarde zijn. Hij zal nu beziggehouden worden door vragen, die doorgrond moeten worden, met als doel een verbeterd aards welzijn, want er zal steeds slechts dat in de sfeer van de werkzaamheid van zijn gedachten getrokken worden, wat één of ander aards voordeel belooft. En zaken, die een geestelijk beleven betreffen, zullen nooit het denken van een mens raken, die te midden van het aardse leven staat.
En dus zijn al deze gedachten uitsluitend de resultaten van een lichamelijke functie. Deze gedachten zijn er het bewijs van, dat vele duizenden mensen van nature een gave kunnen gebruiken, die hun door de Schepper gegeven werd, maar dat de resultaten overeenkomstig de vrije wil van de mens zijn. Dat deze de gave dus zuiver lichamelijk gebruiken kan en dat het dan juist ook zuiver aardse resultaten oplevert, terwijl een mens, wiens wil naar God verlangt, met geestelijke ondersteuning werkt. Dat wil zeggen, dat diens denkvermogen zich verbindt met geestelijke kracht en de resultaten begrijpelijkerwijs dus ook geestelijk moeten zijn.
De gedachten worden nu vanuit de geestelijk kant geordend. Ze komen niet meer willekeurig, maar ze zijn geheel aan het verlangen van de mens, voor wat betreft in welk gebied hij een kijkje wil nemen, aangepast. De gedachten, die in de mens actief worden, als hij zich met geestelijke vragen bezighoudt, kunnen zonder bezwaar aangenomen worden. Het bewust nastreven van en vragen om geestelijke kracht is de zekerste garantie voor voortaan juist geleide gedachten, voor waarheid en de diepste kennis. En omgekeerd kan met de volste overtuiging aangenomen worden, dat alle gedachten, die op de wereld gericht zijn, door de mensen zelf ontstaan en dus ook als menselijke dwaling doorgegeven worden.
En de goddelijke geest is er weer voor nodig om de waarheid van de leugen te kunnen scheiden. Elke wereldse gedachte is een hindernis om tot de waarheid te komen en daarom moet de goddelijke geest absoluut aan het werk zijn, als een zuivere scheiding tussen goed en kwaad, tussen waarheid en leugen, plaats moet kunnen vinden. En aan de andere kant verzekert de goddelijke geest het mensenkind het juiste denken. En het hoeft zichzelf niet angstig de vraag te stellen, in hoeverre zijn gedachten juist zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1423 Juist denken – Verkleining van de afstand van God
18 mei 1940: Boek 23
Weer de gedachten, die rondom u zijn, niet af. Weet, dat geestelijke wezens u onophoudelijk begeleiden. Dat ze proberen om u geestelijke kracht toe te voeren, dat ze u dat over willen dragen, wat goed, dus waarheid is. Dat ze uw gedachten zo willen leiden, dat deze u tot zegen strekken, want als u juist denkt, bent u door de goddelijke liefde gegrepen. Nu heeft de goddelijke liefde macht over u, terwijl de macht van de tegenstander over u gebroken is. En dit is onnoemelijk belangrijk voor het leven op aarde.
Juist te denken verkleint de verwijdering van God. Juist denken heeft tot gevolg, dat het wezen van de mens zich veredelt en God Zelf daarom steeds meer bezit van het wezen kan nemen, omdat het zichzelf aan Hem overgeeft. Want als zijn denken juist is, verlangt de mens naar God. Hij is door de liefde van God gegrepen en deze trekt het wezen onvermijdelijk tot zich, terwijl de verwijdering van God gebrek aan goddelijke liefde betekent.
Wanneer nu het denken van de mens zo beïnvloed wordt, dat hij niet anders kan, dan naar God te verlangen, dan is dit een teken, dat deze wezens, die hem die gedachten proberen door te geven, eveneens met God verbonden zijn, dat ze dus in de goede zin op de mensen proberen in te werken en dat daarom aan deze gedachten gewillig toegegeven kan worden, want ze zullen niet anders dan goed op de mensen inwerken.
Daarentegen verkeert de mens steeds in het gevaar verkeerd te denken, als het onderwerp van zijn gedachten niet God, maar de wereld is. Want de wereld is het rijk van het kwaad. De wereld is het rijk van degene, die probeert om de mensen van God te scheiden, die zijn macht probeert te vergroten en die de wil van de mens zo wil leiden, dat deze zich geheel en al alleen naar hem toekeert, dat wil zeggen dat hij al het wereldse uit het diepste van zijn hart begeert.
En dit verlangen is het toegeven, dat voor de mens de verwijdering van God goed is, dat hij daar niet onder lijdt, maar zich goed voelt en de nadering tot de tegenpool van God nastreeft. En de mens denkt dan verkeerd, hij geeft niet toe aan de invloed van de goede krachten, maar maakt gewillig aanspraak op de influisteringen van deze krachten, die in dienst van de tegenstander staan. Die dus eveneens verwijderd zijn van God en goddelijke liefde ontberen.
Hoe onnoemelijk belangrijk het is om juist te denken, blijkt hieruit, dat de werkzaamheid van de lichtwezens er onophoudelijk uit bestaat om het denken van de mensen in juiste banen te leiden, want juist denken betekent ook weten. Juist denken betekent in de waarheid te staan en juist denken verzekert de mens daarom ook het inzicht in al het goddelijke. En wie God juist herkent, verlangt ook naar Hem. Wie naar Hem verlangt, verkleint ook de afstand van God door juist zijn verlangen, want zijn wil keert zich bewust naar God toe.
En als dus de wil van de mens God betreft, is de ban gebroken, die gedurende eeuwigheden op het wezen gedrukt heeft. De mens heeft de levensproef op aarde doorstaan. Hij is uit vrije beweging naar God teruggekeerd. Hij heeft de verbinding met de tegenpool van God verbroken en is de innige verbinding met God aangegaan. Zijn denken is juist geweest. Hij heeft gewillig aan deze krachten toegegeven, die voor zijn verlossing werkzaam zijn, doordat hij hun gedachten opnam en op zich in liet werken en zich deze gedachten zo eigen maakte.
Want wat de mens denkt, bepaalt zijn handelen. Juist denken zal hem ook juist laten handelen en juist handelen is de vervulling van de goddelijke geboden. Daarom zal de mens, als zijn denken juist is, steeds de goddelijke geboden vervullen, want hij gebruikt de hem geboden geestelijke kracht op de juiste manier. Hij gebruikt haar om God en de naasten te dienen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1427 Plichtsvervulling – Vrijwillig of automatisch
20 mei 1940: Boek 23
Alleen dat, wat uit vrije wil nagestreefd en uitgevoerd wordt, is van waarde voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel. Mensen kunnen aangespoord worden tot een leven, dat op zich overeenkomt met de wil van God. Maar deze mensen handelen slechts vanuit een zekere dwang. Wanneer hun eigen wil niet deelneemt, zijn de daden zinloos, dat wil zeggen, waardeloos voor God. Elke plichtsvervulling betekent wel een correct aards leven, maar geen bijzondere verdienste voor de eeuwigheid. Want dat, wat in de eeuwigheid gewaardeerd wordt, moet uit de vrije wil voortgekomen zijn.
Het is niet voldoende, dat bepaalde geboden vervuld worden, waaraan op aarde een grote betekenis toegekend wordt, maar die weinig of helemaal niets van de goddelijke wil in zich dragen. Het goddelijke gebod van de liefde te vervullen uit de meest innerlijke drang omsluit alles, wat bevorderend werkt voor de ontwikkeling van de ziel.
Er wordt vrij vaak van jullie geëist om automatisch het gebod van de liefde te vervullen. Jullie worden tot daden gebracht, die op zich wel overeenkomen met de wil van God, als ze in vrije wil uitgevoerd worden. De mens zal zich echter niet aan het geloof overgegeven hebben door de wil van de Heer vervuld te hebben en in werkzame naastenliefde op te gaan. Alleen zijn eigen wil is doorslaggevend en het wordt slechts gewaardeerd in hoeverre hij zich liefhebbend tot zijn doen gedrongen voelt.
En daarom wordt de mens, bij wie het innerlijke denken geheel niet overeenkomt met zijn uiterlijke handelingen, heel vaak, of door zijn medemensen eer aangedaan, of voor vroom aangezien. Een mens kan steeds slechts dat doen, wat volgens menselijke wetten van hem geëist wordt, maar zonder in verbinding te staan met God. Een zekere ambitie en de zucht naar erkenning is de drijfveer tot grotere plichtsvervulling, maar de ontwikkeling van de ziel wordt in twijfel getrokken, want alleen de diepste drang van het hart is doorslaggevend.
Wat de wereld eist, moet steeds tot een zekere graad van instandhouding van de wereldse macht dienen. Wordt het echter aan de mensen overgelaten, dan is het doel ook edeler. Want dan kan de eigen wil werkzaam worden. Dus hebben alle dwangmaatregelen, die de schijn van naastenliefde hebben, evenals de noodzakelijke vervulling van kerkelijke geboden slechts de minste waarde voor God, maar elk vrijwillig vervullen hiervan verhoogt de waarde.
Amen
Benutten van geestelijke stromingen – Herhalingen
Het zijn betrekkelijk grote moeilijkheden, waaronder een verbinding van het hiernamaals naar de aarde tot stand komt, als het ontvangende deel de geestelijke stromingen, die een gemakkelijke communicatie bevorderen, niet benut.
Onwelwillend zijn de stromingen dan, wanneer alle geestelijke krachten zich in overgrote liefde naar God toewenden en kracht uit God ontvangen. Wanneer de verbinding met het volmaaktste Wezen plaatsvindt en dus niets onvolmaakts de in het licht staande wezens mag naderen, omdat de krachtschenking uit God al het onvolmaakte uit zou wissen door de onvoorstelbare lichtintensiteit.
Het gebeuren van de overdracht van de goddelijke kracht op de onvolmaakte wezens vereist echter een omhulsel van het lichtwezen, want het is het geestelijk onrijpe in de mens, dat onderwezen wordt en dit kan niet zonder gevaar het stralende licht van de geestelijke onderwijzer verdragen. Maar elk onderwijzend wezen in het hiernamaals staat in het licht. In het hiernamaals wordt de taak van leraar niet aan onvolmaakte wezens gegeven.
Als dus nu de goddelijke lichtdragers het mensenkind onderwijzen, moeten ze hem omhuld naderen. Maar het ontvangen van goddelijke kracht laat het lichtwezen in de hoogste lichtintensiteit stralen. En het licht doordringt elk omhulsel. Bijgevolg moeten de wezens zich ver van het aan aarde gebonden wezen verwijderen. Het begrip ‘ver’ moet niet als een ruimtelijke verwijdering begrepen worden, maar de afstand moet vergroot worden. De geestelijke kracht, die het mensenkind toegestuurd wordt, moet verminderd worden. En dit komt nu in een moeilijke ontvangst van de boodschappen tot uiting, wat nog moeilijker wordt, als de ontvangende mens er niet met alle zinnen naar verlangt.
Maar omgekeerd kunnen de lichtwezens buitengewoon succesvol werken, als ze hun verwijdering mogen verminderen. Een kind, dat hongerig is naar ontvangst, kan in zekere zin dichter bij het licht staan. Het verlangen naar het licht laat een sterkere lichtintensiteit onschadelijk zijn en als de lichtdrager weer een overeenkomstig omhulsel heeft omgedaan, kan hij zich gemakkelijker met het geestelijke in de mens in verbinding stellen en dit wordt merkbaar door een ongehinderde ontvangst van het goddelijke woord.
En zo is de kracht uit God in staat om in verschillende sterkten te werken. Er zijn altijd bepaalde stromingen, die vaak herkenbaar zijn aan een sterkere wil om te ontvangen en het moeiteloos opnemen, waarop gelet moet worden. Maar om nu ook de goddelijke genade in stromen vol licht waardig te worden, moet de mens zijn gehele wil aanwenden om zich te veredelen. Hij moet alles mijden, wat de geest zou kunnen hinderen bij de vlucht omhoog. Hij moet zonder bedenkingen de aarde ontvluchten en zo de kracht uit God in versterkte mate in ontvangst kunnen nemen.
Nu probeert de goddelijke liefde het geestelijke naar de hoogte te leiden en daarom zijn de lichtdragers erop bedacht om de mensen zonder ophouden licht en kracht te geven, opdat het ontvangende mensenkind niet ontmoedigd wordt door een vergeefs ingespannen luisteren naar het woord uit de hoogte. Daarom zijn de wezens in het hiernamaals, die gedienstig zijn en bereidwillig om lief te hebben, aangewezen om de boodschappen te herhalen. Deze wezens kunnen slechts dat, wat hun opdracht is, overbrengen. Ze kunnen dus niet eigenmachtig iets aan de mensen geven, wat tegen de wil van de lichtdragers, dus tegen de goddelijke wil, zou zijn.
En zulke herhalingen worden dan steeds aangeboden, wanneer de goddelijke liefdesgeest zich verenigt met Zijn wezen. Tenzij de wil om te ontvangen of het verlangen naar zendingen van boven niet buitengewoon groot is. Maar een in de diepste liefde staand mensenkind, wiens hart naar goddelijke gaven verlangt, wordt in de lichtkring opgenomen, maar hij wordt tegen de buitengewone lichtintensiteit, die hem schade zou berokkenen, liefdevol beschermd.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1429 Wil tot verlossing – Kwellen van de onderwereld
21 mei 1940: Boek 23
De wil tot geestelijke verlossing is de drijfkracht achter een geordende levenswandel volgens de wil van God, want de mens, die zijn onvrije toestand beseft en ernaar verlangt om daarvan vrij te worden, zal ook besluiten om tegenstand te bieden aan de macht, die hem geboeid houdt. Hij doet nu bewust dat, wat niet overeenstemt met de wil van deze macht en hij zal omgekeerd weer in een dienende verhouding tot God treden. Er is een heel onmiskenbare helderheid in zijn denken, want de wil tot geestelijke verlossing trekt geestelijke krachten aan, die het denken van de mens nu zuiveren en hem kan zodoende de weg naar het vrij worden duidelijk gewezen worden.
Daarentegen zullen alle hulpkrachten van de boze macht zich eveneens inzetten om aan dit streven naar de hoogte een einde te maken. En ze zullen zich daartoe van alle middelen bedienen, want alles, wat zich aan hen ontrukt, betekent voor hen een verkleining, een afnemen van hun macht. Dus al het geestelijke, dat zich aan hen ontrukken wil, wordt nu lastiggevallen door wezens van de onderwereld. En deze verdrukking veroorzaakt een gevoel van angst, twijfel en innerlijke nood.
De slechte krachten beogen daarmee, dat de mens zich ter verheffing uit zijn bedrukte toestand door wereldse gedachten en vervulling van wereldse verlangens een compensatie verschaffen zal. En dan heeft de vijand vrij spel, want hij boeit de ziel van de mens nu opnieuw en het loskomen van zijn macht wordt steeds moeilijker. Stuurt het mensenkind in zo’n nood echter zijn gedachten naar boven met de vast wil om de strijd tegen deze macht voort te zetten, dan is het resultaat overeenkomstig groter, want de wil van de mens wordt gewaardeerd en hem wordt van goede geestelijke zijde kracht en goddelijke genade gegeven.
Het geestelijke keerpunt in het aardse leven van de mens is steeds het moment van het diepste contact met God. Want dit is tegelijkertijd ook het moment, waar de goede geestelijke kracht in actie komt. Van dat moment af aan strijdt de mens niet meer alleen tegen zijn aartsvijand, maar hij heeft de grootste steun te verwachten, als zijn wil zich naar God toegewend heeft.
Maar de mens moet steeds weer met de vijandelijkheden van de tegenstander rekening houden, die hem hindernissen van allerlei soort in de weg zal leggen om zijn weg omhoog te belemmeren of te bemoeilijken. En deze onmiskenbare invloed van de slechte kracht mag de wil van de mens om zich te bevrijden niet verzwakken. Hij heeft het tegengif bij de hand, het innige gebed tot God om kracht en genade. Want de Vader in de hemel verhoort zo’n gebed, omdat de liefde voor Hem en de wil tot vereniging met Hem het gebed naar Hem op laat stijgen, want als het kind naar de Vader verlangt, kan hij elke hulp verwachten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1433 Het wezenlijke in de vaste vorm – Materie
23 mei 1940: Boek 23
Het essentieel wezenlijke in de schepping van God te herkennen, vereist een bepaalde kennis, want zonder deze kennis ziet de mens enkel de zogenaamde dode materie, maar niet het wezenlijke, dat deze materie in zich bergt. De schepping van God is überhaupt pas zichtbaar voor de mensen, als ze iets wezenlijks in zich bergt. Dus dat, wat voor de mens als materie zichtbaar is, is op geen enkele manier dood.
Alles leeft, ook de op zich levenloos lijkende vaste vorm. Alleen bevindt het daarin verborgene geestelijke zich nog in de laagste graad van rijpheid, dus tot een inactiviteit veroordeeld, zoals elk laag staand wezen inactief zal zijn en juist de verhoogde activiteit van een wezen of wat voor schepping dan ook verraadt een hogere staat van rijpheid. De uiterlijke vorm omsluit dus niets levenloos, maar een wezen, dat in zekere zin gedwongen inactief blijft, dat dus levenloos lijkt, omdat ze door haar lage graad van rijpheid nog niet tot gelukbrengende werkzaamheid toegelaten is.
Want actief zijn geeft een gelukkig makende toestand. Het vereist dus een zekere rijpheidsgraad. Hoe eerder nu het geestelijke in de vaste vorm gelegenheid gegeven wordt tot dienen, dus hem één of andere taak gegeven wordt, die een ander wezen tot voordeel strekt, des te eerder vervult het zijn bestemming en kan het nu zijn vaste vorm ontvluchten. En elke nieuwe uiterlijke vorm zal voor het wezen een iets lichtere dwangtoestand betekenen.
De ontwikkeling binnen de planten- en dierenwereld gaat echter aanzienlijk sneller voorwaarts dan die in de vaste vorm. Want om het geestelijke uit de vaste vorm te bevrijden, behoort telkens het gewelddadig kleiner maken, die nu of door de wil van God, dat wil zeggen op een natuurlijke manier, of door mensenhand gebeurt. Het eerste is planmatig in de diepste wijsheid besloten, zodat het geestelijke in deze vorm uitgerijpt is en dus vrij moet komen. Dit geschiedt door natuurrampen, die scheppingen van onnoemelijk lange levensduur binnen korte tijd volledig omvormen, zodat door vernietigingen hetgeen vroeger in de vast vorm gebonden was, vrijkomt.
In andere gevallen dragen de mensen er zelf aan bij om hetgeen gebonden is uit de vaste vorm te bevrijden, doordat ze bestaand materiaal om willen vormen en het voor dit doel kleiner maken, oplossen of het op een andere manier weer samenvoegen. Elk vernietigingswerk, waar weer een bepaald doel aan ten grondslag ligt, wat dus voor andere scheppingswerken voordeel betekent, heeft eveneens voor het wezen een gelegenheid tot dienen tot gevolg en is dus door God gewild. Dit veronderstelt, dat alles, wat nu door mensenhand ontstaat met Zijn goddelijke wil overeenstemt, dat wil zeggen dat er geen lage motieven aan ten grondslag liggen, zoals bijvoorbeeld een bij de naaste aangebrachte schade of alles, wat nadelig is voor mensen of voor de schepping.
Het vaker omvormen van dat, wat geestelijks in zich bergt, is alleen maar een grote zegen voor het wezen en wordt dankbaar door hem verwelkomd, als de nieuwe uiterlijk vorm één of ander nuttig doel dient. De vorm en dus ook het geestelijke in deze vorm dient nu en ook dit dienen levert hem weer een nieuwe vorm op en dat zo door, tot de vorm om het wezen steeds minder belastend wordt en de omvormingen steeds sneller optreden.
Deze ontwikkelingsgang van al het wezenlijke is voor de mensen vaak niet herkenbaar en er wordt daarom veel te weinig acht op geslagen. Maar als de mens zich de vele voorwerpen voorstelt, die de bestemming hebben om hem te dienen, wanneer hij er nu aan denkt, dat al deze voorwerpen geestelijk leven in zich dragen, wanneer hij zich tenslotte voorstelt, dat hij zelf deze gevangenschap al doorleefd heeft en eveneens eindeloos lange tijden de kwellingen en het gebonden zijn moest verdragen, dan zal hij elk scheppingswerk alleen maar met die gedachten bekijken. Maar hij zal ook meer aandacht aan zijn aardse leven schenken en dus ook de verantwoordelijkheid herkennen, die hij ten opzichte van zijn ziel draagt. Hij zal het geestelijke in de vaste vorm zoveel mogelijk de vrijheid bezorgen en zich ook inspannen om steeds God en zijn medemensen te dienen om zichzelf door dienen uit de laatste vorm te verlossen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1439 Verschillende uitingen van de wil om te leven
27 mei 1940: Boek 23
De wil van mensen om te leven komt op heel verschillende manieren tot uiting. De mens heeft vaak te kampen met onvrede en allerlei soorten belemmeringen en dit zet zijn wil om te leven sterk onder druk. Evengoed worden anderen weer door een sterke wil om te leven gegrepen en dit toont zich in blijmoedigheid en vreugde in het leven.
Niet altijd hoeven goede of slechte omstandigheden bepalend te zijn voor zulke diverse uitingen van de wil om te leven, maar dit zijn meestal de opwellingen van de ziel, die zich beter of minder goed aan het aardse leven aanpast, maar in haar innerlijk haar dwangpositie op aarde, haar onvrije toestand in meer of mindere mate ervaart en dit komt dus in de wil of onwil om te leven tot uitdrukking.
Daarom moet zo menige ziel een heel harde strijd leveren, voordat ze verlost is, hoewel ze ernaar streeft om overeenkomstig de wil van God te leven. Ze moet zo nu en dan leed dragen, dat uiterlijk niet als zodanig herkenbaar is. Ze is aan buitengewoon sombere stemmingen blootgesteld, ze moet haar hele wilskracht inzetten om deze bedrukte stemmingen meester te worden.
Terwijl andere mensen weer weinig te lijden hebben van depressies van de ziel en alleen dan in een bedrukte stemming verkeren, wanneer ze met werkelijk leed en zorgen geconfronteerd worden. Maar ook zulke stemmingen overwinnen ze snel en ze zijn steeds optimistisch. Deze zielen voelen zich goed op de aarde. Maar ze laten zich ook gevangennemen door de bekoringen van deze wereld en verkeren vaak in het gevaar om hieraan ten offer te vallen.
De rijpheid van de ziel speelt hier nu ook een grote rol. Een mens met een grotere rijpheid vindt op aarde geen verheffing. Zijn ziel verlangt ernaar om weg te gaan, haar ware Vaderland tegemoet. Ze is zich weliswaar van haar vurige verlangen niet goed bewust, maar het leven op aarde is voor haar een kwelling en de onvrijheid drukt zwaar op haar. Zo’n mensenkind moet heel vaak de toevlucht nemen tot het gebed, omdat ze anders haar leven op aarde slecht verdragen kan.
Het moet steeds weer om kracht vragen voor de gang door het aardse dal en het moet in diep geloof ook al het moeilijke op zich nemen uit liefde voor de Heiland. De mensen moeten vastberaden het geestelijke nastreven, dan zal het aardse leven makkelijker voor hen te dragen zijn. Ze zullen zich geduldig schikken in elke beschikking van boven en het moment van de verlossing uit de boeien van het lichaam vurig verlangend tegemoet zien en de uittreding van de ziel uit het lichamelijke omhulsel zal een bevrijding zijn uit alle nood.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1087 Opgaan in de wil van God (na het lezen van het katholieke boek over willen)
9 september 1939: Boek 20
Kijk, Mijn kind, in Mijn schepping bevinden zich talloze met God verbonden zielen, deels volmaakt, deels worstelend om volmaaktheid, en dit is niet alleen de verdienste van het individu, maar Mijn enorme liefde trok deze schepselen tot Mij en probeerde hen te hulp te komen in de strijd om volmaaktheid. Als slechts één van Mijn wezens het verlangen naar Mij in het hart draagt en hiermee overeenstemt, dus dat doet, wat hem goed lijkt om met Mij in contact te komen, dan onderwerpt het zich dus al aan Mijn wil. En Ik kan het dan gemakkelijk leiden en Mij in zekere zin aan zo’n wezen openbaren.
De geringste genegenheid voor Mij brengt teweeg, dat Ik het door Mij geschapen wezen grijp en het niet meer laat vallen. Hoe inniger dit schepsel zich nu bij Mij aansluit, des te werkzamer kan Mijn liefde zich dan ook uiten. En zo zal het veredelingsproces beginnen en in de kortst mogelijke tijd zal het succes hiervan te herkennen zijn. Alleen Ik bespeur de vurigheid van het verzoek. Alleen Ik herken de graad van liefde, die Mij betreft. Ik zie ook het strijden van de ziel om volmaaktheid, en Ik weet dus ook het mensenkind het juiste te bieden, omdat er voor Mij geen geheimen in zijn innerlijke leven zijn. Ik wek dus de geest in dezelfde mate op, zoals de liefde naar Mij toegekeerd is. En deze geest leidt het mensenkind naar de juiste kennis. Het leidt het de waarheid binnen.
Wie Mij met daden dient, onderwerpt zich aan Mijn wil, want Ik heb de werkzaamheid voor u tot wet gemaakt. En als u ijverig werkzaam blijft en u aanpast aan de wet van de goddelijke ordening, begeleidt Mijn liefdesgeest u en maakt hij zich aan u bekend. En alleen het actieve werkzaam zijn in liefde maakt u tot Mijn ware kind en maakt u ook bekwaam voor het opnemen van Mijn woord. Ik verlang van jullie mensenkinderen geen schouwspel voor de hele wereld. Ik neem altijd genoegen met uw ernstig gemeende wil om volgens Mijn wil te handelen, dan leid Ik het mensenkind zo, dat het altijd dichter bij Mij komt en het zal niet meer alleen over de aarde hoeven te gaan.
En als het Mijn woord hoort, moet het zijn wil reeds aan het Mijne onderworpen hebben en dus in Mijn wil binnengegaan zijn. Het mag echter ook niet nalaten te strijden voor volmaaktheid en daarom steeds weer uit het diepste van het hart naar Mij te verlangen. Dan zal het ook ononderbroken zijn eigen wil opgeven en er is geen formaliteit nodig, die naar buiten toe het bewijs hiervan levert. Alleen wat u in het diepste innerlijk denkt en nastreeft, is geldig voor Mij, want Ik heb geen bevestiging nodig, omdat uw denken Mij voldoende bekend is. En Ik zegen degene, wiens geest uit eigen beweging tot Mij opstijgt. En hij zal waarlijk Mijn zegen gewaarworden.
De mens, die degenen, die voor de hele wereld hun vroomheid tentoonstellen, als voorbeeld neemt, is zo ongelofelijk kortzichtig. Want de waarachtig vrome verbergt zich en houdt in een stil kamertje een tweegesprek met zijn Schepper. En als u maar iets openlijks doet, als u het er enkel om te doen is een volmaakt wezen ten toon te spreiden, krijgt u uw loon al op aarde, want de mensheid schenkt u al verering en bewondering. Maar Mijn ware kinderen ondergaan de wereldse bedrijvigheid, ze vechten zich er doorheen en bieden weerstand aan de wereld en haar verleidingen. En het is veel waardevoller om te midden van de wereld in contact te treden met hun Schepper en zich aan Hem over te geven en zich aan Zijn wil te onderwerpen.
En u zult herkennen, waar de waarheid geboden wordt, want het woord van God, dat de Heer geeft aan degenen, die Zijn woord waarachtig vervullen, is onvergankelijk. En zo is het ondubbelzinnig bewezen, dat een aards kerkelijke macht enkel daar goedkeuring geeft, waar tegelijkertijd in overeenstemming gehandeld wordt met haar geboden en wat dus onder zulke voorwaarden onderzocht werd, kon niet van waarde zijn, omdat het de onderzoekers zelf aan elk hoger besef ontbreekt. Maar de zielen, die naar Mij verlangen, neem Ik in alle liefde aan en Ik garandeer hun geestelijke vooruitgang, want Mijn liefde betreft al Mijn mensenkinderen, die Mij in het hart dragen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1091 Uiterlijke handelswijze van de mens – Innerlijk leven
13 september 1939: Boek 20
Niet altijd laat de uiterlijke handelswijze van een mens de geestelijke toestand herkennen en niet altijd heeft het geestelijk streven zo’n uitwerking, dat het de buitenstaander een heldere blik toestaat in het innerlijke leven van de desbetreffende persoon. En zo zullen vaak van de kant van de mensen verkeerde conclusies getrokken worden. De handelswijze verenigt zich schijnbaar niet met dat, wat de mens in werkelijkheid nastreeft en kan daarom vaak tot verkeerde gevolgtrekkingen leiden. En toch wordt zo’n versluiering van het ware feit eveneens door de Heer toegelaten, opdat de mensen zich inspannen om een rechtvaardig oordeel te vellen en niet een mens te verheffen of ook te richten op basis van wat uiterlijke te zien is.
Degene, die zich met de bedoeling om God de Heer te dienen steeds inspant om het uiterlijke handelen altijd in overeenstemming te brengen met alle innerlijke gewaarwordingen zal de medemensen nauwelijks aanleiding geven tot bewuste misleiding. Hoe zuiverder en vrijer het innerlijke leven van de mens zich ontwikkelt, des te gemakkelijker zal zijn hele gang op aarde uiterlijk te herkennen zijn. En de medemens zal er dienovereenkomstig toe aangespoord worden om dezelfde geestelijke rijpheid te verkrijgen, want hij herkent nu immers duidelijk de invloed van goede geestelijke krachten.
Daarentegen zal degene, die zich verbergt, dat wil zeggen die de medemensen niet het ware beeld van zijn ziel laat zien, ook het gevaar lopen om miskend te worden en zijn opdracht op aarde zal overeenkomstig moeilijker te vervullen zijn. De geestelijke krachten staan degene, die zich afsluit, immers niet in dezelfde mate bij, zoals dat bij een mensenkind het geval is, die ook naar buiten toe elk gebod van liefde vervult. Daarom zullen zulke mensen, die hun vroomheid ook uiterlijk bewijzen, gelovig toegelaten worden, want de mens begrijpt het vaak pas, als de diepe betekenis uit al het handelen te herkennen is.
De geest van degene, wiens handelswijze echter volledig in strijd is met de geboden van de naastenliefde, kan nooit van goddelijke oorsprong zijn. En de gevolgen van zijn activiteiten zullen nooit een veredeling van de medemensen tot gevolg hebben, maar het getal van degenen, die zijn handelen verachten en veroordelen, zal steeds groter worden. En bijgevolg zal een dergelijk mens niet of nauwelijks geschikt zijn om de wet van de liefde voor God en de naasten onder de mensheid op te laten leven, want als zijn eigen handelen niet met dit bovenstaande gebod overeenstemt, vindt hij ook weinig medemensen, die zich inspannen om hem na te doen. En daarom geldt ook hier het woord: “Aan hun vruchten zullen u hen herkennen”. En hier moeten jullie steeds acht op slaan, wanneer twijfel over de waarde van een mens zich van u meester maakt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1093 Schepping – Natuurrampen – Aanwijzing
15 september 1939: Boek 20
Alle krachten in de natuur verenigen zich tot werkzaamheid voor de Heer. Schijnbaar willekeurig voegt de ene gebeurtenis zich bij de andere. Dit echter volgens de wil van Degene, Die alles bestuurt en leidt en alle machten van de natuur gehoorzamen aan deze goddelijke wil. Met dit feit voor ogen krijgen alle natuurlijke gebeurtenissen pas hun juiste betekenis. Wie hierin de zichtbare wil van de Heer herkent, is nu ook in staat om de omvang van datgene, wat nu over de aarde komen zal, te beseffen.
Een eeuwige verandering van alle gebeurtenissen in de natuur en toch weer de regelmatige terugkeer ervan leidt tot de verkeerde veronderstelling, dat de natuur zelf haar wetten veroorzaakt. Dat dus een gebeuren steeds het gevolg is van wat eraan voorafgegaan is, wat in een zeker opzicht ook niet te ontkennen valt. Echter is elk gebeuren in het plan van de goddelijke wereldordening voorzien. Weliswaar is in de natuur het één het gevolg van het ander, maar juist alleen maar daarom, omdat de Wetgever van eeuwigheid af Zijn wet juist zo en niet anders in de bestaande wereldordening ingevoegd heeft, waardoor dus alles door Zijn wil bepaald wordt.
En deze wil komt weer geheel overeen met de staat van rijpheid van al het geestelijke, dat de schepping in zich bergt met als doel de voltooiing. Deze staat van rijpheid tot volmaaktheid te brengen, is het doel van alle gebeurtenissen in het hele universum. En alle natuurverschijnselen, van welke aard dan ook, zijn steeds slechts de middelen tot dit doel. En daaruit blijkt weer duidelijk, dat nooit krachten uit de onderwereld, de tegenstander, ook aan het werk kunnen zijn bij enig gebeuren, dat in het scheppingswerk van God aan de dag treedt, zij het nu opbouwend, zij het verwoestend. Steeds is het heersen van de eeuwige Godheid daarin te herkennen, dat Hij niets willekeurig, dat wil zeggen zonder één of andere wijze bedoeling, laat gebeuren.
Wie op deze manier naar alle gebeurtenissen in de natuur kijkt, zal ook kunnen begrijpen, dat alleen de goddelijke liefde de drijvende kracht achter al het gebeuren is. Want alleen omdat de Schepper Zijn schepselen innig liefheeft en Hij hen het volmaakt worden mogelijk wil maken, heeft Hij talloze mogelijkheden geschapen, die allemaal dit doel dienen.
Derhalve is er niets in de wereld, wat doelloos zou zijn of ook maar een ander doel zou hebben, dan het uitrijpen van al het geestelijke te dienen. En dus moet ook elke ramp, al is haar uitwerking nog zo smartelijk, alleen op deze manier beschouwd worden. En daarin moet steeds louter de diepe liefde van de Schepper herkend worden, Die juist naar zulke middelen grijpen moet, omdat het geestelijke deels uit zijn vaste vorm bevrijd moet worden en deels door eigen wil zichzelf gevangen laat houden en dus gered moet worden, omdat het hele verblijf op deze aarde immers enkel een staat van volmaaktheid, een uitrijpen van het geestelijke, ten doel heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1097 Krachten van het binnenste van de aarde – Natuurwet – Wil van de mensen
18 september 1939: Boek 20
Zoals de wijsheid van de wereld zich tevergeefs inspant om een verklaring te vinden over welke kracht het binnenste van de aarde beheerst, zo zal het voor haar ook nooit mogelijk zijn deze kracht te analyseren en zal ze dus vergeefs proeven doen, die het doel hebben om de niet onderzochte aardse krachten aan hun wil te onderwerpen. De goddelijke Schepper zelf laat Zijn wil heersen en leidt weloverwogen het denken van een gelovig mens zo, dat hij dicht bij de waarheid komt.
Hij heeft echter Zijn plan met elke schepping en dus kunnen de mensen slechts op die manier hun menselijke invloed doen gelden, dat ze uitvoeren wat hun eigen wil hun voorschrijft, maar dat de gevolgen van hun handelen, voor zover ze een verandering van het scheppingswerk betreffen, dus veranderingen van het aardoppervlak, nooit anders zichtbaar kunnen worden, dan wanneer de wil van God het goedvindt. Want uiteindelijk is de totale schepping ondergeschikt aan de goddelijke wil. Alleen het handelen en denken van de mensen is vrij.
Dus moet al het denken, dat niet het diepe geloof als basisvoorwaarde heeft, zonder definitief resultaat blijven. De mens met dergelijke gedachten zal steeds alleen maar zoeken en zoeken, maar nooit de juiste conclusie trekken. Dus de mens dwaalt, zolang hij zonder God kennis op wil doen. Het is geheel om het even welke richting zijn denken neemt.
Om nu de krachten van het binnenste van de aarde te kunnen onderzoeken is de verstandelijke kennis van de mensen werkelijk te gering. Want deze krachten, die van puur geestelijke oorsprong zijn, ofschoon ze voor het grootste deel aan het begin van hun ontwikkeling staan, zijn enorm en ze worden alleen door de wil van God aan banden gelegd. Dat wil zeggen, ze worden gedwongen om hun drang tot activiteit te beperken, want de kracht van deze niet verloste wezens zou voldoende zijn om alles te verwoesten, als hen vrije werkzaamheid toegestaan zou zijn.
Omdat dus elke werkzaamheid van deze krachten afhankelijk is van de wil van God, is het weer onmogelijk, dat de menselijke wil zich op een manier, die tegenovergesteld is aan de wil van God, van deze krachten zou kunnen bedienen, wat toch de menselijke wil zou zijn, als hij verstandsmatig de natuurwetten binnen zou kunnen dringen, die in het bijzonder de elementen van het binnenste van de aarde betreffen. Alleen een in het geloof staand mens komt dichter bij de waarheid. Deze mens zal echter nooit zijn kennis misbruiken door iets anders te doen dan wat God wil.
Niets in de schepping is zonder bedoeling. En dus zullen ook de krachten in de aarde dan hun doel te vervullen hebben, zodra het met de goddelijke wil overeenkomt. Maar al deze krachten zijn onderworpen aan dezelfde wet, die in de eerste plaats de instandhouding van het geschapene op het oog heeft. Maar als deze krachten een verwoestende uitwerking hebben, dan is daar ook de goddelijke wil aan het werk en is noch de kracht van de tegenstander, noch de menselijke wil de reden van dit werkzaam zijn. Maar beiden slechts in zoverre indirect, als ze het moment veroorzaakt hebben door een gezamenlijk werkzaam zijn tegen de wil van God.
Alle natuurrampen zijn dus wel een gevolg van het verkeerde willen van de mens, maar het wordt niet door de mens zelf teweeggebracht. En steeds weer moet benadrukt worden, dat een ramp nooit zo uitgelegd kan worden, dat één of andere veronachtzaming van natuurkundige krachten van de zijde van de mens er de aanleiding van is. En dat deze krachten dus verstandsmatig doorgrond en overeenkomstig afgezwakt of in haar uitwerking volledig opgeheven zouden kunnen worden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1451 Noodzaak van het gebed en kracht – Gebed is een bewijs van het geloof
3 juni 1940: Boek 24
De gevaren van het aardse leven zijn onbeschrijfelijk groot, als de mens zich op zijn eigen kracht verlaat. Want de tegenstander kan zijn macht gebruiken zonder op één of andere tegenstand te stuiten. En hij gebruikt deze macht om de menselijke wil te verzwakken. En omdat het wezen toch nog steeds in een gebonden toestand verkeert, zij het ook in een lichtere vorm, is diens wil zonder door goddelijke kracht ondersteund te worden niet voldoende in staat om tegenstand te bieden en zal dus aan de vijand ten prooi vallen.
En daarom moet beslist om de kracht uit God gevraagd worden. Dat wil zeggen dat de mens de genade van het gebed moet benutten. Hij kan zonder het gebed, zonder de vragende gedachten aan God, onmogelijk tegen de aardse gevaren gewapend zijn en de mens, die gelooft het gebed niet nodig te hebben, zal zich nooit in de strijd op aarde staande kunnen houden. Het gebed is het toegeven van zijn hulpeloosheid. Het gebed bewijst de wil van het mensenkind om aan de goddelijke wil te voldoen. Het gebed is de brug naar boven, die met een goede wil betreden wordt om het geweld van de tegenstander te ontvluchten en zich te verenigen met God.
En deze wil is er de aanleiding toe, dat God het gebed verhoort, als het in het diepste geloof, in het vertrouwen op Zijn hulp, tot God opstijgt. De hulpeloze toestand maakt het gebed onontbeerlijk. Degene, die dus gelooft zich zonder gebed te kunnen redden, voelt zichzelf enerzijds sterk genoeg en anderzijds lijdt hij te weinig onder zijn gebonden toestand om ernaar te verlangen om daarvan bevrijd te worden. Hem ontbreekt nog het besef van zijn huidige toestand, zijn begin en zijn bestemming. Het aardse leven is voldoende voor hem, welke hij gelooft uit eigen kracht te kunnen bolwerken.
Maar hij erkent ook geen boven hem staande macht als een Wezen, aan Wie hij zich kan toevertrouwen of Haar om hulp kan vragen. En hij kan dus ook niet bidden en een Wezen aanroepen, Dat dubieus voor hem is. Het ontbreekt hem dus aan geloof. En zo is het gebed aan de andere kant steeds een bewijs van innerlijk geloof, terwijl een ongelovig mens nooit zal bidden. De mens moet dus eerst geloven, voordat hij een beroep kan doen op de genaden van het gebed. En de mens, die het aan geloof ontbreekt, is onuitsprekelijk te betreuren. Het ontbreekt hem toch aan elke geestelijke hulp zonder welke hij echter de weg omhoog niet kan betreden.
Daarom mag in het aardse leven het gebed niet uitgeschakeld worden, als dit leven doelmatig geleefd moet worden en het de ziel een opwaartse ontwikkeling op moet leveren. Want door het gebed brengt de mens pas de verbinding met de goede geestelijke krachten tot stand en pas nu kan hij aan zijn aardse opdracht voldoen. Pas nu kan hij alles doen, wat zijn ziel een hogere graad van rijpheid oplevert en dus het enige doel van het aardse leven is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1453 Uitwerking van de werken van liefde – Toegenomen kracht
4 juni 1940: Boek 24
De kracht moet door de liefde toenemen. Alles wat de mens doet, moet uit liefde voortgekomen zijn. Dan zal hij ook een grotere krachttoevoer gewaarworden. Hij zal door een ongekende zekerheid gedragen worden en alles om hem heen tot liefde aansporen, want het geestelijke rondom hem wordt de liefde gewaar en de wil naar God wordt actief. En deze wil is weer kracht.
De mens kan zich de uitwerking van een liefdeswerk niet voorstellen. Al het onvolmaakte onderwerpt zich als het ware aan het volmaakte. Dat wil zeggen dat al het goede geestelijke grote invloed heeft op het in opwaartse ontwikkeling zijnde geestelijke. En het onvolmaakte wordt deze invloed als toegenomen kracht gewaar. Het kan makkelijker uitvoeren, wat zijn wil nastreeft. En zo dringt de kracht van de liefde in al het wezenlijke en vergroot in hem de drang naar de hoogte. En daarom moet al het denken en handelen zijn oorsprong hebben in de liefde. Dan zal het rijke vrucht dragen.
Het geestelijke in de mens verlangt naar verlossing, maar kan enkel door de liefde verlost worden. Als de mens nu in liefde werkzaam is, geeft hij de geest in zich de vrijheid en deze bevrijding van de geest levert hem weer de genade op de waarde van de liefde te herkennen en dus nu bewust te leven, dat wil zeggen de liefde te beoefenen. En wat hij nu doet met de bedoeling om God en de naasten daarmee te dienen, is de uitstroming van de zich in hem tot uiting komende liefde. Hij wil goed zijn. Hij wil opwaarts streven. Hij wil dienen, de medemensen helpen. Hij wil bevrijding brengen aan alle wezens, die hem omringen. En elk werk van liefde geeft hem nu ook de kracht om dat uit te voeren, wat hij wil.
De kracht van de liefde is op de grootste afstand werkzaam. De mens kan er in zijn werken van liefde elk ver van hem verwijderd wezen bij betrekken. Hij kan hem in geestelijke nood hulp verlenen, want steeds zal de liefde zich een nieuwe weg banen en de weg naar God vinden. Een smekende gedachte in liefde zal dus het goddelijke oor bereiken en het wezen, dat het gebed betreft, zijn meest overvloedige kracht doen toekomen. Daarom moet aan het gebed steeds de diepe liefde ten grondslag liggen. Diegene, die voor zijn naaste vraagt, moet daar door de liefde toe gebracht worden. Dan zal elk gebed verhoring vinden bij God.
Elk werk van liefde heeft onvoorstelbare geestelijke successen tot gevolg, want in elk werk van liefde is God Zelf aanwezig. Derhalve moet ook Zijn kracht in elk mens overstromen, die in de liefde actief is en het geestelijk niet-verloste de verlossing brengen. Want niet verlost zijn betekent ver verwijderd zijn van God. Maar in de liefde werkzaam zijn, betekent Gods nabijheid gewaarworden en de nabijheid van God moet onvermijdelijk ook krachttoevoer voor het wezen betekenen. En elke krachttoevoer is weer een vrijkomen uit een onvrije toestand.
Maar alleen het wezen, dat zich tot liefde ontwikkelt, kan maar vrij worden, want alleen de liefde doet de kracht ontstaan, die het wezen voor zijn vrij worden nodig heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1459 Liefde van mens tot mens
7 juni 1940: Boek 24
Wat jullie mensen liefde noemen, is een door God gewenst gevoel van saamhorigheid en hoeft daarom voor Hem niet te worden ontkend. God Zelf heeft dit gevoel in uw hart gelegd om jullie gelukkig te maken en zodat jullie Hem ook kunnen naderen, want innige genegenheid voor een medemens, die in de eerste plaats een schepsel van God is, moet tegelijkertijd liefde voor God zijn en dus is niet alleen maar het schepsel, maar ook de Schepper Zelf onderwerp van deze diepe genegenheid. Dus je schenkt de eeuwige Schepper dezelfde liefde, die je aan Zijn schepselen geeft. Alleen moet die liefde gevend zijn, maar niet verlangend. Ofwel, dit verlangen moet net als liefde zijn.
God heeft Zijn schepselen tot vreugde voor elkaar geschapen. De één moet de ander dienen, dus hem geven, wat hem zelf begerenswaardig lijkt. En als hij liefde van hem verlangt, moet hij ook liefde geven. Zo wil de Heer het, die Zijn liefde eveneens aan Zijn wezens zou willen geven en daarom ook liefde van hen verlangt.
Als de mens nu aards voordeel zoekt, dan is zijn liefde niet oprecht, want ze ontspringt aan de eigenliefde, die niet van goddelijke oorsprong is. Dan heeft de tegenstander dat gevoel in uw hart gelegd, opdat uw wil daardoor verzwakt wordt en u acht slaat op de verlangens van het lichaam. Dan probeert eenieder te nemen, maar niet te geven. En dan zal de liefde ook geen zegenrijke uitwerking hebben. Want het is de liefde voor de wereld, de liefde voor het zinnelijke. Het is geen door God gewild gevoel, maar het middel, dat de tegenstander gebruikt om u ten val te brengen. Dan geeft u de neiging, die u beheerst, ten onrechte de naam liefde, maar het is eerder verlangen en egoïsme, maar geen onbaatzuchtige liefde, die gelukkig makend is.
Wat uit God voortkomt, moet elkaar ontmoeten en gezamenlijk naar God streven om elkaar te steunen en op de weg naar boven te leiden. En deze liefde moet zich uiten in het verlangen naar elkaar. De mens moet stralend van geluk de aanwezigheid van de ander als een kostelijk geschenk van God ervaren. Zijn hart moet vol dankbaarheid de Schepper, Die hem een straal van Zijn liefdeslicht toe laat komen, tegemoet juichen. En de liefde voor elkaar moet goede gedachten voortbrengen en aanleiding geven tot goede handelingen.
Dan is de liefde geheel in overeenstemming met de wil van God. Ze maakt gelukkig en ze verheft. Ze verlangt niet, maar ze geeft. Ze is uit God geboren en leidt tot God terug. Ze kent geen grenzen en blijft bestaan tot in eeuwigheid, want als ze uit God is, kan haar nooit een halt toegeroepen worden. Ze zal voortdurend geluk en vreugde betekenen en onveranderd blijven, want ze is iets geestelijks, dat van God uitgaat, dat niet het lichaam, maar de ziel van de mens beroert en dus ook niet door het lichaam, maar door de ziel ervaren wordt. De liefde is de kracht, die de vereniging van de geestelijke wezens bevordert en daarmee Gods meest volledige goedkeuring krijgt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1471 De leer van Christus – Innerlijkheid – Losmaken-Binden
14 juni 1940: Boek 24
De leer van Christus is een samenstel, die alleen op innerlijkheid berust en elke uiterlijkheid ontbeert. Alleen dat, wat zo’n effect heeft, dat dit het wezen van de mens overeenkomstig de wil van God vormt, zal steeds als de leer van Christus kunnen gelden. De uiterlijke vorming daarentegen draagt niet aan de verandering van het wezen bij. Ze laat het innerlijke onberoerd.
Toen Jezus de Zijnen in Zijn leer onderwees, gaf Hij hun geen voorschriften of aanwijzingen voor wat betreft de duidelijk zichtbare vorm, waarin ze naar buiten toe deze leringen van Hem onder de mensen moesten verspreiden. Hij maakte dus het opvolgen van Zijn leer niet afhankelijk van uiterlijkheden, maar het goddelijke woord moest zuiver en eenvoudig onderwezen, aangenomen en opgevolgd worden. Er zijn ook geen aanwijzingen gegeven voor een bouwwerk, dat vol kracht en macht voor eeuwige tijden moest blijven bestaan.
Jezus heeft alleen de werkzaamheid van discipelen, die God wilden dienen en hun opvolgers, in beelden voorgesteld, doordat Hij Petrus de sleutelmacht gaf om naar zijn inzicht los te maken of te binden. Hij heeft hem daarmee voorbestemd om zich voor de goddelijke leringen in te zetten en ze daar te verspreiden, waar de mensen bereidwillig waren om ze op te nemen. Maar ze aan degenen, die nog te zeer door de geest van de wereld gevangengehouden werden, te ontzeggen, want zij herkenden niet, wat hun geboden werd. En dus maakte Jezus het verspreiden van Zijn leer afhankelijk van het willen ontvangen door de mensen.
Wat jullie bindt, zal ook in de hemel gebonden zijn. Wat jullie losmaken, zal ook in de hemel losgemaakt zijn. Deze woorden zijn er alleen maar de bevestiging van, dat de Heer op aarde Zijn discipelen aanwees om Zijn goddelijke woord te verspreiden. En als de discipelen de mensen als bereidwillig om het woord te ontvangen herkenden, moesten ze hen binnenleiden in de goddelijke liefdesleer, waarvan het opvolgen een totaal vrij worden uit de gebonden vorm oplevert.
Waar echter de vreugde van het ontvangen van het goddelijke woord ontbreekt en dit slechts als holle klank aangenomen wordt, kan het proces van het vrij worden zich niet voordoen en bijgevolg zal in het hiernamaals dezelfde geboeide toestand het lot zijn van degene, die aan het woord van Zijn dienaren op aarde geen geloof schonk.
Maar Zijn dienaren op aarde zijn degenen, die zonder allerlei uiterlijkheden enkel in het streven om God de Heer te dienen en de mensheid te helpen, de leer van Christus onder de mensen op aarde verspreiden. Deze dienaren van Hem zullen dus verlossend werkzaam kunnen zijn, omdat ze niets anders meer nastreven, dan de mensen verlossing te brengen uit de gebonden toestand. Ze zullen echter ook beseffen, dat de mensen eeuwig niet bevrijd worden, als ze deze innerlijke leer van Christus niet aannemen en er niet naar leven. Ze zullen ook in gebonden toestand het hiernamaals binnengaan.
De leer van Christus is iets, wat zo diep innerlijk is, dat het niet vervangen kan worden door vormen en uiterlijkheden en degene, die ophoudt met de vormen en uiterlijkheden, maar innerlijk onberoerd blijft en dus de leer van Christus niet overeenkomstig de wil van God opvolgt, zal gebonden blijven. Al het goddelijke verheft jullie, al het menselijke trekt jullie omlaag. De leer, die Jezus de Zijnen op aarde gaf, was goddelijk en moet dus ook tot verlossing uit de diepte leiden.
Als echter mensenwerk deze zuivere leer misvormt, zal, als er meer acht geslagen wordt op dat mensenwerk, de leer aan kracht verliezen, want alleen het zuiver goddelijke is vol kracht en deze kracht heeft een verlossende werking, terwijl al het menselijke de wil van de mens verzwakt en het verklaart de gebondenheid, zolang de mens de leer van Christus juist in die vorm in ontvangst neemt, die afwijkt van wat de Heer Zelf op aarde onderwezen heeft.
De Heer heeft Zijn discipelen, van wie het wezen vol innerlijkheid was, uitverkozen. En voortaan zullen degenen, die zich innerlijk naar Zijn wil vormen Zijn volgelingen zijn, want hun zal inzicht gegeven worden, zodat ze deze zuivere leer van Christus herkennen en die overeenkomstig de wil van God verspreiden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1481 Lichamelijke genoegens – Gebreken door ouderdom
19 juni 1940: Boek 24
Het is een duidelijke lichtzinnigheid om het aardse leven alleen vanuit het gezichtspunt van wat nuttig voor het lichaam is te beschouwen. Het is een moeilijke onderneming om zulke mensen het ware doel van het leven op aarde begrijpelijk te maken, want ze zullen nooit van lichamelijke genoegens af willen zien en daarom zullen ze ontoegankelijk zijn voor andere opvattingen en onderrichtingen. Het leven heeft voor hen voldoende inhoud, als het uit aardse genoegens bestaat.
Maar het ontwaken van een dwalend mens zal vreselijk zijn. Want het lichaam zal heel spoedig niet meer tegen de eisen van het aardse leven opgewassen zijn. Hij zal met het ouder worden zijn zwakheden en gebreken beseffen en er blijft van het aardse leven, waar zoveel belang aan gehecht wordt, niets over van wat duurzaam is, als zijn uiterlijke vorm, het lichamelijke omhulsel, gebrekkig begint te worden. Hij moet nu toch inzien, dat ook de prettigste aardse genoegens aan aantrekkingskracht verliezen, als het lichaam niet meer de jeugdige kracht bezit. Dus moet het leven nu ook doods en leeg en nutteloos voor hem lijken, zolang hij enkel aan zijn lichaam denkt.
En het is weer een genadegave, als het lichaam van de mens steeds sneller de aftakeling tegemoet gaat, want nu pas is er de hoop, dat de mens zich met zijn geest in verbinding stelt en contact zoekt met de krachten, die het nu nadenkend geworden mens liefdevol aannemen, hem de nutteloosheid van zijn huidige levenswandel laten zien en hem proberen te bewegen om zich ernstig met het geestelijke, met de opwaartse ontwikkeling van de ziel bezig te houden. Er wordt de mens nog voldoende gelegenheid geboden om de lichamelijke begeerten te onderdrukken of te bestrijden als hij gewillig is, dat wil zeggen, dat hij zich aan de goddelijke wetten onderwerpt en alleen nog deze wil laat gelden.
Maar het is veel verdienstelijker, wanneer de mens de aardse genoegens al bestrijdt, zolang hij jong is en vol levensvreugde zit, want des te eerder komt hij tot kennis, tot inzicht, want zijn streven is dan in volledige vrijheid van de wil actief geworden. Hij werd niet door een lichamelijke noodsituatie tot ontzegging gedwongen, maar hij ontzegt zich deze vreugden uit eigen beweging en zowel zijn geest, die zich nu met zijn gelijken verenigen kan, als ook zijn ziel, die ertoe gebracht wordt om anders te denken en te willen, zullen hem nu met alle vurigheid bedanken, want alleen zij kennen het juiste doel van het aardse leven. Zij herkennen ook de vreselijke noodsituatie van het uit dit leven weggerukt en onvolmaakt geestelijk wezen. Maar dit moet de mens eerst onder ogen gebracht worden, als hij zich vrij moet kunnen maken van de macht, die hem hindert op de weg naar boven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1483 Natuurkracht – Oerkracht – Erkennen van de Godheid
21 juni 1940: Boek 24
Er zijn krachten werkzaam tussen de hemel en de aarde, die zich op zo’n manier uiten, dat ze voor de mensen zichtbaar worden. En deze krachten kunnen daarom niet ontkend worden. Maar men is niet in staat om deze krachten met alleen verstandsmatig denken te specificeren. Men staat tegenover een elementaire kracht, waarvan de oorzaak niet is vast te stellen en men neemt dus genoegen met het woord natuurkracht voor al deze gebeurtenissen, die voor de mensen wel zichtbaar, maar niet verklaarbaar zijn.
Deze krachten kunnen ook niet voor die mensen, die niet proberen om in het geestelijke rijk binnen te dringen, opgehelderd worden, want alles wat aards is, kan een verklaring daarover niet in ontvangst nemen en niet begrijpen. De natuurkracht is de zichtbare wilsuiting van de goddelijke Schepper. De natuurkracht is iets, wat in zichzelf bepaald is. Ze is tegelijkertijd oorzaak en gevolg. Ze is een voor menselijke begrippen onvoorstelbare krachtsuiting van de eeuwige Godheid.
De natuurkracht is voor de mensen het zichtbaar werkzaam zijn van God. Ze is het bewijs van een onophoudelijk werkzaam Wezen, dat tot leven wekt, ontwikkelt en vormt binnen de eigen onbeperkte macht. En deze krachtsuiting is tegelijkertijd een middel, dat onvolmaakte wezens van het bestaan van een Godheid in kennis stelt, want het wezen staat tegenover een voor hem onverklaarbaar werkzaam zijn, dat een hoogst volmaakt Wezen veronderstelt. Dit werkzaam zijn overstijgt menselijke vaardigheden. Het is dus ook niet menselijk te verklaren, omdat het zijn grondslag heeft in krachten, die ondoorgrondelijk zijn voor het menselijke verstand.
Gods krachtuiting wordt door de mensen echter als iets vanzelfsprekends aangenomen en het leidt niet altijd tot het besef van een goddelijk wezen en elementaire krachten zijn niet in staat om de mensen te overtuigen van een Wezen, dat hun Schepper is. Noch het ontstaan door deze kracht, noch het vergaan door natuurelementen maken hun een Schepper bekend, waarin liefde, wijsheid en almacht aanwezig is.
De mens neemt onverschillig de resultaten van een werkend Wezen in ontvangst, maar tegelijkertijd verloochent hij het Wezen Zelf, ofschoon de kennis van zo’n Wezen hem ook duidelijk dichtbij gebracht werd. Hij wijst het af. Hij gelooft dicht bij de waarheid te zijn, als hij alles rondom zich beschouwt als zelfwerkend en dat, wat voor hem duidelijk zichtbaar is als natuur, een voortdurend repeterende hervorming is.
Hij zal dus nooit een buitengewoon wijs geregelde werkzaamheid in alles, wat hij rondom zich ziet, kunnen ontkennen, maar hij is niet bereidwillig om deze werkzaamheid als uiting van een Godheid te erkennen, omdat deze Godheid voor hem als Wezen gewoonweg onaannemelijk lijkt. Toch zal hij zichzelf nooit een bevredigende verklaring kunnen geven van dat, wat zonder menselijk toedoen rondom de mens ontstaan is. Hij zal wel piekeren, maar als hij de eeuwige Godheid ontkent, zal hij nooit een antwoord kunnen krijgen op zijn piekerende vragen, want om een beroep te kunnen doen op een macht, moet deze macht van tevoren erkend worden. Maar het ontkennen sluit een erkennen van deze macht uit, want wat niet erkend wordt, kan zich niet te herkennen geven.
Een overtuigender bewijs van Zijn bestaan als de schepping kan God nooit aan de mens geven, maar de geest van degene, die in de schepping de wijze Schepper niet herkennen wil, is niet in staat om op te nemen en hij moet dus verder in dwaling gelaten worden. God kan Zich niet aan hem openbaren en hij zal in duisternis ronddwalen en de eeuwige Godheid zal voor hem een onvoorstelbaar idee blijven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1487 Geestelijke resultaten – Functie van de organen
23 juni 1940: Boek 24
Uit het eeuwige rijk vloeien jou voortdurend de gedachten toe en maken jou de eindeloze liefde van God bekend, want Hijzelf vormt deze op een voor jou begrijpelijke manier, aangepast aan jouw toestand van rijpheid en de missie, die jou tot opdracht gegeven werd.
Het is onnoemelijk moeilijk om deze gedachten naar de aarde te sturen, wanneer de ontvanger niet in geestelijke kennis ingewijd is, want hij beschouwt ze dan niet als komend uit het eeuwige rijk, maar verwerpt ze vaak als eigen fantasieën en dus is het vergeefse moeite van de geestelijke wezens om de mensen tot het aannemen van het gebodene te bewegen. Maar degene, die kennis heeft, neemt het gebodene aan en maakt het zich tot geestelijk eigendom. En de kennis verstrekkende wezens kunnen in een ononderbroken verbinding blijven met het ontvangende mensenkind, als deze, met de wil om God te dienen, niet verzwakt.
De geestelijke resultaten zijn zolang slechts geestelijke goederen, zolang ze zuiver geestelijke vragen betreffen. Maar aardse vraagstukken worden opgelost door het in werking treden van lichamelijke vaardigheden. Dus de organen oefenen de hun toegewezen taken uit, maar volledig gescheiden van de geestelijke werkzaamheid van de mens, voor zover deze tegelijkertijd uitgeoefend wordt.
De geestelijke resultaten zijn echter overeenkomstig de waarheid, terwijl het lichamelijke, dat wil zeggen de aardse resultaten, niet beslist waarheid hoeven te zijn, want ze zijn zonder geestelijke bescherming geboren uit de wil van de mens, terwijl geestelijke vragen, als de mens naar de waarheid verlangt, ook overeenkomstig de waarheid beantwoord worden door de wezens, van wie het de taak is om zulke mensen, die geestelijke kennis nastreven, te onderwijzen.
Wordt echter ook bij aardse vragen de hulp van deze wezens gevraagd, dan kan de mens ook geestelijke resultaten betreffende het aardse met vertrouwen als waarheid aannemen, want dan geeft hij zich geheel over aan de wezens die hem willen leiden en deze kunnen nu naar eigen goeddunken de gaven van de geest uitdelen en ook aardse vraagstukken in hun activiteiten meenemen.
Maar elke gedachtenactiviteit, die noch geestelijke kracht vraagt, noch geestelijke vragen betreft, is een zuiver menselijk gebruik van organen, die God het lichaam toebedeeld heeft, en dus zijn de resultaten heel vaak aan te vechten of te weerleggen. Alleen het lichaam kan een werkzaamheid uitvoeren, waar hij geen geestelijke kracht voor nodig heeft, maar alleen de kracht, die God voor de instandhouding van het lichaam aan de mens geeft. Als hij hier echter geestelijke kracht voor vraagt, is de waarheid van dat, wat nu als geestelijk resultaat op te tekenen is, gegarandeerd.
En zo spannen de lichtwezens zich voortdurend in om de mensen de betekenis van de influisteringen in de gedachten duidelijk te maken om hen te bewegen om hun harten te openen, zodat de wetende wezens zich kunnen uiten, dat ze aandachtig in hun binnenste luisteren en in gelovig vertrouwen alles in ontvangst nemen, wat hun geboden wordt. (Onderbreking)
Vertaald door Peter Schelling
1489 Waarde van geestelijke kennis – Aardse kennis
24 juni 1940: Boek 24
Het ontbreekt de mens aan de juiste kennis, zolang hij nog niet binnengedrongen is in geestelijke kennis, want dit brengt hem pas dichter bij de kennis. De aardse kennis draagt er wel toe bij het aardse leven aan te kunnen en te voldoen aan diens eisen, maar het heeft niet de minste invloed op de toestand van de ziel, waarvoor dezelfde zorg moet gelden als voor de lichamelijke toestand, die echter in het aardse leven belangrijker gevonden wordt.
Geestelijke kennis is voeding voor de ziel; alleen datgene wat nuttig is voor de ziel geeft haar kracht voor haar levenstaak. Degene, die zorgt voor geestelijke kennis, hoeft niet bezorgd te zijn om zijn ziel, want ze ontvangt nu voldoende van wat ze nodig heeft voor de opwaartse ontwikkeling, terwijl de aardse kennis alleen maar resultaat oplevert voor het lichaam en het aardse welzijn bevordert. Het moet duidelijk zijn voor de mens, dat alle streven in het aardse leven toch alleen maar een nuttig doel moet dienen en dus moet het ware doel van zowel het aardse, alsook de geestelijke kennis aan een nadere beschouwing onderworpen worden, in hoeverre het met het verlangen van de mens overeenkomt en het waard is nagestreefd te worden.
De aardse kennis draagt aan het verhogen van het aardse welzijn bij, maar dat laatste is het grootste gevaar voor de ziel, als er met het verlangen van het lichaam rekening gehouden wordt, dus dat wil, voelt en denkt, wat het welbehagen van het lichaam vergroot. Het gevaar voor de ziel ligt in geestelijke stilstand, die onvermijdelijk plaatsvindt als er alleen op het lichaam acht geslagen wordt. Maar het lichaam heeft slechts een kort vastgestelde levensduur. Daarna staat de ziel leeg en zonder verdienste aan de poort van de eeuwigheid en onuitsprekelijke kwellingen zijn het gevolg van de verkeerde wil, de nagestreefde aardse kennis, die hem in het hiernamaals de minste verlichting oplevert.
Degene, die echter geestelijke kennis nastreeft, bereikt op aarde al een hoge rijpheidsgraad, want dat, wat hem als geestelijke kennis gegeven werd, spoort de ziel aan voor haar opwaartse ontwikkeling te zorgen. Ze slaat geen acht op het lichaam en ze spant zich voortdurend in om in overeenstemming met de geestelijke kennis het aardse leven te benutten, wat haar al op aarde het grootste succes op zal leveren en ze onbeschrijflijk verlossend gewaarwordt in het hiernamaals.
Want geestelijke kennis te hebben, betekent een binnendringen in het heersen en werkzaam zijn van God. Het betekent kennis te hebben van de krachtstroming uit God, van Gods liefde, almacht en wijsheid, van de uitstraling van Zijn geest, van het doel en de zin van de hele schepping en de genadegaven, die de mens zich verwerven kan, wanneer hij maar wil. De kennis van dit alles is de drijfveer tot het bewuste werken aan zichzelf. Het laat het lichamelijke verlangen op de achtergrond treden en het verlangen naar God tot levensinhoud worden. Geestelijke kennis bevordert dus de toestand van de ziel en brengt de mens in zo’n toestand, dat die zich al op aarde tot een lichtwezen vormt.
Geestelijke kennis levert de ziel in de eerste plaats kennis op, maar slaat ook acht op het lichaam, want die wordt nu ook gegeven, wat het nodig heeft als er in de eerste plaats aan de ziel gedacht wordt en er ter wille van de ziel geen acht geslagen wordt op de lichamelijke verlangens. En het verscheiden van deze wereld zal gemakkelijk zijn en de ziel naar de eeuwige heerlijkheid leiden, want ze gaat met een onuitsprekelijke rijkdom naar de overkant. Ze neemt alle schatten, die ze door geestelijke kennis al op aarde verworven had, in zekere zin mee. Ze bezit iets, wat haar nooit meer afgenomen kan worden en het binnengaan in de eeuwigheid zal voor haar geluk en eeuwige gelukzaligheid betekenen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0701 Ongelovige – Voorspelling – Buitengewone tekenen
8 december 1938: Boek 15
En het aantal ongelovigen neemt toe. Ze zoeken de Redder in de nood niet meer door het gebed. Ze verzuimen om Hem liefde en eer te geven. Ze leven er tijdens het aardse leven op los, zonder hun Schepper indachtig te zijn. Maar dit losmaken van God heeft het ergste tot gevolg. Een zuivere geest kan voor ondenkbare tijden wel voor de wereld verborgen blijven, maar als Hij zichtbaar tot uiting komt, dan is dit absoluut noodzakelijk.
Belichaamd in de materie was Zijn gang over de aarde voor de mens een teken van Zijn liefde, toen de mensheid al te zeer in de boeien van de duisternis wegkwijnde. Maar nu staat de mensheid op dezelfde wijze afwijzend tegenover de eeuwige Godheid. Ze slaat geen acht op Zijn wil en is nu voortdurend actief om de afstand tussen de Schepper en zichzelf te vergroten. Zo’n voornemen moet verhinderd worden, opdat de ondergang, de geestelijke achteruitgang verhinderd wordt voor de redding van degenen, die zich niet helemaal in de donkerste nacht bevinden.
Maar de liefde van de Vader van alle schepselen is eeuwig en lankmoedig. Zijn wil is niet ondergang en bestraffing, maar redding uit de diepste nood. Het komende strafgericht zal ervan getuigen hoe eindeloos barmhartig het heersen van de eeuwige Godheid is en hoe allen nog op het laatste moment de weg naar de ommekeer op het hart gedrukt wordt en de wil van eenieder kan leiden tot een verandering van zijn lot. Want God probeert het kind nooit aan de ondergang prijs te geven, maar het met alle middelen tot zelfkennis te leiden, wat hetzelfde betekent als een opstijgen. In Zijn grenzeloze ontferming zou Hij graag tot Zich willen trekken, wat nu verwijderd van hem is.
Hij heeft wijselijk de grootste voortekenen aan de komende tijd vooraf laten gaan en zal dit in versterkte mate nog eens doen om iedereen opmerkzaam te laten worden op een buitengewone gebeurtenis en wie zich van deze tekenen bewust is, zal daarin het heersen van de Godheid herkennen. Het grootste gevaar voor jullie mensen bestaat daarin, dat jullie je sterk wanen en toch niet in staat zijn het minste tegen te houden van wat de Vader jullie laat overkomen ten teken van Zijn macht.
Keer in jezelf en herken jullie zwakheid en jullie zullen in dezelfde mate sterker worden in de geest. Jullie zullen het geestelijk werkzaam zijn van de huidige tijd herkennen. Jullie zullen de vertegenwoordigers van God, de verkondigers van het licht, herkennen en dit zal jullie in de komende tijd tot troost zijn. Jullie eigen wil zal doorslaggevend zijn voor wat betreft in hoeverre jullie voorbereid zijn, wanneer de Heer zich zichtbaar openbaart en jullie zullen Hem herkennen als het tijd is. Hij zal Zich laten herkennen door degenen, die Hem in de geest zoeken en alle materie zal voor Zijn licht wijken. Alleen de geest zal zien en herkennen. En degenen, die deze tijd bewust verwachten, zal de Heer Zijn genade schenken, doordat Hij te midden van jullie verblijft en jullie harten versterkt door Zijn aanwezigheid.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0823 Woorden van de Vader – Gods woord is lafenis uit de hemel
22 maart 1939: Boek 17
De liefde voor jullie heeft Mij ertoe gebracht om jullie Mijn woord steeds weer te laten toekomen. En zo staan jullie in grote genade en jullie slaan hier geen acht op. Ik ben jullie God van eeuwigheid af. Ik ben jullie Schepper, jullie Vader en ben tegelijkertijd ook jullie vleesgeworden Verlosser. En degene, die dit beseft en in Mij gelooft, wordt op aarde door Mijn liefde tot aan zijn einde verzorgd. Ik ken de Mijnen, en de Mijnen kennen Mij. En gelukkig voor degenen, die in Mij hun Heiland en Verlosser zien, die Mijn woord hebben en zich daaraan kunnen oprichten.
Wat is het leven van de mens op aarde zonder dit geloof? Hoe verlaten waant hij zich in de grote nood van het hart? Want hij gaat zonder hoop op hulp zijn moeilijke gang over de aarde en wordt zich zijn eenzaamheid pas goed bewust, als hij door leed en tegenspoed moet gaan. Ik breng dan steeds Mijn woord dicht bij hem, Ik wijs hem in liefde en zorg de juiste weg.
En Ik geef nu ook opnieuw aan de mensen op aarde de aanwijzing om verbinding te zoeken met Degene, Die alle noodlot in Zijn handen houdt. Maar wie hoort Mijn woorden, wie slaat acht op het teken, wie geeft Mij de eer en wie verlangt naar Mijn liefde? Het zijn er slechts weinigen, die de zin van het leven volledig begrijpen, en deze weinigen moeten Mijn hulpkrachten op aarde zijn. Dienaren, door wie Ik werken wil. En wegbereiders, die voor Mijn naam moeten strijden.
De mensheid wil met Mij breken en ziet niet het onheil, dat dit voornemen tot gevolg heeft. Ze waant zich wetend en vergist zich toch onnoemelijk. Ze gelooft vooruitstrevend te zijn en gaat geestelijk voortdurend achteruit.
En daarom ben Ik op alle manieren werkzaam en verkondig Mijn woord aan degenen, die in het geloof in Mij verbinding met Mij zoeken. En Ik zie hun harten, die bereid zijn om Mij te ontvangen en Ik bedenk hen onophoudelijk, opdat degene, die in nood is en beseffen wil, zich zal oprichten aan dit van boven ontvangen woord, opdat wie dit verlangt, daar wijsheid uit zal halen.
De lafenis uit de hemel zal in zo’n overvloedige mate de mensen op aarde toestromen, dat ze waarlijk voldoende is om de geestelijk zwakken op te doen leven en hun kracht te geven voor hun gang over de aarde. Want in de grootste nood zal alleen Mijn woord de mensen beschermen. Alleen in Mijn woord is het ware heil te vinden, en alleen in het woord is de Vader te herkennen, want Zijn woord is voor eeuwig hetzelfde. Het is de liefde, de waarheid en het leven. Ikzelf ben het woord.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0827 Tijd van het strafgericht nabij – Tijdsbesef – Tegenwoordige tijd
24 maart 1939: Boek 17
“Het lofgezang van degenen, die Mij dienen, klinkt zonder ophouden. En de heirscharen van de hemel vallen in, en ze loven en prijzen Mij”.
De tijd op aarde snelt voorbij, maar gemeten ten opzichte van de eeuwigheid is de gang van de mens over de aarde gelijk een ogenblik. Als in het leven op aarde van een gebeurtenis in de toekomst gesproken wordt, betekent dat als het ware een gebeurtenis op de lange termijn. En omdat het de mensen als een eeuwigheid voorkomt voordat een zo van tevoren aangekondigde gebeurtenis zich voordoet, maakt het geen bijzondere indruk op de mensen.
Nu is zo’n begrip niet gemakkelijk anders begrijpelijk te maken en kan een voorspelling van een gebeurtenis niet tot op de dag en het uur aangegeven worden, omdat dit enerzijds op geen enkele manier bevorderlijk zou zijn voor de mens en anderzijds ook de mensheid zelf het tijdstip van zo’n gebeuren door haar eigen wil, respectievelijk haar ongeloof, hetgeen de oorzaak van de zich voordoende gebeurtenis is, bepaalt.
Zo verstrijken er vaak vele jaren in schijnbare rust, zodat de mensen zich in veiligheid wanen en nooit in een wereldschokkende gebeurtenis geloven. Want ze slaan steeds alleen maar acht op gebeurtenissen die hun oorzaak hebben in aardse kwesties. En daarom mag het weinig geloofwaardig voor hen lijken dat de eeuwige Godheid Zich op zo’n manier op laat merken, dat er een strafgericht over de gehele mensheid komt en die op een verschrikkelijke manier zijn uitwerking zal hebben.
De mensheid wijst zo’n in het vooruitzicht gesteld gericht af of gelooft dat het tijdstip nog lang niet gekomen is, omdat het juiste tijdsbesef haar volledig ontbreekt en de mens de tijd waarin hij zelf leeft, het heden, niet met de voorspelde toekomst in samenhang kan brengen en dat al het veraf liggende voor hem dus als altijd veraf liggend te begrijpen is en dit tijdsbesef lijkt hem aannemelijk.
Als de mensen van deze huidige tijd zouden kunnen begrijpen hoe nabij deze tijd van het gericht is, dan zouden ze hun leven nooit meer zo rustig doorbrengen. Maar als ze zouden weten hoe nabij deze tijd is, zou angst en vertwijfeling hen grijpen. En weer heeft de Heer erbarmen met de mensenkinderen en Hij zou hen allemaal graag toe willen roepen, dat ze zich op deze tijd voor moeten bereiden.
Het uur van de rechtvaardige is gekomen, want hij zal berusten in de geestelijke chaos. Hij zal ook de Heer verwachten en het gericht zal hem niet verrassen. Maar alle anderen van jullie, die de tijd nog veraf wanen; op jullie geestelijke slaap zal een verschrikkelijk ontwaken volgen. Jullie denken er niet aan dat jullie niet kunnen ontsnappen aan de verschrikkingen van deze tijd. Jullie denken niet aan jullie machteloosheid tegenover de ontketende elementen. En jullie denken nog veel minder aan wat jullie redding kan brengen uit elke nood, want jullie denken niet aan de Heer.
En jullie zullen op dat moment volledig radeloos en hulpeloos zijn, door vrees en angst overvallen en zonder geloof in God aan het natuurgeweld prijsgegeven zijn. De tijd is nabij, waar de wil van de mensheid zich bewust van Hem afwendt en dus is ook de tijd nabij, waarvan geschreven staat dat de aarde zich buigt voor de Almachtige en dat er vuur uit de hemel valt en dat degene, die geen acht slaat op zijn Schepper, zal sidderen. Want dan vervult zich tot op de laatste letter, wat de Heer gezegd heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0829 Komende gebeurtenis – Verandering van het aardse leven
26 maart 1939: Boek 17
En degene, die daar in de stilte werkt, wordt gezegend door de Heer. Deze is er zeker van dat Hij u in elke gedaante nadert. Dat Hij op elk moment tot u komt en u helpt te dragen, wat u bedrukt. En degene, die Hem in het hart draagt, zal Hem ook gewaarworden en zich volledig overgeven aan Zijn kracht.
Laat het hart spreken: Uw uur is nog niet gekomen, want alles moet zijn tijd hebben en het diepe geloof moet worden verworven. Degene, Die u sinds eeuwigheid liefheeft, leidt uw schreden ook tot de vereniging aan toe, en Hij wil u ook vormen tot Zijn evenbeeld. Hij wil, dat uw verblijf op aarde voor u tot zegen zal zijn. En daarom moet het leven u die weerstand geven, waar uw volledige kracht voor nodig is om die te overwinnen. Alle wijsheid van boven zou nutteloos zijn zonder uw werkzame wil om uzelf te bevrijden. En er moet erg op gelet worden, dat de wil niet verflauwt, want niet één dag is u voor niets gegeven. Elke dag moet benut worden voor de ziel.
Als het de mens nu aan een drijfveer ontbreekt, als zijn wil verzwakt is en hij geen acht slaat op de gevaren, die een traagheid van de geest tot gevolg heeft, zal hij verslappen en de weg naar de hoogte niet tot het einde gaan. Dus moet de dag met zijn weerstanden de mens aansporen om onafgebroken werkzaam te zijn en hij mag deze weerstanden niet vrezen, maar in het volle geloof en vertrouwen op de hulp van boven de weerstanden onder ogen zien, dan zal zijn geest sterker worden en geen dag zal vergeefs geleefd zijn. En het moet u lukken om alle bange, twijfelende en bedrukkende gedachten uit het hart te bannen en in alle geestelijke vrijheid op te kijken naar de Heer van de hemel en de aarde.
En nu geven uw geestelijke vrienden u een mededeling, de komende gebeurtenis betreffend, dat u al op zeer korte termijn schrik en beroering zal brengen: Zonder twijfel is het tijdstip gekomen, dat een ingrijpen van boven vereist. En het is van het grootste belang, dat u ervaart welke toestroom van geestelijke kracht op de mensen overgaat om hen op dit gebeuren voor te bereiden. Want vandaag de dag is het heel erg nodig dat de mens in alles wat er gebeurt de rechtstreekse invloed van een hogere macht herkent. Het gaat immers alleen om het geestelijk rijpen van de mensen die op aarde leven. En de aardse loop van de gebeurtenissen moet zich voor dit doel zo aanpassen, dat er rekening gehouden kan worden met de ontwikkeling van de geest.
Wanneer de wereld nu argwanend wordt vanwege gebeurtenissen, die zonder twijfel van andere, dan menselijke zijde komen, wanneer er daardoor op het aardse leven ook een volledige verandering moet volgen, wanneer er nu een tijd begint, die een volledig nieuwe genoemd kan worden, dan moet ook de geestelijke instelling eveneens een verandering ervaren, want de mens heeft genoeg aanleiding om na te denken over de meest verschillende vraagstukken. En het is het ultieme doel van alle gebeurtenissen, dat ze de mensen aansporen om hun geest werkzaam te laten worden, want pas nu, als de mens eenmaal contact gekregen heeft met de geestelijke wezens, kan het werk van de geestelijke wezens beginnen door gewillig toe te geven en het zich aanpassen van zijn gedachten aan elke, door de geestelijke vrienden ingeslagen richting van de gedachten.
Deze tijd zal dus opwindend zijn en alle gemoederen belasten. Maar voor degene, die in staat is om met geestelijke ogen te zien, zal ook het doel en de zin van alle gebeurtenissen helder zijn, want er gebeurt niets zonder de wil van God.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0877 Kindschap van God – Einddoel van het leven – Toestand van het licht
21 april 1939: Boek 18
Vergeet niet, dat jullie ertoe voorbestemd zijn om kinderen van God te worden. En dat jullie ook met dezelfde rechten van een kind toe zullen treden, als jullie je waardig bewezen hebben om kinderen van God te zijn. En daarom is het nodig dat jullie beseffen, waaruit jullie werk eens in het hiernamaals bestaat. Het is nodig om begrijpelijk te maken met welke ijver jullie je opwaartse ontwikkeling na moeten streven en hoe jullie elke gelegenheid, die jullie het kindschap van God op kan leveren, moeten benutten.
Een kind van God te zijn, betekent zich volledig te onderwerpen aan de wil van de hemelse Vader, Hem in alle liefde en deemoed toegedaan te zijn en de definitieve vereniging met de Vader als eerste doel te stellen, opdat de Vader in de hemel eveneens Zijn volle liefde naar het mensenkind toekeert, het in alle wijsheid onderwijst en het een blik laat werpen in Zijn schepping en dat met als doel de steeds verdere voltooiing, die onvermijdelijk is, om met het volste recht een kind van God genoemd te kunnen worden.
De Heer heeft al Zijn mensenkinderen bestemt voor het kindschap van God, maar slechts zeer weinigen begrijpen de ware betekenis van deze woorden en weten niet, hoe onnoemelijk belangrijk het voor de mensen is om de kinderlijke verhouding met de Vader zo vroeg mogelijk aan te knopen. Hij zal door een innige overgave spoedig een levendige beschrijving krijgen van zowel de aardse opdracht als ook de werkzaamheid in de toestand van licht en hij zal de uiteindelijke betekenis en het uiteindelijke doel herkennen.
De mens zal met volledige kennis over zijn ontstaan en zijn opwaartse ontwikkeling zijn doel met een hardnekkig weerstandsvermogen nastreven. Hij zal ernaar streven om op aarde een kind van God te worden om in het hiernamaals zijn eigenlijke opdracht te herkennen en deze eveneens met alle kracht proberen te vervullen. Want in de vervulling van zijn opdracht op aarde ligt niet het enige en uiteindelijke doel van het leven en de gehele belichaming van de menselijke ziel. Deze is veeleer te zoeken en te vinden in het zuiver geestelijk streven. En dit beoogt weer, dat de mens in het hiernamaals de gehele schepping kan overzien en nu van zijn kant op velerlei manieren bijdraagt aan het verlevendigen van de schepping.
Als het aardse wezen er zeker van geworden is, dat een eeuwige onveranderlijke Godheid ook hem een missie voor later heeft toebedacht en dat het dan ook nog onverminderd scheppen en streven kan, zij het op een geestelijke manier, dan krijgt het leven een volledig andere gedaante en zal het ook veel nuttiger gebruikt worden voor het heil van de ziel, want het beseft zijn einddoel en zal er voortaan naar streven om God als de eeuwige Vader te dienen en bewijzen het kindschap van God waard te zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0881 Woorden van de Vader – Vereniging met Hem
23 april 1939: Boek 18
Steeds als u uw roep naar Mij stuurt, wil Ik uw gebed verhoren. En uw ziel heeft de weldaad ervaren, die Mijn nabijheid u bracht en haar dankbaar in ontvangst genomen.
Iedereen, die de wereld de tol betaalt, is uitgesloten van deze weldaad. Ze laten zich tevredenstellen met aardse genoegens en begeren Mijn liefde en nabijheid niet en ze zijn het dus ook niet waard om door Mij gelukkig gemaakt te worden. Maar aan alle anderen wil Ik steeds denken. Degenen, die Mij tot hun vertrouweling maken, die ernaar verlangen om in Mijn genadezon te staan en rechtstreeks aansluiting met Mij zoeken, bezitten Mij al, want hun liefde verbindt hen met Mij. En wie Mij met zijn gehele hart liefheeft, die neemt Mij ook Zelf in zijn hart op.
Terwijl het heerlijkste geschenk op aarde de ziel niet bij benadering zo’n geluk bezorgen kan als de vereniging met Mij, die van eeuwige duur is. Want degene, die Ik met Mijn liefde grijp, verlaat Ik nooit meer. En voortaan wandelen ze onder Mijn liefde. En Ik verlang niets meer, dan hun harten geheel en al te bezitten, want ze zijn Mijn kinderen en moeten als zodanig hun Vader liefhebben om evenzo ook door Hem liefgehad te worden tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0883 Liefde wekt op – Liefde bevrijdt
24 april 1939: Boek 18
In het besef van de opdracht op aarde zal de mens steeds de juiste weg gaan, want het zal steeds zijn streven zijn om van de al hem ten dienste staande middelen, die de genade van de Heer hem doet toekomen, gebruik te maken en zo ook het leven op aarde goed te benutten.
Nu heeft al het opwaartse streven op aarde pas dan de juiste waarde, wanneer de liefde al het handelen en denken bepaalt. Want pas de liefde wekt op, maar zonder liefde blijft elke handeling een dode onderneming. Dat wil zeggen: het is dood voor de eeuwigheid, ook wanneer het op aarde tijdelijk loon oplevert. De liefde moet het hart vervullen en de wil bewegen om werkzaam te zijn. Dan heeft alle werkzaamheid op aarde het resultaat, dat de graad van rijpheid van de ziel omhooggaat, dat de ziel als het ware nu pas nut heeft van wat het lichaam doet.
En omdat het op aarde enkel en alleen om de ontwikkeling van de ziel gaat, omdat het einddoel van het hele leven op aarde is om zo volmaakt mogelijk de aarde bij het afleggen van het aardse, vleselijke lichaam te kunnen verlaten, moet noodgedwongen de grootste aandacht aan deze opdracht op aarde geschonken worden. De mens moet eraan denken, dat hij zelf zijn belichaming nagestreefd heeft en het leven op aarde aanvaard heeft met het vaste voornemen om het zo te benutten, dat alle afvalstoffen zich van de ziel afscheiden en de ziel in alle zuiverheid het aardse lichaam verlaat en zich met de goddelijke geest kan verenigen.
Ze mag ook niet vergeten dat zonder het leven op aarde een opwaartse ontwikkeling nooit mogelijk is en dat ze daarom ook al het moeilijke op zich moet nemen om zich in deze toestand te brengen, die een loskomen van alle materie tot gevolg heeft. Ze moet zich zonder aarzelen aan de eeuwige Godheid overgeven en zo de liefde in zich tot de hoogste ontplooiing brengen. Ze moet alles liefhebben, wat door God, als de eeuwige Schepper van de hemel en de aarde, voortgebracht is en moet nu door deze liefde tot nut en bestwil van de naaste en tot ere van God werkzaam zijn.
Hoe intensiever ze de verbinding met de goddelijke Heiland nastreeft, des te dichter zal de Heiland bij deze ziel zijn. En ze kan zonder enige twijfel verwachten dat ze een zuiver kind van God wordt en eens in de eeuwigheid ook als kind van God eindeloze gelukzaligheid door Hem vindt en dat haar voor eeuwig de genade van de goddelijke Vader ten deel valt. Want wie dan liefheeft en al zijn werk in deze liefde verricht, heeft een aanspraak op de heerlijkheid van God en verkeert voor eeuwig in Zijn genade.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1151 Werkzaam zijn voor de Heer
28 oktober 1939: Boek 20
U zal de kracht van boven toekomen, wanneer u zult werken in opdracht van de Heer. En Hijzelf zal u nabij zijn en alle angst zal van u wijken, want de Heer heeft blije, moedige strijders nodig en laat u niet moedeloos worden, als u steeds alleen uw wil geeft en bereid bent om Hem te dienen.
De kracht van het licht zal zo ver in de omtrek stralen, dat het onmogelijk is om de weg in het donker te gaan. En hoewel de mensheid het licht ook schuwt, ze kan zich niet aan het heldere schijnsel onttrekken en haar streven zal zijn om het tot het uitdoven van het licht te brengen en daarom trekken ze te velde tegen de strijders van God en gebruiken ze alle denkbare middelen, die het verduisteren van de geest betreft.
Maar als de Heer wil dat het licht over de gehele aarde zal schijnen, zal Hij Zijn strijders, die moeten strijden voor Zijn woord, overal opwekken. Alle beschikbare krachten moeten verzameld worden en niemand mag achterblijven en Hem ontrouw worden, want pas nu zal het bewezen worden, wie diep in het hart voor de Heer en Heiland, de goddelijke Verlosser van alle mensen, opkomt. Pas nu zullen de mensenkinderen hun liefde voor Hem kunnen bewijzen, want er zal een strijd beginnen tegen alles, wat goddelijk is. Er zal een laatste verlossing plaats moeten vinden door Hem, Die de zondenschuld van de hele wereld op Zich nam.
En de kracht van degene, die Hem bewust belijdt, zal toenemen, zijn geest zal verlicht zijn en er staan hem de ondenkbaarste middelen ter beschikking om de aardse tegenstander af te weren. En als dus de tijd van het werkzaam zijn gekomen is, geeft Zijn geest jullie allen leven. Jullie zullen boven jezelf uitgroeien. Jullie hebben nu onvermoede mogelijkheden om jullie kracht te beproeven en jullie moeten dit ook doen, want jullie moeten gebruiken, wat de Heer jullie geeft om jullie kracht te doen toenemen. De geringste weerstand verzwakt deze goddelijke kracht, want om te kunnen geven, moeten jullie willen ontvangen en hetgeen ontvangen is ook goed gebruiken.
En de Vader zal Zich ook aan u openbaren en u Zijn wil bekendmaken en dat op zo’n manier, dat elke twijfel wordt weggenomen en uw blije hart u toestaat om in Zijn dienst te treden. Verzuim alleen niet om altijd in gebed te blijven, vraag om kracht en getuig door het gebed van uw wil om dat te doen, wat God van u eist en u zult alle goede krachten uit God bereid vinden om u ten dienste te staan. Het zal u in elke levenssituatie helpen en ze zullen u helpen om uw lot op aarde te dragen en ten volle bereid zijn om, als Hij u nodig heeft, u voor de Heer in te zetten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0593 Lichtwezens in de materie – Hulp aan de zwakken van wil – Deemoed
24 september 1938: Boek 13
Begin in de naam van Jezus: En de weg, die naar het heil leidt, zal u gewezen worden. De aarde zal talloze wezens herbergen, die vanuit het lichtrijk naar de mensen afdalen. En al deze wezens gaan in de materie over en ze zoeken eveneens de verbinding met de mensheid. U doet er uw voordeel mee, doordat ze het geestelijke uit zichzelf sterk laten werken om over te laten vloeien in de met deze materie in verbinding staande aardse mensen. En zo is er een nieuwe verbinding tot stand gebracht van het licht naar de donkere nacht. Dit licht zal een grote helderheid verspreiden en een welbehagen in zijn drager teweegbrengen. En zo zal de tegenpool weer aan macht verliezen, want ook dat, wat zijn verblijfplaats is, wordt door de goede geest gegrepen en zal het boze afzwakken en zeer spoedig in het tegendeel veranderen.
Op deze manier probeert de Heer hulp te verlenen aan degenen, die wel in strijd zijn met de duisternis, maar niet de benodigde wilskracht bezitten en die wel het juiste willen, maar niet voldoende strijden. Maar hun wil laat God met medelijden ingrijpen en de grote liefde van deze lichtwezens voert deze taak bereidwillig uit om zielen te redden voor de eeuwigheid. Zo’n voornemen is geenszins zonder gevaar voor deze zich in de materie belichamende lichtwezens, omdat het eveneens een grote geestelijke kracht vereist en vooropstelt, maar de lichtwezens helpen elkaar onderling, zodat geen van hen moet onderdoen voor de boze macht.
En de mensen wordt daardoor een genade geschonken, die door het menselijke verstand niet begrepen kan worden. De mensen zullen desondanks nog wel veel leed moeten dragen, maar wie in zichzelf gewaarwordt, dat het leven hem niet alleen maar aardse plichten oplegt, wie zichzelf stil in aanschouwing neemt, of en hoe hij de wil van God vervult, heeft al een bereidwillig tegemoetkomen van de geestelijke wereld te verwachten. En wat hij dan aanraakt in het zalige besef van de hulpbereidheid van ondoorgrondelijke krachten, zal zulke kracht op hem uitstralen.
En zo laat de Heer degenen, van wie het gemoed ontvankelijk is voor Zijn liefdesgeschenken, afzonderlijk de goddelijke kracht proeven. En wanneer ze hun vrije toestand dan opmerken, wanneer ze zich bewust worden van hun verlangen naar boven, naar het loskomen van deze aarde, dan zal het woord van God hen ook op het juiste moment verkondigd worden en met een sterk verlangende ziel nemen ze het gewillig aan. Het land, dat hun beloofd is, zoeken ze niet meer op aarde.
Evenzo is ook de ban gebroken voor degenen, die de kracht van het licht vrijwillig op zich namen, als hen het opwekken van een ziel in de geestelijke morgen gelukt is. Het enige doel van alle lichtwezens is het goddelijke te verzamelen en terug te leiden, opdat het de eeuwige Godheid herkent en zich weer voor eeuwig met Haar versmelt.
Waar u zulke grote hulp geboden wordt door de eindeloze liefde van God, is alleen maar uw wil tot het goede nodig. De Heer kent de zwakheid van Zijn schepselen en wil dit niet de oorzaak laten zijn van de ondergang en sterkt u daarom daar, waar het u zelf aan kracht ontbreekt. In alles wat u omgeeft, zal deze kracht u te hulp komen en u kunt alleen maar opmerken dat uw geest actief wordt en opheldering verlangt.
De Heer maakt de eigenaardigste ervaring voor u klaar en Hij laat eenieder daaraan deelnemen. Alleen degenen die verhard en volledig van God afgekeerd zijn, zullen deze belevenis willen afdoen met minachtende gebaren. Maar u, andere, die in het hart gewaarwordt dat de Vader u roept, sla geen acht op deze mensen en laat u niet van de wijs brengen, maar neem aan, wat de stem in het hart u vertelt, luister naar de roep van de Vader en geef u met uw gehele wil aan Hem en u zult Zijn kracht en liefde in u gewaarworden. U mag niet aan het wankelen gebracht worden, als u eenmaal het voornemen hebt opgevat u aan de Heer aan te bevelen. Alleen uw volledige onderwerping maakt u heel sterk. Maar degenen, die zich verzetten, zullen zwak worden, want hun kracht komt niet van God. Ze is een misleiding van het kwaad, die hen ophitst tot tegenstand om hen voor eeuwig in de afgrond te storten.
Zo is de aarde een genadetijd verleend, die te midden van lijden en ellende buitengewoon heilzaam te herkennen is, want degenen, die in de ellende verkeren, zullen hulp zoeken en vinden. En dat vaak op een wonderbaarlijke manier. Let slechts op de tekenen, want de Heer zal zich overal kenbaar maken. Jezus Christus is jullie nabij, om weer degenen, die van goede wil zijn, te verlossen van de banden van de duisternis. En Hij zal komen zoals Hij het beloofd heeft. Hij zal de Zijnen rondom zich verzamelen en in hun midden zijn. En Hij is eenieder nabij, die zijn hart bereidwillig voor Hem opent. Wie de woning in het hart voor hem klaarmaakt, zal Zijn genade en liefde te verwachten hebben en voor de tijd op aarde de zorgende Vaderhand gewaarworden. “Laat de kindertjes tot Mij komen”, zo zal de roep klinken voor allen, die Hem als Vader willen erkennen, “want het hemelrijk is voor hen”.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0599 Depressies – Traagheid van de geest en het lichaam
30 september 1938: Boek 13
Let op elke depressie die je overvalt en zie hierin steeds het middel, dat de Heer gebruikt om de ziel volgzaam te maken aan Zijn wil. Kijk, jullie mensen zouden je zonder enige schroom aan een zekere traagheid van de geest overgeven, als jullie niet ook aan stemmingen onderworpen zouden zijn, die zich zo uiten dat jullie denken mede aangetast wordt.
Een depressie die men probeert te doorgronden en daardoor op te heffen, heeft steeds louter een voordelige uitwerking op de geest, want het is de opdracht van de mens om onophoudelijk werkzaam te zijn, opdat de daadkracht niet minder wordt en dit betreft zowel het lichaam alsook de geest van de mens. Als de toestand ingetreden is, waarin de daadkracht minder is, dan valt een afnemen van de geestelijke, alsook de lichamelijke werkzaamheid te vrezen en dit zou steeds een achteruitgang betekenen, wat de goddelijke wijsheid probeert te verhinderen, zolang het mensenkind alle suggesties en alle preventie bereidwillig volgt. Want het gevaar van zo’n achteruitgang is te groot om eraan voorbij te gaan. Integendeel, het moet met alle middelen bestreden worden, wat dus wijselijk gebeurt, doordat de mens aan zulke depressies blootgesteld wordt, die weer aanleiding geven tot nadenken en stimulerend inwerken op het lichaam en de geest.
En degene, die nu steeds zulke slagen als een doen herleven van geest en lichaam opvat en op deze manier beschouwt, zal hier een groot voordeel uit trekken. Hij zal opletten van welke zijde het gevaar hem bedreigt en zich nog voordat de toestand van passiviteit hem overvallen heeft, te weer stellen.
Zo beschermt de Heer de Zijnen tegen vermoeidheid en verenigt Hij in zekere zin het opvoedkundige doel, de levendige werkzaamheid, door een peinzende zelfbezinning, hoe klein en ontoereikend het aardse wezen op zich is. En daarom komt de mens weer tot innerlijke deemoed, wanneer hij in het gevaar verkeert deze te verliezen.
De goddelijke wijsheid moet heel vaak ingrijpen, als het werk aan de ziel gelijkmatig verder moet gaan. Jullie mensen zijn zo zwak en zonder doorzettingsvermogen. Als het alleen aan jullie overgelaten zou worden en de goddelijke genade jullie niet zou ondersteunen, zou elke vooruitgang moeilijk zijn.
Niets in de wereld is duurzaam. Een eeuwig wisselen en veranderen houdt alles in een ononderbroken werkzaamheid. Daarom moet de geest ook voortdurend gestimuleerd worden en hier zorgt God op een veelvoudige, steeds andere manier voor. Maar steeds het welzijn van de kinderen op aarde voor ogen houdend en naargelang de behoefte aan deze kinderen denkend. Vaak op een smartelijke, maar ook op een verheffende manier. Maar steeds is doorslaggevend, welke uitwerking de gebeurtenissen of gevoelens op de geest van de mens hebben.
Zelden lukt het de mens om alle hindernissen, waar het leven hem voor plaatst, even gemakkelijk te overwinnen. Zo menig maal wordt hij door zijn kracht verlaten en dan moet er een zichtbare hulp van boven komen, die echter vaak ook zo’n uitwerking heeft, dat ze niet verheugd begroet wordt. Juist bij neerslachtige gevoelens, die het mensenkind dusdanig bezwaren, dat die probeert deze de baas te worden en zichzelf zo uit het hem bedreigende gevaar van vermoeidheid bevrijdt. Het probeert met verdubbelde kracht de wil van God te vervullen. Het probeert weer in de staat van innerlijke vrede te komen en kan dit alleen maar door een grotere werkzaamheid. Zodoende draagt ook deze depressie, hoe belastend deze ook voor het mensenkind lijkt, een zekere zegen in zich, als men dit maar goed beseft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0601 Woorden van de Vader – De leer van God – Kinderen van God
2 oktober 1938: Boek 13
Zo zien jullie, Mijn kinderen, alles op aarde in een voor jullie weinig overtuigende leer samengevat en het is niet in staat, haar jullie eigen te laten worden, want in het aanhoren van deze leer alleen kan jullie nooit de wijsheid gegeven worden, maar eerst moeten jullie proberen vrij van alle aardse gedachten te worden, die heel ver van Mijn leer af staan en die hier nooit mee in overeenstemming te brengen zijn.
Alles wat van God komt, veronderstelt ook een goddelijke instelling. Maar wat van de wereld komt, zal steeds alleen maar werelds denken veronderstellen en zo zijn alle goddelijke gaven zonder diepe inwerking op het menselijke hart, zolang deze niet met geestelijk streven opgenomen worden.
Naarmate zijn gedachten zich met meer inzicht richten op de zuivere leer van God, des te eerder is de mens ook in staat volgens deze leer te leven. En zodra op Mijn woord ook de daad volgt, is het werkelijk levend geworden en van zo’n kracht, dat jullie het ook als het zuivere woord van God herkennen, zodat jullie je nu nooit meer tegen deze leer kunnen verzetten en haar zonder voorbehoud in jullie harten opnemen, Mij nu met alle liefde dienen en zo tot Mijn eindeloze vreugde geestelijk wedergeboren worden. Want wie de weg naar Mij gevonden heeft, wordt met vreugde door Mij opgenomen en zijn deel is licht van het eeuwige licht.
Als kinderen van God blijven jullie voor eeuwig in Mijn nabijheid en werken jullie steeds volgens Mijn wil met Mij en door Mij. En dus garandeer Ik jullie het volledige binnengaan in Mijn heerlijkheid als jullie Mijn leer maar aannemen en jullie je hier nooit van afkeren, wat jullie van buitenaf ook maar bedreigen mag.
Jullie lieve kleintjes denken niet aan het grote gevaar, waarin jullie verkeren als jullie je van Mij afzonderen. Mijn liefde zal jullie telkens weer zoeken en jullie wijzen op de enige weg van het geloof in Mij, jullie Heer en Heiland. Oh, luister naar Mijn stem. Laat je niet betoveren door de wereld die jullie alleen maar van jullie tijd berooft die aan het werk aan jullie ziel gewijd moet zijn. De hand van God leidt jullie allen en steeds weer daarheen, waar jullie Mijn stem horen.
Geef toe aan de drang van jullie hart en blijf daar waar Ik jullie roep, want Ik zal jullie hart beroeren zodat jullie mijn nabijheid voelen. En wanneer er een zwakke gedachte in jullie opwelt dat jullie onder mijn bescherming staan, wanneer jullie voelen dat je hart zich naar Mij zou willen toe neigen, weet dan dat Ik tot jullie spreek en jullie mijn liefde aanbied. Weet dat de Vader nu naar jullie verlangt en jullie als Zijn kinderen wil opnemen in Zijn rijk.
En wendt jullie af van al het aardse verlangen. Laat jullie volledige denken en streven alleen gericht zijn op de terugkeer in het vaderhuis. Richt jullie gebed tot Mij en Ik wil jullie verkwikken met Mijn woord en jullie laven met Mijn genade. Ik wil jullie Mijn gehele liefde geven en jullie naar Mij toe trekken en jullie gehele aardse leven zal gemakkelijk zijn, als jullie het er alleen maar voor gebruiken om Mijn wil te vervullen, Mijn geboden te onderhouden en dichter bij Mij te komen. Mijn liefde zal jullie met alle kracht grijpen en in deze liefde zullen jullie al op aarde en eens in de eeuwigheid zalig zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1163 Hoge vlucht van de geest – Sferen van de geest – Vaderland
6 november 1939: Boek 20
Binnen ongelofelijk korte tijd bereikt de mens de bekwaamheid om zijn geest steeds naar de hoogte te kunnen sturen als hij dit maar bewust nastreeft en geen moeite en volharding schuwt. Er moet eerst een overwinning op zijn lichaam en diens verlangens aan voorafgaan, zodat het lichaam voor dit streven nooit een hindernis zal zijn. De geestelijke hoge vlucht moet vrij vaak uitgevoerd worden. Het mag niet op tegenstand in de vorm van afleiding van buiten stuiten, die hem weer op aarde tegenhoudt.
Daar hoort een zekere zelfoverwinning bij. Een veronachtzaming van al het lichamelijke en een opzwaaien van alle gedachten naar de hoogte. Het losmaken van de aarde zal steeds enige inspanning vergen en moet onophoudelijk beoefend worden, want de zwaartekracht houdt de mens nog te vast omklemd. Maar hoe dieper de liefde voor God het hart vervult, met des te meer verlangen streeft de geest Hem tegemoet en des te gemakkelijker zal de losmaking van de aarde plaats kunnen vinden, want weer is het de liefde voor de wereld, die overwonnen moet worden. En weer is het de liefde voor God, die vervulling brengt.
Het ene opgeven, betekent het andere ontvangen, maar beide tegelijkertijd beoefenen, kan niet. Steeds zal het ene ten koste van het andere verwaarloosd moeten worden. En zodoende probeert de mens zich van de liefde voor de wereld te bevrijden, opdat de liefde voor God hem de verbinding van de geest in zich met de geest van God oplevert. Het is onnoemelijk waardevol om zich bewust in die sfeer te verheffen, waar alle goede geestelijke krachten werkzaam zijn. De mens beseft dat niet in zijn volle betekenis, maar het succes zal hem de waarheid van deze woorden bevestigen, want de mens wordt wetend. En dat zonder enige aardse hulp.
Hij put uit een bron, die voor de medemensen niet zichtbaar en daarom onbegrijpelijk is. Maar de verkwikkende drank wordt hem geboden en hij kan hetgeen geestelijk ontvangen is nu zichtbaar aan de mensen bewijzen. Hij kan de drank doorgeven en degenen, die ernaar verlangen, mogen zich eveneens laven. Het mensenkind heeft als het ware geestelijke kracht in ontvangst genomen, omdat het zich bewust naar boven wendde. Het is met rijke gaven uit deze sferen teruggekomen en het maakt de medemensen bekend wat hem aangeboden is. En als dit geopende oog en hart datgene wat geestelijk ontvangen is op zich in laat werken, zal hij ook de kracht opmerken en herkennen van welke oorsprong deze gaven zijn.
De mens ontvangt de gave, die hij vraagt. Als zijn geest genegen is om de weg naar de hoogte te nemen, dan zal hij ook dienovereenkomstig uit de hoogte bedacht worden. De eeuwige Godheid Zelf geeft hem alle kracht en stuurt het kind Zijn geest tegemoet, opdat deze geest het kind onderricht en zijn kennis ontwikkelt en vergroot, want nu is het kind klaar voor goddelijke leringen en goddelijke wijsheid. Ook zijn hart en zijn verstand zijn in staat om hetgeen aangeboden is op te nemen, want alles gaat van God uit, verstand en de bekwaamheid om te denken. En als de Heer Zijn schepselen waardig acht, zal Hij hen zo bedenken, dat ze alles, wat aan hen overgedragen wordt, goed kunnen begrijpen.
De wil om tot de hoogte te geraken, zal tot de diepste kennis leiden. Want God denkt aan degenen, die zich gewillig van de aarde losmaken en in de sferen van de geest hun ware vaderland herkennen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
0607 Medewerkers van de Heer – Voorwaarde – Uitverkoren mensen
8 oktober 1938: Boek 13
Aan degene, die naar der waarheid dorst, geeft de Heer woorden van het eeuwige leven. Een zuiver hart en een gemoed, dat blij is te ontvangen, zijn voorwaarden om dit woord in zichzelf te kunnen horen. Evenzo moeten alle gedachten op God gericht zijn. Dan zal het denken van het mensenkind zich vergeestelijken, zodat de geest van God zich voortaan kan uiten en dat uit deze verbinding van de geest van God met het zielenleven van de mens een onverwacht voordeel ontstaat.
Het is steeds alleen maar een vraag van tijd of de mens deze bekendmakingen van de diepste wijsheid wil krijgen of met minder genoegen neemt. Het werken aan zichzelf vergroot ook de bekwaamheid om op te nemen. De vaste wil en het diepe geloof zijn eveneens nodig om in de diepe goddelijke wijsheid binnen te kunnen dringen.
En zo moet het gehele wezen van de mens een langzame verandering ondergaan, als hij als medewerker van de Heer al op aarde werkzaam wil zijn, door Hem onderwezen en in alle wijsheid binnengeleid wil worden. Daarom is er alleen maar een behoorlijk doorzettingsvermogen voor nodig om de grootste resultaten te boeken, want elke arbeid is zijn loon waard. Maar de zegen, die zich vanwege zulke arbeid over het mensenkind uitstort, is onnoemelijk groot.
Maar weinigen zullen zo’n taak uit kunnen voeren, omdat hetgeen niet met de handen te grijpen is, hen steeds weer vast laat lopen en ze wijden zich daarom met weinig vertrouwen aan deze arbeid. Het kan dan natuurlijk ook niet verwacht worden, dat de eerste pogingen grote resultaten aan het licht brengen, maar de mens moet zich in naarstige arbeid, geduld en doorzettingsvermogen oefenen, als hij een trouwe medewerker van de Heer wil zijn en het hemels loon wil ontvangen.
Alle inspanningen om via andere wegen tot zulke resultaten te komen, zullen zonder succes zijn, want het spreekt voor zich dat degene, die in de geheimen van de goddelijke liefde binnen wil dringen, zich aan de eeuwige Godheid moet onderwerpen en dus ook alle aan hem gestelde voorwaarden moet vervullen als zijnde Gods wil. Degene, die de wil van de Heer vervult, zal al op aarde buitengewoon begenadigd worden en deze genade zal de mens zo toegestuurd worden, dat hij de diepe verbondenheid met de goddelijke Schepper zal voelen en zichtbaar gezegend zal zijn.
Er zijn altijd wel mensen op aarde geweest, die in de innigste verbinding met God stonden en dezen werden altijd door buitengewone werken door God herkenbaar gemaakt, opdat Zijn genade zichtbaar tot uitdrukking kwam. Deze mensen stonden echter meestal buiten de kerk, dat wil zeggen buiten datgene, wat de mensheid door verkeerde inzichten opgebouwd had. Ze hadden in het binnenste van het hart de weg naar God gevonden en in de diepste verbondenheid met de goddelijke Heiland hun leven geheel naar de wil van God geleefd en de Heer openbaarde zich aan hen en gaf hun de kroon van het leven al op aarde. Dit waren in de meeste gevallen wel belijders van het zuivere woord van God, maar ze verafschuwden alle uiterlijkheden, alle pracht en praal en eigenliefde en zo vonden ze te midden van alle valsheid en leugens de juiste weg naar God en werden daarom ook altijd door buitengewone genadebewijzen gesterkt. (Onderbreking)
Vertaald door Peter Schelling
0613 Hemelsluizen – Tegenspoed – Woorden van de Vader
11 oktober 1938: Boek 13
Laat al je zorgen achter je en wijd je maar vol vertrouwen aan jouw werk. Kijk, degene, die voor Mij werkzaam is, leid Ik al volgens Mijn wil en waar er voor jou puur uiterlijk weerstand ontstaat, ben Ik met Mijn zorg en liefde in jouw nabijheid.
Deze zware gedachten worden je alleen maar toegestuurd om jou tot een steeds intensievere werkzaamheid aan te sporen, want laksheid en onverschilligheid bevorderen dit werk niet, maar steeds alleen een bereidwillig opnemen kan de voortgang garanderen. Laat al jouw zorgen aan Mij over. Ik wil deze van je afnemen, maar voor het aanmoedigen van de geest zijn ze af en toe nodig. Zo wordt jou vandaag weer een bekendmaking toegestuurd, in het wijze vooruitzicht van wat komen gaat, bedoeld om je troost en kracht te geven.
De hemelsluizen zullen zich opnieuw openen en gehele landstreken zullen in nood en ellende terechtkomen. De welwillendheid van de Vader stuurt deze nood daarom naar de aardse mensen om degenen, die van goede wil zijn, te redden voor de eeuwigheid. In deze tijd verstarren in Mijn opdracht alle krachten, die normaal actief zijn. Elk vertrouwen in het heersen van de natuur zal verdwijnen. De mensen zullen zo aan de krachten van boven overgeleverd zijn, dat de harten zich op God moeten richten, als ze hulp willen om uit de nood te geraken.
De gedachte aan de dood midden in het leven is voor hen zo verschrikkelijk, dat ze wel om het behoud van hun leven zullen smeken en wat tot Mij zijn toevlucht neemt, zal gered worden, want juist hiervoor laat Ik alle tegenspoed over de aarde komen, opdat ze hierdoor levendig toenadering tot hun Schepper zoeken, want wat nu nog sluimert, moet opgewerkt worden tot een actief leven.
De schijnbare godsdienst, die ze Mij tegenwoordig geloven te bewijzen, is alleen maar een ijdele gewoonte, noch gestimuleerd door een juist denken, noch door een diep, rotsvast geloof. De innige verhouding tot de Vader zal pas tijdens de grootste nood tot stand worden gebracht, ook wanneer de mensen zich eerst hebben verzet en aan het heersen van een Godheid wilden twijfelen. Alleen wanneer ze niet meer in staat zijn iets uit te richten, zullen ze in zichzelf keren en de ware Vader herkennen.
En op zo’n moment moet jouw geloof vast en onwankelbaar zijn. Je mag dan niet aarzelen of moedeloos worden, want Ik ben steeds in de nabijheid en wacht op elke roep. Onthoud daarom, Mijn kind, dat je de twijfel in je niet de overhand laat krijgen. Het is zo’n onvergelijkbare zegen om deze verbinding in stand te houden, dat jij in het volste vertrouwen jouw levensdagen af kunt leggen en ook bij aardse zorgen steeds de helpende hand van jouw Heiland gewaar zal worden. Ik wil toch jullie, Mijn kinderen, sterk zien in het geloof en in het vertrouwen op Mij. En elke angst moet uit jouw hart wijken.
Daarom worden ook de beproevingen voor jouw ziel toegelaten, die jij echter gemakkelijk kunt doorstaan, wanneer jij je in Mijn woord verdiept en in een gelovig, innig gebed blijft. Verzuim niet om jezelf en je handelen bij de hemelse Vader aan te bevelen en Hem om Zijn zegen te vragen, dan kun je elke dag onbezorgd tegemoetzien. Zichzelf overwinnen is de mooiste overwinning, maar om voor jouw Heer en Heiland te strijden, mag niets jou te zwaar lijken, opdat Mijn liefde je steeds mag verzorgen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1493 Goddelijk ingrijpen – Ontploffing
27 juni 1940: Boek 24
In een kort tijdsbestek van weinige uren zal de ene geweldige ontploffing na de andere volgen en dit zal vroeg op de dag plaatsvinden en aanhouden tot de volgende ochtend en de mensen zullen vrezen voor hun leven en om have en goed. Ze zullen radeloos zijn en zonder enig houvast, want ze sloegen geen acht op de waarschuwingen, die hun van tevoren toegestuurd werden. Ze kijken verstijfd naar het vernietigingswerk, dat ze nooit voor mogelijk hielden. Het is een chaos zonder vergelijk, die deze stem uit de hoogte teweegbrengt.
Er moet van tevoren echter nog veel werk verzet worden. Er moeten grote gevaren, die het aardse leven ernstig bedreigen, dichter bij de mensen gebracht worden om hun al een kleine hint te geven op de vergankelijkheid van dit aardse leven. Ook een tijdelijke verandering van levensomstandigheden moet de mensen er eveneens toe brengen na te gaan denken over hoe onstandvastig het aardse leven en alles wat er mee samenhangt, is. En, indien mogelijk, moet het woord van God dichter bij hem gebracht worden, opdat hij nu in staat is om een samenhang tussen al het aardse en de goddelijke wil te herkennen, wanneer hij dat wil.
Pas dan schenkt hij aandacht aan de tekenen en begint hij zijn standpunt hierover te bepalen. Dat wil zeggen, dat hij besluit om voor of tegen God te zijn. Pas als het nu mogelijk voor hem is om zijn hart los te maken van aards bezit en een hoger levensdoel in zijn bestaan te herkennen, zal voor hem het duidelijke ingrijpen van God een zichtbaar bewijs zijn voor de rechtvaardiging van zijn innerlijk gevoel om aardse goederen als waardeloos te herkennen, maar daarentegen de kennis omtrent de goddelijke waarheid en een diep geloof als alleen begerenswaardig na te streven.
En dit besef laat hem in zekere zin rustig ten opzichte van de goddelijke zendingen staan. De ziel herkent de noodzaak hiervan en aanvaardt het gelaten en kalm. En nu zal blijken, hoe diep het goddelijke woord binnengedrongen is en welke kracht de mens bereid is daaruit te putten. Het is het belangrijkste, dat de mens een bepaalde verbinding met God tot stand brengt. Dat hij door het in ontvangst nemen van het goddelijke woord God Zelf en Zijn kracht op zich in laat werken en dat hij zich nu overeenkomstig dit woord ontwikkelt.
Als de mens het woord van God zou horen en er voorheen naar geleefd zou hebben, dan zou zo’n gewelddadig ingrijpen niet nodig zijn, maar dit is het enige middel om de mensen tot het in ontvangst nemen van het woord van God te bewegen. God herkent de geestelijke toestand van de mensen en gebruikt in Zijn liefde het laatste middel, waardoor de mensheid niet volkomen verloren gaat, wat zonder Gods woord onvermijdelijk het geval is.
Zo menig mens zal zich willen herpakken. Hij zal proberen zijn leven met alle geweld te behouden. Hij zal niet willen buigen en nooit een hogere macht erkennen, maar hij zal ook zijn onmacht herkennen, en gezegend degene, die nog op het laatste moment een Heer boven zich erkent en zichzelf en zijn leven aan Hem overgeeft. Wanneer hij zich door de goddelijke liefde laat grijpen, doordat hij smekend de handen omhoog steekt. Want God laat de mensen werkelijk niets zonder doel overkomen en Hij zal iedereen helpen, die in deze zending de goddelijke Heer herkent en zich aan Hem en Zijn wil onderwerpt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1499 Strijd – En het motief hiervoor
30 juni 1940: Boek 24
Het bewustzijn een nobele daad verricht te hebben, zal de mens steeds het gevoel van innerlijke tevredenheid geven, omdat hij beseft, wat zijn bestemming is en hij zijn opdracht daarmee vervuld heeft. En zo zal alles, wat God welgevallig is, de mens vrij en blij maken, maar wat tegen de goddelijke wil in gaat, zal hem bedrukken, zolang hij het onrecht beseft, dus hij het zelf weet, dat hij onrecht gedaan heeft.
Net zo zal een strijd, die voor recht en rechtvaardigheid gevoerd wordt, die ter wille van een goede zaak gevoerd wordt, niet tegen de goddelijke wil in gaan, want steeds is het dit goede, goddelijke, wat daardoor bevorderd moet worden, zolang hebzucht en onrecht niet de oorzaken van de strijd zijn. Voor een rechtvaardige zaak te strijden, zal steeds de goedkeuring van God krijgen, want de mens moet zich immers inzetten en voor de verspreiding van het juiste en het goede zorg dragen. En dit zal steeds het geval zijn, als er uit onvrede misstanden voortgekomen zijn, die uit de wereld geholpen moeten worden.
De mens moet echter ook voor zijn tegenstander dezelfde rechten laten gelden. Hij moet dat, waar hij zelf naar verlangt, ook aan zijn tegenstander toewijzen. Hij mag niet alleen maar gebruik maken van de macht en het recht van de sterkste. Hij moet mild en wijs, zoals een vader, deze kwestie proberen af te handelen en pas dan met het wapen strijden, wanneer op zijn goed bedoelde vermaningen geen acht geslagen wordt. Dan heeft hij het recht aan zijn zijde.
En dus zal de mens gedwongen zijn om te onderkennen of een strijd vanuit het gevoel van recht en rechtvaardigheid of vanuit haat en hebzucht ontbrandt, als hij de rechtvaardiging hiervan wil doorgronden. Hij zal erop moeten letten, in hoeverre de maatregelen, die de strijd uitlokken, overeenkomen met de goddelijke geboden, want als Gods zegen daarvoor gevraagd wordt, moet het ook de wil van het strijdende mens zijn om voor God en Zijn geboden, Zijn eisen, die Hij aan de mens stelt, te strijden. Gods zegen kan alleen maar gevraagd worden voor een zaak, die door God gewild is, maar nooit voor een eigen onderneming, die duidelijk het stempel van het kwaad draagt. Strijden voor recht en gerechtigheid zal steeds beantwoorden aan de wil van God.
Hoe verschillend is het begrip van recht en rechtvaardigheid? Dat is het, wat opgehelderd moet worden. Het verkeerde denken van de mensen heeft een opvatting ten gevolge gehad, die het rechtsvaardigheidsgevoel dreigt te verstikken. Recht is, wat met het gebod van de liefde overeenkomt. Recht is, wat God door Zijn geboden aan de mensen heeft bekendgemaakt. Recht is, wat niet in strijd handelt met de goddelijke orde en de goddelijke orde is steeds de goddelijke wil. Dus al het rechtvaardige handelen moet overeenkomen met de goddelijke wil. Maar God wil, dat de mensen Hem liefhebben en de naasten als zichzelf. Als dit gebod aan al het handelen ten grondslag ligt, dan zal de mens steeds goed en rechtvaardig zijn.
„Aan Mij is de wraak“, zegt de Heer. Als dus de naaste zich schuldig gemaakt heeft jegens de mens, dan moet deze niet vergelden, maar het aan de Heer overlaten. Maar meestal is de vergeldingsdrang de oorzaak van een strijd, verbonden met de zucht naar bezit en machtshonger. Maar dit kan niet juist zijn voor God. Dan wordt er geen acht geslagen op de goddelijke geboden. Er wordt niet op een rechtvaardige manier tegen een misdadiger gestreden, maar de strijder voegt aan de bestaande misdaad een veel grotere toe, als hij nu van zijn kant wraak uitoefent, vaak op meedogenloze manier.
En God aan te roepen om versterking van zijn kracht is vermetel, want hij vraagt van God om een onrecht goed te keuren en een onderneming te zegenen, die geboren is uit slechte gedachten, die hun oorsprong niet in de liefde hebben, maar in haat tegen de medemensen. Dus moeten jullie mensen onderkennen en er steeds de maatstaf naast leggen in hoeverre er acht geslagen wordt op het gebod van de liefde voor God en de naasten door degenen, die tegen elkaar strijden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1523 Aansporing om te strijden voor de Heer
16 juli 1940: Boek 25
U mag niet wankel worden, als de zwakte van het ogenblik u overvalt. Altijd is de Heer tot hulp bereid en Hij schenkt u kracht en sterkte. Hij geeft u de moed om voor Hem te strijden.
Er zal zoveel tegenstand aan de dag komen en het zal u de moed doen verliezen, maar God kent elke angstige opwelling van het hart en Hij grijpt in als de tijd daarvoor gekomen is. Want Zijn wil regeert over alles en Hij bekommert zich in het bijzonder om de mens, die zich ondergeschikt maakt aan Zijn wil. En deze maakt Hij Zijn wil bekend, Zijn geest vervult hem en Zijn woord stroomt naar hem toe en geeft hem kracht voor een toegenomen werkzaam zijn voor de grootste geest van de hemel en de aarde.
En het is uw opdracht, dat u Zijn wil aan de hele wereld bekendmaakt. God wil door u tot de wereld spreken. Hij wil, dat van Zijn macht en wijsheid vermelding gemaakt wordt. Hij wil, dat de mensen zich in gedachten tot Hem wenden om nu direct op hen in te kunnen werken.
U, die drager van het goddelijke woord bent, laat u niet van de wijs brengen door twijfels of tegenwerpingen van degenen, die aanhangers van de wereld zijn. Elke stap die u zet, is voor u uitgestippeld en elk woord dat u spreekt, wordt u in de mond gelegd. En als u de Heer blijmoedig dienen wil, zal ook elk woord succes hebben en dus gezegend zijn.
Het lichtje moet ontstoken worden in de harten van degenen, die nog in de duisternis wandelen en laat dus uw licht schijnen, opdat het schijnsel de mensen aantrekt en ze er nu zelf naar verlangen om in het licht te staan. En als u in de liefde en met geduld uw plicht vervult, zult u succes hebben en degene, die eerst al het geestelijke afwees, zal nadenkend worden. Hij zal een buitengewone kracht herkennen en zich hier verlangend naar toekeren en ze zal hem nu ook toestromen, als hij hier innig naar verlangt.
En zo is het werk van allen die willen dienen nodig om de grootste nood van de ziel te beïnvloeden. Elke ziel is dankbaar als haar de reddende hand toegestoken wordt en zodoende moet u haar uw liefde voor de naaste bewijzen, doordat u hem te hulp komt, omdat hij die hulp dringend nodig heeft. Zijn wil is te zwak, dus moet u uw wil gebruiken en werkzaam zijn. En als u de zegen hiervoor vraagt, zult u niet tevergeefs strijden. God Zelf zal u terzijde staan en, door Hem geleid, zal alles wat u onderneemt goed komen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1531 Voorspelling
21 juli 1940: Boek 25
Door de ethergolf zal de wereld een bericht toegestuurd worden over een bijna ongelooflijke gebeurtenis, die elke voorstelling overtreft. De mens zal geen inschatting kunnen maken. Het ene bericht zal het andere in reusachtigheid overtreffen. Het zal zijn, als was het de hel op aarde met de Satan te midden van de mensen. En een tijdje zal het erop lijken, alsof de wereld aan zijn einde geraakt is en de Heer alles verwoest, wat er leeft. En dat is de tijd, waar zelfs de Zijnen aan het wankelen gebracht dreigen te worden en de Heer heeft medelijden met hen en Hij geeft het gebeuren een andere wending.
Hij rust degenen, die God in liefde willen dienen, met een bijzondere kracht uit en Hij draagt hen op om de elementen, die hen bedreigen, te gebieden en voor hen zal het gebeuren draaglijk zijn. Ze zullen kracht putten uit het goddelijke woord. Ze zullen tot het inzicht gebracht worden, dat dit ingrijpen van God nodig is voor het zielenheil van de medemensen. En ze zullen van hun kant alle kracht en alle wil aanwenden om de lijdende aardse broeders en zusters te helpen en de Heer zegent deze inspanningen.
Hij geeft Zijn dienaren grote kracht, want het is Zijn macht, die bekend gemaakt moet worden. Het is Zijn wil, die uitgevoerd wordt en het zal nu duidelijk worden, dat het Gods stem is, die van boven klinkt en dat niemand zich aan deze stem kan onttrekken. Dat een ieder het horen zal, ook wanneer hij Gods woord niet erkent of wanneer hij meent kennis te hebben. En er wordt niet gelet op uiterlijkheden en er worden ook geen uiterlijkheden nagestreefd, want in zo’n nood begint de mens de grootte van Degene, Die alles over de aarde laat komen, te herkennen. De mens wordt klein en de grootte van God groeit tot in het oneindige.
De Heer zal de schare van degenen, die Hem willen dienen, vergroten, want Hij laat Zich duidelijk herkennen en jubelen en juichen zullen degenen, wiens rijpheidsgraad het toelaat, dat de Heere Zich openbaart en Zich zichtbaar uit, want deze weten, dat in vervulling gaat, wat geschreven staat. Maar ze weten nu ook, dat ze zonder gevaar zijn, als ze geloven. En omdat ze geloven, jubelen ze hun Heer en Verlosser toe. Want nu is het moment gekomen, dat de Heer de wereld Zijn macht en grootheid bewijst.
En de tijd, waarvan de Heer op aarde vermelding gedaan heeft, is niet veraf meer: de tijd van de geestelijke omwenteling. De tijd van de wederkomst van Christus.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1543 Opduiken van gedachten – Opnamevermogen
28 juli 1940: Boek 25
Uit de overvloed aan gedachten stijgt steeds deze gedachte naar de oppervlakte, die zich aan de wil van de mens aanpast. Dat wil zeggen dat de wil er zelf de oorzaak van is in welke baan het denken van de mens zich beweegt. Het menselijke brein zit vol indrukken. Ze proberen allemaal het bewustzijn van de mens binnen te dringen. Maar de wil geeft de voorkeur aan een bepaalde gedachte en op deze gedachte wordt nu voortgeborduurd of het wordt ook afgewezen, al naar gelang de menselijke geest in verbinding treedt met de geest van God, voor zover geestelijke resultaten nagestreefd worden.
Het moet geenszins zo begrepen worden, dat de mens alleen maar zulke gedachten zou kunnen hebben, zoals hij ze louter als mens nastreeft. De geest uit God kan nu ook actief werkzaam zijn, doordat hij ook de uiterlijke indrukken op de mens in laat werken, zodat elk van de opgenomen gedachten van betekenis kan zijn, voor zover de mens geestelijke kennis nastreeft en dus ook opheldering verlangt. Terwijl bij een aardsgezind mens alleen het denkapparaat als zodanig in werking treedt, dus de antwoorden op de gestelde vraag onbelangrijk zijn, omdat ze de geestelijke vooruitgang van de mens niet dienen.
Elke vraag kan geestelijk gesteld en ook geestelijk beantwoord worden, zoals dezelfde vraag ook een puur aards antwoord kan vinden. En zo is de bron, waaruit de mens wijsheid gegeven kan worden, onuitputtelijk, want de geest uit God zal deze wijsheid voortdurend uitdelen, want de goddelijke wijsheid is onbegrensd. Het hangt er slechts van af, in hoeverre de menselijke ziel zich gevormd heeft, om dat, wat de geest haar gaf, op te kunnen nemen. Ze moet zich in een staat gebracht hebben, dat ze de fijnste roerselen van de geest gewaarwordt en het zachtste klinken van de stem van het hart in zich hoort. De geest uit God wil steeds geven en onderwijzen, maar de ontvangers zijn niet altijd zo nauwlettend ingesteld, dat ze de zachtste roerselen horen.
De mens moet zijn oor bereidwillig voor de wereld sluiten. Hij mag in zichzelf geen ruimte aan aardse gedachten geven. Hij mag niets vreemds als verstoring binnenlaten, maar hij moet enkel en alleen acht slaan op zijn innerlijke opwellingen, die geestelijk veroorzaakt zijn, dus door de geest in de mens aan de ziel gegeven kunnen worden.
Aanvankelijk is deze stem in het hart van de mens niet gemakkelijk verstaanbaar en het vereist grote opmerkzaamheid en het uitschakelen van elke aardse gedachte. Maar de mens kan uiterst gemakkelijk tot een moeiteloos in ontvangst nemen van geestelijke boodschappen komen, wanneer hij ernaar streeft om al het aardse denken uit te schakelen en er alleen naar verlangt om door de goddelijke geest onderwezen te worden.
De wereld met alles wat haar aankleeft verstoort de innerlijke verbinding met de zuiver geestelijke gever van de goddelijke waarheid, dus de ontvangst zal moeilijk of ook geheel beëindigd worden, zolang aardse vraagstukken de mensen nog beroeren en deze niet volledig uitgeschakeld kunnen worden op het moment, dat er een overdracht van geestelijke vraagstukken plaats zal vinden.
Het is bijzonder belangrijk, dat alle prikkels van de wereld gemeden worden als de ziel geestelijk gesteund moet worden en de kennis van de mens over geestelijke waarheden toe moet nemen, want elke aardse afleiding is hinderlijk, omdat ze de ziel van de mens onbekwaam maakt om de geestelijke stem te horen en op andere manieren de goddelijke wijsheid niet zo aan de mensen gegeven kan worden, dat ze zonder twijfel opgenomen wordt. En daarom moet de scheiding van de wereld volledig plaatsgevonden hebben, als het mensenkind een blik wil werpen in de wonderen van de goddelijke schepping, die hem anders onthouden blijven volgens het wijze raadsbesluit van de Heer.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1549 Gebruikte goddelijke kracht – Misbruikte kracht
2 augustus 1940: Boek 25
Degene, Die in Zichzelf leven en kracht is, legt dit leven en deze kracht ook de mensen in de borst en Hij rust hen uit met vaardigheden, die van Zijn liefde en wijsheid getuigen. Hij blijft in voortdurende verbinding met hen door de schenking van deze kracht, waar het leven van de mens uit voortkomt. Derhalve is dat, wat de mens die God in zich draagt geeft, eveneens kracht. Want door zijn vaardigheden is hij in staat om op één of andere manier deze kracht zo te gebruiken, dat het de medemensen tot nut strekt, voor zover hij de liefde beoefent. Maar hij kan dan die kracht, die hem toegestuurd wordt, ongeacht of hij deze waard is ook op een God tegenstrevende manier gebruiken, wanneer hij haar gebruikt voor het ontstaan van zaken, die de naaste zowel aan lichaam als aan ziel schade toebrengt. Want dan staat deze kracht niet meer voor leven, maar voor de dood.
Goddelijke kracht in ontvangst te mogen nemen, is een gebeurtenis, die zich voortdurend herhaalt. Want er gaat geen seconde voorbij, waar de krachtstroom uit God ophoudt en hij kan voortdurend leven opwekkend gebruikt worden, wanneer het streven van de mens steeds het goede betreft. Dan heeft deze kracht een opbouwende werking, en geen verwoestende. En als nu deze kracht uit God gebruikt wordt voor de opbouw van dat, wat dreigt in te storten, wanneer door deze kracht tot stand gebracht wordt, dat het begrip weer van de achteruitgang naar de hoogte geleid wordt, dan werkt deze kracht waarlijk leven opwekkend.
Steeds weer moet er aan de nood van degene, die eveneens uit God is, maar zich niet bewust is van zijn leven opwekkende kracht, gedacht worden. Hij gebruikt niet, wat hem aangeboden wordt en dat betekent stilstand van het geestelijke in zich. Of hij gebruikt het op een verkeerde manier en dat betekent achteruitgang.
Het leven, dat de mens op aarde gegeven werd, blijft juist door deze schenking van kracht in stand. Deze kracht mag niet onbenut blijven, maar ze mag ook niet misbruikt worden. Ze wordt bij elke activiteit door de mens gebruikt en als de activiteit door God gewild is, dan wordt de kracht dus volgens de bedoeling van God gebruikt. Maar misbruikte kracht is een zonde voor God, want misbruikte kracht is elke onderneming, die zich tegen de wil van Gods wet richt, dus elke daad, die de liefde voor God en de liefde voor de naaste ontbeert.
En daarom is het in het aardse leven van elk individueel mens de taak om opbouwend deel te nemen aan het goddelijke scheppingswerk, als ook aan het geestelijke, dat de goddelijke schepping leven geeft. Dat wil zeggen zich met zijn kracht in te zetten voor alles, wat voor de ziel bevorderlijk is. Want dit moet de grootste zorg van de mens zijn. Als de mens de hem door God gegeven kracht gebruikt om geestelijke opbouwend werkzaam te zijn, benut hij deze kracht op een God welgevallige manier en hij zal nu verregaande ondersteuning vinden, want er komen nu krachtstromen bij elkaar, die voor buitengewone werken zorgen.
Er wordt nu een bouw voortgezet, waarin God Zelf de grondsteen gelegd had, doordat Hij elk mens de bekwaamheid gaf om te herkennen, wat met de goddelijke wil overeenkomt. Alles, wat opbouwend werkzaam is, zal leven, want hij gebruikt de kracht uit God op een Hem welgevallige manier en dus zal ze hem nooit ontnomen worden en hem zal een onophoudelijk leven ten deel vallen met een voortdurend in ontvangst nemen van goddelijke kracht en een voortdurend gebruik volgens Zijn wil.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1553 Goddelijke liefde – Groot genadegeschenk – “Ik geef jullie niet, zoals de wereld geeft” – Misleiding
4 augustus 1940: Boek 25
Het kostelijkste geschenk van God is Zijn overvloedige liefde, die Hij alle mensen aanbiedt om hen gelukkig te maken. De goddelijke liefde grijpt al Zijn schepselen, ze slaat geen wezen over, alleen de mate van de stralen van liefde zijn verschillend en afhankelijk van de afstand tussen het wezen en God. De kracht van de op God gerichte wil bepaalt de mate van Gods liefde voor de mens, en dus betekent naderen of afstand nemen van God toegenomen of verminderde liefde. Dus de mens kan zichzelf aan het grootste geschenk deelachtig maken of zich hiervan beroven, als zijn levenswandel overeenkomstig de wil van God is of hem volledig tegenstreeft.
De mens vindt de vervulling van zijn verlangen op aarde in de goddelijke liefde, want er trekt een wonderbaarlijke vrede in het hart van degene, die door de liefde van God gegrepen is. Hij verlangt niets anders, dan in deze goddelijke liefde te kunnen blijven. Hij verlangt naar God en verlangt naar niets werelds. De liefde van God komt op zo’n manier tot uiting, dat de mens altijd meer en meer naar God verlangt. De goddelijke liefde ontsteekt bijgevolg de liefdesgloed voor God in het hart van de mens.
„Ik geef jullie niet, zoals de wereld geeft” Het is een andere vervulling, die de mens gelukkig maakt. De mens verlangt niet meer naar aardse vreugden, maar zijn verlangen is zuiver geestelijk en ook de vervulling hiervan. En toch maakt het de mensen onnoemelijk gelukkig en het is niet te vergelijken met aards geluk. Want het is immers God Zelf, Die Zich aan de mensen openbaart, want God is de liefde.
Door de liefde van God gelukkig gemaakt te worden, betekent Hemzelf in zich te mogen dragen en daarom moet de mens ernaar streven steeds slechts dat te doen, wat hem de goddelijke liefde oplevert, omdat dit voor hem de gelukzaligste toestand garandeert. Talloze aardse vreugden mogen hem nastrevenswaardig lijken, ze zijn slechts bedrieglijke lichten in vergelijking met de goddelijke liefde. Ze zullen net als bedrieglijke lichten uitdoven en niets achterlaten, terwijl de goddelijke liefde nooit kan vergaan, als ze eenmaal het mensenkind gegrepen heeft, want wat God geeft, is onvergelijkbaar kostelijk en onvergankelijk.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1571 Zelfverlossing – Liefde – Het opgeven van de wil
17 augustus 1940: Boek 25
Er kan geen verlossing zijn voor een wezen, dat zich niet aan de goddelijke wil onderwerpt. Weliswaar worden hem ook voortdurend aanwijzingen toegestuurd en het aandacht schenken hieraan, kan het naar de juiste weg leiden, wanneer het zich niet openlijk verzet. Er is geen andere mogelijkheid voor de zelfverlossing, dan door de onderwerping van de eigen wil, omdat deze toch de afval van God veroorzaakt heeft. Zolang het wezen zich verzet, zolang het gelooft sterker te zijn, zich dus nog weerspannig zou willen uiten, is een vrij worden uit de vorm onmogelijk.
Er leidt geen andere weg naar God, dan zich door te dienen te vormen tot een lichtwezen. En dienen in liefde is een zich bewust onderwerpen aan Degene, Die de eeuwige liefde Zelf is. De dienende mens zal steeds iets doen wat de medemensen tot zegen dient. Hij zal proberen de nood te verminderen, helpen het leed te dragen en hij zal zich inspannen om het lot van de medemens te verbeteren en zal steeds klaar voor hem staan.
En dit alles vereist liefde en bijgevolg zal hij dit werk met God verrichten, want al het handelen in liefde moet hem met de eeuwige liefde Zelf verbinden, omdat God Zelf in elk werk van liefde aanwezig is. En waar God is, heeft geen andere macht ruimte of macht. Zodoende is de mens van deze macht verlost, als hij maar met God verbonden is.
En met God verbonden te zijn, betekent alles doen, wat God hem voorschrijft te doen. Het betekent zijn eigen wil geheel op te geven en alleen de wil van God te laten gelden. Het betekent verder geheel en al in de goddelijke wil op te gaan. Alles uit te voeren, wat aan de zelfverlossing bijdraagt. Voor het lichaam en de ziel van zijn naasten te zorgen en God in de diepste liefde en deemoed te dienen.
Het zal het wezen vaak niet gemakkelijk vallen om te dienen, waar het liever zou heersen, maar de liefde voor God is de drijfveer voor elke dienst en deze liefde geeft hem kracht. Want als de mens in liefde voor God ontbrandt, grijpt de goddelijke liefde het mensenkind net zo en het kind wordt deze liefde gewaar door een toenemend verlangen naar Hem. En het dient steeds vrolijker, naarmate het door de liefde met God verbonden is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1579 Kennis zonder liefde is een dood goed
22 augustus 1940: Boek 25
Dat, wat jullie mensen wetenswaardig lijkt, proberen jullie je verstandsmatig eigen te maken en jullie jagen een doel na, dat echter beslist niet belangrijk hoeft te zijn, voor zover jullie kennis nastreven, die geen bijzondere waarde heeft voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel.
Het licht moet voor de mens schijnen. Dat wil zeggen dat hij kennis moet hebben van goddelijke wijsheden, van Zijn eindeloze liefde, van Zijn heersen en werkzaam zijn in het heelal en Zijn schepping. Deze kennis moet ertoe bijdragen God te herkennen, Hem lief te hebben en Hem vanuit dit inzicht en de liefde voor Hem met volledige wil te dienen. Het hele streven van de mens moet zijn zich met de innige liefde van een kind aan God te wijden en alles te doen, wat God van Zijn mensenkinderen verlangt.
Kennis te hebben, betekent wandelen in het licht. En dit is een enorm grote genade, die de mens zich eerst door zijn levenswandel moet verwerven en waar hij om moet vragen door een innig smeken tot God. Ze komt elk mens toe, maar de mens moet zijn deel doen om de goddelijke genade te mogen ontvangen.
Derhalve moet hij zich eerst vormen. Dat wil zeggen zijn ziel zo vormen, dat hem de goddelijke genade gegeven kan worden. Dat wil zeggen dat de ziel een bepaalde staat van rijpheid moet hebben om nu onderwezen te kunnen worden, dus wetend te worden.
De mens kan nooit geestelijke kennis in ontvangst nemen, zolang zijn ziel niet zo gevormd is, dat ze in staat is om kennis van de goddelijke wijsheid in ontvangst te nemen. En de ziel is daar net zo lang niet toe in staat, als ze nog buiten de liefde staat. Ze kan wel schools kennis in zich opnemen, dus zich door een verstandsmatig denken kennis eigen maken, maar deze kennis heeft geen enkele invloed op de opwaartse ontwikkeling van de ziel. Het is denkwerk, dat niets met het ontwaken van de goddelijke geest in de mens van doen heeft.
Wat het verstand in zich opgenomen heeft, hoeft niet in tegenspraak te zijn met de waarheid en toch is het een dood goed, zolang niet tegelijkertijd de liefde in de mens actief wordt. Alleen door het beoefenen van onbaatzuchtige naastenliefde wint het leven en pas dan staat de mens in het licht, want nu straalt dit licht naar alle zijden uit. De in liefde werkzame mens zal zijn kennis door willen geven en het ook doen, want in hem is de drang om zijn licht te laten schijnen. In hem is de drang om de medemensen deel te laten hebben aan de kennis, die hen gelukkig maakt.
En God legt ook het juiste inzicht in dat, wat waarheid en wat leugen is, in een liefhebbend mens. Hij zal dus de juiste kennis hebben en de waarheid goed van de leugen weten te onderscheiden, terwijl de mens, die enkel puur verstandsmatig geestelijke wijsheden in zich opneemt, alles zonder oordeel als waarheid in ontvangst neemt wat hem schools gegeven wordt, want de geest uit God geeft hem dit niet, maar mensen geven door, wat ze op dezelfde manier in ontvangst genomen hebben. En er bestaat het grote gevaar, dat ze niet in staat zijn om mensenwerk te onderscheiden van zuiver goddelijke zendingen, maar dat ze ook voor geen enkel onderwijs toegankelijk zijn, maar enkel en alleen de waarheid daar zoeken, waar echter geen garantie voor de zuivere waarheid gegeven is.
Want als de geest uit God aan het werk is, mag elke twijfel verdwijnen. Maar waar de kennis alleen door verstandelijke arbeid verworven werd, kan de waarheid met recht in twijfel getrokken worden. Alleen dat, wat God Zelf de mensen op aarde geeft, is boven alle twijfel verheven, want God is de waarheid en degenen, die hun hart op God richten en om Zijn geest bidden, zullen dan ook door God onderwezen worden en in de waarheid staan.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1583 Het niet erkennen van het uitgaan uit God – Saamhorigheidsgevoel
25 augustus 1940: Boek 25
Het goddelijk wezenlijke in de mens is onlosmakelijk met de oerkracht versmolten. Dat wil zeggen dat het nooit en te nimmer geïsoleerd kan bestaan, maar zichzelf tijdelijk als niet verbonden met de oerkracht beschouwt. Maar dit sluit niet uit, dat de verbinding toch bestaat. De tijdelijke scheiding van God is dus een door het wezen zelfgeschapen toestand, die door hemzelf ook weer opgeheven kan worden. Het ligt dus alleen maar aan de wil om de zelfgeschapen toestand te veranderen en zichzelf als toebehorend aan de eeuwige Godheid te voelen.
En zo is dus de scheiding van of vereniging met het hoogste Wezen afhankelijk van de wil van de mens. Want zijn wil brengt de juiste of de verkeerde verhouding tot stand. Zijn wil brengt de toenadering of verwijdering van God teweeg, ofschoon het wezen zich niet geheel van God verwijderen kan, omdat ze uitstroming van de goddelijke wil om lief te hebben is. Een scheiding van God is dus onmogelijk, want alles wat door God geschapen is, blijft in de nauwste verbinding met God, ofschoon het zijn verhouding tot God niet erkent.
Tijdens een moeilijk moment kan het gescheiden gevoel uitgedoofd worden en het saamhorigheidsgevoel buitengewoon sterk in het bewustzijn treden en dit is dan enorm belangrijk voor het wezen, want het heeft zijn oorsprong herkend en zich naar Degene, Die zijn Schepper is, toegekeerd.
Het goddelijk wezenlijke in de mens streeft nu naar hetzelfde wezenlijke buiten zichzelf en de vereniging met hetzelfde geestelijke vindt plaats en door de vereniging met geestelijke kracht wordt het wezen steeds inniger met de eeuwige Godheid verbonden en wordt de scheiding, die eigenlijk nooit bestaan heeft, dus overbrugd. De geestelijke afstand werd enkel door het wezen zelf geschapen, door het niet willen erkennen van de oorsprong uit God.
God Zelf heeft het wezenlijke bij een bepaalde staat van rijpheid de vrijheid van de wil gegeven en ook de bekwaamheid om zijn oorsprong te kunnen herkennen. Maar er is niet steeds de garantie gegeven, dat het wezen deze bekwaamheid gebruikt, zich daarom verwijderd waant van God en zich in deze staat van verwijderd zijn van God goed voelt. Dan is het wezen wel nog steeds dezelfde als voorheen, de uitstroming van de goddelijke wil om lief te hebben en dus onlosmakelijk met God verbonden, maar het herkent zichzelf niet en gelooft nu alleen uit eigen kracht de weg op aarde te kunnen gaan.
Er bestaat dan enkel het gevaar, dat het gehele aardse leven voorbijgaat, zonder dat het wezen zich bewust wordt van de geestelijke verwijdering van God. En dan wordt deze verwijdering niet minder, maar ze blijft net zo lang bestaan tot het wezen in God zijn begin en einde ziet. Tot het wezen het inzicht gekregen heeft, dat het onscheidbaar met de eeuwige oerkracht versmolten is en dit besef brengt de grootste gelukzaligheid in hem teweeg.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1597 Verschillende openbaringen – Waar is waarheid?
4 september 1940: Boek 25
Als de mens kennis van de waarheid heeft, zal hij steeds het juiste doen, want zijn geest wijst hem de juiste richting. Het denken van de mens kan zich af en toe in gebieden bevinden, waar hij nog geen kennis van had, maar dan zal de mens ook niet bij zijn mening blijven, maar hij zal in zichzelf het gevoel hebben hier nog geen informatie over te kunnen geven en voorzichtig zijn met zijn beweringen. Want zijn wil is te zeer naar de waarheid toegekeerd om vergissingen te verspreiden en deze wil behoedt hem voor onjuist spreken.
Er kan nu wel een vraag onopgehelderd blijven, ze zal echter spoedig door de goddelijke geest opgelost worden, die nu werkzaam is, doordat hij het denken van de mens goed leidt en hem plotseling het vermogen tot inzicht geeft om hem het toegestuurde antwoord als waarheid gewaar te laten worden en hij hier nu ook voor op kan komen.
De goddelijke geest laat niet toe, dat het denken van degene, die naar de waarheid verlangt, op het verkeerde spoor dwaalt. En er kan dus dat met volle overtuiging uitgesproken worden, wat de mensen in gedachten toegestuurd wordt, want degenen die de waarheid zoeken, wordt de waarheid in de vorm van gedachten toegestuurd en derhalve is elke gedachte goed, in zoverre alleen God als de eeuwige waarheid aangeroepen wordt, als de mens vanuit zichzelf in twijfel is.
En het is voldoende voor jullie om te weten, dat steeds de waarheid daar zal zijn, waar de geest uit God werkzaam kan zijn en de geest uit God kan alleen maar één waarheid verkondigen, derhalve moeten leringen die niet met elkaar overeenstemmen van verschillende gevers afkomstig zijn. Het moet puur objectief onderzocht worden welke resultaten met de zuivere, onvervalste leer van Christus overeenstemmen. Alleen dit garandeert de volledige waarachtigheid.
Waar echter de goddelijke kracht, ofschoon er naar verlangd werd, op tegenstand in de vorm van bestaande leringen stuitte, die tegengesteld waren aan de zuivere leer van Christus, daar wierp de mens zelf een barrière op voor het goddelijke werkzaam zijn en krachten van de oppositionele macht probeerden nu juist deze verkeerde leringen te bevestigen, doordat ze aan de wil van de mens, die de vervalste leringen niet wilden opgeven, aanhaakten en de mensen verkeerd beïnvloedden, hetgeen echter alleen maar mogelijk is bij die mensen voor wie de leer, die eerst geboden werd, belangrijker is dan God Zelf.
De geest van degene, die zich vol vertrouwen aan God overgeeft, moet in de waarheid staan. En als Gods openbaringen onvervalst aan de medemens worden gegeven, moeten ze in elk detail overeenkomen, want God als de eeuwige waarheid geeft Zijn kinderen steeds alleen maar dezelfde waarheid en daarvan afwijkende resultaten zijn het product van degenen, die tegen de waarheid strijden. Want de tegenstander zal er steeds voor zorgen dwalingen te verspreiden. Hij zal niets onbeproefd laten om de zuivere waarheid te verhullen en het lukt hem daar het beste, waar hij al voorbereidend werk verricht heeft en dit werk overeenstemming vond. Hij vindt daar gewillig gehoor.
Maar de mensen, die nooit acht geslagen hebben op zijn werk, maar alleen in God hun leermeester zien, kan alleen maar de zuiverste waarheid toegestuurd worden, want ze ontvangen die uit Gods hand, omdat ze in innig gebed God Zelf om inzicht vragen en de geest uit God zodoende rechtstreeks in hen werkzaam kan zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1601 Overvloed aan kracht in de goddelijke liefde – Verklaring van de schepping
7 september 1940: Boek 25
In een onverminderde overvloed aan kracht wordt de schepselen van God de goddelijke liefde toegevoerd en nooit zal deze verminderen of door toegenomen gebruik opgebruikt worden, want het is de Goddelijkheid Zelf, Die Zich uit en God is zonder begin en zonder eind, dus moet ook Zijn uitstraling zonder begin en zonder eind zijn. Dat wil zeggen dat ze niet in een afmeting en vorm gebracht kan worden. Ze kan niet in tijd en ruimte beperkt worden. Ze moet er eeuwig en altijd, dus eindeloos, zijn. Ze moet alle menselijke voorstellingen overtreffen. Ze moet in haar uitwerking niet te overtreffen zijn, zoals ze onvoorstelbaar is in haar almacht.
Zonder de goddelijke liefde zou niets kunnen bestaan. Alles wat voor de mens zichtbaar is, is een product van de goddelijke liefde. Al het leven, alle wezens, de totale schepping zijn voortgekomen uit de eindeloze liefde van God. En zo staat de mens te midden van de liefde. Alles wat met hem in aanraking komt, is eveneens een liefdeswerk van God en wat zichtbaar voor hem is, geeft hem direct en indirect goddelijke liefde. En zodoende is alles uit liefde geboren. God Zelf is de nooit opdrogende bron, waaruit de goddelijke liefde in steeds gelijkblijvende overvloed stroomt. Dit moet eerst begrepen worden om de offerdood van Christus nu in zijn gehele draagwijdte voor de totale schepping te kunnen begrijpen en overzien.
Al het geestelijke ging van God uit. Uit buitengewoon grote liefde door Hem geschapen. Zijn kracht wilde zich verspreiden over dit geestelijke om dit door Hem geschapene gelukkig te maken. Het geestelijke wezen was het product van Zijn liefde. Dit geestelijke kon zich precies zo gewaarworden. Het kon zich eveneens uiten, dat wil zeggen zijn wil om lief te hebben eveneens tot vorm laten worden. En het scheppen was derhalve een onvergelijkelijk gelukkig makende gebeurtenis, die volledig met de wil van God overeenkwam, want het eerst geschapen geestelijke richtte zich steeds weer op de oerkracht en werkte dus bewust met God en uit God.
Maar vervolgens zonderde dit geestelijke zich van God af en bracht al zijn geestelijke producten er eveneens toe om zich af te keren van God. Dit geestelijke eiste de kracht van de liefde, die onophoudelijk vanuit God naar hem toestroomde, voor zichzelf op. Hij eiste liefde van zijn wezens en zodoende probeerde het de kracht uit God naar zichzelf om te leiden, de eigen kracht te vergroten en deze God te onthouden.
Dit was een onderneming die ontoelaatbaar was en een onrechtmatig toe-eigenen betekende van dat, wat van God uitgegaan was, dus geestelijke substantie uit God was. Maar het was tegelijkertijd een onmogelijke onderneming, want de oerkracht van God laat zich niet versplinteren. Ze blijft eeuwig en altijd ondeelbaar en onscheidbaar van God. Maar de wil om zich iets toe te eigenen, wat van God is, was hetzelfde als de volbrachte daad.
Deze afval van God ligt aan de gehele schepping ten grondslag en deze afval bracht de goddelijke wil ertoe om weloverwogen in te grijpen, hetgeen niet overeenstemde met het voornemen van het afgevallen geestelijke. De taak van de schepping is zodoende het terugleiden van al het geestelijke naar zijn oorsprong, want zonder goddelijke liefde kan niets blijven bestaan. De goddelijke liefde is de oorspronkelijke substantie van alles wat bestaat.
Maar het zich willen verwijderen van God, het zich bewust plaatsen tegenover God is tegelijkertijd een afwijzen en een begeren van de goddelijke liefde, doordat het geestelijke een beroep doet op de liefde, omdat het anders niet zou kunnen bestaan. Maar anderzijds wil hij de liefde afwijzen vanwege zijn arrogante veronderstelling, zonder de goddelijke liefde te kunnen bestaan.
God gaf nu het geestelijke verder de kracht uit Zichzelf, Zijn stroom van liefde, maar eiste de terugkeer hiervan naar de plaats waar het vandaan kwam en omdat aan dit verlangen niet vrijwillig voldaan werd, moest het onvermijdelijk door de gang door de hele schepping weer in de nabijheid van God gebracht worden en Gods enorme liefde maakte de weg van de terugkeer makkelijker voor het geestelijke, doordat Hij het alleen maar een korte periode gaf, waarin het de vrije wil weer van zichzelf mocht noemen en het nu in deze korte periode alle denkbare hulp verleend werd om het naderen van God ten uitvoer te brengen.
God Zelf liet het wezen de weg zien, hoe het tot een totale vereniging met God kan komen, omdat Gods liefde Zijn wezens met alle innigheid gegrepen heeft en geen van deze wezens verliezen wil. En zodoende deed Hij Zijn schepselen de laatste levensweg op aarde voor en bewees hun de kracht en macht van de liefde, die het uit God voortgekomen wezen weer innig met God verenigt en het wezen tot lichtdrager vormt, dat geluk ervaart en geluk schenkt, opdat het wezen weer scheppen en vormgeven kan, zoals het zijn eigenlijke bestemming van eeuwigheid af is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1607 Dode en levende materie – Vernietigingswerk – Rampen
11 september 1940: Boek 25
Het geestelijke in de materie verlangt vurig naar zijn bevrijding, want hij wordt hetgeen hem omgeeft, als last en verdrukking gewaar. Het werd in vrijheid geschapen en daarom is alle dwang in de vorm een kwellende toestand, waaraan het zou willen ontsnappen, wat het echter niet eigenmachtig kan. En het vervult de hem toegewezen taak om aan de huidige vorm te kunnen ontsnappen. Het moet nu of dienen of voor onheuglijk lange tijden in de vorm verblijven. Een andere uitweg bestaat er voor het geestelijke niet.
Nu verzet het geestelijke zich in het begin nog volledig tegen God en weigert ook te dienen. Dat wil zeggen werkzaam te worden. Hij blijft zodoende passief en deze passiviteit levert hem een eindeloos lange tijd van een gebonden zijn op. Het geestelijke kan niet eerder uit de vaste vorm bevrijd worden, totdat het besluit om te dienen. Maar dan is hem ook de mogelijkheid gegeven tot een steeds snellere verandering van de uiterlijke vorm, want de wil om te dienen is nu actief geworden door het vooruitzicht op de uiteindelijke bevrijding uit welke vorm dan ook.
Al het geestelijke, dat werkzaam is, is dus levend. Al het passieve geestelijke is dode materie, ofschoon het begrip “dood” iets anders betekent dan “levenloos”. “Dood” betekent passief zijn in een gebonden toestand. “Leven” daarentegen betekent een zekere vrijheid te hebben om werkzaam te kunnen zijn. De dode materie bevat zodoende nog zeer onrijp geestelijks, dat wil zeggen ver van God verwijderd, zich verzettend geestelijks, dat eerst duizenden jaren van leed en kwellingen moet verdragen, totdat het besluit om werkzaam te worden, dat wil zeggen de wil om God te naderen, voelt.
Als deze wil actief geworden is, wordt het geestelijke door Gods wil uit zijn verbanning verlost. Het komt vrij en streeft nu andere belichamingen na om zich volledig te bevrijden, om de toestand van het moeten te kunnen beëindigen. Dit vrijkomen van het geestelijke uit de vaste vorm kan alleen maar op deze manier plaatsvinden, dat God het uiterlijke omhulsel gebiedt losser te worden. Dat wil zeggen dat de vroegere vaste vorm op één of andere manier opgelost of vernietigd moet worden om het in zich aanwezige geestelijke vrij te geven en dit gebeuren betekent steeds een vernietiging van de materie, dat nu door mensenhand of ook door Gods wil, door natuurkrachten, plaats kan vinden.
Maar steeds is de goddelijke wil de voorwaarde, omdat het geestelijke anders voortijdig vrijkomt en, omdat het voor de volgende uiterlijke vorm nog niet rijp is, nu lelijk huishoudt en het al rijpere geestelijke lastigvalt of tot een snellere werkzaamheid aanzet. En dit heeft weer tot gevolg dat onverklaarbare gebeurtenissen in de natuur, in het planten- en dierenleven aan het licht komen, die verontrustend inwerken op het geestelijke, dat al het stadium van de vrije wil heeft, dus het laatste ontwikkelingsproces op aarde begonnen is, maar die zijn vrije wil net misbruikt heeft, doordat hij het onrijpe geestelijke voortijdig uit zijn vorm bevrijdde door vernietigingswerken, die niet met Gods wil overeenstemden.
Alles wat zonde is, dat wil zeggen tegen de goddelijke ordening gericht is, heeft een rechtvaardige straf tot gevolg en zodoende zullen de mensen ook de gevolgen moeten dragen, die het vreselijke vernietigingswerk door mensenhand veroorzaakt. Ongekende rampen zijn de geheel natuurlijke gevolgen van dat, wat menselijke haat en menselijke liefdeloosheid tot stand brengen en zodoende gaat de wereld een gebeurtenis tegemoet, die onvoorstelbaar in zijn omvang en zijn gevolgen is, want God laat niet ongestraft in Zijn scheppingswerk ingrijpen.
Hij hindert weliswaar de vrije wil van de mens niet, maar Hij kan nooit toelaten, dat het geestelijke uit pure wraakzucht en vernielzucht van de mensen in zijn ontwikkelingsproces belemmerd wordt. Want het is geheel alleen een aangelegenheid van God om het ambt van wreker op Zich te nemen. Alleen aan Hem moet elke schuld doorgegeven worden, opdat Hij het rechtvaardige vonnis velt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1609 Onderzoeken met en zonder Gods hulp – Waarheid
13 september 1940: Boek 25
De verstandelijk onderzoekende wijst de enige mogelijkheid op een volledige opheldering af met als reden dat hem geen garantie voor de waarheid geboden kan worden voor op deze manier verkregen oplossingen. En toch is er geen andere manier om dichter bij de zuivere waarheid te komen dan door geestelijk onderzoek.
De aardse wetenschapper kan het kleinste bewijs leveren, maar toch zal hij dwalen, zolang hij ongeloofwaardig is en zichzelf ertoe in staat acht om geestelijke vraagstukken op te lossen. En daarom lopen de resultaten van de onderzoekers heel erg uiteen, zoals ze in hun instelling ten opzichte van God eveneens verschillend zijn. En degene, die met Gods hulp aan het onderzoeken van zulke geestelijke vraagstukken begint, zal met overtuiging op kunnen komen voor zijn opvattingen, maar degenen die geloven Gods hulp niet nodig te hebben, zijn en blijven dwalend. En de onderzoekers zullen het alleen maar met elkaar eens zijn, als ze hetzelfde geloof hebben, dat wil zeggen van dezelfde geest zijn. Want hun wordt ook de juiste oplossing van boven toegestuurd.
En toch wordt juist aan deze weg voorbijgegaan, omdat de wereld van deze tijd de voorkeur geeft aan exacte wetenschappelijke arbeid boven de geestelijk verkregen resultaten en zo accepteert de mensheid deze resultaten zonder verzet en wijst ze hardnekkig de zuivere waarheid af. En een fenomeen van een enorm belang, het werkzaam zijn van de goddelijke geest, wordt helemaal niet herkend of gebruikt en slechts weinig gelovigen putten daar hun kennis uit en toch staan alleen zij maar in de waarheid, want ze nemen aan wat God Zelf hun biedt, de zuivere, onvervalste goddelijke leer, het zuivere woord van God en daarmee de volledige opheldering over alles, wat de goddelijke schepping bevat, terwijl de verstandsmatig verworven kennis ondanks zogenaamde bewijsvoering zeer onvolledig is en nooit geheel tevreden zal stellen.
De wetenschap heeft juist stellingen geponeerd, die de waarheid in meer of mindere mate tegenspreken en in plaats van dichter bij de waarheid te komen, verwijdert de mensheid zich daar meer en meer van. En daar, waar de waarheid te vinden is, richt de menselijke wil een onoverkomelijke barrière op. De mens weigert op deze manier onderzoek te doen en doet nu pas goed een beroep op het verstandsmatige denken om voor het ontstaan van geestelijke resultaten een hem bevallende verklaring te vinden. En daarom is het voor een wetenschappelijke onderzoeker onmogelijk om de zuivere waarheid te verspreiden.
Zelfs onderzoekers, die in het diepe geloof andere, dat wil zeggen met de waarheid overeenkomende resultaten dichter bij de gemeenschap willen brengen, zullen op hevige tegenstand stuiten en door hun tegenstanders bestreden worden, die enkel hun eigen verstand willen laten spreken en Gods werkzaam zijn volledig uit willen schakelen. Zulke resultaten hebben geen enkele waarde en worden toch als alleen waardevol geacht en zodoende is het denken van de mens geheel misvormd, want hij trekt zijn conclusies en gevolgtrekkingen uit dwaalleren en raakt steeds verder verstrikt in een verkeerd denken.
Alleen daar, waar in het diepste geloof de zegen van God voor elk geestelijk werk gevraagd werd, is de zuivere waarheid in ontvangst te nemen. Alleen dezen wandelen in de waarheid, omdat ze door de eeuwige Waarheid Zelf werden onderwezen. Nooit en te nimmer kan zo’n mens dwalend zijn, want God Zelf beschermt hem daartegen, als de mens zich door zijn gebed onder de bescherming van God gesteld heeft.
De kern van de waarheid zal dus eeuwig en altijd God Zelf zijn en alles wat met God begonnen wordt, zal met de waarheid overeenstemmen. Maar zonder God zal hier geen garantie voor zijn. De mens mag verstandsmatig nog zo ijverig proberen te bewijzen wat hij beweert, zijn mening zal aanzienlijk afwijken van die van degene, die zich ondergeschikt maakt aan God, omdat de resultaten uit verschillende bronnen stammen en alleen uit de goddelijke bron de waarheid maar stroomt, omdat God de Waarheid Zelf is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1613 Uitroeiing van valse leringen – Tegenstand – Gebed
15 september 1940: Boek 25
De geringste weerstand hindert een geestelijk werkzaam zijn en als nu de wil van de mens weigert iets aan te nemen wat hem niet bevalt, dan kan de geest uit God zich niet openbaren en zodoende ontstaan er haperingen, waar de wil van de mens het geestelijke tegenstreeft. En dat zal daar het geval zijn, waar de mens zich al een mening gevormd heeft, die dat tegenspreekt, wat de geest uit God bekendmaken wil.
En daarom zal die mens, die zich niet volledig vrij kan maken van geestelijk goed, dat hij zich eerst door schoolse onderrichtingen eigen gemaakt heeft, ongeschikt zijn om geestelijke bekendmakingen in ontvangst te nemen. En de mensen kunnen zich moeilijk losmaken van zulk gedachtengoed en het zal pas dan mogelijk zijn om via de gedachten corrigerend op hen in te werken, wanneer ze beginnen te twijfelen aan hun kennis, wanneer ze op tegenstrijdigheden stuiten en daar nu ernstig over nadenken.
En zulk een corrigeren en het juist leiden van hun gedachtegang is de taak van de lichtwezens in het hiernamaals, die slechts op die momenten wachten, waar de mens peinst en vraagt en de waarheid zoekt. Maar een goed opgenomen lering uit te roeien, zolang de mens er zelf niet aan twijfelt, is onmogelijk, want de wil naar de waarheid moet zelf actief worden en dit begint pas als hij aarzelend wordt ten aanzien van zijn huidige opvattingen.
En daarom is het het streven van de vrienden in het hiernamaals om eerst het verkeerde geloof aan het wankelen te brengen. Er moet een situatie ontstaan, dat de mens een bepaalde onzekerheid ervaart bij dat, waar hij tot nog toe voor opgekomen is. Dan grijpen de lichtwezens direct in en brengen hem voortdurend nieuwe twijfels en tegenstellingen in herinnering en deze laten de mensen vragen en nadenken. En pas dan kan de werkzaamheid van de lichtwezens beginnen om hem via de gedachten opheldering te geven.
En toch zal er ook dan nog weerstand te vinden zijn. Des te meer, naarmate de oude leringen vaster in de mens wortelen, want het is moeilijk om geestelijk goed, dat al van het denken van de mensen bezitgenomen heeft, uit het geheugen te verwijderen. Het is moeilijk om er andere wijsheden voor in de plaats te stellen. Steeds weer zal het oude denken naar voren dringen.
Elk geestelijk werkzaam zijn zal des te meer succes hebben, naarmate de mens er met minder weerstand op reageert en daarom is er een innige overgave aan God en de wil om zich in de zuivere waarheid te laten onderwijzen nodig. Pas dan kan de kracht van God de mens doorstromen, hem het verkeerde laten herkennen en hij zal zich nu gemakkelijker van zijn huidige leringen of kennis vrijmaken.
Hij moet eerst alles verwerpelijk vinden, voordat hij zich daar helemaal van kan scheiden. En daarom is een innig gebed een vereiste. Als een mens werkelijk kinderlijk tot God kan bidden om innerlijk inzicht, dan zal God dit gebed verhoren en hem de kracht van het inzicht geven, zodat hij plotseling helder en duidelijk de waarheid als zodanig herkent en hij zich deze nu eigen maakt om deze nooit meer weg te geven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1621 Rechtvaardigheidszin
19 september 1940: Boek 25
De mensen geloven een goede zaak te dienen als ze zich inzetten voor een volledige ondergang van een volk, dat naar hun mening de andere volkeren schade berokkent. Deze mening ontbeert elke grond en druist tegen alle rechtvaardigheid in. De mensen zien steeds slechts dat, wat ze willen zien en ze verzuimen om ernstig te onderzoeken, voordat ze oordelen over in hoeverre de openbare mening met de waarheid overeenkomt.
Het is een ongelooflijk wreed grondbeginsel om te willen vernietigen, wat de mensen niet meer bevalt en zodoende keren alle tot vernietiging dienende maatregelen zich tegen medemensen, tegen wezens, die eveneens door God geschapen zijn en de belichaming op aarde doormaken vanwege de verdere ontwikkeling van de ziel. En wezens, die elkaar in liefde moeten dienen, trekken wederzijds tegen elkaar op om de ander te vernietigen.
Dit is zo verschrikkelijk en het kenmerkt zo goed de geestelijk lage stand van de mensheid, die het grote onrecht niet beseft en er alleen maar op bedacht is om het grootste verderf over de medemensen te brengen. Het ontbreekt de mensen aan rechtvaardigheidszin. Het denken wijkt ver van rechtvaardigheid af. Men houdt voor goed, wat nuttig voor het aardse welzijn is, wat macht en bezit vergroot en elke sterke gelooft rechten te hebben ten opzichte van de zwakken.
Maar het rechtvaardige denken is voor de mensen volledig verloren gegaan. Ze zijn niet meer in staat zich een eigen oordeel te vormen over waar het eigenlijke onrecht te zoeken is. In hoeverre de mensen zelf aan het onheil, dat hen treft, schuldig zijn. Ze laten nu hun haat en liefdeloosheid spreken. Ze willen wraak oefenen en zich overgeven aan wraakgevoelens en verrichten nu werken, die tegen elk menselijk gevoel indruisen. De mensen gaan woest tegen elkaar tekeer. Ze overtreffen elkaar in wreedheden en streven naar wederzijdse vernietiging. En toch is de agressor nog veel meer te veroordelen dan degene, die aangevallen wordt, die zich teweer moet stellen en daarom naar dezelfde middelen grijpt.
Het is een vernietigingswerk, dat satan zelf leidt, want hij drijft de haat en de liefdeloosheid tot angstaanjagende hoogte. Het is een tekeergaan tegen elkaar, dat elk menselijk gevoel doodt. Er strijden geen mensen meer tegen mensen, maar diepgezonken geestelijke wezens tegen net zulke wezens en duizenden en duizenden mensen moeten lijden en door wreedheden hun leven besluiten.
Maar God wreekt de onrechtvaardigheid van de mensen. Hij veroordeelt het woeden tegen elkaar. Hij veroordeelt de strijdwijze en Zijn oordeel is waarlijk rechtvaardig. Hij zal de schuldigen treffen, als de tijd gekomen is. Hij zal de hele wereld bekendmaken, wie de vreselijke ellende veroorzaakt heeft en Hij zal hen brandmerken, opdat de wereld vol afschuw het optreden van hen herkent, zodat de mensen rechtvaardig denken en leren om alle medemensen te beschouwen als eveneens schepselen van God, zodat ze het onrecht verafschuwen en zich inspannen om goed te maken, wat ze gezondigd hebben.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1747 Het geheim van de eeuwige liefde
22 december 1940: Boek 27
Het geheim van de eeuwige liefde te doorgronden, gaat het menselijke vermogen te boven en het zal voor een mens nooit mogelijk zijn om zich God als de liefde Zelf voor te stellen, want God is voor de gelovige mens een wezen, maar liefde is een gevoel. Maar het wezenlijke en het gevoel zijn twee begrippen, die wel bij elkaar kunnen horen, waar het ene de aanvulling van het andere kan betekenen, maar die moeilijk als hetzelfde denkbaar zijn. God is als de liefde slechts in zoverre voorstelbaar, dat het als het hoogste, meest volmaakte wezen ook in de hoogste liefdesgraad moet staan. Bijgevolg zijn God en de liefde niet van elkaar te scheiden.
En deze verklaring is ook de enige, die aan de mensen gegeven kan worden, maar het ontsluiert het geheim van de eeuwige liefde niet, omdat elke gedachte hierover fout is, omdat menselijke gedachten niet in staan zijn om dit wonder te doorgronden. En het moet voldoende zijn voor de mens om zich de goddelijke liefde als iets onbegrijpelijks voor te stellen, dat pas door hetzelfde begrepen kan worden. Dat wil zeggen dat alleen maar de liefhebbende mens in een mysterie binnendringt en dat hij dan steeds alleen maar de eigen graad van liefde als maatstaf neemt, omdat een meer hiervan voor hem eenvoudigweg niet te begrijpen valt.
Pas wanneer het hem gelukt is om zijn eigen wezen in liefde te veranderen, zal het hem gemakkelijker vallen om zich God als de liefde Zelf voor te stellen, maar totaal doorgronden zal hij het als mens niet. Hij is wel in staat om zich God als een wezen voor te stellen, ofschoon dit wezen naar menselijke begrippen ook niet voorstelbaar is. Maar de mens denkt bij een wezen steeds aan iets lichamelijks, ook wanneer het voor de ogen niet als zodanig zichtbaar is. Maar liefde kan in zijn voorstelling geen vorm aannemen en zodra haar een vorm gegeven zou worden, zou deze juist weer als iets wezenlijks bestempeld worden.
En daarom is de poging om de mensen dit geheim binnen te leiden geheel doelloos. Het zou alleen maar tot verkeerde gedachtegangen leiden, die de mensen zouden kunnen hinderen bij het herkennen van de eeuwige waarheid. De mens met zijn beperkingen zal wel alles wat met het aardse leven in samenhang staat, kunnen doorgronden, maar geestelijk te begrijpen vereist een werkzaam zijn in liefde. Dan vormt zijn wezen zich ook tot liefde en als de ziel zich van het lichaam scheidt, blijft ook alleen maar het wezenlijke achter, dat nu juist in zichzelf liefde is. Zodoende zijn ze dan ook niet meer als twee verschillende dingen te beschouwen, maar door de liefde kan ze alleen maar dat worden, wat het is. Dus weer wezen en liefde, wat hetzelfde is.
Degene die in zichzelf liefde is, wordt echter pas als wezen voorstelbaar, omdat voor de mens de mogelijkheid tot begrijpen pas in het wezenlijke ligt. Ofschoon hij de liefde ook voelt, hoewel ook in de geringste mate, kan hij zich de eeuwige Godheid toch niet voorstellen als iets, die in het gevoelsleven tot uitdrukking komt. Want dit zou hij eerst als behorend bij het wezen beschouwen, maar niet als het wezen zelf. De liefde is een kracht en God is kracht, zodoende moeten God en de liefde hetzelfde zijn.
En opnieuw moet God als wezen erkend worden, omdat anders het grondbeginsel voor het bestaan van de eeuwige Godheid zou ontbreken. Pas wanneer het wezen contact gezocht heeft met de eeuwige Godheid is het mogelijk om beide begrippen met elkaar te laten versmelten en dan zal voor het wezen volledig duidelijk worden, wat het nu nog niet begrijpen kan. Maar op aarde ontbreekt hem dat vermogen, omdat het alleen maar op kan nemen, wat zich met aardse wetten laat verenigen, omdat het anders onbegrepen blijft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1753 “Mij komt de wraak toe”
27 december 1940: Boek 27
Wraak oefenen is niet juist voor God, want de mens heeft dan deel aan een schuld, omdat hij aan een boos verlangen in zichzelf toegaf en nu niet meer zuiver in het hart is. Elk gevoel van liefdeloosheid is een hindernis op de weg naar de hoogte. Daarentegen is de innerlijke strijd een vooruitgang.
Zodra de mens nu een vijandelijke opstelling ten opzichte van zijn medemens heeft en op wraak zint, geeft hij zich over aan de macht van het kwaad en hij moet nu diens wil vervullen, die steeds de toename van de liefdeloosheid betreft. En de toestand van zijn ziel is nu in gevaar gebracht, want als hij eenmaal aan het verlangen van de vijand toegegeven heeft, dan valt het hem zwaar om de liefde te beoefenen, want de wraakgedachte vergiftigt zijn gevoel.
Wat de medemens hem aangedaan heeft, is veel minder dan wat hij zichzelf nu aandoet, want het onrecht van de medemens bestond erin hem lichamelijk te beschadigen, maar hij beschadigt zijn ziel en legt nu door iedere daad van liefdeloosheid nieuwe boeien aan. Hij heeft daar geen ander voordeel van dan het gevoel van een bevredigende wraak en geeft zich daardoor over aan de macht van de tegenstander en nu de weg weer terugvinden naar werken van liefde is heel moeilijk en kan alleen maar dan mogelijk zijn, wanneer hij zijn onrecht inziet en er spijt van heeft. Maar de wraakzuchtige mens verheugt zich in zijn daad en is ver van de staat van berouw verwijderd.
De mens moet kwaad met goed vergelden. Dan verzwakt hij de macht van het kwaad, verwerft hij liefde en bevrijdt hij zichzelf en ook de tegenstander van de invloed van de slechte macht, want de tegenstander ervaart dit als een daad van liefdadigheid, voor zover hij niet heel koppig is en hij spijt heeft van zijn daad.
Maar wraak is Gods taak. En God is rechtvaardig en Hij oefent de wraak waarlijk naar verdienste. Hij kijkt in het hart van de mens en voor Hem blijft er niets verborgen. En het is Zijn wil om de mensen te verbeteren en hen hun onrecht te laten herkennen, zoals Hij degene zegent, die het onrecht van de naaste verdraagt zonder zich te verzetten of op wraak te zinnen. “Mij komt de wraak toe”, spreekt de Heer. Hij maakt daardoor Zijn wil bekend om het oefenen van wraak aan Hem over te laten, opdat jullie je ziel geen schade berokkenen, die veel groter is dan de medemensen jullie kunnen berokkenen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1759 Wereldramp
31 december 1940: Boek 27
Een wereldschokkende natuurramp zal de verschrikkingen van de oorlog opvolgen en de mensheid zal veel meer te verdragen hebben, dat het tot nog toe verdragen heeft. En dit is sinds eeuwigheid zo bepaald ter wille van de redding van talloze zielen.
Hoe verder de mensheid zich van God verwijdert, des te dichter komt dit gebeuren naderbij en enkel het eindeloze geduld en de lankmoedigheid van God geeft een laatste uitstel, waarin nog onnoemelijk lijden de mensen zal deprimeren om hen nog voor de gebeurtenis naar God toe te leiden, opdat Hij hen dan hulp kan verlenen.
En in deze tijd zal de hel op aarde losgebroken zijn en een onvoorstelbare ellende zal de mensen treffen en aan het gejammer zal geen einde komen, want de krachten uit de onderwereld vergiftigen het denken van de mensen op die manier, dat deze woest tekeergaan en meedogenloos tegen elkaar optreden.
En God de Heer ziet het optreden van de mensheid en verafschuwt het. En Hij roept dit een halt toe op een manier, die duidelijk Zijn wil laat herkennen aan degenen die deze wil herkennen willen. Hij zal de mensen hetzelfde toesturen, als wat ze elkaar aandoen en het zal niet meer van de menselijke wil afhankelijk zijn om het einde te bepalen van dat, wat de wereld nu met ontzetting vervult. Ze zal het moeten accepteren en het niet af kunnen wenden en er zal een nood over de aarde komen, die de mensen ondraaglijk voorkomt. En toch zullen ze het moeten dragen. Ze zullen duidelijk de hand van God voelen en zich niet kunnen verzetten en enkel berusting in hun lot kan dit lichter maken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1777 Werktuig van God – Missie – Werkzaam zijn van God
18 januari 1941: Boek 27
Degenen die zich geroepen voelen om voor de Heer werkzaam te zijn, zijn onderworpen aan een geestelijke leiding. Ze worden verzorgd en in alle liefde gestuurd en geleid. Want als ze zich bereid verklaren om op aarde dienend werkzaam te zijn, moeten ze voortdurend onderwezen worden om ook hun plicht te kunnen doen. Ze moeten een missie uitvoeren en deze bestaat er in de eerste plaats in om door te geven, wat hun aan wijsheid gegeven werd. Maar dan moeten ze altijd bereid zijn om zich zonder verzet als werktuig van de Heer te laten gebruiken. Ze moeten zich, als de Heer door hen werken wil, geheel aan Hem overgeven, hun wil opgeven en nu dus de goddelijke wil uitvoeren om daardoor nu het werkzaam zijn van God zichtbaar laten worden voor de wereld.
Want de buitengewone liefde van God probeert de aanhangers van de wereld te bereiken en zoekt een weg naar hun harten. En een gelovig mensenkind moet nu de brug vormen, omdat God Zich niet op die manier aan hen openbaren kan, dat Hij door hen herkend wordt. Een God toegenegen wil wordt onmiddellijk door die geestelijke wezens gegrepen, die de taak hebben om voor de mensen op de wereld te zorgen. Zij benutten elke gelegenheid om hen te hulp te komen en kunnen met de hulp van dit bereidwillig mensenkind grote successen boeken.
Maar ze moeten er nu op bedacht zijn dat ze hun kracht eerst op de bereidwillige mens overdragen, opdat deze dan dat door kan geven, wat hem eerst bovenaards overgedragen werd. Daarom betreft de zorg van de geestelijke wezens het voortdurend onderrichten van degenen, die God hun diensten aanbieden. Ze proberen het voor hen begrijpelijk te maken dat alleen maar voortdurende arbeid aan zichzelf die toestand tot gevolg heeft, waarin God door de mens werkzaam kan zijn. God kan pas dan bezitnemen van de wil van de mens, wanneer deze zich uit eigen beweging naar Hem toegekeerd heeft.
Maar hij zal zich pas dan geheel ondergeschikt maken aan Hem, wanneer niets hem meer aan de aardse wereld bindt. Zodoende moet de mens van tevoren eerst elke verbinding met haar verbreken. Hij moet vrijwillig alles opgeven, wat hem zou kunnen hinderen bij de verbinding met God. Hij moet onophoudelijk geven, want hij ontvangt enkel door te geven, omdat God Zelf Zich steeds inniger met hem verbindt.
En als hij dus liefde geworden is, als God in zijn hart binnentrekken kan, kan Hij nu ook in en door deze mens werkzaam zijn. Hij kan hem er nu toe brengen dingen te volbrengen, die aards niet uitvoerbaar zijn, want dat doet de mens dan niet meer uit zichzelf, maar God Zelf is de uitvoerende. God is nu werkzaam door het mensenkind en maakt Zijn grootheid bekend aan degenen, die Hij voor Zich winnen wil.
En zodoende verenigen de hemel en de aarde zich. Dat wil zeggen dat de hoogste lichtwezens uit het lichtrijk zich om de onderdrukte mensheid bekommeren en proberen hun licht te brengen en ze bedienen zich daarbij van een mens, wiens wil geheel in de goddelijke wil opgaat en dus zodoende goed geschikt is om als werktuig van God te dienen. Hij moet echter diepgelovig zijn en God als het hoogste, meest liefdevolle en wijste wezen erkennen, opdat de liefde, wijsheid en almacht van God door dit mensenkind tot uiting kan komen en de mensheid tot kennis leidt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1787 Innerlijk verzet tegen God – Heimelijke tegenstand
26 januari 1941: Boek 27
Het onvermogen om geestelijke resultaten te beoordelen, is weer een gevolg van het innerlijke verzet tegen God. Een mens hoeft absoluut geen openbare loochenaar van God te zijn en toch kan zijn innerlijk gevoel ingaan tegen alles, wat hem tot geloven in Hem maant.
Dan is zijn ziel nog ver van God verwijderd, dus ze draagt nog de heimelijke weerstand in zich, ofschoon ze de belichaming op aarde aanging met de wil zich van elke vorm vrij te maken. Deze ziel wordt nog te zeer door de duivel overheerst. Door haar grootste vijand, die het wezen weer terug zou willen winnen voor zijn rijk. Hij laat de ziel als het ware in opstand komen tegen al het goddelijke. Hij brengt er de begoochelingen van het aardse leven tegenin en hij probeert de gang over de aarde als het laatste stadium van het bestaan voor te stellen.
En nu wil de ziel alles ten volle benutten voor het aardse genot. Maar het godsbesef kan alleen maar verkregen worden door de aardse genietingen op de achtergrond te zetten. De mens moet dat laatste verachten en hij mag geen slaaf worden van dat, wat deel is van de tegenstander van God. Hij moet zich los kunnen maken van alles wat hij liefheeft en dit bereidwillig aan zijn medemensen bekendmaken, als het dezen aan deze kennis ontbreekt. Pas dan wordt de invloed van het kwaad minder en dus ook de afkeer van het goddelijke.
Een openlijke loochenaar van God kan gemakkelijker bestreden worden, doordat er openlijk gesproken kan worden over iets, dat hij afwijst. Maar degenen die de afwijzing niet openlijk laten zien, maar deze des te hardnekkiger in het hart dragen, zijn moeilijk te onderrichten, want ze zullen er maar weinig op in gaan. Ze zullen zich daar noch beamend, noch afwijzend over uiten. Ze zullen er ook, omdat ze onder slechte invloed staan, weinig over nadenken.
En ter wille van zulke mensen uit God Zich hoorbaar, zij het ook op een manier, die hen weinig bevalt. Een natuurgebeuren geeft vaak ook wereldsgezinde mensen aanleiding tot nadenken. Ze beginnen zich dan soms het eindresultaat van hun levenswandel voor ogen te houden en de volgende vraag stijgt dan in hen op: Waarvoor bestaat alles? Er bestaat niets zonder doel. Wat is het doel van het aardse leven?
En dan kan er een verandering van het denken beginnen, omdat tegelijkertijd de geneigdheid naar aardse goederen zwakker geworden is door het besef van de vergankelijkheid hiervan. Het vernietigingswerk heeft hen dit besef opgeleverd. Want Gods liefde probeert al Zijn schepselen voor Zich en Zijn rijk te winnen en wie de liefde van God niet aan een zorgeloos aards bestaan herkent, die moet nood en zorgen ervaren, om juist hierdoor te gaan beseffen, wat hij verzuimd heeft. Hij moet zichzelf en zijn denken veranderen. Hij moet liefde worden om de hoogste liefde te kunnen herkennen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1789 Werkzaamheid van het individu
27 januari 1941: Boek 27
Het individu legt de aardse weg overeenkomstig zijn bestemming af. Dat wil zeggen dat het niet willekeurig de werkzaamheid of taak van een ander wezen kan vervullen, omdat juist deze taken van het wezen in de verschillende belichamingen ook verschillend zijn. Het is een orde in de schepping, die niet omver gestoten kan worden, dat elk individueel schepsel voor een werkzaamheid bestemd is, die weer bijdraagt aan de instandhouding van het totale scheppingswerk. Niets is zonder doel en zin, dus moet ook de taak van elk wezen met deze zin en dit doel overeenkomen.
Of ze als zodanig door de mensen herkend wordt, is soms wel twijfelachtig, want de mens bezit niet de kennis van de verbanden in de schepping, maar als hij God als een buitengewoon wijs schepsel erkent, mag hij niet door twijfel bevangen worden, want er kan niets van wat de wijste Schepper geschapen heeft, zonder doel in de schepping bestaan.
Elk individueel wezen is ervoor bestemd om een bepaalde tijd geïsoleerd zijn aardse weg te gaan om nu te rijpen door het vervullen van de hem opgelegde taak. In de opwaartse ontwikkeling van het wezen bestaat ook de mogelijkheid van de vereniging met andere, net zulke rijpe wezens, die nu weer een nieuw omhulsel krijgen om weer als individueel wezen de aarde te bewonen. En deze ontwikkeling gaat steeds zo door, tot uiteindelijk de uiterlijke vorm door talloze geestelijke wezens, die zich mochten verenigen, het menselijk vleselijke lichaam geworden is en nu staat het geheel voor de grootste en laatste opdracht op aarde om zich zo te ontwikkelen, dat het zonder enige uiterlijke vorm eens de aarde verlaten kan.
Weer moet nu het wezen, de mens, een werk verrichten, dat hem de rijpe toestand op kan leveren en deze werkzaamheid, die hem de uiteindelijke bevrijding kan brengen, is een werkzaam zijn in liefde. De mens moet wel ook zijn aardse taak vervullen, onafhankelijk van de geestelijke taak, om zich tot volmaaktheid te vormen. En ook de aardse werkzaamheid draagt weer aan de instandhouding bij van wat God geschapen heeft. Maar die aardse werkzaamheid is steeds alleen maar het middel tot het doel, want het eerste en belangrijkste doel van het aardse leven is de ontwikkeling van de ziel, die afzonderlijk van de aardse werkzaamheid uitgevoerd moet worden.
En dat vereist steeds de verbinding van het wezen met God, want zonder deze verbinding kan het wel alle aardse plichten vervullen, zoals dat bedoeld is, maar de ziel kan zich nooit volgens Gods wil ontwikkelen, want daarvoor is buitengewone kracht noodzakelijk, die het wezen weliswaar mateloos ter beschikking staat, maar aan God gevraagd moet worden, dus eerst moet de verbinding met Hem tot stand gebracht worden, wat het eerste en laatste doel van al het wezenlijke in de schepping is.
Want de toenmalige scheiding van God was de aanleiding voor het ontstaan van de scheppingswerken. Zodoende moet de vereniging met God het doel en de zin van al dat zijn, wat God liet ontstaan. De gang van het wezen op aarde moet uiteindelijk tot de vereniging met Hem leiden, voor zover het wezen in het laatste stadium als mens niet opnieuw misbruik maakt van zijn vrije wil en zich weer uit eigen beweging van God verwijdert.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1801 Niet te verscheuren band van het hiernamaals naar de aarde
4 februari 1941: Boek 27
De liefde van God laat het toe, dat geestelijk volmaakte wezens verbinding maken met de onvolmaakte aardse mensen. Volgens Zijn wil worden er draden gesponnen van het hiernamaals naar de aarde, maar toch wordt er maar weinig acht op deze verbindingen geslagen. Het zou een grote belevenis voor de mens moeten zijn, als hij het bericht krijgt, dat God Zelf Zich uit en Zijn wil bekendmaakt. Het doet de meeste mensen echter nauwelijks iets en slechts een heel klein aantal erkent deze gebeurtenis als iets ongewoons en is verblijd door de duidelijke genadeschenking van God.
Het is als een ondoordringbare nevel, die zich over de zielen van de mensen uitgespreid heeft en de stralen van de geestelijke zon zijn niet in staat deze nevel te doorbreken. En het is weer alsof de mensen zich tegen het inzicht verzetten. Ze willen helemaal niet vanuit de duisternis naar het licht geleid worden. Ze ervaren de toestand van hun ziel niet als zo gebrekkig, dat ze deze op zouden willen heffen. Ze voelen zich goed in hun onwetendheid en verlangen daarom niet naar kennis. En dat is uiterst betreurenswaardig, want het kostbaarste genadegeschenk gaat ongebruikt aan hen voorbij.
En zelfs degenen die God zoeken, ontbreekt het aan het juiste begrip, want zij zijn niet onbevooroordeeld. Ze zijn in hun gevormde meningen verstrikt geraakt en komen hier niet meer van los. Ze nemen wel kennis van het goddelijke werkzaam zijn, maar hun harten hebben geen sterk verlangen naar goddelijke wijsheid en zodoende kunnen ze deze ook niet ontvangen, of ze zien dit wonder niet als zodanig. Ze beschouwen de ontvangen wijsheden als producten van menselijke gedachten en kennen er daarom niet de diepe waarde aan toe.
Ze wijken ook geen haarbreed af van de leer, die mensen hun geven en deze laat zich in het geheel niet met de goddelijke leer verenigen. Ze weigeren echter de oude, verkeerde leer op te geven en daarom kunnen de uitingen van God zich nog zo duidelijk afspelen, slechts steeds die mensen geloven het, die geheel onbedorven zijn in de geest, dat wil zeggen van wie het kennisniveau onbeduidend is en die daarom niet geacht worden door de wereld. Deze zullen een fijnere gevoeligheid hebben en ook duidelijk de band beseffen, die Gods innige vaderliefde met de mensen op aarde aangeknoopt heeft. En deze band is niet te verscheuren.
Gods liefde liet iets ontstaan, dat gedurende eindeloze tijden zal blijven bestaan. Hij wil veel mensen daardoor redding brengen. Hen naar het inzicht en een levend geloof leiden, want degene die in dit gebeuren het zichtbare werkzaam zijn van God herkent, moet ook onvermijdelijk tot een diep levend geloof komen. Het is het betrouwbaarste teken van de goddelijke boodschap, dat dit het geloof in een niet te overtreffen Godheid bevordert en dat dit geloof het grootste succes oplevert.
Als de mens dit geloof op kan brengen, dan zal het ook gemakkelijk voor hem zijn om het werkzaam zijn van God te erkennen en te begrijpen, want hij erkent dan ook een rijk buiten de aarde. En voor hem is de verbinding tussen beide werelden absoluut niet onmogelijk, omdat hij dan ook in de eindeloze liefde van God gelooft en hierin de verklaring vindt voor alles wat er is. God geeft Zijn woord aan de mensen en dit is het betrouwbaarste teken en zalig zijn degenen, die het in het diepste geloof aannemen en aandacht schenken aan de wil van God, die Hij door dit woord bekendmaakt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1831 Vereniging met God
26 februari 1941: Boek 27
Het is een heilig verlangen om met de goddelijke Heer en Heiland verenigd te zijn. Er is werkelijk niets wat hieraan gelijkstaat. Er is geen zaligmakender gelukstoestand dan de vereniging met Hem en deze vereniging moet daarom ook het hoogste doel van elk verlangen zijn. Wat bij de aarde hoort, moet met vreugde opgegeven worden en het moet voor het zaligste ingewisseld worden. De mens moet gewillig al het leed op aarde op zich nemen en steeds maar aan het zoetste loon denken: de vereniging met God, die opweegt tegen al het leed en alle kwellingen. Die alle nood en aardse ellende beëindigt. Deze vereniging maakt zo onvoorstelbaar gelukkig, dat al het voorafgaand moeilijke hiertegenover klein lijkt. Als de mens hiervan zou weten, zou hij nog veel meer leed geduldig op zich nemen om deze hemelse genade maar waardig te worden.
En toch moet elk mens ernaar streven om ook zonder deze kennis de vereniging met God te bewerkstelligen. De liefde voor Hem en voor de naasten moet hem in deze toestand brengen, die de voorwaarde voor het hoogste geluk is. Want hij vormt zich dan eveneens tot liefde en hij moet dan onvermijdelijk de eeuwige liefde naderbij komen. Het wezenlijk in hem moet met de oerkracht samensmelten en zodoende moet het wezen weer zijn, waar hij eertijds was, in God.
Een vereniging met het hoogste Wezen moet hem nu ook alles opleveren, wat deel van het goddelijke is. Licht en kracht. En dit betekent eeuwige heerlijkheid, geluk en vrede. Want in het licht te staan, betekent overal van te weten. Aan de duisternis ontsnapt te zijn en voortaan verlossend werkzaam te mogen zijn voor het eigen geluk. En deel te mogen hebben aan de goddelijke kracht betekent net als Hem te kunnen vormen en scheppen, te kunnen geven en uit te kunnen delen, te handelen en te denken binnen de goddelijke wil en dus een leven te leiden dat aan alle wensen voldoet, want de vereniging met God is het einddoel van elk wezen.
En de mensen kunnen deze gelukkig makende toestand al op aarde bereiken, als ze zich tot liefde vormen. Ze kunnen deze onbegrijpelijke genade nog tijdens hun gang over de aarde in ontvangst nemen door het horen van de klinkende woorden in het hart. Zich voortdurend de goddelijke wil tot richtsnoer maken en er steeds naar streven om dichter bij Hem te komen, laat het hart tot liefde worden. Want de liefhebbende mens kan niet anders dan liefde geven, dus geeft God hem ook Zichzelf in het woord.
En als het mensenkind in staat is om de goddelijke stem in het hart te horen klinken, heeft de vereniging met God plaatsgevonden en het kan dan eeuwig niet meer verstoord worden. Want wat God met Zijn liefde gegrepen heeft, laat Hij eeuwig niet meer los en daarom kan de mens nu niet anders dan zich met zijn leven inzetten voor zijn goddelijke Heer en Heiland, voor Zijn naam en Zijn leer. Hij zal Hem voor de hele wereld belijden en voor deze wereld getuigenis afleggen van de goddelijke kracht, want deze stroomt zo duidelijk op zo’n mens over, dat hij de wereld de kracht en sterkte van het juiste geloof bewijzen kan, die hij nu verdedigt tegenover de mensen, die hem naar het leven staan. Want hij vreest de lichamelijke dood niet, omdat hij immers het eeuwige leven gevonden heeft door de vereniging met de Heer.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1847 Werkzaamheid in liefde – Weg omhoog
14 maart 1941: Boek 28
De innerlijke drang om een goede daad te verrichten, mag nooit onopgemerkt blijven. Het is de goddelijke stem, die de mens daartoe aanmaant. Het is de zachte aanmaning ter vergroting van de rijpheid van de ziel en steeds zal deze bevorderd worden, wanneer de mens doet wat de innerlijke stem hem aanraadt. Wanneer de mens met open ogen om zich heen kijkt, ziet hij talloze gelegenheden om in liefde werkzaam te kunnen zijn. Hij moet er alleen niet aan voorbijgaan. Niet alleen aan zijn eigen welzijn denken en de medemens alleen laten in zijn nood.
De mens kan altijd helpend werkzaam zijn en het zal hem daartoe nooit aan kracht ontbreken, als zijn wil maar goed is en hij in de liefde staat. Pas dan vervult de mens het doel van zijn aardse leven en ontwikkelt hij zichzelf en zijn ziel op een positieve manier. De weg omhoog wil met stenen van liefde geplaveid worden. Dan zal hij steeds begaanbaar zijn.
Elke goede daad heeft weer vele andere tot gevolg, want liefde wekt wederliefde op en waar de mensen elkaar met hulp bij zouden willen staan, zou de liefde en dus God Zelf waarlijk onder hen zijn. De mensheid zou dan alleen maar goed kunnen zijn, omdat ze met God en God met haar gaat. De liefde verlost en maakt de mensen vrij van de hen onderdrukkende macht en daarom moet de liefde steeds de drijvende kracht van al het handelen en denken zijn. Wie zijn medemensen een hart vol liefde schenkt, die zal ook onophoudelijk in liefde actief zijn. Hij zal proberen het leed te verminderen. Hij zal daadkrachtige hulp verlenen. Hij zal al het zware helpen dragen en zijn omgeving steeds tot zegen zijn.
De wereld is een dal van lijden. Dat moet ze ook zijn, als de mens daardoor toch gelegenheid gegeven moet worden om zich dienend te ontwikkelen. Alleen dan leeft hij zijn leven bewust. Dat wil zeggen dat hij zijn levenstaak beseft, die alleen door een voortdurend dienen in liefde vervuld wordt. En alleen dan bereikt hij de rijpheid van de ziel, die de voorwaarde is voor het binnengaan in een hiernamaals, dat gevuld is met licht, want alleen door dienen in liefde verdwijnen de afvalstoffen. De ziel komt vrij en ze kan nu de weg omhoog onbelemmerd afleggen. Ze komt steeds dichter bij haar eigenlijke bestemming. Ze wordt zelf liefde en dringt dat tegemoet, wat eveneens liefde is. Ze heeft de stem van God in zich laten spreken, hier gevolg aan gegeven en is daardoor in de nauwste verbinding getreden met Degene, Die Zelf liefde is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1861 Honger naar licht – Verlangen naar of misbruiken van de kracht
24 maart 1941: Boek 28
De honger naar licht van het niet-verloste wezen is bepalend voor de tijdsduur van zijn onvrijheid. Zodra het wezen het licht als een weldaad ervaart en daarnaar verlangt, gaat het zijn definitieve bevrijding tegemoet. Want nu streeft het naar God. Het geeft dus zijn weerspannigheid op en is voor altijd uit de macht van de vijand ontsnapt. En deze toestand moet zich voorgedaan hebben, voordat het wezen zelf ontvanger van licht en kracht kan worden, omdat het dan het licht en de kracht, die hem door God toegestuurd worden, niet meer misbruikt, maar deze nu eveneens voor de verlossing van hetgeen gebonden is, gebruikt.
Alles wat gebonden is, heeft hulp nodig. Het kan uit eigen kracht niet vrij worden en de wezens, die in het volle bezit van kracht zijn, moeten hiervan afgeven aan hetgeen gebonden is. Dit kunnen ze alleen maar dan, wanneer ze zelf in het licht staan en de toestand van de bevrijding als verlossing ervaren hebben, want pas nu zijn ze onophoudelijk werkzaam om hetgeen nog gebonden is, te verlossen.
En nu is weer het verlangen van het nog niet verloste wezen naar licht en bevrijding doorslaggevend voor wat betreft welke overvloed van licht hem toegestuurd kan worden, want willekeurig en in het wilde weg kan het hem niet toegevoerd worden, opdat het niet gebruikt wordt voor de toename van de macht van het kwaad. Want het niet verloste geestelijke, van wie de wil te zwak is, wordt nog te zeer door de boze macht beïnvloed en het doet daarom de ontvangen kracht aan de tegenstander van God toekomen, als het diens wil vervult.
Maar als het wezen naar het licht verlangt, dan verlangt het naar God en het gebruikt de hem toegestuurde kracht op een God welgevallige manier en dan is het moment van het vrij worden niet ver meer weg. Het verlangen naar licht zal zodoende steeds verbonden zijn met de wil om in de nabijheid van God te komen, want het wezen wordt ook onbewust gewaar, dat God en licht niet van elkaar te scheiden zijn. Het zal nooit van de tegenstander van God afhankelijk zijn, wanneer het naar het licht streeft. En daarom kan het ook onbeperkt met licht en kracht bedacht worden, want het zal dit niet meer misbruiken, maar het voor de eigen weg omhoog gebruiken.
Als het wezen nu licht en kracht in de vorm van het goddelijke woord toegestuurd wordt, dan verkeert het al in zo’n staat, dat het licht- en krachtdrager geworden is, dus dat wat hem gegeven wordt weer doorgeven kan aan wezens, die licht en kracht nodig hebben. En nu is weer hun verlangen naar licht doorslaggevend voor wat betreft of ze daar gebruik van mogen maken of niet. De wilszwakke of koppige mens bijvoorbeeld zal nooit kracht toegestuurd kunnen worden door het overgedragen goddelijke woord, wanneer hij dit niet in het verlangen hiernaar op zich in laat werken. Als hij er niet naar verlangt, dan blijft het zonder effect. Het kan dus ook niet misbruikt worden voor de vergroting van de boze macht. Hoe groter het verlangen ernaar, des te voelbaarder is het effect. Want in het licht te staan, is een zo onvoorstelbaar gelukkig makende toestand, dat er met het volle bewustzijn naar verlangd moet worden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1867 Geestelijke arrogantie is een reden voor de afwijzing
29 maart 1941: Boek 28
De weerstand die de mensen vrij vaak tegen het goddelijke woord hebben, is het gevolg van een bepaalde geestelijke arrogantie. Enkel de mens, die gelooft te weten, verzet zich ertegen om nu andere kennis in ontvangst te nemen. Hij wil zich niet scheiden van zijn huidige mening, maar deze komt niet overeen met het door wetende krachten aan de mensen gegeven woord van God. Hoe meer de mens van God verwijderd is, des te afwijzender instelling heeft hij hiertegen en des te meer wijkt dit woord van zijn bedoeling af en hij is niet gauw bereid om deze op te geven en het goddelijke woord in ontvangst te nemen. Het ontbreekt hem vooreerst aan de wil.
Bij een ernstig onderzoek zou een mens wel beseffen dat zijn kennis nog gebrekkig is en dus geen stand zou kunnen houden tegen geestelijke overdrachten. Maar waar de wil tot een ernstig onderzoek ontbreekt, daar is ook een heldere bewijsvoering misplaatst en doelloos. Wat geheel begrijpelijk en helder is, komt hem onbegrijpelijk voor, want de kracht van het goddelijke woord verspreidt zich alleen maar over die mensen, die ook de wil hebben om het geschenk van God aan te nemen. Deze kracht brengt tot stand dat elk woord het menselijke hart raakt. De mens voelt God Zelf in elk geschrift. In het woord dat God Zelf aan de mensen geeft, die Hem toegenegen zijn.
Maar de weerstand maakt het menselijke hart onbekwaam om te oordelen. De mens roept weliswaar het verstand te hulp, maar deze alleen zal niet tot het juiste resultaat leiden. Wanneer hij zelf dus niet in staat is om hetgeen vernomen is, als waarheid in ontvangst te nemen, dan zou hij God Zelf om verlichting moeten smeken en zonneklaar zal hem onthuld worden, wat hem tot nog toe onaannemelijk leek, want God geeft elk mens, dat Hem daarom vraagt, de kennis.
Maar meestal acht de mens zichzelf in staat om te kunnen oordelen en dit is een bepaalde geestelijke arrogantie, want eigenlijk kan de mens niets. Hij kan niets, zonder Gods hulp daartoe gevraagd te hebben. Hij zet het zuivere woord van God tegenover menselijke kennis en menselijke ervaringen, die al naar gelang zijn instelling ten opzichte van God meer of minder verkeerd zijn. Elke verbetering ervaart hij als een persoonlijke aanval en hij treedt deze strijdvaardig tegemoet. Hij komt nu ijverig voor zijn mening op, maar slaat bijna geen acht op de mening van de tegenstander.
En bijgevolg kan ook de kracht van het goddelijke woord niet werkzaam worden en zijn geest verlichten. Zodoende blijft hij in de duisternis, ofschoon het licht dichter bij hem gebracht wordt. Want de kennis van de zuivere waarheid is licht. Maar aan degene die zijn ogen sluit, als hem licht aangeboden wordt, kan geen opheldering gegeven worden. Hij volhardt in de afwijzing en is pas dan van de waarheid van hetgeen hem aangeboden werd, overtuigd, als hij zelf de wil en het verlangen naar de waarheid heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1871 Slechte gedachten – Liefdeloosheid – Gemoedstoestand
2 april 1941: Boek 28
Het bewust afwijzen van slechte gedachten is het zekerste middel om de gemoedstoestand te verheffen, want dan vindt er verzet plaats tegen deze krachten, die hun gehele invloed aanwenden om de mensen van God afkerig te maken. Dit vereist wel de gehele wil van de mens en als deze verzwakt is door het toegeven, dus het ingaan op zulke gedachten, moet de mens lijden. Dat wil zeggen dat een sombere stemming zich meester van hem maakt, die hem dwingt en belast. En het boze zegeviert, want zijn invloed wordt steeds groter en de wil van de mens en zijn kracht om weerstand te bieden, worden steeds zwakker.
Zulke momenten zijn een zeker gevaar voor de ziel en de mens moet zichzelf daar weer van bevrijden. Hij moet innig en met een vast vertrouwen bidden of God hem uit deze toestand zou willen bevrijden. Ook de wil van de mens is nodig, maar als de ziel worstelt om uit deze toestand bevrijd te worden, helpen de goede krachten in het hiernamaals haar, zodra de mens zich smekend om hulp naar hen toekeert, zodra hij er zelf naar verlangt om van deze druk bevrijd te worden. Maar meestal wordt de mens apathisch en verweert hij zich niet en des te moeilijker zal zijn bevrijding uit de macht van de duisternis zijn en de strijd is steeds meer nodig, de toestand van lijden wordt steeds ondraaglijker.
Het vaste geloof is het beste middel en de mens kan zich in volle gemoedsrust aan de goede krachten overgeven, als hij maar hun macht en kracht aanvaardt. Ze helpen hem heel zeker en dulden het niet dat de slechte krachten de overhand over hem krijgen. Een toegeven, zodra er slechte krachten opduiken, komt voort uit een gebrek aan geloof, want slechte gedachten keren zich tegen het goddelijke gebod. Wie vast gelooft, vervult elk gebod, dat God de mensen gegeven heeft. Maar wie zwak is in het geloof, die zal ook de goddelijke geboden minachten en zodoende zullen zijn gedachten zich tegen deze geboden keren. Hij zal gespeend zijn van elke liefde, dus liefdeloze gedachten koesteren en dit beoogt de tegenstander. Want daardoor krijgt hij de mens in zijn macht.
In een dergelijke toestand is het vaak moeilijk om de weg naar de liefde terug te vinden. De mens heeft onrecht begaan, als hij liefdeloze gedachten koestert en hij moet dit onrecht nu goedmaken, doordat hij, door lijden genoodzaakt, in het gebed worstelt om de schenking van goddelijke liefde, die elke liefdeloze gedachte terugduwt. De wil tot God zal de mens zijn onrecht laten beseffen en het zal dan ook gemakkelijk voor hem worden om tot Hem te bidden. Maar de wil moet zelf werkzaam worden. Het kan niet gericht, dat wil zeggen gedwongen, weer naar God geleid worden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1873 Geloof in een voortleven – Invloed door de liefde van de medemens
3 april 1941: Boek 28
De grootste vergissing van de mens is zich voor vergankelijk te houden, want deze opvatting brengt hem tot een geheel verkeerde leefwijze. Het moet in aanmerking genomen worden dat het aardse leven alleen maar een middel tot het doel is, terwijl de mensen die zo verkeerd denken, het aardse leven als doel zien. Ze proberen het aardse leven alles te ontlokken wat het biedt, maar miskennen het eigenlijke doel hiervan.
Degene die gelooft dat zijn aardse leven met de lichamelijke dood beëindigd is, zal zich begrijpelijkerwijs niet voor een verandering van zijn wezen inzetten, want hij houdt dit voor doelloos en zinloos. En zodoende wordt de eigenlijke opdracht van de mens niet vervuld. Maar zo’n ongelovig mens het geloof in een voortleven na de dood bij te brengen is een moeilijke opgave en kan alleen maar dan succes hebben, als het lukt om hem tot nadenken te bewegen en hij nu door lichtwezens via de gedachten beïnvloed kan worden.
Maar de liefde van een mens levert daar vaak successen op. De liefde is immers het enige middel om het verkeerde denken te veranderen. Als een mens, die vol overgave in liefde voor een ongelovig mens actief was, van deze wereld scheidt, dan volgen diens gedachten hem tot voorbij het graf. Hij probeert de verbinding met hem verder in stand te houden, doordat hij zich de overledene levend probeert voor te stellen. Hij heeft nu de wil om het voortleven te beamen, ofschoon hij het innerlijk nog niet kan, maar dan zijn de overdrachten via de gedachten hem veel makkelijker te geven. Hij speelt hier eerst mee, maar langzaam neemt hij ze op en is uiteindelijk niet meer in staat zich van deze te scheiden, want hij verlangt naar de vereniging met de geliefde overledene.
Niet zelden zullen juist zulke ongelovige mensen op aarde in liefde verzorgd worden, want de lichtwezens brengen vaak zulke mensen samen, die in liefde dicht bij elkaar staan en hierdoor beslissend in kunnen werken op hun geloof. Als een mens tot liefde in staat is, dat wil zeggen als hij een medemens diepe liefde kan schenken, dan is ook zijn zielentoestand niet hopeloos. Door deze liefde kan zijn denken in volledig andere banen geleid worden, want zolang de mens op aarde leeft, heeft hij talloze mogelijkheden om tot inzicht te komen.
Maar het eerste en belangrijkste is het geloof in een voortleven van de ziel na de dood. De gedachten aan een hiernamaals moeten zijn gehele levenswandel bepalen en dit vereist een diep geloof, dat de mens door een liefdevolle hulp van een medemens kan verwerven, als het anders niet mogelijk is. De wezens in het hiernamaals zullen alle inspanningen steunen, want deze worstelen met liefde en geduld om de dwalende wezens tot inzicht te brengen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1877 Zelfbeschikkingsrecht – Zelfverlossing
5 april 1941: Boek 28
De wet van de zelfbeschikking is voor het wezenlijke van het grootste belang, want daardoor wordt hem een bepaalde vrijheid toegekend, die pas een volmaakt worden mogelijk maakt. Zolang het wezen onder invloed van de tegenstander van God staat, is het volledig van deze afhankelijk, zowel wat zijn overtuiging betreft alsook in zijn werkzaamheid. De overtuiging zal altijd tegen God gericht zijn, zoals de werkzaamheid eveneens steeds in strijd zal zijn met de goddelijke wil. Maar het wezen zou ondanks zijn tegen God gerichte instelling niet ter verantwoording geroepen kunnen worden, zolang het gedwongen aan de boze macht uitgeleverd is. Pas de vrijheid van de wil rechtvaardigt een achteraf plaatsvindende verantwoording.
En zo ontnam God de tegenstander de macht over het wezenlijke en liet het dus vrij in de geestelijke wereld en Hij liet de vrije beslissing om voor of tegen Hem te zijn aan hem over. Het moest van geen enkele kant een dwang voelen, maar God wilde dat het wezenlijke vanzelf naar Hem terugverlangde en geeft hem daarom op aarde de grootste vrijheid en ook kennis over de zin en het doel van het leven op aarde en het voordeel en nadeel van een verkeerde instelling. Hij houdt hem enerzijds de vreugden van het hiernamaals en anderzijds de kwellende toestand van het berouw voor en Hij wil voor het wezenlijke de beslissing gemakkelijk maken, maar het wezen moet zelf het besluit nemen.
Zodra God de tegenstander de macht over de wil van de geschapen wezens ontnam, verzwakte Hij de macht van de tegenstander over deze wezens. Hij plaatste de wezens in die toestand, dat ze vrij zouden kunnen beslissen, maar het laatste bleef wel aan hen overgelaten. En het is dus de goddelijke wil dat niets in het heelal zich in onvrijheid van de geest bevindt. Hoewel het stadium van de vrije wil in de mens door God geleid wordt, heeft dit toch niets met zijn zelfbeschikking van doen.
De ziel, het wezenlijke in de mens, blijft volledig vrij en kan nu beslissen voor het aardse, voor de materie die deel uitmaakt van het kwaad, omdat ze het niet-verloste geestelijke in zich bevat of ook voor het geestelijke in zich, dat via een vrije beslissing de verbinding met de lichtvolle geest aan gaat, die van eeuwigheid af was. Elke dwang van de ziel wordt uitgeschakeld en bijgevolg kan men ook van een zelfverlossing spreken, omdat juist deze wil, de vrije beslissing, of verlossing, of een gebonden toestand tot gevolg heeft.
En zodoende moet elk wezen in de eeuwigheid de verantwoordelijkheid voor zijn leven zelf dragen, omdat het zich in volle vrijheid tot God kan wenden, tot de oorsprong van zijn kracht, of ook tot de tegenstander van God, die zijn tegen God gerichte wil actief liet worden bij de schepping van dit wezen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1879 Materieel voordeel door het werkzaam zijn – Het juist gebruik maken hiervan
7 april 1941: Boek 28
Wat aan de toename van de materie bijdraagt, hoeft niet in ieder geval tegen de goddelijke wil gericht te zijn, zoals wanneer de liefde voor de naaste de drijfveer is voor de aardse werkzaamheid. De mens moet zijn aardse opdracht vervullen en dit zal hem ook materieel voordeel opleveren. Dit is niet tegen de goddelijke wil.
Het is alleen belangrijk, hoe hij de verkregen aardse goederen nu gebruikt. Als hij nu zijn eigen welzijn voor ogen heeft, dan zal hij zich ter wille van zichzelf verheugen in het bezit en hij brengt daarmee zijn ziel in gevaar. Maar als hij daarmee de nood van zijn naaste vermindert of als hij zijn goederen zo gebruikt, dat hij lichamelijke of geestelijke hulp verleent, waar dit nodig is, dan zal God Zelf zijn bezit zegenen en vergroten, want dat stemt met Zijn wil overeen.
De mens kan een ongelooflijk voordeel voor zijn ziel verwerven, als hij steeds met het oog op de opwaartse ontwikkeling van de ziel onvermoeibaar actief is. Zijn aardse werkzaamheid werkt dan tegelijkertijd verlossend, want ze wordt met het juiste inzicht uitgevoerd. Daarmee worden de boze krachten in het hiernamaals niet meer ondersteund, want hun werkzaam zijn wordt krachteloos gemaakt doordat materie verlost wordt en er weer een nieuwe vervorming in haar mogelijk wordt, maar het nu verworven bezit tegelijkertijd zo gebruikt wordt, dat het weer aardse nood opheft. Steeds moet het resultaat van aardse werkzaamheid een werk van liefde steunen, dan is het door God gewild en de werkzaamheid zal gezegend worden.
Maar wie er alleen maar op bedacht is om zijn aardse leven draaglijk vorm te geven, wie onvermoeibaar ter wille van aardse voordelen werkt, wie enkel zijn eigen ik liefheeft en deze liefde de drijfveer is van aardse werkzaamheid, wie zijn bezit voortdurend vergroot voor zijn eigen vreugde, die vergroot tegelijkertijd de kracht van het kwaad, want hij verlost het onrijpe geestelijke niet uit zijn vorm, maar hij verlengt de gebonden toestand hiervan en levert zichzelf aan deze krachten uit, die hem ongunstig beïnvloeden, doordat ze trachten de geneigdheid naar dat te vergroten, wat de mens allang overwonnen heeft. Dan is de mens blij met zijn bezit en draagt noch aan zijn eigen verlossing, noch aan de verlossing van het gebonden geestelijke bij, maar hij bindt zichzelf en het geestelijke opnieuw aan de materie door zijn verlangen naar aardse goederen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1889 Geestelijke verval – Achteruitgang
16 april 1941: Boek 28
Het geestelijke verval is zo duidelijk zichtbaar, dat er enkel enige oplettendheid voor nodig is om de noodzaak van hulpverlening van de kant van God te herkennen. Het is niet alleen onverschilligheid of een geestelijke vervlakking van de mensheid, die gelijk zou staan met een geestelijke stilstand, maar het is een tegenstemmen tegen elk inwerken van geestelijke krachten, die de mensen tot zielenrijpheid willen brengen. Het is een sterk afwijzen van goddelijke krachten. Een vluchten tot buiten het bereik van goede geestelijke stromingen en dus in geestelijk opzicht een enorm belangrijke achteruitgang. En de mensheid verkeert daarom voor wat de ziel betreft in het grootste gevaar.
Maar God laat hen niet in hun zelfgekozen lot aan zichzelf over, maar Hij gebruikt alle middelen om de mensen van hun gevaarlijke toestand bewust te maken en hen te bewegen om met de goede geestelijke krachten in verbinding te treden, opdat zij van deze kant hulp in ontvangst kunnen nemen. En het is op dat moment de belangrijkste taak van de lichtwezens om zich toegang te verschaffen tot de harten van de mensen. Pas dan kan een hoger geestelijk niveau bij de mensen bereikt worden, vooropgesteld dat de lichtwezens zich kunnen doen gelden en de lerende krachten onophoudelijk in kunnen werken op de aardse mensen die aan hun zorg toevertrouwd zijn.
Het is slechts een kwestie van tijd, hoe de geestelijke wereld de geestelijke opwaartse ontwikkeling zal bewerkstelligen. Dat wil zeggen dat zonder het ingrijpen van de eeuwige Godheid eeuwigheden zouden kunnen verstrijken, voordat het denken van de mens anders wordt. Dat de mens gelooft heel ver gevorderd te zijn in het inzicht in zaken, die buiten het aardse leven liggen. Maar er is voor het herkennen van de eeuwige Godheid echter geen bijzonder goed ontwikkelde werkzaamheid van het verstand nodig, maar enkel een goedmoedig, liefdevol hart.
Maar dat laatste is alleen nog maar sporadisch te vinden en derhalve bevinden de mensen zich op een dood spoor. Ze trachten het verstand steeds verder te ontwikkelen en dit leidt tot het tegendeel van dat, wat bereikt moet worden. De mens is ertoe geneigd om alles overboord te werpen, wat enkel het geestelijke werkzaam zijn ondersteunt. Hij verheugt zich in zijn verstandsmatige denken, maar hij kan daar niet het minste mee bereiken, als hij niet tegelijkertijd zijn hart opent. Dat wil zeggen minder acht slaat op zijn verstandsmatige denken en meer volgens zijn gevoel denkt en handelt. Pas dan zal de kracht in hem toenemen en nu zal hij ook de broosheid herkennen van dat, wat hem voorheen als waarheid voorgelegd werd. Pas dan kan het geestelijk lage peil van de mensheid uit de wereld geholpen worden.
Door het ingrijpen van God zal het denken van de mens veranderd worden, want dat, wat het hart al herkend had, zal nu ook door het verstand beaamd worden en dan is het makkelijk voor de wezens in het hiernamaals om de mensen naar de juiste kennis te leiden, want ze handelen met goddelijke toestemming. Ze zijn onderwijzend actief en het hangt enkel en alleen van de wil van de mens af, of zijn geestelijk lage peil opgeheven wordt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1907 Het dienen van het wezen in de vorm – Scheppingswerken
7 mei 1941: Boek 28
Er is geen andere weg omhoog dan door te dienen. Wie dus dient, die ontwikkelt zich tot volmaaktheid. Wat voorheen gebrekkig en onvolmaakt was, wordt door dienen in een toestand van vooruitgang geplaatst. Dat wil zeggen dat het wezen net zo lang omhooggaat, als het dient. De bereidwilligheid tot dienen is bepalend voor de rijpheidsgraad van het wezen. Het wezen zal er nu steeds naar streven om vrij te worden en daarom ook bewust willen dienen, omdat het daardoor volledige vrijheid verwacht te krijgen.
Als het wezen een verbinding met een uiterlijke vorm aangaat, die nauwelijks nuttig is voor de mensheid, dan zal er op de dienende functie niet al te veel een beroep gedaan worden, wat voor het geestelijke in de uiterlijke vorm een groot nadeel is. Want elk verblijf in de vorm moet het wezen een bepaalde rijpheidsgraad opleveren. Zodra de vorm nu nodig is, moet ze ook een taak vervullen. Ze moet dus dienen. De dienende toestand is een overgave van de eigen wil aan de wil van de ander. En wat tot dienen toegelaten wordt, moet ook als het ware zijn bereidwilligheid kenbaar gemaakt hebben om zich nuttig te betonen, omdat hem anders geen dienende werkzaamheid toegewezen kan worden.
Maar er bestaan ook scheppingswerken, die schijnbaar geen missie te vervullen hebben en dan is de mens gauw geneigd om te geloven dat zulke scheppingswerken nooit iets geestelijks bevatten, dat zich opwaarts ontwikkelt, maar dood en zonder geest is, dus onbezield door de goddelijke geest. Als dood voor de grote liefde van God. Maar deze gedachte is helemaal verkeerd. Er bestaat geen scheppingswerk dat zonder geestelijk leven zou zijn, zoals er ook geen scheppingswerk is, dat niet zijn doel zou hebben, ook wanneer deze voor het menselijke oog nog verborgen of voor zijn verstand nog niet te begrijpen zou zijn.
Elk scheppingswerk heeft zijn doel. Elk scheppingswerk is op de één of andere manier nodig. Gods liefde heeft vanuit Zijn wijsheid alle dingen voor een actieve werkzaamheid geschapen. En er is niets zonder zin en doel, anders zou het geen goddelijke schepping zijn. Er is niets zonder plan ontstaan en eveneens is er niets dat nutteloos is. Het kleinste scheppingswerk vervult zijn missie. Het nietigste levende wezen zijn functie en alles betreft de instandhouding van dat, wat God geschapen heeft.
En als de mens dat begrijpt, als hij zich al het geschapene als een noodzakelijkheid kan voorstellen, dan begrijpt hij ook de eeuwige Godheid. Dat wil zeggen dat Diens bestaan hem duidelijk wordt. Zodoende begint hij te geloven. Hij herkent de almacht en wijsheid van God en voelt dan ook de almachtige liefde, omdat elk scheppingswerk daar getuigenis van geeft.
God moet als de oorsprong van het hele scheppingswerk erkend worden. Pas dan kan de mens de kennis binnengeleid worden. Pas dan zal hij een open oor en hart hebben voor de waarheid. Voor de onderrichtingen, die God Zelf aan de mens geeft, die hem moeten informeren over dat, wat buiten het aardse leven ligt. Over de verhouding van de mens tot God, zijn opdracht en zijn doel. Over zijn oorsprong en zijn uiteindelijke terugkeer tot God.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1913 Bijzondere eisen – Belastingen, nieuwe tijd
12 mei 1941: Boek 28
Het leven eist volledige inzet en dit op iedere manier. Aards worden er eisen gesteld, die de mens enorm belasten als hij aan alle eisen wil voldoen in een tijd, die cruciaal genoemd kan worden. Maar geestelijk moet de mens eveneens zijn gehele kracht inzetten om te voldoen aan dat, wat het doel van zijn belichaming op aarde is. Het is nu gemakkelijk te begrijpen dat of het een of het ander schade moet lijden. Dat daar, waar alleen op het aardse acht geslagen wordt, de mens volledig deze richting inslaat, vooral omdat twee geheel tegengestelde richtingen ook volledig tegenovergestelde instellingen vereisen.
Het zal alleen voor de geestelijk strevende mens maar mogelijk zijn om een bepaald evenwicht tot stand te brengen, want dit streven zal hem ook tegelijkertijd de kracht toevoeren om de aardse opdracht te vervullen. Terwijl de aardsgezinde mens, die zich alleen maar inspant om te voldoen aan de eisen van de wereld, daar ook nooit mee klaar zal zijn, want uiteindelijk overstijgen deze eisen zijn krachten, omdat het nieuwe tijdperk een enorme verandering zal brengen.
Er zal van de mens iets verlangd worden, dat zijn krachten te boven gaat en hij zal zich daar niet tegen kunnen verweren en er tenslotte aan onderdoor moeten gaan, als hij zich niet bezint en de aardse lasten niet overgeeft aan Degene, Die gebieder is over alles. De mens heeft ook in deze moeilijke tijd de mogelijkheid om een gemakkelijker leven te leiden, als hij niet uitsluitend het aardse leven leeft, maar hij zich eerst van zijn eigenlijke aardse taak bewust wordt, die veel belangrijker is dan aards welzijn en aardse plichtsvervulling.
De wereld komt steeds dreigender op de mensen af. Ze eist haar tol en treft degenen hard, die zich niet gewillig aan haar eisen onderwerpen. En dat betekent voor de mens of een buitengewone belasting of een voortdurende bedreiging. Maar beiden hebben tot gevolg dat er geen acht geslagen wordt op de geestelijke taak en het aardse leven dus geen vooruitgang laat zien, maar het veel eerder een achteruitgang veroorzaakt in de opwaartse ontwikkeling van het wezenlijke.
En toch heeft de mens het zelf in de hand zich het aardse leven gemakkelijker te maken, zodra hij het niet meer als het belangrijkste beschouwt, maar zijn aandacht vestigt op het enige dat belangrijk is: op de rijpheid van zijn ziel. Vanaf dat ogenblik neemt het aardse leven zijn regelmaat, want zelfs dat, wat de mens ervaart als tegen zijn welzijn gericht, is nodig voor zijn opwaartse ontwikkeling, dus juist en goed, ofschoon het anders lijkt.
En zo kunnen de aardse eisen nog zo onvervulbaar lijken, de mens zal deze te boven komen, wanneer hij in de eerste plaats aandacht schenkt aan het uitrijpen van zijn ziel en dus de verbinding met God aangaat en in stand houdt, Die hem nu helpt om ook de grootste moeilijkheden met gemak te overwinnen, Die geen mens, die in elke geestelijke en aardse nood innig tot Hem bidt, zonder hulp zal laten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1931 Wetmatigheid in het ontwaken van de natuur
26 mei 1941: Boek 28
De verandering in de natuur voltrekt zich volgens een bepaalde orde. En daarom is de mens geneigd om te geloven, dat onder de wetten van de natuur hetzelfde begrepen moet worden. Een bepaalde ordening in tijd, ruimte en vorm, die zich steeds herhaalt. En deze wetmatigheid is wel iets, wat hem te denken geeft, maar wat hij voor zichzelf niet verklaren kan.
De enige verklaring, namelijk dat een hoogst volmaakt Wezen deze wet naar Zijn wil gegeven heeft en dat nu alles in de natuur zich aan deze wet aanpassen moet, dat er in zekere zin niets vanzelf ontstaat, maar eerst door de wil van dit hoogste Wezen tevoorschijn geroepen wordt, neemt hij niet aan. Maar een andere verklaring voor de wetmatigheid in de natuur kan hem weer niet gegeven worden. Daarom wijst hij elke gedachte daaraan of elke verklaring daarvoor af.
De mensen vinden het verband tussen God en het leven en worden in de natuur niet. Voor hen is het proces van het ontwaken in de natuur iets zo geheel vanzelfsprekends geworden, dat het hen niet tot nadenken aanspoort, hoe de oerkracht, het hoogste en volmaaktste Wezen, zich daartoe verhoudt. En juist deze onverschilligheid, die de mens ten aanzien van de grootste vragen aan de dag legt, maakt het onmogelijk om verhelderend op de gedachten van de mens in te werken, want hem kan geen antwoord gegeven worden, voordat de vraag gesteld wordt. Want God knoopt deze voorwaarde aan het uitdelen van de waarheid, dat deze waarheid begeerd wordt. Derhalve moet eerst een vraagstuk de gedachten van de mens bezighouden, voordat het antwoord gegeven wordt.
De krachten van de natuur zijn wel in zichzelf werkzaam, maar altijd in de eerste plaats het uitvloeisel van de goddelijke liefde. Dat wil zeggen dat alles wat God aan licht en kracht het heelal in stuurt, tot uiting komt in juist die scheppingswerken, die aan voortdurende veranderingen onderhevig zijn. Dit is het duidelijkst herkenbaar in de plantenwereld, die zich binnen een bepaalde tijd steeds vernieuwt en dit gebeurt op de meest veelvuldige manieren, zodat de mensen een heel duidelijk bewijs voor het werkzaam zijn van God zouden hebben, wanneer ze aandacht schenken aan deze herschepping en daar een reden voor zouden willen vinden.
Alles ontstaat wel voor de ogen van de mensen en ze verheugen zich daarin, maar hun wil is niet sterk genoeg om het proces te doorgronden, voor zoverre dit mogelijk is. Het wordt hen niet duidelijk dat al het ontstaan of worden van een kracht afhankelijk is, omdat ze anders de krachtschenker zouden moeten beamen, terwijl ze zo’n krachtschenker liever af zouden willen wijzen. Elke uiting van kracht veronderstelt een krachtbron. Maar de krachtbron moet altijd buiten dit ontstaan of vergaan gezocht worden, omdat de krachtuitstraling steeds naar de omgeving van de krachtbron gestuurd wordt.
Maar aan de regelmaat van de schepping is een vormgever met een weldoordacht plan af te leiden, want niets bestaat willekeurig, maar in de meest volledige ordening, wat het menselijke oog ook mag zien. Elke verandering in de natuur voltrekt zich in een wetmatigheid, die een wijze wetgever en dus een hoogst volmaakte wetgever verraden moet.
En als een mens maar aandacht wil schenken aan de steeds terugkerende scheppingen in de natuur, zou hij de zekerheid moeten hebben dat er een bestuurder moet zijn van dat wat ontstaan is en dus zou het gemakkelijk voor hem moeten zijn om in een hoogste Godwezen te geloven, want op een andere manier zou de denkende mens zich geen verklaring kunnen geven, die toereikend en geloofwaardig zou zijn om deze als waarheid aan te nemen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1933a De aandriften van de voorstadia zijn bepalend voor het karakter
25 mei 1941: Boek 28
De huidige fase van het menselijke bestaan is ongeveer dezelfde als de toestand van het geestelijke in elke uiterlijke vorm en steeds zal het wezenlijke wel met tegenstand, die nog heel invloedrijk in hem aanwezig is, moeten strijden, zodat de mens dus tijdens het aardse bestaan moet strijden tegen deze boze aandriften. Deze zijn nu buitengewoon sterk ontwikkeld, naarmate het wezenlijke in een voorstadium meer gelegenheid had om uit te razen.
Deze aandriften van de voorstadia drukken nu ook hun stempel op het wezenlijke. Dat wil zeggen dat de mens nu bijzonder sterk tegen zulke aandriften moet strijden, terwijl de mens, die eerst gewillig zijn taak uitgevoerd heeft en zich bijgevolg nu al in een bepaalde staat van rijpheid bevindt, zich in een makkelijkere levenswandel verheugt.
De wil om te dienen maakt het wezenlijke overeenkomstig hiermee vrij, ook wanneer het nog door een omhulsel omsloten is. En dit wezenlijke, dat zich niet verzet, zal nu een vorm bewonen, die ook naar buiten toe het kenmerk van de bereidwilligheid van het wezen draagt. De uiterlijke vorm zal steeds zo zijn, dat men al daaraan de rijpheidsgraad van de ziel concluderen kan.
In de belichaming als mens zullen zich nu steeds zulke zielensubstanties verenigen, die dezelfde wezenlijke aard hebben. Maar de strijd op aarde zal nu ook overeenkomstig daarmee zijn, want er verenigden zich vele zielensubstanties en die beïnvloeden het wezen precies op dezelfde manier als in de vorige vorm. Hoe eerder het wezen de gebreken leert overwinnen, des te minder weerstand biedt het en het kan dus al in de voorstadia geduldig, bereidwillig en ijverig zijn. Als het echter een aandrift behoudt, dan zal het ook als mens onder deze aandrift te lijden hebben en dit is bepalend voor zijn karakter.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
1949 Opwekking van de geest – Liefde
12 juni 1941: Boek 28
Een zogenaamde opwekking van de geest zal steeds dan plaatsvinden, wanneer er een zelfveredeling door werkende naastenliefde aan vooraf gegaan is. Elk werk van liefde maakt de ziel vrij van afvalstoffen en verbreekt dus de boeien van de geest, want de geest sluimert net zo lang in de mens, als het omhulsel nog dicht is.
Maar nu kan door innig gebed kracht afgesmeekt worden voor deze daad van het losmaken van de geest. Dit zal wel steeds via de weg van de werkzame liefde geschieden, maar een smekend mens zal ook makkelijker in staat zijn om in liefde werkzaam te zijn. Want een smekend mens draagt een bepaalde deemoed in zich en dus valt ook het dienen hem niet zwaar. Elk gebed geeft kracht en waar de mens grote wilskracht voor nodig heeft, dat kan hij na een innig gebed zonder enige moeite aan.
De kracht van het gebed is enorm en wordt toch maar zo weinig herkend. Daarom moeten de mensen soms heel erg worstelen voordat de geest in hen vrij wordt, terwijl een innig gebed hen bijna moeiteloos naar boven leidt. Het gebed in geest en waarheid verbindt de mens met God. Dat wil zeggen dat hij zelf de aansluiting met Hem zoekt en omdat God Zelf de liefde is, moet het gevoel in de mens zich nu ook in liefde uiten.
Maar een werk van naastenliefde trekt eveneens God als de Liefde Zelf naar zich toe. En liefde maakt de geest in de mens vrij, zodat deze zich met het geestelijke buiten zich verbinden kan, van waaruit hem licht en kracht, dat wil zeggen kennis en macht, gegeven wordt. Pas dan kan het wezen van de mens zo worden, zoals het met de goddelijke wil overeenstemt en de ziel zal rijpen en zich tijdens het aardse leven opwaarts ontwikkelen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2027 Het bieden van hulp van boven in tijden van geestelijke nood
12 augustus 1941: Boek 30
De mensheid moet van tijd tot tijd buitengewone hulp van boven geboden worden, want de lage geestelijke stand heeft een gevaarlijke uitwerking en als God de mensen geen hulp zou willen bieden, zou de totale mensheid zich kwellen met onderlinge haat en liefdeloosheid. Zodra de liefde onder de mensen verkilt, zijn ze tot alles in staat en deze geest van de liefdeloosheid is het, die de reden is van het grote leed op aarde. Als God in Zijn liefde niet naar de mensen zou willen komen en van Zijn rijkdom van liefde niet af zou willen geven aan degenen, die nog in de liefde staan, zou de aarde spoedig een toneel van de slechtste daden zijn.
Maar waar de liefdeloosheid verbannen is, daar is de stem van God hoorbaar en deze stem maakt bekend, dat er een God is, Die zich vol liefde om de mensen bekommert. God Zelf maakt zich door het woord bekend. God Zelf laat geestelijke voedsel naar de aarde stromen en dit is een middel om de liefdeloosheid onder de mensen te verminderen. Zo menigeen zal, als het hem ernst is, achterdochtig zijn als hij de bekendmakingen onderzoekt. En als de ontvanger zich door een gebed om genade en opheldering geworsteld heeft, zal het hem gemakkelijk vallen om dat weer te geven, wat God hem bekendgemaakt heeft.
En dit is de taak van degenen, die in staat zijn om Gods stem te horen. Ze moeten spreken wat God tot hen gesproken heeft. Ze moeten het goddelijke woord verspreiden in de wereld. Ze moeten oefenen om ook volgens dit woord te leven. Dat wil zeggen door de daad bewijzen, dat het in het hart binnengedrongen is en als de gever en onderwijzer zelf dat in acht nemen, wat zij prediken, dan zal hij geloof vinden onder de mensen en dus ook tot zegen van de mensheid kunnen werken. En het is de wil van God dat Zijn woord door de mond van mensen verspreid wordt. Het is Zijn wil, dat degenen die hetzelfde nastreven, zich verenigen. Hij wil dat ze elkaar kracht en troost zullen geven in de komende tijd, die de mensen zwaar leed zal brengen, maar die ook de hulp van God laat herkennen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2029 Medelijden vanwege de grote nood
14 augustus 1941: Boek 30
Ik heb geen ander doel dan het beëindigen van deze grootste van alle nood. Ik wil de wereld niet in de ellende laten, want het zijn Mijn schepselen, die de ondergang tegemoet gaan. Ik wil hun helderheid geven en Mij kenbaar aan hen maken. Ik wil hen naar de waarheid leiden en Ik wil dat het licht wordt in hun hart. En daarom daal Ik naar de aarde af, Mijn woord biedend aan degenen, die het in ontvangst willen nemen.
En Ik stuit op weerstand. Want Mijn liefde en Mijn werkzaam zijn worden niet meer herkend en de wereld verzet zich tegen de overdracht van dat, wat hen toegestuurd wordt. De mensen kennen Mijn enorme liefde niet. Ze meten met de maatstaf van hun gevoel en de nood op aarde wordt steeds groter. Want alleen degenen, die Mij als de liefde herkennen, begrijpen dat Ik Mij aan hen bekendmaak.
Maar waar de liefde niet is, daar heerst nog de diepste nacht. En Ik wil dat het licht wordt en maak jou bekend, dat alles wat bestemd is om opgeschreven te worden met Mijn wil overeenstemt. Dat het jou aangeboden wordt door degenen, die Ik uitverkozen heb om jou te onderwijzen.
Hierbij maak Ik je bekend dat het moment niet veraf meer is, dat Ik je roep, want de tijd dringt en de duisternis is groot. Geef liefde aan alle mensen die rondom jou zijn en laat Mij dus in de liefde bij jou zijn en Mijn kracht naar je stromen, dan zullen de mensen herkennen dat Ik door jou tot hen spreek en ze zullen geloof aan Mijn woord schenken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2053 Geestelijke duisternis is de aanleiding voor zwaar aards leed – Licht
1 september 1941: Boek 30
De zending, die God voor het welzijn van de zielen verspreidt, is een genade voor de mensheid, die enkel dan in haar grootte begrepen zou kunnen worden, wanneer de mens een blik zou kunnen werpen in de volheid van licht in het geestelijke rijk en daaraan zou de duistere toestand op aarde in zijn volle omvang begrepen kunnen worden. De geestelijke duisternis is onvoorstelbaar en het overdragen van licht is bijna onmogelijk geworden. Aan de lichtdragers wordt geen aandacht geschonken, als ze al niet vervolgd of gehoond worden en ze zouden toch met het licht van de eeuwige wijsheid de duisternis kunnen verlichten en de menselijke zielen kunnen verlossen uit een kwellende toestand.
De zielen zijn het verst van God verwijderd en God nadert hen weer, omdat Zijn liefde de mensheid niet in deze toestand wil laten. Hij laat een gebeurtenis over de aarde komen, die wel in staat kan zijn om de duisternis te verdrijven, waar slechts de bereidwilligheid van een mens te vinden is. Voor hem zal het inzicht, dat hij een verkeerde weg genomen heeft, als een lichtflits komen. Hij zal zich naar God toekeren en Hem in de grootste nood om hulp vragen en dus naar Zijn nabijheid verlangen. De nabijheid van God betekent licht.
Er zal een korte tijd komen, waarin de lichtdragers, de dragers van het goddelijke woord, bereidwillig aangehoord worden en nu de mogelijkheid hebben om het goddelijke woord te verspreiden. De mensen zullen luisteren en degenen die het woord met het hart opnemen, zullen er ook naar handelen. Maar van hen zullen er maar weinig zijn, want zodra de nood opgeven is, vlucht het grootste deel van de mensheid weer in de duisternis terug. Hij zit verstrikt in de liefde voor de materie en zoekt daar zijn vervulling en zodoende schenkt hij geen aandacht aan het goddelijke woord en de duisternis rondom hem is net zo groot als voorheen.
Maar ter wille van degenen, die ziende worden, laat God het zware over de aarde komen, want deze zijn het, die door Zijn genade gegrepen worden, omdat Hij hun wil herkent, die niet slecht, maar enkel zwak is. Om deze mensen tot het inzicht te leiden, om hun wil zich hier van bewust te maken, is een heel moeilijke tijd nodig, zoals de aarde nu te wachten staat. Het betreft de redding van deze zielen. Het betreft de verspreiding van het licht in de donkerste streken. Het betreft het overwinnen van de macht, die God vijandig gezind is en om het verlossen van de zielen, die te zwak zijn om tegen hem te strijden, uit de macht van de vijand. Een lichtstraal zal de duisternis doorbreken en degenen, die hun ogen en hart openen, ziende maken.
Nu verblijft de mensheid in de diepste duisternis en ze herkent Hem niet. Het stralende licht van de wereld, aardse glans en rijkdom is voldoende voor haar en ze schenkt geen aandacht aan het milde licht uit het geestelijke rijk. Maar de dag zal komen, dat alles verwoest wordt, wat de mensen hindert om het goddelijke licht te herkennen. En er zal dan een licht voor hen schijnen, waarvan ze het schijnsel alleen maar hoeven te volgen. Maar de ziel van degene, die geen aandacht schenkt aan dit licht, blijft in nood en de diepste duisternis omhult hem, want voor hem kan de genade van God niet werkzaam worden, omdat de wil zich tegen God verzet.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2063 Vurig gebed – Indrukken van buitenaf – God is overal
10 september 1941: Boek 30
De wereld en haar gebruiken zullen helemaal niet veranderen. Alles wat een weldaad is voor de ogen of de zintuigen is een wapen van degene, die de wereld betekent en hij zal met dit wapen strijden, zolang de wereld bestaat. Alleen wie zich vrij maakt van zijn macht, zal zich ook vrij maken van de handelingen, die onbelangrijk zijn of hinderlijk zijn voor de ontwikkeling van de ziel. Het is de invloed van het kwaad, dat hij het gevoel voor waarheid en leugen verzwakt en dat ook strijdende mensen aan deze invloed onderhevig zijn, zolang hun wil alles ontkent, wat getuigenis aflegt van het werkzaam zijn van de tegenstander.
De onderrichtingen van boven geven wel een helder beeld en de mens zou zich dienovereenkomstig kunnen veranderen, maar zijn zinnen verlangen net zo lang naar indrukken van buitenaf, tot de van boven aangeboden waarheid zijn gehele denken en streven vervult. Pas dan heeft hij zich bevrijd van de eisen van de wereld en hij herkent deze als onbelangrijk en onbetekenend. Een gevaar vormen ze alleen maar, wanneer de mens ter wille van deze indrukken de innerlijke vorming veronachtzaamt. Wanneer het hem zwaar valt om zich in de gedachten te bevrijden. Wanneer hij aan het vervullen van uiterlijke handelingen zoveel waarde hecht en hij dan gehinderd wordt bij de innige vereniging met God. Dat wil zeggen wanneer het hem niet lukt om zich geheel ongevoelig te maken voor indrukken van buitenaf en zich naar binnen te keren en met God in verbinding te treden.
En dit is veel moeilijker in een omgeving, die voor de zintuigen bestemd is, dan als de mens zich in “zijn kamertje” terugtrekt, dus zonder invloed van buitenaf met God alleen is. De vurigheid van het gebed zal onmiskenbaar dieper zijn, waar alle indrukken van buitenaf wegvallen. Zodoende zal de vereniging met God makkelijker tot stand gebracht worden. Het moet duidelijk voor de mens zijn, dat God overal is, waar de mens bij Hem wil zijn. Dat er geen bepaalde plaats of een bepaalde omgeving nodig is om de vereniging met God te bewerkstelligen. Het moet duidelijk voor hem zijn, dat het God welgevalliger is, wanneer er op elk moment en elke plaats aan Hem gedacht wordt, want God zal overal zijn, waar de gedachten van de mens Hem zoeken. Maar het liefst dan aanwezig zijn, wanneer de mens afgesloten is van de hele wereld. Wanneer het hem lukt om alles rondom zich te vergeten. Dan vindt hij met gemak de brug, die naar het geestelijke rijk leidt, waarheen niets meegenomen kan worden, wat bij de wereld hoort.
Vurig bidden betekent zich losmaken van al het aardse en zich met het zuiver geestelijke verbinden. En zo is het begrijpelijk dat een vurig gebed in twijfel getrokken wordt, waar de ogen en de zintuigen te veel van wat van de wereld is, geboden wordt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2069 Geestelijke herordening
13 september 1941: Boek 30
Het is een zekere geestelijke arrogantie om zich geroepen te voelen om een geestelijke herordening in te voeren. Dat wil zeggen het bestaande totaal te vernietigen en het te willen vervangen door nieuwe leringen en geboden, die wel ten beste de mensheid moeten dienen, echter enkel lichamelijke voordelen, maar geen geestelijke opwaartse ontwikkeling opleveren. Dit is onmiskenbaar de invloed van de boze macht, want dit voornemen richt zich tegen God en tegen de goddelijke leer en wie het goedkeurt, is eveneens aan deze macht onderworpen, omdat hij anders hier de tegen God gerichte wil aan zou herkennen, dat de godheid van Jezus Christus ontkend wordt.
Christus bracht de wereld het heil en als men Hem ontkent, valt de wereld weer terug in de toestand van geestelijke duisternis, waarin ze zich vroeger bevond. Want het is geestelijke duisternis zich aan te matigen of het goed te keuren iets te willen verbeteren, wat God door Jezus Christus naar de aarde liet komen. Een leer, die alleen maar liefde predikte en alleen die kan een geestelijke opwaartse ontwikkeling bevorderen en het is aanmatigend om deze leer nu te willen verbeteren en er iets nieuws voor in de plaats te zetten, dat niet meer met de goddelijke geboden overeenkomt.
In Zijn eindeloze liefde laat God het effect van dit voornemen de mensen, die in het gevaar verkeren om de goddelijke leer van de liefde te veronachtzamen en hun aandacht te veel op uiterlijkheden richten, nog tot zegen zijn. Ze worden door een grote ontsteltenis in het huidige denken ertoe gebracht een standpunt in te nemen over de kern van de christelijke leer. Wat hen afgenomen wordt, kunnen ze gemakkelijk opgeven, zolang ze het geloof in de godheid van Jezus in zich dragen en zodoende ook Zijn leer aanhangen, die alleen maar de liefde tot richtsnoer heeft. Maar de uiterlijkheden zijn waardeloos en daarom moet er niet met weemoed aan teruggedacht worden. Dit leidt alleen maar tot opheldering van de innerlijke gewaarwording. Het leidt tot nadenken en kan dus voor degenen, die lauw zijn, tot zegen zijn.
Nochtans is de opvatting, die aan dit voornemen ten grondslag ligt, verwerpelijk. Zich geroepen te voelen om een geestelijke omwenteling teweeg te brengen, betekent een gebrek aan deemoed en zodoende ook een gebrek aan kennis, zolang nog één of ander aards voordeel behaald moet worden. Maar de wereld probeert niet de glans van het licht te versterken, maar het licht uit te doven, omdat het hun activiteiten verlicht, want de drijvende kracht hiervoor is degene, wiens wil tegen God gericht is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2081 Goddelijke leiding
20 september 1941: Boek 30
De weg omhoog is makkelijk en kan zonder inspanning gegaan worden, wanneer God Zelf de begeleider van de mens is. Dan zijn er geen hindernissen, want God leidt Zijn beschermelingen aan alle gevaren voorbij. Hij leidt hen door doornen en struikgewas, zonder dat ze hier aandacht aan schenken. Hij laat hen niet de verkeerde weg inslaan, maar Hij leidt hen zeker en snel naar het doel.
De weg omhoog is alleen dan maar moeilijk, als de mens deze alleen wil gaan. Dan bestaat er vaak het gevaar te struikelen of van de juiste weg af te wijken. Maar zodra hij zich aan de goddelijke leiding overgeeft, kan hij zonder twijfel over de aarde gaan. Zijn weg zal de juiste zijn, want als God als leider geroepen wordt, is Hij ook tot leiden bereid. Weliswaar onzichtbaar voor het lichamelijke oog, maar voortdurend werkzaam en voelbaar voor het hart van de mens, die nu zeker voortgaat, omdat hij weet dat God steeds bij hem is.
En waarheen zijn stap hem nu leidt, waarheen hij zijn voet zet, God Zelf heeft hem geleid en zodoende is alles goed, wat hij onderneemt. Het zal met de goddelijke wil overeenstemmen, want als hij zich zonder verzet aan God overgeeft, gaat de wil van God op hem over en moet hij dat uitvoeren, wat Gods wil is. En de mens hoeft zich geen zorgen meer te maken, want God bepaalt wat er vandaag en morgen gebeurt. Hij bepaalt de dag en het moment, dat er gebeurt, wat in Zijn wijze plan voorzien is.
Hij wijst de mensen aan, die hun missie moeten vervullen. Hij werkt op al degenen in, die hun wil blij aan Hem onderwerpen. Hij wijst hen niet tegen hun wil aan, maar degenen die bereidwillig zijn om Hem te dienen, voelen in hun hart de goddelijke wil en vervullen deze bereidwillig. Zodoende kan Hij van deze mensen gebruikmaken voor Zijn werkzaam zijn op aarde. Deze vervolgen vastberaden hun weg, omdat ze weten dat ze goddelijk geleid worden en ze zijn moedig en vol kracht.
Maar ze leiden hun medemensen ook naar de juiste weg, want degenen die onder goddelijke leiding staan, kennen ook hun opdracht. Ze proberen de medemensen te helpen en hen eveneens te bewegen om God tot leider te kiezen. En de weg van degene, die zo geleid door God opwaarts gaat, moet naar het doel leiden, naar het eeuwige vaderland, naar het vaderhuis. In het rijk, dat God in alle heerlijkheid voor Zijn kinderen bereid heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2087 Goddelijke genade is een hulpmiddel
27 september 1941: Boek 30
De minste weerstand tegen de goddelijke genade heeft een afnemen hiervan tot gevolg, want de genade van God kan niet daar werkzaam zijn, waar deze afgewezen wordt. De mate van genade voor degene, die ernaar verlangt om in de goddelijke genade te staan, is onuitputtelijk. Daarom is het gebed om de genade van God buitengewoon succesvol. Dit getuigt toch van de wil om de goddelijke genade in ontvangst te nemen en dit betekent ook een doen toekomen hiervan.
In gevallen van de diepste geestelijke nood wordt de genade van God dichter bij die mensen gebracht, die hier niet om gevraagd hebben, want de erbarmende liefde van God buigt zich tot hen over en probeert ook tegen hun wil hun wil in staat te stellen om op te kunnen nemen. Maar ze kunnen niet gedwongen worden om bereidwillig te zijn om op te nemen. De goddelijke hulp is echter zo duidelijk zichtbaar, dat de mens zich daardoor getroffen voelt en geen tegenstand biedt en dan begint de genade van God te werken. De mens ervaart deze genade als een weldaad en verlangt er nu naar.
Goddelijke genade is hulp in elke vorm. De mens zal het kunnen herkennen, als hij bereidwillig is. Hij zal de toestroom van kracht voelen, die in toegenomen wilssterkte tot uiting komt. Hij zal beter in staat zijn om lief te hebben. Hij zal aandacht schenken aan wat hem voorheen onbelangrijk leek. Hij zal in verbinding treden met mensen, die hem gunstig kunnen beïnvloeden. Hij zal verlangen naar licht, naar geestelijk voedsel en hij zal hier vertrouwd mee gemaakt worden. Dit alles is genade. Een hulpmiddel om tot rijpheid van de ziel te komen. Maar steeds moet hij dit hulpmiddel voor zich laten werken. Dat God deze hem geeft, vereist nog niet zijn bereidwilligheid om deze in ontvangst te nemen. Pas dat laatste is doorslaggevend.
De weg naar boven kan echter niet zonder de goddelijke genade afgelegd worden en daarom is het goed, dat de mens tot niets in staat is zonder deze goddelijke genade. Maar omgekeerd is ook de goddelijke genade ineffectief zonder de wil van de mens. En zijn wil blijft vrij. Het grootste en duidelijkste genadegeschenk zal nooit bepalend op de wil van de mens inwerken. Deze moet zelf kiezen en deze kan steeds accepteren of afwijzen. En dit kan ook niet anders zijn, als niet een eeuwige wet omvergeworpen mag worden.
God heeft al Zijn kinderen lief en Hij zal hun ook alles ter beschikking stellen om hen weer naar Zich terug te leiden. Maar als Hij de wil eveneens zou willen bepalen, dan zou het gemakkelijk voor Hem zijn om alles wat er is, in een staat van rijpheid te brengen. Maar dit zouden dan gerichte wezens zijn, hetgeen een gelijkheid aan God uit zou sluiten, want bij volmaaktheid hoort ook de vrije wil. En daarom kan ook de genade van God, die een hulpmiddel is voor het bereiken van de volmaaktheid, de vrije wil niet uitschakelen. Maar de bereidwillige mens mag zich van alle hulpmiddelen bedienen en zal daardoor ook gemakkelijk de hoogte bereiken.
Verzet tegen de genade van God is ook verzet tegen God Zelf en bereidwilligheid naar de tegenstander van God. En dan kan de toestroom van goddelijke genade hem onmogelijk beïnvloeden, wanneer zijn wil op deze gericht is.
Wie van God ontvangen wil, moet ook kunnen geven. Maar wie zijn wil aan God overgeeft, zal onbeperkt ontvangen en zich nu ook naar Gods wil kunnen vormen. Want God heeft al Zijn kinderen lief en wil hen helpen om opwaarts te gaan. Hij wil hen terugwinnen en hen bevrijden uit de macht van de tegenstander.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2089 Vermogen tot inzicht en waarheid
29 september 1941: Boek 30
Kennis te hebben geeft de mens de grootste zekerheid en dit is absoluut noodzakelijk om met overtuiging op te kunnen komen voor dat, wat hij verspreidt. Het is een mooie taak om de waarheid onder de mensen te verspreiden. Maar ze is ook moeilijk en kan pas dan geheel en al vervuld worden, als de mens zelf geen twijfels meer heeft. Want voor de medemensen zal zo veel onaannemelijk lijken. Maar van wat de mensen als waarheid aangeboden wordt, kan niets bewezen worden, dus het kan alleen maar via de weg van het geloof aangenomen worden. Maar het geloof zal begrijpelijkerwijs dan opgewekt of versterkt worden, wanneer een diepgelovige zich inzet voor hetgeen aangeboden wordt.
Maar voor de mens die in de waarheid staat, zal ook het inzicht gemakkelijk komen, want hij wordt door de geest van God onderwezen en deze geeft hem naast de waarheid ook de geloofskracht en het begrip. En elke twijfel in de mens zal verdwijnen. Alles zal begrijpelijk voor hem worden. Hij zal de samenhang begrijpen en wat hij zelf als waarheid herkent, kan hij nu ook zonder geremdheid aan de naasten doorgeven. Hijzelf is op de hoogte en alle tegenwerpingen van de tegenstander van de waarheid getuigen alleen maar van de onwetendheid van deze tegenstander.
Het geloof zou pas dan aan het wankelen gebracht worden, wanneer werkelijke kennis de via de weg van de geest ontvangen waarheden zou kunnen weerleggen. Maar dit zal nooit mogelijk zijn, want de geest van God is onophoudelijk werkzaam en zowel het vermogen om inzicht te krijgen alsook de overgedragen kennis worden door een voortdurend toenemen hiervan begrepen. Er zijn zaken, die nooit door menselijke wijsheid doorgrond zullen worden, waar zodoende geen tegenbewijs voor geleverd zou kunnen worden en zowel het accepteren alsook het afwijzen ervan is er alleen maar afhankelijk van in welke mate de mens inzicht heeft.
Maar het vermogen om inzicht te krijgen, is eveneens iets, wat door God aan de mens gegeven wordt. Wat de mens, die zich tot God Zelf richt, nu het zijne kan noemen. Zodoende zal ook deze de waarheid aan kunnen nemen en hij zal weten, dat hij het juiste inzicht heeft. Maar de ander zal wel voor zijn mening opkomen, maar nooit de volle innerlijke overtuiging hebben dat dat, waar hij voor opkomt, het juiste en alleen ware is. Het vermogen om inzicht te krijgen en de waarheid zijn onscheidbaar en wie de waarheid heeft, weet ook dat het waarheid is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2099 Gods roep om te dienen – Innerlijke stem
5 oktober 1941: Boek 30
U moet zich op elke manier aan de Heer onderwerpen. Dat wil zeggen altijd bereidwillig zijn om dat te doen, wat God welgevallig is. U moet alleen maar Zijn wil laten gelden en wat de innerlijke stem u gebied te doen is goed, want God Zelf legt u door de innerlijke stem Zijn wil voor. U doet dan als het ware uw eigen wil en toch is deze wil gelijk aan de wil van God. En dan mag u onbezorgd zijn. Dan gaat u over de aarde onder bescherming van uw geestelijke vrienden, die u via de gedachten de goddelijke wil bekendmaken.
En steeds zal in de eerste plaats geestelijk streven van u worden geëist, ofschoon er aandacht geschonken moet blijven worden aan aardse activiteiten. Maar als u zich aan God ten dienste aanbiedt, is het Zijn wil, dat u zich altijd ter beschikking stelt. Dat u Hem dient, wanneer Hij u roept. En u hoort Zijn roep in u, zodra u naar uw innerlijk luistert.
God te dienen betekent steeds klaar te staan om aan Hem en Zijn roep gevolg te geven. Maar de roep uit de hoogte klinkt zachtjes en diep in het hart en om deze te horen, moet u zich in deemoed, in de liefde, in zachtmoedigheid en in vreedzaamheid oefenen. Dan ontwikkelt zich het oor van het hart, dat de zachtste roep hoort en dan zult u steeds weten, wanneer de Heer u nodig heeft. Dan roept Hij u niet meer tevergeefs, want u hoort dan Zijn stem en u haast zich om Hem te dienen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2131 Geloof in een voortleven – Werken van liefde – Inzicht
28 oktober 1941: Boek 30
Het geloof dat het leven eindigt met de lichamelijke dood maakt de mens onbekwaam voor geestelijk streven, want steeds zal hij zijn aandacht dan richten op wereldse eisen en de vervulling hiervan. Dit is dan zijn enige streven en het is begrijpelijk, dat zijn geestelijke opwaartse ontwikkeling dan in twijfel getrokken wordt.
De geestelijke kennis, die de mens aan moet sporen tot arbeid aan zijn ziel, kan wel vervangen worden door buitengewone liefdadigheid, want wie zich hierin oefent, zal ook spoedig tot kennis van de waarheid komen en ook tot het geloof hierin. En dit is het onvermijdelijke gevolg van een ijverig werkzaam zijn in liefde. Zodra het de mens dus ernst is om zich qua karakter opwaarts te ontwikkelen om zijn wezen te veranderen, dan is hij ook zonder het geloof in een voortleven op de juiste weg, want de liefde werkt verlossend en de verlossing is het enige levensdoel.
Alleen moet elk werk van liefde weer uit vrije wil uitgevoerd worden. Maar het kan niet effectief zijn, als er een bepaalde beïnvloeding van de wil aan vooraf gegaan is. Geestelijke vrijheid is de voorwaarde voor geestelijk succes. En daarom kan een omvorming van het denken en handelen niet gedwongen plaatsvinden. En daarom moet de mens de goddelijke liefde ter overweging gegeven worden, die de mens op zich wel kan beïnvloeden in zijn streven, maar die hem nooit als geestelijke dwang raakt.
Voor het leven na de dood worden bewijzen geëist en deze kunnen al bij een geringe oplettendheid herkend worden, want al het toestromen van geestelijke kracht is er een bewijs van, dat krachten van buiten het aardse leven actief zijn en deze zekerheid zou het geloof in een voortleven moeten laten ontstaan. Maar dat het de mensen juist aan dit geloof ontbreekt, is er tegelijkertijd het bewijs voor, dat ook de werkzaamheid in liefde onder de mensen maar heel gering is en vaak alleen maar een mechanisch verrichten van een liefdeswerk, dat het gevolg is van aardse wetten of eisen, dat echter elke liefde ontbeert.
Want alleen dat is ware liefde, wat uit het hart komt en wat het hart aanspoort tot steeds nieuwe werkzaamheid in liefde. Want liefde zal een verlossende uitwerking hebben en de mens zal tot het geloof gebracht worden in een voortleven na de dood en ook een geestelijk werkzaam zijn herkennen, als hij in deze liefde staat. Want hij verbindt zich door het werkzaam zijn in liefde met God en God leidt hem naar het inzicht.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2137 Innerlijke deemoed – Strijd tegen geestelijke arrogantie
2 november 1941: Boek 31
De mensen blijven achter in hun geestelijke ontwikkeling, als ze niet naar innerlijke deemoed streven, want het ontbreekt hen dan aan genade en zonder genade is hun wil om opwaarts te gaan, verzwakt. Want dan is hun wezen nog arrogant en de tegenstander van God nog toegedaan. Degene die het aan innerlijke deemoed ontbreekt, zal ook zelden een goddelijke leer accepteren, als deze hem door de medemensen gegeven wordt, want zijn arrogante geest verzet zich hiertegen door de invloed van de tegenstander. En goddelijke leringen doen de kracht om tegenstand te bieden toenemen, zodra deze bereidwillig aanvaard worden.
Bijgevolg is het vermogen om tegenstand te bieden van deze mensen maar gering. Er is nog te veel van de geest, die overwonnen moet worden, in hem. De mens heeft nog te veel gebreken, die zijn onvolmaaktheid kenmerken. Hij zal ook niet zachtaardig en geduldig zijn, zolang hij zich niet wil buigen voor Degene, Wiens toenadering hij na moet streven. Want God kan zich niet verbinden met een wezen, dat nog de arrogante geest van zijn verwekker in zich draagt. De mens moet een voortdurende strijd voeren met deze arrogante geest in zich. Hij moet zich door dienen tot deemoed opvoeden. Hij moet zijn wil sterker maken om dat te doen, wat hem onuitvoerbaar lijkt: zich buigen en dienen, waar hij zou willen heersen.
Hij moet een voorbeeld nemen aan zijn goddelijke Verlosser, Wiens leven enkel een dienen in liefde was. Een dienen in de diepste deemoed tegenover zijn medemensen. Als de mens zijn best doet om Jezus na te volgen, dan zal hij ook de innerlijke deemoed oefenen. Hij zal elke arrogantie bestrijden. Hij zal onophoudelijk hiervoor om de genade van God vragen en de kracht om zijn voornemen uit te voeren, zal hem toegestuurd worden. Hij zal dienen en zich daardoor opwaarts ontwikkelen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2141 Geven om te ontvangen – Offers brengen
5 november 1941: Boek 31
Breng de Heer van de hemel en de aarde elk offer, opdat Hij u overeenkomstig uw liefde bedenken kan. De ziel verlangt meestal naar de wereld. Ze verlangt naar dat, wat voor het lichaam bevorderlijk is en dit hindert haar om met de geest in haar in verbinding te treden. Het hindert haar om het begeren van de geest te vervullen. Maar voordeel kan haar alleen maar de vervulling van dat opleveren, wat de geest in haar, haar wil zeggen te doen.
Zodra het lichaam u nu dringt om zijn begeerten te vervullen, moet u zich tegen deze verzetten, want pas dan kan de geest in u zich ontplooien en wat de geest u geeft, weegt tegen alle aardse genietingen en vreugden op. Maar de geest, die zich in u uit, als u hem door uw wil daartoe de mogelijkheid biedt, is een vonk van de goddelijke liefdesgeest. Het is een uitstraling van God, dus een deel van Hem en deze goddelijke liefdesvonk moet in u tot een helder schijnende vlam worden en daarvoor is er niets meer nodig, dan dat u deze vonk voortdurend voedsel geeft, opdat deze zich tot een heldere vlam kan ontwikkelen. U moet voortdurend geven, opdat u ontvangen kunt. Dat wil zeggen al het aardse opgeven, om geestelijk te ontvangen.
Zodoende moet uw ziel alleen maar meer dat naleven, wat de geest in u eist en geen aandacht schenken aan de verlangens van het lichaam. Ze moet dat opofferen, wat het lichaam vreugde verschaft en ze mag daarvoor ongekende geestelijke schatten in ontvangst nemen, die elk offer compenseert. Wie geeft, die ontvangt, maar wie neemt, van hem zal eveneens afgenomen worden. Maar geestelijke goederen wegen tegen elk offer op, want deze zijn waardevoller dan welke aardse rijkdom dan ook.
De schenking van geestelijke goederen is altijd een daad van liefde. God sluit het mensenkind in alle vurigheid aan Zijn hart. Hij deelt dus Zijn liefde uit en de mens ontvangt iets buitengewoon kostbaars, wanneer deze liefde zich in een uiterlijke vorm kleedt, wanneer God de mens Zijn woord geeft. Het goddelijke woord is dus een zichtbaar teken van de liefde van God voor de mens. Maar het goddelijke woord is alleen maar dan in ontvangst te nemen, wanneer de mens geeft. Wanneer hij opgeeft, wat het lichaam tot nog toe vreugde verschaft heeft.
De mens moet opofferen om te kunnen ontvangen, want het brengen van offers getuigt van liefde. Als de mens zelf iets opgeeft, wat hem waardevol leek, dan bewijst hij deze liefde en God beloont hem voor zijn wil. Hij bedenkt de mens nu met Zijn genade, want Zijn liefde is oneindig en Hij wil niet dat het mensenkind gebrek lijdt, maar dat het ontvangt.
Maar niets aards mag hem waardevoller lijken, zodat het mens hiernaar verlangt. Dan ontzegt het de goddelijke liefde de toegang tot zijn hart. Dan verhindert de mens het werkzaam zijn van de goddelijke geest en dan is het hart van de mens nog niet in staat om het geschenk van God, dat God hem zou willen aanbieden, op te nemen, want hij kan alleen maar van God ontvangen, als hij opgeeft, wat bij de wereld hoort.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2153 Doorgeven van de waarheid – Toestroom van kracht en genade
16 november 1941: Boek 31
Een onmetelijke overvloed van goddelijke genade stroomt naar de mens toe, die zich aan God in eigendom geeft en Zijn kracht begeert. Want hij beseft de liefde van God, omdat hij nu zijn verbondenheid met God herkend heeft. God heeft zich nooit van het wezen losgemaakt, dat afvallig werd, maar omdat het wezen zelf met God brak, zich dus van Hem verwijderde, kon de liefde van God niet naar hem toestromen. Maar nu keert het wezen vanuit zichzelf weer naar God terug en opent de stroom van liefde zich, die nu in alle overvloed in hem overvloeit.
Het betekent het overdragen van licht en kracht, als het wezen de stroomkring van de goddelijke uitstraling van liefde binnentreedt. Licht wordt de mens in de vorm van kennis toegestuurd en zodoende zal de lichttoestand steeds helderheid van geest zijn en wie dus in het licht staat, die zal dit licht ook tot ver in de omtrek laten schijnen, zodat het de duisternis van de geest doorbreekt.
De inspanning om licht in de duisternis te brengen vereist kracht en deze kracht wordt de mens eveneens toegestuurd. Hij zal nu kunnen volbrengen, wat zijn wil nastreeft, namelijk de medemensen hetzelfde geven als wat hem gelukkig maakt. Want nu hij ziende geworden is, nu hij in het licht staat, kent hij de gelukzaligheid van degene, die kennis heeft en hij tracht deze kennis door te geven.
God zegent dit voornemen, want Zijn liefde betreft al Zijn wezens. Ook degenen, die zich van Hem verwijderd hebben en omdat ze vanuit zichzelf niet naar Hem terugverlangen, bestaat er alleen nog maar de mogelijkheid, dat ze terug geleid worden door God toegenegen mensen, die het tot hun taak maken om deze hulp te bieden. En aan hen schenkt God Zijn genade. Hij leidt hen op tot Zijn goede vertegenwoordigers op aarde. Hij maakt hun Zijn wil bekend en Hij leidt hen de waarheid binnen, zodat ze nu voor de waarheid op kunnen komen en de goddelijke waarheid bekendmaken aan degenen, die het spoor nog bijster zijn.
En wie Hem dienen wil, die zal werkelijk niet zonder kracht blijven. Hij zal in staat zijn om dingen te volbrengen, die juist alleen maar met de kracht uit God volbracht kunnen worden en die de mens gelukkig maakt, die dit geschenk dankbaar in ontvangst neemt. Die zich zodoende laat onderwijzen door degene, die zich aan God ten dienste aanbiedt.
En zodoende schijnt het licht tot ver in de omtrek. Het zal tot in de duisternis doordringen. Het zal de nacht verlichten en de duisternis zal moeten wijken, want de liefde van God brengt de mens ertoe om zich aan Hem over te geven en de liefde voor de medemensen brengt hem ertoe om hetgeen ontvangen is, door te geven en hij is door de goddelijke genade, die hem in alle overvloed als uitvloeisel van de goddelijke liefde toestroomt, tot beide in staat.
Amen
Vertaald door Peter Schelling
2161 Betekenis van de schenking van het goddelijke woord – Elementen
22 november 1941: Boek 31
Achteloos gaan de mensen aan het goddelijke woord voorbij en daarom gaan ze krachteloos over de aarde. Maar zonder overdracht van kracht bereiken ze het doel niet. En steeds weer komt God hen met Zijn liefde tegemoet en biedt hun het kostbaarste aan, Zijn woord, dat de weg naar boven voor hen gemakkelijker moet maken. Dat hun kracht toevoert en hen in staat zal stellen om volgens de wil van God te leven.
Wat de schenking van het goddelijke woord voor de mensen betekent, kunnen ze niet in zijn volle omvang beseffen. Dat God Zelf met de mensen spreekt. Met de wezens, die zich oorspronkelijk van Hem afgewend hebben. Die door een verkeerde wil en hoogmoedig tegen Hem in opstand kwamen. Dat Hij hun Zijn liefde schenkt en het voor hen gemakkelijk wil maken om hun vroegere zonde goed te maken. Dat Hij hun de weg van de terugkeer naar de Vader toont en hun Zijn wil bekendmaakt. Dat Hij hun genade en kracht belooft, als ze deze wil van Hem vervullen, liefde oefenen en om Zijn kracht vragen. Hij maakt Zichzelf aan de mensen bekend. Zijn liefde, kracht en genade komen tot uiting, doordat Hij in het woord naar de mensen afdaalt.
En achteloos gaan de mensen aan deze genadeschenking voorbij. Ze herkennen de liefde van God niet. Ze herkennen Zijn werkzaam zijn niet en wijzen zo de toevoer van kracht af, die onvergelijkbaar waardevol en door niets te vervangen is. Gods liefde en geduld zijn eindeloos. Steeds weer probeert Hij de mensen het heil te brengen. Steeds weer komt Hij hen nabij en verlangt naar toegang tot hun harten. Vol van liefde en mildheid spreekt Hij tot hen door de stem van het hart. Hij spreekt tot hen door de mond van bereidwillige dienaren. Hij spreekt tot hen door leed en aardse nood.
En de mensen luisteren niet. Ze sluiten hun harten en oren af en gaan verder op de weg, die hen op een dwaalspoor brengt. De stem van het hart klinkt steeds zachter, tot ze uiteindelijk niet meer gehoord wordt. Want om Gods stem te horen, moet de mens bereidwillig zijn, maar de wil tot God ontbreekt hem.
En dat is de tijd, waarin God Zijn stem zal verheffen, zodat elk mens deze horen moet. Waar de mensheid wakker geschud moet worden, als ze geen acht meer slaat op de zachte, waarschuwende stem van God. Want God wil de mensen niet verloren laten gaan, omdat ze Zijn schepselen zijn, die uit Zijn liefde voortgekomen zijn en Zijn geest in zich dragen. Hij wil hen niet aan de tegenstander overgeven, opdat ze niet voor eeuwig verloren gaan. Opdat ze niet aan de eeuwige dood vervallen. Zijn liefde en Zijn barmhartigheid voor de mensheid kent geen grenzen en waar geen aandacht geschonken wordt aan Zijn zacht uitgesproken woord, daar zal Zijn stem luid en duidelijk klinken, zodat degenen, die geen aandacht voor Hem hebben, beginnen te sidderen.
En wat God door Zijn woord bekend gemaakt heeft, zal vervuld worden. Want Gods woord is waarheid. Het is onveranderlijk. En zodoende komt de tijd, waarin God Zich vol macht en kracht openbaart in het razen van de elementen. Dat de krachten van de natuur actief beginnen te worden. Dat ze op zo’n manier getuigenis afleggen van de wil van God, dat er acht op Hem geslagen moet worden. En degenen, die Zijn woord niet wilden horen, zullen nu de stem van God horen en er zich niet meer voor af kunnen sluiten. Het zal een tijd zijn van verschrikkingen en nood, maar ze is onafwendbaar, als de mensen niet de zichtbare ondergang tegemoet mogen gaan. Want ze slaan geen acht op de waarschuwingen van God en dagen de strengheid van God uit, waar Zijn liefde afgewezen werd.
Amen
Vertaald door Peter Schelling