Proclamations for Easter

This document contains all the proclamations that Bertha Dudde was allowed to receive at Easter time. It also includes the proclamations of the Saturday between Good Friday and Easter Sunday.

Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamations/special/easter

0379 Goddelijke krachten - Uitstroming van de Liefde van God

16 april 1938: Boek 9

Voor je levensweg zal steeds gelden, de wetten die je hart je voorschrijft na te komen. Je moet dezelfde weg gaan als al diegenen die Ik geboden heb voor Mijn leringen op te komen. In dezelfde betekenis moet jij ook voor Mij werken. Laat alleen steeds de zorg om het zielenheil overheersen. Waak ervoor zelf te oordelen wie deze zorg nodig heeft. Ik heb al Mijn kinderen voorbestemd voor de eeuwige zaligheid. Zodra ze zich van Mij afwenden, spant Mijn Liefde zich dubbel voor hen in. En voor deze wereld is de strijd om deze zielen onmetelijk groot.

En als jullie op de weg van het inzicht voorwaarts zijn gegaan, dan moeten jullie het ook voelen hoe Mijn Liefde jullie koestert. Want Ik laat alleen maar de ene gebeurtenis op de andere volgen, opdat jullie geest zich verheft boven al het aardse. Als er rondom jullie goddelijke krachten werkzaam zijn die niets met de aarde gemeen hebben en jullie laten hun zegeningen aan jullie voorbij gaan, dan zullen jullie weer lang moeten strijden, voordat zulke genade jullie toevloeit. Want wat is er van waarde buiten datgene wat van boven komt en ernaar verlangt jullie hart binnen te gaan?

In zulke nood van de ziel heeft de Heer erbarmen. Hij geeft, waar jullie maar willen ontvangen. Hij vervult het vurige verlangen van jullie hart en Hij laat de Geest ontwaken. Zo is alles wat jullie Geest doet opleven, een uitstroming van Mijn Liefde voor jullie. En als jullie de diepe betekenis van Mijn gave vatten, dan zijn jullie vrij van alle zorgen. Verlaat nooit de weg, aangezien Ik Zelf onder jullie wandel. Jullie zullen in Mijn kracht gaan en waar deze werkt, hoeft jullie hart niet te vrezen. De daad moet voor jullie belangrijk zijn, want door de daad bewijzen jullie Mij, dat jullie in Mij de Hoogste erkennen.

Wanneer jullie Mijn woorden opvolgen, bekennen jullie je tot Mijn leer. Dan is jullie werkzaamheid op aarde enkel een zichtbare uitoefening van Mijn wil. Breng jullie levensopdracht in overeenstemming met Mijn wil, dan zal niets jullie meer bang maken. Want Ik wil op zo’n manier onder jullie vertoeven, dat jullie je goddelijke Meester moeten herkennen. Wie enkel voor zichzelf streeft, benut niet de kracht die hem gegeven is. Hij vorst naar dingen die voor hem verborgen zijn, zolang de liefde niet werkzaam is. Maar als de liefde de drijfveer is, kan hij zichzelf vormen. Hij zal tijdens dit aardse bestaan zijn kennis op zaligmakende wijze kunnen gebruiken. Hij zal zich gewillig in een ban laten doen die hem opnieuw verlost. Hij zal zijn Schepper voor tijd en eeuwigheid dankbaar zijn. Want voor hem is reeds op aarde zijn vurig verlangen in vervulling gegaan om onmetelijke genade te putten uit de bron van de eeuwigheid, de goddelijke Liefde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0380 Woord van God - Kracht - Genade - Onbegrensde gave van de geest

17 april 1938: Boek 9

Volg Mijn aanwijzing. Je zult alles bevestigd krijgen, wat je gezegd werd: dat je onder mensen vertoeft voor wie de gave van God onverklaarbaar is, maar die er toch naar verlangen de woorden te horen. En nu beleef je daarin het wonderbaarlijke, dat de Heer voor jou verbinding tot stand brengt, al naar gelang van de noodzaak. Want Hij kijkt in de harten van degenen die naar Hem verlangen. En waar hun gedachten naar boven gericht zijn, daar wijst de Heer hun spoedig de juiste weg.

Zie, zo is het de wil van God dat Zijn Woord in de toekomst in vervulling gaat. Jullie zullen je steeds verenigen wanneer het erom gaat Hem te dienen en voor de periode op aarde staan jullie onder Zijn bescherming. En wederom blijft alleen de Naam van de Heer de poort waardoor jullie Zijn rijk binnengaan. Want als jullie Hem belijden, blijven jullie in zijn genade, maar als jullie Zijn Woord laten wegsterven en niet in jullie hart opnemen, dan gaat deze genade voor jullie verloren. En zonder genade ontbreekt jullie de kracht en jullie zullen vermoeid worden in de strijd van het leven. En de last van de ziel is verschrikkelijk. Ze vecht en ze komt niet los van haar boeien, wanneer het haar aan kracht ontbreekt. En waar is dan het nut van jullie aardse bestaan? Hoe herkennen jullie de Heer, wanneer de geest in duisternis gehuld blijft?

De woorden van de Heer brengen Zijn genade over. En Zijn onvermoeibare Liefde is duidelijk werkzaam wanneer jullie de Heer maar erom smeken. Hij weigert haar aan niemand. Maar steeds weer moet het verlangen overheersen om met de Heer in contact te treden. Jullie kunnen al het boze ontvluchten als de wil maar in jullie aanwezig is. En evengoed kunnen jullie de gaven van de geest ontvangen als jullie daarnaar verlangen. Want God de Heer deelt onbegrensd uit aan degene wiens verlangen onbegrensd is. Hij heeft Zijn Woord steeds bereid. Wie het maar wil horen en wie steeds zijn hart opent, zal rijkelijk bedacht worden en niet meer hoeven te hongeren en te dorsten naar de waarheid. En degene die Zijn Woord navolgt, zal ook de kracht ontvangen. Want dan stroomt hem levendige versterking toe, opdat de belofte in vervulling gaat: “Ik wil jullie laven met Mijn Woord.”

Slechts een beetje vertrouwen en jullie kunnen eindeloos veel bereiken, aangezien de Heer jullie bijstaat in elke nood. Wijs daarom de wenk naar het Woord van God niet af wanneer die op jullie levenspad komt. Sla dan acht op deze wenken en jullie zullen alles bereiken om tot rijpheid te komen. Alleen moet jullie wil goed zijn en zich graag aan de goddelijke wil ondergeschikt maken. En dan voelen jullie de hand van jullie Vader in de hemel, die zich naar jullie uitstrekt. En degene die deze hand vastpakt, zal juist geleid worden tot in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0381 Volharden in de wil van God - Openbaring - “Mijn Vader” - Loon

18 april 1938: Boek 9

Gezegend zijn zij die altijd in Mijn wil blijven. Zie, op aarde heeft er echt niets zoveel waarde als het voortdurende volharden in Gods wil. En zoals jullie de kracht gegeven werd volgens eigen wil te denken en te handelen, zo zal het de verdienste van ieder zijn jullie wil volledig aan Mij op te offeren. Want dan hebben jullie het beste deel gekozen. Dan zal jullie weten, jullie kracht en jullie geloof toenemen. Jullie zullen je realiseren hoe wijs en goed jullie geleid worden. Jullie hebben je verantwoordelijkheid overgegeven aan de Heer als jullie je aan Zijn wil onderwerpen. En nu zijn jullie goed beschermd.

Mijn kind, de Geest van de Liefde zal zich aan jou zelf openbaren, zodat het gehele wezen van de godheid je zal vervullen. Op zulke momenten krijgt je hart een bovennatuurlijk vermogen tot ontvangen en dan zal alles wat je aan geestelijke leringen toekomt je zo oneindig gelukkig maken. Zulke leringen, die je anders niet zou kunnen vatten, zullen je zelf gemakkelijk en aanschouwelijk overgedragen worden. Want je ontvangt op een gemakkelijke en begrijpelijke manier kennis van dingen, die je gemoed en je geest geheel versteld doen staan. In het licht van deze openbaringen zal de grootsheid van de goddelijke schepping door je geestelijke ogen herkend worden. En dit binnendringen in het goddelijk werken ontneemt je elke twijfel. Dan zal de liefde van God je met zulk een macht grijpen, dat je hart zich steeds meer in liefdevol verlangen naar je Heiland toewendt. En hoe inniger je naar Mij verlangt, des te dichter zal Ik bij je zijn en je lichaam en ziel beschermen.

Mijn allergrootste verlangen is jouw hart, evenals de harten van al Mijn kinderen, volledig te bezitten. Pas wanneer jullie Mij je hart volledig in eigendom hebt gegeven, kan ik het vormen naar Mijn wil. Mijn liefde en genade hebben pas invloed op zulk een hart, wanneer niets of niemand buiten Mij er deel aan heeft. Wat Mij aangeboden wordt, wordt door Mij vastgegrepen en niet weer opgegeven. Want het is Gods wil dat alles zich aan Hem overgeeft. En wie vol overgave tegen Mij “mijn Vader” zegt, zal in alle overvloed de Vaderliefde kunnen voelen.

Wat Ik voor Mijn kinderen bereid heb, is al sinds eeuwigheid voor hen bestemd. Maar wanneer jullie de fout maken dat jullie al op aarde het loon wensen te ontvangen en jullie niet leren je geduldig en bescheiden op te stellen, dan zal jullie bezwaarlijk de eeuwige zaligheid wachten, maar hebben jullie met de vreugden van de wereld reeds voldoende vergoeding ontvangen voor de daden op aarde. Maak jullie daarom niet druk om de goederen van de aarde, geef alles gewillig weg. En tracht met al jullie wilskracht alleen het eeuwige loon te winnen door Mijn leiding aan te nemen en steeds slechts te willen wat Mijn wil is. Want Degene die jullie leidt gedurende jullie aardse bestaan, wil zeker het beste en mooiste voor Zijn kinderen. Hij wil niet dat de ziel ondergaat, maar dat ze het eeuwige leven heeft.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0853 Het lijden en sterven van Jezus – Uur van de dood

7 april 1939: Boek 17

De ziel lijdt, zoals ze lief heeft. En daarom heeft de Heiland Zijn lijden voor jullie aanschouwelijk gemaakt, en dit uit liefde voor de mensen. Wanneer jullie aan Zijn uur van de dood denken, dan zal jullie hart eveneens diepe pijn gewaarworden, wanneer jullie in liefde voor de Heiland ontbranden en jullie Hem je hart geschonken hebben.

In het martelende uur van de dood was Zijn lichaam aan ondraaglijke pijnen blootgesteld. Hij ervaarde de smaad van de verhoging aan het kruis dubbel, omdat Zijn eigen kinderen Hem aan de martelpaal sloegen en Hem in het gezicht hoonden en bespotten. Er heeft geen tweede mens op aarde dat geleden, wat Jezus op Zijn geheiligde schouders nam uit liefde voor de mensheid. Niemand heeft ook in zo’n foltering zijn aardse leven beëindigd en toch bood de goddelijke Verlosser geen weerstand tegen Zijn lijden en sterven. Hij nam het vrijwillig op Zijn schouders en verwierf daardoor de eeuwige zaligheid voor de mensen.

En zo moeten jullie ook door leed en narigheid gaan, als jullie aan het grote verlossingswerk en zijn zegen deelachtig willen worden. Bedenk, dat jullie ook je zondenschuld aan de Heiland voor moeten leggen. Dat jullie Hem moeten smeken om Zich over jullie zondenschuld te ontfermen. En dan is de Heer in alle liefde en goedertierenheid zo goed om jullie leed af te nemen, alles ver van jullie weg te houden en jullie van de zondenschuld te verlossen, want Zijn goedheid en mildheid zijn onbeschrijfelijk. Hij sluit allen, die bij Hem willen horen en hun lijden in vol vertrouwen aan Hem openbaren, in Zijn liefde in.

Voor hen is Hij een redder uit alle nood. Hij behoedt hen voor allerlei ongemak en Hij verandert alles wat hen bezwaart in de toestand van vrijheid en verlossing. De ziel wordt van haar last verlost en hoopvol en van alle zorgen bevrijd, als het mensenkind zich aan de genade van de Vader in de hemel overgeeft. En het zal niet vergeefs om de hulp van de goddelijke Heiland smeken, als het maar gelovig en met het diepste medeleven aan het uur van het lijden van de Heer denkt en bereid is om al zijn leed berustend in Gods wil te dragen voor de verlossing van de mensheid uit de doodsslaap tot het eeuwige leven.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

0855 Woorden van de Vader

8 april 1939: Boek 17

Zie, Mijn kind, jouw ongedurigheid heeft haar reden. De ziel zoekt aansluiting met haar Heiland en verlangt vurig naar de voortdurende verbinding met Mij. En daarom hindert al het aardse haar vereniging. Ze voelt als het ware nog haar geboeide toestand en verlangt naar bevrijding. En als dit verlangen zo sterk geworden is, dat ze alleen in Mij haar redder ziet, dat ze in Mij ook het doel van haar vurig verlangen ziet, wanneer ze alleen naar Mij verlangt en zich van al het aardse afgewend heeft, dan heeft ze haar proeftijd op aarde doorstaan en wacht ze alleen nog maar op de dag dat ze weggeroepen wordt naar de eeuwigheid, waar zij dan volkomen vervulling vindt van haar vurige verlangen.

Maar zolang nog de aardse plichtsvervullingen op haar rusten, moet ze ook nog de boeien van het lichaam dragen, maar haar geest kan zich met Mij verenigen. En voor haar zal het eveneens een gelukzalige toestand zijn, ook wanneer het lichaam dit niet op aarde voelt. En oefen je dus ook in geduld en neem als teken van Mijn liefde het advies in ontvangst, dat jou ook de innerlijke vrede zal geven: Zoek Mij voortdurend en verlang er naar om Mij in jouw hart op te nemen. En jouw vurige verlangen zal nog op aarde vervuld worden. Want het verlangen van degene, die Ik met Mijn liefde gelukkig maak, is gestild en toch weer tot in het onmetelijke toegenomen.

En kijk dus uit naar het moment, waarin jouw hart zal beven. Wat het lichaam ook nog opgedragen wordt om te overwinnen, het zal de ziel daardoor alleen maar sterker maken en het zal zich steeds inniger aansluiten bij Degene, naar Wiens liefde ze vurig verlangt. Tijdens het moment van de vereniging is ook het lichaam geen hindernis meer, maar ze is de ziel volledig toegedaan. En voor de rest van het leven op aarde staat de ziel geen strijd te wachten, want ze heeft in de vereniging met haar Heer en Heiland haar doel bereikt. Ze kan haar levensweg voltooien in de zekerheid, zich aan de ware Leider toevertrouwd te hebben en door Hem geliefd te worden tot in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

0856 Woorden van de Vader – Hoorbare stemmen – Vertrouwen en een vast geloof

9 april 1939: Boek 17

Je moet de stem van het hart volgen, Mijn kind, en jij zal wonderbaarlijk gesterkt worden in alle nood en gevaar. En als jou de waarschuwing van boven toegestuurd wordt om niet slap te worden, dan geschiedt dat niet in de laatste plaats voor je eigen bestwil. Verzuim daarom niet om bij elke vraag, die jij aan jouw Schepper voorlegt in je binnenste te luisteren, en jou wordt het antwoord helder en duidelijk gegeven, als jij ernaar verlangt om te ontvangen en zelf het jouwe ervoor doet om het op te nemen. Dat wil zeggen, naar de in het hart klinkende stem luistert.

En hoor dan het volgende: Ik ben jou altijd nabij en ken al jouw zorgen. Waarom vertrouw je Mij dan niet onbeperkt? Ik wil, dat Mijn kinderen met elk verlangen tot Mij komen, want Ik wil dat ze onbezorgd door het leven gaan. En dit ligt in hun macht, als ze alle leed aan Mij toevertrouwen, opdat Ik hen help het te dragen. Ik wil dat ze één met Mij zijn, dat ze in leed en vreugde tot Mij komen, dat ze niet één stap zonder Mij gaan, dat ze bij Mij te rade gaan bij alle moeiten van het dagelijkse leven.

Ik wil Degene zijn, Die in hen heerst, tot Wie ze bij elk verlangen hun toevlucht zoeken. Ik wil alles voor hen zijn, vriend en broeder, en nooit moeten ze ervoor terugschrikken om tot Mij te komen, wat hen ook bedrukt. Want pas wanneer de ziel Mij voortdurend zoekt en nooit zonder Mij kan zijn, is het hart tot ontvangen bereid. En Ik kan daarin intrek nemen en bij het mensenkind blijven tot in alle eeuwigheid. Verlang jij dan ook niets anders dan de definitieve vereniging met Mij en je zult voortdurend Mijn stem horen. En ze zal spoedig verstaanbaar in jou klinken en jou Mijn wil duidelijk bekend maken. Als je Mij wil horen, dan moet je altijd binnen in jezelf luisteren.

Geef je over aan het vaste geloof, en alles wat je wilt, geschiedt. Mijn kind, wanneer jou deze verzekering gegeven wordt, waarom geef je je dan niet in vol vertrouwen aan Mijn woorden over? Degene, Die de hele wereld geschapen heeft, zal toch ook wel dit tot stand kunnen brengen en Zich voor jou verstaanbaar kunnen uiten? Wanneer jij jouw Heiland onvoorwaardelijk vertrouwt, openen alle poorten zich voor je en voor jou zal duidelijk worden wat je verlangt te weten.

Mijn geest heeft jou liefgehad van eeuwigheid af. Het heeft zich in jou belichaamd en het streeft naar vereniging met Mij, omdat de scheiding van Mij een smartelijke toestand voor hem is. Als je nu vast en zonder twijfel gelooft, wordt elke scheiding overbrugd. De geest uit God verenigt zich weer met Mij en brengt ook hetzelfde tot stand. Het bevestigt en geeft vorm, zoals het zijn wil is, omdat deze wil zich immers net zo uit, zoals de goddelijke geest zich uitdrukt.

En zo moet ook het vaste geloof tot stand brengen, dat jij de aardse last met gemak overwint. Hij moet zo sterk zijn, dat jij alles de baas kan worden door jouw wil, want de macht ligt alleen in het geloof. Juist het ware geloof zelf is kracht uit God, aan de hand waarvan alles moet lukken, wat in zo’n staat van geloof ondernomen wordt. Neem toevlucht tot het gebed en blijf innig met jouw Heiland en Verlosser verbonden, opdat Hij je versterkt in de geest.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

0857 Vervulling van de voorspellingen van de Schrift - Het ontvangen van het Woord

10 april 1939: Boek 17

“Onderzoek in de Geest”, spreekt de Heer “en u zult in de waarheid staan”. Wie kan u wel beter naar de waarheid leiden dan de Heer en Meester Zelf? Het gebeurde door Zijn wil dat de deur naar het geestelijke rijk wijd werd geopend. Hij liet de roep van de aarde weerklinken in het hiernamaals en degenen die toen naar antwoord verlangden, werd het gegeven, want ieders wil die door de Geest te kennen wordt gegeven, wordt vervuld.

Zo begon de nieuwe tijd die zal voortgaan. De Heer heeft op deze tijd gewezen. Hij heeft er melding van gemaakt tijdens Zijn verblijf op aarde. Hij gaf ook de tijd aan waarin het geestelijke verval van de mensheid zou beginnen en grote nood over de aarde zou komen. Hij heeft van alle gebeurtenissen die aan de zware tijd voorafgaan melding gemaakt en ook gewezen op de duidelijke versterking die de zijnen door de hemel wordt geboden, opdat ze niet zonder bescherming en troost in de algemene chaos ten onder zouden gaan.

Als u nu aan de verschijnselen van de huidige tijd aandacht schenkt, zult u ook weten dat de tijd nabij is. U zult echter ook moeten begrijpen dat ook die voorspellingen vervuld moeten worden, die wijzen op de verbinding van de aarde met het hiernamaals en dit alles zal u niet meer zo onwaarschijnlijk voorkomen, als u beseft dat slechts de Schrift wordt vervuld.

De zichtbare hulp die u wordt geboden moet u alleen het geloof teruggeven dat u al hebt verloren. Het geloof in de eeuwige Godheid die zichtbaar en voelbaar onder u vertoeft, herkend door diegenen die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden. Ze moet in u het geloof doen ontstaan aan Zijn onmetelijk grote Liefde, waarmee Hij ieder mensenkind zou willen bedenken als het zich niet tegen deze goddelijke Liefde verzet. En daarom wil Hij Zich openbaren in een vorm die het menselijk denken moet opwekken en die tegelijk getuigenis aflegt van de voortdurende zorg die Zijn mensenkinderen geldt. Wie aan deze bekendmakingen aandacht schenkt, wie ze ontvangt als het dagelijks Brood uit de hemelen, wie deze alleen tot de inhoud van zijn leven laat worden, wie verlangt in de volle waarheid te leven, hem is de Heer te allen tijde nabij. En hij heeft ook nooit te vrezen dat de Heer het schenken van Zijn genaden zou kunnen beperken of ze helemaal opheffen. Het is de Vader in de hemel veel meer welgevallig als het mensenkind naar de Wijsheid uit de hemelen verlangt.

Aan elk geestelijk verlangen zal gevolg worden gegeven en de Heer zegent, die Hem en Zijn Woord begeren. Wie zich tot de hemel voelt aangetrokken, wordt door de Liefde van de Vader vastgepakt deze geeft hem met zorg wat hij nodig heeft voor zijn hoge vlucht: opheldering in alle zaken, raad en hulp, kracht, troost en onophoudelijk genade. En indien de liefde voor de hemelse Vader de drijvende kracht is, wordt het mensenkind spoedig met een weten bedacht, dat hem alle goddelijke scheppingswonderen toereikend verklaart en toch ook buitengewoon gelukkig makend is voor de nog op aarde vertoevende mens die zich de grote genade van de Heer waardig maakt en zijn best doet de dwalende mensheid van het zichtbare werkzaam zijn van God in kennis te stellen. En zo zal voor de naar God verlangende mens ook deze bekendmaking begrijpelijk zijn, terwijl de mens die de goddelijkheid ervan niet erkent, nooit de diepe zin van de Woorden van boven zal begrijpen en daarom een dergelijk verlangen naar de waarheid niet in zich voelt. Want dit is alleen het voorrecht van de mens die zich in alle liefde aan de Vader in de hemel overgeeft, dat hij de Woorden van Liefde van boven ontvangt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

1885 Nieuwe leefwijze na de catastrofe

11 april 1941: Boek 28

Het lijkt de mensen onmogelijk, dat een natuurcatastrofe zo’n uitwerking zou kunnen hebben, dat de mensen gedwongen zijn een geheel nieuwe leefwijze aan te nemen. En toch staan ze er vlak voor. En deze verandering van leven zal zo menigeen onnoemelijk zwaar vallen, want welke aardse bezigheid hij ook verricht, ze zal met allerlei soorten hindernissen verbonden zijn en het zal buitengewone liefde en geduld vragen om ze nu te kunnen uitvoeren.

En toch zal ieder zijn aardse werkzaamheden moeten verdubbelen, want er zal veel worden gevraagd van degenen die door het werk van hun handen de onvoorstelbare chaos te boven weten te komen. Deze mensen kennen de liefde. Ze zijn hulpvaardig en zoeken nu de juiste gelegenheid om hun kracht ten volle te benutten in dienst van Hem, Die al het leed over de mensen zendt, maar Die ook het leed van de mensen kan wegnemen als Hij wil. En daarom zal God die mensen met Zijn hulp terzijde staan, als hun de last ondraaglijk toeschijnt.

Doch slechts een klein deel van de mensheid zal volkomen gelovig zijn en de goddelijke Stem herkennen. De geheel gelovige mens ziet in het natuurgebeuren alleen de bevestiging van de van boven gegeven geschriften. Zodra de grote natuurcatastrofe zijn voortekenen vooraf laat gaan, let hij er extra op zich te vormen naar Gods Wil en te bidden.

Want de innerlijke Stem zegt hem wanneer de tijd gekomen is. Hij ziet zich voor grote opgaven geplaatst. Maar de mens moet hebben afgedaan met alles wat zijn hart nog heeft verheugd. Dan zal de natuurcatastrofe hem geen noemenswaardige schade berokkenen, want het doel ervan is, dat de mens leert zich los te maken van aardse goederen. Wie deze laatste vrijwillig opgeeft, zal weer van God ontvangen wat hij nodig heeft om te leven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

1888 Teruggang van de vegetatie - Stormen - Noodweer

14 april 1941: Boek 28

Het is geen toeval dat de vegetatie van het aardoppervlak verandert voor zover het landstreken betreft waar menselijke bemoeienissen en de menselijke wil hierin beslissend hebben ingegrepen. Dit geldt in het bijzonder voor wouden of boomaanplantingen die aan de vernietigende wil der mensen ten offer vielen, wat niet zonder invloed op het klimaat en de bodemgesteldheid blijft.

Zulk een omhakken van bomen is een groot gevaar voor de mensen als dit te vroeg geschiedt, dat wil zeggen voordat het geestelijke in de plantaardige scheppingen gerijpt is tot een verder leven in de volgende vorm. Want dit vroegtijdig vrij geworden geestelijke verlaat zijn verblijfplaats niet, zonder zich hiermee in overeenstemming schadeloos gesteld te hebben door de bestaande levens in de omgeving te bedreigen. Het kan zich in ongebonden toestand vaak ongewenst uiten, wat van God uit ook niet verhinderd wordt. De mensen in zulke landstreken zullen onder buitengewone stormen en verwoestingen te lijden hebben, wat ook de groei van alle planten erg benadeelt. Waar echter de vegetatie schraal is laten zich ook andere storingen voelen. Daar laat de watertoestand veel te wensen over, dat wil zeggen de oppervlakte van de aarde verzandt door gebrek aan watertoevoer. Zodoende kunnen deze landstreken woest en ledig worden, en ofschoon de mensen menen daar geen invloed op gehad te hebben zijn zij toch de eigenlijke veroorzakers van de onvruchtbaarheid en dorheid van hele landstreken.

Het gevaar ligt daarin dat het niet wordt ingezien en dat mensen gedachteloos steeds weer nieuwe landstreken ten offer laten vallen aan hun winstbejag - wat meestal de oorzaak is van dorheid van gehele gebieden. Wanneer de mens om aards voordeel scheppingen vernietigt is dit een toegeven aan de macht van het kwaad. Om geld en de waarde van het geld grijpt de mens in het goddelijke scheppingsplan in, dat aan alles zijn bestemming gaf en niet in de laatste plaats aan de gehele plantenwereld op het aardoppervlak. Zulk een ingrijpen zal dan ook gevolgen hebben die hiermee overeenstemmen, ofschoon deze gevolgen een bepaalde tijd nodig hebben en niet dadelijk te herkennen zijn.

Stormen en noodweer zullen de overhand krijgen, watergebrek zal dus plantenculturen bemoeilijken, wat een teruggang van de vegetatie tot gevolg zal hebben. Tegelijkertijd is het een beperking van de geestelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het substantiële dat zijn verblijf in de plantenwereld volgens zijn graad van rijpheid nemen wil en daarin dus gehinderd wordt, wat tot steeds nieuwe stormen en noodweer leidt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

2289 God is de Liefde - Het mysterie van de liefde

4 april 1942: Boek 32

Het grootste geheim is de liefde van God. En dit geheim is alleen te ontsluieren door de liefde. Dat wil zeggen: alleen de mens die zelf liefdadig is, is in staat de goddelijke liefde te begrijpen. Elke liefdevolle geestelijke gedachte is een uitstraling van God Die op zich Liefde is. En de bereidwilligheid zo’n gedachte aan te nemen, dat wil zeggen haar vanuit het hart waar ze geboren wordt naar de hersenen te leiden, haar dus in zekere zin zich eigen te maken, is de bereidheid deze uitstraling van Gods liefde te ontvangen. Want de bereidwilligheid van het hart is voorwaarde dat Gods liefde werkzaam wordt.

God is de Liefde. Dit is een mysterie en zal voor de mensen een mysterie blijven, zolang ze bij deze aarde horen en vaak ook nog in het hiernamaals. Want de liefde komt hun voor als een begrip waarmee een wezen in verbinding moet worden gebracht. De liefde schijnt hun een kenmerk toe van een wezen en toch is de Liefde het Wezen zelf. De Liefde is iets geestelijks dat niet de aard van het wezen begrijpelijk maakt, maar op zich iets wezenlijks is. De liefde is het goede, het goddelijke als het woord op mensen wordt toegepast, terwijl God zelf alleen als Liefde is voor te stellen, maar dit wordt alleen begrijpelijk voor de mensen die zelf van de liefde zo doordrongen zijn dat ze in het werkzaam zijn in liefde ook de nabijheid van God voelen. Want wat ze nu gewaar worden is weer alleen de liefde en toch zijn ze dicht bij God, omdat God en de Liefde één zijn.

Alles wat zich tot liefde vormt is in innige verbinding met God. Dat wil zeggen: het vormen tot liefde is een aanpassen van het tot nu toe onvolmaakte aan het volmaakte. De liefde is iets volmaakts. God is de Volmaaktheid, dus moeten de Liefde en God één zijn. Gebrek aan liefde is echter een graad van onvolmaaktheid. Het is ook een toestand van het van God verwijderd zijn, omdat God zonder liefde niet is voor te stellen. Daarom zal een in daden omzetten van de liefde steeds een geluksgevoel teweegbrengen. En dit is de nabijheid van God die ook de ziel voelbaar ervaart. Bijgevolg moet zich ook elk vergroot werkzaam zijn in liefde uiten in een vergroot gevoel van geluk, innerlijke vrede en een krachtig zelfbewustzijn, omdat dit alles goddelijk is, dat wil zeggen een bewijs is van Gods nabijheid die zich alleen op geestelijke wijze kan doen gevoelen, dus in gevoelens van de ziel, niet in het welbehagen van het lichaam.

De nabijheid van God wekt weer liefde op, want daar God op zich Liefde is, moet Zijn aanwezigheid zich weer uiten in een gevoel van liefde. En deze liefde stroomt weer naar God terug als haar Oorsprong. De tot liefde geworden mens - dat wil zeggen zijn ziel - verenigt zich met God. Liefde stroomt naar Liefde, en zo vindt de aaneensluiting plaats van het wezenlijke met het Oer-wezen dat op zich alleen Liefde is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

3465 Mijn VADER en IK zijn EEN

31 maart 1945: Boek 45

Mijn VADER en IK zijn EEN. Deze Woorden moest IK tot de mensen spreken die niet konden begrijpen, dat de LIEFDE, de eeuwige Kracht die schept, waaruit alles is voortgekomen, in MIJ was en MIJ dus in staat stelde, hetzelfde te doen, wat de VADER, de Voortbrenger van al datgene wat is, kon volbrengen. IK wilde de mensen de Kracht van de Liefde die in MIJ werkzaam was, bewijzen, en IK wilde het hun duidelijk maken, dat deze kracht de Oerkracht is, die alles liet ontstaan en dat deze Kracht werkzaam is in een mens die in zich de Liefde is. Want de VADER als de eeuwige LIEFDE verbindt Zich met ieder die zich tot liefde heeft gevormd en is dus een met hem. De Oerkracht verenigt Zich weer met dat wat als Krachtstroom van Haar is uitgegaan en bijgevolg is de mens die tot Liefde is geworden niet meer van Haar gescheiden. En dus zal ook de Kracht in haar hele werkzaamheid tot uitdrukking komen waar de vereniging met de VADER heeft plaatsgevonden en de door de eeuwige LIEFDE vervulde mens zal machtig zijn, hij zal zijn macht en kracht kunnen gebruiken en dingen volbrengen die buiten het menselijk kunnen liggen - hij zal in staat zijn wonderen te verrichten, zoals ook IK over die Kracht beschikte en Haar aanwendde om de mens de kracht van de Liefde te bewijzen.

IK wilde de mensen de macht van de Liefde aanschouwelijk maken om hen aan te sporen werkzaam te zijn in de liefde, om hen te bewegen MIJ na te volgen en de vereniging met de VADER eveneens na te streven. Maar de mensheid begreep het niet, want haar geest was verduisterd door de liefdeloosheid en de duisternis van geest kon niet anders worden opgeheven dan door werken van liefde, omdat geestelijke helderheid het met stralen doordringen van de Kracht van GOD's Liefde vereist, maar Deze zich alleen daar kan uiten, waar liefde beoefend en gevoeld wordt. Geestelijke helderheid echter is Licht, geestelijke Helderheid is Wijsheid die is geboren uit de Liefde. En bijgevolg is Licht en Kracht een, Wijsheid en Liefde is niet voor te stellen zonder elkaar, zoals dus de VADER niet zonder de ZOON is te denken. De Liefde als Kracht die verwekt en de Wijsheid als daar de uitstraling van, als Licht dat geen donkerte meer laat opkomen. En goddelijke Wijsheid moest Mijn WEZEN vervullen, toen IK als mens op aarde wandelde omdat de kracht van de Liefde in algehele volheid Mijn lichamelijk omhulsel binnenstroomde en het geschikt maakte wonderen te verrichten.

Maar de mensen begrijpen het niet, voordat ze niet zelf tot liefde zijn geworden en de kracht van de liefde bij zich kunnen gevoelen. De innigste verbinding kunnen ze binnengaan met GOD, hun VADER van eeuwigheid, ze kunnen een zijn met hun hemelse VADER, de eeuwige LIEFDE, net zoals IK een was met HEM, als ze maar in liefde leven en zich daardoor gelijk maken aan de eeuwige LIEFDE, de Oerkracht van Welke ze eens zijn uitgegaan. Door de eeuwige LIEFDE doorstraald te zijn is gelukzaligheid die met niets is te vergelijken, wetend en machtig te zijn en dit weten en de macht rechtstreeks van GOD te ontvangen, geen scheiding te voelen van de VADER, Wiens Liefde alles in Zijn bereik trekt wat zich niet tegen HEM verzet. Deze gelukzaligheid is zo overweldigend dat de sterfelijke mens haar niet vermag te verdragen. Toch kan hij haar nastreven in het bewustzijn dat de VADER hem bij Zich haalt in het geestelijke rijk, als hij de vereniging met HEM is binnengegaan op aarde.

Maar Mijn levenswandel op aarde moest de mensen de Kracht van de Liefde aanschouwelijk maken, ze moesten de betekenis ervan leren begrijpen om zich Mijn levenswandel als voorbeeld te nemen en net als IK, De VADER, de eeuwige LIEFDE, tot doel van hun leven op aarde te kiezen. De vereniging met GOD vond al op aarde plaats, in haar uitwerking zichtbaar voor de mensen, die zonder enige liefde waren en daarom zonder licht, d.w.z. onwetend. IK wilde hen te hulp komen en hun de weg wijzen: uit het donker van de nacht in het heldere licht van de dag te stappen. IK onderrichtte hen en gaf hun het gebod van de liefde. Want GOD was in MIJ en dus ook Zijn Wijsheid. IK was EEN met Mijn VADER, voor de mensheid onbegrijpelijk, IK was met HEM versmolten voor eeuwig, want naar de eeuwige LIEFDE keert alles terug wat zich tot Liefde heeft veranderd.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4016 "Ik klop aan en gij neemt Mij niet op"

4 april 1947: Boek 49

Wie Mij niet aanhoort die berooft zich zelf van de grootste genade en eens zal het hem berouwen als hij tot het inzicht is gekomen wat mijn openbaring voor de mens betekent. Ik zelf daal af naar de aarde en buig Me over naar mijn schepselen, die niet de geringste poging doen om in mijn nabijheid te geraken. Ik spreek tot hen zoals een vader tot zijn kinderen spreekt, woorden van liefde, en tracht hun harten te winnen en mijn kinderen gelukkig te maken, doordat Ik hen onderricht en ze inleid in de eeuwige waarheid. Ik bied hun geestelijke rijkdom, een schat die onverwoestbaar is en die u ook alleen van Mij kunt ontvangen en waarvoor er ook geen vervanging is, noch op aarde noch in het hiernamaals, en die u het eeuwige leven verzekert. Voor de eeuwigheid neem Ik voorzorgsmaatregelen, dat ze voor u gelukzalig zal zijn, dat u zult leven en geen prooi zult worden van de geestelijke dood. En daarom kom Ik zelf tot u in het woord, omdat Ik u tot gelukzalige schepselen wil maken. En u neemt Mij niet op.

U laat Mij tevergeefs aankloppen en opent voor Mij niet de deur van uw hart, dat Ik graag wil bezitten omdat Ik u liefheb. En eens zult u inzien aan welk kostbaar genadegeschenk u geen aandacht schonk en het berouw zal groot zijn. Maar Ik kan u niet gebieden mijn woord aan te nemen, want u hebt een vrije wil en u zult over uzelf moeten beslissen. En ook het kostbaarste, mijn woord, moet Ik u zo aanbieden dat u niet gedwongen bent het aan te nemen. En daarom moet Ik het u op een manier overbrengen, dat u de goddelijke oorsprong wel zult kunnen geloven maar niet bewijzen, want een bewijs ervan zou geloofsdwang zijn, die Ik nooit toepas als u de graad van volmaaktheid dient te bereiken. Maar het wordt u gemakkelijk gemaakt te geloven dat het woord van Mij uitgaat, Die het Woord zelf ben van eeuwigheid. Want mijn woord leert alleen de liefde en wie ernstig onderzoekt, zal er ook alleen liefde in herkennen en de goddelijke oorsprong zal voor hem ontwijfelbaar zijn, want liefde bewijst steeds goddelijkheid omdat de Liefde en Ik één zijn.

Maar wie afwijst zonder te onderzoeken, die heeft ook geen verlangen naar Mij, naar de waarheid, naar de liefde, naar genade en naar het eeuwige leven. En hij zal het zelf moeten verantwoorden dat hij Mij geen gehoor schonk en hij zal zich ook weinig voorbereiden op de eeuwigheid. Hij zal voortleven zonder gedachten hoe zich zijn leven na de dood van het lichaam zal vormen. Hij zal alleen aan zijn aardse leven aandacht schenken en mijn stem zal hij niet vernemen omdat hij ze laat overstemmen door de stem van de wereld. En het einde zal komen, de dag waarop alles wordt weggeruimd en alleen diegenen gered worden die de mijnen zijn geworden, die mijn woord aannemen en er naar leven en dus een rijke genadeschat ter beschikking hebben die hen gelukzalig zal maken in het geestelijke rijk, in de eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4017 Wat is geloof ?

6 april 1947: Boek 49

De mens moet door zijn geloof zalig worden. Wat echter is geloof? Wanneer kan de mens met recht van zichzelf zeggen dat hij gelooft? Worden hem geestelijke leerstellingen voorgelegd, dan zal hij daar nooit een bewijs voor kunnen verlangen of leveren, want het geestelijke valt buiten het bereik van de werking van zijn verstand en zal nooit bewezen kunnen worden. Dus moet de mens als hij gelooft, iets voor waar houden wat niet bewezen kan worden.

Toch wordt er van hem meer gevraagd als hij zalig wil worden, dan slechts een blind geloof dat daarin bestaat dat de mens er niets tegen inbrengt - dus dat hij schijnbaar de hem aangeboden geestelijke leerstellingen aanneemt. Er wordt van hem gevraagd dat hij innerlijk daar geheel positief tegenover staat - dat hij een leer aanneemt waarvan hij innerlijk overtuigd is - zonder daarvoor een bewijs te hebben.

Deze innerlijke overtuiging zal echter steeds het resultaat zijn van een verstandelijke werking - het innemen van een standpunt omtrent dat wat hem gevraagd wordt te geloven. En dat standpunt moet zonder uiterlijke dwang van hemzelf uitgaan. Een leerstelling moet hem als het ware zolang verstandelijk bezighouden - hij moet het voor en tegen afwegen, totdat hij zich een eigen mening heeft gevormd waarvoor hij nu echter ook met overtuiging kan instaan, wanneer hij om een uitleg wordt gevraagd.

Een geloofsleer moet doordacht worden voordat ze feitelijk geestelijk bezit kan worden, daar men anders van een blind geloof moet spreken, dat voor GOD geheel waardeloos is. Tot welk resultaat de mens door nadenken komt,hangt af van zijn wil de waarheid te kennen en zijn verlangen naar GOD - dat hem ook onbewust tot liefdadigheid aanspoort. Maar GOD zal hem niet in dwaling laten ronddolen die ernstig de waarheid zoekt, als hij zich door zijn levenswandel waardig toont de waarheid te ontvangen.

En omdat in de wereld de dwaling verspreid is daar de leugenvorst overal duisternis tracht te verbreiden en elk licht zou willen doven,is het begrijpelijk, dat de dwaling onder de mensheid sterk om zich heen heeft gegrepen - omdat GOD de vrije wil van ieder persoonlijk respecteert, en ook Zijn heilig Woord, dat de zuiverste waarheid garandeert, aan de vrije wil van de mensen is overgeleverd.

Derhalve moet het aan de wil van de mens overgelaten worden wel of niet te geloven, wanneer hij de afzonderlijke leerstellingen onderzoekt en daarover een standpunt inneemt. Om dit echter met overtuiging te kunnen moet hij in elk geval een onderzoek instellen, d.w.z. hij moet zich er in gedachten mee bezig houden. En als nu zijn verlangen echt is en hij de voorwaarden die GOD stelt om hem geestelijke gaven te kunnen geven, nakomt, dan zal ook zijn denken verlicht worden en het hem helder en duidelijk zijn waarvoor zijn hart zich positief instelt - en dan kan hij ook zonder bewijzen overtuigd zeggen: "ik geloof..."!

OP welke andere manier zouden overigens dwaalleren als zodanig herkend kunnen worden, en hoe zou GOD wel verantwoording van de mensen kunnen eisen als het Zijn Wil zou zijn dat de werkzaamheid van het verstand uitgeschakeld wordt en daarvoor een onvoorwaardelijk blind geloof in de plaats komt? Dan zouden niet de mensen verantwoordelijk zijn, doch alleen de weinigen die deze leer proberen te verbreiden, die elke tegenstand tegen zich onmogelijk willen maken door de eis blindelings te geloven.

Maar GOD's Wil is dat niet. Want juist door de activiteit van het denken begint ook pas de arbeid aan de ziel, waaraan in het eerste geval meestal geen aandacht wordt geschonken. Door het denkend bezig zijn wordt pas de verbinding met het geestelijke rijk tot stand gebracht, en de lichtwezens kunnen dan in actie komen en met hun eigenlijke werkzaamheid om te onderwijzen beginnen, wat echter onmogelijk is als de mens blindelings gelooft.

Maar de mens die beproeft zal zeker tot een bevredigend resultaat komen, als het waarheidsgetrouwe weten hem ernst is - als het hem erom gaat zijn standpunt in te nemen over GOD en over zijn ziel. Want GOD laat hen niet in duisternis die het licht zoeken. En steeds zal het resultaat van zijn denken de mens bevredigen, als hij het verworven heeft na gelovig gebed tot GOD. Want DIE alleen kan hem opheldering geven of en wanneer hij juist denkt. Gelooft hij aan een GOD van Liefde, Wijsheid en Almacht- dan is dat helemaal voldoende om ook een overtuigd geloof te verkrijgen in leerstellingen die van GOD zijn uitgegaan, evenals om ook te kunnen onderkennen wat door mensen toegevoegd werd en in hoeverre dit met de waarheid overeenkomt. Want GOD als de eeuwige WAARHEID zal hem steeds helpen en orde brengen in zijn denken. HIJ zal hem oordeelsvermogen geven - als hij slechts gewillig is het juiste in te zien en zich voor de waarheid - voor dat wat hij als waarheid inziet - in te zetten tegenover zijn medemensen. Want GOD wil dat de waarheid verbreid wordt, omdat die alleen ten hogen voert en zalig maakt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4876 De kruisgang van Christus

8 april 1950: Boek 55

Wie Mij wil navolgen die gaat een eenzame weg, door de medemensen niet begrepen zoals ook Mij ten deel viel ondanks de liefde die Ik de medemensen schonk. Wie Mij wil navolgen moet zijn kruis op zich nemen zoals Ik het deed, ofschoon mijn eeuwige Liefde van geen enkel mens het kruis zo zwaar laat worden als dat van de mens Jezus was. Hij moet het dragen, maar hij kan op ieder moment de last verminderen als hij Mij aanroept om hulp. Ik neem dan het kruis op mijn schouders en draag het voor hem en met Mij wordt alles lichter, met Mij is hij niet meer eenzaam. Ik begrijp hem te allen tijde en deel alles met hem, lijden en vreugde. Hij kan steeds samen met Mij in stilte zijn weg op aarde gaan en hij zal daarom zijn kruis als draaglijk ervaren en zich in overgave in zijn lot schikken.

Ik nam het leed van de gehele mensheid op mijn schouders toen Ik voortschreed met de kruisdood voor ogen en onnoemelijk lichamelijk lijden moest dragen. Voor allen die Mij in de toekomst wilden navolgen ben Ik de moeilijke weg gegaan die eindigde met de dood aan het kruis. Als mens leed Ik onnoemelijk opdat het leed van de mensen verminderd werd. Ik nam deel aan het leed van de totale mensheid en droeg voor haar het kruis. En wie Mij liefhad volgde Mij na. Het waren er slechts weinige vergeleken met de totale mensheid waar Ik voor stierf, slechts weinige deelden mijn smart, zij leden met Mij en voor Mij. Zij droegen eveneens hun kruis omdat zij Mij navolgden, want de liefde tot Mij liet hen al het leed dubbel voelen. Maar hun liefde was balsem op mijn wonden die de wrede mensen Mij toebrachten. Hun liefde versterkte mijn wil om voor de mensen te lijden en hun hulp te brengen door mijn kruisdood.

Velen volgden Mij op de weg naar de plaats van de terechtstelling, doch weinige namen deel aan mijn smart. Velen op aarde leven erop los, maar slechts weinige volgen Mij na. Ik ben voor alle mensen aan het kruis gestorven, maar slechts weinige nemen mijn offer aan en maken gebruik van de verworven genade. Slechts weinige volgen Mij na en toch kunnen de mensen alleen door Mij na te volgen zalig worden. Een ieder moet zijn kruis op zich nemen en mijn offergang naar Golgotha gedenken, die bijna te zwaar was voor een mens en Mij deed bezwijken. De liefde van een mens echter hielp Mij waar Ik het als mens bijna begaf. En Ik bracht het offer, Ik dronk de beker van het lijden leeg tot de laatste druppel.

En wanneer jullie mensen moeten lijden, denk dan aan mijn woorden: wie Mij wil navolgen die neme zijn kruis op zich. Weet, dat ieder leed dat jullie in overgave aan mijn wil dragen, jullie als kruisgang wordt aangerekend die voor jullie verlossing en bevrijding van alle schuld betekent. Weet, dat jullie je weg op aarde gaan om vrij te worden van schuld waarvan jullie als mens de omvang niet kunnen meten, een schuld waarvoor Ik wel gestorven ben om haar te verminderen, die echter ook ieder van jullie moet aflossen voor zover jullie daartoe de kracht bezitten, als jullie willen deelnemen aan het verlossingswerk dat mijn liefde is begonnen met mijn kruisdood. Jullie mensen is slechts een licht kruisje opgelegd omdat Ik de zwaarste last van jullie afgenomen heb, maar geheel zonder leed kunnen jullie niet blijven om jullie naar Hem toe te drijven die jullie altijd helpen wil, die jullie moeten navolgen opdat jullie eeuwig zalig worden.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5092 Het lijden van Christus (Goede Vrijdag)

23 maart 1951: Boek 57

Het lijden van Christus aan het kruis is de mensen op aarde niet bij benadering begrijpelijk te maken. Want in hun onvolmaaktheid begrijpen ze niet, wat het voor een volmaakte mens betekent om slachtoffer van de zonde te worden. Want de slechtheid van de mensen zegevierde in zekere zin over Hem die hun geen leed had berokkend. De lichtziel van de mens Jezus huiverde voor de gedrochten van de hel, maar ze verweerde zich niet.

Ze liet alles met zich gebeuren, maar een afgrijzen maakte zich van haar meester over zoveel vuiligheid en boosaardigheid van de mensen. Ze leed onbeschrijflijk, nog veel meer dan het lichaam, door datgene wat dit werd aangedaan. De ziel bevond zich in de duisternis en haar licht verdroeg de duisternis niet. Toch vluchtte ze hier niet voor, omdat ze de kelk tot de laatste druppel wilde leegdrinken om de mensen te verlossen. Ze zag af van het licht daar anders bij haar niet dat zou hebben kunnen gebeuren wat de liefde van de mens Jezus wilde laten gebeuren, om God een offer aan te bieden voor de zonden van de mensheid. Ze liet dus haar licht werkeloos worden en bevond zich te midden van de duisternis die haar bovenmate kwelde en beangstigde, die haar leed nog duizendvoudig versterkte, want de kwellingen van de ziel overtroffen het lichamelijk lijden, wat alleen een volmaakt mens zou kunnen begrijpen. Maar Jezus was volmaakt, zoals Zijn Vader in de hemel volmaakt is, en toch nog op de aarde te midden van de zonde.

Zijn rijk was het lichtrijk. De aarde was het rijk van de satan en in dit rijk liet de ziel van het licht zich geweld aandoen. En een mateloos afgrijzen vervulde haar, het reinste en helderste wezen dat ooit op de aarde geleefd heeft. Ze moest zich laten aanraken door handen die haar deden gruwelen, omdat ze zich uit de hel naar haar uitstrekten en haar vastgrepen. Ze moest woorden aanhoren die haar ten diepste kwetsten. Ze was in zekere zin afgescheiden van haar wereld en zonder bescherming aan de duisternis overgeleverd, wat wel sinds eeuwigheid haar eigen wil was om het verlossingswerk te volbrengen, maar daarom niet minder vreselijk. Want ze werd tot uitputting toe bang gemaakt en gepijnigd.

Daarom slaakte Jezus de woorden: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten". Op dit ogenblik wist ze niets meer van haar missie. Ze voelde alleen de scheiding van God, van het Licht waarnaar ze vurig verlangde en waarnaar ze riep in haar nood.

Het was het meest onmenselijke wat ooit een mens op aarde moest verduren, omdat niet alleen het lijden van het lichaam door Hem moest worden verdragen, maar omdat de ziel nog aanzienlijk meer had geleden, waarvoor de mensheid geen begrip heeft. En daarom zal ook geen mens, al zou hij nog zo zwaar moeten lijden, dit niveau bereiken dat de mens Jezus had verdragen. Die al lang tevoren daarvan op de hoogte was en in Zijn menselijkheid bad: "Vader, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan - doch niet mijn wil, maar Uw wil geschiede". Het was ook tegelijk de wil van Zijn ziel die zich geheel aan God had onderworpen om het verlossingswerk te volbrengen. En ze schikte zich in haar lot, want de liefde voor de lijdende mensheid was overgroot, zoals echter ook de zondeschuld zo groot was, dat slechts uiterste kwellingen en lijden als zoenoffer konden gelden, dat de mens Jezus daarom heeft aangeboden. Maar de omvang van het lijden is onmetelijk, zoals ook Zijn liefde onmetelijk was, die Hem al het leed van het lichaam en de ziel op zich liet nemen om de mensheid te verlossen van de eeuwige dood.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5361 De val der engelen - De boodschap van Goede Vrijdag

11 april 1952: Boek 59

U allen, die op aarde leeft, bent door Mijn Liefde vastgegrepen. En er zijn voor u mogelijkheden geschapen, weer de oerverhouding met Mij aan te kunnen gaan. Er was u een tijd toegekend voor deze omvorming uit een verhouding, die geheel tegen God gericht was, naar de hereniging met Mij. Om dit doel te bereiken, werden u alle genaden ontsloten en Mijn nooit eindigende Liefde helpt een handje waar u dreigt te falen. Maar één ding kan ook Mijn overgrote Liefde voor u niet: uw wil veranderen vanuit Mijn Macht. Uw wil is de factor, waarmee rekening moet worden gehouden, die alleen de verandering moet volbrengen en net zo goed falen kan. Want uw wil is verzwakt door hem, die Mijn tegenstander is en die u, die hij in de diepte deed vallen door de zonde tegen Mij, ook in de diepte bij zich zou willen houden en die daarom u de weg naar Mij verspert op elke manier, die dus ook graag uw wil zwak wil houden. En daardoor bent u niet in staat, de verandering van uw wezen te voltrekken. De wil is echter daarom zwak, omdat het wezen, dat nog in zijn macht is, ook zonder enige liefde is en daarom geen kracht kan ontplooien. Want de liefde is kracht in zich en zou onvermijdelijk ook de wil de nodige versterking verlenen. Het wezenlijke, dat hem toebehoort, heeft een totaal verzwakte wil en is niet bij machte zichzelf te verlossen van zijn heerschappij over zich. En dit wezenlijke bracht Ik hulp.

Zoudt u mensen nu begrijpen, wat Mij ertoe bracht naar de aarde af te dalen en u redding te brengen? Ik was hetzelfde in het allereerste begin, zoals het door Lucifer in de afgrond gestorte geestelijke. Ik was uit de Liefde Gods voortgekomen als Engelgeest en onderkende God als het toonbeeld van alle Macht en Kracht en Heerlijkheid van eeuwigheid. Als tegenstander van Lucifer stond Ik aan de kant van Hem, Die ons had geschapen uit de Kracht van Zijn Liefde. Ook Ik kon God niet zien, maar Mijn Liefde voor Hem was Mijn gelukzaligheid.

Maar ook de Liefde voor het van God afgevallen geestelijke vervulde Me en deed in Mij een plan rijpen, aan de verlossing van dezen uit de macht der duisternis deel te nemen, omdat Ik op de hoogte was van de macht van Lucifer en van de invloed op het willoze geestelijke. Ik wilde het helpen op de manier, die alleen de tegenstander kon overwinnen. Ik wilde een beroep doen op de Kracht van God, om tegen hem op te kunnen treden en het doel te bereiken, hem de wezens te ontwringen en zo weer terug naar God te brengen, van Wie ze waren uitgegaan. Ik wilde voor dit gevallene de kracht verwerven en ze hen doen toekomen, opdat ze een sterke wil kregen en zich vrij konden maken uit de macht van satan. De wilszwakte is gebrek aan liefdekracht, dus gevolg van een liefdeloze gezindheid. Wilde Ik nu deze wezens aan een sterke wil helpen, dan moest Ik proberen hen aan te zetten tot liefde en hun liefde weer eerst opwekken door Mijn Liefde. Ik moest hen bevrijden uit zijn macht, doordat Ik hem de koopprijs betaalde voor de zielen, die hij gevangen hield. Hij zelf geeft weliswaar nooit de toestemming, hij laat nooit de ziel vrij, maar de ziel heeft nu zelf de kracht zich te bevrijden, waarbij hij haar niet kan hinderen, wanneer ze zich van Mijn Kracht bedient, die Ik haar bereidwillig doe toekomen, als ze bereid is ze aan te nemen, dus van de aan het kruis verworven genaden gebruik te maken.

Ik heb voor alle zielen deze koopprijs betaald door Mijn lijden en sterven aan het kruis. En iedere ziel kan haar vrijheid weer terugkrijgen, wanneer ze zich maar tot Mij wendt, wanneer ze haar wil de juiste richting geeft, wanneer ze Mij erkent en Mijn werk van verlossing en tot Mij roept om hulp. Om de wil van deze wezens te versterken ben Ik aan het kruis gestorven. Ik plaatste een overgrote Liefde tegenover de macht van satan en overwon hem, zodat ook de hardste keten los kon springen van wie aan Mijn Zijde gaat staan.

Twee uit de kracht van de eeuwige Liefde voortgekomen wezens worstelden tegen elkaar. Maar Ik bediende Me van deze Liefdekracht. Ik streed voor God en met God. De Liefde vervulde Me geheel en Mijn aardse lichaam werd bijgevolg tot Drager van de eeuwige Godheid. Mijn Lichtziel sloot Zich tegelijk met het Lichaam bij Haar aan en nu had de vereniging plaatsgevonden, die ook ieder door God geschapen individu zou moeten aangaan volgens bestemming van eeuwigheid, om nu als volmaakt te kunnen werken in licht en kracht en gelukzaligheid.

De oergeschapen geest was van God afgevallen. Hij ontving licht en kracht in overvloed en misbruikte die om tégen God te werken. Gods Kracht doorstroomde ook hem, maar hij gebruikte ze in negatieve zin en verwijderde zich daardoor steeds meer en meer van God. Maar de Kracht uit God te gebruiken in Zijn Wil leidt ook tot algehele samensmelting met Hem, welke Ik als mens Jezus op aarde bereikte door de Liefde. De liefde is de sterkste macht en moet ook de wil zo beïnvloeden, dat hij zich op God richt. En deze gave van Kracht voor de wil van de mensen op deze aarde, heb Ik als Mens verworven door Mijn lijden en sterven aan het kruis, door onuitsprekelijke pijnen en overgrote kwellingen. En ieder, die Mij erkent en in zichzelf de liefde tot volle wasdom brengt, kan zich van deze Kracht bedienen.

Ieder mens, die Mij als Redder en Verlosser aanroept om hulpverlening, zal zijn huidige heer willen ontvluchten en het ook kunnen. Want deze laat Ik niet in de handen van Mijn tegenstander vallen. Ik verbreekt zijn ketenen en maak hem vrij. Maar Ik kan dit alleen maar doen, zodra de wil van de mens zelf naar verlossing streeft. Hem tegen zijn wil bevrijden kan Ik niet.

Maar Mijn Liefde is oneindig en Ze zal de tegenstander iedere ziel ontwringen. De Liefde zal bereiken, dat de wil van ieder wezen eens geheel verandert en zich naar Mij keert. En daarvoor ben Ik aan het kruis gestorven, dat de verzwakte wil van het gevallene versterking ondervindt. En dus heb Ik de wereld verlost uit de slavernij van de satan.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5643 Goede Vrijdag - Weg naar Golgotha

3 april 1953: Boek 62

De weg naar Golgotha was de beëindiging van mijn leven op aarde, hij was de overwinning en de vervulling. Hij was de zwaarste en bitterste offergang, want hij stond Mij duidelijk in elk detail voor ogen, tot aan het uur van de dood. Ik was van alle lijden en kwellingen op de hoogte en ging toch bewust deze weg. Maar Mij stond eveneens de onnoemelijke nood van de zondige mensheid voor ogen. De onmetelijke zondenschuld en haar uitwerking lag als een samengebalde last op mijn schouders, en Ik wist dat, wanneer Ik deze last zou afschudden - wat Ik wel kon vanuit mijn macht en kracht - de mensheid daaronder moest bezwijken en de last nooit alleen zou kunnen dragen.

Ik wist dat deze zondenlast de mensheid eeuwigheden zou kwellen en haar nooit de vrijheid en zaligheid zou laten bereiken.

Ik zag deze kwellingen van de gehele mensheid voor mijn geestelijk oog en Ik had medelijden met het ongelukkige geestelijke. Daarom nam Ik de zondenlast van de mensheid af en ging de weg naar Golgotha. Ik nam het onnoemelijke leed op Mij om de schuld af te lossen, die zo groot was dat alleen bovenmenselijk lijden als zoenoffer zou volstaan. Daarom wilde Ik lijden en sterven voor de mensen en op geen enkele wijze mijn lijden verzachten.

Jullie mensen zullen nooit de omvang van het werk van mijn barmhartigheid kunnen beoordelen, want ook jullie die in Mij geloven, zijn op de hoogte van mijn goddelijkheid die ook het grootste leed zou kunnen verminderen.

Ik echter leed en stierf als mens.

Alle kwellingen die een mens maar verdragen kan, werden op Mij toegepast. Geestelijk en lichamelijk werd Ik op de meest erbarmelijke manier mishandeld. Mijn folteraars kwelden niet alleen het lichaam, maar ze stootten zulke verschrikkelijke en van haat vervulde woorden uit, dat mijn ziel ze als uitingen van de hel herkende en ondraaglijk gemarteld werd.

Alles wat men zich maar bij lijden kan voorstellen, heb Ik verdragen, en wel uit liefde voor de mensen, die hun enorme zondenschuld zelf hadden moeten aflossen en daarvoor eeuwigheden nodig gehad zouden hebben.

Het leed van deze mensen kon Ik als de mens Jezus overzien, en dit onmetelijke lijden wilde Ik afwenden, door zelf te verdragen wat Ik maar verdragen kon.

Mijn liefde kon niet aan de grote nood der mensheid voorbij gaan. Zij wilde helpen, zij wilde verlossing brengen aan alle geketenden. Zij wilde vergeving afsmeken voor alle zondaren, zij wilde verzoening tot stand brengen en daarom zichzelf als offer aan de hemelse Vader aanbieden.

Maar de mensen moeten het gebrachte offer aanvaarden en zich door Mij laten verlossen. Daarom roep Ik jullie in vurigste liefde toe: laat Mij niet tevergeefs het offer voor jullie hebben gebracht.

Besef, dat jullie gebukt gaan onder een grote zondenschuld, en wil, dat jullie daarvan verlost worden. Neem mijn kruisoffer aan, als voor jullie gebracht, gaan ook jullie onder het kruis van Golgotha staan, laat mijn lijden en mijn dood aan het kruis niet zonder uitwerking voor jullie blijven.

Breng Mij al jullie zonden, opdat Ik jullie bevrijden kan, opdat jullie vergeving verkrijgen, opdat de Vader jullie aanneemt omwille van de liefde van Zijn Zoon. Laat jullie allen verlossen door mijn bloed, dat Ik voor jullie mensen aan het kruis heb vergoten.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5645 Hoe lang kon Lucifer scheppen?

6 april 1953: Boek 62

Mijn kracht was zo lang werkzaam in het eerst geschapen wezen, tot de wilsbeslissing volkomen was afgedankt, oftewel: Lucifer of ook "Lichtdrager" kon nog zo lang wezens laten ontstaan, als hij door de kracht van mijn liefde nog vervuld was, die echter met zijn gestage val in de diepte, met zijn verwijdering van Mij, steeds zwakker en uiteindelijk helemaal onwerkzaam werd. Dus niet Ik onttrok aan dit eerst geschapen wezen de kracht, maar hij zelf maakte ze onwerkzaam zodra hij zich eindeloos ver van Mij verwijderde. Maar de daad van het wilsbesluit was geen zaak van een ogenblik, ook dit besluit was een proces dat zich over eindeloze tijden uitstrekte, want ook de tegen Mij gerichte wil in Lucifer, ontwikkelde zich langzaam en daaraan beantwoordend waren ook de uit hem voortgekomen wezens geaard, meer of minder de van Mij afgewende wil in zich dragend.

Zolang dus het eerst geschapen wezen de volledige breuk met Mij nog niet had voltrokken, was het ook nog scheppend en vormend bezig. Maar steeds meer nam het vermogen om te scheppen af, echter niet beperkt van Mij uit, maar volgens de oerwet verloor mijn kracht aan werking zodra ze op tegenstand stuitte. Dus zolang het eerst geschapen wezen zich ophield binnen het bereik van de kracht van mijn liefde, kon het ook scheppen, maar steeds in overeenstemming met zijn wil om mijn kracht aan te nemen in het besef dat hij ze van Mij als de Oerbron van kracht betrok. Deze tijd dat de wil nog besluiteloos was, was volop voldoende om ontelbare wezens met een eveneens besluiteloze wil te scheppen, welke zich dan steeds meer van Mij afwendde en ook het eerst geschapen wezen onkundig liet worden, verder wezens in het leven te roepen.

De innige band met Mij liet het wezen dat mijn liefde eens had geschapen, zonder belemmering kracht toestromen. De uiteindelijke scheiding van Mij moest onvermijdelijk ook een totale krachteloosheid tot gevolg hebben. De werking van kracht nam in dezelfde mate af als de wil zich van Mij afkeerde. Maar zolang het mijn kracht gebruikte om te scheppen, erkende het ook Mij als Bron van kracht, maar droeg dit inzicht niet over op dat wat door hem in het leven was geroepen. En toen het willens en wetens geen kracht van Mij meer wilde betrekken, in de mening deze zelf te bezitten, was zijn wilsbeslissing gevallen. Het wees de kracht af en dat betekende eindeloze verwijdering van Mij en dus krachteloosheid, zodat na zijn val in de diepte ook zijn macht was gebroken om door zijn wil nog verder wezens te laten ontstaan.

Begrijp het goed: Er lag een onmetelijk lange tijd tussen het eerste moment van in opstand komen en het zich volledig van Mij afkeren, en de in deze tijd geschapen wezens waren ook daaraan beantwoordend gevormd, om welke reden het dus noodzakelijk was dat Ik alle wezens van wie Ik de beslissing van hun wil vroeg, ook met mijn licht van het inzicht moest doorstralen, maar dat ze zich evenzo verschillend ten nutte maakten, zoals ze zelf verschillend geaard waren. Maar ze konden een juiste beslissing nemen, de aard van hun schepping was niet bepalend want de wil van ieder wezen was vrij.

Van een val in de diepte kon al gesproken worden op het moment van het eerste zich opzettelijk afkeren van Mij, maar dat zolang nog niet volkomen voltrokken was als Ik zelf nog werd gezien als Bron van kracht. En zo lang kon ook het eerst geschapen wezen de kracht die het van Mij uit onbeperkt werd toegestuurd, gebruiken naar zijn wil. Want het bleef in de stroomkring van mijn liefde zolang het Mij zelf erkende. Maar het stapte uit deze stroomkring toen het Mij bewust weerstand bood, toen het zelf de kracht afwees, om Mij niet te hoeven erkennen, omdat het zichzelf sterk en krachtig genoeg waande om eigenmachtig te kunnen scheppen en vormen.

Nu bleef mijn kracht werkeloos volgens de oerwet van eeuwigheid. En nu was ook het scheppen van wezens niet mogelijk, want nu paste Ik heel mijn liefdeskracht toe om het gevallen geestelijke terug te voeren. Het geestelijke scheppingswerk was voltooid, nu begon het vergoddelijken van het geschapene, het opleiden van de schepselen tot mijn kinderen vanuit een vrije wil, een werk waar mijn totale liefdeskracht naar uitgaat en dat ook mijn tegenstander niet zal kunnen verhinderen, waaraan tenslotte ook deze tegenstander zich vrijwillig zal overgeven om weer in de staat van onbegrensde kracht te komen en deze nu te gebruiken volgens mijn wil.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5932 Kruisdood - Goede Vrijdag

16 april 1954: Boek 64

Een onvoorstelbaar werk van barmhartigheid voltrok zich door Mijn dood aan het kruis. En dit werk van barmhartigheid betreft de gehele mensheid: de mensen van het verleden, van de tegenwoordige tijd en van de toekomst. Ik ben voor alle mensen gestorven. Ik nam de zondelast van alle mensen op Me, want alle mensen komen met hun oerschuld beladen op de wereld. Deze oerschuld dus bewoog Mij voor de mensheid te lijden en te sterven, omdat Ik deze oerzonde wilde goedmaken bij diegene, tegen wie ze was gericht; omdat Ik de rechtvaardigheid van God genoegdoening wilde verschaffen.

U mensen bent zich noch van de grootte van uw schuld bewust, noch van de diepte van Mijn Liefde, die voor u het verlossingswerk heeft volbracht. Maar hoe ook Mijn lijden en leed u worden omschreven, u zult toch niet bij benadering de mate van lijden en smart kunnen beseffen die Ik voor u heb verdragen, omdat niet alleen het lichaam, maar nog meer Mijn Ziel leed, die voor de zondigheid van de mensen sidderde, die zich niet kon verweren toen alle krachten van de hel tegen haar waren en haar aandeden wat ze haar maar aan kwaad konden aandoen. Want Mijn Ziel was helder en rein. De afstand van haar tot de mensen die in de duisternis verkeerden was enorm en ze bevond zich temidden van demonische sferen, waar haar niets anders dan satanisch werkzaam zijn tegemoet trad.

Mijn ziel, vol van licht en liefde, keek in de diepste diepten en ze huiverde voor zoveel zonde en duisternis. Het lichaam leed eveneens onuitsprekelijk, want wat de mensen maar konden bedenken aan kwellingen en vernederingen, deden ze Mij aan en ze verheugden zich nog over hun afschuwelijk handelen. Tegen Mij was de hel losgelaten. Het was de zwaarste strijd die een mens ooit had uit te vechten: overwinnaar te blijven door de Liefde, die al deze ongelukkige mensen gold die de satan in zijn macht had en aan wie Ik de vrijheid wilde teruggeven.

Ik zag de overgrote verdorvenheid van degenen die Mij pijnigden en leed en stierf toch ook voor hen. Want Ik wist dat ze slechts de handlangers waren van hem tegen wie Ik streed. Ik wist dat de satan zelf tegen Mij was en het doel van Mijn verlossingswerk was hem te overwinnen. De mensheid uit zijn macht te bevrijden was de missie die Ik vrijwillig op Me had genomen toen Ik naar de aarde afdaalde. Mijn Liefde voor de mensen was overgroot en daarom leed Ik des te meer, omdat Mijn Liefde op een manier werd vergolden, dat alleen haat en liefdeloosheid tegen Mij sprak uit alles wat Mij werd aangedaan. Maar Ik wilde lijden, omdat Ik de mensen wilde bevrijden van schuld. En Ik ging bewust de zware weg naar het kruis. Ik dronk de kelk leeg tot op de laatste druppel.

Ik liet geen weldadige bewusteloosheid toe, die Mij voor korte tijd van lijden en kwellingen bevrijdde. Ik dwong Mijn lichaam vol te houden tot Mijn uur was gekomen. Want Ik wilde lijden, omdat er voor u mensen geen ander verlossingswerk mogelijk was dan de gevolgen van alle zonden op te vangen en op Mijn lichaam en Ziel te laden, wat anders ieder mens zelf zou hebben moeten dragen, die daaronder bezweken zou zijn. Ik leed voor de gehele mensheid en moest daarom onmetelijk lijden, omdat de schuld onmetelijk groot was.

Maar u mensen zult zich geen voorstelling kunnen maken van Mijn lijden door de gang naar het kruis, en van de kwellingen van het sterven aan het kruis. Want u zou zelf ineenzakken onder het geweld van de indruk, als Ik u slechts een blik zou willen laten slaan op de uren die aan Mijn kruisdood voorafgingen. Maar eens zult u er zelf aan kunnen deelnemen. Eens zal u duidelijk worden wat Ik voor u heb gedaan en waarom Ik het deed.

En u zult Mij loven en prijzen en eeuwig dankbaar zijn, dat Ik u heb gered van de eeuwige dood, dat Ik u door Mijn verlossingswerk heb bevrijd uit de handen van hem die de dood van uw ziel wilde. En dan zal u ook Mijn Liefde duidelijk worden, die naar u uitgaat tot in eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5934 Opstanding

18 april 1954: Boek 64

„Verheug u en jubel het uit, want Hij is opgestaan uit de dood“. Zo klonk het uit de mond van de mijnen, en ze geloofden in Mij, dat Ik Jezus Christus was, de Gezalfde des Heren, dat Ik werkelijk en waarachtig God was en de wereld verlost had door mijn kruisdood. Ik was opgestaan uit de dood.

Ik had hun daardoor het bewijs gegeven van de waarheid van mijn woorden: "Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen". Ik had de macht van de dood gebroken.

Maar mijn verrijzenis moest er voor de mensen alleen het bewijs zijn, dat het leven niet is afgelopen met de dood van het lichaam.

Ze moesten leren geloven aan een leven na de dood en daarom liet Ik voor de mensen zichtbaar gebeuren wat iedere afzonderlijke ziel te wachten staat na het overlijden op aarde. Want dit geloof ontbrak allen en zelfs de priesters en schriftgeleerden wezen op de dood van de profeten als een bewijs, dat ook de meest godvruchtige mensen tenslotte ten prooi vallen aan de dood.

Want van de geestelijke gevolgen van de levenswandel wisten ze niets. De opstanding van de ziel trokken ze in twijfel en daarom waren de leringen van de mens Jezus voor hen ook onbegrijpelijk en lastig. En Ik wilde het geestelijke gevolg van het naleven van mijn leringen duidelijk aan de mensen laten zien.

Ik was Heer over leven en dood.

Ten tijde van mijn leven op aarde wekte Ik doden op tot leven en de mensen geloofden Mij niet, dat Ik macht had over leven en dood.

En zo bewees Ik hun met Mij zelf dat Ik ook Heer was over de dood, dat het leven niet kan worden ontnomen aan degene die het geestelijk al gevonden heeft, ook wanneer men hem het aardse leven afneemt.

Maar Ik liet ook het aardse lichaam verrijzen, ten teken dat dit niets aards meer bevatte, dat ook dit vergeestelijkt was en bijgevolg de kracht in zich had te verrijzen in vergeestelijkte vorm.

Aan mijn lichaam kleefde niets aards meer, omdat het zich door het ontzettende lijden volledig gelouterd had, omdat al het aardse helemaal veranderd was in geestelijke substantie en dit geestelijke nu kon verrijzen tot volledig leven.

En daarom kon het lichaam uit het graf opstijgen, want niets hield het aan de aarde vast.

Dit was een gebeurtenis, waarvan de gehele mensheid kennis zou moeten nemen, dat en waarom het mogelijk is, na de dood van het lichaam weer ten leven op te staan. Want van het hiervan kennis nemen - van het geloof aan mijn opstanding - hangt ook het geloof in mijn goddelijkheid af, het geloof aan mijn missie op aarde als Gods Zoon en de bereikte volledige vereniging met God door het vervullen van die missie.

Ik ben werkelijk en waarachtig opgestaan uit de dood en heb Me aan de mijnen zichtbaar getoond. En daardoor heb Ik de mensen bewezen dat Ik als mens de dood heb overwonnen, dat hij die de dood in de wereld heeft gebracht, niet de macht had, mijn lichaam op aarde achter te houden, dat het geestelijke kleed al had aangetrokken door het werk van de verlossing.

En dit werk van de verlossing gold voor de gehele mensheid.

Dus kan geen ziel meer door mijn tegenstander worden teruggehouden die - door mijn kruisdood verlost - aan zijn macht is ontrukt.

Ze zal de dood niet hoeven te vrezen, ze zal verrijzen tot het eeuwige leven en ze zal kunnen jubelen en loven, want ze weet dat haar Verlosser leeft en dat Hij al diegenen het leven geeft die in Hem geloven en aan Zijn opstanding.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6233 Lijden en sterven

9 april 1955: Boek 67

Mijn lijden en sterven aan het kruis was niet te vermijden. Ik moest de kelk leegdrinken tot de laatste druppel. Ik moest alles op Mij nemen om het verlossingswerk voor u mensen te volbrengen, dat u bevrijdde van alle schuld. Alleen al het besef van uw beklagenswaardige toestand spoorde Mij aan deze offergang te gaan, want mijn hart was vol liefde voor u en deze liefde wilde dat ontzettende lot dat u zou wachten na uw lichamelijke dood, van u weg nemen. Omdat Ik dat ondraaglijke lot kende, omdat Ik zowel de zaligheid van het lichtrijk als ook het lijden en de kwellingen van het rijk der duisternis aan mijn ogen voorbij kon laten gaan, en omdat mijn liefde u gold als mijn gevallen broeders, zocht Ik naar de enige uitweg die uw ontzettende lot kon afwenden. Ik nam zelf al uw zondenschuld op Mij en ging daarmee de weg naar het kruis.

Wat Mij aards werd aangedaan stond als het ware slechts symbool voor wat de gehele zondenlast voor Mij betekende. Een onmetelijk drukkende en naar beneden trekkende last die Mij steeds weer op de grond wierp, en die Ik toch gedragen heb uit overgrote liefde. Wat mijn lichaam aan smarten kon verduren heb Ik ook op Mij genomen, want Ik droeg de zondenlast voor u. Ik wilde daarvoor de verzoening tot stand brengen die u onherroepelijk zou hebben moeten voldoen, maar waartoe u gedurende eeuwigheden niet in staat zou zijn geweest. Ik heb geleden en gestreden, Ik heb waarlijk bloed gezweet. Ik heb in alle diepten van de hel gekeken en angst en afgrijzen verscheurden mijn ziel. Ik heb alles verdragen wat uzelf had moeten lijden. En mijn liefde voor u gaf Mij de kracht om vol te houden tot in het uur van de dood.

Niets is vergelijkbaar met mijn lijden, en geen mens zou deze maat hebben kunnen verdragen. Maar Ik heb Mij vrijwillig daarvoor aangeboden omdat Ik wist, dat u alleen zo verlost kon worden uit de boeien van de satan. Ik wist tevoren al wat Mij te wachten stond en droeg die last ook met Mij mee. Ik ging bewust de weg waarvan het einddoel het kruis was. Maar door dit te weten leed Ik onbeschrijflijk en daarom kon Ik nooit vrolijk zijn tussen de mijnen. Ik zag het onheil dat boven de zielen hing en Ik zag het uitblijven van het succes van hun aardse levenswandel als Ik faalde en hun niet de verlossing bracht uit zonde en dood.

En deze kennis versterkte mijn wil, zodat Ik Mij zonder verzet aan mijn lot overgaf, dat zin en doel van mijn aardse leven geweest is. Doch tot het laatst moest Ik worstelen, tot het laatst torende die last zo ontzaglijk hoog boven Mij uit dat Ik mijn kracht voelde verminderen en Ik als mens tot God riep om de kelk aan Mij voorbij te laten gaan. Maar de kracht van mijn liefde was sterker dan mijn menselijke zwakheid. En de dag van mijn onuitsprekelijk lijden en mijn sterven aan het kruis werd voor u mensen de dag van verlossing van alle schuld. En dit te weten liet Mij alles geduldig op Mij nemen, zodat Ik tenslotte kon uitroepen: "Het is volbracht!" En mijn ziel kon terugkeren naar waar zij vandaan gekomen was, want juist door mijn dood vond de volkomen vereniging plaats met de Vader van eeuwigheid van wie Ik eens was uitgegaan.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6513 Verzoening van de schuld door Jezus Christus

30 maart 1956: Boek 70

Het kwaad van de mensheid op Me te nemen was onnoemelijk zwaar.

Er was geen enkele slechte daad die niet zijn uitwerking op de mensen had, en u had onmetelijk moeten lijden als u alle zonden die u belastten, zelf had willen goed maken. Alleen al de zonde van de allereerste opstand tegen God was zo groot dat u die nooit kon goedmaken, noch in uw gekluisterde toestand, noch in uw staat als mens.

Daarom nam Ik al uw schuld op me. De uitwerking van die kwade daad ving Ik op, alles laadde Ik op mijn menselijk lichaam en dit verzoende nu uw schuld door een bovenmate smartelijk lijden en sterven aan het kruis.

Mijn liefde bewoog Me u te helpen.

En al het lichtvolle geestelijke, alle geschapen oer-wezens die Mij trouw bleven, waren vervuld van dezelfde liefde voor u.

De liefde echter laat niets verloren gaan, de liefde laat niets in duisternis, nood of kwelling.

De Liefde zelf bood zich aan tot redding, tot delging van de grote schuld.

In een wezen vol van licht en liefde daalde de Liefde zelf af naar de aarde.

Maar wat er zich op aarde moest voltrekken, moest in een menselijke vorm gebeuren. Ik zelf moest Me in het vlees belichamen en nam daartoe mijn verblijf in de mens Jezus, die evenwel zo rein en zonder zonde was dat Ik Me in Hem kon manifesteren.

En deze mens Jezus reinigde u van uw schuld, deze mens Jezus nam de ontzaglijke zondelast van de mensheid op Zijn schouders en ging daarmee naar het kruis.

En als u steeds weer het onmenselijke leed beschreven zou worden, u zou het nooit in zijn gehele omvang kunnen begrijpen, want de gebrekkigheid van uw wezen verhindert dat.

Zijn pijnen waren onvergelijkelijk zwaar en Hij wist dit al lang van te voren, want Hij was vervuld van mijn geest door welke Ik zelf mijn verblijf in Hem genomen had. En daarom was er ook niets voor Hem verborgen en wist Hij alles over Zijn zending en ook over Zijn kruisdood. Zijn ziel sidderde en beefde omdat Hij mens was. Zijn door de liefde bereikte goddelijkheid gaf Hem wel kracht, maar ze verkleinde de maat van het lijden niet.

Het was de kruisweg van een mens die voor zijn medemensen wilde lijden om hen te helpen, want deze mens kende het onmetelijke lijden van hen die in de diepte door mijn tegenstander werden vastgehouden.

Jezus wist dat er een offer gebracht moest worden om de zielen van deze tegenstander vrij te kopen.

Hij wist dat de grote zondeschuld gedelgd moest worden om aan de gerechtigheid van de Vader te voldoen, die geen met schuld beladen kind in het vaderhuis kon opnemen.

Hij wilde Mij mijn kinderen terugbrengen. Hij wilde de prijs betalen om de zielen vrij te kopen.

En omdat de schuld reusachtig groot was, moest ook het offer ongewoon groot zijn.

Doordat de mens Jezus dit wist, nam Hij het overgrote leed op zich. Daarom verzette Hij zich niet tegen dat wat geen mens buiten Hem zou hebben kunnen verdragen.

Bewust ging Hij de weg naar het kruis en leed onzegbare pijnen, die tenslotte eindigden met de smartelijkste dood aan het kruis.

U mensen de grootte van dit werk van barmhartigheid te doen beseffen is niet mogelijk, maar u moet u steeds weer voor ogen houden dat Hij helemaal zonder schuld was en voor u, die zonder Zijn werk van verlossing nooit meer uit de diepte naar de Vader had kunnen terugkeren, geleden heeft.

Ik zelf was in de mens Jezus. De Liefde vervulde Hem zonder welke Hij nooit dit werk had kunnen volbrengen. Maar in de zwaarste uren van Zijn lijdensweg moest Ik Me stil in Hem schuilhouden omdat een mens moest lijden en sterven, want de Godheid in Hem kon niet lijden. Naar goddelijke gerechtigheid kon de Godheid echter ook de schuld niet zonder verzoening teniet doen.

Dit allergrootste werk van barmhartigheid dat voor u mensen nog onbegrijpelijk is, zult u eens in zijn volle omvang kunnen beseffen. De mens Jezus bevond zich door Zijn bestaan als mens in uw sfeer en daarom leed Zijn ziel die van boven, uit het rijk van het licht, nedergedaald was, zo verschrikkelijk. Want Zij aanschouwde de diepste duisternis en werd daardoor beklemd door de krachten der hel.

Daarom heeft de mens Jezus niet alleen lichamelijk geleden maar ook Zijn ziel moest de ergste kwellingen verdragen die Zijn lijden nog eens duizendvoudig vergrootten.

Maar Hij heeft u mensen verlossing gebracht van zonde en dood.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6514 Opstanding ten leven

31 maart 1956: Boek 70

De mensen moeten opstaan ten leven. Uit hun graf zullen ze verrijzen en opstijgen naar het licht. Ze zullen aan de dood ontsnappen en nu vol van kracht werkzaam kunnen zijn, dus “leven”.

Ik stierf voor u mensen aan het kruis en bewees door mijn verrijzenis op de derde dag, dat Ik de dood overwon. Dat er geen eeuwige dood hoeft de zijn, dat dus ook u zult kunnen opstaan tot het eeuwige leven, wanneer u net als Ik de weg over de aarde gaat, wanneer u een leven zult leiden in liefde.

Dan overwint u hem die de dood in de wereld heeft gebracht. Dan trekt u onophoudelijk de kracht van Gods liefde naar u toe en dan bestaat er voor u geen toestand van krachteloosheid zonder licht meer. Dan kan het lichaam vergaan en de ziel komt uit haar omhulsel tevoorschijn in stralend licht. Ze staat op uit haar graf en zal eeuwig leven.

Het was een bittere lijdensweg die Ik heb afgelegd op aarde. En vaak overviel Me de angst dat Ik zou kunnen falen, want Ik was op de hoogte van mijn missie, die Mij, als Engel, naar de aarde liet gaan.

Het menselijk omhulsel bezwaarde Me en liet Me vaak twijfelen aan de sterkte van mijn wil en mijn kracht.

Het menselijk omhulsel maakt Me angstig en moedeloos en er bleef Mij niets bespaard aan innerlijke strijd en lijden. Ik leed tevoren al onuitsprekelijk door deze soms optredende angsten, niet tegen mijn missie opgewassen te zijn.

Maar de liefde voor de medemensen groeide en met haar ook de kracht. Ik wist dat Ik als mens moest worstelen en overwinnaar zijn, wilde Ik de medemensen helpen vrij te worden uit de macht van de tegenstander, omdat Ik toch van hen verlang dezelfde weg te gaan om te kunnen opstaan ten leven, omdat ze echter nooit de weg van een God zouden hebben kunnen gaan in hun met zonden belaste gesteldheid.

Daarom was Ik wel zonder zonde, dat wil zeggen mijn ziel was van boven, maar het lichaam was in dezelfde staat als die van mijn medemensen en moest dus ook tegen alle begeerten, zwakheden en beklemmende situaties strijden, waarvoor er maar één tegenmiddel was: de liefde.

Daarom zult u mensen eveneens als overwinnaar uit dit aardse leven tevoorschijn kunnen komen, wanneer u net als Ik een leven in liefde leidt. Want de liefde is de kracht die alles tot stand brengt, waaraan niets kan weerstaan.

En deze kracht heb Ik u als mens aangetoond door mijn verrijzenis op de derde dag.

Mijn ziel steeg op uit het graf en ze nam alle vergeestelijkte substanties van het lichaam met zich mee. Een gebeuren dat zich bij elke ziel voltrekt, alleen is dit gebeuren nu zuiver geestelijk en voor de mens niet zichtbaar, terwijl Ik zelf deze verrijzenis zichtbaar liet gebeuren om u mensen het bewijs te leveren van een opstanding tot eeuwig leven na de dood. Daarom hoeft geen mens de dood van het lichaam te vrezen, want alleen de buitenkant vergaat, maar de kern blijft bestaan.

De ziel ontvlucht het lichaam en gaat het eeuwige leven binnen, vooropgesteld dat ze de weg gaat in mijn navolging, de weg van de liefde.

Mijn verrijzenis op de derde dag was de kroon op mijn werk van liefde en erbarmen op aarde, dat voor Mij als mens wel mateloos zwaar was, maar het menselijke aan Mij had daardoor de algehele aaneensluiting met het Goddelijke bereikt, die het doel is van u allen in het leven op aarde, maar dat u zonder mijn hulp nooit zou hebben kunnen bereiken. Ik leefde u mensen het ware leven voor. En omdat u te zwak was om dit te verwezenlijken, verwierf Ik voor u door mijn dood aan het kruis de genaden uw wil te versterken, waarvan u allen gebruik zult kunnen maken om dan ook zeker uw doel te bereiken.

U hoeft de dood niet te vrezen, want u zult opstaan, net als Ik ben opgestaan op de derde dag.

En u zult binnen kunnen gaan tot het leven in heerlijkheid. Maar u zult de wil daartoe moeten hebben, daar anders de nacht van de dood u nog lang gevangen kan houden.

Maar uw Redder en Verlosser Jezus Christus zal u uit de graven halen, zodra u Hem maar zult roepen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6810 Opstanding op de derde dag

20 april 1957: Boek 73

Zoals u mensen tegenover mijn verlossingswerk staat, is doorslaggevend of u gelooft in een leven na de dood, in een verrijzenis uit het graf en een binnengaan in het rijk hierna. Want het verlossingswerk - mijn lijden en sterven aan het kruis - vond zijn bekroning in de opstanding op de derde dag, die al mijn onderrichtingen tevoren moest bevestigen, die de mensen een bewijs moest geven dat met de dood van het lichaam het leven niet is beëindigd, maar dat nu het geestelijke leven begint, wanneer de mens volgens mijn leer leeft. Wel wordt deze opstanding in twijfel getrokken en als legende alleen maar voor kennisgeving aangenomen.

En hij kan ook niet worden bewezen. Zulke leerstellingen kunnen alleen geloofd worden of afgewezen. En het geloof is ook een voortvloeisel uit mijn verlossingswerk of een teken dat de mens is verlost door Jezus Christus, omdat hij in Hem als de goddelijke Verlosser gelooft en dus ook de genaden van het verlossingswerk benut. Dat mijn lichaam zichtbaar uit het graf opsteeg betekent echter niet dat "het vlees" is verrezen, maar dat mijn lichamelijk omhulsel zich volledig had vergeestelijkt door het lijden en sterven aan het kruis. Het was het geestelijke kleed dat de ziel had aangetrokken en dat Ik alleen maar voor de mensen zichtbaar liet zijn om hun te tonen dat de dood nu alle verschrikkingen had verloren, omdat Ik de dood overwon. Mijn levenswandel op aarde moest de mensen de weg wijzen die uit de diepte omhoog voert.

Aan al mijn leringen verbond Ik de belofte dat hen een eeuwig leven wachtte.

Maar Ik eiste het geloof in Mij in Jezus Christus.

Maar hiervan vond Ik maar weinig. En zelfs mijn leerlingen hadden een zwak geloof. Ze waren zich dood geschrokken toen Ik Me in de handen van mijn vijanden overgaf.

Hun geloof was nog niet zo sterk dat Ik ook Heer was over de dood en daarom dachten ze ook niet aan mijn woorden: "In drie dagen zal Ik de tempel weer opbouwen." Grote droefheid had allen aangegrepen die mijn innigste volgelingen waren. Voor hen was er iets in elkaar gestort toen ze mijn dood aan het kruis moesten meemaken.

En hen wilde Ik te hulp komen, hun geloof weer sterker maken en hun tegelijkertijd het bewijs geven dat Ik Gebieder ben over leven en dood.

Daarom liet Ik iets zichtbaars gebeuren, wat echter alle zielen beschoren is: dat ze niet kunnen sterven, maar zullen ontwaken in een ander rijk, dat er echter uit zal zien in overeenstemming met hun levenswandel op aarde. De ziel verlaat het lichaam, maar dit - nog niet rijp - blijft achter. En daarom heeft de mens geen bewijs voor een verrijzenis na de dood wat hem echter wegens zijn wilsvrijheid ook niet gegeven kan worden. Maar Ik kon mijn lichaam tegelijkertijd laten verrijzen, omdat zijn substanties zich hadden vergeestelijkt. En dus hoeft mijn opstanding op de derde dag niet in twijfel te worden getrokken. Maar niet alle mensen konden Mij zien. Alleen de mijnen, aan wie Ik ben verschenen, omdat Ik hun mijn opstanding op de derde dag had aangekondigd en omdat de graad van hun rijpheid het ook toeliet.

Maar die mijn graf leeg vonden, zochten naar genoegzame andere verklaringen voor het verdwijnen van mijn lichaam. En daarom was het voor dezen geen geloofsdwang. Ik was opgestaan uit de dood.

De mensen konden alleen mijn lichaam doden. En zelfs dit was na mijn kruisdood niet meer aan de natuurlijke wetten onderworpen, want het was vrij geworden van alle banden.

Maar zelden bereikt de mens op aarde de graad van rijpheid, dat de substanties van het lichaam zich aan de ziel kunnen aanpassen na de lichamelijke dood. En daarom is het geloof aan een opstanding slechts buitengewoon zwak of met verkeerde denkbeelden verbonden. En daarom moet de verlossing door Jezus Christus vooraf zijn gegaan, want een mens die nog met zijn zondenschuld is belast, is nog volledig in de macht van mijn tegenstander. En deze zal elke gedachte aan een mogelijke opstanding verstikken. Hij zal de mens steeds in negatieve zin beïnvloeden en dus ook mijn verlossingswerk en mijn opstanding hem als ongeloofwaardig voorstellen. Maar dat de opstanding op de derde dag toch heeft plaatsgevonden, zal nauwelijks een mens betwijfelen, die zijn geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk geheel belijdt. Want mijn geest zegt het hem. En zijn gedachten worden dus door Mij juist geleid, omdat Ik door mijn geest kan werken in ieder mens die de weg naar Mij in Jezus Christus weer heeft gevonden. Hij zal ook de dood niet meer smaken, want hij zal het leven ingaan dat Jezus Christus hem heeft beloofd.

Hij is aan de dood ontkomen, omdat hij ontkomen is aan hem die de dood in de wereld heeft gebracht. En hij is aan deze ontkomen, omdat hij naar Mij in Jezus Christus is gevlucht. Hij is verrezen uit de dood al op het moment van zijn overgave aan Jezus Christus. Hij is nu pas levend geworden en hij zal zijn leven voor eeuwig niet meer verliezen. Maar ook de ongelovige zal niet vergaan. Ook hij zal alleen zijn aardse lichaam verliezen, maar niet het bestaan van zijn ziel. Alleen zal deze het rijk in het hiernamaals binnengaan in een toestand die gelijk is aan de dood.

Het graf zal haar nog omsloten houden en ze zal ook in haar graf blijven, wanneer Jezus Christus niet zelf de grafsteen afwentelt. Maar de goddelijke Verlosser is voor allen gestorven aan het kruis. En eens zal voor iedere ziel het uur van de verrijzenis slaan. Want eens zal ze zelf naar Mij in Jezus Christus roepen. En haar roep zal Ik niet ongehoord laten wegsterven.

Dan zal ze opstijgen uit het graf en ontwaken ten leven. Dan zal de duisternis van het graf van haar wijken en ze zal het licht mogen zien.

Want Ik ben voor alle mensen gestorven. En ook zij die rusten in hun graven, zullen er kennis van nemen, dat Ik ben opgestaan uit de dood en dat Ik ook ieder het leven geef die wenst te leven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6812 Verwijzing naar het einde van een tijdperk

22 april 1957: Boek 73

U gaat een nieuw ontwikkelingsstadium binnen, want een verlossingsperiode heeft zich voltooid en een nieuwe begint. Al vaak is u dit gezegd zonder echter geloof te vinden bij u mensen. En toch is het van het grootste belang dat u eraan gelooft, omdat uzelf bepaalt of u zich positief of negatief ontwikkelt, maar het lot dat u te wachten staat, is in het ene of het andere geval heel verschillend, of bovenmate heerlijk en mooi, of verschrikkelijk kwellend.

Van nu af aan verloopt uw leven niet meer zo eentonig als tot nu toe, veeleer komt er een grote omwenteling zoals u zich die niet kunt voorstellen en daarom leeft u ook nog zo onverschillig verder, ofschoon u er steeds weer op gewezen wordt. Maar u gelooft niet wat u verkondigd wordt door de boden die Ik gezonden heb. En eens zult u het bitter berouwen dat u dat niet hebt aangenomen en er nog veel minder gevolg aan hebt gegeven wat u werd aangeraden. Mijn woord is de enige mogelijkheid om u erop te wijzen wat u te wachten staat en daarom spreek Ik steeds weer door de mond van een mens tot u - en Ik zou graag in zoverre geloof bij u willen vinden, dat u erover na zou denken en voor uzelf eens rekenschap zou afleggen over uw levenswandel. Wie luistert er echter naar Mijn woord? Wie herkent het als de stem van zijn Vader, Die Zijn kinderen wil redden van het verderf?

De geestelijke hoogmoed van de mensen is zo groot, dat ze hun eigen denken het hoogste aanslaan en niets willen aannemen, daar ze menen geen onderrichting nodig te hebben. Ze stellen zich tevreden met een dode leerstof die alle heilzame kracht verloren heeft. En diegenen die zich in de wereld uitgeven voor Mijn vertegenwoordigers op aarde, hebben zelf te weinig innerlijk contact met Mij - anders zouden ze van Mij hetzelfde aanspreken kunnen vernemen, dezelfde vermaningen en waarschuwingen. En ze zouden Mij dan ook door hun mond laten spreken zodat ook hun toehoorders hetzelfde zou worden overgebracht wat Ik steeds weer bekend maak: Dat u voor een grote omwenteling staat - geestelijk en aards.

U mensen maakt echter nog veel plannen voor de toekomst, u schept en werkt alsof u eeuwige tijden ter beschikking zouden staan. U wilt niet aan een beëindiging van een tijdperk geloven, die u echter op korte termijn te wachten staat. Aards bent u dus onafgebroken bezig, maar wat doet u voor uw ziel? Waarom denkt u hier niet net zo aan, terwijl u toch weet dat u eens zult moeten sterven en toch niets van uw aardse goederen kunt meenemen in het hiernamaals?

Wanneer Ik u echter zeg, dat een plotseling einde het leven van alle mensen zal afbreken, dan zou dit u er toe moeten brengen, meer werk aan uw ziel te besteden en u de nutteloosheid van het aardse jagen en streven duidelijk te maken. Maar u gelooft niet en u kunt ook niet gedwongen worden tot dit geloof. Toch zult u het steeds weer van Mij moeten horen door Mijn boden, die u Mijn woord brengen. U zult niet kunnen zeggen dat u er niet van op de hoogte bent gebracht, u zult niet kunnen zeggen, dat u zonder waarschuwing bent verrast. En steeds weer zullen er mensen die vermanen en waarschuwen op uw pad komen en ook de gebeurtenissen rondom u zullen ertoe bijdragen, dat u gaat nadenken.

En zalig hij die daar acht op slaat en er zich op instelt dat er een grote verandering plaatsvindt. Deze zal Mij er waarlijk eens voor bedanken dat Ik hem heb gewezen op dat wat komen gaat - want de tijd is vervuld die u werd toegekend om u geestelijk te vervolmaken.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7083 Het werk van erbarmen door de mens Jezus

4 april 1958: Boek 75

Denk steeds aan mijn eindeloze liefde voor u, die Mij bewoog het verlossingswerk voor u te volbrengen.

Wat de mens Jezus op aarde beleefd en verdragen heeft dat deed Hij uit liefde tot de medemensen, omdat Hij wist dat zij in grote geestelijke nood verkeerden. Als mens wist Hij al van de grote zondeschuld der mensen en van de hopeloosheid om daar van vrij te worden. Dit weten was het gevolg van Zijn leven in liefde, en daarom had Hij medelijden met de mensheid en wilde haar helpen. Tevens besefte Hij als gevolg van Zijn liefde dat Hij een missie te vervullen had. Dat Ik zelf Hem naar de aarde had gezonden om Mij tot omhulsel te dienen, opdat Ik het verlossingswerk om de grote zondeschuld te delgen - in Hem kon volbrengen.

En volgens deze missie ging Zijn aardse levensweg in vervulling: een weg van onmetelijke noden en lijden die Hem eerst moesten laten rijpen. Reeds het verblijf tussen de zondige mensen bezorgde Zijn ziel een ontzaglijk leed. Want Zijn ziel daalde uit het rijk van het licht neer in de duisternis. Maar het aardse lichaam waarin die ziel geborgen was moest door dat lijden en die noden, door de gestadige strijd tegen de begeerten en hartstochten die aan dit lichaam kleefden eerst gelouterd worden, om nu een waardig opnamevat te zijn voor Mij zelf - Ik die Hem nu ook geheel en al vervulde en zodoende Een werd met Hem.

En nu begon Zijn eigenlijke missie, de mensen licht te brengen, hun de waarheid te verkondigen, hun het evangelie van de liefde te prediken en hun dus de weg te wijzen en voor te leven die zij ook moesten gaan, wilden zij na hun dood ingaan in het rijk van licht en zaligheid. En ten laatste besloot Hij Zijn levensweg met een onvergelijkbaar werk van erbarmen, met Zijn bitterste lijdensweg en de smartelijkste dood aan het kruis als offer voor de zondeschuld der mensheid.

Deze missie werd wel door een mens volbracht, maar Ikzelf was in deze mens. Ikzelf als de eeuwige Liefde volbracht dat werk van verlossing, want alleen de liefde was tot zo'n offer in staat. Alleen de liefde kon de smarten van de kruisweg doorstaan, en alleen de liefde kon de kracht opbrengen geduldig te volharden in het volste bewustzijn tot aan Zijn dood.

En ofschoon de mens Jezus aan het kruis de woorden uitriep: "Mijn God, mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten" - was deze uitroep alleen een getuigenis dat de Godheid in Hem, Hem niet tot Zijn daad dwong, maar dat de mens Jezus in geheel vrije wil het offer bracht voor Zijn medemensen. Dat de Liefde zelf Hem ertoe bracht dit te verwezenlijken, die Hem echter niet onvrij maakte in Zijn denken en handelen. De mens Jezus nam de gehele zondelast van de mensheid op Zijn schouders en ging daarmee naar het kruis.

Geen van u mensen kan dit gezegde ten volle begrijpen.

Weliswaar volbracht Ik zelf het werk van erbarmen, omdat zonder de liefde de mens Jezus ook niet in staat zou zijn geweest deze mate van lijden en smart op zich te nemen. Anderzijds, de Godheid kon niet lijden, en daarom moest deze lijdensweg door een ziel doorstaan worden die wel in staat was te lijden, een mens, wiens lichaam pijn en smart kon voelen en die dus als het ware boete deed voor wat de gehele mensheid aan God schuldig was. Maar ook Zijn ziel leed onbeschrijfelijk, omdat Zij uit het lichtrijk kwam en de duisternis op aarde voor Haar reeds een ontzaglijke kwelling betekende.

De mens Jezus was "mijn Zoon" in wie Ik een groot welbehagen had. Hij was Mij met al Zijn zinnen en met al Zijn liefde toegewijd. Hij vernederde zich tussen de zondige mensheid en Zijn ziel zocht Mij onafgebroken - Mij, Zijn God en Vader van eeuwigheid. Zijn liefde dwong Mij tot een voortdurend instromen in Hem, en zo kon de eenwording van mens met God plaatsvinden, of anders gezegd: de menswording van God kon met het volste recht geschieden. Want nooit kon Ik Mij een menselijk omhulsel tot woonplaats kiezen dat niet pure liefde geweest zou zijn, omdat Ik Mij zelf niet met iets onreins had kunnen verbinden.

Iedere onreine substantie werd door de lijdensweg van de mens Jezus vergeestelijkt, en tegelijkertijd werd de zondeschuld afgelost voor de gehele mensheid, daar Hij zich opofferde uit liefde voor Zijn medemensen. De mens Jezus verheerlijkte Mij zelf door Zijn dood en Ik verheerlijkte Hem, door Hem als een zichtbare omhulling van Mij zelf te kiezen voor eeuwig. Door Hem werd Ik zelf tot een zichtbare Godheid voor al mijn geschapen wezens, die zich "het aanschouwen van God" waardig maken. U kunt zich zo lang u op de aarde vertoeft alleen maar mijn eindeloze liefde voor ogen houden, die u hielp vrij te worden door het verlossingswerk.

Maar u zult dit werk van erbarmen pas in zijn hele omvang begrijpen als u zelf in dat lichtrijk bent ingegaan, als het licht van het inzicht u als voorheen weer doorstraalt.

Dan zult u er zelf aan kunnen deelnemen. U zult het zelf als werkelijkheid beleven en nu pas mijn eindeloze liefde begrijpen, die alles gedaan heeft om haar kinderen weer terug te winnen die zij eens verloren had door die grote schuld als gevolg van de afval van Mij.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7085 "Jezus, mijn Verlosser, leeft"

6 april 1958: Boek 75

In de geestelijke wereld is het een jubelen en juichen over mijn verlossingswerk. Want het wordt alle lichtwezens steeds weer opnieuw duidelijk wat zich op aarde heeft afgespeeld. En ze loven en prijzen Mij als hun Redder van zonde en dood, die voor hen de poort naar het lichtrijk heeft geopend. Ze zijn op de hoogte van de geestelijke betekenis van mijn lijden en sterven, van de kruisdood en de verrijzenis op de derde dag. Ze weten, dat door dit grote werk van erbarmen voor de mensheid een "opstanding" is verzekerd, dat ze niet vervallen is aan de eeuwige dood en dat voor alle mensen eens het uur van de verlossing slaat na eindeloos lange tijd van uiterst zwaar gevangenschap.

En daarom is hun dank, hun jubelen en hun liefde voor Mij onmetelijk en nemen deze toe zodra ze deelnemen aan het werk van de verlossing, dat ze als in het nu steeds weer mogen meemaken, omdat in het lichtrijk de tijd onbegrensd is, omdat ze ook alle gebeurtenissen van het verleden en de toekomst als tegenwoordige tijd beleven.

En zouden de mensen op aarde zich eveneens proberen te verplaatsen in die gebeurtenis van de kruisiging en de verrijzenis van Jezus, dan zouden ook zij daar de grootste zegen uit halen. En in hun harten zou de vreugde en diepe dankbaarheid doordringen, dat Ik zelf in Jezus Christus u mensen bevrijding bracht van zonde en dood. Want dit gebeuren was eenmalig. Nooit had een mens een dergelijk onmetelijk lijden op zich genomen. En nooit is een mens in totale onschuld de meest bittere kruisweg gegaan, die met zijn dood aan het kruis eindigde, ofschoon heel vaak mensen in een situatie terechtkomen waar wreedheid van medemensen hun een lot bereidt dat ondraaglijk schijnt.

Maar er speelden bij het erbarmende werk van Jezus Christus geestelijke voorvallen mee die Zijn lichamelijk leed nog in het veelvoudige vergrootten, omdat de ziel het allesomvattende inzicht had en daarom alles kon doorzien, zowel de geestelijke nood die alle mensen had overmand, als ook de geestelijke toestand van hen die Hem pijnigden en het schandelijke werk bij Hem voltrokken, die hun afschuwelijke begeerten en kwade lusten botvierden op Zijn rein lichaam en die Hij ervoer als afgezanten van de hel. Maar Hij hield vol tot Zijn dood. En op de derde dag stond Hij in alle glorie weer op uit het graf dat Hem niet gevangen kon houden. En zo bekroonde Zijn opstanding het verlossingswerk, want voor allen die zich laten verlossen door Jezus Christus is één ding zeker: dat ook zij zullen verrijzen tot het eeuwige leven.

Weliswaar was voordien het leven der mensen met hun lichamelijke dood ook niet beëindigd, want de ziel kan niet sterven, ze blijft eeuwig bestaan, maar of de toestand van de ziel dan een staat is van leven of van de dood, is alleen van de goddelijke Verlosser Jezus Christus afhankelijk. Want alleen Hij kan de ziel het leven geven en alleen Hij is de poort naar het leven in gelukzaligheid. Dus kan een ziel ook in de toestand van de dood het rijk hierna binnengaan. En ze zal ook zolang in deze toestand blijven, tot ze naar Jezus Christus roept, of Hij haar het leven wil geven. "Maar wie in Mij gelooft zal in eeuwigheid niet sterven."

Voor ieder mens kan het uur van de lichamelijke dood ook al het uur van de opstanding zijn. Geen mens hoeft zijn stervensuur te vrezen, omdat Eén de dood heeft overwonnen en deze Ene het leven belooft aan ieder die in Hem gelooft. En zo zouden ook op aarde de mensen kunnen jubelen en juichen, wanneer ze het verlossingswerk van Jezus Christus in zijn volle betekenis zouden begrijpen en er ook aan zouden willen deelhebben. Dan heeft de dood voor alle mensen zijn angel verloren. En alle mensen zouden kunnen instemmen met het lofgezang van de geestelijke wezens: "Hij is waarlijk verrezen. Jezus, mijn Verlosser leeft".

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7086 Door de verrijzenis van Jezus Christus heeft de dood zijn prikkel verloren

7 april 1958: Boek 75

Voor ieder mens is het uur van zijn einde voorbestemd. En toch hoeft hij dit niet te vrezen, omdat het niet het eigenlijke einde is, maar hij verrijzen zal, omdat zijn ziel alleen het aardse omhulsel aflegt, dat voor haar alleen een keten was in het aardse bestaan, en ze nu onbezorgd het rijk hierna binnen kan gaan, vooropgesteld dat haar levenswandel op aarde zo is geweest, zoals het mijn wil is, dus dat zijn ziel een zekere graad van rijpheid op aarde heeft verworven. Er bestaat dus geen einde, ofschoon er een dood kan zijn - een dode toestand van de ziel - maar zij nochtans niet is vergaan. En daarvoor ben Ik aan het kruis gestorven en op de derde dag weer verrezen, opdat ook de mens, dat wil zeggen zijn ziel, die opstanding kan beleven. Dat ze uit het graf kan opstijgen en nu het rijk weer kan betreden dat haar ware vaderland is. Dat de ziel niet vergaat, is een onomstotelijke wet, omdat wat uit Mij voortkwam onvergankelijk is en blijft. En de ziel is dat geestelijke wezen dat van Mij is uitgegaan, dus zal ze ook blijven bestaan ofschoon het lichaam sterft. Maar dat ze nu na haar lichamelijke dood kan verrijzen in licht en glans, dat werd pas na mijn kruisdood en mijn verrijzenis mogelijk, want tevoren was ze nog belast met de oerzonde van haar eertijdse afval van Mij. Er was nog steeds duisternis, het was het donker van het graf, dat de ziel niet kon ontvluchten. De grafsteen was nog niet weggerold door Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, ofwel: er was voor die zielen nog geen boete gedaan en hun zondeschuld kan zonder boetedoening niet teniet worden gedaan.

En het was daarom ook donker in de zielen der mensen. Elk geloof aan een opstanding na de dood ontbrak hun. De duistere nacht van het graf omgaf hen en de dood was voor hen tot een verschrikking geworden.

En daarom ben Ik op de derde dag uit de dood opgestaan, om de mensen het bewijs te leveren dat het met de dood van het lichaam niet was afgelopen, dat de ziel opstaat en alleen het lichaam achterlaat, dat nog niet zo vergeestelijkt is dat ze het tegelijkertijd mee omhoog kan nemen in het geestelijke rijk, zoals het Mij wel mogelijk was, omdat lichaam en ziel het geestelijke kleed hadden aangetrokken en het lichaam geen verder rijpingsproces op deze aarde hoefde door te maken.

Door mijn verrijzenis wilde Ik de mensen de angst voor de dood ontnemen. Ik wilde hun bewijzen dat het slechts een verandering van verblijfplaats is voor de ziel, wanneer ze het aardse lichaam afleggen, wanneer het onafwendbare uur van de dood heeft geslagen. Daarom ben Ik verrezen uit de dood, want Ik heb de dood overwonnen, dat wil zeggen: diegene die de dood in de wereld heeft gebracht. Aldus hoeft geen mens het uur van de dood te vrezen, want het is alleen het uur van het binnengaan in het eigenlijke leven dat eeuwig duurt.

De dood heeft zijn prikkel verloren.

Maar één ding is noodzakelijk: dat de mens ook mijn verlossingswerk erkent en de genaden aanneemt die Ik door mijn lijden en sterven aan het kruis voor u verwierf. Dat hij zich laat verlossen door Jezus Christus, dat dus ook zijn oer-schuld tevoren is tenietgedaan en Jezus Christus nu de grafsteen kan wegrollen, opdat de ziel nu uit het donker van het graf opstijgt in het heldere licht, dat ze nu het eeuwige leven binnen zal gaan.

Wie het uur van de dood vreest, bevindt zich nog in de ban van die grote schuld. Hij heeft de verlossing van Jezus Christus nog niet gevonden. Hij heeft zich nog niet vrijgemaakt van het hem omhullende duister. Hij bevindt zich nog in het graf van zijn zonden, hoewel zijn lichaam nog op aarde leeft.

Want hij zal elke vrees voor het einde van zijn leven verliezen, wanneer hij zich heeft overgegeven in mijn armen, wanneer hij Mij innig vraagt hem te gedenken wanneer zijn uur is gekomen.

Want deze zal zalig inslapen, in vrede met zijn God en Vader. Hij zal alleen zijn lichaam achterlaten op deze wereld, maar de ziel zal opstaan. Ze zal opstijgen naar het licht. Ze zal het donker van het graf om zich heen niet bemerken, want Jezus Christus zelf zal haar bij de hand nemen en haar uit haar lichamelijk omhulsel wegvoeren. Hij zal haar leiden door de poort van het leven. En ze zal weten dat ook zij is opgestaan uit de dood, dat ze nu zal leven in eeuwigheid.

Dat de mens Jezus is opgestaan uit de dood is zeker waar. En die in Hem geloven als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, als mijn afgezant in wie Ik Me zelf heb belichaamd op aarde, die zullen ook geen vrees hebben voor het uur van hun eigen dood. Want Jezus heeft hun de belofte gegeven alleen maar vooruit te gaan om de woning gereed te maken voor allen die in Hem geloven.

Dus zullen ook zij verrijzen tot het eeuwige leven en Hij zelf zal ze naar zich toe halen, zoals Hij het heeft beloofd.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7320 Verrijzenis op de derde dag

29 maart 1959: Boek 77

En u zult allen kunnen jubelen en juichen, want de Heer is opgestaan uit de dood. Zo klonk het in het rijk der geesten, evenals bij de mijnen aan wie Ik op de derde dag ben verschenen toen Ik het graf had verlaten en aan mijn discipelen verscheen. Diepe droefheid was hun harten binnengetrokken, want ze hadden dat verloren wat heel hun inhoud was geweest in de tijd waarin ze met Mij op aarde wandelden. Ze hadden Mij, zoals ze meenden, voor eeuwig verloren aan de dood, want ze wilden en konden het niet geloven dat Ik zou opstaan uit de dood, hoewel Ik ze tevoren daarop opmerkzaam had gemaakt. De discipelen waren nog net zo aards gebonden en de realiteit van de aardse wereld ontnuchterde hen en vrees en jammer had hen in zo grote mate te pakken dat Ik ze wilde troosten en sterken en daarom aan hen ben verschenen na mijn verrijzenis. Ik had hun de opdracht gegeven uit te gaan in de wereld om Mij te verkondigen, dat wil zeggen mijn goddelijke leer van de liefde te verbreiden en de mensen in kennis te stellen van het werk van verlossing dat Ik voor alle mensen had volbracht. Maar om deze missie uit te kunnen voeren moesten ze volledig overtuigd zijn van de waarheid van datgene wat ze moesten verkondigen.

En tot het verlossingswerk behoorde ook mijn verrijzenis die pas het werk van verlossing bekroonde. Want de mensen moesten vernemen dat Ik de dood had overwonnen, dat er eeuwig geen dood meer hoeft te zijn voor degene die Mij navolgt, die de zegen van mijn verlossingswerk wil ontvangen en die dus een leven leidt zoals Ik het op aarde heb geleid. Deze hoeft dus geen dood meer te vrezen, omdat Ik de dood heb overwonnen en dus ook degene die hem in de wereld had gebracht. En daarom is mijn verrijzenis zichtbaar voor de mensen gebeurd, dat wil zeggen: alleen aan hen, wier graad van rijpheid het mogelijk maakte dat ze geestelijk konden zien, kon Ik ook zichtbaar verschijnen. Want mijn lichaam was geestelijk, het was niet meer het vleselijke lichaam, dat daarom ook alleen zichtbaar kon zijn aan hen, die al het geestelijk gezicht bezaten en aan wie Ik daarom ook mijn verrijzenis had aangekondigd.

Dat mijn graf leeg was deed ook wel de andere mensen verbaasd staan, maar ze zochten allerlei andere verklaringen dan die, dat Ik ben opgestaan uit de dood. En deze leer zal juist steeds een "geloof" vragen, dat echter ook alle mensen kunnen verkrijgen wanneer ze vrijwillig onder mijn kruis komen, wanneer ze tot diegenen willen behoren voor wie Ik de bitterste dood aan het kruis gestorven ben. Het geloof in Mij en mijn verlossingswerk sluit ook tegelijkertijd het geloof in mijn verrijzenis in, omdat een door mijn bloed verloste ziel al de zekerheid van een onvernietigbaar leven in zich heeft.

De discipelen waren nog niet vervuld van mijn geest. In hen was het na mijn kruisiging nog donker omdat de angst in hen, die menselijk was, geen licht toeliet. En Ik kwam ze te hulp door mijn zichtbaar verschijnen, dat hen dan echter ook alles overheersend overtuigde en blij en gelukkig deed worden, zodat hun missie hun nu gemakkelijk uitvoerbaar leek en ze zich nu met nog meer kracht wilden inzetten voor de verkondiging van mijn leer en mijn kruisdood, samen met mijn opstanding. In de dagen na mijn verrijzenis kon Ik mijn discipelen direct kracht doen toekomen, want de verlossing, ook van deze zielen, had nu plaatsgevonden en ze konden zich al losmaken van hun heer tot nu toe. En zonder schroom begonnen zij toen aan hun taak om te verkondigen, want ze wisten dat ze nu niet meer konden sterven, of alleen nog lichamelijk, dat ze echter in mijn rijk verder leven. En zo had ook voor hen de dood zijn verschrikking verloren.

De daad van de verrijzenis was dus als het ware pas een hulp voor de mijnen, die Ik in de grootste zielennood had achtergelaten omdat hun geloof toch nog niet de standvastigheid had die nodig was voor hun opdracht, mijn woord uit te dragen in de wereld. Ze moesten echter in mijn plaats spreken en ze moesten daarom nu ook dit overtuigd geloof hebben dat toch hun volledige verlossing vooropstelde, maar dan ook onweerlegbaar bij al mijn discipelen aanwezig was, zodat ze waarlijk getrouw mijn leer konden verbreiden toen nu hun missie begon.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7321 De goddelijke kruisdrager JEZUS CHRISTUS

30 maart 1959: Boek 77

Breng al uw lasten en zorgen onder het kruis. Zodra u zich toevertrouwt aan de goddelijke Kruisdrager, zult u voelbaar van uw last bevrijd zijn, want HIJ zal u die helpen dragen of HIJ zal de last van u afnemen en op de grote zondenlast werpen waarvoor HIJ aan het kruis is gestorven. U, mensen maakt allen veel te weinig gebruik van dit grote voorrecht, u kwelt uzelf vaak lang en u kunt voor uzelf de last toch niet zelf verminderen, maar u gaat ook niet de weg naar HEM DIE u toch altijd Zijn hulp heeft beloofd, DIE u allen liefheeft en DIE niet wil dat u lijdt.

En HIJ heeft tot u gezegd: "Kom allen tot MIJ die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, IK wil u verkwikken". Steeds en steeds weer moet u aan deze Woorden van HEM denken en dus naar HEM toegaan, uzelf aan HEM toevertrouwen in uw nood en dan berustend op Zijn hulp wachten, want HIJ zal u helpen, omdat HIJ het u heeft beloofd en omdat Zijn beloften waarlijk ook worden vervuld. HIJ kent alle noden van u, maar HIJ vraagt van u dat u naar HEM toe komt, dat u daardoor uw geloof aan Zijn Liefde en Macht laat zien.

HIJ vraagt van u overgave in vol vertrouwen aan HEM, HIJ wil het Zelf dat u HEM uw lasten oplegt, wil ze voor u dragen om u ervan te bevrijden, want Hij kan dit doen zodra u HEM erkent als de Verlosser JEZUS CHRISTUS, DIE EEN is met de VADER, of ook: zodra u JEZUS CHRISTUS erkent als uw GOD en VADER van eeuwigheid, DIE voor u over de aarde is gegaan in de mens JEZUS, om u te verlossen. En elke last is altijd nog een teken van schuld, van onvolmaaktheid, die u dus moet dringen om onder Zijn kruis te gaan, omdat u daardoor uw geloof in HEM betuigt en HIJ u dan met recht kan bevrijden van datgene wat u bezwaart of benauwt.

Elke last is voor u te dragen, wanneer u door HEM, de goddelijke Kruisdrager, wordt gesterkt, of dat HIJ u helpt haar te dragen. Want een klein kruisje te dragen wordt u allen opgelegd, opdat u de navolging van JEZUS zult kunnen gaan. En dit kleine kruisje zult u ook met berusting op u moeten nemen, want uw kracht om te weerstaan wordt tengevolge daarvan gesterkt en u zult krachtige strijders worden tegen de vijand van uw ziel, krachtige strijders ook voor de HEER, aan Wiens Zijde u nu waarlijk niet zonder succes strijdt. Maar HIJ zal het ook niet toelaten, dat het kruis u terneer drukt, dat het te zwaar op uw schouders rust, HIJ zal steeds met Zijn sterke Armen bereid zijn u te ondersteunen of het kruis op Zijn Schouders te nemen, omdat Zijn Liefde vol zorg over u waakt dat u niet het slachtoffer wordt van diegene die u ten val wil brengen.

Denk daarom steeds aan de Woorden van JEZUS:"Kom allen tot MIJ die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, IK zal u verkwikken". U hoeft niet hopeloos te zijn en op te geven, u hoeft u alleen maar steeds tot JEZUS CHRISTUS te wenden en u zonder beperking aan HEM toe te vertrouwen en HIJ zal u horen. HIJ zal u in vaderlijke Liefde tot Zich trekken en ziel en lichaam zullen krachtig gemaakt zijn door Zijn Liefde en Erbarming, DIE steeds alleen maar tracht u gelukkig te maken.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7577 Goede Vrijdag

15 april 1960: Boek 80

Door Mijn lijden en sterven aan het kruis vond u verlossing van zonde en dood. IK bood als mens voor u het offer aan, IK gaf Mijn leven onder ontzettende pijnen om uw zondenschuld te delgen, om voor u het lichtrijk weer te openen dat voor u was gesloten door uw zondeval. En dit offer bracht de Liefde in MIJ, want alleen Deze was in staat zo'n werk van barmhartigheid te volbrengen, omdat de liefde de kracht is, omdat de LIEFDE GOD Zelf is van eeuwigheid.

Wat de mens JEZUS heeft geleden, zult u, mensen nooit kunnen beseffen, want ofschoon IK Zelf in Hem was, bleven het menselijk lichaam het lijden en de smarten niet bespaard, omdat HIJ de grote schuld wilde wegnemen terwille van de Gerechtigheid. De zonde van de vroegere afval van MIJ was zo onmetelijk groot dat de wezens ze zelf niet zouden hebben kunnen tenietdoen, al zouden er eeuwigheden voorbij gaan. Want de wezens waren vol van licht toen zij tegen MIJ in opstand kwamen.

En de mens JEZUS was door Zijn overgrote Liefde op de hoogte van deze schuld, Hij wist dat deze zonde een onmetelijke boete eiste, opdat aan de Gerechtigheid genoegdoening werd gegeven. En Hij bood Zich Zelf aan MIJ als offer aan, en IK nam dit offer aan, omdat de Liefde het bracht, of wel: IK Zelf volbracht het, DIE de eeuwige LIEFDE ben. IK nam Mijn intrek in de mens JEZUS, IK vervulde HEM met Mijn GEEST, met Mijn Liefde die Kracht is en dus bracht de mens JEZUS ook de Kracht op voor dit werk van Verlossing, dat met onmetelijk lijden en kwellingen was verbonden die beantwoordden aan de grote schuld. Want Hij wilde deze zondenschuld teniet doen, Hij wilde boete doen terwille van de Gerechtigheid. Hij wist ook in welke nood de mensheid zich bevond wanneer hun geen hulp werd gebracht en Zijn ZIEL had Zich aan MIJ als offer aangeboden. Zijn ZIEL was bij MIJ gebleven toen Zijn broeders in de diepte stortten en Zijn ZIEL bood Zich aan om hen te redden, omdat zij zelf niet meer konden opstijgen ten hogen en omdat hun ook de weg die terugleidt naar het vaderhuis versperd was, zolang hun grote zondenschuld niet gedelgd was.

De ZIEL van JEZUS wist dit alles. IK had Mijn ZOON naar de aarde gezonden. IK had Zijn aanbod aangenomen MIJ genoegdoening te willen geven voor Zijn gevallen broeders. En Hij was op de hoogte van de mate van lijden die HEM wachtte. Maar Zijn Liefde dreef HEM aan, Zijn Liefde gold MIJ en de gevallen broeders, die HIJ MIJ weer terug wilde brengen. Hij daalde af naar de aarde en HIJ ging de weg als mens, HIJ nam MIJ volkomen in Zich op, de LIEFDE DIE HEM steeds meer vervulde - IK Zelf - bewoog HEM nu tot alles wat HIJ deed, want deze Liefde was enkel bedoeld voor de geknechte mensheid, die HIJ wilde verlossen uit de boeien van Mijn tegenstander. En zo ging HIJ de weg van het kruis, de weg van het lijden en de Liefde. Tot de tijd gekomen was, dat HIJ Zijn leven offerde voor Zijn medemensen, tot de dag gekomen was, waarop HIJ onder ontzettende smarten en kwellingen de dood aan het kruis onderging, waarop HIJ Zich Zelf had opgeofferd aan het kruis om de grote zondenschuld teniet te doen die op de mensheid drukte.

Hij heeft onuitsprekelijk geleden, onnoemelijke pijnen brachten Zijn tegenstanders HEM toe, die zich als afgezanten van Mijn tegenstander op HEM uitleefden. het waren smarten die geen mens zou hebben kunnen verdragen, wanneer de Kracht van de Liefde HEM niet zou hebben vervuld, wanneer de LIEFDE Zelf HEM niet zou hebben vervuld en HEM de kracht gaf vol te houden tot aan Zijn dood.

En deze Liefdedaad verloste de mensheid van de eeuwige dood. GOD's Gerechtigheid was voldoening gegeven, Mijn LIEFDE had de genoegdoening verricht en de mensen die het Verlossingswerk van JEZUS erkennen en er in willen delen, waren vrij van hun schuld. IK Zelf heb ME over de mensen ontfermd, IK Zelf heb in de mens JEZUS het Verlossingswerk volbracht, IK heb ME een menselijke vorm uitgekozen die bovenmenselijk leed op zich nam, opdat de mensheid Mijn werk van erbarming duidelijk werd, opdat ze de grootte van haar schuld inzag en nu vanzelf haar schuld naar Hem toe draagt, DIE voor haar aan het kruis is gestorven.

En daar IK Zelf dus in deze mens JEZUS was, komen de mensen nu met hun schuld naar MIJ en vragen MIJ om vergeving. Ze erkennen MIJ, zoals ze eens weigerden MIJ te erkennen en ze zien daardoor hun schuld in en zij bekennen hem ook. En IK neem ieder aan die zijn schuld tot onder het kruis draagt en voor ieder is nu ook de weg vrij naar MIJ, voor ieder is de weg vrij naar het Vaderhuis, want JEZUS CHRISTUS heeft de poorten geopend die door de zondeval gesloten waren.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7579 Pasen

17 april 1960: Boek 80

En Ik bouwde de tempel weer op, zoals Ik het beloofd had.

Ik stond op de derde dag op uit de dood en ook mijn lichaam steeg op uit het graf, omdat Ik het zo wilde dat de mensen kennis namen van mijn verrijzenis. Want zij geloofden niet aan een voortleven na de dood en Ik wilde hun het bewijs leveren dat het Mij mogelijk was ook de dood te overwinnen, opdat ze dan geloof zouden schenken aan mijn belofte, dat ieder mens die in Mij gelooft, zal opstaan tot leven. Daarom heb Ik het lichaam in vergeestelijkte staat mee laten opstaan uit het graf. Ik ben aan mijn leerlingen verschenen die Mij konden zien en ook voelen, omdat ze het moesten geloven dat Ik uit de dood ben opgestaan zoals Ik het tevoren had verkondigd. Maar alleen degenen wier staat van rijpheid dit toeliet, konden Mij zien. Want Ik was niet meer lichamelijk onder hen. Integendeel, lichaam en ziel hadden zich vergeestelijkt en waren bijgevolg alleen zichtbaar voor degenen die in staat waren met geestelijke ogen te schouwen, omdat Ik hun het geestelijke zien ontsloot. En dat was er weer de aanleiding voor dat de mensen twijfelden. Dat ze ruzie maakten en verdachtmakingen uitspraken dat mijn lichaam onrechtmatig verwijderd was, zoals ook vandaag de dag nog aan mijn verrijzenis op de derde dag wordt getwijfeld door diegenen die het gebeuren van de vergeestelijking van de ziel en het lichaam niet begrijpen. De mensen geloven niet in een opstanding van de ziel. En toch speelt zich bij alle mensen hetzelfde gebeuren af bij de dood van hun lichaam, dat de ziel het lichaam verlaat en binnengaat in het rijk hierna. Want zij kan niet sterven. Alleen is haar toestand heel verschillend, al naar gelang haar levenswandel. Heeft deze nu op aarde tot rijpheid geleid, dan staat de ziel op tot leven, tot een nieuw leven in het geestelijke rijk.

Mijn ziel was geheel rijp geworden. Ze had zich verenigd met de geest van de Vader van eeuwigheid en ze had ook gedurende het leven op aarde het lichaam ertoe weten te brengen, zich aan al haar wensen aan te passen, zodat ook het lichaam de vergeestelijking van alle substanties al op aarde onderging en daarom tegelijk met de ziel na de dood kon verrijzen, waarvan Ik op de derde dag het bewijs leverde. Maar ook dit gebeuren kan alleen worden geloofd, omdat daarvoor geen bewijzen meer kunnen worden geleverd. Maar wiens geest gewekt is, wie op de hoogte is van de zin en het doel van de mens op aarde, die gelooft ook vol overtuiging in mijn opstanding op de derde dag. Want het wordt hun verkondigd door mijn geest, die na mijn opstanding ook naar mijn leerlingen uitstraalde, wat na mijn hemelvaart zichtbaar werd. Want ook dit konden weer alleen de mensen beleven die helemaal rijp waren, die in staat waren geestelijk te schouwen, omdat Ik het wilde en omdat ze geestelijk al zo voorbereid waren dat voor hen de belevenis van het uitgieten van de Geest (Hemelvaart) geen wilsdwang meer betekende. Zo hebben na mijn verrijzenis ook steeds maar enkelingen Mij kunnen zien en heb Ik deze enkelingen sterker gemaakt voor dit ongewone gebeuren. Ze zagen Mij en Ik wilde het zo, omdat mijn leerlingen de wereld in moesten trekken om mijn evangelie te verkondigen en omdat ze moesten getuigen van mijn verrijzenis op de derde dag. Maar aan de ongelovigen ben Ik niet verschenen, want dezen zouden de volheid van mijn licht, dat in hun geestelijke duisternis naar binnen zou hebben gestraald, niet hebben kunnen verdragen. Maar wie mijn evangelie hoort, wie in Mij gelooft en in mijn verlossingswerk, die moet ook kunnen geloven in mijn opstanding uit de dood. En het zal voor hem ook mogelijk zijn daarin te geloven, omdat de geest in hem, die uit Mij straalt, hem van binnen op dezelfde manier onderricht en hem een levend geloof schenkt. Hij zal geen verder bewijs nodig hebben. Hij zal er innerlijk geheel en al van overtuigd zijn dat zijn ziel verrijst tot leven. En hij zal daarom ook zijn aards bestaan bewust leiden. Hij zal streven naar de vereniging met Mij. Hij zal aan Jezus Christus vasthouden en in Hem met Mij zelf in verbinding treden. Hij zal geestelijk streven en voortdurend proberen mijn wil te vervullen en hij zal de dood niet hoeven te vrezen, omdat hij weet dat hij zal opstaan tot eeuwig leven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7863 Oerlicht van eeuwigheid - Jezus Christus

2 april 1961: Boek 82

Mijn geest is in u werkzaam geworden wanneer u het mogelijk maakt dat Ik u kan toespreken, dat Ik u mijn woord doe toekomen en u dit in het hart verneemt als mijn rechtstreekse toespreken. En dit woord moet u de waarheid overbrengen die u nodig hebt om gelukzalig te kunnen worden. Alles wat u moet weten wordt u bekend gemaakt door de stem van de geest. Want zolang Ik u niet zelf kan onderrichten bent u blind van geest. Dat wil zeggen: u bent zonder enig inzicht, u bent zonder innerlijk licht. Maar Ik ben het Oerlicht van eeuwigheid en al het wezenlijke dat uit Mij is voortgekomen moet in dit licht verkeren, daar het anders niet gelukzalig kan zijn. Dus laat Ik mijn licht uitstralen in de oneindigheid. Ik doorstraal al het wezenlijke dat Mij geen weerstand biedt. Ik laat mijn licht op de aarde neerstralen. Ik leid het naar de mensen toe die aan het begin van hun belichaming zonder licht zijn. Ik maak ze bekend met de waarheid, met een waarheidsgetrouw weten dat voor hen ook hun bestaan op aarde begrijpelijk maakt en dat hun uitsluitsel geeft over de zin en het doel van hun leven.

En dit weten betekent voor hen licht dat van het eeuwige Licht afkomstig is en ook weer naar het eeuwige Licht terugvoert. Dit weten is zeer omvangrijk, want het omvat heel mijn heilsplan. Het omvat het werk van mijn schepping, de afval van het geschapene en het terugbrengen ervan naar Mij. Het is een daad van mijn overgrote liefde voor u, dat Ik u dit weten doe toekomen, dat Ik u weer een licht schenk - u die dit licht eertijds hebt afgewezen en daarom een verduisterde geest kreeg. Maar u zult niet eeuwig in deze duisternis gelaten worden en Ik zelf wil u daarom uw weg over de aarde verlichten waarop u weer naar Mij terug zult kunnen keren.

Wanneer u weet van uw vroegere afval van Mij, van uw oerzonde die er aanleiding voor is geweest dat u eens als mens over de aarde moet gaan, dan zal ook al het andere weten voor u begrijpelijk worden. En wanneer Ik dus zelf dit weten aan u kan overbrengen door de stem van de geest, dan bent u al aanzienlijk dicht bij Mij gekomen. Dan hebt u zich al gescheiden van degene die u eens had meegesleurd naar de diepte. U hebt dan de band met mij tot stand gebracht, daar Ik anders niet tot u zou kunnen spreken. U bent vrij geworden. U bent aan de macht van de tegenstander ontsnapt, u hebt u bewust naar Mij toegekeerd. Uw wil verlangt weer naar Mij van Wie u eens bent weggegaan. En u hebt u vrij kunnen maken omdat de goddelijke Verlosser Jezus Christus u daarbij heeft geholpen, zonder Wie het u nooit mogelijk zou zijn uit de gevangenschap van de satan vrij te worden. En het weten van de goddelijke Verlosser Jezus Christus is het sterkste licht dat door mijn liefde naar u toe straalt, want het bepaalt uw gelukzaligheid.

U zult doordrongen moeten zijn van dit licht. Want zolang u zonder kennis bent van het grote werk van erbarmen van de mens Jezus, zult u met verduisterde geest voortgaan en niet in staat zijn een ander licht te onderkennen. Want in Jezus Christus daalde Ik zelf, het Oerlicht van eeuwigheid, af naar de aarde om de duisternis op te heffen, om in de harten der mensen een liefdeslicht te ontsteken dat hun de weg omhoog zou verlichten.

U mensen zult allen op uw weg over de aarde bij een kruispunt komen. En dan zult u worden gewezen op Jezus Christus en u zult dan de weg moeten nemen naar Hem Die aan het kruis voor u mensen is gestorven om de oerzonde van uw afval van Mij teniet te doen. Mijn overgrote liefde zal u allen het weten over Hem proberen voor te leggen. Ook vooraf zal ik u al een licht schenken, doordat Ik probeer u opheldering te geven over Jezus en Zijn missie. Maar in uzelf moet dit licht dan eerst voeding vinden en aanwakkeren tot een heldere vlam. U zelf zult u in vrije wil tot Hem moeten wenden. En dan is ook uw terugkeer naar Mij verzekerd - Die zelf in Jezus het verlossingswerk aan het kruis heb volbracht.

In de duisternis van geest ontbreekt u elk weten. En er is duisternis van geest wanneer mijn tegenstander tracht u weg te dringen van het licht, wanneer hij u verhindert in liefde werkzaam te zijn, omdat de liefde het licht van eeuwigheid is. En Ik zal u daarom steeds aansporen om in liefde werkzaam te zijn en Ik zal dit doen door de stem van het geweten zolang Ik u niet rechtstreeks kan toespreken. Maar mijn geestvonk in u uit zich vooreerst heel zacht, opdat u toch een beetje hulp wordt geboden. En uw wil beslist dan.

En wanneer hij heeft gekozen voor Mij, dan zal mijn licht steeds helderder in hem stralen. Hij onderkent Jezus Christus, hij onderkent Mij in Hem en nooit zal hij meer terugvallen in de duisternis, want mijn licht trekt hem omhoog. In het licht herkent hij de weg en hij zal zijn doel bereiken, hij verenigt zich voor eeuwig met Mij.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8156 Het smartelijk lijden van Jezus Christus - De menswording van God

20 april 1962: Boek 86

Met het bitterste lijden en de bitterste pijnen heb Ik mijn leven als mens op deze aarde beëindigd toen Ik mijn bloed vergoot voor de zonden der mensen om hun grote schuld teniet te doen. Voor de mensen is alleen een "mens" aan het kruis gestorven, en een mens heeft ook het smartelijkste lijden op zich genomen om Mij het zoenoffer aan te bieden. Maar Ik zelf was in de mens Jezus, omdat voor dit werk van genade en erbarmen de Liefde Hem de kracht bezorgde, en deze Liefde was Ik zelf. Zolang u als mens over de aarde gaat en nog niet volmaakt bent, zult u het niet kunnen begrijpen dat Ik zelf in de mens Jezus was, omdat het voor u onbegrijpelijk is dat God de Liefde is. Dat over God alleen kan worden gesproken wanneer het om de liefde gaat, die het oerwezen van God is. De mens Jezus was vol van liefde en Zijn overgrote liefde bewoog Hem zich zelf te offeren voor Zijn medemensen, omdat Hij hun ongelukkige toestand inzag en hun hulp wilde brengen. Maar Ik zelf was de Liefde Die Hem vervulde, Ik zelf was in mijn oerelement in Hem en daarom heb Ik zelf in de mens Jezus het kruisoffer volbracht, maar de "mens" verdroeg het smartelijkste lijden omdat Ik als "God" niet lijden kon.

U mensen zult alleen moeten geloven, dat Ik zelf in de mens Jezus Mij heb belichaamd. U moet alleen geloven dat Ik zelf deze menselijke omhulling koos, daar u anders van mijn werk van erbarmen geen kennis zou hebben kunnen nemen. U moet alleen geloven dat Ik Me aan u mensen in Jezus "zichtbaar" maakte en dat u daarom Hem zult moeten erkennen wanneer u Mij weer zult willen erkennen, Die u eens uw erkenning ontzegde.

Mijn menswording in Jezus is een zo geweldig vraagstuk dat het met weinig woorden niet kan worden weergegeven. Toch probeer Ik steeds weer dit probleem voor u op te lossen, voor zover het u begrijpelijk kan worden gemaakt. Het kruisoffer heb Ik zelf voor u volbracht, omdat het de Liefde was die u mensen wilde verlossen van zonde en dood. De onmetelijke pijnen heeft de mens Jezus op zich genomen. Zijn menselijke omhulling, Zijn lichaam leed onuitsprekelijk en stierf de smartelijkste dood aan het kruis om te boeten voor de grote zondeschuld. Maar deze mens Jezus stond in innige verbinding met Mij, daar Ik anders geen verblijf in Hem had kunnen nemen, daar anders de Liefde Hem niet geheel zou hebben kunnen vervullen.

Ik was in Hem, Hij was Mij tot omhulling geworden. De Godheid wier oerelement liefde was, doorstraalde Hem geheel, zodat Hij volledig met Haar was samengesmolten, dat Hij een werd met Mij. Jezus en Ik zijn hetzelfde. Jezus was tot een zichtbare God geworden, terwijl Ik tevoren door geen van de door Mij geschapen wezens gezien kon worden omdat deze vergaan zouden zijn in het oervuur van de eeuwige Liefde. Maar het leed dat de mens Jezus heeft verdragen voor Zijn medemensen was onvoorstelbaar en daardoor werd de grote oerzondeschuld van de eens van Mij afgevallen wezens verzoend, zodat voor alle wezens de weg weer vrij werd naar Mij, in het rijk van het licht en van de gelukzaligheid.

U mensen zult dit werk van genade en erbarmen nooit ten diepste kunnen begrijpen, maar u zult het kunnen geloven dat het geen zuiver menselijke aangelegenheid is geweest die door de mens Jezus op aarde werd volbracht, maar dat aan het verlossingswerk van Christus diepe geestelijke beweegredenen ten grondslag lagen en dat Ik zelf in Jezus herkend en erkend moet worden. En steeds weer zal Ik de mensen deze kennis doen toekomen, opdat ze weten dat ze niet aan Jezus Christus en Zijn verlossingswerk voorbij mogen gaan, willen ze het eeuwige leven bereiken. Steeds weer zal Ik de mensen daar zelf uitsluitsel over geven door mijn Geest, omdat schools overgedragen weten nooit zal worden aangenomen of het juiste begrip zal vinden, wat echter voorwaarde is om Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld te erkennen, in Wie Ik zelf mens ben geworden om de mensheid te verlossen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8158 Verrijzenis van JEZUS

23 april 1962: Boek 86

Op de derde dag is Mijn lichaam verrezen. En al schijnt deze gebeurtenis voor u, mensen ook ongelooflijk omdat er geen bewijzen voor gegeven kunnen worden, toch zal door Mijn GEEST de mensheid steeds verkondigd worden dat Ik waarlijk ben opgestaan uit de dood. Want IK heb door Mijn verlossingswerk de dood overwonnen, die Mijn tegenstander door zijn val in de diepte voor het eerst in de wereld had gebracht.

En IK heb u door Mijn verrijzenis tegelijk bewezen dat er geen dood meer is voor het vergeestelijkte wezen. Dat dus de terugkeer tot de oorspronkelijke staat - dat door een leven in liefde zoals ik het de mensen voorgeleefd heb, bereikt wordt - ook elke doodse toestand, elke onmacht en elke krachteloosheid uitsluit, en de ziel nu het eeuwige leven kan ingaan zodra zij deze verandering in het aardse leven heeft voltrokken.

De dood is overwonnen door Mijn kruisoffer, want de oerschuld werd daardoor gedelgd en het schepsel weer de mogelijkheid gegeven weer te worden zoals het als oerwezen was, wat nu ook een eeuwig leven waarborgt. IK wilde u een bewijs geven dat ook het vleselijke lichaam zich vergeestelijken kan, en dat het daarom de dood niet meer hoeft te vrezen als de vergeestelijking van zijn lichaam de mens reeds op de aarde zou gelukken.

IKZelf heb als de mens JEZUS door Mijn leven vanuit de Liefde alle nog onrijpe substanties van Mijn lichaam vergeestelijkt. IK heb ze tot voltooiing gebracht. De Liefde heeft al het niet geestelijke in MIJ gekalmeerd en het ertoe gebracht zich met Mijn ziel te verenigen, zodat lichaam en ziel zich totaal met de eeuwige goddelijke GEEST in MIJ konden verbinden - en dus de totale samensmelting met deze heeft plaatsgevonden.

En een volledig vergeestelijkt wezen kan niet meer aan de dood onderworpen zijn, want de dood is een toestand van krachteloosheid - terwijl een wezen dat vergeestelijkt is, vol licht en kracht, en vrij van iedere gebondenheid is. De gebeurtenis van Mijn opstanding was voor u mensen duidelijk te zien, want zij vonden Mijn graf leeg. Dat nu de ongelovigen de ontvoering van Mijn lichaam voor hun medemensen geloofwaardig wilden maken was begrijpelijk, maar ook dat konden zij niet bewijzen. En Mijn opstanding als waarheid aannemen zullen steeds alleen de gelovigen - die mensen die reeds innig met MIJ verbonden zijn door de liefde of hun goede wil juist te leven voor Mijn Ogen. Dat zij echter plaatsgevonden heeft is waar, want daarmee werden de beloften vervuld die de mensen gegeven waren door zieners en profeten. Mijn verrijzenis was een grote nederlaag voor Mijn tegenstander, die IK het bewijs gaf dat de liefde sterker is dan de haat en dat hij zijn aanhang niet voor eeuwig in de toestand van de dood kan houden, omdat IKZelf de dood had overwonnen en dus het leven kan geven aan ieder die Mijn verlossingswerk erkent - en een beroep doet op de aan het kruis verworven genaden.

Voor Mijn tegenstander was Mijn verrijzenis dus een nederlaag, en daarom probeert hij de mensen van de wijs te brengen en hun Mijn opstanding als twijfelachtig voor te stellen. En toch kan hij de opstanding van hen die MIJ navolgen, die in MIJ geloven en die IK nu ook het eeuwige leven kan schenken zoals IK het beloofd heb, niet verhinderen. Zijn aanhang zal gestadig verminderen, want steeds weer zullen mensen verrijzen en eeuwig leven omdat IK de dood overwonnen heb. Omdat hij niet eeuwig het innerlijk teneer kan drukken van hem wiens wil het is naar MIJ terug te keren, en die daarom onder Mijn kruis bescherming zoekt om aan de macht van Mijn tegenstander te ontsnappen. Voor deze is de dood overwonnen en de opstanding ten leven verzekerd.

(23 april) Ook Mijn discipelen wilden niet geloven dat IK was opgestaan van de dood, ofschoon IK het hun toch al tevoren voorspeld had. Maar IK sterkte hun geloof en zij herkenden MIJ toen IK bij hen kwam. Zij hadden dus het bewijs dat IK de dood overwonnen had, want zij moesten MIJ met volle overtuiging verkondigen, zij moesten van Mijn sterven evenals van Mijn verrijzenis gewag maken.

Deze kennis moesten de mensen vernemen die aan MIJ geloven, zij zouden dan de weg naar het kruis opgaan omdat zij dan alleen verlossing konden verkrijgen als ook zij hun schuld bij MIJ brachten onder het kruis. Maar Mijn grootste werk van erbarming zou spoedig in vergetelheid geraakt zijn als Mijn GEEST niet steeds weer in die mensen had kunnen werken, die zich volledig en helemaal overgaven aan MIJ. Die IK daarom ook, als verlost, vullen kon met Mijn GEEST, die hen weer innerlijk kon onderwijzen en die hun de kennis over het verlossingswerk van JEZUS CHRISTUS ontsloot.

Want alles wat de mensen aan overlevering werd medegedeeld, behield zijn waarheidsgehalte niet lang. Waar alleen het mensenverstand bezig was, daar ontstonden ook onjuiste opvattingen die als overleveringen werden doorgegeven en die zodoende geen garantie meer boden voor de zuivere waarheid.

Waar echter Mijn GEEST in een mens kon werken, daar werd ook steeds de zuivere waarheid benadrukt en zowel de kennis van Mijn lijden en sterven aan het kruis alsook Mijn verrijzenis, aan de mensen overgedragen, omdat deze kennis onvoorwaardelijk nodig is dat ook de mensen helemaal vervuld zullen zijn van dit geloof. En steeds weer zal Mijn GEEST dan in de mens werkzaam zijn die zich aan MIJ overgeeft om de zuivere waarheid te ontvangen.

Steeds weer zal de mensen de boodschap worden verkondigd en juiste opheldering worden gegeven, zodat u, mensen ook met overtuiging aan Mijn verrijzenis kunt geloven, en ook daaraan, dat IK waarlijk de dood overwonnen heb. Dat er voor u geen dood meer behoeft te zijn als u zich aan Mijn zijde plaatst; als u zelf wilt dat IK voor u gestorven ben, als u een levend geloof hebt in MIJ en Mijn verlossingswerk, dat IKZelf in de mens JEZUS heb volbracht.

IK ben opgestaan uit de dood en zo zult ook u opstaan na de dood van uw lichaam en eeuwig leven. En u hoeft geen dood meer te vrezen zodra u vrij bent geworden van de vijand van uw ziel, van Mijn tegenstander. Zodra u zich door MIJ laat verlossen bestaat er voor u geen dood meer, want dan zult u in en met MIJ leven en dit leven voor eeuwig niet meer verliezen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8465 Waarom is de kennis van het terugvoeringsproces niet algemeen bekend?

12 april 1963: Boek 89

Wanneer u steeds alleen maar de weg gaat tot MIJ dan zult u ook geholpen worden in elke nood en elke benarde toestand, zij het geestelijk of aards. Want u zult geholpen worden met wat het beste is voor uw ziel, omdat alleen de zuivere waarheid heilzaam is. IK heb u geen grenzen gesteld, en wanneer u uw geestelijke kennis wilt uitbreiden zal IK altijd bereid zijn u te onderwijzen. U vraagt waarom u nu kennis ontsloten wordt waarvan u tot nog toe weinig of niets wist, en IK wil u de reden daarvan uiteen zetten.

Er zijn steeds mensen geweest wier geestestoestand toeliet in de diepste scheppingsgeheimen ingewijd te worden. Die daarom de kennis bezaten over de oorsprong van al het geschapenen, over de afval van MIJ en ook over Mijn heilsplan van eeuwigheid. Zij konden echter deze kennis nooit overdragen aan hun medemensen, zolang dezen zich nog op een lager geestelijk niveau bevonden dan degenen - die deze kennis van MIJ ontvangen hadden. Het zou nooit in zijn diepte begrepen zijn. En hadden de medemensen het alleen letterlijk aangenomen, dan zou hun verstand hen er toe hebben gebracht het als hersenspinsels van een fantast af te wijzen, want een nog onontwaakte geest zou het niet kunnen begrijpen.

En zo bevond de mensheid zich uit de tijd van Mijn aardse leven nog op een zeer laag geestelijk peil omdat zij nog geheel onder de macht van Mijn tegenstander stond - wat ook de oorzaak was van de grote geestelijke duisternis. Er waren derhalve maar zeer weinig mensen die IK over zulke scheppingsgeheimen onderwijzen kon.

En zelfs dezen begrepen het nog heel moeilijk omdat zij ook zelf nog met de oerzonde belast waren, wat ook een tekort aan inzicht betekende. Zij vroegen MIJ wel telkens weer, maar IK kon hen alleen maar verwijzen op de verlichting van hun geest na Mijn kruisdood, na het volbrachte verlossingswerk, dat voor hen die MIJ in liefde waren toegedaan de dichte duisternis wegnam. Dezen dus kwamen langzaam tot inzicht van datgene wat IK hun geleerd.had. Maar zij zouden die kennis niet hebben kunnen doorgeven, juist omdat de medemensen die nog een onontwaakte geest bezaten het niet hadden kunnen begrijpen.

En omdat nu deze kennis, dus de ontwaakte geest, pas het gevolg van een juiste levenswandel was, het resultaat van de liefdeleer die IK Zelf de mensen dringend verkondigd heb, moesten de mensen eerst ertoe worden aangespoord Mijn geboden van de liefde te vervullen.

En verder moet u weten dat Mijn discipelen,op Mijn wens,voor het nageslacht alleen neerschreven waartoe IK hun de opdracht gaf, doch ook zijzelf konden deze diepe wijsheden nog niet begrijpen. Daarom hielden zij zich aan Mijn opdracht: alleen dat te vertellen wat IK tot die mensen sprak die MIJ navolgden. Die in MIJ een profeet zagen en van MIJ wonderen verwachtten - of genezing van al hun gebreken. Die uit Mijn Woorden troost en kracht schepten en in wie IK het geloof in de enige GOD versterken kon, omdat zij van goede wil waren.

Doch van degenen die dieper wilden doordringen waren er maar zeer weinig. En hun verstand bewoog hen ook meer dan hun hart, om naar dingen te vragen die alleen IK hun kon beantwoorden. Zij namen nu wel de ophelderingen aan, maar werden niet ontroerd, behalve enkelen wier harten tot liefde bereid waren en die MIJ ook zagen als hun GOD en Schepper. En dat dezen door MIJ ook voorgelicht werden en erg blij waren met zo'n kennis, hoeft niet speciaal vermeld te worden. Maar deze kennis bleef altijd maar een gelukkig makend geestelijk goed voor juist die van Mijn aanhangers, die IKZelf daarover onderwees. Zij gaven het echter niet door aan hun medemensen of nakomelingen, daar dezen het niet konden begrijpen, en bijgevolg werden zulke onderrichtingen dan ook niet vermeld door Mijn discipelen.

Bovendien was deze kennis over oorsprong en einddoel van al het geschapene voor de toenmalige mensen niet noodzakelijk, ja vaak niet bevordelijk. Want was het hun als een leerstelling medegedeeld, dan had het ook in zeker opzicht dwingend op de wil van de mensen kunnen inwerken die dan, wanneer zij geloofden, met huivering aan hun ontwikkeling tot mens zouden hebben gedacht en zich dan niet meer vrij hadden gevoeld. Of, zij hadden geen liefde kunnen opbrengen voor een GOD, Wiens plan voor hen volkomen onbegrijpelijk zou zijn geweest. Kon IK echter goddelijke openbaringen naar de aarde zenden, dan is ook deze kennis voor de mensen ontsloten.

De nabijheid van het einde maakt begrijpelijk dat daarover steeds duidelijker informatie gegeven wordt, omdat nu de mensen hun verantwoording niet nadrukkelijk genoeg voorgehouden kan worden. Want het gaat nu om de hernieuwde kluistering, een gebeuren dat alleen aan het einde van een verlossingsperiode voorkomt, en voor alle zielen die bezig zijn opwaarts te gaan buitengewoon belangrijk is. Van tevoren hadden de zielen die hun rijpheid op aarde niet bereikten steeds nog de mogelijkheid in het rijk hierna tot voltooiing te komen. Maar aan het einde van een verlossingsperiode bestaat deze kans niet meer, want dan overkomt dat verschrikkelijke lot al die zielen die tijdens hun proef op aarde faalden, dat zij opnieuw ontbonden - en weer in afzonderlijke deeltjes in de harde materie gekluisterd worden.

Wat ligt nu meer voor de hand dan dat IK u, mensen laat weten wat u te wachten staat wanneer u faalt? U kunt ook zonder die kennis voor uw aardse levensproef slagen, maar alleen als u in de liefde leeft. Wanneer de liefde echter verkoeld is, is ook het falen onvermijdelijk. En wanneer met de hernieuwde kluistering van de ziel ook haar lot bezegeld is, dan wend IK voordien nog alle middelen aan om de mensheid wakker te schudden en dan zorg IK er ook voor, dat de mensen opheldering gegeven wordt over Mijn grote scheppingsplan. Ofschoon het resultaat toch weer niet veel anders zal zijn dan dat de mensen zulke kennis ongelovig aanhoren, en ze dan wel veel eerder afwijzen dan aannemen.

Maar IK ken ook de wil van ieder mens afzonderlijk, en IK weet derhalve ook wie zich voor deze kennis niet afsluit en de consequenties daaruit trekt. En waarlijk, hun doe IK ze toekomen zoals IK altijd hen in de waarheid heb binnengeleid, die in het diepste geestelijke weten, die in hun harten naar opheldering verlangden en door een leven in liefde ook in staat waren om deze kennis te ontvangen. Want u moet een GOD der Liefde, Wijsheid en Macht onderkennen en wel in ieder gebeuren dat u zult beleven. U moet MIJ vertrouwen en steeds aanspraak maken op Mijn hulp, want de nood zal nog groot zijn vóór het einde. Maar wie op MIJ vertrouwt en volhardt tot het einde, die zal zalig worden.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8467 Waar zijn verleidingen van afkomstig?

14 april 1963: Boek 89

Er wordt u veel gegeven omdat Mijn Liefde voor u onbegrensd is, en gelooft u dan dat IK een verzoek van u onvervuld laat dat het welzijn van uw ziel bebetreft?

De ziel zal er echter het grootste voordeel uit trekken, als IK haar naar waarheid onderricht, want dan leert ze MIJ kennen en liefhebben en dan is ook haar doel zeker, dat ze zich door de liefde met MIJ verenigt. Veel zult u, mensen nog te weten komen door Mijn onderrichtingen, steeds dieper zult u binnendringen in een gebied dat voor u alleen maar op geestelijke manier kan worden ontsloten, en daarom zal IK MIJ steeds weer aan u openbaren, IK zal u door Mijn GEEST een weten doen toekomen, dat u zal verblijden en moet helpen u te voltooien.

En het is voornaam dat u weet, hoe uw eigen aard is en waarom u zo geaard bent zoals u als mens over de aarde gaat. Het gaat erom op deze aarde uw laatste wilsproef af te leggen, het gaat erom dat u volbrengt, u opnieuw te vormen zoals u als oerwezen was, wat zoveel wil zeggen als, dat u al het negatieve dat nog aan u kleeft, verandert in iets positiefs en weer die volmaakte wezens wordt die u was in het allereerste begin.

Uw onvolmaaktheid bestaat daarin, dat uw vrije wil die zich alle richtingen op kon ontplooien, helemaal omsloeg, dat hij dus het tegenovergestelde nastreefde van datgene wat met Mijn Wil overeenkwam, dus wettelijke ordening was. Het (oerwezen) stapte uit de wet van de eeuwige ordening, het misbruikte zijn wil en deed zo zijn wezen worden tot het tegendeel. Nu echter is het door het eindeloos lange tijd durende proces dat hem terug moet brengen weer in staat opnieuw zijn wil een beslissing te laten nemen, wat het tevoren, in de toestand van een gebonden wil, niet kon. Deze ontwikkelingsgang is u al uitvoerig uitgelegd. Nu echter is het wezen bij het begin van zijn belichaming als mens nog ver van de volmaaktheid verwijderd omdat het nog eigenlijk veel negatiefs bezit, dat het nog moet overwinnen in het aardse leven. Want het wezen bevindt zich nog helemaal in de macht van hem, die de aanleiding gaf tot zijn val in de diepte. En daar de wezens hem eens vrijwillig in de diepte zijn gevolgd, heeft hij ook nog een zeker recht op die zielen.

Maar ook IK heb er recht op, omdat al Mijn schepselen uit Mijn Kracht zijn voortgekomen. De ziel moet nu zelf de beslissing nemen aan welke heer ze ondergeschikt wil zijn, en om haar wil strijden zowel IK alsook Mijn tegenstander gedurende het aardse leven. Dus heeft ook Mijn tegenstander het recht op de wil van de mens in te werken en hij doet daarom ook alles, om hem voor zich te winnen.

Daar de mens, het eens gevallen schepsel dat nu belichaamd is, veel negatiefs in zich bergt, dus eigenschappen en aandriften die kenbaar maken dat hij bij Mijn tegenstander hoort, moet de mens nu strijd voeren tegen die eigenschappen en aandriften. Hij moet zichzelf overwinnen, al het negatieve afstoten en zijn wezen weer veranderen, doordat hij goddelijke eigenschappen aanneemt, doordat hij een passende maat vindt voor alle neigingen die hem naar zijn natuur als mens zijn toegevoegd, opdat hij zich toetsen kan en strijd voert tegen zichzelf, d.w.z. tegen de door de tegenstander in wanorde gebrachte gedachten, handelingen en geestvermogens, die juist als gevolg van de val van weleer het wezen totaal veranderden, d.w.z. zondigen tegen de wet van de eeuwige ordening.

De strijd tussen MIJ en Mijn tegenstander om de wil van de mens, vindt voortdurend plaats gedurende het aardse leven, en de tegenstander zal te allen tijde zijn verleidingskunsten aanwenden, hij zal de mens steeds ertoe aanzetten te handelen tegen de wet in, dus tegen Mijn ordening van eeuwigheid te zondigen. En steeds opnieuw zal de mens zelf de wil moeten opbrengen deze verzoekingen te weerstaan, maar daar ook altijd de kracht voor krijgen, wanneer hij MIJ er maar om vraagt. De verleidingen komen altijd van Mijn tegenstander, terwijl IK alleen maar aangeroepen wil worden om de mens voor vallen te behoeden.

Wat het nu ook wezen mag, op welke wijze de mens in verzoeking raakt, het is steeds het werkzaam zijn van Mijn tegenstander. Nooit is zo'n verleiding van MIJ afkomstig, steeds ben IK echter bereid u, mensen te helpen om de verzoekingen te weerstaan. Het gaat erom dat u, mensen zich van Mijn tegenstander, die om u vecht, los maakt, terwijl hij steeds weer probeert u aan zich te binden en ten val te brengen. Nooit zou IK u op dezelfde manier in zulke bekoringen leiden, integendeel proberen u daar uit te bevrijden. Maar IK kan Mijn tegenstander niet zijn recht ontzeggen om voor u, die in vrije wil bij hem wilde horen, te strijden. En evenzo heb niet IK deze verkeerde neigingen in u gelegd, dat ze u dus volgens de wetten van de natuur naar beneden zouden kunnen trekken, veeleer moet uw vrije wil zelf de grenzen trekken, u zult de juiste maat moeten vinden, dan zult u nooit zondigen.

Mijn tegenstander echter zal steeds proberen u ertoe te brengen de juiste maat te overtreden, dus al het goede in het tegendeel te doen verkeren, alle aandriften, die u volgens de natuur in u hebt, te misbruiken en u daardoor tot zonde te brengen. Hij zal nooit aflaten u in verzoeking te brengen tot aan het eind van uw leven, maar u zult hem kunnen overwinnen met Mijn Genade en Mijn Kracht. Dat IK al deze verzoekingen toelaat, betekent echter niet dat IK Zelf u "in verzoeking leid", maar IK leid u uit de verzoeking en verlos u van alle kwaad, wanneer u MIJ daarom vraagt.

Van MIJ kan er niets negatiefs beweerd worden, IK Zelf kan ook niets negatiefs in een mens gelegd hebben, integendeel, IK kan steeds alleen maar het volmaakte scheppen, dat het wezen echter in vrije wil door de invloed van Mijn tegenstander kan veranderen in het tegendeel. Maar in het aardse leven moet u de proef afleggen of u bereid bent te strijden tegen al het niet-goddelijke in u, en met dat doel zal IK u helpen op elke wijze. Want IK wil dat u de volmaaktheid bereikt, maar IK Zelf zal uw geestelijke nood niet vergroten, doordat IK de mogelijkheden van een nederlaag voor u nog vermeerder. Want IK bemin u en wil u gelukzalig maken voor eeuwig.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8468 Alleen Jezus kan de wil sterker maken

14 april 1963: Boek 89

Dat Ik voor u mensen aan het kruis ben gestorven, was een daad van genade van een zo grote betekenis, dat het u niet vaak genoeg kan worden voorgehouden, opdat u ook de genaden ten volle benut die de mens Jezus door deze daad voor u mensen heeft verworven. Want als u het verlossingswerk van Jezus Christus buiten beschouwing laat, is er voor u geen verlossing en blijft u gekluisterd in de macht van degene die uw vijand is en blijven zal, die nooit uw gelukzaligheid wil, u daarentegen alleen maar in het verderf zal storten daar hem elke liefde ontbreekt. U zelf bent ook geheel zonder liefde door uw vroegere afval van Mij, want u wees de straal van mijn liefde af.

En zolang u nog in de macht van de tegenstander bent, die u heeft aangezet tot uw afval van Mij, zult u ook nooit mijn liefdeskracht kunnen ontvangen. Want u zult zelf vrijwillig bereid moeten zijn u te laten bestralen en deze wil brengt u tot in de eeuwigheid niet op, want uw wil is tot het uiterste verzwakt. Door mijn dood aan het kruis verwierf Ik voor u de genaden van een versterkte wil, dus zal het voor u niet meer onmogelijk zijn u uit de macht van de tegenstander te bevrijden, wanneer u dit ernstig zult willen en u zich tot de goddelijke Verlosser Jezus Christus wendt, opdat Hij u vrij zal maken, opdat Hij u zal verlossen uit zonde en dood. Buiten Hem is er niemand die u zou kunnen helpen in uw nood, want Jezus is uw Verlosser. Hij is uw God en Vader. Hij is het aan wie u uw bestaan te danken hebt, want Jezus en Ik, uw Vader van eeuwigheid, zijn één. Ik zelf heb het verlossingswerk voor u mensen volbracht in de gedaante van de mens Jezus, opdat het werk van genoegdoening voor u mensen zichtbaar gebeurde en u nu ook uw zondenschuld bewust naar het kruis zult kunnen dragen. Want u zult alleen dan van uw oer-schuld verlost kunnen worden, wanneer u dit zelf zult willen, wanneer u zult inzien dat u zelf tegen Mij hebt gezondigd en Mij zelf in Jezus nu vraagt uw schuld te willen vergeven.

Wat voor mijn kruisdood voor u onmogelijk was, dat u zelf de kracht zou kunnen opbrengen om tegen de vijand van uw ziel te strijden, dat werd na mijn kruisdood mogelijk voor u. Want toen stonden u genaden in overvloed ter beschikking, die u alleen maar zou hoeven te gebruiken door u in vrije wil tot Jezus te wenden en Hem te vragen of Hij ook voor u gestorven zou willen zijn.

En waarlijk, uw schuld zal teniet zijn gedaan omwille van het bloed van Jezus. Maar nooit zult u van uw schuld van weleer vrij kunnen worden, wanneer u aan Jezus Christus voorbijgaat. Dan draagt u onherroepelijk uw last verder, die u terneer drukt. En u blijft een prooi van mijn tegenstander. U blijft verder in de duisternis en krachteloosheid. U bent armzalige wezens die over de aarde gaan zonder enig geestelijk resultaat, die mijn tegenstander niet vrij zal laten en die alleen de kracht niet kunnen opbrengen om zich van hem los te maken.

Zou u mensen toch maar de betekenis van Jezus en Zijn missie op aarde kunnen begrijpen. En zou u maar de wil kunnen opbrengen om u tot Hem te wenden om hulp in uw nood. Want alleen wanneer u Hem erkent als de Zoon van God in wie Ik zelf mens ben geworden en die voor u en uw zonden aan het kruis is gestorven, zal Hij uw wil sterken en zult u dan ook de kracht hebben om u los te maken van de vijand van uw ziel. Omdat u echter niet op de hoogte bent van alle samenhang, van de oorzaak van uw bestaan als mens, van uw eigenlijke verhouding tot Mij, uw God en Schepper, denkt u er ook niet ernstig over na, wat aan het leven op aarde van Jezus en Zijn missie vol van lijden ten grondslag lag. En u doet niet bewust een beroep op de genaden die u echter onbeperkt ter beschikking staan wanneer u ze maar zult willen aannemen en benutten.

Zoals eens Lucifer, de eerst gevallen engelgeest, u naar beneden in de diepte stortte, zo helpt nu Jezus, de Zoon van God, u uit deze diepte weer omhoog. Maar u was destijds niet gedwongen te vallen. En zo bent u ook nu niet gedwongen terug te keren.

Uw vrije wil moet u ertoe brengen u tot Jezus te wenden en dan zult u ook waarlijk Zijn kracht en macht bemerken. Dan zult u vrij worden van mijn tegenstander en zelf weer vol van licht worden en krachtig, omdat de goddelijke Verlosser u licht en kracht doet toekomen, zodra u Hem maar erkent en dus Mij zelf in Hem.

Hij deed de grote oer-schuld teniet van al het gevallen geestelijke en heeft voor dezen nu weer de deur geopend tot mijn rijk dat ze in hun met de oerzonde beladen toestand niet zouden hebben kunnen betreden.

Hij baande voor alle wezens de weg terug naar het vaderhuis. Maar geen wezen wordt gedwongen om deze weg te gaan. Integendeel, de mens moet vrijwillig Jezus navolgen. Hij moet willen dat ook hij verlost is door de offerdood van Jezus aan het kruis en daarom ook vrijwillig met mijn tegenstander breken.

En wat hij nu uit eigen kracht niet volbrengt, dat zal hij kunnen met hulp van de goddelijke Verlosser die voor alle zielen de losprijs heeft betaald, zodat de tegenstander iedere ziel die van hem vrij wil worden, vrij moet laten.

En opdat zij het wil is de mens Jezus de bitterste dood gestorven aan het kruis. Hij offerde zich zelf op en kocht alle zielen vrij met Zijn bloed.

Dit werk van erbarmen is van onmetelijk grote betekenis, en toch gaan vele mensen eraan voorbij. En ze doen geen beroep op het kostbaarste dat hun op deze aarde kan worden geboden.

Ze blijven in de zonde en weigeren Jezus de erkenning en dus erkennen ze ook Mij zelf niet, die in Jezus voor u aan het kruis ben gestorven om u te verlossen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8787 Er is een weten nodig om het verlossingswerk te begrijpen

29 maart 1964: Boek 92

Om de volledige waarheid te kunnen beseffen die het verlossingswerk van Jezus Christus betreft, moet u ook op de hoogte worden gebracht van het allereerste begin en het einddoel van al het door Mij eens geschapen wezenlijke. Want het één maakt het ander duidelijk. En maar weinig mensen zijn in staat dit weten in ontvangst te nemen en het te begrijpen, omdat daarvoor de vrijwillige verandering van zijn wezen tot liefde noodzakelijk is.

Hoe meer nu de liefde onder de mensen verdwijnt, des te zeldzamer zal ook het weten daarover door een mens kunnen worden aangenomen en beseft. En dat heeft tot gevolg dat voor de mensheid de betekenis van het verlossingswerk en de motivatie ervan niet meer bevattelijk en daardoor geloofwaardig is. Het heeft tot gevolg dat een gedachtegoed dat weten verdrong en wat er nu nog van over is gebleven, is in het beste geval het weten, wat dat betreft, dat eens een mens over de aarde ging, die een voorbeeldige levenswandel leidde en de medemensen aanspoorde zijn voorbeeld te volgen.

De mens zou nu onherroepelijk weer tot dit diepe weten over de betekenis van het verlossingswerk van Jezus komen, wanneer hij werkelijk een ware navolger van Jezus zou zijn, wanneer hij zijn best deed zijn leven te leiden net als Jezus in volledig onzelfzuchtige naastenliefde. Want een dergelijke levenswandel zou hem een helder innerlijk licht garanderen en hij zou door zijn Geest innerlijk vertrouwd worden gemaakt met de volledige waarheid.

Dit werkzaam zijn van de Geest garandeert dus het helderste inzicht, maar is door de ontbrekende liefde van de mensen tot een onmogelijkheid geworden. En dat heeft tot gevolg, dat juist over Jezus en Zijn eigenlijke missie voor de mens elk weten verloren is gegaan, zodat voor hen Jezus eenvoudig alleen maar een “mens” is, hoewel hoogst volmaakt zijnd. Ze kennen Hem wel toe, dat Hij op deze aarde de hoogst mogelijke volmaaktheid heeft bereikt, die ook alle andere mensen moeten nastreven, maar over de diepere samenhang die met de afval van de geesten van Mij in verband moet worden gebracht weten de mensen niets. En zodoende dus ook niets over de eigenlijke missie van Jezus: de mensen te verlossen van de schuld van hun vroegere afval. Ze weten ook niets over het plan om alle wezens die Ik heb geschapen te vergoddelijken. En ze kunnen dit alles ook alleen maar begrijpen vanuit een zekere graad van liefde, want de liefde is het licht dat hun harten verlicht en hun volledige opheldering verschaft over hun bestaan; over de oorsprong en de bestemming van ieder mens.

Het is dus geen wonder dat het verlossingswerk van Jezus de mensen of onbekend is of ongeloofwaardig voorkomt, daar ze vanwege hun lage graad van liefde daar geen begrip voor kunnen opbrengen. En deze graad van liefde wordt steeds lager en daarom wordt ook een verlossing door Jezus door slechts heel weinig mensen nagestreefd. En de weg naar het kruis is voor het merendeel een onbegrijpelijk begrip - een leeg woord - geworden. De mensen zouden daar ook nooit op een rechtstreekse wijze over onderwezen hoeven te worden, zoals het nu gebeurt door het toezenden van Mijn Woord van boven, want een onzelfzuchtig leven in liefde zou hun denken hebben geordend en verlicht. De waarheid zou in de mensen zelf ontstaan en alle geestelijke verbanden zouden hun duidelijk en helder voor ogen komen. Ieder mens zou zich ook bewust zijn geworden van de waarheid, die de geestvonk van ieder mens in zich draagt. En ieder zou uit zichzelf zijn weg naar Jezus Christus zijn ingeslagen, om van Hem de delging van zijn oerschuld af te smeken.

De mensheid staat nu vlak voor het einde, juist vanwege haar liefdeloze toestand. En daarom is het ook verklaarbaar, dat elk weten voor haar verloren is gegaan, dat het geestelijk inzicht is gedaald en de mensen zelf niets meer doen om het licht in zich weer te ontsteken. En zo hebben ze ook elk weten over de reden en de betekenis van het verlossingswerk van Jezus Christus verloren. En de “weg naar het kruis” is op generlei wijze meer gemotiveerd, wanneer de mensen zich de “Mens Jezus” alleen als voorbeeld nemen voor hun levenswandel. Dan hebben ze als gevolg van hun oerzonde een geheel verzwakte wil en zijn ze zonder de verlossing van hun oerschuld niet meer in staat Jezus na te volgen.

U zult moeten begrijpen, dat van u gedurende uw leven op aarde een voortdurende strijd tegen alle verzoekingen wordt verlangd, dat u om de volmaaktheid te bereiken en Jezus na te volgen veel kracht nodig heeft en een sterke wil, daar anders het doel voor u onbereikbaar is. Maar u hebt als gevolg van uw oerzonde een zo verzwakte wil, dat u nooit ofte nimmer uw taak op aarde - uw ziel geheel rijp te maken - zult kunnen volbrengen, juist vanwege deze zwakke wil en omdat Mijn tegenstander u nooit zou vrijlaten. U zult dus tevoren van die oerzonde verlost moeten zijn, u zult daar vergeving voor moeten hebben afgesmeekt en verkregen, dan zult u ook de genaden van het verlossingswerk - een versterkte wil - kunnen benutten en dan zal uw voornemen slagen. U zult de volmaaktheid kunnen bereiken, wat echter zonder de verlossing geheel onmogelijk is.

En daarom verschaf Ik u, mensen in de eindtijd, heel in het bijzonder opheldering over wat er aan uw bestaan als mens voorafging. Ik onderricht u over alles, opdat het voor u begrijpelijk wordt waarom u Jezus Christus als Verlosser zult moeten erkennen; waarom u Hem niet zult mogen uitschakelen als u aan de bedoeling van uw leven zult willen beantwoorden en het laatste doel op aarde bereiken: de aaneensluiting met Mij, die zonder de verlossing door Jezus Christus totaal onmogelijk is. En wie zijn best doet een leven in liefde te leiden, wie Mijn Woord zal aanhoren en de kracht van Mijn Woord op zich zal laten inwerken, wie Mijn wil vervult die Ik hem verkondig door Mijn Woord, wie dus uitvoerder en niet alleen aanhoorder van Mijn Woord is, zal ook waarlijk alles kunnen begrijpen. En hij zal niet twijfelen, omdat hij innerlijk verlicht is en omdat elke vraag die hem nog bezighoudt voor hem wordt opgelost. En daarom kan Ik steeds alleen maar de mensen aansporen een leven in onzelfzuchtige naastenliefde te leiden. Dan wordt hem spoedig volledige duidelijkheid geschonken en dan zal hij ook de betekenis en het belang kennen van de verlossing door Jezus Christus, en hij zal er in alle ernst naar streven om het leven te bereiken dat eeuwig duurt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8791 Goede Vrijdag (2)

27 maart 1964: Boek 92

Geen van u mensen kan de mate van het lijden van de kruisweg en de kruisiging in zijn volle omvang beseffen. Want voor menselijke begrippen waren ze ondraaglijk en alleen de kracht van mijn liefde voor u maakte het Mij mogelijk dit zwaarste offer te volbrengen dat de mensheid weer de verzoening met de Vader moest opleveren. En of u ook probeert u mijn kwellingen en pijnen voor te stellen, het zal steeds slechts een zwakke vergelijking blijven. Want ze waren bovenmenselijk. Ze waren zo groot dat mijn kruisoffer waarlijk uniek is geweest en blijven zal, omdat een "mens" deze tijd van kwellingen niet zou hebben doorstaan. Omdat ieder ander mens het niet ten uitvoer zou hebben kunnen brengen, want al een gering deel zou voldoende zijn geweest om de mens het leven te ontnemen.

Maar Ik wilde lijden en sterven om de rechtvaardige boete te doen voor de zonden van de mensheid. Ik wilde alle schuld van de mensen op Me nemen en het zoenoffer aanbieden om de Vader Zijn verloren kinderen terug te geven die zonder dit werk van verlossing nooit meer in Zijn nabijheid zouden hebben kunnen komen. En Ik ben de weg gegaan - vrijwillig en uit liefde voor de Vader en voor mijn gevallen broeders. Ik was op de hoogte van het zware lot dat Mij wachtte en heb daarom dubbel geleden. Want steeds stond Mij het beeld van de kruisiging voor ogen, steeds zag Ik de lijdensweg die naar het kruis voerde.

Maar Ik vervulde deze missie in vrije wil en kocht de tegenstander al zijn zielen af die bereid waren zich door Mij te laten verlossen. Want Ik was op de hoogte van de reden van de zwakte van de mensen en verwierf voor hen allen door mijn kruisdood versterking van hun wil. Ik verwierf voor hen talloze genaden, met behulp waarvan ze weer de hoogte konden bereiken van waaruit ze eens waren neergestort in de diepte. Ik wist dat ze nooit alleen weer opwaarts konden gaan wanneer ze niet zouden worden geholpen. En Ik had medelijden met mijn gevallen broeders, want Ik kende de gelukzaligheid van Gods nabijheid. Ik wist wat ze hadden prijsgegeven en dat ze eeuwig van het aangezicht van de Vader waren verbannen wanneer er niet Een de grote schuld teniet deed die ze door hun vroegere afval van de Vader op zich hadden geladen.

Maar het was een buitengewoon zware opgave om in het volle bewustzijn van de afloop alle lichamelijke en geestelijke pijnen op zich te nemen en een tocht te gaan in angst en nood om het werk van erbarmen door te kunnen zetten tot aan het einde. Want Ik was een mens met alle lichamelijke gevoelens. En steeds meer menselijk was mijn denken toen het richting het uitvoeren van de laatste missie ging, toen Ik gevangen werd genomen en meedogenloos werd veroordeeld tot de gruwelijkste dood die de mensen zich konden indenken.

Want om de onmetelijke schuld te delgen, om de delging van de oer-schuld van de vroegere afval van God, was het nodig dat een mens in staat was te lijden, omdat God Die wel als Liefde in Mij was, niet kon lijden en Hij zich bijgevolg uit de laatste fase van het verlossingswerk terugtrok, wat in Mij een onuitsprekelijke angst teweeg bracht en Mij tot de woorden dreef: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten". Het bewustzijn van de Vader in Mij zou een verzachting van de pijnen zijn geweest, maar de mate van mijn pijnen kon wederom niet groot genoeg zijn gezien de schuld van de gehele mensheid, de schuld van alle afgevallen oer-geesten die Ik wilde redden uit de diepte. Ik wilde, als "alleen maar mens" het werk volbrengen en daarom gaf Ik Me over aan de wil van de Vader die ook mijn wil is geweest vanaf het begin, alleen tegen de achtergrond van de dood voor korte tijd onzeker werd. Maar Ik onderwierp Me vervolgens geheel aan Zijn wil toen Ik uitriep: "Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede".

En Ik heb waarlijk een zwaar offer gebracht dat noch tevoren, noch daarna een mens had volbracht en volbrengen kon, omdat het de menselijke kracht te boven ging. Uit de liefde van de Vader putte Ik echter de kracht, want de liefde bleef in Mij tot aan het uur van de dood, daar Ik anders de woorden niet zou hebben uitgesproken: "Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen".

En dus was en bleef Ik met de Vader verbonden, alhoewel Ik de kracht van de liefde niet aanwendde om Me aan de offerdood te onttrekken. Eens zult ook u mijn kruisdood mogen meebeleven, wanneer u in het rijk van het licht vertoeft. En dan pas zal voor u ook mijn overgrote liefde duidelijk zijn die mijn broeders gold, die alles op zich nam om diegenen het leven terug te geven die vrijwillig de dood hadden gekozen.

En ieder kan nu ook weer tot leven komen die in vrije wil Mij erkent als Zijn Verlosser en wil dat Ik ook voor hem gestorven mag zijn, dat ook hij mag horen bij degenen die verlost zijn, voor wie Ik mijn bloed heb vergoten en die door mijn bloed vergeving krijgen van hun zondenschuld die hen van de Vader gescheiden hield en die Ik dus van schuld en zonde heb bevrijd door mijn dood aan het kruis.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8792 Een goede landman strooit goed zaad uit

28 maart 1964: Boek 92

Veel geestelijke leringen worden u aangeboden en u wordt rijkelijk voorzien van zaaigoed, alleen moet u steeds de akkers bebouwen, dat zijn de mensenharten waaraan u Mijn Woord moet brengen. Dat is de arbeid die u verrichten moet in Mijn wijngaard, waarvoor u zich als Mijn knechten heeft aangeboden om MIJ te dienen. Alleen goed zaad kan ook goede vruchten voortbrengen, en daarom voorzie IK u van een zaaigoed dat door geen ander wordt geëvenaard. IK doe u de waarheid toekomen van boven en voor dat alles kunt u nu ook opkomen voor de wereld, omdat er niets is wat deze geestelijke leringen zou kunnen overtreffen - want ze gaan van MIJ uit.

Denk over deze Woorden na: IKZelf spreek tot u en bezorg u een weten dat aan de waarheid beantwoordt en dat geen ander dan IK u geven kan. En toch is de mensheid lauw tegenover dit Woord van MIJ, ze is blijkbaar niet zichtbaar onder de indruk van de ongewone herkomst, op weinig mensen na die de waarde inzien en bovenmate gelukkig zijn de genade deelachtig te zijn, dit Woord van MIJ te mogen ontvangen. Dezen echter zullen er ook groot voordeel uit trekken, zij zullen geestelijke successen kunnen boeken omdat Mijn Woord de kracht in zich bergt, die de ziel van de mens helpt bij het omhooggaan.

U hebt een opgave op aarde te vervullen: uw ziel die rijpheid weer te verschaffen die zij in het begin heeft gehad, toen zij als volmaakt wezen van MIJ was uitgegaan. En terwille van deze opgave legt u de weg over de aarde als mens af. U kunt denken en handelen in vrije wil, u kunt derhalve wel uw doel bereiken, volmaakt te worden. U kunt echter ook uw denken, willen en handelen verkeerd richten en op Mijn tegenstander aansturen, dan hebt u uw levensdoel op aarde niet bereikt.

En opdat u duidelijk de juiste weg mag worden aangewezen, stuur IK Mijn Woord naar de aarde en spreek u aan, direct of ook indirect, en het staat u nu vrij Mijn Woord aan te nemen en Mijn Wil, Die in Mijn Woord tot uitdrukking komt, te vervullen, of Mijn Woord ook af te wijzen. Dan echter bereikt u uw doel niet. Dan bent u als braakliggende akkers die geen vruchten kunnen dragen omdat hun het goede zaad ontbreekt, omdat ze alleen stenen, puin en onkruid bezitten, waar niets gedijen kan als de akkers niet van tevoren gereinigd en ontgonnen worden en klaar gemaakt om goed zaaigoed op te nemen.

IK ben een goede Landman. IK begin overal te ploegen en woel de bodem om. IK reinig hem van al het onkruid om dan Mijn zaad uit te strooien, om eens een goede oogst binnen te kunnen halen. Wordt echter tevoren het onkruid niet verwijderd, dan wordt ook het goede zaad waardeloos gemaakt, het zal zich niet kunnen ontwikkelen en het onkruid zal het overwoekeren. IK wil daarmee zeggen dat ook de zuivere waarheid die u door Mijn Woord van boven wordt aangeboden het niet verdraagt, dat verkeerde leringen er mee samen gaan, want dwaalleren zullen spoedig de waarheid overschaduwen, en wie zich niet van de dwaling los kan maken, wie deze niet eerst uit zijn hart verwijdert, die zal ook niet de zuivere waarheid als zodanig herkennen en ze zal daarom ook geen indruk op zijn ziel maken en haar tot voltooiing brengen.

U moet altijd denken aan de arbeid van een landman en daaraan beantwoordend moet u ook handelen. U moet u bevrijden van alle verkeerd denken, u moet u ontdoen van al het valse zaaigoed dat in u gelegd werd door onkundige mensen, die zich ook als arbeiders in de wijngaard uitgeven, echter niet voor hun dienst door MIJ zijn aangesteld. U moet dankbaar het goede zaaigoed aannemen, het in uw harten neerlaten en dan laten rijpen, en waarlijk, er zullen goede vruchten geoogst worden, want het zaaigoed dat u van MIJ Zelf ontvangt is de zuivere waarheid en die waarheid voert u ook naar het doel, naar MIJ, DIE Zelf de WAARHEID ben.

Wie MIJ zijn diensten aangeboden heeft, die zal ook door MIJ vertrouwd worden gemaakt met zijn arbeid. IK zal hem daar plaatsen waar zijn werk succes heeft, IK zal hem volgens zijn geschiktheid de taak toevertrouwen en hij zal die dan ook naar Mijn Wil uitvoeren.

En laat dat u altijd weer gezegd zijn, dat het u nooit zal ontbreken aan de juiste leerstof, zodat u deze voortdurend van MIJ in ontvangst kunt nemen, want omdat IK Zelf een goede oogst wil binnen halen, zal er MIJ ook altijd veel aan gelegen zijn u alles te geven wat een goede oogst waarborgt.

Maar ook u moet alle fouten en gebreken uit u proberen te verwijderen, u moet uw harten gereed maken om de genadegaven op te nemen die IK rijkelijk uitdeel. En u moet weten dat alleen de zuivere waarheid u, mensen naar de uiteindelijke voltooiing kan leiden, en dat deze waarheid alleen van MIJ uit kan gaan. IK echter heb u lief en zal u ook altijd geven wat u nodig hebt om uw ziel tot volle ontwikkeling te brengen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8793a Bereiken de niet gevallen oergeesten het kindschap GOD's ?

29 maart 1964: Boek 92

U zult op elke vraag antwoord krijgen, opdat elke verkeerde opvatting u wordt weerlegd, opdat u niet onwetend bent terwijl u naar het juiste weten verlangt.

De vergoddelijking van de wezens die door MIJ geschapen zijn, is Mijn doel, dat IK ME bij de schepping gesteld heb en ook eens zal bereiken. Alles wat uit MIJ voortkwam, was hoogst volmaakt. Het waren wezens die helemaal aan MIJ gelijk waren, het waren Mijn evenbeelden, die IK buiten MIJ geplaatst had als zelfstandige wezens - maar het waren steeds alleen Mijn werken, die niet anders konden zijn dan zoals IK ze geschapen had, het waren Mijn schepselen.

IK echter wilde kinderen naast ME. En daarom liet Mijn Wil hen vrij toen ze tegenover MIJ de wilsproef moesten afleggen, of ze hun volmaaktheid behielden ondanks de mogelijkheid deze te laten omslaan in het tegendeel. Deze wilsproef vereiste dat het wezen ook aan alle verzoekingen was blootgesteld, waaraan het had te weerstaan, want elke kracht heeft weerstand nodig waartegen ze zich bewijzen kan. Dus begrijp het goed, ieder wezen werd geconfronteerd met de verzoeking omdat het een vrije wil bezat die op elke richting zijn keus kon laten vallen.

Het eerste wezen nu - Lucifer de lichtdrager - dat Mijn overgrote Liefde buiten MIJ had geplaatst, moest als eerste MIJ ook het bewijs leveren dat het de hem geschonken hoogste volmaaktheid wilde behouden. Het werd zo overmatig met de Kracht van Mijn Liefde doorstraald dat het baadde in hoogste gelukzaligheid en zijn kracht, die hem van MIJ uit voortdurend toestroomde, gebruikte om geheel gelijke wezens te scheppen, omdat het in zijn volmaaktheid net als IK scheppend werkzaam kon zijn. En dit gebeuren van het scheppen van wezens duurde eeuwigheden, maar het waren steeds schepselen die echter ook niet anders dan hoogst volmaakt konden zijn.

Nu verlangde IK van Mijn eerstgeschapen wezen, Lucifer, alleen maar de erkenning van MIJ Zelf als Bron van Kracht, dus eiste IK alleen maar van hem dat hij MIJ ook tegenover de wezens die hij geschapen had als Diegene bekend zou maken uit WIE hij zelf ook was voortgekomen. Daar nu echter zijn wil helemaal vrij was, kon hij zo ook Mijn Wil minachten, wat hij ook gedaan heeft doordat hij tegenover de wezens pretendeerde zelf het hoogste wezen te zijn, en dat omdat dezen MIJ niet konden aanschouwen, terwijl hij voor hen in alle heerlijkheid zichtbaar was. Daarmee doorstond hij de wilsproef niet en gedroeg zich nu tegenover de geschapen wezens als verleider. Hij probeerde hun wil eveneens te bewegen, deze van MIJ af te keren en hij had daar veel succes mee. Want ook vele van deze wezens erkenden hem, ondanks 'n overgrote volheid van licht, ondanks het helderste inzicht, als "heer der eeuwigheid" en braken met MIJ - gewoonweg omdat IK voor hen niet zichtbaar was.

En deze afvallig geworden wezens moeten nu uit de diepste diepte, waar ze zichzelf in gestort hebben, weer ten hogen komen. Ze moeten nu uit vrije wil proberen zich te vergoddelijken, wat hun ook met Mijn steun mogelijk is. En hebben ze het doel bereikt dan zijn ze tot kinderen GOD's, Mijn kinderen, geworden, volmaakte wezens die zelf deze volmaaktheid hebben nagestreefd en bereikt. Dan heb IK ook het doel bereikt dat IK ME bij het scheppen van de wezens gesteld heb.

Er bleef bij MIJ echter ook een groot deel van de oorspronkelijk geschapen geesten trouw, ze boden weerstand aan Lucifer's verzoekingen, ze doorstonden dus de wilsproef toen ze moesten beslissen Wie ze tot hun Heer kozen. Hoe staat het nu echter met hun kindschap GOD's? U moet weten dat deze niet gevallen wezens de hoogste gelukzaligheid genieten, want ze hebben van hun volmaaktheid niets ingeboet en voortdurend worden ze nog door de kracht van Mijn Liefde doorstraald, die hun deze onvoorstelbare zaligheid bereidt. Door hun volmaaktheid zijn ze echter ook wetend, Mijn heilsplan is hun bekend, ze zien de onzalige staat van de afgevallen oergeesten en hun liefde voor hen is zo groot dat ze deel willen hebben aan Mijn verlossingswerk om de terugkeer van de eens gevallen geesten te bevorderen. Voor dit werk om (dezen) terug te brengen zijn echter eeuwigheden nodig, welke u, mensen niet vermag te schatten. En steeds weer hebben de gevallen oergeesten in het stadium als mens daadkrachtige hulp nodig, want ze hebben wel de goddelijke liefdevonk in zich die voor hen de terugkeer mogelijk maakt, maar ze zijn zo krachteloos dat ze hulp nodig hebben. En deze hulp wordt hun nu door die niet gevallen lichtwezens verleend, die zich met dat doel als mens op aarde belichamen en zodoende eveneens de gang door de diepte gaan, waar ze zelf aan alle verzoekingen zijn blootgesteld en nu ook bewust de wilsproef afleggen. Deze wilsproef doet hen tot Mijn kind worden, dat na doorstane beproeving nu helemaal vrij naast MIJ schept en werkt en niet alleen volgens Mijn Wil werkzaam is - ofschoon ook deze niet gevallen oergeesten al eerder een onbegrensde zaligheid beschoren was.

En het komt door het ontzaglijk grote aantal van die gevallen wezens, dat er eeuwigheden nodig zijn, tot het doel van de vergoddelijking van alle wezens bereikt is. Daarom bestaan er ook eindeloos veel mogelijkheden voor de lichtwezens die MIJ trouw gebleven zijn, om in vrije wil mee bij te dragen aan de redding van de gevallen oergeesten. En doordat ze door het overwinnen van de diepte proberen het kindschap GOD's te bereiken, verhogen ze steeds meer de graad van hun gelukzaligheid. En zo bestaat er voor MIJ geen beperking en kan en zal IK zo ook Mijn kinderen eeuwig gelukkig maken in onvoorstelbare mate.

En ontelbaar vele oergeesten hebben zich al voor de gang over de aarde aangeboden, bij wie op de eerste plaats de redding van hun gevallen broeders en zusters ter harte ging - die dus niet uit zelfzuchtige beweegredenen de belichaming op de aarde op zich namen, die niet vanwege het kindschap GOD's de diepten overwonnen, maar toch het kindschap GOD's bereikten en als Mijn ware kinderen nu naar MIJ zijn teruggekeerd. Alleen dit ene hebben de wezens die MIJ trouw bleven voor op hun gevallen broeders, dat ze nooit de gang door de scheppingen van de aarde hoeven te gaan, dat ze ook nooit falen in het leven op aarde - dat ze wel in vrije wil alle verzoekingen moeten weerstaan, maar hun steeds veel kracht ter beschikking staat, omdat ze de liefde in zich hebben en deze ook niet opgeven tijdens hun aardse leven.

Doch de mensen in wie zulke niet gevallen oergeesten belichaamd zijn, weten het niet. Ze leggen vaak zeer moeilijke wegen op aarde af, ze strijden en dienen en bereiken met zekerheid hun doel: de volledige aaneensluiting met MIJ op aarde, die bij hen weliswaar niet onderbroken was, die echter door ieder mens ernstig moet worden nagestreefd, omdat dit het doel is en blijven zal omdat het van ieder wezen de juiste wilsbeslissing is vrij Mijn zijde te kiezen.

En alle wezens die door MIJ geschapen zijn, zullen eens Mijn kinderen zijn, want voor MIJ bestaat er geen tijdsbesef; en al gaan er ook eeuwigheden mee voorbij - want wat IK MIJ ten doel gesteld heb, bereik IK ook. Maar u, mensen moet niet geloven dat die wezens die bij MIJ gebleven zijn, die het kindschap GOD's nog niet bereikt hebben, minder gelukzalig te noemen zijn, want hun wil is al zo gericht dat hun liefde voor MIJ bovenmate machtig is en voortdurend toeneemt, en in overeenstemming daarmee beloon IK hun trouw jegens MIJ maar zal hun ook niet de gelukzaligheid verloren laten gaan die het kindschap GOD's hun waarborgt.

Het hele verloop vanaf het allereerste begin tot in alle eeuwigheid is overeenkomstig de wet, en tegen Mijn ordening van eeuwigheid in kan IK niet werkzaam zijn - en heb IK eenmaal een plan ontworpen, dan wordt het ook uitgevoerd omdat Mijn Wil onveranderlijk is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8794 Verrijzenis ten leven

30 maart 1964: Boek 92

De wezens die eens door MIJ werden uitgestraald, droegen zolang Mijn Wil in zich, als ze in innige liefde met MIJ verbonden waren, toen IK hen doorstralen kon met Mijn Liefde en er daarom in hen geen andere wil kon zijn dan de Mijne, anders gezegd: dat hun willen en denken voortdurend in overeenstemming was met Mijn willen en denken. En toch was de wil van de wezens vrij, omdat ze nu eenmaal door MIJ geschapen, hoogst volmaakte wezens waren en dezelfde wil in zich hadden als IK, zonder echter onder enige dwang te staan. Dus hun wil was vrij vanaf het begin, maar niet anders dan de Mijne en deze gelijkheid van wil was zo eeuwigheden, want deze gelijksoortigheid van hun wil met de Mijne kon zolang niet verstoord worden als de stroom van Mijn Liefde al deze wezens doorstraalde.

Pas toen de eerstgeschapen oergeest, Lucifer, zijn denkvermogen verkeerd gebruikte, toen hij het Woord dat hem uit MIJ toestroomde niet meer verlangend in liefde aannam en daardoor de Kracht van Mijn Liefde die hem toestroomde een lichte afzwakking onderging, begon de eigen wil in hem, die vrij was, zich te uiten zonder dat IK hem daarbij hinderde. En pas toen hij zich steeds sterker begon te verzetten tegen de Kracht van Mijn Liefde, kon van een uiting van zijn vrije wil gesproken worden, die echter tot nu toe geheel in Mijn Wil opging, ofschoon hij vrij was. En nu was de tijd gekomen waarin Mijn eerstgeschapen evenbeeld vrij moest beslissen, omdat IK pas de wilsproef van hem verlangde, toen zijn wil begon af te wijken van de Mijne, door het afwijzen van de Krachtstroom van Mijn Liefde.

En zo was het ook gesteld met alle door ons beider Liefdekracht geschapen wezens, die nu weer door Lucifer ertoe werden gebracht aan hun wil uiting te geven, die net zo vrij was en ook net zo lang geheel in Mijn Wil opging als ze zonder remmingen de stroom van Mijn Liefde ontvingen. Ook zij begonnen hun denkvermogen verkeerd te gebruiken en zich meer bij de wil van Lucifer aan te sluiten, en IK hinderde hun vrije wil niet, want IK wilde dat ze nu openlijk de wilsproef aflegden bij wie ze wilden blijven.

Dus kwam de vrije wil pas in aktie, toen de wezens zich afsloten voor Mijn Liefde, want tevoren betrof deze wil - ofschoon vrij - helemaal Diegene, van Wie ze waren uitgegaan. Het wezen bewees dus pas dan de vrijheid van zijn wil, toen het tegen MIJ in opstand kwam, want tevoren verhinderde zijn grote liefde het, zijn wil tegen MIJ te keren; want de liefde zal steeds met MIJ één van wil zijn. Houd dit dus voor gezegd dat wel ieder schepsel als wezenlijk goddelijk kenmerk de vrije wil had, omdat het Mijn evenbeeld was, maar dat het eeuwigheden lang van deze vrije wil geen gebruik maakte, omdat het geheel één was met MIJ en zich ononderbroken in de stroomkring van Mijn Liefde bevond, wat zoveel betekende, dat het niet uit de eeuwige ordening trad.

Pas de verandering in het denken van Lucifer bracht ook een verandering van zijn wil teweeg en IK liet zowel zijn verkeerd denken, alsook zijn verkeerd willen de vrije loop, die dan weer na eindeloze tijden ook steeds meer op de door hem geschapen wezens overging en de wil zich dus nu splitste en van nu af aan de 'vrije wil' zich openbaarde. Wanneer er dus gezegd wordt: de wezens konden niet anders willen dan zoals het Mijn Wil was, dan gaat dit over de toestand in het begin, toen ze alleen Mijn Wil lieten gelden uit overgrote liefde voor MIJ en als gevolg van het doorstralen met Mijn allesoverheersende Liefde.

In deze toestand was een andere wil dan de Mijne niet mogelijk, het was evenwel geen toestand van dwang waarin de wezens zich in het begin bevonden, veeleer alleen het bewijs van hoogste volmaaktheid waarin IK ieder wezen buiten MIJ plaatste.

Dat Lucifer en een groot deel van zijn aanhang gevallen is door de verkeerde wilsbeslissing en zo in de grootste ellende geraakte, maakte echter het worden tot een "kind GOD's" mogelijk, alleen moest het wezen door de diepste diepten gaan en een zo grote strijd voeren op zijn terugweg naar MIJ, dat het zich daardoor ook de rechten van een kind verwerft. De niet gevallen wezens echter genieten ononderbroken hemelse zaligheden en ze zijn er toch niet van uitgesloten eveneens nog het kindschap GOD's na te streven en te bereiken.

Doch IK weet waarlijk hoe IK Mijn schepselen met gaven, bedenk en welke wegen ze moeten gaan om het hoogste doel te bereiken. Maar steeds is het de aaneensluiting met MIJ die hun de hoogste gelukzaligheid oplevert. En IK ben alle kinderen zo nabij dat ze ME kunnen gewaarworden en wederom zo ver weg, dat ze onophoudelijk zullen streven naar MIJ te gaan en steeds weer de aanstraling van Mijn Liefde als bewijs van Mijn aanwezigheid mogen ontvangen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8964 Goede Vrijdag

16 april 1965: Boek 94

De last van de zonde die Ik op mijn schouders heb genomen, was onmetelijk zwaar en kon alleen door een zoenoffer teniet worden gedaan die evenzo groot was als voor Mij de kruisweg en het buitengewoon smartelijke lijden en sterven aan het kruis is geweest. Want dit was buitengewoon martelend.

U mensen bent niet in staat u de mate van lijden ook maar bij benadering voor te stellen. Want Ik voelde Me door de kracht van God verlaten.

Ik, die steeds met de Vader verbonden was, moest alleen de weg afleggen die Mij als eeuwigheden voorkwam. Die Ik echter toch op Mij nam in grenzeloze liefde, omdat Ik medelijden had met de mensheid en Ik wist dat alleen dit offer van Mij zelf de mensheid verlossing kon brengen.

En steeds weer moest Ik de wreedheden van de beulsknechten ondervinden en de hele duivelse wereld deed hieraan mee. Maar Ik mocht Me niet verweren doordat Ik de in Mij wonende goddelijke kracht aanwendde. Want dit verlossingswerk moest een werk van de vrije wil zijn, waarom Ik als alleen mens deze lijdensweg ben gegaan, er steeds om biddend dat Ik hem ook kon afmaken. Dat Ik niet tevoren faalde, dat Ik ook de kruisdood mocht doorstaan die pas het verlossingswerk ten einde bracht. Wat Ik aan kwellingen en vernederingen heb moeten meemaken, zult u pas in het rijk hierna in zijn volle omvang kunnen beseffen, wanneer u mijn kruisdood zult kunnen aanschouwen. Maar voor de tijd van uw bestaan als mens ontbreekt u elk begrip voor mijn kwellingen, want u zelf zou al bij een geringere mate het leven hebben verloren. Maar mijn wil om u te verlossen was zo sterk dat hij Mij de kracht gaf alle lijden tot en met het uiterste door te maken. Dat Ik ook bewust de kruisdood heb verdragen en nog voor mijn beulen kon bidden: "Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen".

Ze wisten niet dat ze in Mij de Vader zelf aan het kruis sloegen, die de mensen wilde verlossen van alle zonde.

Maar Ik wist dat Hij zich alleen van Mij had teruggetrokken om geen dwang uit te oefenen op Mij als mens, omdat alleen de mens Jezus kon lijden en dit lijden de Vader verzoende. Daarom sprak Ik de woorden uit: "Het is volbracht" om daarmee te zeggen dat het een sinds eeuwigheid voorbestemde daad is geweest die nu was uitgevoerd. Maar de uitwerking ervan strekte zich uit over het verleden, de tegenwoordige tijd en de toekomst. En bijgevolg zijn alle wezens verlost die eens van God afvielen.

De kruisdood van de mens Jezus zult u eeuwig in het hiernamaals kunnen beleven. Maar geen mens, zolang hij op aarde leeft, zal de afschuwelijke kwellingen ooit in zijn volle omvang kunnen beseffen, want daar ontbreekt hem het begrip voor. Want het grote lijden van de mens Jezus bestond niet alleen in de lichamelijke kwellingen die Hem werden aangedaan, maar veel meer heeft Zijn zuivere ziel geleden, die uit het rijk van het licht naar de aarde was afgedaald ter wille van dit verlossingswerk.

Wat het voor een reine ziel betekent zich midden in de poel van zonde te bevinden, wat het voor een volmaakte ziel betekent te midden van onvolmaakte schepselen te vertoeven, kan alleen dan worden begrepen, wanneer de ziel zelf al in het rijk van het licht verblijft. Maar dan zal ze ook kunnen beseffen hoe diep de liefde was die Jezus heeft bewogen de zondige broeders hulp te bieden. En dan zullen zij beven van ontzag en Hem lof en dank zingen, die de wereld verloste van alle zonde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0854 De geest van God – Openbaringen – Wetenschap en echte geleerdheid

8 april 1939: Boek 17

De meest uiteenlopende gelegenheden bieden zich aan de mensen aan en elk daarvan zou op de meest uitputtende manier benut moeten worden. Neem ter versterking van de geest het volgende op: In zoverre de eeuwige Godheid het toelaat, bewegen de mensen zich in het centrum van de goddelijke liefdeswerken en alleen de onverdeelde aandacht laat dit herkennen.

Waar echter de goddelijke wil een arbeidsterrein geschapen heeft, dat vanuit menselijk gezichtspunt niet te overzien is, is alleen de tot leven gewekte geest van God in staat de juiste verklaring te vinden, want hetgeen aan de dag treedt, overstijgt het menselijk begripsvermogen. De mensen denken vanuit zichzelf te kunnen ontraadselen, wat echter het ingrijpen van de goddelijke liefde is en het is voor de mensen dus pas dan begrijpelijk, als ze eveneens in de liefde staan.

De meest merkwaardige verwikkelingen in de menselijke ondervinding weten ze op te lossen en verstandsmatig te verklaren, maar het voor hen onbegrijpelijk lijkende als het goddelijk werkzaam zijn te beschouwen en het proberen te bevatten, is voor hen onmogelijk. En daarom is hen een ultimatum gesteld. De Heer eist van Zijn getrouwen totale onderwerping en het onderhouden van Zijn geboden en belooft hen evenzo het hogere inzicht, opdat elk mens zich de geestelijke kennis eigen kan maken, als hij maar zijn plicht jegens God vervult.

Er is een algemene stilstand opgetreden, die het effect heeft, dat er geen acht meer op de goddelijke geboden geslagen wordt en dat dus de geestelijke toestand een bepaalde teruggang ondergaan heeft. De mensen sluiten ogen en oren voor de gaven van boven. Ze geven de voorkeur aan geestelijke blindheid en dit leidt tot de meest volledige vervreemding van God en een zeker optredende onbekwaamheid om al het goddelijke te herkennen. Alle daarop betrekking hebbende aanwijzingen zijn in tegenspraak met het menselijke denken en een wetenschappelijke verklaring, die in strijd is met de goddelijke openbaring, zal zonder tegenspraak geaccepteerd worden, terwijl men de waarheid superieur afwijst.

Zo staat tegenwoordig alles in het teken van de wetenschap, onophoudelijk wordt er gepiekerd, berekend en onderzocht, zonder een volkomen bevredigend resultaat te vinden. Maar aan de zuivere waarheid gaan de mensen voorbij en daarom blijven ze zich voortdurend vergissen en ze verstrikken zich in tegenstrijdigheden. En daarom worden er grenzen getrokken en de ware geleerdheid zal alleen daar te vinden zijn, waar het goddelijke werkzaam zijn erkend wordt en de eeuwige Godheid Zelf in de mensen werkt. En het resultaat van alle menselijke onderzoekingen zal werkelijk aanmerkelijk afwijken van de wijsheid, die degenen, die in God zoeken, gegeven wordt.

En zo denkt de Heer aan al degenen, die naar Hem verlangen en Hij laat niet toe, dat ze zich vergissen. Maar begrijpelijkerwijs zal Hij ook ver weg blijven van degenen, die op eigen kracht vertrouwen en zich aan het goddelijk arbeidsveld onttrekken. Ze leggen de aardse weg vergeefs af en hun geest zal niet tot leven gewekt worden, omdat ze de goddelijke kracht ontvluchten.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

1353 Verlangen naar licht – Kennis – Waarheid

25 maart 1940: Boek 23

Verlang naar helderheid van de geest, opdat ze u gebracht kan worden, opdat het licht uit de hemel u verlicht in de duisternis van het bestaan op aarde. En als het licht nu op u schijnt, ontwijk het niet, maar laat het bewust op u inwerken, opdat u zijn weldaad gewaarwordt en u steeds maar meer naar dit licht verlangt. En dan herkent u alles rondom u en in u. U ziet met verbazing de ene sluier na de andere vallen, in stralend licht en duidelijk onthult de schepping zich voor u, getuigend van Gods wijsheid en almacht en u zult wetend worden.

De meerderheid van de mensen wandelt nog in de diepste duisternis van de geest. Ze doen niets om deze toestand zonder licht te verbeteren. Ze zijn tevreden met een bestaan, dat hen alles onthoudt, wat licht en helderheid betekent. Ze verlangen er niet naar om met licht doorstroomd te worden. Ze gaan verder, zonder het werkzaam zijn van God rondom zich te herkennen. Ze gaan over donkere wegen, die hen niets bekendmaken over de heerlijke werken van de liefde en almacht van God.

Ze zien niets, omdat er bij hen geen licht schijnt, dat hen het werkzaam zijn van God laat zien. Ze weten niets van de liefde van God. Ze weten niets van het doel van de schepping. Ze zien geen verband tussen alle zaken, die het aardse leven voor hen aanschouwelijk maakt. Ze zien steeds alleen het aardse doel van alle dingen, maar niet het geestelijke. En dus bevinden ze zich in de duisternis van de geest. En dat betekent een stilstand van de geestelijke ontwikkeling en een onvoorstelbaar gebrek als het aardse leven beëindigd is.

U zult nooit de juiste weg vinden. U zult het doel nooit bereiken, omdat u in de duisternis de weg niet herkent en dus zal uw gang door het aardse leven u geen succes voor de ziel opleveren. U mag daarom niet werkeloos afwachten tot een lichtstraal tot u doordringt, maar u moet naar het licht reiken en op het geringste schijnsel letten en hem navolgen en dit lichtschijnsel zal steeds sterker worden. Hij zal spoedig een gangbare weg voor u verlichten en de nood van uw ziel zal dan opgeheven zijn, want nu hoeft u nooit meer te vrezen dat u verkeerd gaat of dat het licht zwakker zal worden.

Want degenen, die u eens het licht liet toekomen, zijn waakzaam, zodat het u daar nu nooit meer aan ontbreekt. En u zult bevrijd om u heen kijken en Gods heersen en werkzaam zijn altijd herkennen, waar u ook gaat. De goddelijke lichtdragers blijven altijd rondom u, want in hun liefde willen ze alle wezens het licht geven, hetgeen hen zo buitengewoon gelukkig maakt. Er moet alleen naar verlangd en dus gewillig ontvangen worden.

Het is de wil van Degene, Die u nu het licht belooft, dat u put uit de goddelijke genadebron, die Zijn liefde voor u geopend heeft. Want licht is kennis. Kennis van de goddelijke waarheid. En God Zelf biedt u deze waarheid in onbeperkte overvloed aan. Wie er dus naar verlangt om in het licht van de goddelijke genadezon te staan, zal mateloos goddelijke waarheid overgedragen krijgen en de waarheid zal vol kracht en macht zijn. De goddelijke liefde zal zich uiten en wat uit God is, moet ook kracht en licht in zichzelf zijn. En daarom betekent alle kennis van de goddelijke waarheid het wandelen in stralend licht.

De weg van het mensenkind is helder en duidelijk voorbestemd als het de goddelijke waarheid in zich opgenomen heeft. Het kind zal ziende worden en ook rondom zich een stralende helderheid verspreiden. En degenen, die eveneens goddelijke waarheid door het mensenkind in ontvangst willen nemen, zullen dit licht weer mogen ontvangen. Want wat God de Zijnen op aarde laat toekomen, is niet beperkt toegekend en daarom kan de mens aan de medemensen uitdelen. Daardoor zal het licht niet minder helder stralen, maar onmetelijke helderheid verspreiden, als er op het licht, dat uit de hemel komt en de mensen naar God terug moeten leiden, acht geslagen wordt.

Licht betekent hetzelfde als leven, maar onmiskenbaar betekent duisternis van de geest de dood. En degene, die in het licht staat, zal leven. En dit leven zal het kostelijkste betekenen, wat het schepsel van God geschonken kan worden. Het kind van God, dat de waarheid uit God in ontvangst genomen heeft en dus de gang over de aarde in het verlangen naar licht afgelegd heeft, wordt een onvergelijkbaar eeuwig leven beloofd. Want God Zelf, Die het licht, de waarheid en de liefde Zelf is, is werkzaam in hem geweest.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

1886 Tekenen en bewijzen – Gebed – Buitengewone verschijnselen

12 april 1941: Boek 28

Er gaat een onvergelijkbare kracht van een mens uit, wiens hart de innigste verbinding met God aangaat en die door deze verbinding goddelijke kracht in ontvangst neemt. Deze verspreidt zich over allen, die met zo’n mens in aanraking komen, maar ze moeten van dezelfde gezindheid zijn, dat wil zeggen eveneens naar God streven. Want een mens dat God afwijst, zal nooit kracht van God kunnen ontvangen. Als deze kracht nu zichtbaar tot uiting komt, dat wil zeggen zichtbaar tot haar recht komt, dan is dit een uitdrukking van een goddelijk werkzaam zijn in liefde. God wil door een zichtbaar teken de geloofwaardigheid van Zijn gesproken woord versterken.

Het is wel van veel grotere waarde, wanneer de mensen het woord van God onvoorwaardelijk aannemen, wanneer ze zonder tekenen en bewijzen zouden willen geloven. Want dan zou hun geest zich al zo ver ontwikkeld hebben, dat het innerlijke besef hun het juiste denken geleerd had. Dat ze herkennen wat waarheid en wat leugen is, omdat de geest van God in hen werkt, dus de kracht uit God zich uit.

De mens gelooft een wezen te zijn, dat volledig geïsoleerd is van God en hij zou met dit geloof elk gebed overbodig vinden. Deze opvatting vervult elk gelovig mens met ontzetting, want het gebed is het eerste, wat de liefde van God, Zijn nabijheid en Zijn krachtuitstraling tot gevolg heeft. Het gebed is de verbinding tussen God en de mens. Het is de vraag om goddelijke kracht en diens ingrijpen is tegelijkertijd de garantie voor de vervulling van alle geestelijke verzoeken.

Maar nu zal de mensheid vaker tekenen en bewijzen zien, die zo buitengewoon zijn, dat alleen de eeuwige Godheid als de oorsprong van zulke buitengewone verschijnselen herkend kan worden en over de verbinding met God zal niet langer getwist kunnen worden. De mens wordt nadenkend door zulke bewijzen van Zijn kracht en is nu eerder bereid om deze bewijzen als een goddelijk werkzaam zijn te herkennen. En dan bestaat de mogelijkheid, dat de mensen zich laten grijpen door de eindeloze liefde van God, dat ze deelnemen aan de krachtoverdracht en zodoende de stroomkring van de goddelijke liefde binnentreden.

En in de komende tijd zijn zulke verschijnselen te verwachten, omdat de noodzaak er is, als de mensen hulp gebracht moet worden in hun geestelijke nood. Bij buitengewone gebeurtenissen verliest de mens meestal zijn zelfverzekerdheid en dat is noodzakelijk, omdat hij hierdoor in staat is gedachten te ontvangen, die hem vanuit het hiernamaals overgedragen worden. Een stil beamen van geestelijke kracht en het in gedachten stellen van vragen is een voorwaarde voor een overdragen van het antwoord en tegelijkertijd al een beetje toegeven van zijn afhankelijkheid van God, want hij stuurt zijn vragende gedachten naar een kracht in het heelal, Die kennis heeft. Die dus superieur aan hem is en hij opent zijn hart gewillig voor het antwoord van boven.

Gods liefde wil deze toestand van de mens bewerkstelligen en omdat de mens niet meer over zichzelf nadenkt, tracht Hij hem door verschijnselen, die hem aanleiding geven om vragen te stellen, daarheen te duwen. En het zal in de komende tijd vaak het geval zijn, dat mensen die God toegenegen zijn met kracht bedacht worden en nu het buitengewone kunnen volbrengen om de medemens tot geloof te brengen.

Het geloof mag niet afgedwongen worden en daarom zal aan dat werkzaam zijn ook niet beslist gevolg gegeven moeten worden. De mens kan ook totaal niet onder de indruk raken en trachten om zulke ongewone verschijnselen binnen het natuurlijke te verklaren, als hij geheel onwillig is om een Godheid te erkennen. Maar dan plaatst hij zich tegenover de goddelijke erbarmende liefde en kan niet door haar gegrepen worden, wat nadelig is voor zijn eigen ziel.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

1887 Geestelijke en aardse verklaring voor de wereldramp

13 april 1941: Boek 28

Zo onbeduidend als het jullie mensen ook mag lijken dat er in de natuur veranderingen plaatsvinden, zo is het toch van de grootste betekenis, want dit zijn voortekenen van grote gebeurtenissen. Elke gebeurtenis moet zowel een geestelijke als een aardse verklaring hebben. Dat wil zeggen dat wat zich in het geestelijke voltrekt, ook aards logisch verklaard moet kunnen worden en dat moet weer zijn verklaring in zuiver natuurlijke gebeurtenissen hebben.

Dus moet het vrijkomen van het geestelijke uit de vaste vorm verbonden zijn met een voor de mens begrijpelijk natuurverschijnsel en dit natuurverschijnsel moet weer aards verklaard kunnen worden en dit met het doel, dat de mens niet gedwongen is om het gebeuren, dat zich ter wille van geestelijke wezens afspeelt, als goddelijke zending aan te nemen.

Een buitengewone gebeurtenis, waarvoor geen verklaring te vinden zou zijn, zou de mensen gedwongen tot geloof brengen en zo’n geloof is niet wat God wil. Maar waar de mens zichzelf een verklaring kan geven, is hij niet zo snel geneigd om in een natuurcatastrofe een goddelijke zending te zien. Als hij het toch doet, dan is zijn geloof volkomen vrij en dus naar de zin van God.

Nu gaan aan grote wereldcatastrofen talloze tekenen vooraf, maar op slechts een klein deel wordt door de gelovigen acht geslagen. En zodoende staat de wereld nog voor grote verrassingen. De geestelijke verklaring voor een wereldcatastrofe wordt door de gelovige mens gemakkelijk begrepen. Maar hij moet deze verklaring ook aannemen, zonder dat deze hem bewezen kan worden. Maar de aardse verklaring zal ook voor de ongelovige mens begrijpelijk zijn, want hij heeft de mogelijkheid om deze te onderzoeken.

En zo zullen in de komende tijd die verschijnselen toenemen, die een gewelddadige verandering van het aardoppervlak aankondigen. De afwijkingen van de natuurwetten zijn nog gering, maar een goddelijk besluit heft ook de natuurwet op, als dat nodig lijkt. Elk gebeuren heeft zijn doel en zo veroorzaken vele natuurverschijnselen een plotselinge catastrofe, die zich door goddelijke wil binnen de grenzen van het natuurlijke voltrekt om de mensen juist niet tot geloof te dwingen.

Wanneer het binnenste van de aarde nu actief begint te worden, dan gaat er steeds een bepaald wegdrukken van het aardoppervlak aan vooraf. Zodoende zal de aarde hier en daar toegenomen watermassa’s laten zien, die een afvoer zoeken en deze nergens kunnen vinden. Bijgevolg dringen ze naar boven en brengen met het noodzakelijke geweld een afvoer tot stand. Dit is de opmaat naar de komende catastrofe, zie zich op puur natuurlijke wijze voltrekt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling