Proclamations for Christmas

This document contains all the proclamations that Bertha Dudde was allowed to receive at Christmas time.

Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamations/special/easter

0236 Licht is leven - Inwerking van Gods boden - Kerstnacht

24 december 1937: Boek 5/6

Gezegend wie Mijn Woord opneemt en zijn hart verlangend naar Mij toewendt. Mijn lief kind, verricht je werk steeds in Mijn genade en blijf Me trouw. Zie, in onvermoeibare ijver de Heer willen dienen brengt je dichter bij de poorten van de hemel. En je verlangen zal voortdurend inniger worden, want Mijn Liefde geeft je niet op. In elk wezen zie je een schepsel van God en elk schepsel van God is wederom een deel van het eeuwige licht. Alleen in het licht is leven. Streef daarom naar het licht als jullie in de eeuwigheid willen leven. Het goddelijke licht kwam op aarde om diegenen die in de duisternis wandelden, verlichting te brengen. Maar in het rijk van Mijn Vader zal het eeuwige licht voor jullie schijnen en jullie zullen geen duisternis hoeven te vrezen. Streef daarom op aarde naar het goddelijke licht. In deze nacht maakt de Heiland jullie hart gereed opdat Hij wordt opgenomen.

Waar je ook aan begint, al je geestelijke vrienden willen je bijstaan, opdat het ter ere van God is en je vooruitgang brengt.

Mijn kind, er gaan tijdens deze nacht veel boden door het land. Overal proberen ze de wil van de Heer te vervullen door de gedachten van de mensen naar het moment van Christus’ geboorte te richten. En zo proberen ze hen weer ontvankelijk te maken voor Zijn leringen en het doel van Zijn levenswandel op aarde. Al onze inspanningen zijn erop gericht opnieuw een geestelijke verbinding te scheppen tussen de kinderen van de aarde en de hen omringende geestelijke wezens, opdat we hen kunnen bijstaan om zich opnieuw met de hemelse Vader, met de Heiland te verbinden. In deze nacht richt zich zo menige gedachte hemelwaarts. Oh, konden we maar zo diep in hun hart binnendringen dat ze zich nimmer van deze gedachten losmaken, dat ze zouden beginnen met hun gedachten elke dag en elk uur in deze richting te sturen! Welk een vreugde zouden we de lieve Heiland daardoor bezorgen. En steeds zou God de Heer met Zijn genade hun streven zegenen en hun de kracht geven om vanaf nu aan zichzelf te werken, opdat hun ziel in dit leven ontwikkeld wordt.

We moeten vaak werkloos toezien hoe de weg naar boven steeds moeilijker wordt voor de kinderen op aarde. Hoe ze zich van al het goddelijke vervreemden en opvattingen aannemen die niet overeenstemmen met de leringen van onze Heer Jezus Christus. We zien het en kunnen hen niet helpen aangezien geen van deze mensenkinderen ons te hulp roept. Al onze pogingen om op hun gedachten in te werken, zijn vergeefs. Ze wijzen alles af en in dergelijke tijden is alle moeite voor de kinderen der aarde vergeefs.

Maar nu zijn de harten van de mensen vaak toegankelijk voor zulke opwellingen. Het is een gezegende tijd waarin velen zich in gedachten onbewust in geestelijke regionen verliezen. En waar we iets dergelijks aanvoelen, zijn we onmiddellijk bereid om deze gedachten verder te leiden en in hun zielen een vonkje inzicht te ontsteken. We willen graag de zielen naar de Heer leiden en we willen de mensen graag het licht van het inzicht brengen. We willen de zielen graag aan de duisternis ontrukken en hen in een gelukzalige toestand plaatsen om hun de kennis van de goddelijke waarheid over te dragen, opdat ze nooit in duisternis van geest wandelen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0237 Zon - Goddelijke lichtkracht - Licht en liefde

25 december 1937: Boek 5/6

Oh mijn kind, als je jezelf steeds slechts ongeremd aan je Heiland in eigendom geeft, dan zal de vrede intrek nemen in je hart en zul je van alle moeilijkheden, van alles wat je bedrukt, verlost zijn. Je moet je aan Zijn liefde oprichten. De Heer wil niet dat jullie de moed verliezen. Hij wil ook niet dat jullie geest moe wordt en daarom geeft Hij jullie door Zijn woorden opnieuw troost en sterking. Elk heersen en elke werkzaamheid in de natuur heeft zijn oorsprong in Gods grote Liefde. Het is zoals een voortdurend uitstralen van een levenverwekkend licht waardoor al het zijn en worden op aarde en in het hele heelal beïnvloed wordt. En om deze wording volgens Gods wijze wil gestalte te geven, laat de Heer het licht onafgebroken stralen.

Wanneer de oneindigheid van het heelal je bang maakt en jij je van je eigen nietigheid bewust bent, dan mogen er bij jou toch geen twijfels opkomen aan Gods Liefde en Zijn zorg voor elk afzonderlijk wezen. Zoals het licht van de zon de aarde verlicht, zoals ze alles wat op aarde is, verwarmt en tot leven wekt, zoals ze de planten in staat stelt te groeien, zoals ze licht en warmte geeft aan alle schepselen van de aarde, zo stralen talloze zonnelichamen hun licht uit, opdat het hele heelal onder invloed van de goddelijke lichtkracht staat en het licht nooit ofte nimmer zal uitdoven. Want de hemelse Vader van wie al het leven uitgaat, is Zelf het licht. Het licht is eeuwig en de liefde is eeuwig. Ze zijn beide de essentie van God en blijven tot in alle eeuwigheid bestaan. De Heer heeft in Zijn oneindige liefde en goedheid Zijn wezens in het licht geschapen en daarom zal elk wezen ook het licht nastreven. En wie in het licht wandelt, diens weg voert naar boven.

Wie zich in het verlangen naar goddelijke verlichting tot de Heer wendt, die zal door helder licht omstraald worden. Want reeds de wil om opnieuw naar de oertoestand terug te keren, brengt jullie er dichter bij. Elke plant probeert door de aarde heen te breken en keert zich naar het licht. In het dierenleven is het verlangen naar het licht eveneens overheersend. Zou de mens dan in de duisternis willen blijven en zich niet naar de Vader van al het licht toewenden? En toch heeft de mens een enorme strijd te voeren met vijandige machten, die het verlangen naar het licht voor eeuwig in hem zouden willen uitschakelen. Het is hun doel de geest van de mensen, de ziel, in volkomen duisternis te hullen en het echte doel van het leven voor haar te verbergen, om grotere macht over de mensen te verkrijgen en ze van de lichtkring waar ze onbewust naar streven, te verwijderen en omlaag te trekken in de eeuwige duisternis.

Gods Liefde gaat ononderbroken uit naar deze door de duisternis bedreigde kinderen van de aarde. De mens zelf is een willoos schepsel zodra hij in de macht van de duisternis terechtkomt. Zonder goddelijke hulp zou hij zich nooit uit deze macht kunnen verlossen. Daarom zijn er zo veel geestelijke krachten aan zijn zijde geplaatst opdat geen enkel kind op aarde zonder waarschuwing aan het lot wordt overgelaten. Zoals aan de ene kant de tegenstander, zo werkt aan de andere kant de liefde van de edele geestelijke wezens op de aardse kinderen in en strijdt voor de ziel. Het is voor het mensenkind een gemakkelijke strijd wanneer het zich maar een beetje aan de goede krachten overgeeft. Want de kracht van het goede, de kracht van de liefde, is aanzienlijk sterker dan die van de boze. Maar de mens is vaak zo verblind. Zijn wil die hem naar de hemelse Vader moet sturen, faalt vaak juist hierin en is omgekeerd weer zo sterk om zonder bedenkingen aan te nemen wat hem van de kant van de tegenstander voorgehouden wordt. Daarom is het ook zijn eigen verantwoordelijkheid daar hij de kracht en de wil die hem gegeven zijn ter ontwikkeling van de ziel, aanwendt voor de afval van God.

Mijn kind, de Heer heeft je nodig. Dienstwillige arbeiders die de Heer toegenegen zijn, moeten de zwakken helpen opdat ze de goede weg opgaan en door de leer van onze Heer Jezus Christus de Vader weer terugvinden. Het is van onschatbare waarde wanneer de kennis van de zuivere waarheid aan de mensen overgedragen wordt. Want doordat de kerken jarenlang tegen elkaar gestreden hebben, werd de leer van Christus zo aan de mensen aangeboden dat ze deze leer heden ten dage moeilijk willen aannemen. Het is voor hen geen Woord meer dat door Gods liefde geboden wordt en tot het hart spreekt, maar zeer vaak slechts een overgenomen educatief werk dat hun innerlijk nauwelijks beroert en waarvan ze geloven dat het menselijk ontstaan is. Ze nemen het nu bepaald niet meer ernstig, maar wijzen het veel liever af. Daarom wil de Vader hun Zijn Woord in een nieuwe vorm overbrengen opdat ze daarin de goddelijke Liefde voelen en hun hart mogen openen voor de stem van boven.

De Heiland vertoeft opnieuw onder de mensen. Hij zal steeds in jullie midden zijn, jullie die Zijn leringen bekendmaken. Hij zal jullie helpen opdat jullie de juiste woorden kiezen, opdat jullie zelf beoefenen wat jullie onderwijzen. En zo zal Zijn Woord opnieuw de harten van de mensen binnendringen en al deze mensen zullen opnieuw werkzaam zijn in liefde voor elkaar. Want het moet licht worden voor allen en elk wezen moet zich uit de duisternis verlossen, zodra maar een kleine straal van het goddelijke licht hem verlicht. Want het streven naar het licht zal duren tot in de eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0238 Wezens uit het hiernamaals - Hulp vragen

26 december 1937: Boek 5/6

In de naam van de Vader groeten we je en delen we je mee in overeenstemming met Zijn wil. Alle wezens die graag verbinding met je willen hebben, verzamelen zich rond jou. Zo heeft de Heer besloten hen te laten deelnemen om hun verlangen in te willigen, want het is het feest van de Liefde.

Het is toegestaan aan het volgende wezen zich van je kracht te bedienen en zich via jou te uiten. Tot jou spreekt een oude vader, zijn geest vertoeft reeds lang bij jou. Hij drukt je dringend op het hart om zijn zoon niet te vergeten die in je nabijheid vertoefde, maar nu ook zijn aardse loopbaan moest beëindigen. Hij gaat bij je in en uit en volgt je streven, maar kan niet vatten waarom hij zich niet met je kan verbinden. In zijn tijd op aarde wilde hij zich niet laten onderwijzen en hij dacht niet aan het uur van de dood. Nu heeft de Heer hem weggeroepen, maar zijn geest verblijft nog voortdurend in de buurt van de aarde. Hij realiseert zich nog niet wat zijn opgave in het hiernamaals is. Zijn vader maakt zich bezorgd om hem en vraagt je voor hem te bidden. Doe dit voor hem.

En nu komt er weer iemand naar je toe die je al wilde spreken en die zijn naam niet aan jou meedeelde. Er zijn zo veel wezens hier, je roept ze door je gedachten tot jou, maar probeer je aan ons over te geven en slechts op te nemen wat wij je geven.

Let op: Deze persoon neemt actief deel aan je arbeid en zo wil hij je graag weer verzekeren dat je daardoor veel mensen kunt helpen. Hij richt zich tot jou en blijft steeds in je buurt, zodat je het plotseling zult gewaarworden wanneer hij zich in je gedachten dringt. Hij voelt zich thuis in jouw omgeving want er zijn allemaal wezens die hij liefheeft. Hij zou zich graag aan jullie allen te kennen willen geven, maar tot zijn verdriet kan hij zich niet verstaanbaar maken. Maar wanneer jullie gedachten bij hem zullen vertoeven, zal hij ook proberen zich voor jullie waarneembaar te maken als de Vader hem daarvoor de kracht toebedeelt. Vandaag wil hij je alleen maar groeten en je gebed vragen.

Maar één iemand wil nu zelf tot je spreken en dat willen we hem toestaan. “Lieve vriendin, al je inspanningen zijn een troost voor ons en geven ons hoop. Want we hebben de liefde van de mensen op aarde nodig, aangezien we tijdens het aardse leven verzuimd hebben ons met de Heer te verbinden. Oh, hoe verkeerd was ons leven op aarde! Nu is onze strijd zwaar en we zijn jullie zo dankbaar: jullie geven ons door jullie lieve gedachten, door jullie gebed toch zo veel hulp. We zijn op jullie liefde aangewezen en daarom zijn we steeds in je omgeving, want de Vader laat deze genade toe, en we mogen deelnemen aan je arbeid.

De hemelse Vader zij dank, want aan jouw arbeid herkennen we nu onze opgave en we wijden ons er met grote ijver aan, aangespoord door je geestelijke werkzaamheid, door je worstelen en werken en gesterkt door je gebed waarin je ons gedenkt. Het is een zegen voor ons allen die je omgeven, want zo hebben ook wij een inkijk genomen in de werkzaamheden van de hogere geestelijke wezens die ons allen met zoveel liefde tegemoetkomen. En we mogen elke verbinding met jou bijwonen om daaruit zelf te kunnen leren hoe ook wij onze arbeid in het hiernamaals moeten uitvoeren om steeds hoger te geraken.”

Nu zul je nog vernemen wat je vreugde brengt: het is aan alle wezens hier in het hiernamaals opgedragen je bij te staan. Daarom laten we je niet in zielennood, wij die in staat zijn je te helpen. En steeds zal rondom jou een schare zijn van hen die op aarde een nauwe band met je hadden en ook vandaag nog graag bij je vertoeven, wanneer het erom gaat je bescherming te bieden tegen alle gevaren die je ziel bedreigen. Denk daarom steeds in liefde aan al de jouwen die je zijn voorgegaan en nu voortdurend rondom je zijn en Gods zegen voor je afsmeken om later voor eeuwig met je verbonden te zijn. Schenk hun ook jouw gebed, want de ene moet steeds in liefde voor de andere zorgen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0721 Herkennen van de Godheid alleen door liefde – Zoekenden naar God

25 december 1938: Boek 15

Jullie kunnen de Godheid louter in de liefde herkennen en er zal een geweldige drang naar de waarheid in jullie zijn, wanneer jullie in de liefde werkzaam zijn. Wat zich aan de mensen openbaart, is God als de liefde Zelf. Wie daarom in het licht van de waarheid staat, moet door de liefde gegrepen zijn en moet zich nu schikken in alles wat door liefde van God gewild is.

Bij degene, die dus de wil van de Heer uitvoert en naar steeds hogere voltooiing streeft, ligt als het ware aan alles wat hij doet de liefde voor God ten grondslag en verenigt zich dus, als van God uitgegaan, weer met de oerkracht van al het bestaan: de goddelijke liefde. Al het verdere werkzaam zijn, moet nu de innerlijke kracht van de liefde vergroten. De mens moet voortaan alle geestelijke kracht, die weer zijn wil tot liefhebben vergroot en hem aanspoort om deze in de daad om te zetten, tot zich trekken. Want alle kracht in de hemel en op aarde, die in de liefde tot God, die de liefde Zelf is, zijn oorsprong heeft, zal zich verenigen.

Daarom zullen alle wezens op aarde die God zoeken, eerst zichzelf verinnerlijken, zodat ze door het aannemen van het woord van God, dat uitvloeisel van goddelijke liefde is, bekwaam worden om God te herkennen. En vanuit het inzicht zal de liefde voortkomen, en voortdurend blijven toenemen en omdat God de liefde Zelf is, zal het zoeken van de wezens op aarde waarlijk niet zonder succes blijven, want alleen al het verlangen naar God is liefde. De mensen zijn zich hier alleen niet van bewust, want de Heer pakt elk wezen, die Hem zoekt, met Zijn liefde vast.

Als jullie dat willen begrijpen, kijk dan in de natuur om je heen, waar een eeuwigdurend ontstaan getuigenis aflegt van de onvermoeibare wil om te scheppen, door de voortdurend actieve werkzaamheid van de liefde van God. Alles wat ontstaat, moet leven om tot God te geraken. En hoewel zijn weg ook eindeloos lang en moeizaam is, het wezen staat toch als hoogste, de mogelijkheid van het lichamelijk leven als mens te wachten. En dit moet hem vervulling brengen als de vrije wil geen tegenstand biedt aan de goddelijke wil.

Zo zal begrijpelijkerwijs de liefde van God de mensen, waar slechts de geringste wil naar boven zich laat opmerken, vastpakken en het vurige verlangen van degene die God in zijn hart zou willen herkennen, zal waarlijk niet onvervuld blijven. En alle geestelijke kracht zal zich verenigen om de tot dusver geïsoleerde kracht, door het toestromen van geestelijke kracht uit het hiernamaals, te versterken en zo zal een waarachtig God zoekend mens nooit het gevoel van eigen zwakte ertoe aanleiding laten zijn om zijn plan te laten rusten, maar steeds nieuwe wilskracht zal hem duidelijk de weg van het inzicht laten vervolgen en hem uiteindelijk naar het doel leiden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

0722 Begrijpen en afscheiden van de gedachten volgens de wil van God – Verschrikkingen van de dood

25 december 1938: Boek 15

Alle gedachten die jou toevloeien, zijn door jouw wil gegrepen. De juiste, aan God toegenegen wil, scheidt altijd af wat niet bedoeld is om op te schrijven. Daarom worden alleen zulke bekendmakingen door jou ontvangen, die geheel overeenstemmen met de wil van God, maar deels alleen maar voor jou bestemd zijn en deels als zuivere leer voor de mensheid gegeven zijn. Hoe ijveriger en meer toegewijd jij jouw arbeid, die de mensheid tot zegen strekken moet, vervult, des te meer zul je waardig worden de genade te ontvangen.

Want bij God hebben alle gebeurtenissen steeds hun wijze bedoeling. Hij werkt er onafgebroken aan om de nog blinde mensenkinderen de ogen te openen, want de liefde van de Heer voor Zijn schepselen is grenzeloos. Wie zich aan deze liefde toevertrouwt, staat onder voortdurende bescherming en wordt door Hem zorgzaam begeleid.

Het leven biedt de mensenkinderen de meest veelsoortige afwisselingen, die er alleen maar toe bijdragen dat ze de Schepper vergeten. Ze zouden hun dagen op aarde graag in zorgeloosheid door willen brengen en niet hoeven te vrezen voor het einde van hun lichaam. En zo is hun streven steeds alleen maar op aardse goederen gericht en de gedachten aan de dood wijzen ze graag ver terug. Nu is dat eerste echter schadelijk voor de ziel. Maar met het toenemen van de leeftijd zal de dood hen een gedachte van verschrikking of van onbehagen opleveren. En dit past niet in de goddelijke ordening.

Degene die op aarde aan zijn ziel denkt, zal door de dood geen schrik aangejaagd worden, want hij ziet daarin dan alleen maar de bevrijding van de ziel en de ingang tot de eeuwige vrede. De zorg van de Schepper is nu enkel en alleen om het voor het mensenkind begrijpelijk te maken dat de aardse werkzaamheid slechts voor het kleinste deel de instandhouding van de goddelijke schepping geldt en dat het werk aan de ziel de belangrijkste taak voor de mensen op aarde is. Alles wat tot de instandhouding en voor het welzijn van het lichaam dient, zal vroeger of later een offer aan de vergankelijkheid worden, maar wat de mens voor zijn zielenheil doet, is onvergankelijk, zoals de ziel als zodanig onvergankelijk is.

De ziel kan nooit vergaan, maar het is voor haar van het grootste belang in welke toestand, dat wil zeggen in welke lichttoestand ze het hiernamaals binnen gaat, omdat de huidige lichttoestand doorslaggevend is of de ziel lijdt of hemelse zaligheid geniet. Het is onnoemelijk kwellend voor de ziel om naar het licht te verlangen en het licht door eigen schuld te moeten ontberen. En het zal de ziel weer mateloos gelukkig maken als haar de ingang tot de lichtregio’s verleend wordt en de nabijheid van de hemelse Vader dus haar deel wordt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

0723 Liefdevolle woorden van de Vader

26 december 1938: Boek 15

Mijn genade zal jullie in alle overvloed ten deel vallen om jullie taak op aarde te kunnen vervullen, wanneer jullie maar de volledige wil hebben om Mij te naderen en Mijn geboden te onderhouden. Want jullie weten niet, dat Ik enkel op jullie terugkeer in het Vaderhuis wacht om jullie met alle liefde op te nemen en dat Ik jullie wil helpen, waar jullie kracht te gering is. Jullie hebben in Mij de trouwste Vriend, de liefdevolste Vader en de zorgzaamste Beschermheer voor jullie leven op aarde. En jullie kunnen je onbekommerd aan deze bescherming van Mij overgeven, wanneer jullie je maar als kinderen van jullie Vader voelen en Mij jullie hart voor tijd en eeuwigheid schenken.

Tijdens Mijn wederkomst op aarde ontvangen jullie alle genaden in overvloed, want Ik ben allen, die naar Mij verlangen, zo nabij, dat ze Mijn aanwezigheid gewaarworden. O, maak jullie toch waardig voor Mijn aanwezigheid. Laat Mij niet vergeefs naar jullie hart en jullie liefde dingen, maar open de harten om Mij op te nemen. Verleen Mij toegang, wanneer Ik intrek wil nemen in jullie harten.

En jullie levenswandel zal van dat moment af aan gezegend zijn, want waar Ik verblijf, zal leed en bezorgdheid verbannen zijn, want Ik bescherm de Mijnen, die Mij herkenden. Elk juist denken, elke naar Mij toegekeerde wil trekt de overvloed van Mijn genade naar zich toe. Ik wil jullie geloof en jullie wil om lief te hebben versterken en jullie geestelijke zintuigen openen voor alles, wat van boven komt. Want Ik heb jullie lief, Mijn kinderen, en wil jullie ziel voor de eeuwigheid redden. Ik wil voor jullie graag eens alle gelukzaligheden ontsluiten en jullie daarvandaan naar het ware inzicht leiden.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0724 Geestelijke dwaling – Leiden in de waarheid – Vermolmd hekwerk – Levend onderricht

26 december 1938: Boek 15

Onderzoek jullie harten en vraag je af wie jullie wel redding uit de geestelijke nood brengen zal, als de Heer Zelf Zich over jullie erbarmt en jullie Zijn liefde afwijzen. Denk er dan aan dat elke dwaling in geestelijk opzicht opgehelderd moet worden. Denk eraan dat juist deze dwaling de mensen in een geestelijke nacht houdt. En dat jullie nooit meer in de waarheid binnengeleid kunnen worden, wanneer jullie wil dit niet nastreeft. Bewust het licht te mijden, moet noodgedwongen een hindernis zijn om tot helderheid van de geest te komen. Dit zal tot gevolg hebben dat de meerderheid van de mensen nooit binnen kan dringen in de diepte van de goddelijke waarheden zolang ze op aarde verblijven en niet ernstig naar de waarheid verlangen.

Maar aan een klein deel van de mensheid zal de liefde van God zich openbaren en zij zijn onnoemelijk gelukkig te noemen, want ze staan in het nauwste contact met de Heer en Schepper van de hemel en de aarde. Ze herkennen hun missie op aarde, proberen hieraan te voldoen en binnen de wil van de Heer te handelen. Dus zijn ze onmetelijk rijk aan geestelijke kennis en ze vinden er een volmaakt geluk in om de opdracht, die de Heer hen voor het aardse leven gegeven heeft, te vervullen.

Maar nu zal de goddelijke Schepper Zich op een andere manier, door een duidelijke uiting van krachten van de andere zijde, op moeten laten merken, om daar in te werken, waar het aan elk geloof ontbreekt. De wegen van de Heer zijn vaak wonderbaarlijk en leiden uiteindelijk toch naar het doel. Maar wanneer de Heer jullie nu Zijn waarschuwingen opnieuw ten gehore brengt, dan zal dit vaak op smartelijke wijze gebeuren, want de weg van de liefde en de zachtheid hebben jullie afgewezen. Steeds hebben jullie je vastgeklampt aan een vermolmd hekwerk, die over korte of lange tijd moet bezwijken, omdat hij gewoonweg geen houvast meer kan bieden, daar hij in zichzelf ondeugdelijk is en aan zijn bestaan een einde moet komen.

Het levende onderricht die de mensen op aarde ten deel valt, garandeert de ontvangers ook een buitengewoon steunpunt en een daarmee overeenkomstige weerstand tegen vijandelijkheden van elke soort. Wat zich daartegen verzet, zal tenslotte door de waarheid gegrepen worden en het bolwerk van de zuivere leer van Christus helpen versterken. Want de Heer kent iedereen, die gelooft strikt aan Zijn woord te hechten, maar dit woord toch alleen maar oppervlakkig kent en toch liever de zuivere waarheid afwijst, dan toe te geven dat geen aardse intelligentie iets tot stand kan brengen, dan wat uitsluitend alleen maar door het geestelijke wordt geholpen tot ontplooiing te komen.

En wie nu in de eerste plaats aardse overwegingen laat heersen en niet met het gehele hart de waarheid verlangt en er naar probeert te streven, die zal als toonaangevende oprechte onderzoeker niet in aanmerking komen voor zo’n openbaring. Hij is niet in staat om zich van de aarde los te maken, en om in geestelijke sferen binnen te dringen, is volkomen waarheid en volkomen wil om tot God te geraken eerste noodzaak.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

1749 De nood van de ziel vereist leed - "Vader, uw wil geschiede"

25 december 1940: Boek 27

Het grenzeloze vertrouwen op de goddelijke leiding maakt u de levenswandel op aarde gemakkelijk. Want u aanvaardt alles met een zekere gelijkmoedigheid indien u bedenkt dat het zo en niet anders door God werd voorbeschikt in overgrote zorg voor uw ziel. Alles wat het leven u oplegt te dragen is noodzakelijk voor het rijp worden van uw ziel. En het zal u des te zwaarder belasten, hoe noodzakelijker het voor u is. Tracht u dus eerst te vormen overeenkomstig de goddelijke wil en het leed zal steeds minder worden en uiteindelijk helemaal van u worden afgenomen. Oefen u in de liefde, in zachtmoedigheid en geduld. Oefen u in barmhartigheid, in vredelievendheid en vraag daarvoor God steeds om kracht, en u zult alles met gemak overwinnen. U zult uw omgeving tot zegen zijn, want ze zal er naar streven u na te volgen. En uw aards bestaan zal een gemakkelijk bestaan worden. U bent als overwinnaar uit de strijd tegen het kwade tevoorschijn gekomen en door de smeekbeden om kracht dichter bij God gekomen.

Als u God wilt bereiken, zult u zich onbeperkt aan Hem moeten overgeven. U zult steeds moeten bidden: "Vader, uw wil geschiede". U getuigt daardoor van uw vertrouwen op Zijn leiding. U offert Hem uw wil, u onderwerpt u deemoedig aan Zijn wil en erkent Hem als uw Vader. En dan bent u geworden zoals het God welgevallig is: geduldig, zachtmoedig, deemoedig, vredelievend. U beoefent de liefde als u zich in barmhartigheid ook over uw medemens buigt en hem probeert te bewegen dezelfde levenswandel te gaan. En uw wezen veredelt zich en het wordt licht en helder om uw ziel, want ze zal steeds meer in staat zijn goddelijk licht op te nemen en dus ook te verspreiden.

Klaag daarom niet als u wordt getroffen door leed. Draag alles met geduld en weet dat u het leed nog nodig hebt, dat uw ziel nog in nood verkeert en dat God in Zijn liefde u wil bijstaan en graag de ziel vrij wil maken van de haar nog beklemmende omhulling. De ziel worstelt nog om haar vrijheid. Ze is nog geketend door een macht die haar niet vrij wil laten. De eigen wil is nog te zwak en om haar wil te versterken moet ze God vragen om de kracht daarvoor. Doet ze dat niet uit eigen beweging, dan moet God haar door leed trachten te bewegen zich tot Hem te wenden om hulp.

En vaak duurt het onuitsprekelijk lang voordat de ziel de weg naar God neemt. En net zolang moet ze zich afbeulen en een toestand verdragen die haar terneerdrukt. En het zou zo gemakkelijk zijn zich daarvan te bevrijden. Ze geeft echter vaak toe aan het aandringen van de tegenstander en verzet zich tegen haar lot. Ze mort en klaagt en kan daarom ook niet bevrijd worden van het leed. En het is verkeerd dat u de liefde Gods niet inziet en Hem dankbaar bent dat Hij u omhoog wil leiden. Als u in Zijn liefde gelooft, zal het u ook gemakkelijk vallen u aan Hem toe te vertrouwen. En elke dag, al is deze nog zo droevig, zal zegen brengend zijn voor uw ziel en bevorderlijk voor uw geestelijke ontwikkeling.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

3379 Aards bestaan - Eeuwigheid - Droefheid en vreugde

25 december 1944: Boek 44

Het aardse bestaan is maar van korte duur, zelfs al bereikt de mens een hoge ouderdom. Het is maar een fase in de eeuwigheid die kan worden beschouwd als een ogenblik. En alles wat de mens aan vreugde en leed moet doormaken gaat als een vluchtig ogenblik voorbij en laat alleen maar de herinnering achter. Doch elk ogenblik kan zijn uitwerking hebben op de gehele eeuwigheid.

GOD heeft echter het lot van ieder mens goed overwogen en Zijn Liefde heeft er vorm aan gegeven. Daarom zal niets zonder zin of doel zijn wat de mens ook moet meemaken, het zal de ziel tot heil strekken zodra hij zich geheel aan de goddelijke leiding overgeeft en zich zonder te morren in zijn lot voegt. GOD wil de totale onderwerping van de mens bereiken, daar HIJ dan pas onbeperkt in hem kan werken. HIJ verlangt algehele overgave aan Zich om de ziel van de mensen te kunnen doorstromen met Zijn Liefde, en daarom moet zijn hart elk verlangen opgeven dat HEM niet geldt. Het aardse leven is kort en moet benut worden. Het moet benut worden voor de volkomen vereniging met GOD, en elke dag waarin aardse doeleinden het mensenhart bezighouden is verloren.

Daarom ontneemt GOD vaak aan de mensen wat zij uit zichzelf niet willen opgeven, om Zich Zelf dan aan hen aan te bieden als Vervanging. En het is de mens waarlijk niet tot nadeel, hij ruilt het geringste tegen het kostbaarste in en hij zal bovenmate zalig zijn als hij eens inziet hoe liefdevol GOD's leiding was, die hem tot eeuwige zaligheid wilde brengen. Want het is Zijn Liefde en genade dat HIJ Zijn Wijsheid alles laat besturen, omdat HIJ inziet wat de menselijke ziel tot nut is en wat haar voor eeuwig zou kunnen schaden.

HIJ houdt Zijn beschermende Hand boven Zijn kinderen die ijverig op weg zijn naar HEM en die toch in gevaar zijn zich van HEM te vervreemdem, daar de wereld met allerlei verlokkingen op hen afkomt. Maar de mens moet zich vol vertrouwen aan de goddelijke leiding overgeven. Hij moet weten dat Zijn Liefde het aardse bestaan heeft vastgesteld en dat hij HEM eens dankbaar zal zijn als deze korte aardse tijd voorbij is, die maar een ogenblik is in de eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

3636 De band van de liefde - Aaneensluiting met God

25 december 1945: Boek 46

Er wordt een onlosmakelijke band gewonden om God en het wezenlijke dat probeert zich bij Hem aan te sluiten door de liefde. Onafscheidelijk blijft het nu met God verbonden, steeds dichter bij Hem komend, voortdurend op Hem aansturend, door Hem vastgepakt wordend en in gelukzaligheid samensmeltend met de eeuwige Liefde als het volmaakt is geworden. Deze band is het doel van al het wezenlijke dat eens uit Zijn kracht is voortgekomen. God is het Middelpunt van kracht van eeuwigheid van Wie alles afkomstig is en tot Wie ook alles weer terugkeert volgens Gods eeuwige ordening. Pas wat weer bij God is, is gelukzalig. Het is volmaakt, doorstraald met kracht en licht en aldus scheppend en vormend bezig. Nooit zal deze toestand een verandering meer ondergaan in zoverre dat de gelukzaligheid van het wezen wordt verminderd. Veeleer neemt deze voortdurend toe, omdat het volmaakte geen grenzen kent, omdat op God, als hoogst volmaakt Wezen, voortdurend wordt aangestuurd tot in alle eeuwigheid.

Het met de eeuwige Godheid te zijn samengesmolten betekent deelname aan het vormgeven van de scheppingswerken. Het betekent leiding en verzorging van het wezenlijke dat zich in deze scheppingen ophoudt. Het betekent verlossende werkzaamheid aan het onvrije wezenlijke. Het betekent gelukzaligheid en harmonisch samen streven met gelijk rijpe wezens, en openbaringen van onvermoede heerlijkheden die onrijpe wezens onmogelijk kunnen schouwen.

Het is het eeuwige leven, geen toestand van krachteloosheid en duisternis meer, maar alleen nog werkzaam zijn in het licht en ongekende volheid van kracht. Het is het eeuwige leven dat Jezus Christus heeft beloofd aan diegenen die in Hem geloven en Zijn geboden onderhouden. Die door het nakomen en opvolgen van Zijn liefdesleer al op aarde de verbinding met God aanknopen, de band die steeds nauwer de ziel met God aaneensluit, tot ze zich geheel verenigd heeft met de eeuwige Liefde.

En zo moet dus onvermijdelijk de mens tot het geloof komen in Jezus Christus als de Verlosser van de wereld, omdat anders de band met God in eeuwigheid niet tot stand kan worden gebracht. Want de afstand door de onvolmaaktheid van het wezen is te groot en kan door het wezen zelf niet worden verkleind omdat de afstand van God tegelijkertijd krachteloosheid betekent. Maar door Zijn dood aan het kruis verwierf Jezus voor de mensen de kracht. Hij daalde af naar de aarde om de mensen te verlossen van hun wilszwakte en krachteloosheid en om hun de weg te tonen die al op aarde naar de aaneensluiting met God leidt. Maar zonder het geloof in Hem en Zijn werk van verlossing kan de mens nooit de krachteloosheid en wilszwakte overwinnen. Hij kan nooit opwaarts gaan, omdat de tegenstander van God hem tegenhoudt en zijn leven in eeuwigheid wil verhinderen.

Maar wie in Jezus Christus gelooft, zal zalig worden. Hij zal Zijn geboden nakomen. Hij zal zijn best doen een levenswandel in liefde te leiden en daardoor kracht ontvangen om de verbinding met God tot stand te brengen. En God zal hem nooit laten vallen. Hij knoopt de band van de liefde om hem heen en zal niet toelaten dat die losraakt. Integendeel, deze omstrengelt steeds vaster degenen die op Hem aansturen, tot ze onafscheidelijk met Hem zijn verenigd.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

3637 Voedsel voor de ziel - De zorg van God voor aardse behoeften

26 december 1945: Boek 46

Op de eerste plaats moet de voeding van de ziel worden verlangd en ze moet het verlangen van het hart betreffen. En elke aardse zorg zal overbodig zijn.

Dit is mijn voorwaarde die Ik stel, om voor u te kunnen zorgen. Om u van alles te kunnen voorzien wat u nodig hebt om het aardse leven in stand te houden. Ik neem graag de zorg voor u over, maar ook u zult mijn wil moeten vervullen. U zult zich op de eerste plaats om het heil van uw ziel moeten bekommeren, ter wille waarvan Ik u het aardse leven gaf. En uw zielen kunnen alleen rijp worden als u ze te eten en te drinken geeft, als u ze geen gebrek laat lijden gedurende uw levenswandel op aarde. De ziel moet geestelijk voedsel ontvangen, omdat ze geestelijk is. En dit voedsel wordt haar voortdurend aangeboden door mijn woord. Als u dus mijn woord in ontvangst neemt om uw ziel te verzadigen, zal ze zich kunnen vervolmaken. Er wordt haar kracht toegestuurd, die haar een geheel rijp worden mogelijk maakt. En daarom zult u op de eerste plaats geestelijk voedsel moeten begeren. U zult moeten verlangen naar mijn woord en dit hongerig in u opnemen, en u vervult de voorwaarde die Ik stel. En u zult zorgeloos elke dag tegemoet kunnen zien.

Ik voorzie in al uw behoeften, in voor u ook duidelijk te herkennen hulpvaardigheid. Mijn zorg betreft alleen uw ziel, maar u zult met de arbeid aan haar een begin moeten maken. Niet Ik kan uw ziel vormen tot volmaaktheid, maar uw vrije wil moet dit volbrengen. Het rijp worden van de ziel is doel en zin van uw aards bestaan en steeds zal Ik u behulpzaam zijn het doel te bereiken. En als u er dus ernstig naar streeft volmaakt te worden, zult u elke zorg alleen aan uw geestelijk welzijn kunnen besteden, en Ik zal de aardse zorg van u af nemen, Ik zal u alles geven wat u nodig hebt. Want Ik verheug Me over mijn kinderen als ze uit verlangen naar Mij de hun aangeboden hemelse voeding aannemen, als ze hongerig en dorstig hun harten openen om zich door Mij te laten verzadigen. En Ik voorzie ze nu geestelijk en aards in overvloed.

Wie honger heeft moet gespijzigd worden. De dorstige moet drinken worden gegeven. Het lichaam zal Ik onderhouden, tot het van de aarde weggaat, tot het zijn doel heeft vervuld, de ziel het geheel rijp worden mogelijk te maken. Wees daarom niet angstig en bezorgd, maar laat elke aardse zorg over aan Mij, uw Vader van eeuwigheid, Die u geen gebrek zal laten lijden, als u maar uit verlangen naar Mij mijn woord zult begeren, dat u steeds wordt aangeboden als u daar hongerig en dorstig naar verlangt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

3943 Gods wil om te scheppen - Geestelijke en stoffelijke scheppingen

25 december 1946: Boek 49

De Geest die heerst over de oneindigheid is ononderbroken werkzaam, want de uitstraling van Zijn kracht wordt niet minder, zoals Hij ook niet vermoeid raakt, scheppend en vormend de kracht te gebruiken. En zo ontstaan er voortdurend nieuwe scheppingen, geestelijk en stoffelijk.

Hij laat Zijn gedachten materiële vorm aannemen voor de verlossing van het nog onvrije geestelijke, zoals Hij echter ook wonderwerken van geestelijke aard laat ontstaan om de wezens van het licht gelukkig te maken, voor welke alle heerlijkheden van de hemel zijn ontsloten. Zijn scheppersgeest en Zijn wil om te scheppen zijn niet te overtreffen en nooit eindigend en altijd geleid door Zijn overgrote liefde die alles gelukkig wil maken wat uit zijn kracht is voortgekomen. En al gaan er ook eeuwigheden voorbij, het scheppen van nieuwe zaken zal nooit ophouden, omdat Zijn kracht een zodanige uitwerking moet hebben dat het toeneemt.

Het geestelijke, dat aardse - dus materiële - scheppingen bewoont, staat dus in voortdurende verbinding met het krachtcentrum en kan door de ontvangst van kracht weer in de stroomkring van de liefde Gods binnengaan, waarvan het zich eens in vrije wil verwijderde. Het vergroot dus de eigen kracht, evenals het ook het verlossingsproces bevordert van het geestelijke dat zich nog buiten de stroomkring van Gods liefde bevindt. Alle materiële scheppingen zijn middelen om het geestelijke te verlossen. Geestelijke scheppingen echter zijn het eigenlijke doel, dat wil zeggen onuitsprekelijk diepe vreugde van het verloste geestelijke. En Gods wil om te scheppen neemt nooit af, omdat Zijn liefde oneindig is. Maar Hij laat ook scheppingen vergaan, en wel wanneer ze hun doel niet meer nakomen. Wanneer het geestelijke daarin geen impuls meer vindt opwaarts te gaan, wanneer het zich verzet tegen God en zijn wil van Hem afkeert.

Dan lost Hij zelf op wat Hij heeft geschapen om het geestelijke in een andere vorm het doel te laten bereiken. Maar het oplossen van Zijn scheppingen is alleen in afzonderlijke tijdsruimten voorzien, zoals Zijn wijsheid het heeft ingezien als noodzakelijk voor het in de scheppingen gekluisterde geestelijke. Geestelijke scheppingen daarentegen zijn onvergankelijk, alleen worden ze steeds anders en ontstaan er telkens heerlijkere constructies, zoals het menselijk verstand zich niet voorstellen en het menselijk hart zich niet dromen kan. Maar ook elke nieuwe periode in de tijd kan steeds heerlijkere scheppingen laten zien, afwijkend van die uit het verleden en getuigend van de liefde, almacht en wijsheid van God, die zich in alle scheppingen openbaart. Onoverwinnelijk is de Kracht en daarom zal Hij nooit ophouden scheppend en vormgevend werkzaam te zijn. Maar de omvang van Zijn scheppingen kan de ziel pas beseffen in een bepaalde toestand van rijpheid, als ze bij machte is geestelijke en aardse scheppingen te schouwen. Dan pas zal ze van eerbied en liefde vervuld zijn tegenover haar Schepper, wiens liefde ook haar heeft geschapen om haar voor eeuwig gelukkig te maken.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4524 De wereld lag in boeien gekluisterd (Kerstboodschap)

26 december 1948: Boek 52

Vrede zal er zijn voor u mensen op aarde als u van goede wil bent. En daarom kwam Ik zelf als mens naar de aarde om u de vrede te brengen, dat wil zeggen de weg te wijzen waarop u tot de vrede van het hart kunt komen. Want de wereld lag in de boeien van de satan gekluisterd en moest van hem bevrijd worden. En dus leverde een Mens zich over aan zijn kwaadaardigheid, doordat Hij hem alle macht toestond en tegen hem streed. Hij ging de strijd met hem aan. Niet dat Hij hem trachtte te ontvluchten, maar alle macht zou Hij jegens hem ontplooien en Hij wilde hem weerstaan. Hij wilde als overwinnaar uit deze strijd tevoorschijn komen om de mensen te verlossen, om ze aan de satan te ontrukken. Want de wereld lag in boeien gekluisterd.

En zo ligt ook u weer in boeien gekluisterd en de Redder Jezus Christus heeft Zijn verlossingswerk tevergeefs gebracht voor de mensen die nu over de aarde gaan en niet in Hem geloven. Weer is de nood enorm groot, weer woedt de satan en oefent grote macht uit. Weer zijn de mensen van Mij verwijderd en hebben hulp nodig. Weer strijd Ik van boven tegen hem, doordat Ik daar de waarheid heen leid waar de leugen en de dwaling een rol spelen als wapen van de satan.

De wereld ligt in boeien gekluisterd. Als een keten ligt de duisternis van geest over de mensheid. Ze kan zich niet vrij maken omdat ze niet wil dat het licht van de eeuwige waarheid de duisternis doorbreekt. Ze is in de ban van degene die de heerser van de duisternis is. En dus moet Ik weer de Verlosser zijn, maar op een andere wijze. Ik moet de tegenstander zijn macht ontrukken. Ik moet hem gevangen zetten opdat de ban gebroken is, opdat er weer vrede zal heersen onder de mensen, de vrede in Mij, die al diegenen beschoren is die met Mij en voor Mij willen leven. Ik breng hun de vrede, want Ik verbreek de ketenen en geef de vrijheid aan allen die van goede wil zijn.

Ik kom weer naar de aarde. In de wolken verschijn Ik aan allen die in Mij geloven en Ik haal hen thuis in het rijk van de vrede, voordat Ik hem in de boeien zal slaan die hun vijand is en ze te gronde wil richten. En zo zal ook in de grootste nood weer de Redder opstaan. Eens werd u een Kind geboren. Het daalde neer van boven naar de aarde en zo verblijft het ook nu weer in de geest van diegenen die zich door Hem laten verlossen. En Ik zal met hen ten strijde trekken tegen de satan. Ik zal de vrede brengen aan diegenen die van goede wil zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4801 Het zalige lot van de rijpe zielen en de toestand van onvolmaaktheid in het hiernamaals

24 december 1949: Boek 54

Er zal u een zalig lot ten deel vallen in het huis van Mijn VADER. U zult er alles aantreffen wat u vreugde geeft als uw ziel zuiver is en vrij van aardse verlangens, als ze rijp is voor het geestelijke rijk. Maar waarin deze zaligheden bestaan, nml. de vreugden voor een zuivere vergeestelijkte ziel, dat kunt u mensen pas dan begrijpen wanneer uw streven op aarde al op geestelijke goederen is gericht - als de aarde met haar bezit niet meer in staat is u te bekoren.

Het zijn geestelijke genietingen die de ziel verrukkelijke vreugden bereiden. Het zijn genietingen die het gevoelen van de ziel net zo beroeren als aardse genietingen het lichaam, zodat zij dus bovenmate gelukkig is omdat zij geen enkel aards verlangen meer heeft.

Net zoals op aarde ervaart de ziel ook in het hiernamaals het schone en net zo als op de aarde kent zij ook het geluksgevoel, maar in een mate die met niets meer te vergelijken is. Want haar verlangen gaat direct uit naar een vermeerdering van geestelijke bezittingen en dit verlangen wordt ook aan de ziel vervuld. Zij kan onvoorstelbare scheppingen aanschouwen en horen en zij schept daaruit gedurig wijsheid en kracht. Zij verkeert in de bekoorlijkste omgeving waar op de aarde niets mee te vergelijken is, omdat aardse scheppingen daarmee vergeleken maar arm en gebrekkig zijn. En daarom ontbreekt de mensen de kracht zich de wonderen van GOD's Liefde die HIJ Zijn kinderen laat aanschouwen voor te stellen. En omdat ieder wezen met gelijkgezinde zielen verbinding heeft, wordt deze zaligheid aanmerkelijk verhoogd en het licht voortdurend sterker.

De toestand in het hiernamaals van de onvolkomen wezens kan wel beschreven worden omdat die niet veel anders is dan op de aarde, zodat vaak die zielen zich op aarde levend wanen nog voor een lange tijd. Zoals op aarde de mensen in de materie leven en niet kunnen begrijpen hoe geestelijk strevende mensen zich van de wereld terugtrekken en toch gelukkig zijn, zo leven de eersten ook in het geestelijke rijk met hetzelfde verlangen naar de materie, waaraan voor hen in zoverre voldaan wordt, dat de vervulling ervan hen zelf niet gelukkig kan maken tot zij na een lange tijd zich er van los beginnen te maken als zij de waardeloosheid ervan inzien. Maar het geestelijke rijk van het licht met zijn bewoners is voor deze wezens gesloten, want dat is een andere wereld waarvoor zij nog geen begrip hebben. Zij zouden daarin ook niet kunnen bestaan, omdat de volheid van licht hen zou verteren.

Er bevinden zich echter altijd lichtwezens onder hen die zonder herkend te worden hen onderrichten en proberen hun wil te beïnvloeden, om zich los te maken van aardse begeerten en iets hogers na te streven om na een vaak heel lange tijd ook in het lichtrijk te kunnen ingaan. Er kunnen zielen met dezelfde graad van onvolmaaktheid in het hiernamaals komen die toch tijden van verschillende duur nodig hebben om tot rijpheid te komen, al naar gelang het vermogen van hun hart lief te hebben, die soms in het geestelijke rijk sneller veranderen dan op aarde. Maar er zijn er ook die een zeer lange tijd nodig hebben hun gebreken en ondeugden af te leggen. Maar steeds zijn het voor deze onrijpe zielen heel bekende beelden die zij te zien krijgen, terwijl in het lichtrijk de ziel geheel onbekende dingen onder de ogen komen en het aanschouwen en horen onvermoede zaligheid teweegbrengt - en waar de wonderen geen einde nemen. Want de belofte van JEZUS wordt vervuld: "Wat geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen menselijk oor ooit heeft gehoord, dat heb Ik bereid voor hen die MIJ liefhebben!"

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4802 De reden van de wederkomst van CHRISTUS

24 december 1949: Boek 54

Eertijds moest IK naar de aarde afdalen want de mensen, Mijn schepselen, waren door eigen schuld in de grootste nood en Mijn VADERLiefde wilde hen niet te gronde laten gaan. Bovendien verhief Mijn tegenstander zich tegen MIJ inzover dat hij Mijn schepselen volledig beheerste, die hij wel met zijn wil maar met Mijn Kracht verwekt had. Hij ontnam hun in zekere mate de vrijheid van wil doordat hij Mijn schepselen zo verzwakte dat zij hun vrije wil niet gebruiken konden als juist, d.w.z. als MIJ welgevallig was.

Daarom wilde IK Mijn zwakke schepselen helpen in hun overgrote nood. Het was geen nood die alleen hun aardse leven betrof, het was een nood die eeuwig zou duren als IK hen niet te hulp kwam. IK had medelijden met Mijn schepselen ofschoon zij zich in vrije wil van MIJ hadden afgekeerd; dat echter deze wil zozeer verzwakt was en zich door Mijn tegenstander beheersen liet, was alleen het gevolg van een gebrek aan liefde.

De liefde is een Kracht die de wil de mogelijkheid geeft zich tegen de aanvallen van de vijand der ziel te verdedigen. Waar de Liefde is bestaat geen gevaar een prooi van de tegenstander te worden, want waar de Liefde is ben ook IK tegenwoordig. Maar de mensen waren zonder enige liefde in de tijd van Mijn geboorte op aarde; behalve de weinige tot wie IK kwam om hen te helpen, zodat zij niet in de geheel liefdeloze omgeving ten onder zouden gaan. En tot deze weinige daalde IK naar de aarde af want zij waren erg in het nauw gebracht en zij riepen tot MIJ in hun nood.

Maar hun geloof was zwak geworden en niemand had meer 'n zodanige verbinding met MIJ, zijn Schepper en VADER van eeuwigheid dat IK MIJ hoorbaar aan hem kon uiten. Waar nog enigzins liefde was ontbrak het geloof en Mijn tegenstander had verschrikkelijk huisgehouden, want zijn optreden ontnam de weinigen nog het geloof in MIJ, aan Mijn Liefde, Wijsheid en Macht. Daarom kwam IKZelf naar de aarde en een menselijk lichaam nam MIJ op omdat IK de mensen als mens te hulp wilde komen. IK wilde hun bewijzen dat een mens MIJ naderen en zich met MIJ verbinden kon als hij door de liefde de wil sterkt, en dan bewust de vijand van zijn ziel - Mijn tegenstander, bestrijdt.

Mijn lichaam was zuiver menselijk maar was door een Lichtziel bewoond aan wie ook in het begin elke herinnering aan vroeger was weggenomen, tot de vereniging met MIJ door de Liefde plaatsgevonden had. Toen pas herkende de Ziel Zichzelf en haar missie. Door de Liefde had de mens JEZUS Zich met MIJ verbonden want de Liefde is Kracht. Ze is Mijn OER-substantie, ze is het goddelijke dat alles doordringt en daarom ook de mens JEZUS tot een goddelijk WEZEN vormde dat vol Kracht, Wijsheid en Macht moest zijn. Zodoende betrok IK dus die vorm nadat ze zich door de Liefde tot een woning voor de eeuwige GODHEID gevormd had. U mensen kunt dit mysterie moeilijk begrijpen zolang de liefde u nog ontbreekt, maar waar de liefde is daar is ook licht en kan IKZelf werken en uw geest verlichten. IK kwam tot de mijnen maar zij herkenden MIJ niet. IK wilde MIJ aan hen te kennen geven en moest hun daarom klaarheid schenken waarom het in hen donker was, waarom zij MIJ niet herkenden en waarom zij in groot gevaar waren.

Daarom onderwees IK de mensen door de mens JEZUS. IK bracht hun Mijn Woord dat zij zelf niet meer konden horen maar wat de mens JEZUS hoorde, omdat HIJ door Zijn Liefde, MIJ in Zich tegenwoordig liet zijn. Mijn tegenwoordigheid betekent dat u mensen ook Mijn Stem verneemt, dus kunt u MIJ alleen vernemen als u zich omvormt tot liefde en door deze liefde Mijn tegenwoordigheid toelaat. En wanneer u deze liefde in u hebt bent u sterk en hoeft ook Mijn tegenstander, die u verderven wil niet meer te vrezen.

Daarom moest IK naar de aarde afdalen omdat u deze kennis ontbrak maar IK ze u weer geven wilde. En daarom kom IK ook nu weer tot de mijnen, want weer is de nood groot, weer herkennen de mensen MIJ niet. Weer heeft Mijn tegenstander een sterke macht over hen en slechts weinigen roepen tot MIJ om hulp. IK echter verhoor hen en ben midden onder hen die de mijnen willen zijn. IK schenk hun Mijn Woord; alleen verblijf IK niet lichamelijk onder hen maar werk in de Geest, zoals IK het beloofd heb.

Maar IK zal komen naar de aarde en de Mijnen ophalen en brengen in Mijn rijk, want de activiteit van Mijn tegenstander neemt hand over hand toe en het is tijd dat hij weer gekluisterd wordt. Het is tijd dat de bokken van de schapen (ongelovigen van de gelovigen) gescheiden worden, het is de tijd van het einde zoals het geschreven staat; dat IK zal komen in de wolken om te oordelen de levenden en de doden.

Wie in de liefde blijft bij die zal IK aanwezig zijn en hij behoeft het laatste gericht niet te vrezen, want voor hem zal IK weer de Verlosser zijn uit de diepste nood, de Redder Die komen zal van Boven wanneer satan denkt zijn spel gewonnen te hebben. Maar dan wordt hij gebonden met ketenen, opdat de vrede over die mensen komt die van goede wil zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

4803 Belichaming van vele lichtwezens in de eindtijd

24 december 1949: Boek 54

De aardse wereld dient ook de lichtwezens voor hun voltooiing. Want ze geeft de meeste mogelijkheden om het kindschap Gods te verkrijgen, dat ook een lichtwezen alleen door een leven in het vlees op deze aarde kan bereiken. Maar de gang over deze aarde als mens vereist dan niet de positieve ontwikkeling in de “je moet” toestand; doch een lichtziel kan zich direkt in het vlees laten verwekken, om nu de vrije wilsbeslissing af te leggen, waartoe haar vaak harde beproevingen worden opgelegd. Steeds weer dalen lichtzielen af naar de aarde en heel in het bijzonder in de laatste tijd voor het einde zijn veel van zulke belichamingen toegestaan, omdat juist deze moeilijke tijd van het aardse bestaan de hoogste graad van rijpheid waarborgt, evenals echter ook de dwalende mensen geestelijke leiders nodig hebben, die alleen zulke als mens belichaamde lichtwezens kunnen zijn.

Zo’n Lichtziel was ook Jezus Christus, Die een enorm grote en heilige Missie op Zich nam, welke de zwaarste eisen aan de wil van een mens stelde. Zijn Ziel was wel volmaakt toen Hij deze aarde betrad, maar toch had deze graad van licht geen invloed op het aardse bestaan van de Mens Jezus, daar anders Zijn Missie - de verlossing van de mensheid - aan waarde verloren zou hebben. Het waren uiterst zware eisen, die aan de Mens als zodanig werden gesteld. Hij moest, net als ieder ander mens, het lichaam met zijn wensen en begeerten overwinnen, die buitengewoon sterk in Hem ontwikkeld waren en wat dus buitengewone zelfbeheersing en kastijding vereiste. Zijn Ziel moest zeer grote verleidingen weerstaan; het was een voortdurende strijd, die de Mens Jezus in Zijn jeugd had te voeren tegen Zich Zelf. En daarom waren Zijn Liefde, de zachtmoedigheid en het geduld veel hoger te waarderen, dan die van een zacht mens zonder begeerten, die niets hoeft te overwinnen, omdat hem niets of weinig aanlokt. De Ziel van het Licht kende vanaf het allereerste begin Haar Missie en ging Haar weg over de aarde, toen de nood van de mensheid dit vroeg. Dus kwam Jezus op een tijd naar de aarde, waarin de onbeheerstheid onder de mensen de overhand had genomen en de mensen nu juist een voorbeeld moest worden gegeven, dat en hoe het mogelijk was, de onbeheerstheid de baas te worden.

Alles, ook het moeilijkste, vermag de liefde door haar kracht. Er bestaat niets onoverwinnelijks voor een mens, die in de liefde leeft. De liefde zelf is de kracht en kan dus ook de vrije wil tot ongehoorde kracht maken, zodat voor de mens alles mogelijk is. Wanneer er nu in de tijd van het einde buitengewoon talrijke belichaming van lichtzielen op aarde plaatsvindt, dan wordt aan deze allemaal een missie opgedragen, die liefde en wilskracht vereisen. Maar al deze zielen is hetzelfde eigen: het goddelijke Woord onder de mensen te verbreiden. Want door wetende zielen wordt hen op aarde het weten ontsloten, respectievelijk in herinnering gebracht. En het spoort hen aan, dit weten door te geven aan de medemensen, die in geestelijke duisternis voortgaan. En dus is dit een kenmerk van diegenen, die van boven zijn, dat ze ijverig deel hebben aan de verbreiding van het goddelijk Woord, maar let wel: van het Woord, dat in het geestelijke rijk zijn oorsprong heeft.

De leer van de Liefde, die Jezus Christus op aarde heeft verkondigd, was het door God Zelf door Jezus gesproken Woord en zal het ook blijven, tot in alle eeuwigheid. En van deze leer van de Liefde zal en moet steeds gewag worden gemaakt, waar een mens voor God wil opkomen. Belichaamde Lichtzielen nu vinden in de verbreiding van deze goddelijke Liefdeleer alleen hun geluk op aarde en dezen zijn de ware vertegenwoordigers van God op aarde. Wat buiten deze leer wordt onderwezen, is mensenwerk. Wie daarvoor opkomt, is niet afkomstig uit het rijk van het Licht; veeleer is het rijk van de duisternis zijn vaderland. En lichtzielen zullen steeds het verlangen hebben om tegen zulke leren op te treden, wat in de eindtijd buitengewoon vaak zal voorkomen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5027 Het nederdalen van CHRISTUS eertijds en nu

24 december 1950: Boek 57

In de tijd van Mijn geboorte was er dezelfde nood op aarde als er nu onder de mensen is, want zij bevonden zich in de diepste geestelijke duisternis net als nu. Maar IK ontfermde MIJ over hen en om ze te helpen kwam IKZelf naar de aarde.

IK kwam als Redder, en er was voor de mensen nu een weg uit de duisternis tot het "Licht" die IK hun Zelf wees. Zij behoeven MIJ maar na te volgen en hun geestelijke nood is ten einde. IK kwam als Redder en bevrijdde hen uit de klauwen van de satan die de schuld was van hun grote nood, en die ze niet konden ontvluchten omdat zij zonder kracht waren.

De weg die IK de mensen wees om te gaan kon door hen gegaan worden; want IKZelf ging als Leider voorop. IK kende de weg want IK moest hem eerst ook gaan omdat IK MIJZelf in een menselijk omhulsel belichaamde, en daarom alleen dat van de mensen verlangde wat voor hen mogelijk was te vervullen.

IK ging de weg der liefde, en deze weg moet door ieder mens gegaan worden die uit de duisternis van geest tot het licht van het leven ontwaken wil, die zich bevrijden wil van de ketenen van Mijn tegenstander, die verlost wil worden van de zonde die de reden is van de diepe geestelijke nood der mensheid.

IK kwam als de Verlosser der mensheid naar de aarde die zonder Mijn hulp verzonken zou zijn in de duisternis. IK heb dat werk van verlossing volbracht voor alle tijden, voor het verleden, voor de huidige tijd en de toekomst. Derhalve ook voor de mensen van deze tijd die zich in dezelfde nood bevinden en dringend hulp nodig hebben, willen zij niet ondergaan en in de afgrond storten door het drijven van Mijn tegenstander. Nu is het gevaar nog veel groter omdat de mensen geen lange tijd meer gegeven is, omdat spoedig de genadetijd is afgelopen die het menselijk geslacht voor zijn verlossing werd toegestaan. De mensheid staat aan het einde van een ontwikkelingsperiode, zij staat voor een belangrijke fase, zij staat voor de beslissing: voor leven of dood. Er is allen nog blijven bestaan of ten onder gaan, d.w.z. of een leven leiden naar de Wil van GOD of een materiële en geestelijke dood als de mens niet de juiste beslissing neemt.

En weer kom IK als Redder in de nood - ten eerste geestelijk zoals IK het verkondigd heb, dat IK MIJ openbaar aan hen die MIJ liefhebben en Mijn geboden onderhouden. Aan dezen openbaar IK MIJ door het Woord en kondig hun het naderende einde aan. Dan echter zal IK wederkomen in de wolken zoals IK eens opgevaren ben tot de Hemel. IK zal komen en hen, die MIJ nagevolgd zijn, die de weg der liefde gegaan zijn zoals IK hun gepredikt heb, in hun overgrote nood helpen doordat IK ze bij MIJ haal van de aarde weg, die alleen nog door duivels bewoond wordt in heel grote getale.

IK zal weer als Redder verschijnen, maar Mijn komst zal de afsluiting beteken van Mijn Verlossingswerk op aarde. Want wie niet beseft wie IK ben voor die ben IK vergeefs aan het kruis gestorven, die heeft Mijn Verlossingswerk niet aanvaard en blijft nog voor een ondenkbaar lange tijd in de boeien van Mijn tegenstander gekluisterd. Hij wordt met al de aanhangers van satan in de materie gebonden en de geestelijke dood is het lot van dezen die MIJ niet willen erkennen. Zij stelden zich vrijwillig onder de invloed van Mijn tegenstander en schonken geen aandacht aan Mijn Verlossingswerk, daarom smachten zij door eigen schuld in de boeien van de duisternis.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5279 Heiland en Arts

24 december 1951: Boek 58

IK redde u uit grote nood, toen Ik naar de aarde kwam. In waarheid werd u de Heiland geboren, de Arts van uw zielen, Die uw lijden kende en ook hoe die was op te heffen. IK kwam als Redder, want de mensheid was in de grootste nood. Maar ze is ook heden ten dage in dezelfde nood, de mensen zijn aangetast door een ziekte die ten dode leidt als daar geen halt aan wordt toegeroepen, als er niet weer aanspraak wordt gemaakt op de Heiland, Die alleen kan helpen te leven. Maar de mensen zelf beseffen hun ziekte niet, ze roepen niet om de Arts, ze zijn niet in staat te leven en geloven niet zolang ze nog hun lichamelijk leven hebben dat hun alleen begerenswaardig voorkomt.

De nood is nog veel groter dan in de tijd dat IK naar de aarde kwam, want de mensen kennen MIJ en zijn ME vergeten, de mensen zijn op de hoogte van een Arts Die hen kan genezen en zoeken Hem niet op, de mensen roepen niet om een Redder en staan toch aan de rand van de afgrond. De nacht is donker en het Licht zien de mensen niet Dat hen tegemoet straalt. Wel dwalen hun gedachten af naar die tijd omdat het tot de traditie hoort 'ns aan MIJ te denken, DIE als Kindje in de kribbe lag. Maar aan de betekenis van Mijn komst denken ze niet, omdat daartoe een ernstige wil behoort en het inzicht in de geestelijke nood. Wie MIJ aanroept in het hart, voor hem wil IK weer een Arts en ware Heiland zijn; wie zijn zonden naar MIJ draagt, die zal IK ze vergeven, wie MIJ een liefdevol hart aanbiedt zal IK bedenken met genade, met licht en kracht, MIJ te herkennen en Mijn verlossingswerk te begrijpen opdat hij er deel aan heeft en IK niet tevergeefs voor hem aan het kruis ben gestorven.

IK kwam naar de aarde - IK kom steeds weer naar Mijn kinderen, als ze MIJ slechts willen opnemen, als ze voor MIJ de kribbe klaarmaken in hun hart, als de liefde het hart in staat stelt MIJ daarin op te nemen. Als ware Arts en Heiland wil IK aan diegenen werken die ziek en beladen met schuld tot MIJ komen, IK wil hen vrij maken van ziekte en leed, van duisternis en zonde zodra ze maar denken aan MIJ en Mijn missie op aarde, zodra ze maar geloven in MIJ als de Verlosser van de wereld, Die voor Zichzelf een hut als woning betrok, omdat HIJ tot de armen, zieken en zwakken is gekomen die hulp nodig hadden in hun nood. Weer wil IK helpen en genezen waar men MIJ gelovig aanroept, als Redder voordat de tijd is vervuld, want hij gaat zijn einde tegemoet. Maar wie zich tevoren nog door MIJ zal laten genezen, hoeft het einde niet te vrezen, want hij zal leven in eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5564 De stem van de Vader (Kerstmis)

25 december 1952: Boek 61

De stem van de Vader zult u moeten herkennen in elk woord dat van boven tot u komt. Het is mijn geest die tot u spreekt. Het is mijn kracht die u toestroomt. Het is licht van mijn Licht dat u toe straalt. Het is het woord waarmee mijn oneindige liefde invloed op u uitoefent, opdat u Mij zult begrijpen, opdat u mijn wil zult vervullen, getroost zult worden in de nood en onderricht in alle waarheid. Slechts Een kan u deze waarheid bezorgen: uw God en Vader van eeuwigheid die u onderricht opdat u Hem zult herkennen en Hem zult leren liefhebben. Want Ik wil uw liefde.

Daarom spreek Ik u toe. U die Mij niet kunt zien en bijgevolg ook niet op Mij aanstuurt als u geen kennis hebt die u geloof kan schenken. Maar Ik wil dat u in Mij gelooft en daarom doe Ik alles om u dit geloof te bezorgen.

Ik maak me aan u bekend.

U mensen zult dit geschenk van genade niet in zijn volle betekenis kunnen begrijpen. De Heer van de oneindigheid, de eeuwige God en Schepper die alles liet ontstaan wat voor uw ogen zichtbaar is en oneindige onzichtbare werken voor u heeft geschapen.

Hij buigt zich liefdevol naar u over. Hij spreekt de afzonderlijke mens toe, zoals Hij echter ook door hen tot alle mensen spreekt. Hij openbaart zich aan u.

En slechts weinig mensen herkennen Zijn stem.

Maar deze weinigen hebben ook een verlichte geest, want wie in staat is Mij te horen, wie Mij zelf herkent in het woord dat Ik naar de aarde stuur, die is ook doorstraald met de kracht van mijn geest en hij heeft nu een geheel andere kijk op alle gebeurtenissen, op alles wat hem omgeeft en wat hij beleeft.

Mijn geest verlicht zijn denken en geeft hem ook duidelijkheid over alle samenhang. Hij kan niet meer twijfelen, juist omdat hij Mij zelf herkent als Ik hem toespreek door mijn woord. Waar mijn geest werkt, daar is ook weten. En weten is licht dat de duisternis doorbreekt.

Maar waar zult u mensen op aarde nog een licht vinden? De mensen gaan voort in de duisternis. Ze hebben een verduisterde geest. Ze denken niet na. En zouden ze nadenken, dan zouden ze geen duurzaam resultaat behalen.

Er is duisternis op aarde, die alleen door één Licht van boven kan worden verdrongen. Maar Ik ben steeds bereid een licht voor u te ontsteken. Ik ben steeds bereid u met de kracht van mijn geest te doorstralen, als u maar bereid bent de woorden van mijn liefde aan te nemen, als u maar uw harten zou willen openen om de stroom van mijn liefde binnen te laten, als u mensen maar zou begeren Mij te horen.

Ik zou graag willen dat u Mij zult leren liefhebben. Daarom zult u naar Mij moeten luisteren. U zult mijn openbaringen moeten aannemen en het zal licht in u worden, want u dringt dan door tot de geheimen van mijn eeuwige liefde, tot mijn heilsplan van eeuwigheid. U zult u zelf herkennen en uw taak op aarde. U zult Mij herkennen en u zult Mij dan uw liefde schenken. En u zult er vurig naar verlangen dat mijn stem eeuwig in u zal weerklinken.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5565 Geestelijke nood - Verkeerd denken

26 december 1952: Boek 61

Het denken van de mensen is verward geworden. En dit is onder geestelijke nood te verstaan, dat zij zonder inzicht zijn, dat zij ver van de waarheid afstaan en daarom ook ver van MIJ zijn, omdat zij zonder liefde leven, want de liefde bindt hen onherroepelijk met MIJ en de waarheid aaneen.

Hoe zouden ze dus anders geholpen kunnen worden, dan dat zij altijd weer tot liefde gemaand en aangezet worden. De liefde kan hun echter niet gegeven worden maar kan hun alleen als het voornaamste gebod worden voorgesteld - dat absoluut vervuld moet worden, wil de mens zijn doel op aarde bereiken. De mens moet weten dat hij zonder liefde geen stap vooruit komt, maar door dwang kan ze niet van hem worden geëist, omdat het dan geen liefde zou zijn - maar in het gunstigste geval een handelwijze die liefde moet voorwenden. U, mensen mag niet vergeten dat de liefde iets goddelijks is. Dat IK u dus daarom het gebod van de liefde gaf, om u de weg te wijzen uw wezen te vergoddelijken. Maar in geen geval oefen IK de geringste dwang op u uit, wat echter een "gebod" in de zin van het woord zou betekenen. En zo liet IK u in alles vrij, u mag over uzelf beslissen. IK kan u alleen door onderrichtingen zo ver brengen dat u uit uzelf de juiste weg inslaat.

Daarom ben IK onophoudelijk bezig de mensen in het juiste denken binnen te leiden, ze juist te onderrichten, hun Mijn Woord te zenden door dienaren die MIJ geheel en al zijn toegedaan, hun opheldering te geven over al het voor en tegen, opdat zij uit zichzelf dan de juiste beslissing nemen en dat doen wat tot het doel leidt - opdat zij in de liefde leven en weer worden, wat zij in het allereerste begin waren. Maar IK stuit op harde weerstand. De mensen nemen Mijn liefdevolle onderrichtingen niet aan. Zij denken zo verward dat zij het eenvoudige vanzelfsprekende weten over de samenhang van alles niet meer begrijpen kunnen - en zij hebben daartoe ook de wil niet. Mijn liefdevolle Woorden sterven weg aan hun oor en dringen niet in het hart, en de kracht van Mijn Woord kan niet werkzaam worden bij de mensen.

De geestelijke nood is reusachtig groot, omdat de wil van de mensen vrij moet blijven en zij zelf de innerlijke drang niet meer hebben. Ze hebben geen verlangen naar ware opheldering, ze voelen zich op hun gemak in hun geestelijke duisternis, ze wensen geen licht. En komt het licht tot hen, dan laten zij zijn stralen niet binnendringen in hun hart, ze wenden zich af en keren zich naar de dwaallichten toe die overal langs de weg opflitsen. En IK zie vol erbarmen neer op Mijn schepselen, die IK gelukkig zou willen maken en die niets aannemen uit Mijn Hand. IK zie hoe zij verloren lopen, ieder op een ander pad, maar niet gaand over de weg die wel bergopwaarts - maar zeker naar MIJ voert. IK zie ook hen die MIJ zoeken maar zich niet laten raden waar IK te vinden ben, die vele wegen moeten gaan voordat zij op de juiste weg uitkomen.

IK zou hun allen graag die vergeefse wegen willen besparen. IK zou hun graag de weg tot MIJ makkelijk willen maken, IK zou graag een ieder een leider als gezelschap mee willen geven. Maar IK kan hen altijd alleen maar met Mijn lokkende Stem toeroepen: "Kom tot MIJ, allen die uitgeput bent en onder lasten gebukt, IK wil u verkwikken". IK kan alleen roepen, hen echter niet dwingen de juiste weg te gaan. Maar naar de roepende Stem van Mijn Liefde luisteren zij niet, omdat ze Mijn Stem niet herkennen zolang ze zonder liefde zijn. En dat is wat IK als geestelijke nood aanduid. Dat er wel hulp is, dat u, mensen deze hulp echter niet wilt aannemen en zodoende zelf het einde bepaalt dat u tegemoet gaat. IK kan u helpen, IK wil u ook helpen, maar u moet u ook willen laten helpen. Want uw wil is vrij en zal eeuwig uw lot bepalen .

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

5836 Het Oer-licht van eeuwigheid straalt licht uit

26 december 1953: Boek 63

Mijn volheid van licht zal over u stralen als u maar zonder twijfel in Mij gelooft en u het licht van de eeuwige waarheid van Mij zelf in ontvangst zult willen nemen. Want van het Oer-licht gaat elke lichtstraal uit. Wat echter niet van Mij afkomstig is, is geen licht. Het verspreidt geen helderheid, maar zou alleen maar kunnen verblinden om des te grotere duisternis achter te laten.

Maar Ik, het Oer-licht van eeuwigheid wil helder licht ontsteken in de harten der mensen. Ik wil dat de lichtstraal ze als weldaad zal treffen. Ik wil dat hij hun weg zal verlichten die ze nog op aarde hebben te gaan, opdat ze hem zonder gevaar begaan en zonder te verdwalen. Want ze moeten het doel bereiken. Ze moeten de weg naar Mij vinden. Ze moeten naar steeds helderder licht verlangen om zich uiteindelijk met het Oer-licht van eeuwigheid samen te smelten en eeuwig gelukzalig te zijn. Want licht is leven. Licht is gelukzaligheid. Licht is waarheid. Licht is op de hoogte te zijn van de diepste samenhang van de Schepper met Zijn schepsel. In het licht te vertoeven is een goddelijke toestand die u mensen allen zult moeten bereiken omdat dit uw bestemming is vanaf het allereerste begin.

En zo zult u nu begrijpen dat alleen de band met Mij, het Oer-licht, u de doorstraling van licht verzekert. Want om iets wat van Mij uitgaat te kunnen ontvangen moet het contact met Mij tot stand worden gebracht. U zult dus nooit tot het licht kunnen geraken zolang u zich afzijdig van Mij houdt, zolang u niet in Mij gelooft. Zolang u zich zelf niet opent als vat waarin mijn licht en liefde zich kunnen uitgieten. En dit moet u zelf willen, dat u zich opent, dat u uw hart klaarmaakt tot zo’n vat. Dat u het vormt tot een tempel waarin Ik, het eeuwige Licht zelf aanwezig kan zijn en u nu van binnen zal verlichten. Dat Ik u een licht kan ontsteken dat helder zal stralen en elke hoek zal verlichten.

U zult weer tot het inzicht moeten komen dat voor u verloren ging door uw vroegere zondeval. En u vormt uw hart tot een tempel Gods wanneer u maar mijn geboden zult nakomen, wanneer u mijn geboden van de liefde zult vervullen. Dan zult u alles doen wat u veredelt. U zult uw hart reinigen van onedele begeerten, van ondeugden, zonden en slechte gewoonten van allerlei aard. U zult het zuiveren van alle aanklevingen en versieren met de deugden van de gerechtigheid, barmhartigheid, zachtmoedigheid en vredelievendheid, deemoed en geduld. U zult steeds alleen maar werkzaam zijn in liefde en Mij tot u trekken omdat mijn liefde nu uw liefde niet meer kan weerstaan.

En als u Mij nu hebt gewonnen, kan Ik mijn licht in alle volheid bij u naar binnen doen stralen. En dan zijn voor u ook de poorten naar de eeuwige gelukzaligheid ontsloten. Dan vertoeft u al in mijn rijk, ook wanneer u nog op aarde leeft. En van licht doorstraald gaat u over in het geestelijke rijk. En u zult op de hoogte zijn van alles wat tevoren nog voor u verborgen was, en u zult eeuwig gelukzalig zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6144 Vrede aan de mensen die van goede wil zijn

24 december 1954: Boek 66

Vrede aan de mensen op aarde die van goede wil zijn. Denk aan die nacht toen de goddelijke Verlosser ter wereld kwam. Denk aan Zijn geboorte en ook aan Zijn dood, aan Zijn verlossingswerk, ter wille waarvan Hij naar de aarde is afgedaald. Denk aan Zijn overgrote liefde die Hem ertoe bracht vlees aan te nemen en dan Zich zelf te offeren aan het kruis om u mensen verlossing te brengen uit uw gevangenschap. Hij wilde u de vrede brengen, het heil van uw zielen. Hij wilde u aan de eeuwige dood ontrukken, Hij wilde u het leven geven. Hij wilde Zijn schepselen tot kinderen laten worden en ze terughalen in het vaderhuis. Zijn overgrote liefde bewoog Hem naar de aarde af te dalen om midden onder de mensen reddingswerk te verrichten, om Zijn schaapjes om zich heen te verzamelen, om hen die verloren waren uit de klauwen van de wolf te redden die in Zijn kudde was binnengedrongen omdat niemand hem dat kon beletten.

Alle mensen waren in de macht van diegene die Zijn vijand was. En daarom daalde de Redder van boven neer om hen aan diens macht te ontrukken. Maar Hij moest de tegenstander daar een offer voor brengen, want deze liet zijn gevangenen niet vrij. Want hij had recht op hen omdat ze hem vrijwillig waren gevolgd in de diepte en net als hij zondig waren geworden. Ze zouden nu hun losprijs zelf hebben moeten betalen en waren daar te zwak voor. Ze zouden echter voor God ook zelf de boete hebben moeten doen voor die onmetelijke zonde van hun vroegere opstand tegen God. Nooit zou hun dit mogelijk zijn geweest en dus waren ze voor eeuwig een prooi geworden van de tegenstander van God wanneer hun geen hulp werd gebracht, wanneer God zelf zich niet over hen ontfermde.

En Hij verzoende voor u de schuld. Hij betaalde voor u de losprijs. Hij stierf aan het kruis voor uw zonden. Hij zelf verloste u mensen van zonde en dood. Alleen de liefde kon u mensen verlossen en daarom belichaamde de eeuwige Liefde zich in een mens, in een kindje dat zonder zonden en rein ter wereld kwam en ook zonder zonden en rein bleef, zolang het als mens midden onder de mensen vertoefde.

De mens Jezus nam de goddelijke liefde in zich op en deze overgrote liefde voor de medemensen liet Hem een werk van barmhartigheid volbrengen, zoals het zich maar één keer in de wereld heeft voorgedaan. Hij leed en stierf de dood aan het kruis omdat de liefde Hem ertoe bewoog God het zoenoffer aan te bieden. Hij nam alle zonden van de mensheid op zich en verschafte daar genoegdoening voor. De Liefde verdroeg alles om de mensen te verlossen.

Toen de Heiland ter wereld kwam, werd een groot werk van erbarmen ingeleid. Een lichtstraal viel op de aarde. Hij scheen helder in de harten van de weinigen die smachtten in hun nood en tot God riepen om hulp. Het kind Jezus straalde licht uit en enige weinigen herkenden het als de Messias die aan de wereld was verkondigd door zieners en profeten. En ze betoonden het kindje hun hulde. Ze loofden en prezen God die zich over hen ontfermde en ze vonden de vrede in hun hart. Maar het waren er maar weinige en ook nu zijn het slechts weinigen die in hun hart in liefde en dankbaarheid denken aan Diegene die zich zelf opofferde voor de zondige mensheid. Maar ook alleen dezen zullen vrede vinden, ook alleen dezen kunnen worden verlost, die in Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser geloven en het licht in hun harten laten stralen, die vol deemoed hun knie buigen voor de Heiland die in het kindje Jezus naar de wereld kwam om de mensen te verlossen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6145 Jezus vernam Gods woord - Middelaar tussen God en de mensen

25 december 1954: Boek 66

Toen de mens Jezus op aarde wandelde, was er een verbinding tot stand gebracht tussen de aarde en het geestelijke rijk. God kon zelf weer tot de mensen spreken door de mond van de mens Jezus.

Zijn woord kon weer klinken, wat tevoren onmogelijk was door de grote afstand die er tussen de mensen en God bestond. Zijn woord rechtstreeks te vernemen is alleen mogelijk wanneer de ziel van de mens zich zo heeft gevormd, dat hij in staat is de stem van de goddelijke geest in zich te vernemen. En het vormen van de ziel in deze staat geschiedt door werken van liefde.

De mens Jezus was de Liefde zelf.

Al Zijn denken en streven was alleen daar op gericht, het goede te doen voor Zijn medemensen, hen te helpen in alle noden van lichaam en ziel. Zijn ziel was licht en zuiver en Zijn wandel op aarde was een wandel in liefde.

Alle voorwaarden waren aanwezig die de goddelijke geest de mogelijkheid gaven zich te uiten. Want de ziel van de mens Jezus hoorde deze uitingen helder en duidelijk en kon dus het woord Gods aan de mensen overbrengen.

Door Hem kon God zelf tot de mensen spreken. De verbinding van God tot de mensen was hersteld. Jezus was de middelaar tussen God en de mensen.

En Jezus leerde nu de mensen te streven naar hetzelfde dat Hij zelf had bereikt.

Hij leerde hun de liefde te beoefenen, om zich nu tot een vat van de goddelijke geest gereed te maken, waarin de kracht van de geest kan worden uitgestort. Want iedere mens moest en kon de stem van God in zich vernemen. En de weg werd hem getoond door de mens Jezus die ook als mens eerst de graad van liefde moest bereiken die Hem de aanwezigheid van God waarborgde, zodat Hij Hem zelf in zich kon vernemen. God spreekt wel tot iedere mens, maar nooit wanneer tevoren niet de voorwaarden worden vervuld: een door de liefde gelouterd hart dat nu God zelf in zich kan opnemen, die dan ook Zijn aanwezigheid bewijst door Zijn toespreken.

De mens Jezus bezat een buitengewoon hoge graad van rijpheid van ziel, omdat de liefde Hem geheel vervulde.

Dus kon God zelf Hem ook geheel en al vullen. En nu sprak God uit de mens Jezus, niet meer de mens Jezus zelf. Hij deed uit zichzelf wat leidde tot de aaneensluiting met God.

Maar Hij onderwees Zijn medemensen. Hij wilde ook hun het resultaat doen verkrijgen dat Zijn liefde Hem had opgeleverd. En daarom onderwees Hij op de eerste plaats de liefde, en steeds weer alleen de liefde.

Uit Zijn grote liefde kwam de wijsheid voort. Want de geest van God onderrichtte de mensen door Jezus.

Het licht van het inzicht straalde uit het vuur van Zijn liefde.

Jezus wist dat ook de mensen door het licht van het inzicht werden doorstraald, als ze maar op de eerste plaats de liefde ontplooiden. Daarom werd al het diepere weten de mensen niet geleerd, omdat dit pas het resultaat was van een leven in liefde. En zonder liefde blijft het leven voor de mensen zonder enig nut voor de ziel. De liefde alleen is de verbinding van de mensen met God. Alleen de liefde leidt ertoe dat God in de mens Zijn intrek neemt en alleen de liefde geeft Hem aanleiding zich te uiten.

En dus zal de mens die in de liefde leeft, het woord Gods in zich vernemen. Hij zal met het diepste weten vertrouwd worden gemaakt en hij zal kunnen zeggen door God onderricht te worden. Hij hoort Zijn woord en derhalve heeft hij zichzelf met Hem verbonden door de liefde.

De mens Jezus bewees de mensen dat het mogelijk is deze graad te bereiken. En dus toonde Hij hun de weg die uit de diepte weer omhoog leidt, naar de Vader.

Hij onderwees de liefde en Hij leidde een leven in liefde en bekroonde uiteindelijk Zijn levenswandel met Zijn dood aan het kruis, om van de mensen alle zwakheden weg te nemen die door de zonde van weleer hun deel waren, opdat de mensen nu ook zelf de kracht hadden de weg te gaan, opdat de geest Gods zich nu in allen kon uitstorten die gewillig zijn Hem na te volgen, die een leven leiden in onbaatzuchtige naastenliefde, zoals Hij het hun heeft voorgeleefd op aarde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6434 Licht van boven - Gods woord

25 december 1955: Boek 69

De wereld staat onder een hevige druk. De mensen op de aarde worden beheerst door krachten der duisternis en het is heel dringend noodzakelijk dat in de duisternis een licht schijnt, dat de mensen van kracht worden vervuld om de hen in het nauw drijvende krachten weerstand te bieden. Zonder licht zinken ze in de diepte, zonder licht vinden ze geen weg, geen mogelijkheid te ontvluchten. En daarom laat God steeds weer Zijn licht naar de aarde stralen. Hij komt zelf naar de aarde zoals vroeger, alleen niet in de belichaming van een mens, maar in Zijn woord. Hij zoekt voor zich eveneens een menselijke vorm waarin Hij Zijn licht kan uitgieten dat ver weg zal stralen in de donkere nacht. Hij belichaamde zich in de geest van diegenen die bereid zijn Hem te dienen. Het is evenzo een nederdalen, omdat dezelfde duisternis over de aarde ligt gespreid die God medelijden inboezemt en Hij daarom weer het licht naar de aarde zal laten stralen, zoals eens. Maar vroeger stonden de mensen aan het begin van een weg die opwaarts kon leiden, doch nu zijn ze vlak voor het einde van de weg aangekomen, echter een grote vooruitgang is er niet bereikt en spoedig zal hij ten einde zijn gelopen. Maar of hij uit de duisternis heeft weggeleid? Of de mensen het lichtschijnsel zullen volgen dat nu nog voor hen straalt? Of ze de juiste weg in het licht zullen vinden en hem nog inslaan voordat het te laat is?

De donkere machten oefenen hun heerschappij zodanig uit dat God zal ingrijpen om er een einde aan te maken. En toch zijn de mensen niet zonder bescherming en hulp aan deze krachten prijsgegeven, want God zelf heeft een licht ontstoken dat zo helder straalt dat iedere mens het gevaar waarin hij verkeert kan onderkennen. Want dit goddelijke liefdeslicht onthult alles. Het ontmaskert ook hem die de mensen kwalijk gezind is en die hen onder vermomming tracht te verleiden. Het goddelijke liefdeslicht straalt zo helder dat ieder zien kan wat er zich in de wereld afspeelt wanneer hij maar zijn ogen opent, wanneer hij maar niet het licht zelf verduistert door zijn wil, die nog geheel en al op de tegenstander is gericht. Het goddelijke liefdeslicht is weer door God zelf ontstoken en het straalt naar beneden naar de aarde omdat in het duistere gebied van de aarde grote nood is en alleen de Liefde deze nood weer kan opheffen, zoals eens, toen het Licht van eeuwigheid zelf naar de aarde afdaalde. En God zelf sprak de mensen toe door de mond van de mens Jezus, Die als Ziel van het licht van liefde was vervuld en daarom de juiste lichamelijke vorm werd in welke God zelf zich kon ophouden om door de mens Jezus tot alle mensen te spreken.

En zo spreekt God ook nu de mensen weer toe. Hij spreekt zelf door de mond van een mens. Hij laat het licht van de waarheid stralen in de harten van de mensen die het gewillig aanhoren. Hij leidt Zijn woord omlaag naar de aarde en de mensen die zich door Zijn liefdeslicht laten bestralen, zouden niet meer in de duisternis hoeven te wandelen. Helder en duidelijk ligt nu de weg voor hen die omhoog leidt en er zijn geen donkere gebieden meer voor degene die zich van het goddelijke liefdeslicht bedient. Want deze hoeft alleen tot Jezus Christus te roepen en de duisternis zal van hem wijken. Hij zal niet meer aan de duistere machten zijn overgeleverd, want het is altijd en eeuwig hetzelfde licht, dat straalt voor de mensen op aarde. Het licht van het kruis. Het weten van het werk van liefde en erbarmen van Jezus Christus, het juiste begrip voor de menswording van God in Jezus en het geloof in de macht en kracht die in het aanroepen van Zijn geheiligde naam ligt. Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, is het Licht dat in de wereld is gekomen. En of Hij zelf naar de aarde kwam, of het woord van boven van Hem getuigt, van Hem alleen straalt het licht uit en zonder Hem is er duisternis op aarde en ook in het geestelijke rijk. Want Hij zelf is het Licht van eeuwigheid dat altijd stralen zal in de oneindigheid en dat ook nu weer naar de aarde straalt opdat alle mensen de weg vinden naar Hem, opdat ze huiswaarts keren, in hun vaderhuis.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

6721 Verlossing - Avondmaal

24 december 1956: Boek 72

In nood is ieder mens naar wie Ik nog niet zelf kon komen om hem te verlossen omdat hij de deur van zijn hart nog voor Mij gesloten houdt. Want Ik wil zijn ziel heil brengen. Ik wil dat het in haar licht zal worden en kom daarom als het "Licht van eeuwigheid" tot u mensen in het woord. En daarom klop Ik aan uw deur. En wie Mij opendoet, bij hem treed Ik binnen en met hem houd Ik het avondmaal en hij houdt het met Mij. Maar wie opent Mij blij en bereidwillig de deur van zijn hart? Wie neemt de gave die Ik heb aan te bieden dankbaar aan uit mijn hand? Wie laaft zich aan spijs en drank, door Mij zelf toebereid opdat ze krachtig voedsel voor uw ziel zal zijn?

Meestal kom Ik voor gesloten deuren en naar mijn kloppen wordt niet geluisterd. Meestal willen de mensen zich niet door Mij laten aanspreken, hoewel hun zielen honger hebben en gebrek lijden en de last van de zonde zich doet gevoelen in zwakheid en gebondenheid. Ik kan hun geen verlossing brengen, omdat die eist bereid te zijn Mij zelf in het hart op te nemen. Want de mens moet in Mij als de goddelijke Verlosser Jezus Christus geloven om verlost te kunnen worden. En gelooft hij levendig in Mij, dan opent hij voor Mij ook de deur en neemt hij Mij op. Dan versiert hij de woning van zijn hart voor Mij om Mij te ontvangen. Hij laat Mij zijn Gast zijn en toch is hij mijn gast aan wie Ik nu het avondmaal kan uitdelen tot zijn heil. De liefde voor Mij en het geloof in Mij verzekert hem ook van verlossing en bevrijdt hem uit de nood van de ziel. Maar de liefde en het geloof zijn zeldzaam geworden bij de mensen en hun zielen bevinden zich in een noodtoestand die steeds moeilijker te verhelpen is. Want al daal Ik ook zelf af naar de aarde in het woord, Ik word niet meer herkend. Ik word veel meer afgewezen dan aangenomen wanneer Ik mijn schepselen gelukkig wil maken. En zelfs het licht dat mijn verschijnen begeleidt, wordt niet gezien omdat de mensen bewust de ogen sluiten daar ze geen verlangen naar licht hebben, omdat ze zich in het donker beter voelen en daarom een helder licht schuwen. Ik wil de mensen graag het heil brengen, maar ze nemen het niet aan. Ik wil hun graag kostelijke spijzen aanbieden, maar ze voelen er dorst noch honger naar. Ik zou de boeien van hun zielen willen afrissen, Ik zou ze willen verlossen uit hun gebondenheid. Ik zou ze willen bevrijden van schuld en nood en van de macht van de tegenstander. Maar ze verlangen deze vrijheid niet, ze blijven gewillig in die macht, ook al smachten hun zielen in hun nood.

En daarom loopt er nu een periode van genade ten einde. Er begint een nieuw verlossingstijdperk en tevoren kom Ik zelf naar de aarde zoals Ik het beloofd heb. En dit neerdalen van Mij is vlakbij. Die Mij tevoren hebben aangenomen, die neem Ik op in mijn rijk. Die hun oren voor Mij gesloten hielden, die zal Ik op de aarde laten, maar in een toestand die zij niet wensen, want ze worden weer in de scheppingen op de aarde verbannen. Want ze lieten zich niet verlossen, dus blijven ze nog eeuwige tijden gebonden. Aan hen kon Ik het heil niet brengen, Ik kon hen niet naderen als Redder en Verlosser, want ze kenden Mij niet of ze erkenden Mij niet. Maar de mijnen zullen nu innig met Mij verbonden blijven. Ik zal zelf in hun midden zijn en voor mijn kinderen zorgen, lichamelijk en geestelijk. Want de nieuwe aarde zal hun woonplaats worden, waar mijn beloften vervuld worden dat Ik onder hen vertoef en hun liefde en geloof zal belonen, dat Ik hun gelukzaligheid zal schenken, dat ze in licht en kracht actief kunnen zijn en van elke nood bevrijd zijn, dat er nu vrede is onder de mensen omdat ze van goede wil zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7001 Het CHRISTUS probleem - Drieëenheid

24 december 1957: Boek 75

Alle engelen bogen zich diep neer voor de HEER, DIE afdaalde naar de aarde. Want ze wisten dat daarmee een verlossingsdaad begon voor het gevallen geestelijke, omdat de oneindige Liefde van GOD Zijn schepselen die in de diepte vertoefden, Zelf te hulp kwam. Het geestelijke dat bij GOD in de lichtwereld verbleef, was vol liefde voor het gevallene en evenzo was het GOD in diepste liefde toegedaan, en deze liefde werd steeds vuriger hoe meer ze inzagen welk werk van erbarming voor het gevallene zou worden volbracht. Want ze waren op de hoogte van de diepe kloof die moest worden overbrugd, opdat dit gevallene weer ten hogen kon komen.

En een Ziel bood Zich aan, een oergeschapen engelengeest, deze brug te slaan. Ze bood Zich aan, GOD als de eeuwige LIEFDE genoegdoening te verschaffen voor Haar gevallen broeders, voor hun eens begane misdrijf jegens HEM. De liefde van deze Ziel voor GOD en voor de broeders (en zusters) die in de diepte vertoefden, was zo groot dat Ze trachtte ze weer samen te verenigen, en de Liefde Die Haar bezielde was GOD zelf. En toen de Ziel van het licht Zich op aarde belichaamde in het kindje JEZUS, daalde dus de eeuwige LIEFDE Zelf af naar de aarde en dus werd GOD "Mens". En wederom moest het menselijk omhulsel zich door zijn weg over de aarde vergeestelijken, het moest temidden van een duistere omgeving zijn licht laten schijnen dat in HEM straalde, het moest Zich door een leven in liefde volledig met stralen laten doordringen door de eeuwige LIEFDE. En dus vond daardoor de vergoddelijking plaats, dat alles bij de mens JEZUS tot Liefde werd - en dus werd JEZUS "GOD".

De menswording van GOD in JEZUS kan niet anders duidelijk worden gemaakt dan dat Zich de eeuwige GODHEID - de LIEFDE - in de mens JEZUS manifesteerde, omdat Deze als naar de aarde afgedaalde Lichtziel, Zijn menselijk omhulsel door de liefde zo vormde, dat GOD hierin verblijf kon nemen, wat bij een liefdeloze zondige mens niet mogelijk zou zijn geweest. En zo is de eenwording van JEZUS en GOD eveneens alleen maar zo te begrijpen als volledige vergoddelijking van de mens JEZUS door de liefde.

GOD zond Zijn ZOON naar de aarde. Deze Woorden moeten voor u een bewijs zijn dat de Ziel van de mens JEZUS van "Boven" was, dat Zich een hoogste Lichtgeest aanbood voor een missie op aarde, maar die GOD Zelf, de eeuwige LIEFDE, in HEM ten uitvoer bracht, want de Liefde volbracht het Verlossingswerk, de Liefde delgde de zondenschuld, de Liefde bracht het gevallene redding uit zonde en dood. Maar voor u, mensen is het begip "liefde" nog onbegrijpelijk omdat u uzelf nog niet tot liefde hebt gevormd. En zo lang ook zal voor u de menswording van GOD niet te begrijpen zijn, en woorden zijn niet in staat u daarover opheldering te verschaffen, zolang de liefde in uzelf nog niet ontstoken werd en uw geest kan verlichten.

Maar u zult u niet in "GOD" en "JEZUS CHRISTUS" twee wezens mogen voorstellen, u mag niet van de VADER en de ZOON in combinatie met de Hl.GEEST in die zin spreken, zoals u zich tot nu toe de Drieëenheid GOD's voorstelt. GOD en JEZUS CHRISTUS is EEN en de Kracht van de GEEST straalt van deze EENHEID uit, omdat Ze weer, niet te scheiden, tot haar WEZEN behoort, omdat GOD Liefde, Wijsheid en Kracht is, iets GEESTELIJKS, dat niemand in staat is te zien. Maar in de mens JEZUS manifesteerde Zich de eeuwige GODHEID en werd voor Zijn door HEM geschapen wezens een zichtbare GOD.En alle engelen in de hemel roemen en prijzen HEM, Die naar de aarde afdaalde uit liefde voor al Zijn schepselen die verlangden HEM te zien. En HIJ opende voor allen de poorten naar de eeuwige gelukzaligheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7237 De geboorte van Christus

24 december 1958: Boek 76

Het heil is gekomen van boven naar hier.

Hoeveel lippen spreken dit uit en hoe vaak is het hart er niet bij betrokken, in zoverre, dat een mens zich niet eenmaal ernstig bezint, wat de komst van Jezus Christus naar de aarde te betekenen heeft. Een kindje werd geboren, wiens ziel uit het rijk van het licht naar de aarde kwam, omdat God zelf zich in dit kindje wilde belichamen. Het kindje Jezus was een mens, geboren uit Maria, de maagd die Hem ontvangen had uit de kracht van de Geest.

De mens Jezus begon Zijn leven op aarde zoals elk ander mens. Maar de verschijnselen die Zijn geboorte begeleidden ware niet die van een gewoon mens. Maar ze wezen erop dat een buitengewoon omhulsel ook een bijzonder knaapje bevatte, dat ’t het omhulsel moest zijn van de eeuwige Godheid, die alleen in een zuiver mens zonder zonden zichtbaar kon worden, zoals het bij het knaapje Jezus het geval was. Want Hij had een missie te vervullen van zo’n grote betekenis, dat ook de voorwaarden daarvoor buitengewoon waren. God zelf wilde in dit kindje Jezus Zijn intrek nemen en Hij koos daarvoor een vorm die smetteloos was en ook een smetteloze ziel bevatte in welke nu de eeuwige Godheid Zijn intrek kon nemen om het verlossingswerk voor de gehele mensheid te volbrengen. Dat God zelf naar de aarde afdaalde was een buitengewoon groot werk van erbarmen. Want de aarde lag in diepste duisternis en alle bewoners van de aarde eveneens. Ze waren door de vorst der duisternis overheerst en gekneveld en ze kwijnden weg onder de druk van de onvrijheid in zonde en kwelling. En God was op de hoogte van de nood van Zijn schepselen die zich eens vrijwillig van Hem hadden gescheiden en, in steeds diepere duisternis verstrikt, geen uitweg meer vonden en riepen om een Redder die hen moest bevrijden. God hoorde hun roepen en zond voor hen Zijn Zoon naar de aarde. Een eveneens uit Zijn macht en liefde voortgekomen Wezen, dat in de volheid van Zijn licht is gebleven, toen Zijn broeders zich zelf naar beneden stortten in de duisternis. De ziel van Jezus was God in overgrote liefde toegedaan. Ze hield echter ook van haar gevallen broeders en wilde hen helpen terug te keren in het vaderhuis, omdat ze wist dat alleen in Gods tegenwoordigheid geluk en zaligheid was, en in afwezigheid van Hem nood, kwelling en duisternis. Jezus kende beide toestanden en Zijn liefde voor de ongelukkigen bracht Hem ertoe zich zelf aan God aan te bieden als offer, om de zondenschuld af te betalen die onmetelijk groot was en nooit door hen die zondig geworden waren zelf had kunnen worden goedgemaakt. Maar een reine, schuldloze ziel wilde zich opofferen voor hun zonden, om de schuld teniet te doen en aan de gerechtigheid van God voldoening te schenken. Want de ziel was Liefde.

De Liefde was God.

God, ofwel de Liefde, vervulde de mens Jezus zó, dat Hij een werk van het grootste lijden en kwellingen wilde volbrengen ter wille van die gevallen broeders. En zo daalde God zelf in Jezus af naar de aarde en betrok een menselijke vorm die aan alle eisen beantwoordde om de eeuwige Godheid zelf in zich te dragen, zonder te moeten vergaan.

Het kindje Jezus was vol liefde. En alles wat in de straal van Zijn liefde kwam, werd in het hart vervuld van liefde, lof en dankzegging. Want er kwamen naar de kribbe van het kindje alleen mensen, wier harten rein waren en God toegedaan en die daarom ook de liefde voelden die het kindje uitstraalde en die in vurige liefde ontbrandden voor het Jezuskind. Weliswaar worden de gebeurtenissen tijdens de geboorte van Jezus slechts nog als een legende beschouwd, maar wie vervuld is van de geest Gods, wiens geest is opgewekt, die weet ook dat alles waarheid is wat van de geboorte van Jezus als kennis onder de mensen bewaard is gebleven. Wonder na wonder gebeurde rondom het kind zelf, in de natuur, in de hemel en op aarde. En alle engelen in de hemel bogen hun knie voor Degene die zich belichaamde in het kindje Jezus, zoals ook mens en dier door het heiligste ontzag en door stilte waren gegrepen, toen het grootste wonder, de menswording van God in Jezus, plaatsvond. En wiens geest is gewekt, diens hart zal ook overtuigd de woorden uitspreken: "Het heil is van boven neergedaald." Want op hem straalt eveneens het schijnsel van liefde van de Heiland Jezus Christus. Hij behoort tot diegenen voor wier redding de Heiland naar de aarde kwam. Hij behoort tot de verlosten voor wie het werk van erbarmen aan het kruis werd volbracht, omdat hij wilde, dat ook hij verlost zou worden van zonde en dood. En deze zal niet alleen met de lippen spreken over de geboorte van Christus. Hij zal met zijn hart in gedachten alles volgen wat zich heeft afgespeeld in die nacht dat het Licht der wereld naar de aarde afdaalde, dat het kindje Jezus het Licht der wereld zag. En hij zal instemmen met de lofzang: "Vrede op aarde en een welbehagen voor de mensen die van goede wil zijn".

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7485 Kerstmis

24 december 1959: Boek 79

Alle engelen in de hemel jubelden en juichten, toen Ik naar de aarde afdaalde om de mensen te verlossen. Ze wisten dat hun gevallen broeders voor eeuwig reddeloos verloren waren, wanneer Ik Me niet over hen zou hebben ontfermd, wanneer Ik niet een weg had gezocht en gevonden waarover ze weer naar Mij terug konden keren. En ze waren gelukkig door de gedachte hun gevallen broeders weer gered te weten na eindeloos lange kwelling van de kluistering door een vijandige macht.

Ik werd bewogen door medelijden met de mensheid, die niet in staat was zichzelf te bevrijden uit die macht, die onherroepelijk hulp nodig had. Een Redder, die haar grote schuld teniet deed, die het werk van verzoening volbracht voor de mensheid die daartoe niet in staat was.

En Ik zond Mijn Zoon naar de aarde. Ik Zelf daalde af naar de aarde om de mensen te verlossen en moest dit doen in een menselijke gedaante, waarin Ik Zelf Mijn intrek heb genomen, om als “mens” dit verlossingswerk te volbrengen, omdat Ik als “God” niet kon lijden, dus ook niet de schuld zou hebben kunnen aflossen, die de mensen de weg naar de gelukzaligheid versperde.

Daarom kwam het Kindje Jezus naar de aarde, die een Ziel van het licht in Zich droeg, die voor Mij nu de menselijke woning bereidde tot een plaats, waarin Ik kon verblijven om het werk van de verlossing voor de mensheid te volbrengen.

Alle engelen in de hemel jubelden Me toe, toen Ik de omhulling van het Kindje Jezus betrok, toen Ik Me in diepste nederigheid neerboog en Mijn goddelijke Geest het Kindje Jezus geheel vervulde, zodat bij Zijn geboorte al wonderen geschiedden van de meest uiteenlopende aard. Al het gebeuren in de natuur en bij het Kindje Zelf wees op de buitengewone missie die dit Kindje te vervullen had. En die rond hem stonden onderkenden ook het licht dat uit Hem straalde. Ze wisten dat het een licht was dat van boven kwam en helder straalde.

En ze dankten Mij op hun knieën, dat Ik hun de Redder had gezonden, die hen moest bevrijden uit de grootste nood. Want die Mij in liefde waren toegedaan, werden ook hun geestelijke nood gewaar temidden van de liefdeloze wereld, die het rijk van Mijn tegenstander was. En temidden van deze zondige wereld heb Ik Me belichaamd. Ik ontmoette zonde en liefdeloosheid en Ik moest Me als mens Jezus waarmaken temidden van deze wereld. Ik moest Mijn uitstraling van Licht inperken en Mijn Ziel aanpassen aan de sfeer waarin ze verblijf had genomen. Ik moest als het ware het “licht” opofferen, maar de Liefde in Mij, die buitengewoon opvlamde voor de lijdende broeders die in de diepte waren gevallen, gaf Ik niet prijs. En deze Liefde was de kracht in Mij, die Ik nodig had om het verlossingswerk als mens te kunnen volbrengen.

De Liefde deed Mij naar de aarde afdalen. En de Liefde zette Me aan, Mijn lichaam geheel te vergeestelijken, zodat lichaam, Ziel en Geest volledig één werden en zich zo helemaal bij de goddelijke Liefde konden aansluiten. De Liefde die zich in Mij ophield, die Mijn lichaam tot verblijfplaats had gekozen om als mens te lijden en te sterven voor de zondige mensheid. Om de schuld van de mensheid af te lossen en weer de poort naar het lichtrijk te openen, die door de afval van Mij gesloten was en bleef voor al het gevallen wezenlijke, tot aan de dag van Mijn kruisdood. De dag van het grote werk van erbarmen, dat de poorten weer opende en de weg vrij maakte naar het vaderhuis, naar Mij en het eeuwige leven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7780 Het Licht daalde af naar de aarde

24 december 1960: Boek 81

De wereld lag in boeien gekluisterd. Begrijp het goed, geen mens kon zich vrijmaken uit de keten van de satan, die over de aarde ging, die in de wereld van Lucifer leefde, die het gevallen geestelijke bevatte. Hij hield ze geketend en hij zou ze ook eeuwig niet hebben losgelaten, want in hem was geen liefde. In hem was alleen haat en weerstand tegen Mij, de eeuwige Liefde uit Wie ook hij was voortgekomen. De wereld lag in boeien gekluisterd en daarom ben Ik zelf naar de aarde afgedaald om deze boeien los te maken, om de ketenen te verbreken, om de gevallenen te helpen weer opwaarts te gaan, om de mensen te verlossen uit zijn macht.

Dat Ik neerdaalde naar de aarde was een werk van de grootste barmhartigheid. Want de mensen bevonden zich door eigen schuld in deze toestand van rampzaligheid, daar ze eens hem vrijwillig waren gevolgd. Ze bevonden zich in de duisternis en geen enkel lichtje kreeg toegang tot deze gevallenen, wanneer Ik Me niet zelf over hen ontfermde en hun een licht ontstak om hun de weg te wijzen die naar Mij leidt, terug naar hun Vader die ze eens vrijwillig hadden verlaten. Daarom daalde het Licht zelf af naar de aarde.

Het eeuwige Licht belichaamde zich in een kindje, om de weg als mens te aanvaarden op deze aarde. En het kindje Jezus werd voor Mij de omhulling. Het was de menselijke vorm van welke Ik Mij bediende om het verlossingswerk te volbrengen, om mijn tegenstander in een openlijke strijd te overwinnen en hem de zielen te ontworstelen die de wil en het verlangen hadden naar Mij terug te keren. Ik betaalde voor deze zielen de koopsom. Ik gaf mijn leven aan het kruis, Ik kocht ze vrij van mijn tegenstander met mijn bloed.

Ik aanvaardde dus de weg over de aarde als mens bij de geboorte van het knaapje Jezus, die daarom al ongewoon plaatsvond, omdat deze mens Jezus ook een buitengewone missie had te vervullen: Mij zelf als omhulsel te dienen, omdat de zondige mensheid Mij in mijn volheid van licht niet zou hebben kunnen verdragen en daarom het Licht van eeuwigheid zich moest omhullen. Toch straalde het kindje Jezus al ongewoon licht uit, maar alleen voor diegenen zichtbaar die door een levenswandel in liefde in staat waren het licht te verdragen en die daarom ook in mijn nabijheid werden toegelaten. Want Ik wist wie deze innerlijke rijpheid bezat en trok de weinige mensen naar Mij toe, die Mij nu als kindje in de kribbe huldigden als hun koning. Want hun eenvoudige zielen herkenden Mij en aanbaden Mij.

En mijn geboorte speelde zich in het verborgene af. Want de volheid van geest die het kindje Jezus bij Zijn geboorte doorstraalde, stond de wonderbaarlijkste gebeurtenissen toe en zo konden enige weinigen inzien dat de aankondigingen van vele profeten in vervulling gingen, die de Messias voorspelden Die de mensen redding zou brengen in diepste nood. Diegenen die nog in een God geloofden en wier hart gewillig was lief te hebben, die verwachtten hun Messias met vurig verlangen. En hun hoop werd vervuld door mijn geboorte. Maar ze wisten niet dat Ik zelf naar de aarde was afgedaald. Zij wisten niet dat hun God en Schepper in de kribbe voor hen lag, hoewel ze door een heilige schroom waren aangegrepen en hun hele wezen naar het kindje toe drong dat in de kribbe lag. Want uit het kindje straalde hun mijn liefde tegemoet, die hun hart trof.

En mijn missie begon, liefde uit te delen en daardoor in de mensen wederliefde te wekken. Ik nam het leven als mens op Mij. Ik paste Me aan alle natuurwetten aan. Ik ging bewust een weg over de aarde, waarvan het doel het lijden en sterven aan het kruis is geweest. En wanneer ook soms de Geest uit Mij doorbrak en zich uitte, dan had Ik toch op de andere mensen niets voor, want Ik moest al het verderfelijk geestelijke dat Mij lastig viel, net zo trachten te overwinnen als het u mensen als taak is gesteld. Want Ik wilde u het leven voorleven, dat beantwoordde aan de wil van de Vader die in Mij was.

Ik moest ook mijn vleselijk lichaam zo vormen en vergeestelijken, dat de eeuwige Liefde daar Zijn intrek in kon nemen. En Mijn aards bestaan bood Mij daar voortdurend gelegenheid voor, want Ik heb toch mijn leven als "mens" afgelegd, omdat u mensen allemaal mijn voorbeeld zou moeten volgen en uw menselijk lichaam in orde zult moeten brengen tot een vat voor de goddelijke Geest, zoals Ik het dus ook doen moest en gedaan heb toen Ik een kind was en in de jaren voor mijn eigenlijke werkzaamheid als Leraar. En de Vader heeft Zijn intrek genomen in de mens Jezus die zich zo had gevormd dat Hij Mij tot verblijfplaats diende. Als mens Jezus was Ik dus "vol van Geest". Ik onderrichtte en deed wonderen omdat de Vader zelf in Mij was, wat ieder mens kan bereiken wanneer hij maar de ernstige wil heeft de goddelijke Geest als vat te dienen, waarin Hij kan uitstromen. En dan is ook ieder mens in staat zich uit de banden van de tegenstander te bevrijden, want zodra hij de verbinding met Mij in Jezus Christus is aangegaan, verbreek Ik zelf de ketenen en maak hem vrij. Want Ik ben over de aarde gegaan om de mensen te verlossen. Ik heb de mensen het licht gebracht, opdat ze nu ook de weg vinden en kunnen gaan, die terugleidt naar Mij, terug in het vaderhuis.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

7781 Het verlossingswerk van Jezus Christus

26 december 1960: Boek 81

De terugkeer tot Mij was gewaarborgd door mijn verlossingswerk. Eens zal al het geestelijke weer bij Mij kunnen verblijven, eenmaal zullen alle wezens die eens van Mij zijn uitgegaan, weer doorstraald worden door mijn liefde zoals het was in het allereerste begin. Want Ik heb door mijn offerdood aan het kruis de brug geslagen vanuit de diepte naar boven, vanuit het rijk der duisternis naar het rijk van licht en gelukzaligheid. En door mijn dood aan het kruis werd de overgrote schuld gedelgd die al die wezens van Mij scheidde die mijn tegenstander in de diepte volgden.

Tot aan mijn komst op aarde bestond er tussen de mensen en Mij een onoverbrugbare kloof die zij zelf veroorzaakt hadden, die zij echter zelf niet meer konden overbruggen omdat zij te zwak waren, omdat de last van de zonde hen neerdrukte en zij ook gehinderd werden door mijn tegenstander, aanstalten te maken deze kloof te overbruggen. En zo bouwde Ik een brug doordat Ik zelf naar de aarde kwam en nu die grote schuld tenietdeed, doordat Ik de last van de zonde op mijn schouders nam en daarmee de weg naar het kruis ging.

Wat voorheen onmogelijk was, is nu mogelijk geworden: dat de mensen die van goede wil zijn zich bij Mij aansluiten en de weg gaan naar het kruis. Dat zij zich alleen nog maar aan Mij vasthouden en Mij niet meer loslaten. Dat zij willen behoren tot hen voor wie Ik aan het kruis gestorven ben en dat zij nu de totale vergeving vinden van hun schuld en weer tot Mij kunnen terugkeren in het rijk van het licht. Ik liet de mensen niet alleen in hun nood, Ik kwam hen te hulp. Ik nam mijn intrek in het omhulsel van een mens en volbracht in deze mens Jezus nu het verlossingswerk, want Ik wilde een weg banen die uit de diepte weer terug omhoog voert.

En mijn weg over de aarde was tot mijn dood een levenswandel in liefde. Want het ontbrak de mensen aan liefde en daarom heb Ik de mensen die liefde voorgeleefd, omdat alleen de liefde verlossend werkt, omdat de liefde de wet van de eeuwige ordening is en omdat wie tot Mij terugkeert onherroepelijk zijn wezen moet veranderen tot liefde om zich weer te kunnen verenigen met Mij, met de Liefde zelf. Dus werd er een brug geslagen van het rijk van het licht naar de aarde toen Ik zelf naar de aarde kwam. En over deze brug moet u mensen allen gaan om weer bij Mij te komen, want voor die tijd was Ik voor u onbereikbaar door uw eigen schuld.

Maar mijn liefde is groter dan uw schuld en mijn liefde zocht een uitweg en probeerde de verbinding tussen u en Mij, die door u was verbroken, weer tot stand te brengen. En Ik vond een weg: mijn liefde zelf wiste de schuld en maakte voor u de weg terug tot Mij vrij. Er was nu een verbinding geschapen van het lichtrijk naar de aarde, omdat een lichtziel neerdaalde naar de aarde in wie Ik zelf Mij kon belichamen. Want deze ziel nam het vlees aan, de mens Jezus werd geboren. En Hij ging nu de weg waarover u Hem kunt navolgen opdat u in het lichtrijk zult kunnen komen en dan is uw terugkeer tot Mij voltrokken. Mijn liefde heeft deze brug voor u gebouwd, want mijn liefde nam haar intrek in dit omhulsel en ging voor u de weg naar het kruis, dat wil zeggen: ze delgde de onmetelijke schuld die uw afval van Mij geweest is, welke de voor u onoverbrugbare kloof had veroorzaakt tussen het lichtrijk en de duisternis. Mijn liefde voor u is onbegrensd en ze wil u, mijn schepselen weer terugwinnen. Maar mijn rechtvaardigheid liet het niet toe dat Ik u weer aannam zonder dat uw schuld teniet was gedaan. En zo heeft mijn liefde ook de kwijtschelding van de schuld op zich genomen. Een mens bood het zoenoffer voor u aan en in deze mens was Ik zelf.

Wat voor mijn kruisdood niet mogelijk was werd nu door de kruisdood mogelijk: dat u weer tot Mij mocht komen, dat u in uw ware vaderland kon terugkeren, in het lichtrijk waarin u in licht, kracht en vrijheid weer zult kunnen scheppen zoals in het allereerste begin. De weg tot Mij was vrij. U kon uw schuld achterlaten onder het kruis. U kon u overgeven aan de liefde en genade van Jezus, uw Verlosser. En Hij opende voor u de poort naar de zaligheid, naar het rijk van het licht. Maar ook deze verlossing van u is een aangelegenheid van uw vrije wil, anders zou al het geestelijke op slag weer in het lichtrijk kunnen vertoeven, maar dan zou mijn doel niet bereikt zijn u tot mijn kinderen te vormen. U moet in vrije wil de weg naar het kruis nemen. U moet in vrije wil om de vergeving van uw zonden vragen en u moet in vrije wil uw verlossing begeren en tot Mij zelf komen in Jezus Christus, dan zal ze u ten deel vallen. U zult naar Mij terugkeren en vreugdevol worden opgenomen door uw Vader die zelf naar de aarde is neergedaald om u te verlossen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8068 Het eeuwige Licht daalde af naar de aarde

25 december 1961: Boek 85

Wat u mensen nodig had in de donkere nacht, dat bracht Ik u toen Ik naar de aarde afdaalde: een licht dat u de weg zou verlichten naar Mij, terug in uw vaderhuis. Ik zond mijn Zoon naar de aarde, een ziel van het licht die helder straalde en als mens de weg over de aarde ging. Die deze weg als het kindje Jezus begon, welke dan eindigde aan het kruis opdat u mensen zalig kon worden. Een ziel van het licht daalde af in het duistere rijk van mijn tegenstander en in deze ziel van het licht belichaamde Ik Mij zelf, omdat de mens Jezus Mij als de eeuwige Liefde met alle macht tot zich trok, omdat Hij Mij zelf opnam in Zijn hart dat vol van liefde was voor Mij en voor Zijn medemensen.

In het kindje Jezus ging een lichtziel schuil, die wel afstand deed van haar licht omdat ze als mens Jezus midden onder de mensen moest vertoeven, maar die ook vol van liefde was en geen afstand deed van deze liefde, maar ze in zich deed toenemen, zodat Hij vervuld was van liefdeskracht en wonderen deed en in alle wijsheid onderricht gaf op aarde. Hij was een mens, want de missie van de mens Jezus was, Zijn medemensen de weg te wijzen die naar Mij, naar de Vader terugvoerde en hun op deze weg voor te gaan om zelf een leven in liefde te leiden, dat alleen de mensen weer dichter bij Mij brengt, bij de Liefde zelf.

Maar dit gebeurde volgens de regels. Een menselijk lichaam werd bewoond door een ziel. Maar Zijn ziel was een ziel van het licht. Toch was ze als mens aan dezelfde verzoekingen blootgesteld als ieder ander mens. Maar daar de ziel van Jezus vol van liefde was, gaf deze liefde haar ook de kracht de verzoekingen te weerstaan. Het licht had ze opgeofferd. Dat wil zeggen: de mens Jezus was bij het begin van Zijn aards bestaan als ieder ander mens zonder weten, maar de liefde in Hem verlichtte zeer snel Zijn geest. De liefde in Hem straalde spoedig helder licht uit, zodat Jezus de grote nood van de mensheid inzag en ook de oorzaak ervan, die in de oerzonde van de mensheid gezocht moest worden. Steeds meer nam de wijsheid en kracht in de mens Jezus toe, omdat de liefde Hem steeds meer vervulde, omdat Hij zeer innig met Mij verbonden was en mijn liefdeslicht Hem helemaal kon doorstralen.

En Hij straalde nu weer licht uit. Hij onderrichtte de mensen in wijsheid. Hij deed wonderen op grond van Zijn macht, die gefundeerd was in Zijn grote liefde. De mens Jezus vergeestelijkte zich gedurende Zijn aardse levenswandel, omdat Zijn liefde het tot stand bracht dat het lichaam zich gewillig aan het verlangen van de ziel onderwierp, omdat lichaam en ziel steeds hetzelfde nastreefden: de mensen te helpen in hun nood, geestelijk en aards verlossend bezig te zijn. Hij genas zieken, want Hij wilde de mensen ook de kracht van de liefde bewijzen en dit voor hen eerst aards voelbaar tot uitdrukking brengen om hen dan ook voor Zich te winnen, opdat ze Zijn goddelijke liefdesleer aannamen en hun best deden om Hem na te volgen op de weg van de liefde. Maar de mensen waren nog in de macht van mijn tegenstander, die hen niet vrij wilde laten en die hen in hun wil op elke manier zwakker maakte.

En de mens Jezus wilde deze macht van de tegenstander breken. Hij wilde hem overwinnen met mijn kracht, want de liefde in Hem was oppermachtig en door deze liefde dwong Hij Mij steeds meer van mijn liefde te geven. Hij trok Mij als de eeuwige Liefde tot zich en aldus was Ik in Hem. En in deze innigste verbinding met Mij volbracht de mens Jezus het verlossingswerk. Dat wil zeggen: Hij doorstond als mens de grootste pijnen en kwellingen, omdat de liefde in Hem - Ik zelf - Hem de kracht gaf voor dit verlossingswerk. Dus voerde Hij als mens de strijd tegen mijn tegenstander en door Zijn dood aan het kruis had Hij de overwinning over hem en over de dood bevochten.

Wat voorheen voor de mensen niet mogelijk was, zich vrij te maken uit zijn macht, is hun na het verlossingswerk mogelijk geworden. De Redder die naar de aarde was afgedaald bracht de mensen hulp in deze grote nood. Maar dit kon alleen gebeuren door de Liefde en deze Liefde was Ik zelf. Dat de Liefde voor zich een menselijke vorm koos was nodig vanwege de mensen, want ze moesten nu in Jezus Hem onderkennen in Wie zich de goddelijke volheid manifesteerde, omdat Ik zelf voor de mensen niet zichtbaar kon zijn en Me daarom moest bedienen van een menselijk omhulsel. En dat dit omhulsel Mij alleen door een ziel van het licht kon worden aangeboden was wederom begrijpelijk, omdat Ik niet in een onzuivere ziel mijn intrek zou hebben kunnen nemen.

Tevens moest het menselijk omhulsel de mensen op aarde voorgaan op de weg die Ik hun in Jezus voorbereidde. En daarom moest de mens net zo geaard zijn zoals ieder mens geaard was, daar de mensen Hem anders niet zouden hebben kunnen navolgen. De mensen hebben echter steeds Hem zelf, de goddelijke Verlosser Jezus Christus, als Helper aan hun zijde, terwijl de mens Jezus alleen een beroep deed op de kracht van de Liefde - die Hem echter geheel en al vervulde, zodat dus de Liefde het werk volbracht dat voor de mensen verlossing betekende van zonde en dood.

Steeds weer probeer Ik u mensen dit mysterie te onthullen. Maar u zult het alleen in zijn volle omvang kunnen begrijpen wanneer u zelf u tot liefde zult hebben veranderd. Dan zal het ook in u licht zijn. Dan zal ook het goddelijke liefdeslicht u weer doorstralen zoals het was in het allereerste begin en u zult gelukzalig zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8363 “Ik ben bij u, alle dagen...”

26 december 1962: Boek 88

“Ik ben bij u, alle dagen tot aan het einde….” Nooit bent u verlaten, ook al bent u met aardse noden bezwaard, want steeds is er Een bereid u te helpen. Steeds ga Ik naast u, zodra u maar Mijn aanwezigheid toelaat, zodra u bewust Mijn leiding voor u vraagt.

U zelf bepaalt dus of Ik bij u kan vertoeven, want zodra Mij nog innerlijke afweer wordt geboden, trek Ik Me terug. Dat wil zeggen dan zult u ook Mijn Liefde niet kunnen gewaarworden, zelfs wanneer Ze u eeuwig niet opgeeft. Maar Ik heb u beloofd, dat Ik bij u zal blijven tot aan het einde. En aan deze belofte zult u waarlijk geloof kunnen schenken, omdat elk Woord, dat uit Mijn Mond stroomt, waarheid is.

Maar wanneer Ik bij u ben zult u ook geen onheil hoeven te vrezen, want Ik kan het afwenden en wil het ook afwenden, als u zich met Mij verbindt door gebed en werken van liefde. Voortdurend staat u, die tot de mijnen wilt horen, dus onder Mijn zorg. En voortdurend geeft Ik u er ook een bewijs van, doordat Ik tot u spreek, zoals een vader tot zijn kinderen spreekt. Ik maan en waarschuw u, Ik maak u Mijn Wil bekend en Ik geef u opheldering over Mijn Wezen, opdat in u de liefde voor Mij zal ontbranden, die dan ook Mijn voortdurende tegenwoordigheid garandeert.

Maar wat het betekent bij u aanwezig te zijn, zult u ondervinden in de komende tijd, waarin het om u heen zal stormen en bruisen, waarin u door een tijd van rampspoed heen zult moeten gaan, omdat deze ter wille van de gehele mensheid moet komen, zo er nog enkele mensen moeten worden gered van de ondergang.

U, die van Mij bent, zult wel steeds Mijn bescherming en Mijn hulp ondervinden, maar de omvang van de nood zal ook van u een sterk geloof vragen, daar u anders niet zult kunnen standhouden tegenover de benauwdheden, aan welke u door Mijn tegenstander bent blootgesteld en waarin u zich zult moeten waarmaken. U zult deze tijd van nood niet hoeven te vrezen, want zodra u zich aan Mij toevertrouwt, zodra u Mij zult aanroepen, zal Ik steeds bij u aanwezig zijn. Want dit heb Ik u beloofd toen Ik Zelf over de aarde ging. Mijn tegenwoordigheid bij u wordt alleen toegelaten, doordat u ernaar verlangt, doordat u zich niet gevangen zult laten nemen door de wereld, die met haar verlokkingen uitermate sterk op u af zal komen.

Doch u zou een slechte ruil doen, want ze is vergankelijk, zoals alles, wat om u heen is, heel spoedig aan de vernietiging ten prooi zal vallen, zoals het u is aangekondigd door woord en geschrift. En wat de mensen bezitten, zullen ze verliezen en ze zullen er arm en naakt bijstaan op de dag van het gericht. Maar u zult u te allen tijde onder Mijn bescherming geborgen weten en uw goederen zullen waarlijk onvergankelijk zijn. Ze zullen u de toegang in het lichtrijk garanderen, wanneer u nog voor het einde van deze aarde overlijdt, of u een leven in het paradijs op de nieuwe aarde opleveren, dat u dan met grote rijkdom binnengaat en waar u nu in gelukzaligheid werkzaam zult kunnen zijn. En dan zult u Mij Zelf mogen meemaken, dan zal Mijn belofte duidelijk in vervulling gaan, want Ik blijf bij u, omdat u Mij de liefde betoont, die Mijn aanwezigheid bij u mensen mogelijk maakt.

Denk steeds aan deze Woorden van Mij en vrees niet, wat er ook komen mag. Want Ik heb het u voorspeld, dat er een tijd van ellende over de aarde gaat, die het dichtbij zijnd einde aankondigt en die door de mijnen ook moet worden doorstaan. Echter de kracht daartoe wordt u te allen tijde toegestuurd. En veel kracht zult u van tevoren al moeten verwerven. Steeds zult u zich voor Mij moeten openstellen en Mijn aanwezigheid in u toelaten, opdat uw geloof onwankelbaar zal worden en u Mijn Hand niet meer zult loslaten, Die u zal leiden en u liefdevol door alle noden heenbrengt.

En als u Mij niet uit uw gedachten laat gaan, dan zal ook Ik u niet alleen laten. Ik zal u elk ogenblik met ongewone Kracht vervullen, zodat u Mijn tegenwoordigheid bemerkt en Mij voortdurend meer liefde schenkt, die u steeds inniger met Mij verbindt. Want er wordt een verlossingsperiode afgesloten en een nieuwe zal beginnen, zoals Ik het vanaf het begin van deze periode heb voorspeld door zieners en profeten.

En alles zal in vervulling gaan, want Mijn Woord is waarheid. En dit Woord van Mij zult u kunnen vernemen tot aan het einde, want Ik blijf bij u en Mijn tegenwoordigheid zal worden bewezen, doordat Ik u toespreek. U, die begeert Mij te horen, die van Mij zult willen zijn en zult blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8707 Kerstmis 1963

25 december 1963: Boek 91

In dankbaarheid en vreugde zult u mijn geboorte op aarde moeten gedenken. Want voor u was dit een daad van onmetelijke liefde en erbarmen. Voor u ging er een licht op, dat u de weg uit de donkere geestelijke nacht moest verlichten. Voor u mensen eindigde een tijdsbestek van diepste hopeloosheid, voor u begon een nieuwe ontwikkelingsperiode. De weg die weer terug voerde naar Mij werd voor u gereed gemaakt. En deze weg leefde de mens Jezus u voor Die deze missie op zich had genomen uit liefde voor Mij en voor u, Zijn gevallen broeders. Want Hij wilde Mij mijn kinderen terugbrengen die al eeuwigheden van Mij verwijderd waren en in diepste armzaligheid smachtten.

Het menselijk omhulsel van Jezus werd door een ziel van het licht betrokken, door een eens door Mij uitgestraald wezen dat Mij in liefde was toegedaan en bij Mij bleef toen het leger der oergeschapen geesten van Mij was afgevallen. Deze ziel borg zich in het kindje Jezus en het ene wonder na het andere getuigde al bij Zijn geboorte van de goddelijke Geest die dit Kindje bewoonde. Maar de mens Jezus moest net als iedere andere mens Zijn leven op aarde beginnen. Hij werd geboren uit Maria, de maagd die uitermate rein was en dus ook het goddelijke Kindje ter wereld kon brengen zonder ooit gezondigd te hebben. En deze ziel van Jezus moest een rein lichaam betrekken, omdat Ik zelf in Zijn menselijke buitenkant mijn intrek wilde nemen en daarom ook Zijn lichaam rein en zonder zonde was en is gebleven. Want hoewel Hij voortdurend door de wezens van de duisternis werd bedreigd die Hem ten val wilden brengen, heeft Hij hen toch weerstaan en Hij heeft al het onreine wat zich aan Zijn ziel vastklampte door Zijn overgrote liefde verlost. Hij heeft aan alle verzoekingen weerstand geboden en al het onontwikkelde geestelijke, dat Zijn lichaam in het nauw bracht omdat Hij in deze materiële wereld vertoefde, heeft Hij vergeestelijkt. Hij heeft het volgzaam gemaakt aan de wensen van Zijn ziel, want Hij was vol van liefde en de liefde overwint alles, ook de grootste vijand. De mens Jezus moest eerst alle nog het lichaam aanklevende onrijpe substanties tot rijp worden brengen. Toen pas kon Ik zelf als de eeuwige Liefde in Hem verblijf nemen en toen pas kon het grote werk van erbarmen voltooid worden, dat Hij wilde volbrengen voor de zondenschuld van de gehele mensheid.

Toen Ik naar de aarde afdaalde, toen het kindje Jezus geboren werd, was mijn geest in Hem omdat het aardse lichaam een volmaakte ziel in zich droeg. Ze was dus innig met Mij verbonden en Ik zelf kon Me uiten door Hem. En er gebeurden dingen bij Zijn geboorte die u naar het rijk der fabelen zou willen verwijzen, maar die in waarheid zijn gebeurd, want voor een volmaakte geest is alles mogelijk. Maar slechts weinigen, wier harten vol van liefde waren en die in het Kindje de beloofde Messias herkenden en het aanbaden, beleefden deze wonderen bij het kindje Jezus. Zodra mensen in Zijn nabijheid kwamen wier harten niet rein waren, zagen dezen alleen een kind, geaard zoals ieder ander kind. Maar meestal kwamen alleen die mensen in Zijn nabijheid die hun geest naar Hem toedreef, die het wonder bespeurden dat zich in deze nacht voltrok en die Het nu aanbidding betuigden omdat ze de beloofde Messias in Hem zagen.

Maar het was het grootste wonder aller tijden dat zich nooit zal herhalen, dat God zelf naar de aarde kwam en in een kindje verblijf nam. Want de Liefde kwam naar de aarde. Het kind Jezus was vol van liefde, want de grote liefde voor het eens gevallene, ongelukkige, heeft Het ertoe aangezet vlees aan te nemen en nu de oerschuld teniet te doen, die juist alleen door de Liefde teniet kon worden gedaan omdat ze daarin bestond dat tegen de Liefde werd gezondigd. En dit werk heeft de mens Jezus volbracht, dat Hij zelf uit liefde Zijn leven gaf. Dat Hij het grootste offer bracht dat ooit een mens op deze aarde gebracht heeft en brengen zal, dat Hij zich zelf van alle licht en macht ontdeed die Zijn eigendom was door de in Hem wonende Liefde, dat Hij te midden van de duistere wereld als alleen mens heeft geleden en de meest pijnlijke dood aan het kruis is gestorven.

Jezus, een Wezen uit het rijk van het licht, bood zich vrijwillig aan voor deze missie, als mens over de aarde te gaan en een werk van verzoening met onvoorstelbaar lijden en onvoorstelbare pijnen te volbrengen om de gevallen broeders te helpen. De liefde vervulde alle wezens die uit Mij waren voortgekomen en bij Mij gebleven waren toen Lucifer zich van Mij afkeerde en ontelbare geestelijke wezens mee naar beneden trok in de diepte. En de liefde van Jezus was zo sterk dat ze tegenover Mij de boete wilde doen voor het onmetelijke vergrijp tegen Mij, hun God en Schepper, tegen de eeuwige Liefde zelf. En deze liefde die Jezus Mij toedroeg, nam Ik aan en dus ook Zijn offer, omdat de Liefde het bracht en omdat slechts door de Liefde alleen de oerzonde teniet kon worden gedaan. En zo nam het Lichtwezen vlees aan en ging net als alle andere mensen over de aarde, belast met een zwaar aards lichaam dat voor het in vrijheid en licht staande Wezen een keten was welke de ziel als buitengewoon kwellend ondervond. Maar Hij moest de weg op aarde als mens afleggen, omdat Hij de medemensen tot voorbeeld moest dienen, opdat ze Hem navolgden. Hij moest met dezelfde zwakheden en weerstanden te strijden hebben die ieder mens in overeenstemming met zijn natuur belasten, omdat het erom ging alle zwakheden en fouten kwijt te raken door eigen arbeid aan de ziel.

De mens Jezus stond midden in de aardse wereld, in het gebied dat mijn tegenstander toebehoorde. En het was voor de Ziel uit het lichtrijk dubbel zo zwaar, zich in dit duistere gebied te handhaven, weerstand te bieden aan alle satanische pogingen om Hem ten val te brengen en met liefde op al het lage geestelijke in het vlees en in de omgeving in te werken. Want ook Zijn lichaam werd zeer in het nauw gedreven door onrijp geestelijks, hetgeen de ziel van Jezus niet verhinderde, omdat Hij in Zijn wijsheid inzag dat ook dat geestelijke verlost wilde zijn. En Zijn liefde was er voortdurend toe bereid, alles hulp te bieden wat nog ongelukkig was. Zijn ziel leed onuitsprekelijk door haar omgeving. Ze was vrijheid en licht en liefde gewend en dus hoogste gelukzaligheid, en bevond zich nu in de duisternis, geketend door het lichaam en in de meest liefdeloze omgeving. En zo is ook Zijn aardse bestaan van kindsbeen af een toestand van lijden geweest, waardoor Hij zeer veel schuld van Zijn medemensen goedmaakte, totdat Hij dan het grote zoenoffer volbracht, dat Hij zichzelf offerde voor de oerschuld van alle mensen van het heden, het verleden en de toekomst.

Nooit zult u mensen dit werk van barmhartigheid kunnen bevatten. Want geen mens was in staat zo’n hoeveelheid lijden op zich te nemen, bewust van de afloop, want Zijn einde stond Hem voortdurend voor ogen en liet in Hem geen vrolijkheid bovenkomen. Hij voelde als mens en ook alle angsttoestanden, die elke gedachte aan dat wat voor Hem lag veroorzaakte, doorleefde Hij. En Hij hield vol tot aan het einde. De liefde in Hem voor Mij en voor al het niet verloste nam voortdurend toe en gaf Hem ook de kracht om Zijn werk van barmhartigheid ten uitvoer te brengen. Ik zelf kon Hem volledig doorstralen, Ik zelf was in mijn oerwezen in Hem. En dus was Ik het Die de zondenschuld teniet deed voor de mensen, want het was de Liefde Die de mens Jezus de kracht gaf te lijden en te sterven aan het kruis, om de mensheid te verlossen, om de grote oerschuld te voldoen die alleen door een werk van liefde de rechtvaardige voldoening vond, zoals het de mens Jezus aan het kruis heeft volbracht.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

8899 Het drukken en verspreiden van de openbaringen

24 december 1964: Boek 93

Dat de verspreiding van de waarheid buitengewoon belangrijk is werd u al eerder gezegd. Immers, van de houding der mensen tegenover de waarheid is hun leven in de eeuwigheid afhankelijk. Daarom moet alles gedaan worden om de waarheid onder de mensen te verspreiden. Elk mensenhart is MIJ bekend en IK weet wie nog ontvankelijk is voor de waarheid, IK ken dus ook de wegen om die mensen te bereiken die nog in staat zijn Mijn Woord op te nemen. Die over een liefhebbend hart beschikken en daarom begrip voor Mijn Woord hebben, dat hun van boven aangereikt wordt.

Allen die naar MIJ en Mijn Woord hunkeren laat IK kennis nemen van Mijn boodschappen, vaak, doordat IK de voor mensen meest zonderlinge draden aaneenknoop en Mijn Woord daarheen leid waar het nog met een dankbaar hart wordt aangenomen. Vandaar zal Mijn Woord weer verder verspreid worden al is het maar langzaam, want de mensen van de wereld hebben geen verlangen naar Mijn Woord - zodat er steeds maar enkele zijn die aangesproken kunnen worden.

Maar een ding mag niet vergeten worden, dat MIJN Woord steeds in Liefde aangeboden moet worden om werkzaam te kunnen zijn. Alleen een liefhebbend hart zal MIJ en Mijn Woord aannemen, daarom is ook elke arbeid gezegend die vanuit dit oogpunt wordt uitgevoerd. U zult nu begrijpen kunnen dat elk minutieus werk MIJ lief is waardoor u het mogelijk maakt dat IK met Mijn Woord de harten der mensen kan aanspreken, en IK zal ook elke medewerker zegenen die zich onzelfzuchtig inzet voor de verspreiding van Mijn Woord.

IK zorg voor ieder mens die MIJ dient als een knecht en zorg voor hem gelijk een goede huisvader, zodat hij aan iedereen Mijn Woord over kan brengen als een gave der Liefde net zo als hij het zelf van MIJ heeft ontvangen. Mijn Woord is geen "handelswaar", maar zal dat steeds worden wanneer onverlichte mensen zich er meer bezig houden. Mensen, die noch Mijn Woord naar waarde weten te schatten noch daarvoor het juiste inzicht hebben. Zij zouden er alleen een massaartikel van maken, wat Mijn Woord in waarde zou doen verminderen. Want in die vorm zou het dan weer bij velen verspreid worden die Mijn aanspreken niet zouden waarderen.

De kring van hen op wie Mijn Woord indruk zou kunnen maken is maar heel klein, maar hij wordt door MIJ met zekerheid omvat. U zult steeds weer enkele zielen ontmoeten die met vreugde Mijn Woord aannemen en dan ook geheel overtuigd zijn van Mijn Liefde en genade.Maar de massa met Mijn Woord aan te willen spreken is vergeefse liefdesmoeite, want de mensen worden steeds meer door de wereld in beslag genomen en luisteren veel liever naar haar stem dan naar Mijn Stem. Ieder mens wiens Geest ontwaakt is weet hoe moeilijk het is mensen te winnen voor woorden van boven. Hij weet ook dat de activiteit van Mijn tegenstander zo duidelijk verleidelijk is, dat de meeste mensen geen behoefte hebben aan een gave van liefde die hun uit Mijn Liefdevolle Hand wordt aangeboden.

En dit kan u zich wel indenken, dat de vele geschriften die u als geestesgoed worden aangeboden maar welke niet van MIJ zijn uitgegaan slechts met een vermeerderd–zouden zijn, wanneer ook Mijn Woord in een massa-oplage verspreid werd. Om echter Mijn Openbaringen te kunnen herkennen als Mijn Woord is de geestelijke "opwekking" noodzakelijk, maar een zodanig ontwaken is nauwelijks meer bij de mensen te vinden. Maar IK ken alle zielen die IK Mijn Woord nog kan doen toekomen, en dezen zullen het ook ontvangen zonder dat daarvoor grote oplagen nodig zijn.

Ook de kennis om te weten hoeveel tijd u nog ter beschikking staat om Mijn Woord te verspreiden, is voor uw ziel niet van belang. Maar u zou versteld staan als u wist hoe nabij het einde is. Daarom spoor IK Mijn wijngaardarbeiders aan tot ijverige werkzaamheid, want een ieder moet nog doen wat in zijn vermogen ligt. Hij mag niet moede worden zulks te doen, want alles wat de mensen werd gezonden en nog gezonden wordt zal hen eens als een kostbare schat in de eeuwigheid volgen, of hun troost en kracht geven in de nood die nog voor u ligt. IKZelf zal bij allen zijn die MIJ willen dienen. IK zal hun werk zegenen want het is buitengewoon belangrijk en moet al diegenen bereiken die nog verstrikt zijn in de dwaling, maar die toch met hun ganse hart de waarheid begeren.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

0720 Ernstige vermaning – (Tweedracht en liefdeloosheid)

24 december 1938: Boek 15

Waar er tweedracht in een huis is, daar kan Ik geen intrede doen, want de Heer des huizes is niet op Mijn komst voorbereid. En dus gebied Ik je om je hart van tevoren te reinigen en elk gevoel van liefdeloosheid daaruit te verbannen, want dit draagt de kiem van het kwaad in zich.

Je moet ernstig je best doen om al Mijn waarschuwingen in acht te nemen, als jij in de genade wil staan om Mij en Mijn woord te ontvangen. Er worden jou daarom ontelbare kleine aanwijzingen gegeven, waar je acht op moet slaan en die je moet naleven en jouw hart zal steeds makkelijker overwinnen, wat jou nog onoverwinnelijk lijkt.

Het vurige verlangen om Mij te ervaren, is steeds een teken van Mijn liefdeswerken voor jou. Als jouw verlangen vervuld moet worden, dan moet jij alles, wat geen liefde is, uit je hart verbannen. Jij moet in jezelf enkel het heilige reine gevoel van liefde voedsel geven en elk onrein gevoel verafschuwen, want het vergroot enkel de afstand tussen jou en Mij.

Een ieder leeft zijn leven en komt voor zijn mening op en daarom moet een ieder ook met elke karakteristieke eigenschap rekening houden. En daarom moet een ieder met onvermoeibaar geduld zijn medemens verdragen en proberen zich aan zijn eigenaardigheden aan te passen. En wanneer hem dat niet lukken wil, moet hij daar Mijn genade en hulp voor vragen en hem zal de kracht tot zelfoverwinning gegeven worden. Hij zal uit alle kleine tegenslagen van het leven als overwinnaar tevoorschijn komen, zolang steeds alleen de liefde in hem de overhand houdt. Want daarom heb Ik jullie juist dit arbeidsveld gegeven, zodat jullie uitrijpen en jullie je bedwingen in de zwakten en vergissingen, die jullie nog aankleven.

Hoe moeten jullie geduld oefenen, als jullie je voor Mijn liefde waardig willen maken? En hoeveel liefde moeten jullie aan de medemensen geven, als jullie steeds Mijn liefde willen verwachten? En blijf daarom dus steeds in liefde met elkaar verbonden. De ene moet in liefde voor de andere zorgen en richt geen barrières tussen jullie op, want al deze kleine verzoekingen zijn slechts middelen tot het doel. Hoe kunnen jullie volmaakt worden, wanneer jullie niet leren jezelf te overwinnen? Blijf in de liefde, als jullie ook voortdurend in Mij willen zijn. Herken jezelf, dan zullen jullie ook Mij herkennen en je waardig maken voor Mijn zegen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte

1748 Geestelijk keerpunt – Het belijden van Jezus Christus

24 december 1940: Boek 27

De wereld staat een keerpunt in de tijd te wachten, dat buitengewoon belangrijk is. Want het goede geestelijke daalt naar de aarde af en brengt door buitengewone gebeurtenissen, die met de wil van God overeenkomen, een geweldige omwenteling van het denken teweeg. De strijd tussen de verschillende geestelijke richtingen zal een enorme omvang aannemen en dit zal een scheiding tot gevolg hebben tussen degenen die voor of tegen God strijden.

Er zijn geen bijzondere kentekenen, die aan deze tijd voorafgaan. De mens zal enkel vaker gewezen worden op bovenaardse zaken. Hij zal in zekere zin tot nadenken hierover aangespoord worden en het zal er zodoende aanleiding toe geven, dat er stelling genomen wordt over vragen, die buiten het aardse liggen. En hij zal zich nu bij deze of gene geestelijke richting aansluiten en een strijder voor zijn mening worden.

En zo breekt er een nieuwe tijd aan. Een tijd waar enerzijds helderheid van de geest en anderzijds de diepste geestelijke duisternis de mensen van elkaar zal scheiden. Een tijd, waar het geestelijk streven van de één duidelijk merkbaar wordt door zijn instelling ten opzichte van aardse goederen, dat de alleen wereldsgezinde mens met alle ijver probeert te laten toenemen, maar dat door de ander veracht wordt.

En nu ondervindt de mensheid een verandering van het denken. De geestelijke wereld zal zich belichamen in de naar God toegekeerde mensen en zij zullen in staat zijn helder en duidelijk innerlijk waar te nemen en met de volste overtuiging op kunnen komen voor dat, wat de geestelijke wereld hun geeft. Maar zij zullen moeten vechten voor de geestelijke vrijheid. Wie voor God is, wordt vogelvrij verklaard en aan voortdurende bedreiging blootgesteld, want de goddelozen zijn in de meerderheid en hun macht is groot, omdat ze veel steun vinden bij de heersende macht. En toch zal het goede geestelijke overwinnen, want diens kracht is groot, omdat liefde zijn wapen is.

De nieuwe tijd zal geestelijke vooruitgang brengen. Dit zal tot groot voordeel voor de ziel strekken. De mensheid zal toegankelijker voor de waarheid zijn en zich meer door de liefde laten leiden. De mensen, die de geestelijke krachten macht over zich geven, zullen gekenmerkt worden door een bewust streven naar God. Een vreedzamere toestand zal de mensen gelukkig maken, ondanks onderdrukking van buiten en schijnbare hindernissen, want deze mensen weten dat ze goed door het leven gaan en daarom voelen ze zich zeker en goed geborgen in de goddelijke bescherming en slaan ze weinig acht op de vijandelijkheden van menselijke zijde. Ze staan sterk in het geloof, hopen vol vertrouwen en zijn machtig in de liefde. En aan hen richten zich ook degenen op, die nog twijfelen, want het diepe levende geloof overtuigt meer dan veel praten gedaan weet te krijgen.

Eens worstelde Jezus op aarde om de zielen en ook toen begon een tijd van geestelijk strijden. Ook toen stonden de mensen voor de beslissing om wel of geen aanhanger te worden van Jezus Christus. Net zo zal ook deze keer de vraag beslissend zijn. Ook nu zal de mens moeten beslissen of hij Jezus Christus erkent en Hem voor de hele wereld belijdt of Hem afwijst. En de beantwoording van deze vraag zal weer zijn opwaartse ontwikkeling bepalen. Want enkel degene, die Hem belijdt, zal uit zijn aardse leven voordeel voor de ziel halen.

En het goddelijke woord moet weer verspreid worden. IJverige volgelingen moeten het evangelie in de hele wereld uitdragen en van tevoren moet er een onvoorstelbaar werk beginnen, zodat deze volgelingen onderwezen worden, opdat ze goed onderwijs kunnen geven volgens Gods wil.

En dit zijn al de tekenen van de komende nieuwe tijd, dat deze goddelijke leer rechtstreeks uit de hoogte tot de mensen komt. Dat dus de leer van Christus hun weer net zo onvervalst aangereikt wordt, zoals het ten tijde van Jezus Christus op aarde was, vergezeld door wonderen en buitengewone gebeurtenissen, want ook de komende tijd zal wonderen brengen, waaruit de goddelijke wil herkenbaar zal spreken. Toch zullen deze wonderen alleen maar verklaarbaar zijn voor degenen, die al het geestelijke werkzaam zijn in zichzelf ervaren hebben en die zich daarom steeds inniger bij Jezus Christus aansluiten en Hem voor de hele wereld belijden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

1750 Het aangaan van geestelijke verbindingen op aarde – Hulp van wezens in het hiernamaals

25 december 1940: Boek 27

De bewoners van de geestelijke wereld zijn onvoorstelbaar actief en ze vervullen hun taak met een toewijding en doorzettingsvermogen, die hen ook succes oplevert. Ze wenden zich steeds weer tot die mensen, die aan hun zorg toevertrouwd zijn en ze proberen hen aanleiding te geven om vragen te stellen om hen dan via de gedachten antwoord te kunnen geven. En daarom is het van het grootste belang dat de mensen onderling elke gelegenheid benutten voor de uitwisseling van hun meningen. Want pas nu kunnen de geestelijke wezens in actie komen, doordat ze de vragen en antwoorden de mensen op die manier ingeven, dat wil zeggen hen via de gedachten influisteren, dat steeds diepere vraagstukken opgeworpen kunnen worden en zodoende het onderricht van de vrienden in het hiernamaals kan beginnen.

Zo’n uitwisseling van gedachten kan ongelooflijk succesvol zijn, want het spoort ook naderhand tot nadenken aan en de onderrichtingen via de gedachten kunnen nu overeenkomstig het verlangen naar opheldering voortgezet worden. En daarom wordt het ook buitengewoon vrolijk door de geestelijke wezens begroet, wanneer de wil van een mens steeds nieuwe geestelijke verbindingen aanknoopt, want alle inspanningen van deze wezens worden in het hiernamaals herkend en direct benut en het komt nu alleen op de wil van de mens aan in hoeverre deze toegankelijk is voor het onderricht.

Onophoudelijk worden er draden van het hiernamaals naar de aarde gesponnen en als een mensenkind behulpzaam is om zulke verbindingen tot stand te brengen, wordt de taak van het wezen in het hiernamaals wezenlijk verlicht, want de deur van het hart moet een beetje geopend worden en dit is het geval wanneer een vraag het denken van de mens bezighoudt en hij het antwoord verwacht. Dan luistert het hart aandachtig naar de stem in zijn binnenste en dan kan het wezen in het hiernamaals zich uiten en het kan erop rekenen ook gehoord te worden.

En als daarom de mens elke gelegenheid benut om de medemensen naar geestelijke vraagstukken te leiden, helpt hij in zekere zin de deur van het hart te openen en hij maakt voor dit geestelijke wezen de weg vrij tot het binnenste van het hart. Deze hulpverlening is buitengewoon belangrijk, want ze kan toch de eerste aanleiding zijn voor een volledige verandering van het denken.

De mens kan vanaf dat ogenblik in de innigste verbinding blijven met de gevende wezens in het hiernamaals en hem kan nu door hen een omvangrijke kennis gegeven worden, als het de wil van de mens is om in de waarheid te staan en hij daarom gehoor schenkt aan de influisteringen van deze wezens, die nu met opofferende overgave hun taak vervullen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

1751 Onvolmaaktheid – Vrije wil – Rechtvaardigheid

26 december 1940: Boek 27

In het aardse leven is alleen dat, wat aan de verlossing van de ziel bijdraagt, van belang. Het gebed om kracht daarvoor zal steeds verhoring vinden. De liefde van God probeert jullie mensen de nood van jullie ziel bekend te maken, doordat Hij het lichaam aardse nood en bezorgdheid laat voelen.

Maar diens lijden is minimaal in verhouding tot de kwellingen van een niet-verloste ziel en de kwellende toestand van de ziel wordt weer zelf gewild. Dat wil zeggen dat het wezen het zelf veroorzaakt heeft en het moet het ook zelf overwinnen. Dit kan geen enkel wezen voor de ander doen. Het kan hem alleen maar door de liefde behulpzaam zijn.

De mens wil niet begrijpen dat God niet de veroorzaker van de kwellingen en het leed is, maar het wezen zelf. En dat God ondanks Zijn zeer grote liefde niet willekeurig de toestand van lijden kan beëindigen, omdat er dan iets, wat niet vrij is, zou blijven bestaan. Dit iets zou niet gerechtvaardigd zijn om in de eeuwigheid in gelukzaligheid te leven.

Om in Gods nabijheid te mogen verblijven, moet het wezen volmaakt zijn en zijn vrije wil moet al het onvolmaakte overwonnen hebben. Maar die onvolmaaktheid was zijn eigen schuld, doordat de vrije wil zich naar degene keerde, die de tegenstander van het volmaakte was. Om volmaakt te worden, moet het wezen zijn vrije wil weer op het volmaakte richten. Als hij dat niet doet, dan kan zijn lot niets anders zijn dan de kwellende toestand, want hij is dan ver van God verwijderd en dit betekent leed en kwellingen voor het wezen.

God is barmhartig, goedmoedig en liefdevol, maar ook rechtvaardig. Hij kan in Zijn liefde, goedheid en barmhartigheid wel alle mogelijkheden toegankelijk maken om zich tot volmaaktheid te ontwikkelen, maar Hij kan de rechtvaardigheid niet omzeilen, doordat Hij het wezen het leed bespaart en hem de eeuwige heerlijkheid in onvolmaakte toestand doet toekomen. Maar Hij kan het wezen ook niet volmaakt laten worden zonder diens wil, omdat volmaaktheid zonder vrije wil ondenkbaar is. Elke toestand van lijden, of het nu op aarde of in het hiernamaals is, is alleen maar een bijverschijnsel van de onvolmaaktheid, omdat het tegelijkertijd het middel moet zijn om deze onvolmaaktheid op te heffen.

Betreft het gebed van de mens nu de rijpheidstoestand van de ziel, dan ontvangt de mens mateloos kracht en het zal gemakkelijk voor hem worden om ook het aardse leed te overwinnen, want dan heeft hij de zin en het doel hiervan begrepen. Denk er daarom niet zozeer aan, wat ondraaglijk voor het lichaam lijkt, maar denk eraan dat de ziel veel meer onder haar niet vrije toestand moet lijden en probeer haar te helpen, doordat u in het gebed om de kracht uit God vraagt. Dat wil zeggen dat u alles doet om uw wezen te veredelen, dat u ook in nood en leed liefhebbend werkzaam bent, dat u daardoor de boeien om de ziel losser maakt, opdat nu ook de boeien van het lichaam, het lijden, verminderd kunnen worden en u innerlijk en uiterlijk de vrede ten deel valt. Want God laat het leed niet over u komen om u te onderdrukken, maar om u te bevrijden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling

1752 Noodzaak van het goddelijke werkzaam zijn – Oprechtheid

26 december 1940: Boek 27

De mensen hebben bemiddelaars nodig tussen zichzelf en God omdat ze zich niet zelf in verbinding met Hem stellen, maar God wil hen in Zijn liefde niet zonder hulp laten. En dat is de reden waarom een directe verbinding van het hiernamaals naar de aarde toegelaten wordt in een vorm, die elke twijfel aan het goddelijke werkzaam zijn weg moet nemen. De eerste verklaring is in de noodsituatie van de mensheid te zoeken en verder wordt er op aarde zo weinig voor de waarheid opgekomen, dat het alleen maar op deze manier mogelijk is om de waarheid naar de aarde te sturen.

De leer van Christus heeft door menselijke invloeden in de loop van de tijd veranderingen ondergaan en moet dus weer zo dichter bij de mensheid gebracht worden, zoals ze van oorsprong was. En zodoende is daaruit al de noodzaak van het goddelijke werkzaam zijn op te maken. Want God als de eeuwige waarheid kan het niet toestaan, dat iets als zuivere waarheid verspreid wordt, wat hier niet meer mee overeenkomt. Dus moeten wetende wezens de waarheid naar de aarde overbrengen en een bereidwillig mens zoeken, dat zich bereid verklaart bemiddelaar te zijn en geestelijke gaven in ontvangst neemt om deze door te geven.

Het bewust God willen dienen, stelt de mens in staat om een buitengewone taak te vervullen, namelijk met het geestelijke oor te luisteren en de resultaten te verzamelen om ze dan als geestelijk goed te gebruiken. Er ontstaat dus iets zuiver geestelijks in aardse vorm. Door de goddelijke liefde worden eeuwige wijsheden naar de aarde gestuurd en zodoende wordt daardoor de geestelijke duisternis verdreven en de geestelijke staat van de mensheid wordt lichter.

En toch gaat het grootste deel van de mensen daar achteloos aan voorbij en dat enkel en alleen om die reden, dat ze een zo duidelijke uiting van God niet willen erkennen. Niet voordat iemand met volle overtuiging het werkzaam zijn van God bekendmaakt als een geestelijke gebeurtenis, zal hij moeilijk gelovige aanhangers onder de mensen vinden. En zodoende voorziet God hem van grote kracht en Hij laat hem het buitengewone tot stand brengen en wil zo het geloof van de mens op Hem laten richten.

En zo geeft God de mensen de waarheid en de verkondigers grote kracht. Hij laat hen herkennen wanneer het Gods wil is om deze kracht te gebruiken en dan werkt God Zelf door deze mensen en leidt Hij de aandacht naar de van boven aangeboden goddelijke gaven. En nu zal blijken dat woord en daad overeenstemmen. Dat alles, wat door de goddelijke waarheid bekendgemaakt wordt, de mensen zo kan vormen, dat ze zelf drager van goddelijke kracht worden. Zodoende nu ook door deze kracht werkzaam kunnen zijn en dat dientengevolge de mens alles tot stand brengt, als hij het hem gegeven goddelijke woord in ontvangst neemt en het opvolgt, omdat dezelfde kracht hierin aanwezig is. Dan zal het goddelijke woord door velen aangenomen worden, want hun wordt het bewijs geleverd, dat Gods woord waarheid in zichzelf is.

Maar steeds moet de wil van het mensenkind eraan voorafgaan. Het moet bereid zijn te geloven en tot op zekere hoogte van die bereidwilligheid getuigen, doordat het doet wat door het goddelijke woord van hem verlangd wordt. Dan wordt hij aan zichzelf de kracht van het woord gewaar, doordat zijn verlangen ernaar steeds groter wordt. En de wil om de Heer van dienst te zijn, stelt hem ook in staat om werkzaam voor Hem te zijn. En zo bewijst God aan de mensheid de waarachtigheid van dat, wat de mensen van boven als waarheid toegestuurd wordt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling