Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8800

8800 Antwoord op vragen over “yogi’s”

6 april 1964: Boek 92

Nooit zult u Mij tevergeefs vragen, wanneer u in geestelijke nood naar Mij komt. En in geestelijke nood bent u, wanneer vragen u bezighouden, die u voor uzelf niet zult kunnen beantwoorden en wanneer van u, die als Mijn boden op aarde werkzaam bent, antwoorden worden verlangd. Maar er is geen vraag, die Ik u niet zou kunnen beantwoorden, want er is geen ander Wezen dan Ik, Dat van alles op de hoogte is en u daarom dus ook dienovereenkomstig kan onderrichten. Er is echter ook een zekere graad van rijpheid nodig, datgene te begrijpen wat Ik u wil uitleggen, want daartoe zult u ook al een beetje geestelijk weten moeten bezitten. U zult kennis moeten hebben van de aanleiding voor en het doel van uw bestaan als mens op deze aarde. Dus moeten de eerste inzichtingen u al zijn toegekomen, dan zult u ook wat hierna komt begrijpen.

U weet, dat te allen tijde er ook lichtwezens over de aarde gaan, niet gevallen wezens, die steeds een missie hebben te vervullen: hun medemensen in kennis te stellen van een God en Schepper en hen Diens Wil te verkondigen. Want overal op aarde is het hetzelfde, dat de mensen wel een mening hebben op geestelijk gebied, maar dat ze zelden het pad der waarheid bewandelen en altijd menselijke beschikkingen zullen opvolgen vanuit een zekere vrees, die ze voor de hen figuurlijk beschreven macht hebben. Er wordt hen zelden zuivere waarheid geleerd, want de dwaling heeft overal op aarde de overhand. En daarom zullen er ook overal onder de mensen geestelijk grote figuren opstaan. Mensen, die van Mij uit de taak hebben, hun medemensen het geloof aan een God over te dragen en hen ook Mijn Wil te verkondigen, zodat iedere mens de levenswandel kan leiden, die hem helpt bij het rijp worden van zijn ziel. En hoe primitiever de mensen zijn, des te krachtiger de lichtwezens die zich midden onder hen belichamen.

Deze wezens gaan echter de gang als mens over de aarde en ze moeten ook eerst na innerlijke strijd tot inzicht komen. Ze moeten een leven in liefde leiden, want alleen de liefde is de kracht, die ze nodig hebben om voor hun medemensen de juiste leiders te zijn. Het gaat erom of mensen hun bovennatuurlijke kracht, die ze ontplooien om op ongewone wijze te werken, uit Mij ontvangen of van Mijn tegenstander. De liefde garandeert hen de toevoer van kracht uit Mij, want zodra ze vaststaan in de liefde, hebben ze ook een innige band met Mij en ze zullen nu ook alles kunnen volbrengen, wat ze willen. Ze kunnen zich echter ook krachten van beneden eigen maken; ze worden precies zo bijgestaan door Mijn tegenstander, die hen van kracht voorziet, wanneer ze geen geesten van zuivere liefde zijn, dus van Mij uitgegaan om hun missie te vervullen op aarde.

Maar is nu de liefde in hen, dan hebben ze ook een verlichte Geest. Ze zien de noodtoestand van hun medemensen in en zijn ook op de hoogte van elke samenhang van de mens en van de gehele schepping met Mij, de God en Schepper van eeuwigheid. Ze kunnen zich dan Diens kracht eigen maken en Ik zal die hen niet onthouden, omdat Ik het serieuze streven van deze mensen naar volmaaktheid zie en omdat ze zelf niet meer onder de druk van de oerzonde staan, dus ook van Mij uit geen beperking van kracht hebben te vrezen. Zij zelf hebben dus - als reeds tot licht gekomen wezens - de verlossing door Jezus niet nodig. Maar al hun medemensen hebben die nodig en hen moeten ze ook in kennis stelen van Diegene, in Wie Ik Zelf Mens ben geworden om voor de oerschuld van alle wezens boete te doen. Deze kennis ontbreekt hen niet, maar zij zelf spreiden, als vertegenwoordigers van andere religies, een sluier over één van de voornaamste problemen. Ze geven hun medemensen geen uitleg, omdat ze deze uitzonderingspositie van Jezus niet willen erkennen. Ze beschouwen Hem als één van hen zelf, maar niet als Diegene, Die voor de eeuwige Godheid Zelf de uiterlijke omhulling is geweest en Die als Heer en God voor alle mensen zichtbaar is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.

Het is nauwelijks te begrijpen, dat mensen, die in innige verbinding staan met hun God en Schepper, zich voor dit probleem afsluiten. Dat ze op aarde en ook dan vanuit het geestelijke rijk ontelbare mensen onderrichten en zich steeds als hoge en hoogste wezens presenteren en toch niet die Ene op de voorgrond plaatsen, Die werkelijk en waarachtig God is: “Jezus”. Deze lichtwezens zijn weliswaar ook eens door de diepte gegaan, ze hebben Mij herkend en erkend en de wilsproef doorstaan, maar ze hebben toch niet de hoogste graad van het kindschap Gods bereikt. Dit vraagt een volledig binnengaan in Mijn Wil en een zich volledig plaatsen onder Jezus, Die God is en blijft tot in alle eeuwigheid, laten ze achterwege. Ze zijn op aarde wel tot de hoogste rijpheid gekomen, ze hebben een beroep gedaan op Mijn kracht. Maar hoewel ze nu op aarde eens een beroep doen op Mijn kracht en met Mijn kracht hebben gewerkt en wonderen kunnen volbrengen, is voor hen het kruisoffer van Jezus niet doorslaggevend geweest en ze hebben daarom ook Jezus aan hun medemensen steeds alleen maar voorgesteld als een hoogst volmaakt mens, als een meester, net als vele van de hunnen, maar niet als de Ene, in Wie Ik Zelf in algehele volheid ben geweest en heb gewerkt, in Wie Ik Zelf de zondenschuld teniet deed door de dood aan het kruis. Maar wie van de hoge leiders op aarde de Verlosser Jezus Christus herkende en erkende, heeft ook geprobeerd zijn medemensen tot het geloof daarin te brengen.

En zo zullen ook veel van deze mensen, die een geheel andere religie bezitten, in het hiernamaals eerst de weg naar Jezus vinden en dan pas van de oerzonde vrij worden, want deze schuld kan door geen medemens in zijn plaats worden goedgemaakt. De oerschuld kan alleen door Jezus Christus - door God Zelf - teniet worden gedaan en daarom moet Hij ook worden erkend als goddelijke Verlosser en niemand zal ooit de gelukzaligheid bereiken, die niet tevoren van zijn oerschuld is bevrijd, wat slechts die Ene kan: Jezus Christus, Die de omhulling van de eeuwige Godheid Zelf is geweest.

Er zijn wel mensen, die leven in overeenstemming met heiligheid, die op aarde de hoogste volkomenheid proberen te bereiken. En toch is er een onderscheid tussen hen en Jezus, want Deze kende sinds eeuwigheid Zijn missie. Hij was ook op de hoogte van de smartelijke dood, die Hij moest ondergaan. Maar Hij was ook op de hoogte van de oerzonde, die alle mensen belastte. Om deze oerzonde te delgen, daalde Zijn Ziel af naar de aarde en legde de weg af als mens. En Hij maande alle mensen aan tot navolging, Hij sloeg de brug over de diepe kloof, die alle andere mensen nu konden betreden, terwijl er tevoren geen mogelijkheid bestond, uit het rijk der duisternis in het rijk van het licht te komen. De lichtwezens, die tevoren als profeten naar de aarde werden gezonden, kondigden Hem aan, de Messias, Die de mensen het heil zou brengen. En pas de ware navolging leverde de mens weer de volmaaktheid op: het bereiken van de oertoestand. Door de profeten tevoren en door Jezus Zelf werd aan de mensen de Wil Gods bekend gemaakt, waarvan ze niet meer op de hoogte waren als gevolg van de oerzonde waardoor ze waren belast. De mensen nu, die door de oerzonde waren belast, zijn ook nooit in staat geweest op aarde een hoge graad van rijpheid te bereiken, want hun wil was volkomen verzwakt. Maar die nu op ongewone manier op aarde werkzaam waren om de hoogste geestelijke vermogens te ontwikkelen en die voor hun medemensen al volmaakte mensen waren, zouden deze hoogte nooit hebben kunnen bereiken, wanneer ook zij onder invloed van de oerzonde zouden hebben gestaan.

Maar zij waren uit de hoogte afgedaald om de mensen te helpen. Zij waren geen gevallen oergeesten, maar Mij trouw gebleven. Maar ze kunnen te allen tijde eveneens over de aarde gaan om zich in vrije wil tot “goden” te vormen, welke Ik Me niet kon scheppen. Integendeel, de vrije wil van de mens moest dit zelf tot stand brengen. En weer moet Ik het beklemtonen, dat alleen een leven in liefde nodig was, dat die wezens als mens alle goddelijke vermogens in zich konden ontwikkelen en dat ook ieder mens dit kan volbrengen, wanneer hij serieus naar de hoogste volmaaktheid streeft, wat ook Mijn Woorden bewijzen: “U moet volmaakt worden, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.” Dus kan deze hoge graad van rijpheid ook worden bereikt door mensen, die van hun oerschuld werden verlost door Jezus Christus.

Maar is een mens een belichaamd lichtwezen, dat niet met deze oerschuld is belast, dan kan hem deze vergoddelijking pas werkelijk op aarde gelukken en hij zal ook in zijn hoge zielerijpheid het werk van Jezus en Zijn bijzondere missie inzien. Doch hij zal steeds alleen proberen de mensen aan te sporen, eveneens de hoogste volmaaktheid na te streven. Maar van de last van de oerzonde zal ook zo’n hoge geest de mensen niet kunnen bevrijden, omdat dit alleen het verlossingswerk van Jezus heeft volbracht.

Een “vervangende” boete kan hij alleen doen voor die zonden, die de mens als zodanig heeft begaan, wanneer zijn liefde buitengewoon sterk is en hij de medemens wil helpen. Maar voor de oerzonde heeft alleen één Mens deze genoegdoening volbracht: Jezus, de Eniggeboren Zoon Gods, in Wie God Zelf Mens werd, omdat de Liefde deze schuld teniet deed en Ik Zelf de Liefde ben. Ook de hoogste lichtwezens erkennen in het geestelijke rijk Mij in Jezus, Die ook voor deze wezens tot een zichtbare God werd in Jezus.

En deze Menswording van Mij in Jezus is het verschil tussen Hem en hoge rijp geworden geesten. En deze Menswording moet worden erkend door ieder wezen, dat eens begeert Mij te zien, daar anders ook de hoogste lichtwezens Mij nooit zouden kunnen aanschouwen van aangezicht tot Aangezicht en daarin de hoogste gelukzaligheid bestaat.

Dus kan met recht worden gezegd: Zonder Jezus Christus kan geen mens zalig worden. En het uiteindelijke doel zal steeds blijven, een totale samensmelting met Mij. Doch ieder wezen blijft zich bewust van zichzelf. Maar Jezus is geheel in Mij opgenomen. Hij en Ik is Eén, wat u echter pas volledig zult begrijpen, wanneer u zelf het lichtrijk bent binnengegaan.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte