Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8669

8669 Graad van liefde is maatstaf voor waarheid

10 november 1963: Boek 91

Het is mijn wil dat de mens in liefde leeft, omdat de liefde het grondbeginsel van een goddelijk wezen is en omdat u mensen weer goddelijke wezens zult moeten worden, zoals Ik u in het allereerste begin heb geschapen. Vervult u Mijn wil, dan bent u ook gehoorzame kinderen die de Vader geen verdriet willen doen, die zich graag buigen voor Zijn wil, die niets anders meer willen dan Ik omdat ze dan ook mijn wil in zich dragen en niet meer kunnen zondigen.

De liefde is alles wat Ik van u verlang. Want dan zal elke geestelijke blindheid van u wijken. Dan zult u ook altijd inzien wat voor u wetenswaardig is en wat u helpt bij het rijpen van uw ziel. U zult het kunnen geloven dat u dan ook niet meer een prooi van de dwaling zult kunnen worden, want de liefde die u vervult geeft u ook een duidelijk inzicht wat van Mij en wat van mijn tegenstander is uitgegaan. Want de liefde wekt de geest tot leven, die als voornaamste aandeel van Mij zelf in u rust en die u altijd het juiste weten zal overbrengen. U mensen zou daarom niet meer in dwaling kunnen voortgaan wanneer u een leven in liefde zou leiden. Maar denkt u nog verkeerd, dan ontbreekt het u aan liefde. Dit zult u ter harte moeten nemen als u ooit in het bezit van de zuivere waarheid wilt komen. U herkent de waarheid niet als zodanig zolang de graad van liefde nog te wensen overlaat. Want liefdeloosheid betekent duisternis. Ze betekent onwetendheid, dus geestelijke blindheid die alleen kan worden opgeheven door een leven in liefde, door onbaatzuchtige naastenliefde, door het overwinnen van de eigenliefde die nooit goddelijk is, maar aandeel van mijn tegenstander.

Steeds weer worden u de geboden van de liefde gepreekt en steeds weer worden u de uitwerking van een leven in liefde en de verschrikkelijke gevolgen van een levenswandel zonder liefde voorgehouden. Maar zolang u dit niet ter harte neemt zult u in dwaling wandelen, al gelooft u nog zo ijverig in de "dienst voor de Heer" te zijn die voor Mij geen waarde heeft wanneer een leven in liefde niet het bewijs ervan is dat de mens zich ophoudt in het juiste, ware denken. Nooit moet de medemens dat aannemen wat een liefdeloze mens hem tracht over te brengen, in het bijzonder wanneer het geestelijke zaken betreft die absoluut een leven in liefde vooropstellen wanneer ze overeen moeten stemmen met de waarheid. De prediker moet in liefde leven. Maar ook om een preek te begrijpen is een leven in liefde voorwaarde.

En ware liefde moet zich uiten in werken. Ze kan niet alleen door woorden worden betuigd, want de liefde is een kracht en elke kracht zal een uitwerking hebben. Daarom kan een geestelijke verbinding met Mij steeds alleen tot stand worden gebracht door werkzaam te zijn in liefde. Dan stroomt ook de genadestroom van mijn liefde onophoudelijk bij de mens naar binnen en dan zal zich een verandering van zijn wezen voltrekken die zin en doel is van het aardse bestaan. Dan leeft de mens zijn leven niet vergeefs. Het brengt hem de voltooiing, want het wezen deed eens vrijwillig afstand van de liefde en vrijwillig moet het de liefde weer beoefenen om nu ook weer door Mij aangestraald te kunnen worden, wat het ook de laatste voltooiing verschaft, zodat het zich weer met Mij aaneen kan sluiten zoals het in zijn oertoestand het geval is geweest.

Wanneer u mensen u toch het grote belang van een leven in liefde zou willen voorhouden, dan zou u ook inzien in hoeverre de medemensen zich in de waarheid ophouden, wanneer u alleen de liefde als maatstaf neemt. U moet ze weliswaar niet veroordelen, maar hen trachten te helpen. Maar u weet dan ook wat u van hen zult mogen aannemen, of u waarheid of dwaling wordt aangeboden. Want zonder liefde kan de mens zich niet in de waarheid ophouden. Liefde garandeert het juiste denken en alleen een mens die leeft in de liefde, heeft daarom het recht te onderrichten. Want in deze kan Ik - de Liefde zelf - zelf werkzaam zijn.

Maar nooit zal een liefdevolle mens dwaling aannemen of verbreiden, omdat Ik zelf hem dat verhinder. Want hij is al van Mij zodra hij zich door een leven in liefde met Mij heeft verbonden, zoals Ik het beloofd heb met de woorden: "Wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem". Dus moet ook daar de waarheid zijn, want Ik, de Waarheid en de Liefde zijn één.

Maar of een mens in de liefde leeft, dat ziet u aan zijn werken, of ze in alle onzelfzuchtigheid alleen tot welzijn of tot hulp voor de naaste worden verricht, of steeds alleen werken zijn die eigenliefde of berekening laten zien. Dan zult u ook op uw hoede moeten zijn, onderrichtingen van die laatste aan te nemen, want dan is er nog geen waarheid gegarandeerd die uitgaat van Mij zelf, Die steeds alleen daar kan zijn waar de ware liefde is aan te treffen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte