Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8582

8582 Wat was de mens en wat is zijn taak op aarde?

7 augustus 1963: Boek 90

Wel treedt u als mens weer het stadium van het zelfbewuste wezen binnen, u herkent uzelf als iets wezenlijks, maar u bent zich niet bewust in welke hoge volmaaktheid u eens stond en dat uw bestaan als mens bij het begin van uw belichaming slechts een zeer zwakke afstraling is van uw vroegere zijn. U bent wel weer hetzelfde wezen dat zichzelf als een zelfbewust wezen herkent, dat verstand heeft en een vrije wil, maar er ontbreekt u een bepaalde graad van rijpheid die u pas als goddelijk wezen kenmerkt. U bent onvolmaakt geworden door uw vroegere afval van God en zult nu eerst weer deze volmaaktheid moeten bereiken die u oorspronkelijk bezat. Toch bent u zelfbewuste wezens die denken kunnen en een vrije wil hebben en die nu de wil en hun verstand moeten gebruiken voor het laatste rijp worden op deze aarde. En om met dit rijp worden heel bewust een begin te maken, zult u kennis moeten verkrijgen in welke verhouding u staat tot Hem Die u heeft geschapen. U zult moeten weten dat u eertijds in nauwste samenhang stond met deze, uw God en Schepper en dat u zich vrijwillig van Hem verwijderde, maar dat u, om weer volmaakt te worden, om uw oorspronkelijke gesteldheid weer aan te nemen, u ook weer bij Hem zult moeten aansluiten daar u anders zonder kracht en licht zult blijven, omdat Hij alleen de Kracht- en Lichtbron is van eeuwigheid, van Wie ook alle geschapen wezens kracht en licht moeten ontvangen om weer te worden wat ze waren in het allereerste begin. Hoogst volmaakte wezens, evenbeelden van God, echte kinderen van de Vader Die hun het leven gaf.

Dit rijp worden tot volmaakte wezens is de opgave van de mens op aarde, die daarom ook het vermogen heeft een weten op te nemen en in zich te verwerken, zich door middel van gedachten met dit weten bezig te houden en het te gebruiken, steeds in de zin van zijn volmaaktheid. Want deze mogelijkheid is hem gegeven gedurende zijn bestaan als mens, dat hij verstandelijk zijn standpunt bepaalt tegenover het weten dat hem van de kant van God wordt toegezonden, dat hem zowel van buitenaf door boden alsook rechtstreeks door de stem van het geweten kan worden overgebracht. Want hij kan en moet de gave van zijn verstand gebruiken en hij zal dan ook, van goede wil, binnendringen in dieper weten, wanneer hij aan het innerlijk dringen van zijn geweten toegeeft en in liefde werkzaam wordt. Dan aanvaardt hij de weg van de terugkeer naar God, dan begint hij weer de aansluiting te zoeken bij Hem Die zijn Vader is van eeuwigheid. Dan zal hij ook langzaam rijp worden en de hoogte kunnen bereiken waarop hij eens heeft gestaan en die ook weer moet worden bereikt, wil het wezen weer in het bezit komen van licht en kracht en vrijheid die het in het allereerste begin onuitsprekelijk gelukkig maakten.

Denk eraan, u mensen, wat voor een taak u in het aardse bestaan zult moeten vervullen, dat u zich uit een toestand van zwakheid en duisternis zult moeten oprichten en u opwerken naar helder licht en sterkste kracht. Dat u dat wel zult kunnen wanneer u van goede wil bent en u de goddelijke wil nakomt doordat u een levenswandel in liefde leidt. Wat God van u verlangt, dat u volmaakt zult worden, zult u wel kunnen vervullen, want Hij voorziet u rijkelijk van kracht en genade. Hij is steeds bereid u bij te staan met Zijn hulp en Hij legt u ook Zijn wil in het hart zodat u alleen maar oplettend zult hoeven te zijn en aan uw gevoel zult moeten toegeven, dat u tot goede daden, goed spreken en goed denken aanleiding zal geven zodra u maar bereid bent uw taak op aarde te vervullen. Want in de toestand van het zelfbewustzijn als mens wordt u mensen ook steeds het woord van God voorgehouden, op welke manier dan ook. U zult kennis verkrijgen van een God en Schepper en u zult dan ook zelf kunnen nadenken en dan uit het geestelijke rijk opheldering verkrijgen door middel van gedachten.

De mogelijkheid u te vervolmaken op aarde is ieder van u mensen gegeven. Want u bent niet meer gebonden in de vorm, u doorloopt uw laatste belichaming op deze aarde en u bezit al die vermogens die u een vooruitgang verzekeren. Maar u bezit ook een vrije wil, die alleen bepalend is hoe u uw capaciteiten gebruikt. En deze wil zult u zelf juist moeten richten en daarom wordt u steeds weer kennis gegeven over de betekenis van uw leven op aarde. Uw verstand kan daar een standpunt tegenover innemen en de wil bepalen. U behoudt echter steeds de vrije beslissing en dat is uw verantwoordelijkheid, want dienovereenkomstig zal eens het lot zijn in de eeuwigheid. Want al zult u ook niet voor eeuwig verloren gaan, dan kan toch de toestand van krachteloosheid en duisternis van uw ik nog eindeloos lange tijd duren en voor u weer kwellingen brengen in plaats van gelukzaligheid. Maar in alle wilsvrijheid zult u zelf in het leven op aarde de laatste beslissing moeten nemen. En gelukkig hij die op God aanstuurt en zich met Hem herenigt op aarde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte