Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8553

8553 De plicht van de arbeiders in de wijngaard om op dwalingen te wijzen

9 juli 1963: Boek 90

Alles, wat de liefde als grondslag heeft is MIJ welgevallig. En als u in de liefde leeft, zal ook alles wat u doen wilt of achterwege laat volgens Mijn Wil zijn. U moet uzelf echter rekenschap geven welke motieven u bewegen bij uw handelen, wat het ook is.

Wilt u een mens helpen of de gemeenschap van nut zijn? Wilt u helpen en uw naaste beschermen tegen schade en gebrek van allerlei aard? Wilt u licht schenken en opheldering verschaffen? In een woord: Wilt u geven - of wilt u nemen, vernielen, onrust scheppen, uw medemensen belasten?

Wilt u tegen de dwaling ingaan en in plaats daarvan uw medemensen de waarheid brengen? Dat alles moet u bezien in het licht van de liefde die u ook moet vervullen, zal dat wat u doet,met Mijn Wil overeenstemmen.

IK wil u er echter ook op wijzen dat IK wil dat de dwaling wordt rechtgezet - dat IK van u verlang de waarheid te verspreiden en dat deze opdracht zeer dringend is. Want IK breng daarom de zuivere waarheid naar de aarde, opdat ze als licht uitstraalt in de duisternis.

En de geestelijke leer die van MIJ uitgaat zal zichzelf nooit tegenspreken, anders zou IKZelf niet de Bron zijn waaruit die geestelijke stroom is ontsprongen. Dwaalleren kunnen niet uit MIJ zijn voortgekomen, en dus moet u die de zuivere waarheid van MIJ ontvangt daar tegen in gaan. Maar u moet er altijd op letten dat u het gebod van de liefde nakomt, dat u als brengers van het heil, hen tegemoet treedt die in de dwaling voortleven.

Zodra u hun met Mijn Woord uit den hogen hun leerstellingen kunt weerleggen, die zij denken van MIJ ontvangen te hebben, kunnen zij met een goede wil inzien WIE door u tot hen spreekt. Want altijd zal IK gefundeerd tegen de dwaling ingaan, zodat ze als zodanig herkend wordt. En IK zal het kunnen doen door een "opnamevat" dat geschikt is de geestelijke stroom uit MIJ op te nemen.

Weliswaar zal ieder het recht voor zich opeisen een opnamevat van God te zijn. Maar wie ernstig onderzoekt zal Mijn Stem herkennen, en een juist oordeel zal hem niet moeilijk vallen. Want de dwaling wordt op een zodanige manier blootgelegd zoals het alleen van de kant van hen die weten, gebeuren kan.

Maar dat ene is zeker, dat al het geestelijk onderwijs dat van MIJ uitgaat laat inzien dat IK Zelf ook de Gever ervan ben, inzoverre als dat het in vorm en inhoud van een volmaakte Gever blijk geeft, DIE in alle duidelijkheid en heel begrijpelijk zulke problemen oplost die met het verstand niet doorgrond kunnen worden. Gebrekkigheid en onwetendheid wijzen af. Want aan dit laatste herkent u, mensen de inwerking van krachten die nog niet volmaakt zijn - die niet in het licht staan om nu in Mijn opdracht geestelijke leringen naar de aarde te kunnen sturen. Maar als de mens in zijn aanmatiging zo'n tekortkoming niet inziet, dan zal ook het brengen van de zuivere waarheid door Mijn boden hem geen eigen klaarheid schenken. Want hem ontbreekt dan de innerlijke ootmoed, die hem het begrijpen van de eeuwige waarheid garandeert.

En u zult daarom steeds weer daar op weerstand stuiten, waar Mijn tegenstander zich al gevestigd heeft door het toesturen van dwaling en de mensen niet bereid zijn om de dwaling op te geven, in de vaste overtuiging van MijZelf (in de bijbel=opm.v/d uitg.) deze mededelingen ontvangen te hebben. IK laat echter ieder mens zijn vrijheid van wil. IK zal hem alleen steeds weer aanraken en proberen hem oplettend te maken. Maar zijn wil alleen beslist.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte