Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8156

8156 Het smartelijk lijden van Jezus Christus - De menswording van God

20 april 1962: Boek 86

Met het bitterste lijden en de bitterste pijnen heb Ik mijn leven als mens op deze aarde beƫindigd toen Ik mijn bloed vergoot voor de zonden der mensen om hun grote schuld teniet te doen. Voor de mensen is alleen een "mens" aan het kruis gestorven, en een mens heeft ook het smartelijkste lijden op zich genomen om Mij het zoenoffer aan te bieden. Maar Ik zelf was in de mens Jezus, omdat voor dit werk van genade en erbarmen de Liefde Hem de kracht bezorgde, en deze Liefde was Ik zelf. Zolang u als mens over de aarde gaat en nog niet volmaakt bent, zult u het niet kunnen begrijpen dat Ik zelf in de mens Jezus was, omdat het voor u onbegrijpelijk is dat God de Liefde is. Dat over God alleen kan worden gesproken wanneer het om de liefde gaat, die het oerwezen van God is. De mens Jezus was vol van liefde en Zijn overgrote liefde bewoog Hem zich zelf te offeren voor Zijn medemensen, omdat Hij hun ongelukkige toestand inzag en hun hulp wilde brengen. Maar Ik zelf was de Liefde Die Hem vervulde, Ik zelf was in mijn oerelement in Hem en daarom heb Ik zelf in de mens Jezus het kruisoffer volbracht, maar de "mens" verdroeg het smartelijkste lijden omdat Ik als "God" niet lijden kon.

U mensen zult alleen moeten geloven, dat Ik zelf in de mens Jezus Mij heb belichaamd. U moet alleen geloven dat Ik zelf deze menselijke omhulling koos, daar u anders van mijn werk van erbarmen geen kennis zou hebben kunnen nemen. U moet alleen geloven dat Ik Me aan u mensen in Jezus "zichtbaar" maakte en dat u daarom Hem zult moeten erkennen wanneer u Mij weer zult willen erkennen, Die u eens uw erkenning ontzegde.

Mijn menswording in Jezus is een zo geweldig vraagstuk dat het met weinig woorden niet kan worden weergegeven. Toch probeer Ik steeds weer dit probleem voor u op te lossen, voor zover het u begrijpelijk kan worden gemaakt. Het kruisoffer heb Ik zelf voor u volbracht, omdat het de Liefde was die u mensen wilde verlossen van zonde en dood. De onmetelijke pijnen heeft de mens Jezus op zich genomen. Zijn menselijke omhulling, Zijn lichaam leed onuitsprekelijk en stierf de smartelijkste dood aan het kruis om te boeten voor de grote zondeschuld. Maar deze mens Jezus stond in innige verbinding met Mij, daar Ik anders geen verblijf in Hem had kunnen nemen, daar anders de Liefde Hem niet geheel zou hebben kunnen vervullen.

Ik was in Hem, Hij was Mij tot omhulling geworden. De Godheid wier oerelement liefde was, doorstraalde Hem geheel, zodat Hij volledig met Haar was samengesmolten, dat Hij een werd met Mij. Jezus en Ik zijn hetzelfde. Jezus was tot een zichtbare God geworden, terwijl Ik tevoren door geen van de door Mij geschapen wezens gezien kon worden omdat deze vergaan zouden zijn in het oervuur van de eeuwige Liefde. Maar het leed dat de mens Jezus heeft verdragen voor Zijn medemensen was onvoorstelbaar en daardoor werd de grote oerzondeschuld van de eens van Mij afgevallen wezens verzoend, zodat voor alle wezens de weg weer vrij werd naar Mij, in het rijk van het licht en van de gelukzaligheid.

U mensen zult dit werk van genade en erbarmen nooit ten diepste kunnen begrijpen, maar u zult het kunnen geloven dat het geen zuiver menselijke aangelegenheid is geweest die door de mens Jezus op aarde werd volbracht, maar dat aan het verlossingswerk van Christus diepe geestelijke beweegredenen ten grondslag lagen en dat Ik zelf in Jezus herkend en erkend moet worden. En steeds weer zal Ik de mensen deze kennis doen toekomen, opdat ze weten dat ze niet aan Jezus Christus en Zijn verlossingswerk voorbij mogen gaan, willen ze het eeuwige leven bereiken. Steeds weer zal Ik de mensen daar zelf uitsluitsel over geven door mijn Geest, omdat schools overgedragen weten nooit zal worden aangenomen of het juiste begrip zal vinden, wat echter voorwaarde is om Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld te erkennen, in Wie Ik zelf mens ben geworden om de mensheid te verlossen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte