Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8113

8113 Liefde en leed ontslakken de ziel

1 maart 1962: Boek 86

De liefde moet aansporing zijn voor al uw doen en laten en dan zult u steeds volgens mijn wil handelen. U zult in liefde werkzaam zijn en daardoor ook kracht verkrijgen die uw ziel nodig heeft voor uw levensweg op aarde. De ziel moet geheel rijp worden, dat wil zeggen ze moet alles afstoten wat haar aan aanklevingen nog bezwaart, want ze moet lichtdoorlatend worden om de lichtstraling van mijn liefde op te kunnen nemen die voor de ziel kracht en gelukzaligheid betekent. De straal van mijn liefde kan echter niet doordringen wanneer de ziel nog door dichte omhullingen omgeven is, door onzuivere begeerten en lusten, door allerlei slechte gewoonten, door onedele eigenschappen zoals hoogmoed, toorn, wraakzucht en harteloosheid op allerlei gebied.

Al deze slechte gewoonten en begeerten moet de ziel trachten van zich af te stoten en de middelen daartoe zijn liefde en leed. Door te werken in liefde lossen de aanklevingen op en ook door leed wordt de ziel daarvan bevrijd en kan ze steeds meer worden aangestraald door mijn liefde en rijp worden, tot ze helemaal lichtdoorlatend is geworden en nu ook de dood niet meer hoeft te vrezen, omdat ze nu het lichtrijk kan binnengaan, omdat haar gang over de aarde niet tevergeefs werd afgelegd, omdat ze het doel bereikt heeft op aarde: de omvorming tot liefde. En daarom zult u begrijpen dat mijn geboden van liefde het voornaamste zijn, dat deze vervuld moeten worden, dat uw wandel op aarde een wandel in liefde moet zijn, wil hij u succes opleveren. U bent alleen op aarde met het doel uw ziel rijp te laten worden, die bij het begin van haar belichaming als mens nog zonder liefde is - ofschoon Ik haar een vonk liefde heb toegevoegd die in haar kan ontbranden en haar nog onvolmaakte toestand kan veranderen tot ze dicht bij de volmaaktheid is. Maar de mens moet daartoe ook de wil opbrengen om in de liefde te leven. Hij moet naar de innerlijke stem luisteren die hem onophoudelijk aanzet om in liefde werkzaam te zijn. Hij moet werken van liefde verrichten, daar anders zijn wil niet verandert maar al haar lage eigenschappen behoudt en het gevaar dan is dat ze helemaal niet rijp geworden het geestelijke rijk binnengaat, wat zoveel betekent als: dat ze daar nog door kwellingen die haar louteren heen moet gaan om eens de gelukzaligheid te kunnen genieten.

Alleen de liefde verlost haar van alle onzuivere eigenschappen, alleen de liefde doet haar kristalliseren en ze werpt alle afvalstoffen van zich af, of ze moet heel veel leed op zich nemen gedurende het leven op aarde, wat ook de ziel het rijpworden kan opleveren, omdat ze dan zachter wordt en langzaam ook de liefdesvonk in zich kan doen ontbranden en nu liefde en leed samenwerken en het rijpworden van de ziel tot stand brengen. En altijd moet de mens de eigenliefde terzijde schuiven en de naaste liefde geven. Dan zal zijn verandering vlug gebeuren, want de onbaatzuchtige naastenliefde is pas de ware goddelijke liefde die Ik verlang, waartoe de ziel zelf zich moet veranderen in haar gang over de aarde als mens wanneer ze het eeuwige leven wil bereiken. En daarom moeten mijn goddelijke geboden van liefde steeds als het voornaamste naar voren worden gebracht, want alleen de liefde heeft kracht die verlost, alleen de liefde zal de omvorming van de ziel tot stand brengen. Alleen door werken van liefde zal ze rijp worden en helder en doorzichtig zodat de straling van mijn liefde nu geen hinder meer ondervindt, zodat Ik haar nu gelukkig kan stemmen zoals in het allereerste begin, omdat ze door de liefde de aaneensluiting met Mij vindt, die zin en doel is van haar weg over de aarde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte