Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8008a

8008a Iedere geest is een oergeest, gevallen of niet

1 oktober 1961: Boek 84

Op Mijn Stem moet u acht slaan als die in u weerklinkt, want Mijn GEEST zal u in alle waarheid leiden. En wilt u in de waarheid onderricht worden, dan kunt u ze alleen van MIJZelf ontvangen, DIE de eeuwige WAARHEID ben.

Toen IK de wezens van Mijn Liefde eertijds buiten MIJ geplaatst had was ieder wezen een ik-bewuste geest die met MIJ in innigste verbinding stond, en steeds door Mijn Liefde doorstraald werd. Dit doorstralen met Liefde bracht het wezen in een staat van uiterst helder inzicht. Het stond in het licht, het had besef van MIJZelf en van alles wat er om hem heen was. Ieder wezen was een goddelijke geest die onmetelijk zalig was.

En toch vond er, om redenen die u al vaak verklaard zijn, een afval van ontelbare wezens van MIJ plaats, ofschoon er ook vele aan Mijn zijde bleven. De eersten verloren hun licht terwijl de laatsten in een onmetelijke volheid van licht bleven bestaan en Mijn tegenstander - de eerst afgevallen oergeest - niet in de diepte volgden. En met deze oergeesten die bij MIJ verblijven, schep en werk IK in de oneindigheid.

U, mensen weet echter ook dat IK MIJ een vergoddelijking van al het geschapen wezenlijke tot doel heb gesteld, en dat deze vergoddelijking door de vrije wil van het wezen zelf verwezenlijkt moet worden. U weet waarom de wezens eens gevallen zijn en u hebt ook kennis verkregen van Mijn heilsplan van eeuwigheid, dat de terugkeer van al het gevallen geestelijke op het oog heeft en die ook zeker eens bereikt zal worden.

U weet dat het "kindschap GOD's" het hoogste doel is en dat alle wezens die als mens over de aarde gaan volgens plan van eeuwigheid, ook dit kindschap GOD's op deze aarde kunnen bereiken - als de vrije wil dit maar ernstig nastreeft. En dan heeft bijgevolg het eens van MIJ afgevallen wezen de hoogste graad van zaligheid bereikt. Het is tot Mijn "evenbeeld" geworden, het kan scheppen en werken uit geheel vrije wil en toch zal deze wil geheel aan de Mijne gelijk zijn. Hij is niet meer door MIJ bepaald, maar Mijn kind is geheel in Mijn Wil opgegaan en is daarom ook onmetelijk zalig.

En deze verhoogde graad van zaligheid streven ook de bij MIJ gebleven geestelijke wezens na, want hoewel zij met MIJ rechtstreeks in verbinding staan, ofschoon zij ook steeds door Mijn Liefdekracht doorstraald worden, zijn ze toch wezens geschapen naar Mijn Wil - die niet anders denken en handelen kunnen dan naar Mijn Wil, die a.h.w. altijd alleen uitvoerders van Mijn Wil zijn. Het verschil hierover aan u, mensen duidelijk te maken vereist ook wel een hoge graad van rijpheid die u nog niet bezit. En daarom kan IK het u alleen verklaren naar de mate van uw begrensd denken, zoals uw menselijk verstand het begrijpen kan. Want door uw val in de diepte had u nu eenmaal elk diep inzicht over alle samenhang in het geestelijke rijk verloren en bent nu op aarde nog niet tot het hoogste inzicht gekomen.

Toch is het voor u voldoende te weten dat ook deze MIJ trouw gebleven wezens eenmaal de weg over de aarde gaan, om de titel "kind van GOD" te verwerven, die hun zaligheid nog mateloos verhoogt. En deze weg over de aarde vereist dan ook een leven in het vlees, een bestaan als mens, evenals ook het gevallen geestelijke die weg moet afleggen om zijn wilsproef te doorstaan. Een lichtgeest die zich op aarde belichamen wil, zal als verblijf een aards lichaam kiezen waarvan de geestelijke substanties al een zekere rijpheid bereikt hebben, zodat een lichtgeest het nu in bezit kan nemen, terwijl hij de dode uiterlijke vorm - het menselijke lichaam - dan eerst het leven geeft en hij nu in dit lichaam zijn aardse weg begint.

Deze lichtgeest is bijgevolg de geestelijke kracht die moet instromen in een menselijk lichaam, dat nu als mens in de wereld geboren wordt en dat pas dan leven kan, als deze geestelijke kracht - de ziel, de goddelijke Adem - in deze uiterlijke vorm wordt ingeblazen door Mijn alomvattende VADERLiefde, Die Zich het vergoddelijken van al Zijn geschapen wezens tot kinderen ten doel heeft gesteld.

En nu geeft deze hemelse geest - als ziel - de mens het leven. En omdat de substanties van het lichaam (al zijn ze zuiverder dan bij de meeste mensen) zelf nog onuitgerijpt zijn, omdat zij in de wereld van Mijn tegenstander ook aan zijn invloed onderhevig zijn en omdat de hemelse geest op aarde ook een geestelijke taak te vervullen heeft en meestal niets van zijn herkomst weet, moet dus de ziel, zijn eigen ik, tegen alle aanvechtingen die van buiten op hem afkomen, weerstand bieden. Zij moet tegen alle neigingen en driften strijden die het lichaam nog aankleven, omdat dit door alle scheppingswerken is heen gegaan. Deze geest die engel is moet meestal een uiterst zware weg op aarde afleggen waarin zijn vrije wil niet falen mag, waarin de mens altijd weer tot MIJ als Zijn VADER zijn toevlucht moet nemen, om niet de kracht te verliezen die hij op de aarde nodig heeft. Want de volheid van licht en kracht als hemelse geest heeft hij vrijwillig opgegeven toen hij de weg over de aarde begon. Maar de band met MIJ is zo sterk, omdat een ongewoon vurige liefde zo'n mens doorstroomt, die ook de zekerste waarborg is dat hij zijn doel bereikt, dat hij als "Mijn kind" tot MIJ terugkeert omdat dit zijn grootste verlangen is geweest tevoren in Mijn rijk.

Deze ontwikkelingsgang zal bij iedere lichtgeest dus dezelfde zijn. Steeds betrekt hij als ziel een aards materiƫle uiterlijke vorm die meer of minder sterke invloed zal uitoefenen door haar uiteenlopende soorten geaardheid en die aan de ziel menige opgave zal stellen, want deze uiterlijke vorm zal ook altijd door de aardse materie zijn heengegaan, tenzij, dat buitengewone invloeden haar substanties al tevoren zo gelouterd hebben dat zij zeer snel met de eisen van Mijn goddelijke Geestvonk instemmen, die in het als mens belichaamde lichtwezen bijzonder sterk straalt en een algehele vergeestelijking van alle substantie sneller teweeg kan brengen.

En zo was de Ziel van JEZUS een hoogste Lichtgeest. Ook HIJ betrok een aards materiƫle uiterlijke vorm. Ook HIJ gaf deze vorm pas het leven toen HIJ als Ziel die uiterlijke vorm in bezit nam, toen HIJ op aarde geboren werd. Het vat (Maria) dat hem ter wereld bracht was zuiver en vlekkeloos. Zijn verwekking was geen minderwaardige daad van de zinnen. En toch was Zijn lichaam gelijk aan dat van alle andere mensen omdat HIJ het werk van vergeestelijking volbrengen moest als voorbeeld, dat ook alle mensen moesten navolgen en ook kunnen. Ook zijn Ziel, hoewel van boven, werd door onrijpe wezensdelen gekweld waarvan HIJ Zich niet mocht bevrijden, die HIJ op grond van Zijn Liefde eveneens moest vergeestelijken, wat een zware arbeid aan Zichzelf vereiste en zo'n arbeid moet ook iedere hemelse geest in het aardse leven volbrengen. Want de weg door de diepte betekent een strijden en overwinnen van alles wat deel uitmaakt van de diepte en zich ook bij deze mensen uitleeft. Hun grote liefde verricht deze arbeid echter met volharding en geduld. Het gelukt hun meestal lichaam en ziel te vergeestelijken, d.w.z. ook de nog onontwikkelde substanties die zich bij de ziel hebben gevoegd te verlossen, hen tot algehele orde in zichzelf te brengen en tegelijkertijd een hoge missie te volbrengen waarvoor zij zich MIJ vrijwillig hebben aangeboden.

Vertaald door Gerard F. Kotte