Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7493

7493 Het wijzen op het einde De hernieuwde kluistering

3 januari 1960: Boek 79

Het is aan u, mensen voldoende verkondigd welke tijden u tegemoet gaat. U bent steeds vermaand en gewaarschuwd uw levenshouding daarop in te stellen en ze te veranderen in een GODwelgevallige levenswandel. U bent altijd gewezen op het grote gevaar waarin uw ziel zich bevindt als zij plotseling het aardse leven moet opgeven, en ingaat door de poort der eeuwigheid. En het nabij zijnde gericht is u aangekondigd: de geestelijke en aardse verandering van de aarde. U bent evenzo opmerkzaam gemaakt op de hernieuwde kluistering alsook op de dag van het gericht. U bent gemaand tot ijverige zielearbeid om dit lot van de hernieuwde kluistering van u af te wenden, u luistert er wel naar en toch gelooft u niet in ernst dat het voorspelde werkelijkheid zou kunnen worden.

U leeft zonder geloof en u hebt daarom geen verantwoordelijkheidsgevoel tegenover uw ziel, die zich in de grootste nood bevindt. Maar nog blijft haar wat tijd, voldoende om haar nog een graad van rijpheid op te leveren, als dit ernstig nagestreefd zou worden. Het geloof ontbreekt de mensen, zelfs de gelovigen koesteren lichte twijfel als hun het nabije einde verkondigd wordt, zelfs de gelovigen willen niet accepteren wat hun over het einde gezegd wordt - ofschoon het van boven geschiedt. En de vrije wil moet u gelaten worden, want u mag niet tot geloven gedwongen worden. En daarom gaan de dagen voorbij zonder voor u iets op te leveren, zolang u niet uit uzelf naar de geestelijke rijpheid streeft.

Dan echter twijfelt u niet meer aan wat u voorspeld werd, want zodra u uit eigen vrije wil geestelijk bezig bent, wordt voor u ook al datgene wat u moet geloven tot zekerheid. En dan kunt u ook overtuigd aan uw medemensen verkondigen hoe laat het is, en hoe dichtbij het einde.

Alleen hij die daar zelf van overtuigd is kan ook met overtuiging praten over het einde en over wat de mensheid te wachten staat. Echter maar weinigen geloven dat het einde nabij is, zij herkennen het aan de tekenen des tijds en zij zijn in staat het te herkennen omdat zij alles geestelijk beschouwen en daarom ook de tijd van het einde voor gekomen houden. U, mensen moet allen aan deze tekenen aandacht schenken die lang van tevoren aangekondigd zijn, want u zult dan ook beseffen in welk uur u leeft - en het zou u dan ook niet zwaar vallen in een einde te geloven en in alles wat met dit einde samenhangt.

Er blijft voor u allen niet veel tijd meer over, of u het geloven wilt of niet. De gelovige echter zal proberen uit deze kennis nog een geestelijk voordeel te behalen, terwijl de ongelovige ook de laatste tijd onbenut laat voor zijn ziel, wat hem eenmaal bitter berouwen zal als hem niet ook nog de hernieuwde kluistering beschoren is. Een lot dat zo ontzettend is dat de mens alles zou moeten doen om het te ontgaan.

Daarom ook wordt hem daarover altijd weer kennis geschonken en wordt hem het weten gegeven wat er met die zielen gebeurt die te kort schieten in hun aardse leven en niet meer in het rijk hierna worden opgenomen, omdat de tijd is afgelopen. Deze kennis moet hen aanzetten tot ijverige zielearbeid. Heel weinig mensen echter geloven daaraan en bewezen mag het hun niet worden.

Daarom lopen talrijke zielen gevaar dat ze hun aardse leven verliezen en dat tegelijkertijd ook nog hun geestelijke substanties opgelost worden, en weer een nieuwe ontwikkelingsgang moeten gaan door de scheppingen van de nieuwe aarde. Zij zouden nog in de laatste tijd dit gevaar van zich af kunnen wenden, maar zij moeten vrijwillig werken aan zichzelf. En zij moeten, als zij menen niet te kunnen geloven, rekening houden met de mogelijkheid dat wat hun verkondigd werd waar is - en daaraan beantwoordend dan ook leven. Want daardoor zouden zij een aanzienlijke winst kunnen boeken voor hun zielen, en zodoende niet verloren gaan als de dag van het gericht is gekomen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte