Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7376

7376 God wil dat onze gedachten vervuld zijn van Hem

27 juni 1959: Boek 78

Welke weg u ook gaan wilt, hij moet alleen Mij zelf tot doel hebben daar u anders verdwaalt. Als u zich alleen maar naar de wereld keert, zult u nauwelijks uw zinnen en gedachten naar Mij wenden en dan kunt u er zeker van zijn dat de weg die u bewandelt verkeerd is. Keert u zich echter van de wereld af, dan verkeren uw gedachten zeker in geestelijke gebieden. U zult u in gedachten bezighouden met dingen die buiten de stoffelijke wereld liggen, u zult willen ervaren wat voor u nog geheim is omdat u toegeeft aan de invloed van de lichtwezens die uw gedachten naar het geestelijke rijk trachten te leiden en die altijd daar succes zullen hebben waar de mens Mij zoekt.

Ik moet uw doel zijn, met Mij moet u zich in gedachten bezig houden, dan bewandelt u zeker de weg die naar Mij voert. En zo zult u mensen steeds maar weer gewaarschuwd kunnen worden voor de wereld. Niet, dat u de wereld ontvluchten moet waarin u door het lot geplaatst bent tot beproeving van uw wil. Doch u mag niet met al uw zinnen onder haar bekoring raken, u moet haar leren beheersen. U moet aan de eisen voldoen die ze aan u stelt om uw aardse bestaan in stand te houden, echter de wereld niet meer recht verlenen dan nodig is. U moet de wereld beheersen en niet haar knecht zijn. En zo kan het lot u op verschillende manieren in beslag nemen, maar Mij mag u niet uit uw gedachten weglaten. Door Mij moet u zich laten leiden en al uw denken en handelen laten bepalen. En Ik zal waarlijk alles doen om invloed op u te krijgen - als uw wil maar goed is. Wiens wil echter aan de wereld toebehoort die zal verkeerd gaan, diens doel zal een andere zijn. Hij zal geheel aan de wereld ten prooi vallen en nimmer van haar loskomen.

Daarom zet Ik ieder mens steeds weer de voet dwars en vaak op smartelijke wijze, als hij geen acht slaat op mijn zachte vermaningen en waarschuwingen, en hij met Mij weinig of geen verbinding heeft. Dan zal hij vaak hard door mijn vaderhand moeten worden aangepakt. Ik moet hem de vergankelijkheid van het aardse vaak op smartelijke wijze laten inzien. Ik moet hem dat ontnemen wat hij met zijn hart begeert en Ik moet zijn blikken vaak met geweld van de wereld wegleiden, zonder echter zijn wil te dwingen, die uiteindelijk zelf over zich beslissen moet. Maar de mens kan zonder Mij niet zalig worden en de zaligheid betreft zijn eeuwige leven - de toestand van zijn ziel na zijn lichamelijke dood. Heeft hij Mij op aarde niet gevonden, dan zal hij moeilijk de vereniging met Mij bereiken, zelfs al is dit ook in het rijk hierna nog mogelijk. Maar het doel is onmetelijk ver verschoven als hij zonder Mij zijn leven op aarde beëindigd heeft en aan gene zijde nu moeizaam heengevoerd moet worden - waar het voor hem veel zwaarder is Mij te vinden dan op aarde. Wie Mij echter op aarde zoekt, die zal Mij ook vinden, want Ik zelf kom hem tegemoet en verlaat hem niet meer tot hij zich met Mij verenigd heeft. Want Ik ben en blijf het doel dat bereikt moet worden als u mensen zalig wilt worden.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte