Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7237

7237 De geboorte van Christus

24 december 1958: Boek 76

Het heil is gekomen van boven naar hier.

Hoeveel lippen spreken dit uit en hoe vaak is het hart er niet bij betrokken, in zoverre, dat een mens zich niet eenmaal ernstig bezint, wat de komst van Jezus Christus naar de aarde te betekenen heeft. Een kindje werd geboren, wiens ziel uit het rijk van het licht naar de aarde kwam, omdat God zelf zich in dit kindje wilde belichamen. Het kindje Jezus was een mens, geboren uit Maria, de maagd die Hem ontvangen had uit de kracht van de Geest.

De mens Jezus begon Zijn leven op aarde zoals elk ander mens. Maar de verschijnselen die Zijn geboorte begeleidden ware niet die van een gewoon mens. Maar ze wezen erop dat een buitengewoon omhulsel ook een bijzonder knaapje bevatte, dat ’t het omhulsel moest zijn van de eeuwige Godheid, die alleen in een zuiver mens zonder zonden zichtbaar kon worden, zoals het bij het knaapje Jezus het geval was. Want Hij had een missie te vervullen van zo’n grote betekenis, dat ook de voorwaarden daarvoor buitengewoon waren. God zelf wilde in dit kindje Jezus Zijn intrek nemen en Hij koos daarvoor een vorm die smetteloos was en ook een smetteloze ziel bevatte in welke nu de eeuwige Godheid Zijn intrek kon nemen om het verlossingswerk voor de gehele mensheid te volbrengen. Dat God zelf naar de aarde afdaalde was een buitengewoon groot werk van erbarmen. Want de aarde lag in diepste duisternis en alle bewoners van de aarde eveneens. Ze waren door de vorst der duisternis overheerst en gekneveld en ze kwijnden weg onder de druk van de onvrijheid in zonde en kwelling. En God was op de hoogte van de nood van Zijn schepselen die zich eens vrijwillig van Hem hadden gescheiden en, in steeds diepere duisternis verstrikt, geen uitweg meer vonden en riepen om een Redder die hen moest bevrijden. God hoorde hun roepen en zond voor hen Zijn Zoon naar de aarde. Een eveneens uit Zijn macht en liefde voortgekomen Wezen, dat in de volheid van Zijn licht is gebleven, toen Zijn broeders zich zelf naar beneden stortten in de duisternis. De ziel van Jezus was God in overgrote liefde toegedaan. Ze hield echter ook van haar gevallen broeders en wilde hen helpen terug te keren in het vaderhuis, omdat ze wist dat alleen in Gods tegenwoordigheid geluk en zaligheid was, en in afwezigheid van Hem nood, kwelling en duisternis. Jezus kende beide toestanden en Zijn liefde voor de ongelukkigen bracht Hem ertoe zich zelf aan God aan te bieden als offer, om de zondenschuld af te betalen die onmetelijk groot was en nooit door hen die zondig geworden waren zelf had kunnen worden goedgemaakt. Maar een reine, schuldloze ziel wilde zich opofferen voor hun zonden, om de schuld teniet te doen en aan de gerechtigheid van God voldoening te schenken. Want de ziel was Liefde.

De Liefde was God.

God, ofwel de Liefde, vervulde de mens Jezus zó, dat Hij een werk van het grootste lijden en kwellingen wilde volbrengen ter wille van die gevallen broeders. En zo daalde God zelf in Jezus af naar de aarde en betrok een menselijke vorm die aan alle eisen beantwoordde om de eeuwige Godheid zelf in zich te dragen, zonder te moeten vergaan.

Het kindje Jezus was vol liefde. En alles wat in de straal van Zijn liefde kwam, werd in het hart vervuld van liefde, lof en dankzegging. Want er kwamen naar de kribbe van het kindje alleen mensen, wier harten rein waren en God toegedaan en die daarom ook de liefde voelden die het kindje uitstraalde en die in vurige liefde ontbrandden voor het Jezuskind. Weliswaar worden de gebeurtenissen tijdens de geboorte van Jezus slechts nog als een legende beschouwd, maar wie vervuld is van de geest Gods, wiens geest is opgewekt, die weet ook dat alles waarheid is wat van de geboorte van Jezus als kennis onder de mensen bewaard is gebleven. Wonder na wonder gebeurde rondom het kind zelf, in de natuur, in de hemel en op aarde. En alle engelen in de hemel bogen hun knie voor Degene die zich belichaamde in het kindje Jezus, zoals ook mens en dier door het heiligste ontzag en door stilte waren gegrepen, toen het grootste wonder, de menswording van God in Jezus, plaatsvond. En wiens geest is gewekt, diens hart zal ook overtuigd de woorden uitspreken: "Het heil is van boven neergedaald." Want op hem straalt eveneens het schijnsel van liefde van de Heiland Jezus Christus. Hij behoort tot diegenen voor wier redding de Heiland naar de aarde kwam. Hij behoort tot de verlosten voor wie het werk van erbarmen aan het kruis werd volbracht, omdat hij wilde, dat ook hij verlost zou worden van zonde en dood. En deze zal niet alleen met de lippen spreken over de geboorte van Christus. Hij zal met zijn hart in gedachten alles volgen wat zich heeft afgespeeld in die nacht dat het Licht der wereld naar de aarde afdaalde, dat het kindje Jezus het Licht der wereld zag. En hij zal instemmen met de lofzang: "Vrede op aarde en een welbehagen voor de mensen die van goede wil zijn".

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte