Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7161

7161 Niets kan vergaan - De poort van de dood - Het ware vaderland

7 juli 1958: Boek 76

Dat zult u mensen nooit mogen vergeten: dat Ik een Heer ben over leven en dood, dat uit Mij alle kracht stroomt die voor het leven noodzakelijk is en dat Ik ook zo'n leven kan beëindigen doordat Ik hem mijn kracht ontneem. Daar Ik nu echter zelf de Oerbron ben van alle kracht, zo zal het ook met mijn Oerwezen overeenstemmen, altijd alleen leven te schenken, het dode terug te leiden naar het leven, want de toestand van de dood, dus algehele krachteloosheid, beantwoordt niet aan mijn oerwezen en kan daarom ook nooit van mijn kant uit gewild zijn. Ik heb wel de macht te vernietigen wat Ik eens liet ontstaan en dit zou gelijk zijn aan een wezen de algehele dood te geven. Maar ook dit stemt niet overeen met mijn volmaaktheid, eenmaal genomen besluiten omver te werpen of te veranderen.

Wat eenmaal uit mijn kracht is ontstaan, wat door mijn wil en mijn macht tot leven werd gewekt, blijft ook eeuwig bestaan, alleen kan zijn gesteldheid veranderen omdat het wezen daar zelf over beslist. Het wezen kan zich dus zelf de dood aandoen en toch is het niet zelf over zich de baas, integendeel, Ik ben de Heer, ook over de dood. Dat wil zeggen: Ik laat het niet toe, dat het wezen zich eeuwig in de zelf gekozen toestand van doodzijn bevindt. Ik rust niet eerder, dan tot het weer tot leven is gekomen, want op den duur kan niets mijn kracht en macht weerstaan en zelfs mijn tegenstander, die eertijds die verandering van leven naar dood heeft veroorzaakt, kan Mij niet verhinderen de levenskracht toch eens weer het wezen toe te voeren, het dus vanuit de dood te wekken tot leven.

Ik ben de gebieder over leven en dood en zo bepaal Ik ook zelf het uur, waarin het menselijk lichaam, het tijdelijke omhulsel van het geestelijke wezen, dit laatste vrijgeeft, waarin dus ook een "dood" het lichamelijke leven beëindigt, maar deze dood is weer alleen slechts een wisseling van de uiterlijke vorm. Want datgene, wat eens uit Mij is voortgekomen, kan eeuwig niet vergaan. Het is niet onderworpen aan de wet van de dood, dat wel al het materieel-aardse is beschoren, maar niet het "geestelijke" in de aardse vorm. Maar ook het uur van de aardse dood bepaal Ik zelf, als de mens zelf zich niet openlijk tegen Mij verzet en zijn leven zelf beëindigt en daardoor wel de doodstoestand weer eindeloos verlengt, maar nooit zijn bestaan kan beëindigen.

En als u nu de zekerheid hebt, dat u nooit meer kunt vergaan en dat ook de duur van uw aardse leven door Mij is bepaald, leg dan getroost alles in mijn handen, want Ik weet waarlijk, wat voor u "leven" betekent en hoe u dit leven zult kunnen bereiken. Ik weet ook, dat u door de poort des doods pas kunt binnengaan in het leven, maar elke poort des doods is slechts een heel natuurlijke gebeurtenis, zonder welke een echt leven niet is in te denken. Nog vertoeft u op aarde, maar uw ware vaderland is het geestelijke rijk en de stap uit het eerstgenoemde in dit rijk moet gezet worden. Maar dan is het leven onverwoestbaar, dan is kracht, licht en vrijheid uw deel en dan pas zult u naar waarheid gelukzalig zijn en voor eeuwig blijven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte