Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7120

7120 Avondmaal - Communie - Liefde

14 mei 1958: Boek 76

Er bestaat geen gemeenschap met Mij zonder liefde, omdat liefde mijn oer-wezen is en alleen hetzelfde zich met Mij kan aaneensluiten. Er moet dus ook liefde zijn in het hart van de mens die zich met Mij wil verbinden.

Op een andere manier is zo’n band niet mogelijk.

Dat moet u dus ook het begrip ontsluiten voor het houden van het avondmaal, dat u mensen pas dan de vereniging met Mij kan brengen wanneer de liefde in u is ontvlamd, omdat dan pas mijn tegenwoordigheid in u mogelijk is. Wat baten u dus uiterlijke handelingen zolang u aan het belangrijkste geen aandacht schenkt: de liefde te beoefenen. Wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem. Dus kent u ook de voorwaarde van mijn tegenwoordigheid en u zult daarom niet kunnen verwachten dat Ik van deze voorwaarde afstap, wanneer u slechts uiterlijke handelingen verricht die u voor u zelf hebt uitgedacht, omdat u de geestelijke betekenis van mijn woorden niet begreep: "Doe dit tot mijn gedachtenis". Een leven in liefde is voorwaarde om Mij zelf in uw hart op te nemen. En zo’n leven in liefde leidden mijn discipelen met wie Ik het avondmaal hield.

Maar daarom begrepen ze ook mijn woorden waarmee Ik ze tegelijkertijd ook in hun ambt van verkondiger aanstelde.

Want ze moesten het brood des levens uitdelen dat ze van Mij hadden ontvangen, zoals Ik hun het aardse brood uitdeelde.

Ze moesten hun broeders het levende water aanbieden, net als Ik hun de kelk met wijn aanreikte.

En daar Ik zelf het "vleesgeworden Woord" was, gaf Ik dus Mij zelf aan diegenen die aan het avondmaal deelnamen. En Ik zal Mij steeds geven aan allen die Mij willen opnemen. Ik zal ze op dezelfde wijze spijzigen met het brood des levens en hun levend water te drinken geven. Ze zullen "mijn vlees eten en mijn bloed drinken", dus zal Ik zelf bij hen aanwezig zijn zoals Ik het heb beloofd. Doch zonder liefde is zo’n communie niet mogelijk.

Ik kan wel alle mensen de liefde prediken, Ik kan ze bovendien helpen werken van liefde te verrichten, maar Ik kan nooit mijn intrek nemen in een hart dat zich nog niet tot liefde heeft gevormd.

Bedenk eens met welk verkeerd denkbeeld ontelbare mensen leven, die naar hun mening wel de gang gaan naar de "tafel des Heren", maar die het aan de juiste liefde laten ontbreken en wier harten daarom niet in staat zijn Mij op te nemen.

Denk eraan hoeveel mensen in dit verkeerde denkbeeld volharden, omdat ze geloven hun plicht voldoende te zijn nagekomen en die daarom ook niet geestelijk streven, hoewel ieder mens weet dat Ik zelf de Liefde ben en dat Ik van u ook alleen de vervulling van de geboden der liefde vraag, om u met mijn aanwezigheid gelukkig te kunnen maken. Maar aan "mijn woord" wordt niet zo zeer aandacht geschonken als aan de vervulling van uiterlijke formaliteiten. En mijn woord alleen al zou die mensen tot bezinning kunnen brengen, dat Ik meer verlang dan alleen formele gebruiken.

De geestelijke betekenis van de woorden die Ik tot mijn leerlingen sprak toen Ik hen aanstelde, werd door dezen ook begrepen. Maar ook de mensen zouden hun geestelijke betekenis kunnen begrijpen, wanneer ze er maar ernstig over zouden willen nadenken. Doch het begrijpen ervan zou dan ook een leven in liefde verlangen en dus een werken aan zichzelf, waartoe de mensen meestal niet gewillig zijn. Daarentegen vragen de velerlei gebruiken deze zelfoverwinning niet en daarom worden ze ijverig gerealiseerd. En ze leveren de ziel geen enkel voordeel op, maar maken haar slechts lauw en nalatig in haar levenstaak op aarde, die daarin bestaat zichzelf op te voeden tot een verandering in liefde die voorwaarde is om een nauwe band met Mij aan te gaan, die Mijn aanwezigheid in het hart van de mens pas mogelijk maakt. Want de vereniging met Mij is het eerste en laatste doel van de mens dat hij op aarde moet bereiken en ook bereiken kan wanneer hij zich maar inspant in de liefde te leven en dus zijn wezen tracht aan te passen aan mijn oer-wezen dat in zich liefde is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte