Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7099

7099 Het geloof in Gods tegenwoordigheid - Licht van eeuwigheid

21 april 1958: Boek 75

Uit elke geestelijke onderrichting zult u kunnen opmaken dat Ik u licht wil schenken, dat Ik uw denken graag juist wil leiden en u graag bereidwillig wil maken om uw taak op aarde te vervullen.

Want omdat u bij het begin van uw belichaming als mens zonder weten en inzicht bent, moet u dus ook een weten worden ontsloten, daar het anders onredelijk van Mij zou zijn iets van u te verlangen wat u onmogelijk zou kunnen nakomen. Een gering weten wordt ieder mens bijgebracht. Maar hij zelf heeft het nu in de hand dit weten te vergroten. Want er kan hem ook alleen maar onder bepaalde voorwaarden een hoger weten worden overgebracht. En dit is al een teken dat de mens moeite doet zijn taak op aarde te vervullen. Maar hoe lichter het in hem wordt, hoe verder hij in inzicht vooruitgaat, des te meer bevrijdt hij zich uit de duisternis, uit het gebied van mijn tegenstander die het licht ontvlucht omdat het een bewijs is van Mij zelf en mijn aanwezigheid. U zult er dus eerst van overtuigd moeten zijn, dat Ik al bij u tegenwoordig ben wanneer er licht tot u komt in de vorm van mijn woord.

De overtuiging van mijn aanwezigheid zal dan ook uw hele wezen bepalen. U zult innerlijk vredig worden. U zult zich niet krachteloos voelen. U zult het gevoel van veilige geborgenheid ervaren en dus ook niets meer vrezen, ongeacht of het van buiten af of van binnenuit op u afkomt, of mijn tegenstander u door handlangers in het nauw tracht te brengen, of dat u zelf soms nog bent bevangen door kwellingen of zwakheden die innerlijke, geestelijke strijd in u teweegbrengen.

Het onvoorwaardelijke geloof in mijn aanwezigheid geeft u weer de innerlijke rust. En het schenkt u ook de kracht om de verzoekingen van buiten af te weerstaan.

En u die door mijn geest wordt onderricht, zou steeds dit onvoorwaardelijke geloof moeten hebben.

Het licht dat u ontvangt zou u ook het "Licht van eeuwigheid" moeten laten herkennen, dat zich zo duidelijk aan u openbaart. U zou zich waarlijk door dit bewijs van mijn tegenwoordigheid overgelukkig kunnen prijzen. U zou geen bange uren hoeven door te maken. U zou niet hoeven te twijfelen aan mijn eeuwigdurende, liefdevolle zorg voor u en aan de hulp die u voor uzelf afsmeekt. Want mijn aanwezigheid zou voor u een zeker bewijs moeten zijn, dat u tot de mijnen behoort die onder mijn voortdurende hoede staan. Maar u denkt nog te weinig aan mijn aanwezigheid. En toch ervaart u dagelijks opnieuw mijn werkzaam zijn bij u en in u, dat nu eenmaal alleen mogelijk is wanneer Ik bij u aanwezig kan zijn.

Maar u zou nog veel meer gebruik kunnen maken van mijn aanwezigheid. Want Ik wil alleen maar dat u bewust uw verbinding met Mij tot stand brengt. Dat u dus volledig bewust Mij zelf als in u werkend beseft en dat u vanuit dit inzicht nu ook vertrouwelijk met Mij omgaat. Dat u niet meer een afzonderlijk leven leidt, maar Mij voortdurend naast u weet.

En deze zekerheid zal een wonderbaarlijke uitwerking op u hebben. U zult rust uitstralen en kalmte. Een voortdurende bereidheid om te helpen zal u vervullen en u zult zich door niets meer van de wijs laten brengen, wat er ook om u heen en in de wereld gebeurt. U zult beslist deze gelukzalige zekerheid in u boven moeten laten komen. Want pas dan bezit u ook een levend geloof. Elk geïsoleerd zijn van Mij is opgeheven. U bent weer van Mij, zoals u het was in het allereerste begin. U bent dan ook vrij geworden van de macht die u tot nu toe gevangen heeft gehouden. En juist voor u zou het gemakkelijk moeten zijn, u bewust te zijn van mijn aanwezigheid bij u en dat ook te blijven. Want u wordt door Mij onderricht en mag dus een duidelijk bewijs van mijn liefde ondervinden, dat door mijn aanwezigheid mogelijk is (mogelijk wordt gemaakt). Ik kan alleen maar tot u spreken wanneer Ik zelf in u ben.

U zou nooit mijn stem vernemen zonder mijn tegenwoordigheid. En mijn geest die toch een deel van Mij is en eeuwig blijven zal, zou ook nooit in u werkzaam kunnen zijn. "Ik blijf bij u tot aan het einde van de wereld." Kon Ik u duidelijker mijn aanwezigheid beloven dan door deze woorden van Mij? En wanneer het licht in u wordt, wanneer u tot inzicht komt, dan is dat steeds het bewijs van een band tussen u en Mij die u wel zelf tot stand zult moeten brengen, maar die dan ook zo zeker is, dat u de vertrouwelijkste verhouding met Mij tot stand zult kunnen brengen, met uw God en Vader van eeuwigheid.

Geloof vast en onwankelbaar in mijn tegenwoordigheid en u zult zelf ervaren hoeveel gemakkelijker uw weg op aarde is.

Want alles wat u bezighoudt hoeft u alleen maar aan Mij toe te vertrouwen en Ik zal het voor u regelen, omdat u in mijn hulp gelooft zodra u ook in staat bent in mijn aanwezigheid te geloven. Nooit zou u dit kunnen begrijpen, wanneer Ik u niet al een graad van inzicht zou hebben geschonken. Wanneer uw ziel al niet enigszins verlicht was door licht dat juist in Mij zelf zijn oorsprong had.

En daarom is het voor een mens in geestelijke duisternis onmogelijk de geweldige liefde te begrijpen van een God en Vader die zelf contact zoekt met de mens om met hem te spreken.

Maar waar al een klein lichtje is ontstoken, kan het worden versterkt tot tenslotte elke duisternis uit het hart van de mens verdwijnt, omdat Ik zelf daar mijn intrek in heb genomen, omdat Ik dus zelf bij de mens aanwezig ben die licht van Mij heeft ontvangen.

Want Ik zelf ben het Licht van eeuwigheid.

Waar dus licht is, moet Ik ook onherroepelijk zelf zijn. En waar Ik ben, bestaat er geen aanleiding meer voor zorgen en leed. Want het geloof in mijn aanwezigheid is ook de zekerste garantie dat Ik zelf alles zo regel, zoals het goed is en de ziel tot heil strekt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte