Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6876

6876 Een geloof zonder de werken is geen geloof

23 juli 1957: Boek 74

U zou uzelf voor eeuwig niet kunnen verlossen als IK niet voor u het Verlossingswerk zou hebben volbracht, Het was Mijn Liefde, Die u uit een rampzalige toestand wilde uittillen, die uw eigen schuld was. Bijgevolg was het voor u een werk van genade en erbarming - het was een geschenk dat u zonder uw eigen verdienste ter beschikking staat, als u weer zalig wilt worden, zoals u was in het allereerste begin.

Daarom het gezegde: "U kunt alleen uit genade zalig worden". Zonder dit Verlossingswerk zou u zich de zaligheid nooit hebben kunnen verwerven, want uw kracht was te gering om uzelf op te heffen uit de diepte en uw wil was nog meer verzwakt, zodat u ook niet naar de vrijwording uit de keten van satan gestreefd zou hebben.

U moet dus onvoorwaardelijk een beroep doen op de genaden van het Verlossingswerk. En dat vereist in de eerste plaats het geloof in de goddelijke Verlosser JEZUS CHRISTUS, in WIE IKZelf MIJ belichaamde om voor u, mensen te lijden en te sterven - om als "Mens" JEZUS eerst een genadeschat te verwerven voor u. Zonder dat geloof in MIJ zal u zich nimmer met MIJ in verbinding stellen en MIJ verzoeken om hulp, om versterking van wil en kracht, om de weg opwaarts af te kunnen leggen.

Wat is echter te verstaan onder "geloven" in de goddelijke Verlosser? Wanneer de woorden: "Ik geloof in Hem" alleen voldoende zouden zijn, dan was waarlijk het grootste deel van de mensheid zeker van de verlossing, want deze woorden worden heel vaak en door veel mensen uitgesproken. Met deze woorden alleen kan IK echter geen genoegen nemen om eeuwig geluk te schenken volgens Mijn belofte: "Wie in MIJ gelooft zal zalig worden".

IK verlang een levend geloof, de volle innerlijke overtuiging van datgene wat u mensen geleerd wordt over het kruisoffer door hen, die in Mijn opdracht u het evangelie verkondigen. Om tot deze innerlijke overtuiging te komen is echter reeds een ontwaakte geest vereist, die de mens van binnen uit opheldering verschaft, die hem het inzicht ontsluit over de aanleiding - over de beweegreden van het Liefdewerk, dat de "Mens" JEZUS volbracht heeft. Pas wat de mens begrijpt, kan hij ook overtuigd geloven.

Derhalve moet de mens de geestvonk in zich de mogelijkheid geven zich te uiten, wat weer alleen de liefde bewerkt. Een geheel liefdeloos mens kan ook de woorden uitspreken: "Ik geloof in JEZUS CHRISTUS" maar hem ontbreekt de innerlijke overtuiging en dus kan hij zich ook niet de zaligheid verwerven. Alleen de liefde herkent de beweegreden van Mijn Liefde, en daarom verlang IK een door de liefde levend geworden geloof. Maar ook het begrip liefde moet worden toegelicht, want ook dit woord wordt vaak misbruikt. Liefde zult u, mensen steeds voelen, maar welke kant op deze liefde van u is gericht - dat moet u uzelf vragen. U moet leren onderscheiden tussen de verlangende en de gevende liefde, de aardse en de zuiver goddelijke Liefde, die steeds gelukkig wil maken.

Dat een aards gerichte liefde niet de goddelijke geestvonk in u tot leven wekt, is dus begrijpelijk. Dus moet het de onbaatzuchtige liefde zijn,die gelukkig wil maken, die eerst in de mens ontstoken moet worden en dan het "werken van de geest in hem", toelaat. Deze liefde is kracht die de mens nooit met rust laat die haar eenmaal in zich ontstoken heeft, die onophoudelijk aanspoort om werkzaam te zijn in liefde, waarvoor gevoelsopwellingen niet voldoende zijn - maar die de mens zelf in zijn wezen verandert zodat hij steeds meer contact zoekt met MIJ, want: "Wie in de liefde blijft die blijft in MIJ en IK in hem". En zo'n liefde brengt dan ook het levend geloof voort, want de verbinding met MIJ - door de liefde - kan hem nu ook het helderste inzicht verschaffen, zodat hem ook de betekenis van het Verlossingswerk in alle helderheid duidelijk is en hem nu niets meer in zijn geloof aan het wankelen kan brengen.

"Wie in de liefde blijft die blijft in MIJ en IK in hem". Wie deze Woorden ernstig overdenkt moet dan ook inzien dat een mens die door de liefde ten nauwste met MIJ verbonden is, ook met de Kracht van Mijn Liefde doorstraald wordt - dat deze stroom van kracht ook in hem wordt uitgestort, dat deze krachtstroom nu echter ook geen werkeloosheid meer toelaat. Die Liefdekracht moet dus op een of andere wijze een uitwerking hebben - en wel op een wijze die ook van de Bron van die Kracht getuigt in een door GOD gewilde activiteit, nml.in werken van liefde van allerlei aard.

Zo'n mens kan niet meer zonder daden van liefde leven zodra hij door de Kracht van Mijn Liefde doorstroomd wordt, en zo zal zijn liefde zich vanzelf bewijzen door het beoefenen van goede werken. De mens zal dan van zijn liefde tot MIJ a.h.w.blijk geven door daden van onbaatzuchtige naastenliefde en zich daardoor steeds vaster met MIJ verenigen en dientengevolge gered zijn voor tijd en eeuwigheid. Dan gelooft hij ook in MIJ en Mijn verlossingswerk, dan heeft hij reeds de verbinding gevonden, want zijn blijken van liefde laten zien dat hij vrij is van Mijn tegenstander - die voor de liefde vlucht, omdat hij zelf zonder enige liefde is.

Geen mens die zonder liefde is zal een levend geloof hebben - en geen mens zal liefde in zich voelen die deze niet in goede werken tot uitdrukking brengt want de liefde is in zich een kracht die aanspoort tot liefdevolle werkzaamheid. Dat is ook de reden waarom in de laatste tijd geen levend geloof in JEZUS CHRISTUS en Zijn Verlossingswerk meer te vinden is - omdat de liefde onder de mensen verkoeld is. Daarom moet steeds weer de liefde als het voornaamste gepredikt worden. De liefde tot de naaste moet zo sterk naar voren worden gebracht, omdat deze pas het bewijs is van de liefde tot MIJ. De naastenliefde zal ook steeds daden vergen, het zij van lichamelijk of geestelijke aard, aardse of geestelijke hulpverlening die begrijpelijkerwijs toch alleen gewaardeerd wordt als liefde de drijfkracht ervan is. Hoe gemakkelijk is dit alles toch te begrijpen, hoe verward is en blijft echter het denken van de mensen zonder liefde. De "verlossing" bestaat echter daarin dat de mens zijn weerstand opgeeft en zich weer laat aanstralen door de Kracht van Mijn Liefde - zoals eens, toen het geestelijk wezen nog volmaakt was. Eens bent u vanuit de Liefde uitgegaan en allen zult u weer tot liefde worden, want pas dan zult u zalig zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte