Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6629

6629 Laatste reddingspogingen - Laag niveau van de mensen

27 augustus 1956: Boek 71

En wanneer er een engel van de hemel naar beneden zou komen om de mensen het evangelie te brengen, ze zouden het niet geloven. Want de wil om af te wijzen is in de eindtijd zo sterk omdat mijn tegenstander grote macht heeft over de mensen en omdat de afstand tot Mij zo groot is dat ze niets goddelijks kunnen voelen of vatten, omdat de aarde hen zo in z’n greep houdt dat ze niet in staat zijn zich in geestelijke gebieden te verplaatsen en daarom al het geestelijke wordt afgewezen of geloochend. Dit is een heel duidelijk teken van het dichtbijzijnd einde, want juist deze instelling brengt Mij ertoe een einde te veroorzaken omdat er geen positieve ontwikkeling op deze aarde meer kan bestaan. Want de mensen veranderen niet, ze worden veeleer steeds wereldser en steeds ongeschikter om geestelijke stromingen op te nemen. En daarom is het steeds moeilijker de mensen mijn evangelie te verkondigen. Het is steeds moeilijker hun denken te veranderen en hun hart ontvankelijk te maken voor mijn woord, omdat ze het niet herkennen als mijn woord en daarom hun oren sluiten, maar zodoende ook het middel afwijzen dat hen zou kunnen helpen en uit de diepte verheffen. Heel sporadisch gaat er een oor open en maar heel zelden wordt het woord door het hart opgenomen en ook herkend als goddelijke gave.

En ter wille van deze enkelingen grijp Ik niet eerder in, maar laat Ik eerst de dag dichterbij komen die bepaald is sinds eeuwigheid, ofschoon het lage niveau van de mensen al een trede heeft bereikt die een einde vereist. Maar iedere afzonderlijke ziel die Ik nog zal winnen is Mij dit uitstel waard. Iedere afzonderlijke ziel die van goede wil is sta Ik helpend terzijde en Ik laat haar de weg vinden naar verkondigers van mijn woord. Maar van deze zielen zijn er nog maar heel weinig en spoedig is de tijd vervuld. Spoedig zullen de aankondigingen toenemen die op het einde wijzen en spoedig zal voor alle mensen het uur van het oordeel slaan. In een tijd waarin mijn tegenstander de heerschappij heeft omdat de mensen zich bij hem hebben aangesloten zal de arbeid van mijn dienaren op aarde bijzonder moeilijk en ook vaak zonder resultaat zijn en toch moet ze worden gedaan, want niemand moet kunnen zeggen, van Mij uit geen genade te hebben ondervonden. Ieder mens moet een keer door Mij zijn aangesproken en het pad van ieder mens zal door een bode van Mij worden gekruist, alleen kan er op deze bode geheel geen acht worden geslagen of dat zijn gaven worden afgeweerd, maar dat wordt door de wil van de mens zelf bepaald. En deze wil moeten mogelijkheden ter beproeving worden geboden, waartoe dus ook het aanbieden van mijn woord hoort dat nooit onder dwang aan een mens kan worden overgebracht.

En evenzo zullen nog afschrikwekkende gebeurtenissen zulke mensen herhaaldelijk treffen, wier hart verhard is, en ook dan nog kunnen ze zich uit hun verstarring losmaken, want tot de laatste dag probeer Ik nog de mensen redding te brengen. Ik laat er geen vallen voor het einde, maar Ik kan het einde niet langer uitstellen dan mijn plan van eeuwigheid het heeft voorzien om de zielen van hen die verloren zijn niet nog dieper te laten zinken, om hun een nog smartelijker lot te besparen dan de hernieuwde kluistering in de scheppingen van de nieuwe aarde is, die daarom ook op de vastgestelde tijd moet plaatsvinden.

En Ik weet waarlijk wat goed is voor de zielen van de mensen en Ik weet ook hoe Ik ze kan beschermen tegen het uiterste. Maar mijn dienaren op aarde zal Ik kracht geven opdat ze - ondanks schijnbaar ontbrekend succes - toch vlijtig werkzaam zijn in mijn wijngaard, want geen arbeid is tevergeefs gedaan en eenmaal zullen ze het ook zelf inzien en gelukkig zijn, door hun arbeid aan de zielen te hebben bijgedragen aan de verlossing van het geestelijke, omdat mijn zegen op elke arbeid rust die graag en met vreugde wordt gedaan voor Mij en mijn rijk.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte