Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6625

6625 Denk aan de tijd na de dood

18 augustus 1956: Boek 71

Eenmaal zult u allen het aardse lichaam moeten afleggen en uw ziel zal een andere verblijfplaats worden toegewezen. Geen van u zal zijn lot ontgaan, een ieder heeft met zekerheid het einde van zijn lichamelijk leven te verwachten. Dus dit ene weet u, dat uw bestaan op aarde begrensd is en dat niemand zich kan verweren tegen de dood van het lichaam wanneer zijn uur gekomen is. Maar ondanks deze zekerheid leidt u een leven op deze aarde alsof het nooit zal ophouden. U maakt plannen en werkt steeds alleen voor later, zonder te weten of u dit later nog beleven zult. U houdt geen rekening met datgene wat echter zeker voor u is. U werkt en ploetert alleen voor het korte leven op deze aarde dat niet blijft duren. Uzelf zult echter niet vergaan, uw ziel blijft ook na uw lichamelijke dood in leven en uw ziel is uw eigenlijke ik. Dus is er voor u eigenlijk geen sterven, alleen een verandering van uw verblijfplaats.

Als u hier zeer ernstig over nadenkt, dan zult u wijs handelen als u er voor zorgt dat juist die verblijfplaats hierna u gelukkig maakt. U zult dan uw zorg verschuiven naar de tijd waarin u niet meer op deze aarde vertoeft, maar in het hiernamaals het leven verder leidt dat dan zodanig is dat het overeenkomstig uw aardse levenswandel is. U allen zou ook ijveriger zijn als u daarin zou geloven. Hoe meer uw zorg uitgaat naar het behoud van uw lichaam, hoe minder u gelooft dat u voortleeft. En daarvan kan u geen bewijs gegeven worden, omdat uw aards bestaan niet door vrees mag worden bepaald, die echter in u die niet uit vrije wil opwaarts streeft, elke zekerheid van een voortleven na de dood zou wekken. Zij die vrijwillig streven hebben die zekerheid wel in zich. Ze geloven, maar juist omdat zij streven naar boven te gaan. Een streven geboren uit angst voert niet tot voleinding. Daarom kan u mensen niet bewezen worden dat er een leven is na de dood. Maar ieder mens die er ernstig over nadenkt en altijd het juiste wil doen, kan het geloof daaraan in zich opwekken.

Steeds duidelijker worden de mensen gewezen op de snelle vergankelijkheid van alles wat zij veel te hoog waarderen. Er worden mensen midden uit het leven weggerukt zodat ieder daaruit zou kunnen leren ook zijn leven als een geschenk te beschouwen dat hem elke dag ontnomen kan worden. Hij hoeft alleen maar de gedachten de vrije loop te laten die bij hem opkomen naar aanleiding van de plotselinge dood van een medemens. Hij hoeft alleen maar de gestorvene te volgen in de oneindigheid. Hij hoeft zich alleen maar vaker bezig te houden met hem die niet vergaan is maar alleen zijn verblijfplaats verwisseld heeft. En waarlijk, er zouden zich vanuit het geestelijke rijk handen naar hem uitstrekken die hem op willen trekken.

Maar al heeft de mens niet de zekerheid van een verder leven, toch zou hij met de mogelijkheid rekening moeten houden en als gevolg van de dood van medemensen zou hij zich steeds weer deze mogelijkheid moeten voorstellen. En hij zou zich moeten afvragen hoe zijn lot er wel uitzag als hij plotseling zou sterven. Want zolang de mens niet kan bewijzen - wat ook nooit mogelijk zal zijn - dat er geen leven na de dood is, zou hij steeds voorzorgsmaatregelen moeten treffen. En het zal hem nooit berouwen als hij op de aarde niet alleen aan het lichaam denkt maar ook aan de ziel. Als hij op aarde een beetje geestelijke rijkdom vergaart die hem dan in het geestelijke rijk opwaarts helpt. Dan zal de ziel oogsten wat zij als mens op aarde gezaaid heeft, en gezegend de ziel die al op aarde voorzorgsmaatregelen heeft getroffen voor de eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte