Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6480

6480 De werkzaamheid van slechte geesten Bezetenheid

19 februari 1956: Boek 69

Het verlossingsproces van het gevallen geestelijke vindt zo plaats zoals Mijn Wijsheid het sinds eeuwigheid besloten heeft, want IK alleen ken de misvorming van datgene, wat eens uit MIJ in alle volmaaktheid is voortgekomen en daarom ben IK ook op de hoogte van de middelen en wegen hoe (het gevallene) zijn vroegere gedaante weer kan verkrijgen, hoe het de volmaaktheid van weleer bereiken moet.

Mijn doel, dat IK ook zeker eens bereiken zal, is het vergoddelijken van Mijn schepselen. Maar dit vergoddelijken vergt ondenkbaar lange tijden; voor menselijke begrippen vraagt het eeuwigheden, terwijl voor MIJ de tijdsduur van geen belang is, want IK ben in alle eeuwigheid.

Zolang het wezenlijke het bewustzijn is afgenomen, zolang het geestelijke dat IK heb doen uiteenvallen ten behoeve van het bereiken van zijn bestemming, nog de meest verschillende scheppingen doorloopt, ontbreekt dit geestelijke ook nog het tijdsbesef. Pas wanneer de zielepartikeltjes die bij een oerwezen behoren weer zijn samengekomen en als "ziel" nu het menselijke lichaam betrekken, wordt dit wezen ikbewust en ook de tijd wordt hem nu tot een begrip.

Nu hoeft het wezen, de eens gevallen oergeest, nog maar korte tijd aan zichzelf te werken om het verlossingsproces te beëindigen, wanneer het daartoe bereid is. Maar in deze korte tijd van het aardse leven komt het er op aan met alle krachten het doel na te streven, de laatste reiniging uit te voeren, de ziel van alle slakken te bevrijden die haar nog aankleven omdat ze zich nog in het werkingsgebied van diegene bevindt die de schuld was van haar val in de diepte.

En zijn gebied is vol van slechte geesten, wezens van het soort die faalden in het aardse leven, die de wil niet op konden brengen zich van hem los te maken, die in hun aard op hun heerser lijken en die vervuld zijn met haat tegenover al het wezenlijke dat opwaarts streeft. Deze slechte geesten omgeven de mensen en ze proberen invloed te verkrijgen op de ziel, op het denken, voelen en willen van de mens. En de mens moet nu met al zijn krachten tegen hun kwellingen strijden, wat hij echt ook kan met de hulp van JEZUS CHRISTUS.

Dus zullen die geestelijk kwade wezens alle slechte eigenschappen in een mens proberen aan te wakkeren, en bijgevolg kan men zeggen dat elke slechte gewoonte, elke ondeugd, elke onedele eigenschap de inwerking is op de menselijke ziel door zulke laagstaande geesten en dat deze boze geesten zich ook kunnen nestelen in de mens, wanneer hij zich geheel door hen laat beheersen, wanneer hij helemaal niet van zins is weerstand aan hen te bieden.

Dan zal hij zich grote inspanningen moeten getroosten om die kwade geesten kwijt te raken en alleen maar het zich standvastig aansluiten bij JEZUS CHRISTUS, het innige gebed tot HEM om hulp, zal hem bevrijden van die wezens, die echter zelf nog helemaal afwerend staan tegenover iedere straal van liefde, omdat ze als satan's aanhang al het goede haten en het hun daarom ook niet geoorloofd is zich in mensen te nestelen die bewust naar MIJ streven. Weliswaar zullen ze steeds van buitenaf inwerken, maar ze kunnen ruim van te voren worden afgeweerd. Hebben ze echter eerst eenmaal bezit genomen van de ziel, dan is het uiterst moeilijk van hen bevrijd te worden en vereist een sterke wil. En dan zou u, mensen kunnen spreken van bezetenheid, dan is het werkzaam zijn van satanische krachten duidelijk te zien.

En de verklaring ligt hierin, dat de ziel in haar ontwikkeling tevoren nog niet een (hogere) graad bereikt heeft, de tijd van haar belichaming echter dichterbij is gekomen, en dat daarom de strijd op aarde bijzonder zwaar is om al haar aandriften, slechte gewoonten en begeerten kwijt te raken, die de lage geesten de mogelijkheid geven haar in het nauw te brengen of zelfs bij haar binnen te sluipen.

Van zichzelf is de ziel een gevallen oergeest, waartegen andere oergeesten in opdracht van hun heer strijden, om hem het terugkeren onmogelijk te maken. Maar IK Zelf sta aan de kant van die gevallen oergeest en door Mijn werk van Verlossing is er een barrière opgericht tussen die oergeest die als mens over de aarde gaat en de slechte geesten uit de diepte.

Iedere ziel die MIJ en Mijn werk van Verlossing belijdt, zoekt bescherming achter die barrière en kan niet meer door die kwade geesten in het nauw worden gebracht op zo'n manier, dat hij hun ten prooi valt. Alleen de giftige adem uit de duisternis kan haar d.m.v. gedachten aanraken, wat voortdurende waakzaamheid, voortdurend gebed en innige aaneensluiting met MIJ nodig maakt. U, mensen bent dus niet overgeleverd aan de activiteit van deze satanische krachten, wanneer u zelf u daartegen verweert.

Want daarvoor ben IK aan het kruis gestorven, dat de macht van satan gebroken is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte