Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6419

6419 Bezetenheid

8 december 1955: Boek 68

De mens moet zich steeds voorstellen dat hij door goede en door kwade krachten wordt beïnvloed die beide zijn ziel voor zich willen winnen. Met de beïnvloeding door geestelijke krachten in uw leven zult u echter rekening moeten houden wanneer uw denken op de waarheid is gericht. De wil van de mens is vrij en toch kan welke invloed dan ook buitengewoon sterk zijn wanneer de mens karaktertrekken in zich heeft die lijken op die van de beïnvloedende wezens.

U zult dat zo moeten zien: meer of minder is ieder mens belast met aandriften of karakteristieke eigenschappen uit de tijd van voor zijn belichaming als mens en meer of minder moet hij dus strijden omdat hij ze kan overwinnen of afleren wanneer hij dat ernstig wil. Maar zulke, de mens belastende soorten aanleg kunnen ook geestelijke wezens met dezelfde aard gelegenheid geven binnen te sluipen, zo'n geestelijke kracht kan dus dan de ziel van de mens beheersen, wat u mensen bestempelt als bezetenheid. Maar is dit gelukt, dan is de ziel van haar verantwoordelijkheid ontheven, daar het haar als het ware onmogelijk wordt gemaakt de vrije wil te gebruiken, want die andere wil is sterker en zet de mens tot handelingen aan die niet de wil van de ziel hoeven te zijn. Dan is dus schijnbaar een "vrije" wil uitgeschakeld, ofschoon hij het wezen niet is ontnomen, hij kan alleen niet worden gebruikt in het stadium dat moet dienen om de ziel te beproeven. Dan moet er dus rekening worden gehouden met de wil van een wezen dat aards niet ter verantwoording kan worden geroepen omdat het onbereikbaar is. Maar de mens zelf is evenmin aansprakelijk te stellen daar hij "beheerst" wordt.

Waarom en met welk doel dit nu is toegelaten, is u mensen niet in een paar woorden duidelijk te maken, want ook in het rijk der lage geesten bestaan er wetten die altijd vervuld worden en ook weer de vrije wil als motivering hebben. Maar tegen mijn wil of mijn toelating in zouden die wezens zich niet van het lichaam van een mens kunnen bedienen en soms hangt ook de verlossing van hen ervan af omdat ook zulke krachten kunnen veranderen als ze daartoe geneigd zijn, zoals ook heel bijzondere beweegredenen zo'n toelating van mijn kant kunnen motiveren. En begrijpelijkerwijs kan dan de eigenlijke ziel van de mens niet ter verantwoording worden geroepen. Er wordt haar echter gelegenheid geboden de haar ontnomen tijd voor het beproeven van de vrije wil in te halen, vaak ook nog in het aardse leven, wanneer het gelukt is die geest te verdrijven, wat wel mogelijk is bij een juiste instelling tegenover Mij en een waar geloof in Mij. Maar er moeten dan mensen meehelpen, want zulke geestelijke wezens geven niet gemakkelijk hun macht over het lichaam op. Maar ze kunnen ertoe worden gebracht door ernstig Jezus Christus aan te roepen. De naam van Degene die mijn tegenstander overwon kan wel het werk van deze verlossing volbrengen, maar Hij moet in alle gelovigheid worden uitgesproken opdat Ik dan die geest kan gebieden zijn menselijk omhulsel te verlaten.

In de eindtijd is er een uitgesproken werkzaam zijn van de krachten van beneden en veel lichamen worden door hen in bezit genomen, maar steeds alleen dan, wanneer de ontwikkelingstijd van voor de belichaming voorbij is gegaan zonder de ziel zo'n rijpheid te hebben opgeleverd dat ze zich zelf kan verweren tegen die inbezitneming, omdat ze niet de nodige bekwaamheden biedt die het de slechte krachten toestaat tot inkeer te komen. Haar tijd zal echter vervuld zijn. Ook de ontbrekende zielerijpheid staat een belichaming als mens toe, hem zelf of ook die geestelijke kracht nog een mogelijkheid biedend, zich te verlossen voor het einde. De ziel zelf zal moeilijk het doel bereiken, maar onmogelijk is het haar niet wanneer de medemensen zo'n ziel opnemen en haar helpen van haar pijniger af te komen, om welke reden ook hier weer een missie is te zien, een hulpverlening waaraan mensen kunnen deelnemen en die als werk van erbarmende naastenliefde grote zegen oplevert.

Waar de wil van de mens als het ware gebonden is, moet de wil van de medemensen buitengewoon sterk streven naar diens redding en als dit in barmhartige liefde gebeurt, zal het ook succes hebben. Liefde zal bij zulke mensen veel bereiken, omdat óf die kwade geest er weldadig door wordt geraakt en hij zich een verandering van wil voorneemt, óf hem het verblijf in de menselijke vorm zo onbehaaglijk wordt dat hij die verlaat omdat hij vlucht voor de liefde. Liefde is de enige kracht die kan verlossen, zowel zo'n mens alsook een kwade geest die zich in hem ophoudt, want de liefde behaalt altijd de zege.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte