Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6013b

6013b Het spreken in tongen - Waarschuwing voor een bedrieglijke geest

1 augustus 1954: Boek 65

En dan zal de mens dingen volbrengen, die de medemensen niet natuurlijk voorkomen, die het natuurlijke vermogen van een mens ver overtreffen. Hij zal op de hoogte zijn van zaken, die anders voor de mens verborgen zijn. Hij zal overtuigd en begrijpelijk de mensen opheldering kunnen geven over zaken, die een mens met zijn verstand alleen niet kan doorgronden. Hij zal gebieden kunnen betreden, die voor de medemensen niet toegankelijk zijn. Hij zal de kracht hebben zieken te genezen, wonderen te verrichten of ook in staat zijn helder schouwend in de toekomst te kijken. Er zullen in hem vermogens tevoorschijn komen, die hij nooit in zich heeft ontwikkeld. Hij zal vreemde talen spreken en ook kunnen verstaan, wanneer dat nodig is en dienstig voor de ontwikkeling van de ziel van de medemensen. Hij zal op elke manier worden beïnvloed door goddelijke Kracht, maar meestal alleen één van deze gaven van de Geest bezitten, omdat de vereisten voor elke Geestesgave andere zijn. Alle vereisten zijn echter zelden bij één mens te vinden. Elke van deze gaven van de Geest moet haar doel vervullen, dat wil zeggen elke moet ten nutte kunnen worden gemaakt.

De gave van genezing van zieken zal - buiten het lichamelijk gezond worden - ontegenzeglijk ook tot het gezond worden van de zielen bijdragen, omdat de mensen leren geloven in de Kracht van de Geest, die door het sterke geloof van zowel de genezer als ook van de zieken ertoe wordt gebracht, zich weg te schenken. Evenzo kunnen ook voorspellingen van toekomstige gebeurtenissen de medemensen bewegen, hun levenswandel te veranderen tot boete en terugkeer, omdat deze voorspellingen steeds alleen de aardse uitwerkingen van het geestelijk lage niveau van de mensen betreffen. Het verkondigen van de waarheid door de goddelijke Geest draagt er tevens toe bij, het geloof tot leven te wekken en tot ommekeer van de leefwijze en is bijgevolg toch weer als geestelijke factor te waarderen als van het grootste belang. Alleen wat ertoe bijdraagt geestelijke resultaten te behalen, kan als het werkzaam zijn van de Geest worden aangeduid, want wat zijn oorsprong heeft in God kan niet anders dan vol van licht zijn. Het moet licht brengen en het onduidelijke bloot leggen. Het kan geen nog diepere duisternis uitstralen, dan er al onder de mensheid is.

Maar de Geest Gods kan ook op een mens inwerken, om van hemzelf de toestand van duisternis af te nemen, om een licht te ontsteken in het hart van de mens, om de ziel van haar omhullingen te ontdoen, zodat de ziel jubelt en juicht en met lofprijzen denkt aan haar God en Vader, Die haar verlichting schenkt. Deze inwerking betreft meer de ziel dan het verstand van de mens, om welke reden deze gave van de Geest voor de mens niet herkenbaar hoeft te zijn, maar soms ook de uiterlijke mens zo sterk treft, dat hij probeert zich in onbegrijpelijke woorden te uiten. Een gebeurtenis, die de mensen met “spreken in tongen” aanduiden, maar die steeds alleen de mens zelf betreft. Een gave van de Geest, die bijna iedere gewekte zijn eigendom kan noemen, maar die alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen zo sterk is, dat de medemens een verandering kan waarnemen. Want ieder mens, wiens Geest is gewekt, bespeurt de aanraking van zijn ziel op een zodanige wijze, dat zijn ziel zich lovend en dankend tot God verheft; dat ze zich aan Hem overgeeft en dat ze innerlijke vrede vindt en gelukzaligheid. Dan spreekt zijn “ik” in gedachten met God. Dan spreekt hij zonder woorden onafgebroken met God. En naar deze gave van de Geest moeten allen voor zichzelf streven, om dan ook voor God en Zijn rijk op te kunnen komen, om dan zelf als Zijn medewerker het verlossingswerk uit te voeren, dat gezegend is. Maar gewaarschuwd moet worden voor de bedrieglijke geest, want ook deze doet zich gevoelen, waar hij binnen kan sluipen; waar hoogmoed, zelfingenomenheid, geldingsdrang nog in de zielen overheerst, die dan ook die geest de mogelijkheid geven, zich op een manier te uiten, die eveneens niet natuurlijk aandoet, maar in plaats van licht alleen verwarring en onrust achterlaat, door situaties, die op ernstige medemensen afstotend werken en alleen bij diegenen vreugde en instemming teweeg brengen, die zelf aan deze geest toebehoren. Daarom: geloof niet iedere geest en onderzoek, doordat u let op het lichtschijnsel, in welke sterkte het oplicht. Want God is Licht. Wat van God uitgaat is Licht. En zo moeten de goddelijke gaven van de Geest onvoorwaardelijk stralend licht achterlaten, daar het anders begoochelingen van de satan zijn, waarmee hij, in het bijzonder in de eindtijd, de ogen van de mensen alsmede hun ziel wil verblinden, opdat ze in nog grotere duisternis vallen en niet in staat zijn, het ware licht te herkennen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte