Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6005

6005 Het eigenmachtig beëindigen van het leven

19 juli 1954: Boek 65

Er is u mensen een tijd toegekend om de laatste verlossing uit uw boeien, het uiteindelijk e vrij worden uit de vorm, te bereiken. Maar de tijdsduur is verschillend, zoals Ik het als juist inzag voor uw ziel. Niet willekeurig wordt uw aardse leven van Mij uit beëindigd. Van ieder persoonlijk is de rijpheid van de ziel Mij bekend en zo ken Ik ook het gevaar van een terugval, of de mogelijkheid van een verdere vooruitgang op aarde. En mijn liefde en barmhartigheid maakt ook vroegtijdig een eind aan een mensenleven, om die ziel te beletten achteruit te gaan. Of, Ik zie de mogelijkheid van een verandering in het laatste uur en verleng daarom de levensduur steeds volgens wijs raadsbesluit, want Mij is alles bekend wat een ziel tot heil strekt.

En nu zult u begrijpen welk een zwaarwegend vergrijp een eigenmachtig beëindigen van het aardse leven is. Wat voor een zonde u begaat dat u op mijn liefde en barmhartigheid vooruitloopt en de gelegenheden niet benut die uw ziel geboden werden om tot voltooiing te komen. U grijpt in mijn heilsplan in en u berokkent uw ziel een schade die eenmaal een overgroot berouw en zelfverwijten in u teweeg zal brengen, maar niet meer goed te maken is in het hiernamaals. Want de begunstigingen die u op aarde zou moeten en kunnen benutten, kunnen u in het rijk hierna nimmermeer geboden worden. U heeft voor uzelf onherroepelijk iets verspeeld, zelfs al lukt het u uw zielstoestand iets te verbeteren wanneer u nu uw weg omhoog zoekt. Doch er bestaat een groot gevaar dat de ziel wegzinkt, dat zij zich verzet zoals haar eigenmachtig beëindigen van het leven een verzet was, en dat zij in dit zich afwenden volhardt. Zulke zielen hebben zeer veel hulp nodig opdat zij niet voor eeuwig lange tijden verloren gaan, maar er geschiedt ook hun alleen maar naar hun wil. Ik sta waarlijk allen bij, ook in de grootste nood, die dadelijk verminderen zal als de mens maar aan Mij denkt, als hij naar Mij roept om hulp.

En de nood is ook alleen maar het middel om uw aandacht op Mij te vestigen, opdat u nu ook van uw aardse leven een succes zult kunnen maken. De nood treft de mensen niet zonder reden, want hun ziel is in gevaar waaruit zij door deze nood een uitweg moet vinden. En hoe meer zij zich verhardt tegen Mij, des te meer brengt zij zichzelf in gevaar, om tenslotte mijn wil te trotseren en het leven dat mijn liefde en genade haar geschonken heeft voor de uiteindelijke verlossing weg te gooien. Want de belichaming als mens is voor de ziel een genade, een geschenk van mijn liefde. Het is de laatste trede omhoog die zij mag gaan om dan voor eeuwig vrij en zalig te kunnen zijn. De ziel is vlak bij haar doel aangekomen en daarom voor haar handelen verantwoordelijk, als zij geen gebruik maakt van dit genadegeschenk maar het weggooit in een verblind denken.

Mij is elke opwelling van het menselijk hart bekend en Ik oordeel waarlijk rechtvaardig. Ik houd rekening met de zwakheid van mijn schepselen, maar deze bestaat niet buiten haar schuld en de vrije wil van de mens drukt hem terneer zodra die wil verkeerd gericht was en dus misbruikt werd. De mens kan aan zijn nood geen einde maken door zelf in te grijpen, hij moet er mee verder. Hij zal geen uitweg vinden uit zijn nood en daarom zal de ziel ontzaglijk lijden in het rijk hierna, tot zij deze op dezelfde wijze meester wordt als zij het ook kon op de aarde. Tot zij tot Hem haar toevlucht neemt, die Heer is over lijden en nood omdat Hij overwinnaar is van zonde en dood.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte