Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5666

5666 De gelukzaligheid van het lichtrijk - Genot en verrukking

3 mei 1953: Boek 62

Een gelukzalig leven wacht de mijnen in het geestelijke rijk als ze van deze aarde scheiden, als ze hun levensloop hebben beƫindigd en de aardse gestalte nu voor altijd kunnen verlaten. Alles wat hen belastte valt van ze af. Vrij en licht voelen ze zich en het lichtrijk ontvangt hen, waarvan de bewoners hen tegemoet treden om ze nu binnen te leiden in hun eigen gebied. U mensen is er geen beschrijving van te geven, welke verrukkingen ze ondervinden en hoe het rijk eruit ziet dat ze nu bewonen. Het zijn bovennatuurlijke vormen en begrippen, het is een heel andere sfeer, waarvoor vergelijkenderwijs niets op aarde zou kunnen worden aangehaald en toch vinden de zielen meteen de weg. Ze weten dat het hun ware vaderland is, want de ziel heeft het eertijdse bewustzijn ontvangen en is overgelukkig omdat ze de oneindige liefde en genade herkent waarmee Ik ze heb geleid vanaf het begin tot aan het doel.

De mens kan op aarde deze gelukzaligheden niet ervaren die hem daar wachten, want als gebonden aan de aarde is zijn ervaren slechts beperkt en hij zou sterven wanneer zijn ziel al op aarde deze heerlijkheden zou kunnen waarnemen, die ze nu echter onafgebroken kan genieten zonder te vergaan. Maar door de liefde voor Mij en voor de naaste ontwikkelt de mens zich op aarde en maakt zich als het ware bekwaam lichtstralingen op te nemen waarin hij zich nu in het geestelijke rijk voortdurend kan ophouden en onmetelijk geluk meemaakt. Het is het geluk van beantwoorde liefde, die echter ook steeds tot werkzaam zijn in liefde aanspoort omdat de ziel nu geven wil zoals zij ontvangt, omdat ze niet anders kan dan weer geluk bereiden bij diegenen die nog ongelukkig zijn.

De wil van de mens garandeert op aarde de vooruitgang van de ziel, maar hij moet serieus zijn. Hij moet diep in het hart zich op Mij richten, hij mag niet alleen door lege woorden te kennen worden gegeven, die Ik altijd als leeg doorzie, die niet in geest en in waarheid uitgesproken worden en die ook niet gevoeld worden zonder dat de mond ze uitspreekt. Wie echter ernstig wil, bereikt zijn doel. En de beloofde gelukzaligheden die hem wachten moeten hem ook gelaten het leed laten dragen, want dit vergroot alleen de graad van gelukzaligheid in het geestelijke rijk, terwijl anders de ziel in het hiernamaals nog door donkere sferen moet gaan en lange tijd nodig heeft tot ze in het lichtrijk binnen kan gaan. En Mij zal waarlijk geen wezen hoeven te ontberen dat naar Mij verlangt en naar mijn liefde. Ik zal het doorstralen en in een staat van hoogste gelukzaligheid plaatsen. Ik zal alle leed en ellende veranderen in genot en verrukking. Ik zal duizendvoudig vergelden wat een mens op zich neemt uit liefde voor Mij en Ik zal koninklijk belonen die voor Mij en mijn rijk strijden op deze aarde. Ik bereid hun een lot in het huis van de Vader, dat hen eeuwig gelukkig zal maken.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte