Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5594

5594 Het overwinnen van de materie

3 februari 1953: Boek 61

Word uzelf ervan bewust dat alles vergankelijk is en dat uzelf evenzo een vergankelijk lichaam hebt. Dat u alles achter moet laten wanneer het uur van scheiden van de aarde is gekomen, dat dan alleen uw ziel zal blijven bestaan. En wel in de zelfde gesteldheid als die u haar zelf op aarde gegeven hebt. U moet uzelf bewust worden dat zij dezelfde houding die u als mens tot de wereld had, meeneemt in het geestelijke rijk, dat zij daar dus evenzo hangt aan de materie of deze veracht, zoals zij het op de aarde gedaan heeft.Dat dan echter een bovenmate leedvolle toestand haar lot zal zijn wanneer alleen de materie haar verlangen en begeren was, die zij nu moet achterlaten en arm en ellendig het rijk hierna ingaan. Daarentegen, hoe geheel vrij en gelukzalig zal zij zijn als geen aardse dingen haar belasten, wanneer op aarde haar streven en begeren reeds geestelijk gericht was.

Mensen bedenk toch, dat de wereld u slechts schijngoederen kan schenken die niet.blijvend zijn. Dat u zich daar echter tot slaaf van maakt wanneer u ze niet overwint en als schijngoederen inziet. De hebzucht naar aardse goederen is het grootste gevaar voor de menselijke ziel, en de hebzucht is sterk bij de mensen op deze aarde en groeit steeds aan, hoe dichter het einde nadert. De mensen zijn in hun geest geheel verblind en hun denken is verward. Zij ijveren en werken alleen voor wereldse zaken maar slaan geen acht op hun zielen die zij gebrek laten lijden, en toch blijven die alleen maar bestaan wanneer al het andere verdwenen en vergaan is. En toch worden de mensen onophoudelijk er op gewezen hoe nutteloos hun doen en laten is, welk lot hun ziel wacht na de dood. Zij worden weliswaar daar op gewezen, kunnen echter alleen gewaarschuwd en vermaand worden, echter niet gedwongen tot verandering van hun vrije wil en eigen gedachten. Maar de vermaningen en waarschuwingen slaan zij in de wind en blijven ook onbewogen door de voorspellingen van het naderende einde, omdat zij er niet in geloven.

En daarom uit GOD Zich somstijd heel duidelijk, door van de mensen weg te nemen wat zij vrijwilliq niet willen kwijt raken. Dit is een goddelijke openbaring die maar door weinigen als zodanig wordt ingezien. Het is een openbaring die duidelijk genoeg de mensen het werken van GOD te zien geeft; omdat zij daar niet tegen op kunnen en niet in staat zijn zich daartegen te weren. Zij moeten hun volledige onmacht toegeven en konden dus ook inzien dat een hogere Macht werkzaam is volgens Haar Wil. En toch willen zij deze Macht niet accepteren, ja eerder nog ontkennen zij die Macht en dit kan hun niet belet worden omdat zij in het bezit zijn van een vrije wil.

GOD spreekt overal en Zijn Stem kan door een ieder gehoord worden, maar toch blijven de meesten daar onbewogen onder en richten hun ogen naar de wereld en haar goederen. In hun hart verstomt het begeren naar de materie niet, zodat zij al het verlorene zo snel mogelijk terug willen winnen maar de ziel gebrek laten lijden als voorheen.

Desondanks laat GOD door Zijn bemoeienissen niet na de mensen van de materie te verlossen, en er zal nog veel gebeuren vóór het einde wat voor dat doel nog dienstig is. En de zegen is hun zeker die het doel van vernietigingen en katastrofen inzien en ook HEM onderkennen, DIE over de schepping beveelt. Zegen ook voor degenen die GOD in al het gebeuren herkennen en HEM aanroepen om bescherming en hulp in elke nood. Hun wordt hulp geschonken op aarde en ook in het geestelijke rijk. Zij zullen leven ofschoon zij (lichamelijk) gestorven zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte