Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5486

5486 Verandering van wil - Het overwinnen van de materie

14 september 1952: Boek 60

De geest die u nog aan de aarde gekluisterd houdt staat vijandig tegenover Mij. Want alles wat u begeert behoort hem toe. Het geestelijke dat hij nog bezit is nog ver van Mij verwijderd en hij wil verhinderen dat het naar Mij terugkeert. U zelf bent als mens al aanzienlijk vooruitgegaan in uw ontwikkeling en toch bent u nog in zijn macht zolang u nog niet de materie hebt leren verachten als hem nog geheel en al toebehorend. U zult weet moeten hebben van de geestelijke samenhang. U zult moeten weten dat alles wat voor u zichtbaar is, onvolmaakt geestelijks is, dus deel van mijn tegenstander.

Houdt dit nu echter uw zinnen gevangen, dan bevindt u zich nog in zijn gebied, wilsmatig op hem gericht. Kunt u zich daar echter vrij van maken, van de begeerte naar dat wat hem toebehoort, dan ontsnapt u ook aan zijn macht. Dan verheft u zich als het ware van de aarde naar het rijk van de geest dat Mij toebehoort en dat u overeenkomstig uw bestemming zult mogen bewonen om daarin te kunnen doen en laten in overeenstemming met mijn wil.

Op aarde zult u nu deze verandering van uw wil moeten volbrengen. U zult de materiƫle wereld moeten leren verachten. U zult ze moeten zien als dat wat ze in werkelijkheid is: een opeenhoping van onrijp, zich nog tegen Mij verzettend geestelijks dat zich moet louteren. U zult daarom boven de materie moeten gaan staan, omdat u in de ontwikkeling het hoogste geestelijke bent op deze aards materiƫle wereld. En u zult moeten proberen nog de laatste banden met deze wereld te verbreken en daarvoor in de plaats de band aanknopen met het rijk waar Ik Heerser ben, waar alles vergeestelijkt en onnoemelijk gelukkig is. U zult u bewust moeten bevrijden uit de heerschappij van mijn tegenstander en naar Mij moeten komen.

Maar zolang de materie u nog gevangen houdt, zolang u er verlangen naar bespeurt, bent u nog niet vrij van zijn heerschappij en daarom nog niet geschikt voor het geestelijke rijk. Want Ik wil uw ongedeelde liefde bezitten. Ik wil heel uw denken in beslag nemen. Ik kan pas dan in u werkzaam zijn, als u geheel vrij bent van zijn wezen. Maar dan is vrijheid, kracht en licht uw deel. Dan heeft het geestelijke in u zich bevrijd uit zijn macht en zich tot Mij verheven, van Wie het zich nu eeuwig niet meer kan scheiden. Zolang u op aarde verblijft, zal hij u voortdurend verleiden. Maar zonder het verlangen naar de materie bent u gevrijwaard van zijn verzoekingen. Dan hebt u de materie overwonnen, dan verlangt u alleen nog maar naar de goederen van het geestelijke rijk. En in het bezit van deze goederen bent u sterk en dus ook overwinnaar op degene die mijn tegenstander is. Hem overwonnen te hebben betekent echter mijn kind te zijn geworden, kandidaat te zijn voor mijn rijk dat niet van deze wereld is, dat u gelukzaligheden schenkt die onmetelijk zijn en die waarlijk opwegen tegen de zware strijd op aarde tegen de tegenstander, doch anders dan door strijd nooit te verwerven zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte