Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5136

5136 De macht van satan

25 mei 1951: Boek 58

Groot is de macht van hem die u verderven wil, maar alleen dan, als u zelf hem deze macht verleent, omdat als u hem weerstreeft en u naar MIJ wendt, ook Mijn Liefdelicht u omspoelt dat hem volledig krachteloos maakt. Want tegen de liefde kan hij niet standhouden en de liefde zal ook hem eenmaal overwinnen, als zijn tijd gekomen is.

Werkelijk met ononderbroken inspanning weet de satan dat, wat door zijn wil is voortgekomen, maar wel vanuit Mijn Kracht, te fascineren, het voor eeuwig aan zich te onderwerpen - en daarom zal hij tot het uiterste druk uitoefenen op datgene wat hij vreest te verliezen, wat zich uit vrije wil van hem losmaakt, wat streeft naar MIJ te gaan om voor eeuwig met MIJ verenigd te zijn.

Hij zal geen middel schuwen op dit geestelijke in te werken, hij zal verwarring stichten waar hij maar kan - hij zal altijd daar zijn, waar de mijnen samenkomen. Hij zal proberen in hun gedachten tussenbeide te komen om zijn wil op hen over te dragen, ofschoon hij inziet dat hij de macht over dat geestelijke verloren heeft. Nochtans staat hij als vijand tegenover MIJ, want zijn eerzucht is zo groot, dat hij nog zo verblind is te geloven dat zijn macht niet te breken is. In de liefde ziet hij wel een wapen dat hem verwondt en daarom ontvlucht hij ze, waar ze hem de voet dwars zet. En hij wakkert de liefdeloosheid aan waar hem maar de geringste mogelijkheid geboden wordt. Hij voelt dat zijn macht kleiner wordt en wil zich toch niet laten overwinnen.

Daarom is zijn activiteit vaak onmiskenbaar, omdat zijn middelen altijd zodanig zijn, dat er vijandschap tussen de mensen ontstaat die elkaar genegen zijn, dat verwarring ontstaat waar duidelijkheid heerste. En de schuld is bij de mensen zelf te zoeken, daar zij door kleine liefdeloosheden satan een vinger geven - en hij de hele hand probeert te pakken, d.w.z. dat hij de mensen tot steeds grotere liefdeloosheid aanzet.

Hij heeft grote macht, maar alleen daar waar ze hem verleend wordt - omdat u, mensen niet dat wapen tegen hem aanwendt dat hem machteloos laat worden, omdat u de liefde te weinig beoefent; omdat de eigenliefde nog sterk is in u, die,hem echter een welkome mogelijkheid biedt. Dan herkent u hem niet als hij u de weg verspert, dan zijn uw ogen slechtziende en u beziet hem als vriend en schenkt hem uw vertrouwen. Hij is uw vriend niet zolang hij Mijn tegenstander is - en hij is zolang Mijn tegenstander als hij zonder enige liefde is - zolang is hij te vrezen. Als u zelf zonder liefde bent, dan behoort u hem toe en bent van MIJ nog ver verwijderd. Is echter de liefdevonk in u ontvlamd, dan verbreekt u zelf de keten die u gebonden houdt. Dan verandert u van heer, dan verbindt u zich met MIJ en dan heeft hij elke macht over u verloren. Daarom hoeft u hem niet te vrezen, u die van MIJ geworden bent door uw wil, die streeft naar MIJ te komen en hem afwijst.

Dan kan hij u ook niet meer schaden, maar u kunt hem nog helpen doordat u gloeiende kolen op zijn hoofd stapelt, doordat uw liefde zich ook tot alles uitstrekt wat u vijandig gezind is, doordat u het boze met liefde beantwoordt, omdat hij dan moet inzien dat u zich vergoddelijkt heeft. Dat u de meerdere bent van hem in het helderste licht en onmetelijke kracht. Want als een wezen hem heeft overtroffen, bespeurt hij diens macht en laat het ook in gedachten los, d.w.z. het wordt niet meer door hem lastig gevallen omdat het, als verenigd met MIJ, voor hem onbereikbaar is.

De weg naar het Vaderhart is voor alle mensen begaanbaar en de keten die hen gebonden houdt is voor alle mensen te verbreken door de liefde, die tegelijkertijd het middel is om los en vast te maken, die u tot Mijn kinderen maakt, die eeuwig de Wederliefde van de VADER ondervinden en daarom eeuwig gelukkig zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte