Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4709

4709 Liefde kracht van de ziel - Volmaaktheid

10 augustus 1949: Boek 54

De kracht om de ziel te ontplooien is de liefde. Waar liefde in het hart aanwezig is, zal de ziel zich ook op geestelijke zaken richten. Ze zal een innerlijk leven leiden en niet alleen aandacht aan de wereld schenken, ofschoon de mens midden in de wereld leeft en aan de eisen ervan moet voldoen, omdat de taak die hem is gesteld dit zo verlangt. Desondanks kan de mens zijn innerlijk leven geestelijk vorm geven. Het hoeft geen schade te zijn toegebracht door aards gewoel. Zijn innerlijk leven kan geheel afzonderlijk worden geleid en daarom kan ook een ziel geheel rijp laten worden wier lichaam zich niet van de wereld kan afzonderen. Ja, haar verdienste zal veel groter zijn, want ook de verzoekingen die zo’n ziel wil weerhouden om geestelijk te streven zijn groter. Maar de liefde is haar kracht. Een liefdevol mens brengt in zichzelf tot ontplooiing wat hem met God verbindt en dan trekt de liefde van God hem omhoog, want de liefde is de band die niet kan scheuren en die de ziel innig aan God bindt. Een ziel die kan liefhebben zal niet verloren gaan. Want ze maakt zich door de liefde los van de tegenstander van God wiens kenmerk de liefdeloosheid is en die alle macht verliest over een liefdevolle ziel. De liefde is het goede, zachtaardige in de mens dat hem ertoe aanzet steeds juist te handelen, denken en spreken en de medemens te helpen in elke nood. De liefde zal daarom de mens edeler maken. Ze zal alle slechte aandriften in het tegendeel veranderen. Ze zal de mens vormen tot een goddelijk evenbeeld zoals hij in het begin was geschapen, omdat de Liefde hem liet ontstaan en uit de Liefde alleen het goede kan voortkomen.

Veranderen kon zo’n door Gods liefde geschapen wezen alleen de liefdeloosheid, en die was het werk van de tegenstander van God die echter niet beslissend op het wezen inwerkte, alleen maar proberend. En het wezen bezweek aan de verzoeking uit vrije wil. De liefde in hem bekoelde en daardoor viel het in de diepte. Het werd onvolmaakt en moest alle gevolgen van de onvolmaaktheid op zich nemen. En dus werd het ook krachteloos, omdat de liefde de enige kracht is die het wezen in staat stelt om te scheppen en te werken. Zolang het wezen zonder liefde is, bevindt het zich in een worstelend stadium. Zodra de liefde weer zijn wezen vervult, is het ook van kracht vervuld, en het slaagt in alles wat het wil. En zo zal het ook weer de vroegere hoogte, de staat van licht en kracht in de nabijheid van God bereiken, als het maar de liefde in zich tot ontplooiing brengt, omdat het hem dan niet aan kracht ontbreekt, omdat het zich dan weer met God aaneensluit, Die de Liefde en de eeuwige Krachtbron zelf is, uit welke een volmaakt wezen nu voortdurend wordt gespijzigd. Alleen de liefde maakt het wezen gelukzalig, want alleen de liefde leidt naar God.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte