Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4498

4498 Het vermogen om goddelijke wijsheden door het hart op te nemen

28 november 1948: Boek 52

Goddelijke wijsheden moeten uiterst diep in het hart worden gezocht. Want puur mensenverstand zal ze noch kunnen verklaren, noch begrijpen, als het hart er geen deel aan heeft. Daarom kunnen goddelijke wijsheden alleen worden ontvangen door mensen die een diep innerlijk leven leiden. Die zich vaak in de stilte terugtrekken, dat wil zeggen: hun gedachten afwenden van de wereld, van aardse zorgen en aardse plannen. Die in zichzelf verzinken en proberen het rijk te doorgronden dat aan gene zijde van de aardse wereld is.

Zulke mensen beloont God, doordat Hij hun inzage verleent in de meest verborgen zaken, doordat Hij hen laat schouwen in Zijn arbeidsterrein. Doordat Hij hun Zijn plan van eeuwigheid bekend maakt en ze tevens het inzicht geeft alles te begrijpen en de samenhang te vatten. De grootste mysteries probeert Hij hun te onthullen, ofschoon het bevattingsvermogen van de mens niet volstaat om een uitputtende uitleg op te nemen, zolang hij niet een zodanige graad van rijpheid heeft, dat hij met het licht van de wijsheid kan worden doorstraald.

Maar met de voortschrijdende ontwikkeling van de mens neemt ook het bevattingsvermogen toe. En het is daarom goed mogelijk al op aarde in diepe geheimen door te dringen, dus zich diepe goddelijke wijsheid eigen te maken. Maar deze is dan ook alleen begrijpelijk voor de ontvanger zelf, terwijl de medemens er zich geen raad mee weet, omdat hem elk begrijpen van de samenhang van alle scheppingswerken met de eeuwige Schepper ontbreekt.

Toch moet de rijpere mens zijn best doen om ook de medemens kennis te geven, omdat het weten van de één de ander kan aansporen tot geestelijk streven. Omdat er licht moet worden gebracht in de duisternis die over de mensheid ligt gespreid, die in algehele onwetendheid van geestelijke waarheden voortgaat en de zin van haar aardse leven niet onderkent, zoals ze ook niets weet over het einddoel van iedere mens afzonderlijk, dat met alle ijver moet worden nagestreefd gedurende het aardse bestaan.

De vraag: “Waar leven wij mensen eigenlijk voor?” staat bij de meeste mensen open. En ze nemen ook niet de moeite die te beantwoorden of een aanvaardbaar antwoord te zoeken. Ze stellen vaak deze vraag, maar zonder serieus een antwoord te verlangen, of diegenen aan te horen die hun daar een antwoord op geven. Want ze laten steeds alleen het verstand spreken, maar nooit het hart. Dat wil zeggen: ze slaan geen acht op hun gevoelens die voor hen een duidelijk antwoord zouden zijn. Ze overstemmen de stem van het hart en richten zich geheel en al op de wereld. Dus zijn ze ook niet in staat goddelijke wijsheden op te nemen die een zich afzonderen van de wereld vereisen.

En zo blijft het donker en zonder licht in de wereld. En aan slechts weinige kan door de innerlijke stem opheldering worden gegeven. Maar deze weinige zullen gelukkig zijn en blijven, want ze nemen goddelijke wijsheid mee over naar het geestelijke rijk, vanwaar die haar oorsprong heeft, terwijl de anderen in diepste geestelijke duisternis het rijk hierna betreden, omdat ze het licht niet hebben gezocht op aarde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte