Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/3399

3399 Wil - Gedachte - Daad - Verantwoording

9 januari 1945: Boek 44

Uw wil is vrij en bijgevolg wordt u niet gedwongen goed te zijn, zoals u ook niet tot slechte daden of gedachten kunt worden gedwongen door de krachten der duisternis. Integendeel, alleen aan u ligt het, hoe u uw levenswandel denkt te leiden. En wanneer u door mensen die u in kracht de baas zijn, gedwongen wordt tot daden die vijandig zijn tegenover God, dan bent u voor deze handelingen niet verantwoordelijk. Want dan beslist ook alleen uw wil uw innerlijke instelling tegenover datgene wat u noodgedwongen uitvoert. Maar is uw gedachte slecht, is uw wil bereid deze gedachte in daden om te zetten, dan zult u niet van de verantwoording worden ontheven. En u zult de gevolgen van uw daden op u moeten nemen, op aarde of in het rijk hierna.

Uit vrije wil uitgevoerde handelingen hebben dus als uitwerking dat ze het leven in de eeuwigheid bepalen voor zover ze niet op aarde al hun loon of straf hebben gekregen, terwijl onder dwang uitgevoerde handelingen wel voor het leven op aarde belangrijk kunnen zijn, maar niet het leven van de ziel na de dood in gevaar brengen. Want deze handelingen worden diegenen ten laste gelegd die macht hadden over de mens en dus diens wil onvrij hebben gemaakt. Deze moeten zich verantwoorden voor de daden waarvan zij de aanstichters waren. En hun schuld is soms zo groot dat er eeuwige tijden voor nodig zullen zijn om deze te delgen.

De mens moet steeds meer bij zichzelf nagaan in hoeverre zijn diepste gedachten beantwoorden aan de goddelijke geboden, in hoeverre dus zijn handelen overeenstemt met zijn denken. Want de gedachten zijn steeds producten van de vrije wil. Dus moeten de gedachten goed zijn, willen ze stroken met de wil van God. Wijken de gedachten af, gaan ze in de verkeerde richting, dan heeft dus de wil van de mens gekozen voor handelingen die tegen God gericht zijn, zelfs wanneer hij een daad niet kan uitvoeren. Dus is hij ook reeds voor zijn gedachten verantwoordelijk, omdat deze door de vrije wil worden voortgebracht.

En daarom moet de mens zich rekenschap geven van zijn denken, want weer komt het erop aan of deze gedachten met geweld op het kwade of goede worden gericht door de medemens, of dat ze uit eigen beweging in de mens opkomen. Maar steeds zal de mens de mogelijkheid hebben de hem niet bevallende gedachten te verwerpen, want zijn denkwerk hangt wederom af van zijn wil. En deze is ook in staat de hem weerstrevende gedachten te laten vallen, zoals hij ook steeds slechte werken innerlijk kan veroordelen, waardoor hij zich vrijmaakt van elke medeplichtigheid.

God let alleen op de meest innerlijke wil van de mens, die dus in zijn denken tot uitdrukking komt. En nooit zal God hem veroordelen voor dat wat hij doet als dit tegen zijn innerlijke wil ingaat. Maar hij wordt vaak voor de beslissing geplaatst en dan moet hij zich waarmaken, daar hij zich anders eens zal moeten verantwoorden voor zijn denken en handelen. Want God gaf de mens een vrije wil die hij nu echter ook op de juiste wijze moet gebruiken: in goede gedachten, woorden en werken die eens in het geestelijke rijk gevolgen zullen hebben en de ziel het eeuwige leven opleveren.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte