Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/3139

3139 Ceremonies en uiterlijkheden werken belemmerend

30 mei 1944: Boek 41

Het is alleen maar een geestelijke ontwikkelingsgang wanneer de ziel van de mens zich met haar geest verenigt. En daarom hoeft dit proces op geen enkele manier uiterlijk gekenmerkt te worden door gebaren of ceremoniƫle handelingen. Zodra de ziel de aaneensluiting zoekt met het geestelijke rijk, zodra ze zich verbindt met God in het gebed of ze tracht met de lichtwezens in contact te treden door gedachten die ze in het geestelijke rijk zendt, maakt ze zich los uit de aardse omgeving. Ze schenkt het lichaam geen aandacht meer en maakt zich dus vrij van al het aardse, omdat dit belemmerend werkt bij een innige verbinding. En zo moet ook elke uiterlijke handeling, elke ceremonie als een belemmering worden beschouwd die afbreuk doet aan de innige verbinding met God of de geestelijke wereld. Want zodra ze zuiver mechanisch wordt verricht, is ze zonder enige waarde en onnodig. Is echter de gedachte van de mens erbij, dan verliest de geestelijke verbinding aan diepte. De wil mag daarbij goed zijn, maar de mens zelf vermindert de toevoer van kracht die voor hem uit deze verbinding voortvloeit. Iets geestelijks verdraagt geen aardse remmingen, dat wil zeggen: de geestelijke uitwerkingen zijn daarmee in overeenstemming. De mens hoeft nooit naar buiten toe kenbaar te maken dat hij de geestelijke verbinding tot stand brengt. Het is voldoende dat de medemens op de hoogte is van zijn streven en hem tracht na te volgen, weer op zodanige wijze, dat hij zich in alle stilte naar binnen keert en met God of de geestelijke wezens samenspraak houdt. Want hij moet weten dat de geestelijke wereld alleen in geestelijke handelingen genoegen schept. Dat zelfs de lichamelijke ceremonie van het op de knieƫn vallen, voor de geestelijke wereld zonder betekenis is, omdat niet het teken van de deemoed voor God, veeleer de deemoed zelf Zijn welgevallen heeft en de mens ook Zijn genade oplevert. Maar God heeft geen uiterlijk bewijs nodig. Veeleer ziet Hij in het hart en heel vaak laten de uiterlijke handelingen het innerlijke leven ontbreken. De mensen zelf nemen echter vaak genoegen met deze ceremonies en hebben deze alleen maar voor de medemensen voltrokken, wat de ziel geen enkel voordeel oplevert. En daarom moet de mens steeds zijn best doen zich totaal los te maken van aardse gebruiken en vormen. Hij moet elke vrije minuut benutten om het innige contact met de geestelijke wereld tot stand te brengen. Hij moet de aardse wereld buiten beschouwing laten en er niets van meenemen naar de overkant. Integendeel, alleen de ziel moet in het geestelijke rijk zweven, opdat haar door deze vereniging te allen tijde goddelijke genadegave kan toestromen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte