Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2767

2767 Het geloof aan een voortleven van de ziel De genade van GOD

7 juni 1943: Boek 34/35/36

Door de genade van GOD wordt u een weg getoond die als u die begaat, onherroepelijk omhoog moet voeren. Er is geen gave van boven zo zegenrijk als het aanbieden van het goddelijke Woord, want dit geeft u de richtlijnen voor uw aardse levenswandel en verklaart u die Wil van GOD. En het vervullen van het goddelijke Woord is een geestelijke voortgang, en dit laatste is het doel en de betekenis van het aardse leven.

De mensen begrijpen de geestelijke nood niet waarin zij zich bevinden, hoe verschrikkelijk laag het niveau van hun zielerijpheid is omdat zij een geestelijke opwaartse ontwikkeling op de aarde niet willen tellen, omdat zij met hart en ziel alleen aan de aarde gebonden zijn. Zij houden een vervolmaking van de ziel als doel van het aardse leven voor fantasie of inbeelding, die uit de wil van de mens zelf voortkomt en die ook niet te bewijzen is.

Het geloof aan een voortleven nà de dood is nog maar bij weinigen aan te treffen. Toch maakt dit geloof pas de noodzakelijkheid van een opwaartse ontwikkeling op aarde begrijpelijk, want pas dan heeft de gehele schepping een doel en een betekenis, nml.tot hogere ontwikkeling van het geestelijke te dienen.

Maar omdat dit geloof de mensen ontbreekt omdat zij een leven van de ziel nà de dood ontkennen, beseffen zij niet dat er een geestelijk doel in de schepping is. Veeleer beschouwen zij alles vanuit het gezichtspunt dat het aardse leven zelf de zin en het doel er van is. Zij denken dat er dus alles alleen maar is ten behoeve van het lichaam, om haar welzijn ten volle te ontplooien. En deze houding verhoogt de graad van rijpheid van de mens niet, maar bevordert veeleer weer de verlaging ervan, als de mens niet geholpen wordt, als de Liefde van GOD niet wordt ingeschakeld en Zijn genade hem te hulp komt opdat hij ziende wordt.

En deze genade stroomt hun nu toe maar wordt toch door veel mensen niet beseft, daar zij anders dolgelukkig zouden zijn en de strijd op aarde zouden kunnen voeren met groter weerstandsvermogen. Maar de mensen zijn geestelijk blind. Zij herkennen de zuiverste waarheid uit de hemelen niet, zij zien alleen de wereld. Voor al het wereldse hebben zij begrip, maar om hun blik op het hogere te vestigen, om verborgen dingen te weten, daartoe ontbreekt hun de innerlijke drang omdat niemand hun het bewijs van een voortleven nà de dood kan leveren.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte