Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2544

2544 Geloof aan de Onsterfelijkheid van de ziel is nodig om aan zichzelf te werken

10 november 1942: Boek 33

De mensen moeten er zich duidelijk van bewust worden, dat het aardse leven alleen middel tot het doel is, maar nooit doel op zichzelf. Pas dit inzicht spoort hen aan om te streven het doel te bereiken terwille waarvan de mens op aarde leeft. Bijgevolg moet hem het geloof aan een voortleven van de ziel na de dood worden overgebracht, de onsterfelijkheid van de ziel moet hem met redenen worden omkleed, ofschoon deze de mens niet kan worden bewezen. Er moet hem een weten worden ontsloten dat hem de onsterfelijkheid begrijpelijk maakt zodat het hem makkelijk valt, ook zonder bewijs te geloven.

Dan pas beschouwt hij de aarde als middel tot het doel en stelt zijn hele leven in op het voortleven na de dood. Pas deze gedachte laat hem dan de aardse goederen met andere ogen bekijken, want hij leert nu de vergankelijkheid ervan te beoordelen en hij richt zijn aandacht op zaken die voor eeuwig blijven bestaan. En wat hij dan doet, brengt hij in verband met het leven hierna.

Zodra de mens er aan gelooft dat het leven niet ophoudt met de dood, denkt hij erover na van welke aard het leven na de dood mag zijn, hij stuurt dus zijn Geest ten hogen, d.w.z. in regionen die woonplaats zijn van de ziel na beƫindiging van het leven op aarde. En in deze regionen wordt hem dan uitsluitsel gegeven, en wel d.m.v. gedachten, zodat de mens nu in volle overtuiging zichzelf als een pelgrim op aarde beschouwt, wiens levensloop spoedig beeindigd is en tracht hij deze korte tijd op aarde vruchtbaar te benutten.

Het geloof aan de onsterfelijkheid is bijgevolg onvermijdelijk onontbeerlijk, wil de mens aan de arbeid aan zijn ziel beginnen, zoals echter ook dit geloof de mens verhindert het leven alleen zuiver werelds te leven. Maar een onweerlegbaar bewijs is niet te leveren over het voortleven van de ziel. Dit is ook een leerstuk dat nooit bewezen kan worden, echter door ijverig nadenken tot de diepste overtuiging kan uitgroeien, zoals al het geestelijke niet te bewijzen valt, opdat de vrije wil van de mens niet wordt begrensd en het geloof niet wordt afgedwongen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte