Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2404
2404 Duisternis
11 juli 1942: Boek 32
Het is een toestand van volledige duisternis, waarin de mensheid wandelt, zolang ze zich niet in de waarheid bevindt. De mensen zelf ervaren dit tijdens hun aardse leven niet, omdat dit leven hun voldoende dingen biedt, die nastrevenswaardig lijken. Maar als ze het aardse leven verlaten, zonder eerst kennis verworven te hebben, dat wil zeggen zonder dat ze de waarheid herkend hebben, dan is een duistere omgeving hun lot en dit is een uiterst kwellende toestand, die grote inspanningen vereist om in een lichtvolle toestand veranderd te worden.
Gods zorg betreft daarom onophoudelijk Zijn schepselen, zodat ze nog op aarde tot het licht, tot inzicht, komen en Hij wil dit laten verspreiden op aarde door mensen, die zonder verzet Zijn uitstraling, Zijn geest, in ontvangst nemen. Deze schenkt Hij Zijn vertrouwen en maakt hen dus tot lichtdragers, die nu van hun kant eveneens het licht kunnen verspreiden. Het uit kunnen delen aan die mensen, die er in de duisternis op los leven.
Ze moeten daarom zelf wetend worden om kennis door te kunnen geven. Ze moeten in de waarheid onderwezen worden om weer waarheid onderwijzend werkzaam te kunnen zijn. En deze waarheid wordt hun door de geest uit God gegeven. Hij daalt op de mensen neer en vult hun hongerende harten. Elk mens, dat tot liefde in staat is, neemt aan dit onderricht deel, want het zal zonder tegenwerken alles accepteren, wat hem maar door deze lichtdragers toegestuurd wordt. Maar onvoorwaardelijk moet er een werkzaam zijn in liefde aan voorafgaan, voordat het goddelijke woord, dat de waarheid is, in dit mens, dat het overgedragen krijgt, werkzaam kan worden. En daarom kan de waarheid ook alleen maar daar een plek vinden, waar een leven in liefde geleid wordt, terwijl de mensen, die dit niet opvolgen, in dezelfde onwetendheid en duisternis van geest blijven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling